KIK 24. Gevelsteen ‘Den Soeten Naeme Jezus’, Hasselt, 1664

Page 1

K U N S T

GEVELSTEEN

I N

"D e n

D E

S o eten

K I J K E R

N aexn e

J e z u s",

-

1664

Maaslandse kalksteen, 65 x 57 x 11 cm Inschrift : MARTINUS DEECKENS - ANNO 1664 Permanente bruikleen Provinciebestuur Limburg, juli 1982 Inv.nr. SMH 82/B/108

24


DE VOLKSE RIJKDOM VAN HUISNAMEN EN UITHANGTEKENS

"Een stad zonder uithangteekens en opschriften heeft iets ongezelligs en houterigs, iets doods en akeligs: zulk een stad is als een doofstomme, als een overeindstaand lijk". Zo schre­ ven J.Van Lennep en J.Ter Gouw in de inleiding van hun tweede­ lig basiswerk De Uithangteekens in verband met Geschiedenis en Volksleven beschouwd uit 1868. Toen deze met heimwee geladen regels verschenen, was de glorietijd van de uithangtekens nauwelijks een halve eeuw tevoren vrij abrupt afgebroken. In de Franse tijd kregen de huizen immers elk een nummer. Dit eerder prozaïsche systeem kwam voort uit dezelfde drang naar efficiëntie en uniformiteit die ook reeds hadden geleid tot de invoering van de Burgelijke Stand en het decimaal stelsel. Bij oude gebouwen bleef de naam weliswaar nog naleven, maar bij nieuwbouw werden huizen letterlijk "nummers". Bovendien werden beeldende voorstellingen van de huisnaam of de aard van de handel, naarmate het analfabetisme afnam, meer en meer vervangen door een aanduiding met tekst. Het was nog wel toegelaten uithangtekens aan de gevel te bevestigen, maar dan wel met verschillende beperkingen. Door de bureaucratisering en de vergaande regularisering verwaterde het systeem van uithangtekens dat eeuwenlang het uitzicht van onze steden mee had bepaald. Door de groei van de steden in de middeleeuwen werd het nood­ zakelijk huizen van elkaar te onderscheiden. Men gaf zijn woning een naam en visualiseerde dit onder de vorm van een uithangteken. De naamgeving kon verband houden met de naam, het familiewapen, het beroep van de eigenaar, of met de lig­ ging van het huis, maar steunde veelal op ongebreidelde fanta­ sie. Door geduldig historisch speurwerk hebben C.Bamps en E.Geraerts en J.J.Melchior ca.800 oude Hasseltse huisnamen weten te verzamelen. Bij het overlopen van de lange lijst, krijgt men een fascinerende kijk op de volkse creativiteit: sommige namen verraden ironie ("De armen Duyvel"), exotisme ("De Chineesche Baard"), het pittoreske ("Het audt Hoexken"), humor ("De verkeerden pot"), zelfrelativering ("De vuylen Hoek) of trivialiteit ("De fluwelen Pispot"); andere wijzen op kennis van de Bijbel ("Coninck David"), de heraldiek ("Waepen van den coninck van Polen"), aardrijkskunde ("De stad van Amsterdam"). "Den Soeten Naeme Jezus" is een goed voorbeeld van een huisnaam die zijn oorsprong vindt in de volksdevotie. Mede dankzij het vooruitziend verzamelbeleid van E.H.Polydor Daniëls zijn er in hasselt opmerkelijk veel uithangtekens van de ondergang gered geworden. Van de ca.50 bewaarde exemplaren berust het grootste gedeelte in het Museum StellingwerffWaerdenhof; enkele uithangtekens functioneren nog in situ. De tentoonstelling "Hasseltse Uithangborden en Gevelstenen" (1979) heeft bovendien geleid tot een renaissance van het oude volkse fenomeen dat uithangtekens zijn. 2


