KIK 45. Pronkbeker J.J. Thonissen, P. Bruckmann & Söhne, Heilbronn, 1888

Page 1

K U N S T

IN

DE

KIJKER

45

DE PRONKBEKER V A N JE A N -JO S E P H TH O N IS S E N DE ZILVEREN BEKER AAN OUD-MINISTER J .-J . THONISSEN AANGEBODEN T.G.V. ZIJN ZILVEREN JUBILEUM ALS PARLEMENTSLID (1888) P. Bruckmann & Sรถhne, Heilbronn, 1888; . Zilver, gedeeltelijk verguld, imitatie email (gedeeltelijk beschadigd) en lak; Afmetingen : beker: h. 75 cm, 0 voet 38 cm; stolp: h. 78 cm, diam. 40 cm; voetstuk: 0 48 cm; Merktekens op de standring van de beker en op de plint van de sokkel: maansikkel met kroon, 800 M en adelaar (vrijstaand); Herkomst: erven (?) Jean-Joseph Thonissen; Provinciebestuur van Limburg; Eigendom: Provinciebestuur van Limburg; permanente bruikleen aan het Museum Stellingwerff-Waerdenhof, Hasselt, juli 1982; Inv.nr. 82.B.112.


In het Stedelijk Museum Stellingwerff-Waerdenhof te Hasselt is onder een hoge glazen stolp op een zwart gelakt voetstuk een toch wel vrij indrukwekkend zilveren sierstuk tentoongesteld. Het trekt niet alleen de aandacht door zijn grootte maar ook door zijn fijne, gedetailleerde, zelfs wat uitbundige en overladen versiering de aandacht van de bezoeker. Het betreffende kunstwerk is een hoge gedekselde beker op voet die bovendien nog eens extra op een zilveren sokkel is geplaatst.

BESCHRIJVING De trapsgewijs gewelfde en ingesnoerde voet op gladde plint is op de geledingen versierd met een eierlijst, een parellijst en boven de insnoering met een rolwerkpatroon waarin een schelpvor­ mig rocaillemotief. Deze uitspringende welving is, over de insnoering heen, d.m.v. vier kleine, op regelmatige afstand geplaatste vertikale voluutjes verbonden met de parellijst eronder. De voet gaat via een klosje, versierd met een lijstje met belagwerk waarin vergulde pareltjes, een insnoering met holle eierlijst en een uitkragende rand met akantfries over in de stam met omgekeerd peervormige nodus of knoop. De nodus is aan weers­ zijden versierd met een vrouwelijke hermfiguur of sirene die onderaan uitloopt op een plantaardige voluutstaart. De ruimten tussen deze figuren worden ingenomen door een ovaalvormige, convexe spiegel in parellijst tussen gegraveerd rolwerk. De stam eindigt bovenaan op een klosje met parelring. Hierop rust het sterk ingesnoerde, vaasvormige steunstuk van de cuppa met bolplooien om de basis en een ojiefvormige akantfries bovenaan. Basis en bovenrand zijn met elkaar verbonden d.m.v. vier, op regelmatige afstand aangebrachte vertikale voluutjes. De cuppa zelf, in de vorm van een 'medici'-vaas heeft op de breedste welving onderaan een palmettenfries tussen parellijst jes, op vier plaatsen onderbroken door een gewelfde rolwerkcartouche. Op de overgang van welving naar wand is een ojief vormige waterbladf ries aangebracht. Op de overigens onversierde gladde, licht wijkende wand zijn twee ovale medaillons opgelegd, omgeven door een lijst van rolwerk met twee flankerende gevleugelde hermen met een on­ derlijf van akantbladeren met druiventros. Elke cartouche wordt bovendien nog bekroond met een leeuwekop. In het medaillon is telkens in email (?) een gekroond wapenschild aangebracht, 'vooraan' het wapenschild van België en 'achteraan' het wapen van de provincie Limburg (beschadigd). De wand is d.m.v. een parel­ ring gescheiden van de ojiefvormig uitkragende bekerrand die versierd is met gegraveerd regelmatig, gestileerd bladwerk. Over de rand schuift een deksel met een rand van gestrikte lauwerkrans waarop een opengewerkte, uitkragende boord is aangebracht van afwisselend een lisbloem en een schelp (of palmet). Het getopte deksel heeft op de eerste welving bolplooien gescheiden door een 'geteld-geld'-motief en boven de tweede insnoering een schubmotief op de welving. Het deksel eindigt op een klosvormige sokkel met vier staande voluutjes en een eier­ lijst op de bovenzijde. De sokkel wordt bekroond met een beeldje van Vrouwe Justitia op grondje. De personificatie van het Recht is rijkelijk gekleed in een gedrapeerde tunica die het rechter­ been ontbloot laat. zij draagt een parelsnoer met kruisje om de hals. In haar linkerhand, die ze laat rusten op een zwaard, houdt ze een weegschaal vast en in haar rechterhand, die ze boven haar hoofd houdt, heeft ze blijkbaar een perkamenten rol vast (afb.2). 2


De beker zelf is ook nog eens geplaatst op een bijhorende zilveren sokkel die gesteund wordt door vier voluutpootjes met rolwerk en een arabeskenversiering en een leeuwekop als bekroning. De ojiefvormige plint bestaat uit een gladde rand, akantfries en een concave fries met eierlijstmotief. De uitkragende profielrand heeft onderaan een eierlijstje en is bovenaan afgeboord met een parelrandje. Het getrapte bovenvlak met ojiefvormige welving heeft bovenaan een rondstaaf met vegetaal motief. In het verdiept bovenvlak past de voet van de pronkbeker. Op de ingebogen wand van de sokkel zijn twee car­ touches bevestigd. De liggende ovale medaillons met arabeskenver­ siering op een rolwerkomlijsting worden gehouden door twee engeltjes met arabeskenonderlijf. Op de 'voorzijde' is in niello (?) het opschrift 'AAN J.J. THONISSEN / Volksvertegenwoordiger / 1863-1888' aangebracht en op de achterzijde 'Aangeboden door / het Arrondissement Hasselt / uit dankbaarheid' (afb.3-4).

