KIK 51. Zilveren reliekhouder H. Hubertus, 1741-1742, Lambertus Hanosset (1702-1770)

Page 1

KUNST

IN

DE

K I J K E R - 51

RELIEKHOUDER H.HUBERTUS, 1 7 4 1 -1 7 4 2 Lambertus HANNOSSET (° 1 7 0 2 - + 1 7 7 0 ), Antwerpen zilver, merken: Antwerpen, gekroonde P en meestermerk LH; h. 12 cm; herkomst: Onze-Lieve-Vrouwekerk Hasselt permanente bruikleen kerkfabriek Sint-Quintinus en Onze-Lieve-Vrouw Hasselt, juli 1989; inv.nr. 8 9 .B. 117.


LAMBERTUS HANNOSSET Bij het lezen van de naam van deze edelsmid verwacht men allerminst een Antwerps ingezetene te herkennen. Zowel de familienaam als de voornaam (patroonheilige Sint-Lambertus) verwijzen naar een mogelijke franstalige, Waalse herkomst. Daarbij komt nog dat één van de oudste archivalische bronnen waarin zijn naam voorkomt, opgesteld is in het Frans. Volgens de heer Piet Baudouin zouden in de loop van de achttiende eeuw verscheidene Waalse zilversmeden over­ komen naar Antwerpen. Hannosset zou een van deze nieuwe inwijkelingen kunnen zijn. Lambertus Johannes Hannosset (Hannocet, Annocet) was de zoon van Guillielmus Hannosset (gegevens P. Baudouin); hij werd in 1702 geboren te Saint-Etienne bij Namen. Hij werd te Antwerpen genoteerd als leerjongen van zilversmid Peeter Matthysen. Later trok hij naar Brussel, waar hij als gezel werkzaam was. In 1732 was hij opnieuw te Antwerpen; hij huwde er Carolina Wuyts en werd er ingeschre­ ven als meester-zilversmid. Hij had een dochter Maria die zou huwen met de zildersmid en essayeur Cornelis Grielens. Lambertus Hannosset overleed in 1770 te Antwerpen, waar hij begraven werd in de Venerabelkapel van de Sint-Andrieskerk, samen met zijn echtgenote ( + 2 maart 1774); op de grafsteen werden leeftijd noch beroep opgegeven. D. Schlugleit wist verscheidene gegevens te melden over de zilversmid Lambertus Hannocet; in 1735 had hij Cornélius Dieltiens in dienst als leerjongen; op 19 april 1738 werd Johannes Franciscus Laureyssens leerjongen. Hannosset werd in 1743 tot deken van het ambacht gekozen samen met Melchior van Oppervelt. Hij was ook mede-ondertekenaar van een besluit dat door het ambacht werd genomen op 9 oktober 1744; het ging om een resolutie tegen de moeilijkheden die vanwege den "Heere Raedt ende Procureur Generaal van Brabant" werden berokkend. Lambertus Hannosset staat verder nog vermeld als essayeur van de Munt en gezworen wisselaar. Het toezicht op de controle van de geldwaarde was immers gelijklopend met waardecontrolering of gehalte-controlering van het zilver der zilversmeden. "De Munt" nam dan ook soms edelsmeden in dienst om deze belang­ rijke taak uit te voeren. Zij kenden de noodzakelijke technieken en waren er voor uitgerust om het gehalte te bepalen. De controle van zilver- en goudwaarde gebeurde door deze essayeurs van de munt; de controle van de zilversmeden gebeurde door de dekens van het ambacht; omtrent deze gehaltebepalingen werden de nodige reglementeringen gemaakt. Deze keur-reglementeringen waren onderhevig aan veranderingen onder invloed van schaarste of inflatie. In 1608 (Eeuwig Edict) werd het zilvergehalte van het beste zilver bepaald op 11 penningen 8 greinen, met een prijs van 52 1/2 stuivers per ons zilver; bij de controle werd een speling van 4 à 8 greinen toegelaten terwille van mogelijke onzuiverheden van herbruikt zilver. In 1707 werd het zilvergehalte terug gebracht naar 10 penningen 20 greinen met een verkoopswaarde van 55 stuivers de ons; de kwaliteit ging dus achteruit en de prijs steeg. Kort daarop zal men trachten de kwaliteit terug op zijn vroeger peil terug te brengen maar met beperkt resultaat. De prijs daarentegen zou nog verder de hoogte in gaan; in 1749 mocht voor het zilver een waarde van 59 1/2 stuivers per ons worden aangerekend. 2