DE GEVELSTEEN "DEN SOETEN NAEME JEZUS" EN ZIJN ICONOGRAFISCHE BETEKENIS

Het uithangteken "Den Soeten Naeme Jezus" is vervaardigd uit Maaslandse kalksteen. Centraal op de nagenoeg vierkante gevel­ steen staat het Christusmonogram IHS. Het dwarsstreepje van de H is uitgewerkt tot een hart, bekroond met een kruis. Onder het monogram prijken drie nagels, die verwijzen naar de kruis­ wonden van Christus. Deze allusie wordt nog geëxpliciteerd in de twee handen en voeten, allen doorboord, die boven en onder bij het centrale motief aansluiten. Rond het geheel vlammen zonnestralen die de "Naam van Jezus" letterlijk doen glanzen. Naast de eigenlijke voorstelling in halfverheven beeldhouw­ werk, zijn ook een naam en een jaartal ingebeiteld: MARTINUS DEECKENS - ANNO 1664. Het monogram IHS was zodanig bekend en verspreid dat de let­ ters tot een symbool geworden zijn en dat ook ongeletterden er de Naam van Jezus in herkenden. Doorgaans leest men IHS als Iesus Hominum Salvator. Dit is echter maar een halve waarheid. De oorsprong van het Christusmonogram gaat terug tot de tweede eeuw bij de Griekse copiisten van het Nieuwe Testament. Zij verkortten de veel voorkomende Jezus, IHCOUC in het Grieks tot de beginletters IH, dat via IHC uiteindelijk IHS werd. De 'H' verwijst dus in oorsprong naar de Griekse letter 'èta'. Toen men later IHS vanuit het Latijn las, heeft men H en S verkeer­ delijk met Hominum Salvator geïdentificeerd Al van in de 14de eeuw werden de letters IHS omgeven door een zonnekrans, die in oorsprong 12 stralen telde. Een dergelijke voorstelling treft men ondermeer op huisgevels uit die tijd in Siena en Viterbo. Het Christusmonogram met kruis in een stralenkrans komt voor in de meest bekende voorstelling van de Naam Jezus: het schil­ derij "De droom van Filips II" door El Greco (Escoriaal). Van in de renaissance wordt de Naam vaak verbonden met de passie door de toevoeging van drie nagels onder het monogram (vgl.afb.l). De aanvulling met nog andere "Arma Christi" (lijdenswerktuigen van Christus), zoals doorboorde handen en voeten, is eerder zeldzaam omdat het geen verrijking is van de iconografische betekenis (vgl.afb.2). De devotie tot de naam Jezus komt reeds voor in geschriften van sommige mystici, maar werd vanaf de 13de-14de eeuw vooral verspreid door de dominicanen. De jezuïeten kozen van bij hun ontstaan IHS met drie nagels tot embleem en het lag dan ook voor de hand dat zij, in volle contrareformatie, de devotie voor de Naam Jezus sterk stimuleerden. Dit leidde in 1721, onder Paus Innocentius XIII, tot het invoeren van een aparte feestdag voor de Naam Jezus, op 2 januari, de dag na de be* met dank aan lie. E.H. Rudi Mannaerts 3


snijdĂŠnis waarbij traditioneel ook de naam gegeven werd. In oude missalen vindt men bij de liturgie van het "Feest van den Zoeten Naam Jezus", talrijke verwijzingen naar de "Naam".

afb.l

afb.2

4


Van in de 16de eeuw drong de cultus voor de Naam sterk door in het volksgeloof. In onze streken is er vaak sprake van de Zoete (of Soete) Naam Jezus, ondermeer in volkse gebeden. "Zoet" moet hier worden verstaan als "aangenaam". Het bekend­ ste voorbeeld is wel "den Godzaligen Huyszegen van den zoeten naem JÊsus en zyne lieve Heyligen", een volksprent met gebed die vroeger in vele boerengezinnen waakte over het welzijn van het huis en zijn bewoners. De devotie van de zoete Naam vond ook weerklank in de vrome begijnhoven: zo is er zowel in Leuven als in Lier (afb.3) een huis dat deze naam draagt. afb. 3

