KIK 30. Beeld ‘H. Cecilia’, 1530-1540

Page 1

K U N S T

H E IL IG E

I N

D E

K

I

J

K

E

R

-

30

C E C IL IA

Beeld, Brussels atelier (?), 1530-1540; afgeloogd fruithout, rechterhand met palmtak vernieuwd; h. 42,5 cm (met voetstuk); w , , Permanente bruikleen Koninklijke Maatschappij voor Muziek en Rethorica "De Roode Roos" Hasselt, januari 1991; Inv.nr. MSW 91.B.054


MATERIELE BESCHRIJVING De Heilige staat ten voeten uit op een geprofileerd voetstuk. Ze draagt boven een fijn geplisseerd hemd, dat toestropt rond de hals, een overkleed met diep uitgesneden keurslijf. De mouwen met brede schouderstukken zijn naar de mode van de tijd voorzien van splitten waardoor het hemd naar buiten poft. Onder de wijde bovenrok is het onderkleed zichtbaar, De mantel is deels over de schouder geslagen en wordt onder de rechter­ arm opgeschort. In ondiepe plooien valt hij op de rug. Wat de accessoires betreft noteren we de open sandaal aan de voet, de reukappel1, die aan een zware ketting rondom het middel is vastgemaakt en vooraan tussen de voeten bengelt, en de hartvormige hanger die eveneens aan een ketting met recht­ hoekige schakels rondom de hals is bevestigd. Interessant is zeker het kapsel en hoofddeksel. De heilige draagt de lichtjes gefriseerde haren in een middenstreep. Verder is het hoofd getooid met een helmvormige ver­ siering, een soort huif, en zijn de oren bedekt met twee sierkapjes in de vorm van vleugels. Twee opengewerkte hangers ter hoogte van de oren voltooien het geheel. De vrouw steunt op het linkerbeen terwijl het rechter lichtjes doorplooit. De vooruitstekende dij en de knie zijn zichtbaar onder de zware kleding. Wat de fysionomie van het gelaat betreft noteren we de aanwe­ zigheid van een breed voorhoofd, kleine amandelvormige ogen en een ietwat openstaande mond met dikkere lippen. De rechterhand met de palmtak is vernieuwd en past minder bij het geheel. Als attribuut draagt de heilige op de linkerhand een orgeltje ‘. Het gaat hier om een zogenaamd portatief orgel dat normaal aan een schouderriem gedragen wordt. Bij het zitten werd het op de knieën geplaatst. De klaviatuur bestaat uit de gebruike­ lijke knoptoetsen die tijdens de eerste helft van de 16de eeuw geleidelijk door gewone klaviertoetsen werden vervangen. De toetsen werden door de rechterhand bespeeld, terwijl de lin­ kerhand de blaasbalg aan de achterzijde bediende. Aan de zijkant van het portatief ziet men vijf registertrekkers die dienden om te koppelen of orgelpunten vast te leggen. De klaviatuur van die instrumentjes had een bereik van één tot twee octaven; hier zou het om een negental toetsen gaan waar­ door dus een none, een octaaf en één secunde beschikbaar is. Wat de orgelpijpen betreft zijn er twee rijen van negen pijpen beschikbaar. De vorm van het instrument bootst een gotisch kerkraam na wat helemaal niet gebruikelijk was daar het portatief normaal een trapezoïdaal kader heeft. Daaruit mogen we besluiten dat de beeldhouwer een "fantaisistische" vorm aan het instrument gegeven heeft omwille van esthetische en mogelijk ook symbolische redenen, namelijk de associatie met kerkelijke muziek. Een dergelijk portatief 2


orgel kon wel in processies worden meegedragen maar het be­ kleedde ook een functie in de wereld van de profane muziek; meer bepaald werd het gebruikt voor dansmuziek met de begelei­ ding van slagwerk . De kleine pijpen konden alleen hoge noten weergeven en dan vermoedelijk fluit- of schalmeitonen en de dans werd in die periode door fluit of schalmei met slagwerk begeleid. Een veel getrouwere weergave van een portatief orgel treffen we aan bij een beeldje van dezelfde heilige (foto 2), dat bewaard wordt in het Antwerps Museum Mayer van den Bergh . De heilige vrouw bespeelt hier wel het instrument met de linker­ hand; de oorzaak is mogelijk te wijten aan het feit dat de kunstenaar een prent copiëerde die in spiegelbeeld werd afge­ drukt .