Het zilver werd gecontroleerd op een toetssteen ofwel werd er een proefsteek genomen; bij de laatste procedure werd ( in opdracht van het ambacht) een klein gedeelte van het zilver uitgekrast en uitgegloeid om het te kunnen vergelijken met de toetsnaalden die door de Munt werden ter beschikking gesteld. Wanneer het werk was gecontroleerd en goed bevonden, kon het keurmerk van het ambacht worden ingeslagen; voor Antwerpen was dit de gekroonde hand; de "kleine keur" werd gebruikt voor zilver van lager allooi: de ongekroonde hand. Naast het keurmerk vinden wij op het zilverwerk ook de aanduiding van het moment waarop het stuk werd tot stand gebracht; dit gebeurde door de aanbrenging van de dekanale letter op elk werk. Zo werd de letter B gebruikt voor het dienstjaar 1612-161 3, de letter G voor het dienstjaar 16 13-1614. Er worden telkens twee jaartallen aangeduid omdat de dienstjaren van de dekens niet samenvielen met de kalenderjaren. De opeenvolgende besturen van het ambacht gebruikten om de twaalf maanden een andere letter van het alfabet zodat hierdoor een reconstructie kan worden gemaakt van de datering van de verscheidene stuk­ ken. In het midden van de achttiende eeuw zal hierin een wijziging komen die aanvankelijk niet zonder moeilijkheden zou verlopen. Maria-Theresia wilde immers eenvormigheid brengen in de aanduiding van deze jaren van ontstaan en plande de afschaffing van de dekanale jaarletters die verschilden naargelang de steden. Ze zou voorstellen om de letters door cijfers te vervangen, namelijk de laatste twee cijfers van het jaar waarin het stuk vervaardigd werd; een zilveren object met de jaarletter 68 werd dan in 1768 vervaardigd. Naast het keurmerk en het merkteken voor de datering treffen wij op het edelsmeedwerk nog een derde merk aan: het meesterteken, het persoonlijk merk van de zilversmid. Het werd door de vervaardiger van het stuk aangebracht. Het teken kan verwijzen naar de voornaam en familienaam van de zilversmid: initialen. Het merk kan verschillende vormen aannemen: planten (bv. een boom), vruchten (bv. een peer), hemellichamen (bv. een zon),voorwerpen (bv. een bijenkorf), insekten (bv. een bij), enz. Lambertus Hannosset gaf de voorkeur aan het gebruik van zijn initialen. Aanvankelijk plaatste hij zijn initialen, de Romeinse kapitalen LH, in een liggende rechthoek en scheidde de initialen op halve hoogte met een punt. Keizerin Maria-Theresia zou bij de hervorming van het dateringssysteem ook een eis stellen tot wijziging van de meestermerken. Alle edelsmeden moesten hun gebruikelijk meesterteken vernietigen en vervangen door een nieuw meesterteken. Hannosset zou hierop ingaan en zijn eerste meesterteken vervangen door een gekroonde liggende rechthoek met initialen Romeinse kapitalen LH bovenaan gescheiden door een punt. Het eerste meesterteken is voor 1750 te dateren, het tweede na 1750. In de achttiende eeuw waren de kunstprodukten van de Antwerpse metropool nog erg gegeerd en wist men er een hoge graad van aantrekkelijkheid te bewaren. De technieken leverden zorgvuldig vervaardigde voorwerpen; de Franse stijlevoluties werden goed gevolgd. Men teerde verder op het elan dat in de zeventiende eeuw was ingezet na het debacle van de reformatie. Zowel kerkfabrieken als burgerij zullen potentiÍle bestellers blijven in de Zuidelijke Nederlanden. Toch is er geleidelijk een afbouw van het aantal meesters-zilversmeden: 1605 (75), 1646 (60), 16 98(67), 1738 (60), 1750 (39), 1777 (40).