5


Het komt ons misschien vreemd voor dat er zoveel aandacht besteed wordt aan de naam, die uiteindelijk minder essentieel is dan de persoon zelf. De verwijzing naar de naam - niet enkel van Jezus maar ook van God - komt nochtans meermaals voor in de liturgie: de eucharistie begint met "In de naam van...", en in het Onze Vader zegt men "...geheiligd zij Uw Naam...". Volgens theologen is de Naam "in een karakteristieke eenheid en onderscheidenheid identiek met en plaatsvervangend voor de benoemde". DE HISTORISCHE GEVELSTEEN

OORSPRONG

EN

DE

LATERE

OMZWERVINGEN

VAN

DE

Logischerwijs wordt de gevelsteen "Den Soeten Naeme Jezus" in verband gebracht met het gelijknamige huis. Deze woning ligt in de Kleine Maastrichterstraat (het huidige nr.22) en was vroeger een interessante, vermoedelijk 16de-eeuwse vakwerkbouw, die tot in het begin van deze eeuw heeft standgehouden. Via oude postkaarten en schetsen (afb.4) kan men zich nog een idee vormen van de 19de-eeuwse toestand van dit huis in houtskeletbouw. Op dat moment was Den Soeten Naeme maar een flauwe afspiegeling van wat het ooit geweest was. Van in de 16de eeuw woonden er leden van de aanzienlijke familie Vrerix, die meerdere burgemeesters, schepenen en bouwmeesters heeft voort­ gebracht. Op het einde van de 18de eeuw werd het grote huis gehalveerd en kreeg het zijn volume zoals het op de afbeeldin­ gen te zien is; de andere helft kreeg de naam "In den Hoeghen Winckel". afb.4

6


Bij nader onderzoek komen er een aantal anomalieën naar voren die de band tussen de gevelsteen en het gelijknamige huis ontkrachten. Het is onlogisch dat een 17de-eeuwse gevelsteen in een 16de-eeuwse vakwerken gevel zou ingewerkt zijn; om een dergelijke ingreep in de constructie te vermijden zou men eerder zijn toevlucht genomen hebben tot een uithangbord dat men aan de gevel zou bevestigd hebben. Bovendien wijst niets in de bouwgeschiedenis van het huis, zoals die door Melchior is beschreven, op ingrijpende verbouwingen in de 17de eeuw. Tenslotte kan er geen enkel verband gelegd worden tussen de historische bewoners en Martinus Deeckens die op de steen vermeld wordt. Hoewel er geen ander huis in het oude Hasselt de huisnaam "den Soeten Naeme" droeg, is er toch een meer betrouwbaar alterna­ tief: het Oude Vrouwenhuis in de Raamstraat. Deze oplossing wordt aangereikt door de onvolprezen J.J.Melchior: "De eige­ naar (van het huis in de Raamstraat) Colette bezorgde aan het Stadsmuseum een witten hardsteen, die zich over twee eeuwen boven de ingangsdeur bevond, dragende uitspringende aanteke­ ningen: Martinus Deeckens. I.H.S. Anno 1664”. In het Aide Vrouwenhuys, ook die Hoeserkens genoemd, was er plaats voor acht "oude eerlycke vrauwkens oft geestelyke dochters", die elk in de tuin een perkje toegewezen kregen. Volgens het reglement mochten er geen "jongens groot oft kleyn en mogen woonen...". Samen met zijn zussen Dina, Mechel en Maria stichtte Martinus Deeckens (1610-1663) het Oud Vrouwenhuis. Deeckens (vaak ook 'Dekens' gespeld) stierf in 1663 en werd volgens het parochieregister niet op het kerkhof maar in de (St.-Quintinus)kerk begraven, hetgeen op een zekere status wijst. Hij was ongehuwd en dus zonder rechtstreekse erfgenamen; vermoedelijk heeft hij bij testament het Oude Vrouwenhuis gesticht. Dit verklaart het posthume jaartal 1664 van de gevelsteen. Het tehuis zelf werd pas goed in 1665 geopend, zoals kan afgeleid worden uit de (vroegere) muurankers van het huis en de datum van het regle­ ment. Het Oude Vrouwenhuis heette weliswaar niet Den Soeten naeme, maar kon als katholiek geïnspireerde instelling toch een afbeelding met Christusmonogram in de gevel dragen. Van bij de opening van het eerste Stadsmuseum aan de Groen­ plaats, behoorde Den Soeten Naeme samen met zes andere uit­ hangborden en gevelstenen tot de verzameling. Conservator E.H. Polydor Daniels schreef in zijn catalogus dat de steen afkom­ stig was van de Maastrichterstraat en zette zo de latere auteurs op een dwaalspoor. Na de sluiting van het eerste Museum ging de gevelsteen over in provinciaal bezit en belandde uiteindelijk in het lapidarium rond de ruïne van de Begijnhofkerk. Hier trof de Duitse kunstenaar Hans Orlowski de steen aan die hem inspireerde tot de houtsnede "Alter Grabstein im Begijnhof Hasselt" (uit 1964) 7


