K U N S T
I N
DE
K I J K E R
GEZICHT OP HASSELT NAAR REMACLE LE LOUP (1708/1711 1736 -
-
29
1746/1749)
1744
Kopergravure (14,8 x 24,1 cm) op papier; onderschrift: Vue de la Ville de Hasselt; onder rechts: R. Le Loup fecit. Schenking Vrienden van het Stedelijk Museum StellingwerffWaerdenhof Hasselt vzw, september 1992 Inv.nr. MSW 92.093
GEZICHT OP HASSELT NAAR REMACLE LE LOUP (1708/1711 - 1746/1749) Kopergravure verschenen onder de titel Vue de la ville de Hasselt in Les Délices du Pais de Liège deel IV, uitgegeven te Luik bij Everard Kints in 1744. De kopergravure "Gezicht op Hasselt", inventaris nummer 92.093 van het Museum Stellingwerff-Waerdenhof te Hasselt, illustreerde het hoofdstuk gewijd aan de stad Hasselt in deel IV van Les Délices du Pais de Liège , verschenen in 1744 en uitgegeven te Luik bij Everard Kints. Bedoeling is om binnen het beperkte bestek van deze korte bijdrage de waarde van deze gravure en de nog bestaande originele ontwerptekening als iconogafische bron te onderzoeken en een voorstel tot interpretatie te formuleren. Om de lezer toe te laten de hier besproken kopergravure en haar ontwerptekening in het juiste kader te situeren verstrekken wij vooreerst een aantal gegevens over het werk Les Délices du Païs de Liège, de uitgever Everard Kints, de "aangenomen" auteur Pierre-Lambert de Saumery en de illustrator Remacle Le Loup die met zekerheid het ontwerp maakte voor de besproken gravure doch haar naar alle waarschijnlijkheid niet zelf uitvoerde. Voor meer uitgebreide informatie hierover mogen wij de lezer verwijzen naar onze inleiding in de tentoonstellingscatalogus bij de tentoonstelling Met Le Loup op Reis. Limburg door een 18de-eeuwse bril bekeken van 11 september tot 19 december 1993 in het Museum Stellingwerff-Waerdenhof te Hasselt waarvan de hierna sub I volgende teks't een samenvatting is. I. KINTS, DE SAUMERY EN LE LOUP; HUN TIJD EN HUN WERK 1. Les Délices... een in de 18de eeuw zo geliefd genre. Het genre Les Délices had zich in de 18de eeuw ontwikkeld tot een zeer geliefd literair genre. De 18de eeuw was de eeuw van de verlichting, ondermeer gekenmerkt door een soort collectieve "algemene nieuwsgierigheid". De eerste helft van die eeuw werd ook, na de onophoudelijke oorlogen van Lodewijk XIV die eindigden in 1713, gekenmerkt door een soort collectieve weemoed, een hunkering naar oude vaste waarden van voor de "verschikkelijke" 17de eeuw. Helemaal passend in de tijdsgeest werden in werken van het genre Les Délices (het mooiste van) de belangrijkste plaatsen en vooral de mooiste monumenten van een bepaalde landstreek langs hun mooiste zijde beschreven. Aldus werd perfect ingespeeld op de nieuwsgierigheid van de 18de eeuwse lezer, aan wie op bijna encyclopedische wijze wetenswaardigheden allerhande over een bepaald land of gebied werden ter beschikking gesteld. Evenzeer werd perfect ingespeeld op de weemoed naar een wereld waar alles mooi, goed en blijvend was. Was immers hetgeen in het genre Les 2
Délices, vaak nog geïdealiseerd of tenminste ontdaan van de minder fraaie kantjes, hiervan niet een exponent bij uitstek ? Ook in het prins-bisdom Luik bleek de tijd rijp voor een dergelijk boekwerk. Van 1738 tot 1744 verscheen hier dan ook, in vijf volumineuze delen in folioformaat, het rijk geïllustreerde Les Délices du Pais de Liège. Dit werk mag in zijn soort op elk gebied als behorend tot het beste gerekend worden. 2.
Everard Kints, imprimeur de Son bibliothécaire de la cité de Liège.