3


Het vroegst te dateren werk van Lambertus Hannosset berust in de Onze-LieveVrouwekerk te Boom; het gaat om twee ampullen met schaal die naast het Antwerpse keurmerk en het meesterteken ook de dekanale letter O droegen. Volgens L. en F. Crooy beantwoordde deze letter O aan de jaren 1740-1741. Het vroegste werk van Lambertus Hannosset is gekenmerkt door een Lodewijk XlV-versiering met rozetten, handwerk, acanthusbladeren en bladornamenten. In een technisch-gave, decoratieve stijl werden de voorwerpen bijna volledig versierd. De Lodewijk XV-versiering zal eerst voorkomen op een wierookvat van 1758, bewaard in de Sint-Petrus en Pauluskerk te Wommelgem. Deze Lodewijk XV-versiering met asymetrische schelpen en schuimkammen vonden wij ook op de ciborie van 1764 in de Sint-Remigiuskerk te Putte (Beerzel). Het werk van Hannosset is terug te vinden in verschillende regio's, zowel in openbaar bezit als in privé-bezit. In 1975 werd er een lijst samengesteld van een dertigtal werken die in de kerken van de provincie Antwerpen werden bewaard. De reeks kon later nog worden aangevuld met werk te Mol en te Turnhout. P. Baudouin nam in 1989 verscheidene profane werken op in de catalogus over het "Antwerps huiszilver uit de 17e en 18e eeuw". Ook in de provincie Limburg zijn er verscheidene stukken aan te wijzen van deze meester: te Sint-Truiden in het Minderbroedersmuseum zijn er twee reliekosculatoria: één van O.-L.-Vrouw (1762) en één van de H. Anna. In Hasselt treffen wij twee stukken aan van deze meester: een reliekosculatorium van de H. Hubertus en (mogelijk) een zilveren altaarschel (eveneens bewaard in het Stedelijk Museum Stellingwerff-Waerdenhof; zie afb.). Zij zijn beide getekend met het meesterteken: een liggende rechthoek met de initialen LH op halve hoogte gescheiden door een punt.

Altaarschel, diam. 14 cm, h. 10 cm (herkomst: O.-L.-Vrouwekerk Hasselt; permanente bruikleen kerkfabriek Sint-Quintinus en Onze-Lieve-Vrouw Hasselt; inv.nr. 8 6 .B.0 4 1 )

4


Vanuit de archiefdocumenten zijn er nog een paar vaststellingen te doen. Een eerste is dat Lambertus Hannosset bij de bestelling van zilverwerk ook bereid was om oud zilverwerk over te nemen van de besteller. In Wommelgem nam hij tweemaal oud zilver over: op 29 augustus 1759 4 ons 2 voor een bedrag van 11 gulden 1 stuiver; op 14 september 1758 nam hij opnieuw oud zilver over voor een totaal bedrag van 128 gulden; bij de laatste verrichting werd ook verduidelijkt om welk oud zilver het ging: drie zilveren relikwieÍn, een zilveren ring en een zilveren kruis aan 35 stuivers de engels, een gouden ring, een partij zilveren offergoed aan 52 stuivers de ons. Te Putte (Beerzel) was Hannosset in 1764 bereid een zilveren ciborie ("handekelcke met scheel") over te nemen aan 3 gulden de ons, voor een totaal bedrag van 57 gulden. Het verschil in prijs per ons zilver is te wijten aan het allooi van het zilver en aan de marktwaarde van het zilver. Bij de berekening van de prijs van een besteld produkt ging de zilversmid zich op de eerste plaats laten leiden door de hoeveelheid zilver die in het stuk werd verwerkt. De prijs van het nieuw gebruikte zilver bleef ongeveer hetzelfde per eenheid, al is er ook bij Hannosset evolutie in de tijd: in 1739 per ons 55 stuivers, in 1758 en 1759 per ons 60 1/2 stuivers, in 1764 per ons 3 gulden (60 stuivers), in 1765 per ons 6 0 1/2 stuivers. Een tweede factor die een rol speelde bij de prijsbepaling en waarin wij uiteraard meer variatie zullen aantreffen is het geleverde werk aan het stuk (voor "fatson" en vergulden). Zo zien wij dat Hannosset in Wommelgem 9 gulden aanrekende voor het werk aan een wierookscheepje en 34 gulden voor het werk aan een wierookvat; aan dezelfde kerkfabriek vroeg hij 9 gulden 12 stuivers voor de versiering van een chrismatorium; in Lille kostte het werk aan een kelk 36 gulden; te Wommelgem opnieuw slechts 8 stuivers voor het werk aan een reliekhouder. Ook in Hasselt deed de Broederschap van O.-L.-Vrouw beroep op Lambertus Han­ nosset bij de aankoop van een reliekhouder voor de berging van de nieuw verworven reliek van de H. Hubertus. De verering van heiligen ontstond in de vroegste eeuwen van het christendom rondom hun begraafplaatsen. Geleidelijk werden gedeelten van hun overblijfselen of relieken (Latijn reliquiae) verspreid naar andere heiligdommen, waar ze op verschillende wijzen werden tentoongesteld en vereerd. Die relieken waren verschillend van aard: een deeltje van het gebeente, een fragmentje van een kledingstuk van de heilige, een onderdeel van het marteltuig. Zelfs voorwerpen die in aanraking waren gekomen met relieken kregen een bijzondere devotiewaarde. Een reliek werd opgeborgen in een doosje, dat meestal verzegeld werd door een kerkelijk hoogwaardigheidsbekleder (abt, bisschop, kardinaal, paus) waardoor de echtheid of autenticiteit werd bevestigd; na een uitvoerig onderzoek werd er een officieel attest afgeleverd. Het doosje was vooraan door een glas afgedekt zodat de reliek zichtbaar was; hierdoor werd de betrokkenheid van de vereerder verhoogd; meestal is de reliek in het doosje vergezeld van een opschrift ter verduidelijking vb. "De ossibus Sancti Lamberti": een stukje van het gebeente van Sint-Lambertus. Het doosje werd in een houder geplaatst. Wanneer het om grotere restanten van heiligen ging werden uiteraard de recipiÍnten aangepast aan het volume. Meestal werd een edel metaal genomen als grondstof voor de reliekhouder. De houder kan de meest eigenaardige en soms sprekende vormen aannemen: een stukje van de schedel in een zilveren hoofd, een stukje van de arm in een zilveren arm, een stukje van de voet in een zilveren voet; men spreekt dan ook van een 5