(afb.5). De van zijn context beroofde gevelsteen werd verkeer­ delijk als funerair monument aanzien. afb.5

8


Rehabilitatie kwam er pas in 1979, toen de pas opgerichte VZW Vrienden van het Stadsmuseum als eerste activiteit de reeds eerder vermelde tentoonstelling organiseerde over Hasseltse uithangtekens. De Soeten Naeme viel hierbij zo in de smaak dat hij zowel de kaft van de catalogus, als de affiche mocht sieren. Uiteindelijk kreeg de gevelsteen een definitief onderkomen in het Museum Stellingwerff-Waerdenhof. Het is een mooi voorbeeld van vaardige volkskunst en een stenen herinnering aan een menslievende stichting uit de 17de eeuw.

k k k

9


HERKOMST VAN DE ILLUSTRATIES:

1. Detail van het titelblad van A.KIRCHER, China monumentis illustrata, Antwerpen, 1667: de heiligen Ignatius van Loyola en Franciscus Xaverius knielen voor het Christusmo­ nogram (uit J.J.M.TIMMERS, Christelijke symboliek en icono­ grafie, Haarlem, 1978 (3de dr.) p.31). 2. Detail van een prent van O.-L.-V. van Loreto, 19de eeuw (uit E.VAN HEURCK en G .J .BOEKENOOGEN, L'imagerie populaire des Pays-Bas Belgique-Hollande, Parijs, 1930). 3. "In den soeten naem Jésus" in het begijnhof van Lier (sterkwaterplaat van Willem Geets uit A.BERGMANN, Ernest Staas advocaat, Gent, 1875 (2de dr.). 4. Tekening van het huis "Den Soeten Naeme..." in de Maastrichterstraat (uit E.GRABBE, Der Flàmische Holzbau, Ber­ lijn, 1919, afb.5). 5. Houtsnede "Alter Grabstein im Begijnhof Hasselt" (uit 1964) van Hans Orlowski (Eigendom Provincie Limburg, in depot in het Openluchtmuseum Bokrijk).