2.

3


3

4

De hele beker is uitgevoerd in zilver. Het oppervlak is echter mat gehouden, terwijl bepaalde contrasterende gedeelten glanzend zijn gehouden en verguld werden. Vooral het horizontale lijstwerk, het rolwerk, de verheven gedeelte van ornamenten en omlijstingen, de knorren enz. zijn verguld, evenals de binnen­ zijde van cuppa en deksel.

BEKNOPTE LEVENSLOOP Blijkens het opschrift werd deze beker aan volksvertegenwoordiger Jean-Joseph Thonissen aangeboden door het arrondissement Hasselt. Uit de vermelde periode 1863-1888 kunnen we afleiden dat de gevierde in 1888 blijkbaar 25 jaar volksvertegenwoordiger was en dat hij te dier gelegenheid door de bevolking van zijn kiesarrondissement in de bloemetjes is gezet.

5. Portret van J .-J . Thonissen, Hendrik Hendrick, 1837 (bewaard in het Stedelijk Museum Stellingwerff-Waerdenhof, inv.nr. 79.B.104)

4


6. Portret van J .-J . Thonissen, Joseph Schubert, 1849 (bewaard in het Stedelijk Museum Stellingwerff-Waerdenhof, inv.nr. 79.133)

Jean-Joseph Thonissen is in Hasselt zeker geen onbekende en dit niet alleen door de straatnaam, de Thonissenlaan die naar hem is vernoemd. Hij werd op 10 januari 1816 geboren als zoon van uur­ werkmaker Pierre-Mathieu Thonissen en Marie Anne Ponet. Vermoedelijk was het gezin relatief welstellend, daar de enige zoon Jean-Joseph kon gaan studeren ondanks het vroege overlijden van vader Thonissen (+1819). Hij vatte zijn middelbare studies aan in Hasselt en zette deze voort aan het Klein Seminarie te Rolduc ('s-Hertogenrade) tot ca. 1834. Daarna studeerde hij aan de Rijksuniversiteit van Luik rechten en promoveerde er tot doctor in 1838 (afb.5). Hoewel de Luikse universiteit bekend stond als een liberaal milieu, stond men er zeer open voor katholieken. Thonissen kwam zo in contact met liberale ideeën die ongetwijfeld nog versterkt werden tijdens de cursussen aan de Ecole du Droit in Parijs en zijn stage bij de toendertijd erg gekende liberale advokaat J.-B. Teste, de toenmalige vicepresident van de Assemblé. Waarschijnlijk vestigde hij zich ca. 1840 in zijn geboortestad als advokaat. Kort nadien, in 1842, huwde hij met Ide-Louise Nagels (°1819), een meisje uit de Hasseltse begoede klasse. Het echtpaar betrok een huis in de Kapelstraat. Door zijn huwelijk kreeg de jonge advokaat toegang tot een ruime kring van de hoofdzakelijk katholieke Hasseltse bourgeoisie. Zijn zwager was advokaat Jules Nagels (1829-1890), één van de toonaangevende Hasseltse katholieken en lid van diverse culturele en politiek gekleurde verenigingen. Deze latere burgemeester van Hasselt en voorzitter van de Limburgse provincieraad zou voor Thonissen steeds een belangrijke steun­ pilaar in zijn thuisbasis blijven. Ondertussen had Thonissen reeds zijn eerste, voorzichtige stappen in de politiek gezet. Hij was samen met Lambert Beliefroid de eerste redacteur van het Journal du Limbourg beige dat in 1840 voor het eerst verscheen en dat mettertijd duidelijk katholieke stellingen verdedigde. Hij nam ontslag bij de krant nadat hij in januari 1846 was aangesteld als substituut van de procureur des konings bij de Rechtbank van Eerste Aanleg. Op 5 november van 5


datzelfde jaar kreeg Thonissen een benoeming tot arrondissements­ commissaris van Hasselt (maar werd al op 3 september 1847 afgezet door eerste minister Rogier). Als 32-jarige werd Thonissen op 12 juni 1848 verkozen tot provincieraadslid en op 22 augustus tot gemeenteraadslid in Hasselt. Aan deze politieke mandaten verzaakte hij in 1850 ten gevolge van zijn benoeming (reeds in 1848) tot professor strafrecht, burgerlijke procedure en gerechtelijke organisatie aan de Leuvense universiteit (afb.6). Hij werd hiertoe bij rector De Ram voorgedragen door Z.E.H. Tits, professor in de theologie en oudleraar van Thonissen in Rolduc. De advokaat had toen reeds een zekere bekendheid als jurist, vooral door zijn werken La Constitution belge annotée (1846) en Complément du Code Pénal (1846). Thonissen verhuisde in 1850 naar Leuven en zou daar voor de rest van zijn leven met zijn echtgenote blijven wonen, — het gezin bleef kinderloos. Zijn professoraat, dat duurde tot 1884, was een bijzonder vruchtbare periode. Volgens diverse getuigenissen was hij een zeer gewaardeerde en bewonderde hoogleraar en jurist die voor de 19de-eeuwse rechtswetenschap, vooral dan m.b.t. het strafrecht, baanbrekend werk heeft verricht. In 1855 werd coresponderend lid van de Academie royale de Belgique, Classe des lettres, verwierf een grote faam in binnen- en buitenland en was verbonden aan diverse buitenlandse universiteiten en instituten (o.a. corresponderend lid van het Institut de France sedert 1869). Ook kreeg hij heel wat eretitels, onderscheidingen en was hij lid van verscheidene Belgische en buitenlandse commissies en weten­ schappelijke instellingen. Deze faam was zeker in grote mate te danken aan de vele en gedegen publikaties waaruit bleek dat hij op vele domeinen thuis was. Naast belangrijke werken als o.a. Le