reliekhoofd, een reliekarm, een reliekvoet. De meest uitgesproken vorm is uiteraard het reliekschrijn, waarin normaliter het lichaam van de heilige of w at er van rest is opgenomen; wij vinden ze vooral in de bedevaartplaatsen, waar de heilige ligt begraven; uit de Romaanse tijd zijn er enkele prachtige voorbeelden bewaard. De meest voorkomende vorm van reliekhouder is het osculatorium. Dit is een catouche-vormig houder waarin het reliekdoosje kan worden geplaatst; dikwijls wordt de naam van de betreffende heilige erin gegraveerd of zijn attributen of afbeeldingen van de heilige erop aangebracht. Het osculatorium kwam tegemoet aan de bijzondere wens van de vereerders die zo nauw mogelijk met de kracht en de resten van de heilige wilden in kontakt komen. Dit kon door aanraking maar dit kon ook door het kussen van deze overblijfselen. Deze gewoonte zou algemeen verspreid worden, zeker in de 17de, 18de en 19de eeuw toen relieken massaal werden verspreid. Het kussen van de relieken was een vorm van verering van de heilige persoon. Relieken konden in kerken worden bewaard, maar ook voor privé-gebruik waren er veel reliekhouders beschikbaar. Verscheidene kloosterorden en ook begijnhoven hebben tot de verspreiding bijgedragen. De kerkelijke overheid moest meermaals optreden om excessen te beteugelen. De hier besproken reliekhouder is herkomstig uit de Kapel van O.-L.-Vrouw Virga Jesse in de O.-L.-Vrouwekerk te Hasselt. De reliek zit in een ovaal doosje, dat op zijn beurt is geplaatst in een reliekhouder met ovale huls en overschuivend deksel. De reliek, een stukje van het gebeente, is zichtbaar achter een ovaal glas dat omgeven is door een cartouche-vormig schild, versierd met acanthusbladeren, ge­ kruld handwerk en drijfwerk; bovenaan is er een ovale cartouche-decoratie met het opschrift "S. HUBERTUS" ; onderaan is de hartvormige cartouche-decoratie met blanke spiegel. De reliekhouder draagt achteraan drie merken: het meesterteken: een liggende rechthoek met de initialen LH, in het midden gescheiden door een punt; de gekroonde dekanale jaarletter P staande voor het dekanale jaar 17411742; en het Antwerpse keurmerk: een ongekroonde hand. Aan de hand van de merken kunnen wij besluiten: dat de reliekhouder door de Antwerpse zilversmid werd gemaakt in 1741-1742. In de archieven van de kerk wordt de aanwezigheid van de reliekhouder aangetoond. In de "Inventaris van het besonderste silverwerk der kerke 18 0 3 " werd "de reliquie van St hubert in 't silver" vermeld; daartegenover staat dat er in de inventaris van 1702 geen melding werd gemaakt. G. Verbeek bevestigt deze vaststelling: de reliek van Sint-Hubertus zou eerst op 21 november 1744 verworven zijn. Het feest van de H. Hubertus, "patroon tegens die raesende siekten so voor de menschen als voor de beesten" werd begiftigd met een volle aflaat, onder de gebruikelijke voorwaarden. Op de feestdag van 3 november werden er verscheidene missen gelezen, het brood van de H. Hubertus werd gewijd en de relieken werden gepresenteerd om gekust te worden; in de namiddag was er sermoen en lof met de uitstalling van het Allerheiligste Sacrament. Volgens de archieven had Theresia du Jardin een fundatie gesticht van zes gelezen missen. Het verschil in de vervaardigingsdatum en de verwerving van de reliek zou er kunnen op wijzen dat de houder reeds was vervaardigd en dat de naam van de heilige later werd ingegraveerd. Het is ook mogelijk dat de reliek reeds langer ter beschikking was of verwacht werd. De aanwezigheid van de reliek zou een eigen religieuse dynamiek ontwikkelen. Over de viering van de feestdag van Sint-Hubertus hadden wij het reeds hoger. In één 6