Altesse,
libraire
&
Everard Kints, toonaangevend meester-drukker en uitgever in de eerste helft van de 18de eeuw in Luik, bracht verschillende prestigieuze en omvangrijke uitgaven op de markt. Hij voldeed ook aan de nood aan een werk in dit genre die blijkbaar in die tijd ook te Luik bestond door de uitgave van Les Délices du Pais de Liège. Kints wist als bijzonder handig commerçant deze uitgave, zoals de meeste van zijn ondernemingen, ook commercieel tot een welgeslaagd succes uit te bouwen. Hij kon, door een handige aanpak, niet enkel van een groot aantal inschrijvingen bij het verschijnen van de reeks realiseren doch wist zich ook nog jaren nadien van indirecte "overheidssubsidies" te verzekeren door tot in 1755 jaarlijks een afname door de verschillende overheden van uitgaven uit zijn fonds te bewerkstelligen. Kints benutte vele jaren na elkaar op meesterlijke wijze in zijn voordeel een, naar hedendaagse normen wat vreemd, te Luik bestaand gebruik dat toeliet dat overheidsfunctionarissen door de prins-bisschop "beschermde" werken met overheidsfinanciën aankochten "pour distribuer entre eux". 3.
Pierre-Lambert de Saumery, avonturier-schrijver, auteur van Les Délices du Pais de Liège ?
Ofschoon zijn naam nergens in het boekwerk vernoemd wordt wil de traditie dat Pierre-Lambert de Saumery de auteur is van Les Délices du Pais de Liège. De levensloop van de Saumery was op zijn minst bijzonder merkwaardig. Na talrijke omzwervingen als calvinistisch predikant, ondermeer in Turkije, Duitsland, Zwitserland en Italië, en evenveel avonturen op elk gebied belandde hij einde 1729 in Luik waar hij zich - waarschijnlijk het minst om religieuze motieven - tot het katholicisme bekeerde. Hij weet zich hier het nodige respect en vooral twee pensioenen en dus een redelijk inkomen te verwerven zodat voor hem eigenlijk een aangenaam en zorgeloos verder bestaan was weggelegd. In 1739 valt hij evenwel, na een falicant aflopend amoureus avontuur met een jonge dame uit Visé en na enkele "onhandige" publicaties waarin hij de prins-bisschop en de Luikse clerus op de korrel neemt, in ongenade. Hij vestigt zich in Holland. Wanneer duidelijk is dat hij nooit meer naar Luik zal kunnen terugkeren 3
bekeert hij zich opnieuw tot het calvinisme . . ., wat hem in Holland zeker gemakkelijker zal uitgekomen zijn. Hij overlijdt na 1767 te Utrecht. Waar Pierre-Lambert de Saumery "klassiek" werd en wordt vermeld als "de auteur" van Les Délices du Païs de Liège wordt in meer recente studies toch aanvaard dat zijn bijdrage zich meer dan waarschijnlijk beperkt heeft tot het waarnemen van een soort "redactiesecretariaat". Wellicht heeft hij de historische nota's die bezorgd werden door geleerden hiertoe aangetrokken door Kints en de andere gegevens, die vaak bezorgd werden door de bewoners van de in de uitgave besproken instellingen en landgoederen zelf, geordend en tot min of meer uniforme onderdelen verwerkt. De "echte" auteurs van de meer diepgaande bijdragen in Les Délices en de "wetenschappelijke begeleiders" van de uitgave zijn waarschijnlijk de belangrijkste Luikse geleerden van die tijd als de Crassier en de Louvrex geweest. Men neemt aan de de Saumery, als vreemdeling die pas sinds enkele jaren in het Luikerland verbleef en bovendien helemaal geen bijzondere wetenschappelijke vorming had genoten, onmogelijk voldoende kennis van de Luikse geschiedenis en plaatsgesteltenis kan gehad hebben om de auteur te zijn van een werk als Les Délices . Ook het feit dat hij nergens als dusdanig in het werk vermeld wordt wijst mede erop dat de Saumery niet echt als de "auteur" van Les Délices mag worden beschouwd. Niettemin is de uitgave zelf een sprekende getuige van het feit dat de bijdrage van de Saumery als "redactiesecretaris" wat hij dus verondersteld wordt te zijn geweest, toch zeer verdienstelijk moet zijn geweest. 3.
Remacle Le Loup, un habile dessinateur uit Spa.
Spa was in de 18de eeuw, meer dan thans, een zeer bekend kuuroord met een ongekende "touristische aktiviteit". Men maakte het de touristen zo goed mogelijk naar de zin, ondermeer met het vervaardigen van souvenirs, de zgn. boîtes de Spa, waarop uiterst fijne miniatuurtekeningen werden aangebracht. De tekenaars van Spa maakten ook gebruik van hun kunde om fijne tekeningen op perkament en later op papier te zetten. Deze tekeningen waren in hun genre fraai en bijzonder, zonder echte grote kunst te zijn. Zij stelden vaak landschappen uit de omgeving van Spa, later ook uit heel de zuiderhelft van het prins-bisdom en zelfs het Rijnland voor en waren zeer in trek, ondermeer bij de talrijke buitenlanders die Spa aandeden en gaarne een herinnering mee naar huis namen. Het is dan ook niet verwonderlijk dat Kints in Spa op zoek ging naar een habile dessinateur, zoals in de prospectus voor het bekwerk van 1736 wordt aangekondigd, voor het maken van de 4
ontwerptekeningen voor de Liège zouden sieren.