socialisme depuis l'antiquité jusqu'à la constitution française du janvier 1852 (1852) (als reactie op de sociale onrust van 1848) en La Belgique sous le règne de Léopold Ier (1861) komen in zijn bibliografie (ruim 150 titels!) vele biografieën maar ook Franstalige poëzie voor. Zijn meest actieve periode als auteur blijkt vóór 1863 te liggen, het jaar waarin hij parlementslid werd en zijn drukke bezigheden moest verdelen tussen zijn weten­ schappelijke arbeid als professor en zijn taak als volksvertegen­ woordiger . Na zijn verkiezing tot volksvertegenwoordiger voor het arron­ dissement Hasselt op 8 augustus 1863 liet Thonissen vooral van zich horen i.v.m. de kwestie van de kerkfabrieken en de kerk­ hoven, de militaire vraagstukken (m.n. door zijn standpunten m.b.t. de uitbouw van de landsverdediging en de organisatie van het leger en door zijn pleidooien voor de persoonlijke dienst­ plicht kreeg hij het stempel van militarist opgedrukt), de dood­ straf, de trouw aan de grondwet (een soms moeilijke kwestie voor katholieke politici), de taalwetgeving. Als jurist heeft hij ook een belangrijk aandeel gehad o.a. in de herziening van het strafwetboek (1867) en in de wet i.v.m. de voorlopige hechtenis (1874), het nieuw wetboek van burgerlijke rechtsvordering (1876) en het nieuw wetboek van strafvordering (1878). In zijn parlementaire activiteiten bleek hij steeds een voor­ vechter voor de katholieke belangen en waarden tegen de laïciseringspolitiek van de liberalen maar door zijn liberaalkathólieke ideeën en zijn unionistische houding kon hij ook steeds respect opbrengen voor het liberale gedachtengoed van zijn politieke tegenstanders en streefde hij ook een goede verstand­ houding na tussen Kerk en Staat. Zijn liberaal-katholieke houding 6


bracht hem soms wel in conflict met de kerkelijke overheid en plaatste hem soms in een moeilijke positie tussen zijn ultramontaanse medestanders en radicaal-liberale opponenten. Thonissen zou tot 1890 steeds zonder problemen herkozen worden als volksvertegenwoordiger voor het arrondissement Hasselt, dat hij in de mate van het mogelijke trachtte te helpen door zijn parlementaire werkzaamheden (vooral op het vlak van openbare werken, aanleg van wegen en spoorwegen, economische ontsluiting, de jeneverstokerijen enz.). Hoewel hij reeds in 1871 betrokken was bij de kabinetsvorming, zou hij pas op 22 oktober 1884 aangesteld worden als minister van Buitenlandse Zaken en Openbaar Onderwijs in de regering Beernaert. Hem wachtte de delicate taak de wet op de organisatie van het lager onderwijs (20 sept. 1884) ten uitvoer te brengen, een wet die een duidelijk katholieke reactie was op de liberale schoolwet van 1 juni 1879 die zelf aan de oorsprong lag van de schoolstrijd van 1879-1884. Reeds op 4 (of 24) oktober 1887 nam Thonissen ontslag uit de regering, officieel om gezondheidsredenen maar vermoedelijk lagen meningsverschillen met zijn collega's mee aan de basis. In ieder geval had het vele werk zijn gezondheid geen goed gedaan. In de loop van 1888 werd Thonissen inderdaad ziek, zodanig zelfs dat zijn overlijden in de pers voorbarig werd aangekondigd. Thonissen herstelde nog zo goed van zijn ziekte dat hij in oktober van dat jaar nog kon gevierd worden in Hasselt, maar aan de parlementaire zittingen zou hij evenwel niet meer deelnemen. Hij overleed op 17 augustus 1891 in Leuven, 75 jaar oud en werd op het kerkhof van zijn geboortestad begraven.

DE VIERING VAN 14 OKTOBER 1888 Het kan nauwelijks anders of een zo verdienstelijk man als J.-J. Thonissen moet in de loop van zijn leven van zijn omgeving erkening gekregen hebben. Thonissen is inderdaad tenminste drie maal uitgebreid gevierd. Een eerste keer gebeurde dit op 26 oktober 1873 toen hij door de stad Hasselt gehuldigd werd n.a.v. tien jaar parlementaire arbeid. Bij die gelegenheid werd hem zijn marmeren borstbeeld aangeboden, een buste die door de Hasseltse beeldhouwer Jules Courroit (1831-1906) was gemaakt. Het wordt thans bewaard in het Hasseltse stadhuis (inv.nr. 79.601) (afb.7). Het gipsen voorontwerp bevindt zich in het Stedelijk Museum (inv.nr. 79.598).