3


WIE WAS DE HEILIGE CECILIA ? Cecilia van Rome zou volgens haar lijdensverhaal, dat werd opgetekend in de 5de eeuw, uit het gelijknamig geslacht of 'gens' Caecilia zijn geboren; de naam is afgeleid van het Latijnse 'caecus' dat 'blind' betekent. Haar levensverhaal volgt, met lichte varianten, het traditio­ nele schema van dat van de maagden en martelaressen uit de eerste eeuwen van het Christendom. Als jong meisje werd ze uitgehuwelijkt aan een zekere Valerianus, een ongelovige. Zij bekeerde hem waarna hij zich liet dopen door paus Urbanus. Kort nadien reeds gaf hij zijn jonge leven voor zijn nieuw geloof. De maagd werd op haar beurt gedwongen te offeren voor de góden en kon dankzij een hemels ingrijpen aan een eerste marteldood ontkomen. Daarna werd ze onthoofd maar de beul slaagde zelfs na drie pogingen niet in zijn opdracht. Nog drie dagen lag de heilige te zieltogen waarna ze de geest gaf in bijzijn van dezelfde paus Urbanus. Hoe evolueerde deze Romeinse martelares tot patrones van de muziek en van al wie van dichtbij of veraf met deze tak van de Vrije Kunsten te maken heeft ? Slechts in de loop van de vijftiende eeuw zou haar dit pa­ troonschap zijn toegekend tengevolge van de interpretatie van een antifoon, of keervers, uit de liturgie van haar feestdag. Bij het aanpassen van de tekst uit haar 'Passio' of lijdens­ verhaal aan de verzen van de liturgische gezangen vielen enkel woorden weg. Hierdoor ontstond de interpretatie dat Cecilia al zingend en onder begeleiding van een orgel naar de bruidegom trok. In de oorspronkelijke tekst werd integendeel uitdrukkelijk vermeld dat zij juist tijdens deze luidruchtige stoet in haar hart niets anders vroeg dan om haar zuiverheid naar lichaam en ziel te bewaren. Zonder enige aanwijzing betreffende de kontekst waarin dit beeldje moet geplaatst worden zou men er een verschillende mening kunnen op nahouden aangaande de oorspronkelijke identi­ teit van deze jonge vrouw. Ze gaat gekleed in een weelderig gewaad en houdt een portatief orgeltje in de hand. Anderzijds is er de ongewone hoofdtooi die erop wijst dat de figuur in een andere wereld thuishoort. De vleugelvormige oorstukken treffen we in de late middeleeu­ wen wel meer aan, zoals op soldatenhelmen maar hier en daar duiken ze ook op ter versiering van dameskapsels. Het gaat dan wel steeds om vrouwen die, gehuld in een ietwat theatrale kledij, een rol spelen in een bijbelse, mythologi­ sche of historische context. Mede door de aanwezigheid van deze hoofdtooi weten we dat we hier niet staan voor een portret maar dat we de identiteit van de figuur elders moeten zoeken. In eerste instantie zijn we niet verplicht in deze vrouw een vrome Christelijke Heilige te zien. We zouden hier net zo goed kunnen kiezen voor de personificatie van de Muziek, één van de Zeven Vrije Kunsten. 4


Enerzijds was de muziek sterk verbonden met de wiskunde en anderzijds was ze ook op en top een tak van de kunst. Mogelijk heeft Cecilia de fakkel van de Musica overgenomen omdat in kerkelijke middens de invloeden van de profane muziek met een scheef oog werden bekeken. Men ging dus op zoek naar een vervangster voor Vrouwe Musica die qua uiterlijk niet veel verschilde van de Romeinse martelares; de gelijkenis is zo groot dat voor sommige voorstellingen de twijfel blijft be­ staan. De tweespalt tussen het profane en religieuze was misschien in vroegere tijden ook minder groot dan wij vandaag kunnen ver­ moeden . Als patrones van de muziek heeft Cecilia een belangrijke plaats verworven in de heiligenverering van West-Europa. Het orgel is niet haar enig attribuut. Zij draagt soms ook een rozenkroon, die haar nog tijdens haar leven door een engel boven het hoofd werd gehouden, een lelietak, symbool van de zuiverheid, een Evangelieboek, bron van haar geloof, het zwaard van haar marteldood of een valk, die naar haar adellijke afkomst verwijst. Het is niet onwaar­ schijnlijk dat haar verdwenen attribuut geen palmtak was maar wel een boek een zwaard of een valk op de hand. Als patrones van de muziek wordt ze ook afgebeeld met alle aan het orgel verwante instrumenten, met luit en harp en zelfs viool. STIJL EN DATERING Het beeldje is eerder klein van stuk; het staat op een voet­ stuk en is gesneden in fruithout. Al deze gegevens zouden kunnen verwijzen naar de vervaardiging in een centrum als Mechelen waarvan zeer vele voorbeelden van heiligenbeeldjes op voetstuk bewaard bleven. De meesten hebben merktekens op het hout en op de polychromie waardoor de toe­ schrijving bevestigd wordt. Hier ontbreken de merktekens. Anderzijds hebben de Mechelse sculpturen ook wel een eigen stijl, deze van de zogenaamde "Mechelse poppetjes". De vormgeving van dit beeldje verschilt van de Mechelse figu­ ren in de zeer soepele opstelling, in de natuurlijke plooienval en vooral in de uitwerking van het gelaat. Cecilia is een rijk uitgedoste dame zoals we er velen zien paraderen op Brusselse wandtapijten van het 2de kwart van de 16de eeuw. Ook haar fysionomie vertoont veel overeenkomsten met deze van de vrouwenfiguren van een Bernard van Orley of een Pieter Coecke. Het gefriseerde haar in een middenstreep, en vooral de dikkere lippen en de kleine vooruitstekende kin beantwoorden aan een modisch gebonden schoonheidsideaal dat we vooral aantreffen aan het hof van Karel V tussen de jaren 1530-1540. Ook in de kledij, die een mengeling is van deels modieuze deels "fantaisistische" elementen, vinden we aanwij­ zingen in dezelfde richting; we vermeldden reeds de mouwen met splitten, maar ook de diepe halsuitsnijding kwam veel voor. De horizontale lijn werd mede door de brede versieringen aan de mouwen geaccentueerd. 5