gravures die Les Délices du Pais de
De keuze viel op Remacle Le Loup, een tot dan toe vrij onbekende telg van zo'n plaatselijke "kunstenaarsfamilie". Over Remacle Le Loup zelf is weinig geweten. Zowel over zijn geboorte als over zijn sterfdatum bestaat onenigheid. Hij zou, naargelang de bron, geboren zijn te Spa in 1708 of 1711 en er jong zijnde overleden zijn in 1746 of 1749. Men weet dat hij de zoon was van Hubert Le Loup en dat hij huwde met zijn nicht Thérèse Duloup die hem zes kinderen schonk, waaronder zijn oudste zoon Antoine die eveneens bekend werd als tekenaar. Door zijn bijdrage aan Les Délices zou worden van alle tekenaars uit Spa.
Le
Loup
de bekendste
Remacle Le Loup trok in opdracht van Kints door heel het prins bisdom en tekende er overal steden, abdijen, kloosters en kastelen. Volgens Leon Bethune zijn de bewaard gebleven ontwerptekeningen van Le Loup niet zijn ter plekke vervaardigde primitieve schetsen. Mochten de bewaard gebleven tekeningen wel de primitieve schetsen geweest zijn dan zou dit immers betekenen dat Remacle Le Loup buitengewoon handig zou geweest zijn met de tekenpen, een buitengewone vaste hand zou gehad hebben en over een even buitengewone kunstenaarsblik zou beschikt hebben om zo maar onmiddellijk, zonder dat verbeteringen noodzakelijk waren, zo gevarieerde landschappen en gebouwen, feilloos op papier te zetten. Bethune is, ons inziens terecht, van mening dat de bewaard gebleven tekeningen waarschijnlijk de eigenlijk ontwerptekeningen waren die zorgvuldig vervaardigd werden naar ter plaatse vervaardigde primitieve schetsen. Het zouden derhalve deze definitieve ontwerptekeningen geweest zijn op basis waarvan naderhand de kopergravures vervaardigd werden. Het zijn wellicht ook deze ontwerptekeningen geweest die eerst ter goedkeuring werden voorgelegd aan de opdrachtgevers of mogelijk geïnteresseerden in de publicatie van een kopergravure in Les Délices./Men diende inderdaad vooraf in te schrijven en een "bijdrage in de onkosten" van vier pistolen aan uitgever Kints te betalen zo men "zijn" goed in Les Délices wou afgebeeld zien. De tekeningen zelf zijn over het algemeen zeer sober uitgevoerd. Meestal betreft het eenvoudige pentekeningen in sepiakleurige inkt. Soms, zoals in het geval van de ontwerptekening voor de hier besproken kopergravure Vue de la ville de Hasselt, zijn ze daarenboven licht gewassen in grijze of zwarte inkt. De reden van deze soberheid dient wellicht gezocht te worden in het feit dat het hier om de ontwerptekeningen gaat voor de kopergravures. Le Loup beperkte zich meestal tot enkele summiere aanduidingen, als zwaantjes in het water. Bij het graveren werden dan later wolken, vogels, gewassen en andere "bladvullingen" aangebracht, veelal volgens stereotiepe patronen. 5
Men stelt vast dat Le Loup ook vaak, zij het minder opvallend in de ontwerptekening voor het "gezicht op Hasselt", de wetten van het perspectief tart en soms zelfs dingen in één voorstelling samen plaatst die normaalgezien onmogelijk samen in het menselijk spectrum kunnen gevat worden. Ons inziens is dit niet te wijten aan onkunde van de tekenaar maar op de eerste plaats veeleer aan zijn bekommernis, of deze van Kints, om zoveel mogelijk aan de wensen van de opdrachtgevers-intekenaars te voldoen. Men mag inderdaad aannemen dat deze opdrachtgevers zich dikwijls minder zorgen maakten om het juiste perspectief maar des te meer er voor bezorgd waren dat zoveel mogelijk mooie kanten van hun goed op de voorstelling te zien waren. Verder zal ook het feit dat Le Loup meestal panorama's tekende "van uit de hoogte", zoals hij ze in werkelijkheid bij gebreke aan technische middelen in zijn tijd nooit echt kon zien, zal wel niet vreemd geweest zijn aan de grotere of kleinere "haperingen" die men aantreft in het perspectief van de meeste van zijn ontwerptekeningen voor de gravures in Les Délices. Er zijn trouwens zeer veel tekeningen van Le Loup bewaard die niet bedoeld waren als ontwerptekeningen voor kopergravures. Zij zijn veel minder sober, er worden meer gevarieerde technieken in toegepast en ze geven allemaal blijk van een correct inzicht inzake perspectief. Gezien het vrij grote aantal thans nog bewaard gebleven tekeningen van of toegeschreven aan Remacle Le Loup veronderstelt men dat hij zeer produktief moet geweest zijn. Het feit dat hij een zekere bekendheid verwierf door de