7


Een tweede grootse viering van Thonissen als professor greep plaats op 22 juni 1880 te Leuven en was op het getouw gezet door oud-studenten, vrienden, collega's en politici. De gevierde jurist mocht tal van felicitaties ontvangen uit binnen- en buitenland die golden als even zovele waarderingen van zijn wetenschappelijk werk. De gevierde werd eveneens een marmeren borstbeeld geschonken van de hand van de bekende Herentalse, maar in Brussel wonende kunstenaar Charles-Auguste Fraikin (18171893). De buste kreeg later een plaats in de Hallen van de Universiteit maar werd in 1914 sterk beschadigd (Het wordt thans bewaard in de Centrale Biliotheek van de KULeuven (afb.8), het gipsen voorontwerp in het Museum Fraikin te Herentals (afb.9)). In naam van de stad Hasselt schonk burgemeester Stellingwerf f hem een gedenkpenning (afb.10). 10

.

Voor- en keerzijde van bronzen gedenkpenning (bewaard in het Stedelijk Museum Stellingwerff-Waerdenhof, inv.nr.

79.B.653)

Een derde en laatste viering ging opnieuw door in zijn geboor­ testad Hasselt, ditmaal ter gelegenheid van zijn 25-jarig jubileum als parlementslid. De stad had op zondag 14 oktober 1888 haar beroemde zoon blijkbaar een schitterende inhaling bereid. Om half twaalf arriveerden de ministers Devolder en de Chimay met de trein. Zij zijn dan samen met diverse senators, volksver­ tegenwoordigers en andere hoogwaardigheidsbekleders J.-J. Thonissen en diens echtgenote gaan groeten in het huis van Jules Nagels, zwager van de gevierde en toenmalig voorzitter van de provincieraad van Limburg. De oud-minister ontving er zijn vrienden en bewonderaars te midden van verscheidene geschilderde 8


en gegraveerde portretten die voordien reeds bij diverse gele­ genheden van hem waren gemaakt. Het (liberale) gemeentebestuur beperkte zich tot het overhandigen van een brief met gelukwensen en bedankingen voor de diensten die hij zijn geboortestad had bewezen. Omstreeks 12 uur vertrok het hele gezelschap met koetsen en onder grote belangstelling en gejuich voor de plechtige kerkdienst in de Sint-Kwintenskerk en sloot eerst nog aan op de stoet die zich aan het lokaal van de Katholieke Wacht in de Kapelstraat had gevormd. Deze stoet bestond uit tal van verenigingen, muziekmaat­ schappijen en 'honderden ondertekenaars aan het kunstwerk den heer Thonissen aangeboden'. Om één uur, na de kerkelijke plechtigheid, had in het SintJozefspatronaat (Capucienenstraat), dat 'voor de omstandigheid lief was opgesmukt' de overhandiging plaats van het 'kunstvoor­ werp en het tafereel verschuldigd aan het penseel van den Hasseltschen kunstenaar M. Djef Anten'. Deze twee kunstwerken, die Thonissen van het arrondissement Hasselt mocht ontvangen, waren tentoongesteld op het podium van de zaal. De Onafhankelijke der provincie Limburg vervolgde nog: 'Dit kunstwerk verbeeld [de] eene beker, gedekt met de verpersoonlijking van het Recht; het is van bewonderensweerdige rijkdom en volkomen uitvoering'. Le Constitutionnel de Limbourg belge gaf zelfs een nog iets uitvoeriger beschrijving van het kunstwerk: '[...] l'objet d'art, fourni par M. Leon Philippen, orfè[v]re à Hasselt [...]. De l'aveu de tous, l'objet d'art est splendide; il consiste en une coupe ornée des écussons en émail de la Belgique et du Limbourg, et surmontée de la statue du Droit; sur le pied est inscrit:

Aangeboden door het Arrondissement Hasselt uit dankbaarheid — aan J.J. Thonissen, volks vertegenwoordiger 1863-1888. La coupe est entièrement- en argent et vermeil; avec son couronnement, elle n'a pas moins de 84 centimètres de haut', waarmee een duidelijke beschrijving is gegeven van de hier besproken zilveren pronkbeker. Van het schilderij van Djef Anten (1851-1913) daarentegen werd slechts een oppervlakkige beschrijving gegeven. We komen enkel te weten dat het 'représente un site des environs de Hasselt; il se distingue par les qualités qui ont depuis longtemps signalé set artiste de grand avenir à l'attention des connaisseur'. Deze summiere gegevens zijn echter te beperkt om er een bestaand schilderij mee te identificeren, te meer daar een belangrijk deel van diens oeuvre bestaat uit landschappen uit de omgeving van Hasselt. N.a.v. de overreiking van de twee kunstwerken werd in het patronaat nog een toespraak gehouden door Ridder Adrien de Corswarem, lid van de Bestendige Deputatie. Daarin verwees hij eveneens naar de zilveren beker: 'Lorsque vous parcourrez la longue liste de ceux qui ont contribué à l'éclat de cette fête, vous y rencontrerez les signatures des hommes les plus influents de ces contrées mais, ce qui vous touchera sans doute le plus, ce sont les noms de centaines de petits cultivateurs, d'ouvriers et de pauvres, qui ne vous ont peut-être jamais vu, mais qui ont souscrit de si grand cœur pour quelques centimes parce qu'ils savent que vous n'avez jamais refusé vos conseils et l'appui de votre influence au plus humble de vos concitoyens. L'arrondissement de Hasselt vous prie de recevoir cette œuvre d'art, comme un monument durable de ses sentiments de gratitude. Elle est couronnée de la statue de Droit et, certes, il eût été impossible de choisir un meilleur emblème. Le Droit a toujours