Aspecten van de Italiaanse renaissance, die de aandacht terug vestigde op de lichamelijkheid, zijn hier reeds redelijk goed geassimileerd. Daarom is het niet onmogelijk dat Brussel het kunstcentrum is waar dit beeldje vervaardigd werd. Daarbij moeten we het ons voorstellen in een kleurrijke met goud versierde polychromie die nog zou bijgedragen hebben tot de goede kwaliteit van het snijwerk. HISTORIEK Aan het beeldje van de H. Cecilia werd reeds eerder de nodige aandacht geschonken. Het werd tentoongesteld in het stadsar­ chief te Hasselt in de expositie over "Het Collegium Musicum te Hasselt (1585/6-1986) en zijn stichter Herman Van der Rijst...". In de catalogus dateert men het einde 16de eeuw omdat het als vanzelfsprekend verbonden werd met de oprichting van het Collegium Musicum in het jaar 1585-1586. Feit is dat het beeldje uit de verzameling van de Sint-Ceciliakamer in het midden van de 19de eeuw overging naar de Konink­ lijke Maatschappij voor muziek en rethorica" de Roode Roos", waarmee bovenvermelde kamer toen was samengesmolten. Toch blijft het moeilijk het beeldje als één van de kunstwer­ ken te zien die rond de jaren 1585 door de pas opgestarte kamer werden besteld. De stijl toont hier duidelijk aan dat het niet veel later dan 1540 kan gedateerd worden. Vreemd genoeg staat er in het Register van het 'Musiekcollege" uit 1822 dat "het gezel­ schap...in deze stad begonst heeft in het jaar 1536"6 Deze datum kan wel onmogelijk met Van der Rijst in verband worden gebracht die pas in 1550 te Diest werd geboren, maar sluit beter aan bij onze datering. Misschien is het minder belangrijk om weten door toedoen van welk toeval het beeldje in het bezit kwam van de Muziekkamer. Wel kunnen we ons nog de vraag stellen wat dan de oorspronke­ lijk functie was van een heiligenbeeldje van dergelijke groot­ te. Daar het op een voetstuk staat is het een afgewerkt stuk dat thuishoort in een nisje. Het blijft wel gissen of het met andere heiligenbeeldjes in de context van een retabel opge­ steld stond, dan wel of het op zichzelf voorkwam. Louter hypothetisch zouden we ons het laatste geval enigszins kunnen voorstellen aan de hand van een kastje uit de kerk van Zout­ leeuw (foto's 3 en 4). Op de beschilderde zijluiken aan de buitenzijde treffen we de spreuk IONST VOOR CONST onder twee takjes lelietjes-van-dalen aan. Ze zijn het embleem van de Rederijkerskamer "Leliekens uuten Dale". In deze nis hoorde het beeldje thuis van Sint-Anna te Drieën, de patrones van deze kamer, en aan weerszijden vinden we op de luiken de HH. Joachim en Jozef. Zeker moeten in onze gewesten meer van dergelijke heiligen­ beeldjes in directe relatie met rederijkers- of muziekkamers gestaan hebben. Ze horen dan perfect thuis in een dergelijk schrijntje. Voor wat deze Heilige Cecilia aangaat moeten we hieromtrent in het vage blijven. 6