vervaardiging van de ontwerptekeningen voor Les Délices heeft mogelijk tot gevolg gehad of er toe bijgedragen dat ook andere tekeningen van zijn hand nogal gegeerd werden. Vroeger meende men dat de kopergravures eveneens van de hand van Le Loup waren. Thans wordt aanvaard dat dit hoogstwaarschijnlijk niet zo is geweest. Men kent vooreerst geen enkele andere kopergravure die door Le Loup vervaardigd werd. Het zou verwonderlijk zijn dat Le Loup, zo hij inderdaad de graveerkunst onder de knie had, geen enkele andere gravure zou gemaakt hebben of dat hiervan helemaal niets meer zou overgebleven zijn. Er is weliswaar de zgn. "cartouche" van de kaart van het prinsbisdom Luik door Christophe Maire doch deze werd vervaardigd, zoals blijkt uit de vermelding Remacle Le Loup delinfeavit] (Remacle Le Loup tekende dit), naar een ontwerp van le Loup. De kopergravures verschenen in delen I tot IV van Les Délices vermelden als enige signatuur Remacle Le Loup fecit (Remacle Le Loup maakte dit), uitgenomen het panoramisch zicht op de stad Luik verschenen in het eerste deel waarop onderaan links wordt vermeld : Joh.Aug. Corvinus sculps[it] .(Joh.Aug.Corvinus graveerde dit) en onderaan rechts : Remacle Le Loup de Spa fecit en 1737 (Remacle Le Loup uit Spa maakte dit in 1737). 6
Voor wat voormeld "gezicht op Luik" betreft staat dus vast dat het niet gegraveerd werd door Le Loup maar door Corvinus naar een ontwerp van Le Loup. Anderzijds wordt ook duidelijk dat met fecit niet "graveerde dit" bedoeld wordt, en dus waarschijnlijk ook niet voor de andere gravures waarop enkel Remacle Le Loup fecit vermeld wordt. Corvinus kan onmogelijk alle gravures met gezichten op landschappen en monumenten voor de delen I tot IV van Les Délices vervaardigd hebben. Daarvoor stierf hij immers te vroeg, nl. in 1738. (De portretten in deel V werden gegraveerd door Fines, Natalis en Kilian). Corvinus werkte in Augsburg waar een traditie in het vervaardigen van kopergravures was ontstaan. Bethune neemt aan, hierin ons inziens terecht bijgetreden door Lavoye, dat na de dood van Corvinus de gravures voor Les Délices verder te Augsburg werden vervaardigd, wellicht door één of meerdere leerlingen van Corvinus die hun naam niet hebben vermeld. Het feit dat volkomen dezelfde technieken werden gehanteerd voor de latere gravures als voor de ene met het gezicht op de stad Luik gesigneerd door Corvinus onderschrijft deze stelling. Overigens verklaart het vermoedelijke feit dat dit "ambachtelijk werk" verricht werd door "vaklui" te Augsburg wellicht ook waarom deze graveurs, die zelf de ontwerptekening niet vervaardigd hadden en onbekend waren met het voorgestelde onderwerp, regelmatig bepaalde details van de ontwerptekening verkeerd interpreteerden en als "iets anders" graveerden. De gravure van het "gezicht op Hasselt" bevat verschillende sprekende voorbeelden van manifest onjuiste interpretatie door de graveur van de ontwerptekening. Zo werd het typische ronde fronton aan de voorzijde van het "Gravenhuis" (situering cfr. infra), dat van de achterzijde gezien als een soort halve cirkel boven de nok van het gebouw uitstak, door de graveur die hiermee blijkbaar geen raad mee wist verkeerdelijk geïterpreteerd als een torentje aan de voorzijde (naast het veel lagere trap- en mogelijk duiventorentje dat werkelijk aan de achterzijde tegen het gebouw aanleunde en dat zowel op de ontwerptekening als op de gravure eveneens voorkomt). Ook het in 1730 voltooide schip van de Onze-Lieve-Vrouwekerk (situering cfr. infra), waarvan de toren pas in 1740 gereed kwam en die dus niet op de tekening die Le Loup in of kort na 1736 vervaardigde prijkt, is op de ontwerptekening correct afgebeeld maar door de graveur geheel verkeerd geïnterpreteerd en tot drie gewone huizen herschapen. Daarnaast zijn er nog talrijke andere,' minder in het oog springende maar daarom niet minder manifest onjuiste interpretaties en "vervormingen"door de graveur, niet in het minst van het perspectief. Allen samen hebben zij tot gevolg dat wie "herkenningspunten" zoekt enkel op de kopergravure spoedig met een aantal onoplosbare raadsels geconfronteerd wordt. Enkel de originele ontwerptekening van Le Loup zelf is bruikbaar als vrij betrouwbare -want zoals hierna zal blijken doorgaans wellicht zeer correcte- historische bron die ons een visueel beeld biedt van het "begin 18de-eeuwse Hasselt. 7
8
9
II.