van de inventarissen van de Boederschap van O.-L.-Vrouw wordt er omstreeks 1900 een beeld vermeld. Vendrickx vermeldt een klok van 1830 die de naam Hubertus kreeg; de klok werd gewijd door pastoor Vaesen; peter was Joannes Georgius Sigers, lid van het genootschap, meter was Charlotte Claes; de klok werd gegoten in de gieterij van Goulard.

*

*

*

*

*

ARCHIEF

Arch. Broederschap O.-L.-V.-Virga Jesse, Registrum insignis et perantique confraternitatis Marianae Oppidi Hasselensis in Capella Clericorum, omnia et signula illius praeclarissima authenticaque continens archiva incipiendo ab anno 1305.

BIBLIOGRAFIE

A. VENDRICKX, Onze-Lieve-Vrouw van Hasselt, Sint-Truiden, 186 7. L. en F. C R 00Y, L'orfèvrerie religieuse en Belgique depuis ia fin du X V e siècle jusqu'à la Révolution française, Parijs, 1 91 1. M . ROZENBERG, Der Goldschmiede Merkzeigen, IV, Berlijn, 192 8. D. SCHLUGLEIT, De Antwerpse Goud- en W etteren, 1 96 9.

Zilversmeden in het Corporatief Stelsel (1 3 8 2 -1 7 9 8 ),

W . VA N DIEVOET, H et poinçoen van gratie van 1749, in Bulletin van de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis, 4 7 , 1 9 7 5 , p. 2 1 9 -2 3 5 . G. VERBEEK, Virga Jesse, Schat van de Hasselaar, 1 98 2. J. JANSEN, Identificatie van het zilverwerk van Lambertus Hannosset (werkzaam tussen 1 7 3 5 en 1770) in de Bedehuizen van de Provincie Antwerpen, in Bulletin van h et Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium, 19, 1 9 8 2 /1 9 8 3 , p. 3 4 -5 2 . Catalogus "A ntwerps Huiszilver uit de 17e en 18e eeuw", Antwerpen, 198 9.

*

*

*

7

*

*


december 1995 tekst:

Jaak JANSEN, assistent Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium Brussel

foto's:

copyright A.C.L.-Brussel

copyright:

js t

lil

STEDELIJK MUSEUM STELLINGWERFF-WAERDENHOF Maastrichterstraat 85, 35 00 Hasselt te l.(0 1 1 )2 4 10 70

in dezelfde reeks verschenen: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21. 22. 23. 24. 25. 26. 27. 28. 29. 30. 31. 32. 33. 34. 35. 36. 37. 38. 39. 40. 41. 42. 43. 44. 45. 46. 47. 48. 49. 50.