9


été l'objet préféré de vos études. Le Droit a été la passion de toute votre vie, non seulement dans le domaine des pures spéculations de la théorie, mais surtout dans sa réalisation pratique au sein des sociétés humaines In zijn antwoord op de redevoering van Ridder de Corswarem drukte J.-J. Thonissen nog eens in bijzonder zijn dank uit voor de twee geschenken van het arrondissement Hasselt: '[•••] C'est avec une reconnaissance sans bornes et comme une éclatante ratification de mes actes, que je reçois l'admirable objet d'art que vous voulez bien m'offrir. Je le placerai à côté du buste en marbre que la Ville de Hasselt m'a offert en 1873, à côte d'un autre buste en marbre qui m'a été offert par les professeurs et les élèves de l'Université Catholique en 1880, à côté de la belle pièce d'orfèvrerie dont m'ont gratifié les communes de Donck, de Haelen, de Linckhout et de Loxbergen, en face du magnifique portrait qu'on fait exécuter, par un éminent artiste limbourgeois les communes de Beverloo, de Bourg-Léopold, de Haelen, de Heppen, d'Oostham, de Quaedmechelen et de Tessenderloo. Je placerai encore dans ce musée de touchants souvenirs le beau paysage où Monsieur Anten a si vigoureusement reproduit l'aspect du sol où s'est passé ma jeunesse.[...]' Blijkbaar is Thonissen dus nog bij andere gelegenheden gevierd door de Limburgse bevolking. Het is voorlopig helaas nog niet mogelijk om het zilveren kunstwerk dat hij heeft gekregen van een aantal gemeenten aan te wijzen, het 'magnifique portrait', door een eminent Limburgs artiest, dat hem door enkele andere gemeenten is aangeboden, kan hoogstwaarschijn­ lijk geïdentificeerd worden met het portret van Thonissen dat in 1877 door Godfried Guffens (1828-1901) werd uitgevoerd (inv.nr.79.026) (afb.ll).

10


dit discours voerde een koor de jubelzang Hoezee voor Thonissenl uit op tekst en muziek van Diederik Claes, leraar aan

Na

het Koninklijk Atheneum van Namen; de Koninklijke Maatschappij Sint-Cecilia bracht dan nog de zegemars, opgedragen aan M. Thonissen en gecomponeerd door M. Delaet, ten gehore. Deze feestzitting werd gevolgd door een banket voor 180 genodig­ den in het Casino waar uiteraard verscheidene toasts op de gevierde werden uitgebracht. Om half zes vertrok in de stad nog een lichtstoet waaraan deelgenomen werd door allerhande verenigingen. De stoet arriveerde omstreeks half zeven aan het Leopoldplein op het moment dat het banket ten einde liep. J.-J. Thonissen richtte nog een dankwoord tot de organisatoren en de bevolking en overhandigde aan de deelnemende verenigingen tenslotte nog een gedenkpenning (afb.12) waarna de stoet uit­ éénging.

12 .

Voor- en keerzijde van vergulde bronzen gedenkpenning (bewaard in het Stedelijk Museum Stellingwerff-Waerdenhof, inv.nr.

HET 'KUNSTWERK': EEN DUITSE PRONKBEKER Uit het verslag van het jubileumfeest blijkt dat de beker is geleverd door L. Philippen uit Hasselt. Joannes Leonardus Philippen (Maaseik 1832-Hasselt 1912) was in de tweede helft van de 19de eeuw de belangrijkste zilversmid in Hasselt. Hij was in de Demerstad werkzaam sedert 1861, het jaar waarin hij huwde met een nicht van een andere bekende Hasseltse zilversmid, Jacques Vinckenbosch. Van L. Philippen is geweten dat hij wel vaker Duits zilver invoerde en verkocht met zijn bijgeslagen persoonlijk merk. Ongetwijfeld heeft L. Philippen mee de keuze van de beker bepaald. Het is jammer dat we de inschrijvingslijst voor dit 'kunstwerk' niet hebben weergevonden maar de vermelding dat er honderden 'onderschrijvers' in de stoet mee opstapten wijst erop dat het alleszins om een kostbaar geschenk ging. Uit de merken valt op te maken dat Philippen de beker niet zelf heeft vervaardigd. Zowel op de sokkel als op de voet van de beker zelf zijn telkens drie merken geslagen (afb.13).