VUE DE LA VILLE DE HASSELT; EEN POGING TOT ONTLEDING VAN DE ORIGINELE ONTWERPTEKENING
1.
Ontleding van de ontwerptekening, niet van de gravure.
Wij toonden in fine van deel I van deze bijdrage aan dat niet de kopergravure doch enkel de originele ontwerptekening van Le Loup kan weerhouden worden als vrij betrouwbare historische bron die ons een visueel beeld biedt van het begin 18de-eeuwse Hasselt. Navolgende bespreking onderzoekt dan ook enkel deze originele ontwerptekening. Aldus zal de lezer zich een zo waarheidsgetrouw mogelijk beeld kunnen vormen van het 18deeeuwse Hasselt en niettemin toch door vergelijking met de gravure weten wat hierop "bedoeld" werd en de visu kunnen vaststellen welke interpretatiefouten de graveur maakte. 2.
Methodiek.
De door ons gevolgde methode is even eenvoudig als voor de hand liggend. In een eerste faze duiden wij de duidelijk herkenbare punten, waarover o.i. geen betwisting bij de iden tificatie ervan kan bestaan, aan (hierna besproken onder nrs. 1, 3, 10, 15, 16 en 17). Vervolgens bepalen wij aan de hand hiervan zo nauwkeurig mogelijk de gezichtshoek van Le Loup of het punt waar hij zich bevond (of zich voorstelde te bevinden) toen hij de tekening maakte. Eens dit laatste punt zo nauwkeu rig mogelijk bepaald kan de "richting" en dus de mogelijke situering op een stadsplattegrond van de overige te identi ficeren punten bepaald worden. Deze situering en vergelijking van de afbeelding door Le Loup van betreffend punt met andere iconografische bronnen, eventueel aangevuld met andere bekende historische gegevens (bouwdata, beschrijvingen enz.) laten in veel gevallen toe met zekerheid (nrs. 2 en 7), in een aantal andere gevallen met quasi zekerheid (nrs. 4 en 8) of vrij grote waarschijnlijkheid (nrs. 5, 6, 9, 11, 12 en 14) tot identificatie over te gaan. Eén punt (nr. 13) blijft voor ons een vraagteken waartegenover wij voorlopig slechts enkele suggesties voor mogelijke identificaties kunnen plaatsen. Alvorens verder tot ontleding over te gaan wijzen wij er nog op dat o.i. niet uit het oog mag worden verloren worden dat: 1) Le Loup onmogelijk Hasselt werkelijk kan gezien hebben "van uit de hoogte", uit de gezichtshoek waar uit hij de stad getekend heeft zodat het panorama op Hasselt derhalve door Le Loup getekend is zoals hij dacht dat het er vanuit de gekozen gezichtshoek uit zag, met de mogelijke onjuistheden vandien. 2) het niet uitgesloten is dat Le Loup op de eerste plaats beoogde bepaalde gebouwen "te plaatsen", ongeveer in de omge ving waar ze thuishoorden, waarbij het "geplaatst zijn" moge lijk belangrijker geacht werd dan het "juist geplaatst zijn". 3) de bewaarde ontwerptekening wellicht gebaseerd is op eerdere "te velde" vervaardigde schetsen, hetgeen interpre— tatiefouten door Le Loup zelf van zijn primitieve schetsen van een voor hem verder minder bekend onderwerp niet uit sluit.
10
3.
Duidelijk herkenbare punten waarvan o.i. de identificatie niet voor betwisting vatbaar is.