7


8


1. Voor verdere uitleg aangaande de reukappel zie C. CEULEMANS, Juweel van Virga Jessebeeld, in Kunst in de kijker, 20, Hasselt, 1991. 2. Dr. G. Spiessens was zo vriendelijk ons volgende deskundige uitleg aangaande het portatief orgel te bezorgen waarvoor wij haar van harte danken. 3. Met dank aan onze collega de Heer R. Didier die ons dit beeldje signaleerde: zie hierover J. DE C00, Museum Mayer Van Den Bergh. Catalogus 2. Beeldhouwkunst, plaketten, antiek, Antwerpen, 1969, nr. 2299: Zuidelijke Nederlanden, 2de derde 16de eeuw. 4.Voor meer gegevens over haar iconografie en haar levensverhaal zie L. REAU, Iconographie de l'Art Chrétien, dl. III. Iconographie des saints. I. A-F, Parijs, 1958, p. 278-284; E. KIRSCHBAUM, Lexikon der Christliche Ikonographie, bd. 5. Ikonographie der Heiligen. Aaron bis Crescentianus von Rom, heruitg. door W. Braunfels, Rome-Wenen, 1973, kol. 455-463; A.P. DE MIRIMONDE, Sainte-Cécile. Métamorphose d ’un thème musical, Genève, 1974. 5. Het Collegium Musicum te Hasselt (1585/6-1986) en zijn stichter Meester Herman Van der Rijst, zanger-componist bij Orlandus Lassus aan het hof van Albrecht V te München, Hasselt, 1986, nr. 11. 6. Register inhoudende de reglementen Recessen en Kiezingen van het musieks-collegie van Ste Cecilia binnen hasselt begonst in het jaer 1822, Stedelijk Museum Stellingwerff-Waerdenhof, inv. nr. MSW. 92.094, folio 5.

9


novem ber 1 9 9 3 te k st:

fo to 's

lie. Christina CEULEMANS, assistent Koninklijk Inst tuut voor het Kunstpatrimonium Brussel : copyright A.C.L.

c o p y r ig h t:

STEDELIJK MUSEUM STELLINGWERFF-WAERDENHOF Maastrichterstraat 85, 3500 Hasselt tel. 011/24.10.70

in d e z e l f d e r e e k s v e r s c h e n e n :

1. Portret van keurvorst-prinsbisschop M.-H. van Beieren, anoniem, 2de h. 17de eeuw 2. Catharinapaneel van de oude handboogkamer, anoniem, e. 17de - b. 18de eeuw 3. Lusterglazuurvaas uit voormalige Hasseltse keramiekfabriek, tussen 1895 en 1914 4. Blazoen van de Hasseltse rederijkerskamer 'De Roode Roos', D. Van Vlierden, ca. 1700 5. Schilderij 'Week-end', L. Pringels, 1950 6. Zilveren kruisvormig reliekostensorium op voet, F. Jans Burduin Gent & I.F. Frederici Hasselt, 1703 7. Kledingsstel van het Virga Jessebeeld, 1689 - 1863 - 1901 8. Schilderij 'De Grote Markt', JJ. Grauls, 1863 9. Rijksdaalder van prins-bisschop G. van Groesbeeck, Hasselt, 1568 10. Geschilderd kaartlandschap met paalstenen tussen Hasselt en Zonhoven, anoniem, 1661 en 1666? 11. Schilderij 'De Grote Man', F. Minnaert, (1983) 12. Mirakelprent O.-L.-V. Virga Jesse, R. Van Orley, wsch. 1689 13. Zilveren wierookvat, J. Vinckenbosch, Hasselt, 19de eeuw 14. Kaart van Midden-en Zuid-Limburg, L. Capitaine, 1795 15. Lederen Hasseltse brandblusemmer (1782) en vuurhaak 16. Zilveren reliekhouder van H. Barbara, ca 1702 17. Portret van abt Eucherius Knaepen, P.J. Verhaghen, 1792 18. Studiocamera 18/24, ca. 1920 19. Schilderij 'Het bos', Dj. Anten (1851-1913) 20. Juweel - zgn, 'reukappel'- van Virga Jessebeeld, e. 16de - b. 17de eeuw 21. Schilderij 'Q.-L.-Vrouw met Kind', Antwerpse paneelmerken, 1ste h. 17de eeuw 22. Liturgische gewaden van St.-Vedastus Hoepertingen, 1ste h. 16de eeuw 23. Mirakelprent van het H. Sacrament van Herkenrode, Hasselt, P.F.Milis, 1854 24. Gevelsteen "Den Soeten Naeme Jezus", 1664 (Hasselt) 25. Set van vier vazen, Piet(er) Stockmans (194Q-) 26. Portret van Ulysse Claes (1792-1880), G. Guffens (1823-1901) 27. Sacramentsostensorium of "de monstrans van Herkenrode", Parijs, 1286 28. Schilderij 'Strandtafereel', 1930, Jos.Damien (1879-1973) 29. Gezicht op Hasselt naar Remacle Le Loup, kopergravure


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.