k

ie

10

k


BEKNOPTE BIBLIOGRAFIE

RAH, Oud archief van de Stad Hasselt, 1171: reglement van het Oud Vrouwenhuis. RAH, Familiearchieven, 2062: handschrift van J.Melchior, Geschiedenis en beschrijving van Hasselt. SAH, Parochieregisters. C.BAMPS en E .GERAERTS, Hasselt-Jadis dl.l, in Bulletin de la Société des Mélophiles de Hasselt, 30 (1894), pp.17-129. H.BRINK (ed.), s.v. Naam Jésus, devotie tot de, in Theologisch Woordenboek, Maaseik, 1958, kol.3425-3429. G.CALUWAERTS (red.), Hasselt intra muros. Hasselt binnen de oude wallen, Deurne-Hasselt, 1989. P.DANIELS, Stad Hasselt Gemeentelijk Museum geopend in het jaar 1909, Hasselt, 1909. J . GRAUWELS, Kroniek van Hasselt (1078-1914). Grepen uit het dagelijks leven, Hasselt, 1982. Hasseltse uithangborden en gevelstenen. Tentoonstellingscata­ logus, Hasselt, 1979. E .KIRSCHBAUM, s.v. Name Jesu, in Lexicon der Christlichen Ikonografie, Rome-Freiburg-Basel-Wenen, 1971, dl.3, kol.311313. K. RAHNER en H.VORGRIMMER, s.v. Naam, in Klein Theologisch Woordenboek, Hilversum-Antwerpen, 1975, p.254. J .J .M .TIMMERS, Christelijke symboliek en iconografie, Haarlem, 1978 (3de dr.). E.URECH, s.v. Jésus (IHS), in chrétiens, Neuchâtel, 1972.

Dictionnaire des symboles

J.VAN LENNEP en J.TER GOUW, De uithangtekens in verband met Geschiedenis en Volksleven beschouwd, s.l., 1868 (= Den Haag, s .d. ).

*

*

11

*


a p r il 1993 te k st:

lie. Jo ROMBOUTS, wetenschappelijk medewerker Provinciaal Openluchtmuseum Bokrijk

fo to g e v e ls te e n : c o p y rig h t:

Stedelijke Fotodienst

STEDELIJK MUSEUM STELLINGWERFF-WAERDENHOF Maastrichterstraat 85, 3500 Hasselt tel. 011/24.10.70

in d e z e lfd e re e k s v e rs c h e n e n :

1. Portret van keurvorst-prinsbisschop M.-H. van Beieren, anoniem, 2de h. 17de eeuw 2. Catharinapaneel van de oude handboogkamer, anoniem, e. 17de - b. 18de eeuw 3. Lusterglazuurvaas uit voormalige Hasseltse keramiekfabriek, tussen 1895 en 1914 4. Blazoen van de Hasseltse rederijkerskamer 'De Roode Roos', D. Van Vlierden, ca. 1700 5. Schilderij 'Week-end', L. Pringels, 1950 6. Zilveren kruisvormig reliekostensorium op voet, F. Jans Burduin Gent & I.F. Frederici Hasselt, 1703 7. Kledingsstel van het Virga Jessebeeld, 1689 - 1863 - 1901 8. Schilderij 'De Grote Markt', J.N. Grauls, 1863 9. Rijksdaalder van prins-bisschop G. van Groesbeeck, Hasselt, 1568 10. Geschilderd kaartlandschap met paalstenen tussen Hasselt en Zonhoven, anoniem, 1661 en 1666? 11. Schilderij 'De Grote Man', F. Minnaert, (1983) 12. Mirakelprent O.-L.-V. Virga Jesse, R. Van Orley, wsch. 1689 13. Zilveren wierookvat, J. Vinckenbosch, Hasselt, 19de eeuw 14. Kaart van Midden-en Zuid-Limburg, L. Capitaine, 1795 15. Lederen Hasseltse brandblusemmer (1782) en vuurbaak 16. Zilveren reliekhouder van H. Barbara, ca 1702 17. Portret van abt Eucherius Knaepen, P.J. Verhaghen, 1792 18. Studiocamera 18/24, ca. 1920 19. Schilderij 'Het bos', Dj. M e n (1851-1913) 20. Juweel - zgn. 'reukappel'- van Virga Jessebeeld, e. 16de - b. 17de eeuw 21. Schilderij '0.-L.-Vrouw met Kind', Mwerpse paneelmerken, 1ste h. 17de eeuw 22. Liturgische gewaden van St.-Vedastus Hoepertingen, 1ste h. 16de eeuw 23. Mirakelprent van het H. Sacrament van Herkenrode, Hasselt, P.F.Milis, 1854


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.