Men herkent o.i. zeer duidelijk: > Centraal: * De Sint-Ouintinuskerk (10), pas sinds 1967 kathedraal, in haar gedaante voor haar toren van zijn vier hoektorenjes ontdaan werd en een nieuwe spits kreeg na de blikseminslag van 1751. > Aan de linker zijde: * De Sint-Truider- of Luikerpoort (1) als stadspoort aan haar liging en oriëntatie opzichtens de Sint-Quintinuskerk (10). * De kerk van de paters Augustijnen (3) (door Le Loup wat "te kort bij" getekend), gebouwd van 1714 tot 1720 en pas ge sloopt in de jaren 50/60 van deze eeuw, aan haar onmisken baar silhouet dat geheel overeenstemt met de andere icono grafische bronnen (o.a. litho Hoolans 1860 en kopergravure Philips 1738) en gezien haar situering (cfr. plattegrond). > Aan de rechterzijde: * De kerk, het klooster en de tuin der paters Capucienen (16). Dit grote complex met kerk is klaarblijkelijk een klooster en kan aldus, gelet op de situering ervan opzichtens de Sint-Quintinuskerk en de Sint-Truiderpoort slechts het capucienenklooster zijn. Archiefbronnen bevestigen dat de ommuurde tuin van het klooster aan de wallen grensde. * De Capucienenstraat (15). De enige duidelijk als dusdanig op Le Loup's tekening herkenbare straat kan, gezien haar situe ring opzichtens het Capucienenklooster slechts de Capucie nenstraat zijn, meerbepaald het stuk dat later Grote Capu cienenstraat werd genoemd en dat doodliep op de wallen. * De Smedentoren (17) (of Grote Smedentoren i.t.t. de Kleine Smedentoren die meer noordwaarts had gestaan), een overblij vende toren van de stadsmuren die in 1705 -in zoverre ze toen nog bestonden- waren gesloopt. Deze toren bevond zich ter hoogte van de tuin der Capucienen, tegenwoordig de tuin van het Koninklijk Atheneum. 4.
Gezichtshoek van waaruit Le Loup de tekening maakte.
Uit het voorgaande kan men afleiden dat Le Loup een gezichts hoek koos ten zuiden van de stad, dermate dat hij zich enigs zins oostwaarts van de as Sint-Quintinuskerk - Zuid bevond, zoals uit het perspectief waarin hij de kerk tekende kan wor den afgeleid (men ziet immers de oosterzijde van de toren en van het transept). Daarenboven keek Le Loup "recht in" de (Grote) Capucienenstraat zodat hij zich noodzakelijk bevond op een as in het verlengde van deze straat. Tenslotte is gegeven het feit dat hij uiterst links de Sint-Truiderpoort "vrij zij delings" en uiterst rechts de (Grote) Smedentoren "minder zij delings" zag. Combinatie van al deze gegevens laat toe Le Loup's gezichtspunt te situeren ongeveer ter hoogte van de Begijnepoel, waar thans het Virga-Jesseziekenhuis is.
11
•___________. fy tU -T )c
______________________________________________
/*£V ttr U t D e
{/am
/t_
■
(jiïn é t
■**£~
l
> //V' Z l O
1) Sint-Truider- of Luikerpoort, 2) "Het Gravenhuis", 3) kerk Augustijnen, 4) huis "De Gulden Put", 5) dakruiter kerk Cellebroeders, 6 y oud raad- of stadhuis, 7) Onze-Lieve-Vrouwekerk (nog zonder torenspits), 8) (laken)halIe, 9) nieuw raad- of stadhuis, 10) Sint-Quintinuskerk, 11) dakruiter kerk klooster Grauwzusters, 12) dakruiter kerk zusters Sepulchrienen of Bonnefanten, 13) huis "Het Wynvat"? en/of dakruiter pastorij ? en/of Ceciliakamer/Sint-Quintinuscollege? 14) kerk begijnhof 15) Capucienenstraat 16) Kerk, klooster en tuin Capucienen 17) "Smedentoren"
12
13
5.
Voorstel tot identificatie van de overige punten.