Olieverfportret van keurvorst-prlnsbisschop M.-H. van Beieren, anoniem, 2de h. 17de eeuw Catharinapaneel van de oude handboogkamer, anoniem, e. 17de - b. 18de eeuw Lusterglazuurvaas uit voormalige Hasseltse keramiekfabriek, tussen 1 8 9 5 en 1 9 1 4 Blazoen van de Hasseltse rederijkerskamer 'De Roode Roos', D. Van Vlierden, ca. 17 00 Olieverfschilderij 'W eek-end', L. Pringels, 1 9 5 0 Zilveren kruisvormig reliekostensorium op voet, F. Jans Burduin Gent & I.F. Frederici Hasselt, 17 03 Kledingsstel van het Virga Jessebeeld, 1 6 8 9 - 1 8 6 3 - 1901 Olieverfschilderij 'D e Grote M arkt', J.N. Grauls, 1863 Rijksdaalder van prins-bisschop G. van Groesbeeck, Hasselt, 1 5 6 8 , zilver Geschilderd kaartlandschap met paalstenen tussen Hasselt en Zonhoven, anoniem, 1661 en 1666? Schilderij 'D e Grote Man', F. Minnaert, (1983) Mirakelprent O.-L.-V. Virga Jesse, R. Van Orley, wsch. 16 89 Zilveren wierookvat, J. Vinckenbosch, Hasselt, 19de eeuw Kaart van Midden-en Zuid-Limburg, L. Capitaine, 1795 Lederen Hasseltse brandblusemmer (1 7 8 2 ) en vuurhaak Zilveren reliekhouder van H. Barbara, ca 1 7 0 2 Portret van abt Eucherius Knaepen, P.J. Verhaghen, 1792 Studiocamera 1 8 /2 4 , ca. 19 20 Olieverfschilderij 'H et bos', Djef Anten (1 8 5 1 -1 9 1 3 ) Juweel - zgn. 'reukappel'- van Virga Jessebeeld, e. 16de - b. 17de eeuw Schilderij 'O.-L.-Vrouw met Kind', Antwerpse paneelmerken, 1ste h. 17de eeuw Liturgische gewaden van St.-Vedastus Hoepertingen, 1ste h. 16de eeuw Mirakelprent van het H. Sacrament van Herkenrode, Hasselt, P.F.Milis, 1 8 5 4 Gevelsteen "Den Soeten Naeme Jezus", 1 6 6 4 (Hasselt) Set van vier vazen, Piet(er) Stockmans (1940-) Portret van Ulysse Claes (1 7 9 2 -1 8 8 0 ), G. Guffens (1 8 2 3 -1 9 0 1 ) Sacramentsostensorium of "de monstrans van Herkenrode", Parijs, 1 2 8 6 Schilderij'Strandtafereel', 1 9 3 0 , Jos.Damien (1 8 7 9 -1 9 7 3 ) Gezicht op Hasselt naar Remacle Le Loup, kopergravure Beeld "Heilige Cecilia", 1 5 3 0 -1 5 4 0 Barokke zonnemonstrans, N. Sigers & S. Vander Locht, Hasselt, 16 69 Biechtstoel, Brabants atelier, 1 6 6 4 Uurwerken van de Hasseltse uurwerkmaker Leonard Joosten (1 7 6 2 -1 8 4 9 ) Kaart Bisdom Luik, Jaillot, Parijs, 16 92 Kokosnootbeker, Steven Vander Locht, Hasselt, 1652 Gouache 'De Meukes', ca. 1 8 9 0 , Paul Marie Bamps (1 8 6 2 -1 9 3 2 ) Kroningsprent O.-L.-V. Virga Jesse, Parijs, Lith.Fabre, 18 67 Het Hasseletum en de Historia Lossensis, tw ee historische werken van Joannes Mantelius (1 5 9 9 -1 6 7 6 ) Litho "Heusden 2", uit reeks (5) Heusden, Herman Gordijn, 19 92 Ontwerp voor "Overhandiging..." muurschildering Beurs Antwerpen, olie op doek, G.Guffens (1 8 2 3 -1 9 0 1 ) Aquarel 'Strijdtoneel uit de Tiendaagse Veldtocht, Kermt, 7 augustus 1 8 3 1 ', A.von Geusau, 18 35 Gevelplaat "Veloce-Club hasseltois 'Utile * D uld' - 2 mai 1892" Olieverfportret van Arnoldus van Melbeeck op zijn sterfbed, 17de eeuw Acryls van Ray Remans, 19 89 De pronkbeker van J.-J.Thonissen, deels verguld zilver, P.Bruckmann & Sรถhne, Heilbronn, 18 88 Begijnenschotel, 1 6 2 3 , zilver, meesterteken: 3 zespuntige sterren in schild Vaste kunstwerken Herman Blondeel, Hugo Duchateau, Piet Stockmans in Museum Stellingwerff-Waerdenhof Schilderij "Ijzel en mist", Djef Anten (1 8 5 1 -1 9 1 3 ) Aquarellen "Hasseltse watermolens, 1 8 9 3 /9 4 " , Paul Marie Bamps (1 8 6 2 -1 9 3 2 ) Foto "Jongeman met badmuts", gomdruk, 1 /1 0, Jean Janssis


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.