11


Het eerste bestaat uit een maansikkel met rechts daarvan een keizerskroon. Op 1 januari 1888 werd dit voor heel Duitsland geldende keurmerk ingevoerd. Het moest door de zilversmeden of de fabrikanten zelf worden geslagen. Daarnaast moest steeds een tweede merk met vermelding van het fijngehalte of legering worden aangebracht. Op de 'Thonissen-beker' is dit het merk 800 M, wat betekent dat het voorwerp vervaardigd is van een zilveralliage van 800 °/oof de laagste toegelaten legering voor zilver in Duitsland. Tenslotte was de maker of de fabrikant van het voorwerp verplicht er zijn persoonlijk merk of fabrieksstempel bij te slaan. Het derde merk op de beker is een vrijstaande adelaar met uitgespreide vleugels. Dit merk werd sedert 1886 gebruikt door de firma P. Bruckmann & Söhne uit Heilbronn. De firma Bruckmann was reeds in 1805 opgericht en bleef bestaan tot 1973. Mettertijd groeide de onderneming uit tot een waar zilverbedrijf met omstreeks 1880-1900 zo'n 600 à 800 werknemers (zilversmeden, drijvers, graveurs, ontwerpers) die in het bedrijf zelf werden opgeleid. P. Bruckmann & Söhne legde zich na 1850 o.a. toe op galvanoplastisch zilverwerk. Door deze industriële en exportgerichte aanpak kon de firma naast enkele andere Duitse zilverbedrijven zoals Wilkens en Koch & Bergfeld een stevige positie verwerven op de internationale markt. De fabriek opende filialen in Londen, Madrid, Sint-Petersburg, Wenen, Parijs en Brussel. Wellicht heeft L. Philippen de 'Thonissen-beker' aangekocht in het Brusselse filiaal. In de tweede helft van de 19de eeuw bestond het grootste deel van de produktie, naar de mode van de tijd uit historiserend zilverwerk, vooral neo-renaissance, neo-Lodewijk XIV-stijl en neo-rococo. O.i.v. van het opkomende nationalisme kende zeker de neo-renaissance stijl, een stijl die vooral na de Frans-Duitse oorlog (1870-1871) zowat als de nationale Duitse stijl werd aangezien, een hoge vlucht. Voor zilverwerk zocht men inspiratie in de vele, fraai uitgewerkte pronkbekers van de 16de -17de eeuw zoals die in vele Duitse steden nog werden bewaard. Dergelijke bekers werden vaak aangeschaft door gilden, ambachten, stads­ overheden of werden als geschenk aan hoge gasten aangeboden. Ook toen hadden zij hoofdzakelijk een representatieve functie. Naast Doppelbechter, Buckelpokale, akeleibekers enz. zijn vooral de gewone, met een deksel afgesloten bekers op voet karakteristiek voor de 16de eeuw. Dit populaire type kwam vanaf ca. 1530 voor zowel in de Duitse gewesten als in de Nederlanden. Dergelijke bekers zijn steeds voorzien van een deksel waarop een bekronend figuurtje (meestal een krijgertje of schildhouder). De licht verbredende bekerwand heeft onder- en bovenaan een bolle uitstulping, een vrij druk uitgewerkte stam met dwarsvoluutjes, een nodus en een meestal getrapte, gewelfde voet. De duidelijke van elkaar gescheiden, typische renaissance horizontale geledingen boden plaats voor medaillons of ornamenteel en gehistorieerd drijfwerk. Vroege voorbeelden zijn bekend uit 12


Antwerpen (zie bv. cat. Zilver uit de Gouden Eeuw van Antwerpen, Antwerpen, 1981, p. 37 (ontwerptekening van Erasmus Hornick uit 1560 (afb.14)), en cat. nrs. 13, 14, 38, 39 en 48) maar komt met varianten ook voor in o.a. Amsterdam (bokaal van Berensteyn, 1569), in Delft (1604), Haarlem (E.J. van Vianen, 1604), Utrecht (Adam van Vianen, 1594), Neurenberg (bv. Wenzel Jamnitzer, Kaiserpokal voor Maximiliaan II, ca. 1565-1570 (afb.15)) en bleef in zwang tot het midden van de 17de eeuw. 14.

15.

De 19de-eeuwse zilversmeden grepen maar al te graag terug naar dit type en de grote Duitse zilverfabrieken speelden uiteraard ook in op die heersende smaak. Zo bevatte de catalogus van de firma P. Bruckmann & SÜhne uit 1890 naast druk bewerkte, soms vrij fantasievolle neo-rococo voorwerpen ook neo-renaissance zilverwerk zoals een humpen, een tafelsierstuk, een water-of lampetkan en een pronkbeker. De prent uit de catalogus laat een zeer verwant type beker zien, zij het zonder bijhorend voetstuk (afb.16). Dit zou er kunnen op wijzen dat het voetstuk oor­ spronkelijk niet bij de beker hoorde maar voor de gelegenheid toegevoegd is. Dit zou misschien de enigszins van de beker zelf afwijkende versiering kunnen verklaren. Het staat wel vast dat de beker in het jaar dat Thonissen gevierd werd, tot stand is gekomen, daar de merken die erop voorkomen pas in 1888 in gebruik zijn genomen. Vermoedelijk is ook deze beker een serieprodukt dat voor de gelegenheid is aangepast door het aanbrengen van de twee medaillons met wapenschilden op de bekerwand en de twee cartouches met opschrift op het voetstuk, waardoor het hele kunstwerk een meer persoonlijk karakter kreeg. Deze vier toegevoegde elementen zijn bovenop de bestaande 13


versieringen vastgeschroefd. Indien ze echter van dezelfde alliage zijn gemaakt als de rest van de beker, — wat we mogen veronderstellen, — dan zijn de wapenschilden niet geÍmailleerd (wegens het te lage smeltpunt van het zilver) maar gemaakt van imitatie-email (hars) en de opschriften niet van niello maar van lak. 16.