Nu de hiervoor sub 3 vermelde punten gekend zijn en het ge zichtspunt van Le Loup bepaald is laat dit toe een aantal andere gebouwen die op Le Loup's tekening voorkomen, mede ingevolge hun situering opzichtens voormelde punten, te iden tificeren of althans een voorstel tot mogelijke identificatie te formuleren. Zo herkent men o.i.verder: > Met zekerheid: * "Het Gravenhuis" (2), in de Nieuwstraat, thans Koning Albertstraat, als enig monumentaal gebouw gesitueerd in het spectrum tussen de Sint-Truiderpoort en de Augustijnenkerk, herkenbaar aan het typische rondboogfronton aan de voorzij de dat aan de achterzijde boven de nok uitstekend zichtbaar was en de trap- en/of duiventoren aan de achterzijde waar van bij de sloping in 1960 sporen werden teruggevonden. * De Onze-Lieve-Vrouwekerk (7), in de Kapelstraat en door Le Loup aldaar juist gesitueerd. Men herkent zeer duidelijk het ln 1730 gereedgekomen schip met zijn eerder bescheiden transept, aan de oostzijde afgesloten door de absis bekroond met een kruis. Aan de westkant ziet men, iets hoger reikend, de voorlopige afdekking van de pas in 1740 voltooide toren. > Met quasi zekerheid: * "De Gulden Put" (4), aan de Havermarkt en aldaar door Le Loup juist gesitueerd, herkenbaar aan zijn typisch nog be staand torentje met tweeledige spits aan de achterzijde. * De (Laken)Halle (8), thans gekend als het "oud huis Moray" aan de Koning Albertstraat, door Le Loup correct aldaar gesitueerd haaks op de lengterichting van de Onze-LieveVrouwekerk, met torentje dat in 1806 werd afgebroken. > Met vrij grote waarschijnlijkheid: * Het oude raad- of stadhuis (6), aan de Havermarkt waar thans de Rechtbank van Koophandel gevestigd is. Le Loup situeerde aldaar "voor" de Onze-Lieve-Vrouwekerk een hoger reikend gebouw, duidelijk met trapgevels en een klein torentje op de zuid-oostelijk hoek. Dit blijkbaar representatief gebouw kan o.i. gezien zijn situering slechts het oude raad- of stad huis zijn dat tot in 1779 in die functie in gebruik bleef. * De kerk der Cellebroeders (5), aan de Havermarkt en de Cellebroedersstraat waar thans de Rechtbank van Eerste Aanleg gevestigd is. Gezien het hier om een klein gebouw met dak ruiter gaat -de Cellebroeders hadden slechts een klein kerkje- en gezien de situering ervan "voor" "De Gulden Put" en naast wat o.i. het oud raads- of stadhuis -dat een recht streekse "vluchtuitgang" naar de Cellebroeders had-, tekende Le Loup hier o.i. het kerkje van de Cellebroeders. * Het nieuw raad- of stadhuis (9), als zodanig in gebruik en eigendom van de stad van 1779 tot heden, doch reeds door de stad gehuurd sedert 1739. Gezien de situering van dit met lantaarnvormige spits bekroond gebouw (cfr. plattegrond), kan o.i. enkel het huidige stadhuis als identificatie worden weerhouden. Dit betekent dat dit gebouw mogelijk reeds 14
sedert de verbouwing van 1675 door de huidige spits of een ongeveer gelijkaardige zou zijn bekroond. * De dakruiters van de kerk der Grauwzusters (11) en van de kerk der zusters Sepulchrienen of Bonnefanten (12). Le Loup heeft blijkbaar twee torenspitsjes "in de verte" willen suggereren. Gezien de situering ervan (cfr. plattegrond) werden hiermee wellicht de dakruiters resp. van de kerk der Grauwzusters (ook gekend als "kapel van het oud gasthuis", waarvan nog talrijke afbeeldingen bestaan) en van de kerk der Bonnefanten (van welke dakruiter ons geen afbeeldingen bekend zijn doch die er zeker moet geweest zijn) bedoeld. * De kerk van het beaiinhof (14). Voor deze uit 1753/54, waar van thans nog de ruïne rest, was er een andere begijnhofkerk die waarschijnlijk anders georiënteerd was en mogelijk iets meer noordelijk lag. Op deze plaats (cfr. plattegrond) situeerd Le Loup een schijnbaar anders dan de laatste begijnhof kerk georiënteerd gebouw, aan de westzijde bekroond met een dakruiter. Dit is o.i. de toenmalige begijnhofkerk. 6
Gebouw(en?) waarvan de identificatie o.i. onzeker blijft.
Wij plaatsten nummer (13) bij het sierlijk torentje of de dak ruiter "wat dichterbij" rechts van de Sint-Quintinuskerk. Het is evenwel onduidelijk of deze dakruiter bij het "er onder liggend" gebouw met sierlijke krulgevel behoort dan wel tot een ander gebouw dat hierachter schuil gaat. In de eerste hy pothese zou, gelet op de situering (cfr. plattegrond), het gebouw met krulgevel de vroegere pastorij kunnen zijn met voorgevel aan het stuk van de persoonstraat dat thans hemel rijk wordt genoemd.. Deze pastorij zou inderdaad een houten torentje met wenteltrap hebben gehad maar zij zou anderzijds grotendeels uit vakwerkbouw hebben bestaan hetgeen moeilijk in overeenstemming te brengen is met de krulgevel die Le Loup on miskenbaar heeft getekend. Mogelijk is veeleer de tweede hypo hese van toepassing en ziet men op de tekening enkel het to rentje van de pastorij en gaat deze zelf schuil achter het ge bouw met krulgevel. De verleiding is groot om dit laatste dan als "Het Wynvat" te beschouwen. Afbeeldingen van "Het Wynvat" (o.a. aquarellen van P. Bamps) leren echter dat dit huis in feite een trapgevel had waarvan enkel een klein bovenste deel niet als trap- maar wel als krulgevel was uitgevoerd. Het eveneens wat grotere gebouw, onmiddelijk rechts van het gebouw met krulgevel en schijnbaar "wat dichterbij" gelegen, beant woord eigenlijk meer aan het profiel van "Het Wynvat" doch dit lijkt ons eerder het zgn. "Preekherenhuis" van de Dominicanen van Maastricht dat in de (Kleine) Capucienenstraat lag. Is als laatste hypothese- het pand met de grote krulgevel mis schien de Ceciliakamer. ter hoogte van de huidige nieuwe deke nij, waar ook het Sint-Ouintinuscollege gevestigd was, waarvan ons geen afbeeldingen bekend zijn doch waarvan men weet dat het een vrij monumentaal gebouw met ornamenten in mergel was? Voor deze hypothese lijkt Le Loup's situering van het pand on juist. Wij hopen ooit, na verder onderzoek, een der voormelde hypotheses als zijnde wellicht de juiste te kunnen bevestigen. Literatuur: Wij verwijzen naar de uitgebreide literatuuropgave in de tentoonstellingscatalogus "Met Le Loup op reis, Limburg door een 18de-eeuwse bril bekeken", uitgave van het Stedelijk Museum Stellingwerff-Waerdenhot Hasselt 1993.__________ •
15
oktober 1993 tekst:
lie. Jos JANS, beheerder vzw Vrienden van het Stedelijk Museum Stellingwerff-Waerdenhof Hasselt
foto 's :
Jos JANS, Peter ROMBOUTS
copyright:
STEDELIJK MUSEUM STELLINGWERFF—WAERDENHOF Maastrichterstraat 85, 3500 Hasselt tel. 011/24.10.70
in dezelfde reeks verschenen:
1. Portret van keurvorst-prinsbisschop M.-H. van Beieren, anoniem, 2de h. 17de eeuw 2. Catharinapaneel van de oude handboogkamer, anoniem, e. 17de - b. 18de eeuw 3. Lusterglazuurvaas uit voormalige Hasseltse keramiekfabriek, tussen 1895 en 1914 4. Blazoen van de Hasseltse rederijkerskamer 'De Roode Roos', D. Van Vlierden, ca. 1700 5. Schilderij 'Week-end', L. Pringels, 1950 6. Zilveren kruisvormig reliekostensorium op voet, F. Jans Burduin Gent & IJ. Frederici Hasselt, 1703 7. Kledingsstel van het Virga Jessebeeld, 1689 - 1863 - 1901 8. Schilderij 'De Grote Markt', J.N. Grauls, 1863 9. Rijksdaalder van prins-bisschop.G. van Groesbeeck, Hasselt, 1568 10. Geschilderd kaartlandschap met paalstenen tussen Hasselt en Zonhoven, anoniem, 1661 en 1666’ 11. Schilderij 'De Grote Man', F. Hinnaert, (1983) 12. Mirakelprent 0.-L.-V. Virga Jesse, R. Van Orley, wsch. 1689 13. Zilveren wierookvat, J. Vinckenbosch, Hasselt, 19de eeuw 14. Kaart van Midden-en Zuid-Limburg, L. Capitaine, 1795 15. Lederen Hasseltse brandblusemmer (1782) en vuurhaak 16. Zilveren reliekhouder van H, Barbara, ca 1702 17. Portret van abt Eucherius Knaepen, P.J. Verhaghen, 1792 18. Studiocamera 18/24, ca. 1920 19. Schilderij 'Het bos', Dj. Anten (1851-1913) 20. Juweel - zgn. 'reukappel'- van Virga Jessebeeld, e. 16de - b. 17de eeuw 21. Schilderij 'O.-L.-Vrouw met Kind', Antwerpse paneelmerken, 1ste h. 17de eeuw 22. Liturgische gewaden van St.-Vedastus Hoepertingen, 1ste h. 16de eeuw 23. Mirakelprent van het H. Sacrament van Herkenrode, Hasselt, P.F.Milis, 1854 24. Gevelsteen “Den Soeten Naeme Jezus", 1664 (Hasselt) 25. Set van vier vazen, Piet(er) Stockmans (1940-) 26. Portret van ülysse Claes (1792-1880), G. Guffens (1823-1901) 27. Sacramentsostensorium of "de monstrans van Herkenrode", Parijs, 1286 28. Schilderij 'Strandtafereel', 1930, Jos.Damien (1879-1973)