De 'Thonissen-beker' vertoont in ieder geval alle kenmerken van een neo-renaissance beker: de karakteristieke vorm en de horizontale geledingen, de renaissance versieringsmotieven, de voluutjes, de druk uitgewerkte stam en het bekronende beeldje. Het voetstuk als 'presenteerblaadje' is voor een renaissance beker eerder ongewoon. Vooral in de technische uitvoering en de ornamentele details valt het verschil met originele renaissance bekers onmiddellijk op. Daar waar originele bekers hoofdzakelijk met drijfwerk en met gegoten en geciseleerde onderdelen versierd zijn, is de 'Thonissen-beker' in belangrijke mate samengesteld

14


uit machinaal voorgevormde onderdelen: de bekerwand is geforceerd, friezen en lijstwerk zijn ofwel gewalst ofwel (machinaal) gestempeld en de opgelegde versieringen zoals de pootjes zijn vermoedelijk galvanoplastisch gevormd. Het handwerk is nog te herkennen in het graveer- en ciseleerwerk. Het oppervlak is op diverse plaatsen mat gemaakt (met zand en met ponsen) als contrast met de vergulde partijen maar blijkbaar ook om het geheel een wat ouder voorkomen te geven, wat in originele objecten ongebruikelijk is. De 'Thonissen-beker' vertoont enige — zij het oppervlakkige — gelijkenis met andere, eigentijdse pronkbekers. We vermelden hier slechts enkele ontwerpen en uitgevoerde werken van August Offterdinger uit Hanau, die dateren van omstreeks 1890. Ook één van diens ontwerpen wordt eveneens gepresenteerd op een afzonderlijke sokkel (afb.17).

De Kaiser-Pokal van Gabriel Hermeling uit Keulen mag hier zeker niet onvermeld blijven. Deze schitterende beker uit 1890, die deel uitmaakt van het Kölner Ratsilber en speciaal is gemaakt van het bezoek van keizer Wilhelm II, staat kwalitatief ver boven de beker van Bruckman & Söhne maar is dan ook geen serieprodukt (afb.18). Afgezien van een vergelijkbare algemene opbouw, treft hier vooral dezelfde uitwerking van de nodus in de stam: de vaas­ vormige nodus is versierd met beslagwerk en wordt ook hier geflankeerd door twee vrouwelijke hermfiguren. Mogelijk gaat dit motief terug op Augsburgse voorbeelden. De 'Thonissen-beker' is duidelijk geen kopie of replica van een bestaande beker en pretendeert het ook niet. De samenstellers hebben diverse losse (soms stilistisch niet geheel accurate) elementen op een renaissance vorm geapliceerd tot een nieuw geheel, een pastiche die echter door de heterogene samenstelling en de machinaal, op industriële schaal voorgevormde onderdelen een wat zielloos, weinig geïnspireerd seriewerk is gebleven. Toch blijft hij een fraai voorbeeld van pronkzilver dat op het einde van de 19de eeuw erg in de smaak viel en dat door J.-J. Thonissen 15


ongetwijfeld zeer gewaardeerd werd. Met dank aan A.-M. Claessens-PerĂŠ en P. Storme ★

*

*

*

*

Bronzen medaillon (bewaard in het Provinciaal Archief en Documentatiecentrum Hasselt)


Bibliografie Algemeen: M. Bussels, J. Grauwels, E. Houtman e.a., Hasselt, 750jaar stad. 1232-1982, Brussel, 1982. G. Caluwaerts (ed.), Hasselt intra muros. Hasselt binnen de oude wallen. Historiek van straten, pleinen, gebouwen en huizen zoals opgetekend door Jan Juliaan Melchior (1848-1920), Deume-Hasselt, 1989. G. Verbeek en J. Arras, Hasselt, Brussel, 1991. Biografieën: G. Lebrocquy, Types et profils parlementaires, Paris-Bruxelles, 1873, p. 467-496. Manifestation en l ’honneur de M. le professeur J.J.Ihonissen. Louvain - 22 juin 1880. Compte-rendu publié au nom de la commission organisatrice, Louvain, 1880. T.J. Lamy, Notice sur la vie et les travaux de Jean-Joseph Thonissen, membre de l ’Académie, in Annuaire de l ’Académie Royale des sciences, des lettres et des beaux-arts de Belgique, 1892, p. 377-476 A. Nyssens, Notice sur J.-J. Thonissen, professeur émérite à la Faculté de droit de l ’Université catholique de Louvain, in Annuaire de l ’Université Catholique de Louvain. 56, Année bissextile 1892, p. XXX-LVIII. Bibliographie 1834-1900. Université Catholique de Louvain, Leuven, 1900, p. 98- 105. V. Brants, La Faculté de Droit de l ’Université de Louvain (Étude Historique), nouvelle édition, Leuven-Brussel, p. 324-349. H. C. Melis, Groote mannen van Limburg, Antwerpen, 1928 (Thonissen: p. 57-63). Ch. Terlinden, art. Thonissen (Jean-Joseph), in Biographie nationale, dl. 25, Bruxelles 1930-1932, kol. 112119. C. Vanderstraeten, Een groot Hasselaar: Jan-Jozef Thonissen (1816-1891), va. Limburg, 20, 1938, p. 8-16. J. Neutelaers, Jean-Joseph Thonissen als politicus, 1816-1891, (Onuitgeg. lie. verhandeling KULeuven), 1975. J. -J. Thonissen, professor aan de Universiteit te Leuven: 550 jaar universiteit Leuven (tent. cat.), Leuven, 1975, p. 494 De universiteit te Leuven, Leuven, 1976, p. 229, 232, 333, 346, 422. Lovanium docet, (tent. cat.) Leuven, 1988, p. 155-159. Viering te Hasselt in 1888: Le Constitutionnel de Limbourg belge, 35, nr. 42, vendredi 19 octobre 1888 La Campine limbourgeoise, 25, nr. 17, mercredi 17 octobre 1888 De Onafhankelijke der provincie Limbourg, 39, nr. 84, zondag 14 october 1888 en 39, nr. 85, woensdag 17 october 1888 Aankondigingsblad der provincie Limburg, 25, nr. 42, zaterdag 20 october 1888 Courrier du Limbourg, 35, nr. 42, 20 october 1888 L ’impartial de Gand, 10, nr.288, 12-13 octobre en 10, nr.289, 15 octobre 1888

Zilver: P. Baudouin, P. Colman en D. Goethals, Edelsmeedkunst in België. Profaan zilver XVIdeXVlIde-XVIllde eeuw, Tielt, 1988. Wenzel Jamnitzer und die Nümberger Goldschmiedekunst 1500-1700, (tent. cat.), Neurenberg, 1985. W. Schâfke, Das Ratssilber der Stadt Köln, Keulen, 1980 C. Hemmarck, The Art o f the European Silversmith, 1430-1830, Londen-New York, 1977. J. Culme, Nineteenth-Century Silver, 1977 B. -W. Thiele, Tafel- und Schausilber des Historismus aus Hanau, Tübingen, 1994.

17


Mei 1995 Tekst: lie. Marc MEES Foto’s:

Stedelijke Fotodienst, Stad Herentals (afb.9) en K.U.Leuven (afb.8).

Copyright: STEDELIJK MUSEUM STELLINGWERFF-WAERDENHOF Maastrichterstraat 85, 3500 Hasselt tel. (011)24 10 70

In dezelfde reeks verschenen: 1. 2. 3. 4. 3. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21. 22. 23. 24. 25. 26. 27. 28. 29. 30. 31. 32. 33. 34. 35. 36. 37. 38. 39. 40. 41. 42. 43. 44.

Portret van keurvorst-prinsbisschop M.-H. van Beieren, anoniem, 2de h. 17de eeuw Catharinapaneel van de oude handboogkamer, anoniem, e. 17de - b. 18de eeuw Lustergiazuurvaas uit voormalige Hasseltse keramiekfabriek, tussen 1895 en 1914 Blazoen van de Hasseltse rederijkerskamer 'De Roode Roos’, D. Van Vlierden, ca. 1700 Schilderij ’Week-end’, L. Pringels, 1930 Zilveren kruisvormig reliekostensorium op voet, F. Jans Burduin Gent & I.F. Frederici Hasselt, 1703 Kledingsstel van het Virga Jessebeeld, 1689 - 1863 - 1901 Schilderij 'De Grote Marlet', J.N. Grauls, 1863 Rijksdaalder van prins-bisschop G. van Groesbeeck, Hasselt, 1568 Geschilderd kaartlandschap met paalstenen tussen Hasselt en Zonhoven, anoniem, 1661 en 1666? Schilderij 'De Grote Man’, F. Minnaert, (1983) Mirakeiprent O.-L.-V. Virga Jesse, R. Van Orley, wsch. 1689 Zilveren wierookvat, J. Vinckenbosch, Hasselt, 19de eeuw Kaart van Midden-en Zuid-Limburg, L. Capitaine, 1795 Lederen Hasseltse brandbhisemmer (1782) en vuurhaak Zilveren reliekhouder van H. Barbara, ca 1702 Portret van abt Eucherius Knaepen, P.J. Verhaghen, 1792 Studiocamera 18/24, ca. 1920 Schilderij 'Het bos’, Dj. Anten (1851-1913) Juweel - zgn. ’reukappel - van Virga Jessebeeld, e. 16de - b. 17de eeuw Schilderij ’O.-L.-Vrouw met Kind', Antwerpse paneelmerken, 1ste h. 17de eeuw Liturgische gewaden van St.-Vedastus Hoepertingen, 1ste h. 16de eeuw Mirakeiprent van het H. Sacrament van Herkenrode, Hasselt, P.F.Milis, 1854 Gevelsteen "Den Soeten Naeme Jezus", 1664 (Hasselt) Set van vier vazen, Piet(er) Stockmans (1940-) Portret van Ulysse Claes (1792-1880), G. Guffens (1823-1901) Sacramentso8tensorium of "de monstrans van Herkenrode", Parijs, 1286 Schilderij 'Strandtafereel', 1930, Jos.Damien (1879-1973) Gezicht op Hasselt naar Remacle Le Loup, kopergravure Beeld "Heilige Cecilia", 1530-1540 Barokke zonnemonstrans, N. Sigers & S. Vander Locht, Hasselt, 1669 Biechtstoel, Brabants atelier, 1664 Uurwerken van de Hasseltse uurwerkmaker Leonard Joosten (1762-1849) Kaart Bisdom Luik, Jaiilot, Parijs, 1692 Kokosnootbeker, Steven Vander Locht, Hasselt, 1652 Gouache 'De Meukes', ca. 1890, Paul Marie Bamps (1862-1932) Kroningsprent O.-L.-V. Virga Jesse, Parijs, Lith.Fabre, 1867 Het Hasseletum en de Historia Lossensis, twee historische werken van Joannes Mantelhis (1599-1676) Litho "Heusden 2", uit reeks (5) Heusden, Herman Gordijn, 1992 Ontwerp voor "Overhandiging..." muurschildering Beurs Antwerpen, olie op doek, G.Guffens (1823-1901) Aquarel 'Strijdtoneel uit de Tiendaagse Veldtocht, Kermt, 7 augustus 1831’, A.von Geusau, 1835 Gevelplaat "Veloce-Chib hasseltois 'Utile * Dulci’ - 2 mai 1892” Portret van Amoldus van Melbeeck op zijn sterfbed, 17de eeuw Acryls van Ray Remans, 1989


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.