KIK 67. Schild van het weversambacht, einde 17e-begin 18e eeuw, Daniël van Vlierden (1651-1716)

Page 1

KUNST

IN

DE

KIJKER

- 67

SCHILD VAN HET WEVERSAMBACHT, einde 17e - begin 18e eeuw; Hasselt, Daniël van Vlierden (1651-1716), gepolychromeerd houtsnijwerk; h. 88 cm, br. 56 cm, d. 6 cm.; herkomst: Hasselt, Onze-Lieve-Vrouwekerk; schilderij Sint-Hubertus; bruikleen Provincie Limburg, november 1967; inv. nr. 79.B.229.


De lakennijverheid in Hasselt Hasselt had tot 1728 twaalf ambachten, die vrijwel alle meer dan één vakge­ bied groepeerden. Net als in andere steden behartigden de ambachten het stoffelijk en geestelijk welzijn van hun leden; ze kenden een vroege vorm van onderlinge hulp, vereerden hun patroon in een kapel of met een altaar in de hoofdkerk, namen deel aan processies en ommegangen, stichtten beneficies, enz. De bescherming van de naam en faam van hun ambacht was vanzelfspre­ kend hun grootste opdracht. Ze waren eveneens betrokken bij de verdediging en de brandbeveiliging van de stad. leder ambacht had meestal de verantwoor­ delijkheid over één of andere toren van de omwalling, waarin het ook zijn wa­ pens en munitie bewaarde; volgens Mantelius waren de wevers belast met de zorg over de Mariatoren of Slicksteen, de hellus lapidum, de toren die veel stenen slikte.

De welvaart van Hasselt De belangrijkste ambachtelijke bedrijvigheid te Hasselt van het begin van de 14e eeuw tot ongeveer 1560 was de lakennijverheid. Ten onrechte wordt vaak beweerd dat Leuvense wevers de grondslag legden van deze belangrijke industriële bedrijvigheid. Men vergeet dan inderdaad dat Leuvense wevers hun onbetwiste deskundigheid pas na zware onlusten in hun stad rond 1375 in andere Vlaamse steden, ook in Hasselt, gingen uitoefenen, terwijl de lakenwe­ verij reeds in 1313 en wel als eerste nijverheid in de geschiedenis van Hasselt vermeld wordt. In 1414 sloten de volders, de wevers, de scheerders en de lakenmakers een samenwerkingsverbond, dat leidde tot de oprichting van een dekenij of neringe van de draperije. Die dekenij groepeerde toen al degenen die bij de verschillen­ de stadia van de lakenproductie betrokken waren: eerst werd de wol bewerkt, waarbij - meestal door de vrouwen, die niet als leden van het ambacht werden geteld - de noppen uit de wol werden gehaald; dan werd het ruwdoek of ruwlaken geweven en de appretuur of de bereiding van het ruwdoek tot laken was de eindfase; de afwerking omvatte verschillende bewerkingen. Het ruwdoek werd allereerst gevold, waarbij de wolhaartjes vervilt werden; oorspronkelijk werd dat in kuipen en later in volmolens (met urine of volaarde) gedaan. Daarna volgde het rouwen: alle wolhaartjes werden met een weverskaarde in dezelfde richting gebracht. Dan sneden de droogscheerders de wolhaartjes op gelijke hoogte af, waarna het laken op ramen werd uitgespannen om te drogen; de pertsm eester en de verantwoordelijken van de neringhe hadden dan ook een goede kijk op de afwerking en de maten van het laken: soodat deselve laekens kosten over den groeten raem getrocken worden om hunne deughtsaemheyt tondersoecken. De Raamstraat dankt haar naam aan deze activiteit; daar stonden de ramen opgesteld, waarop het laken gedroogd werd. Ook in H et Dorp en het 2


Cattegat stonden droogramen. Jan van Heinsberg, prins-bisschop van Luik, bekrachtigde deze organisatie in de ordonnantie van 1 juni 1433: elk van de vier lakenambachten duidde vier kiesmannen aan, die de deken of vertegenwoordiger van het ambacht in de dekenij kozen. De vier dekens werden geholpen door een cnape (bode en manusje-van-alles) en twee samenkopers. Zij onderzochten en keurden de wol, oefenden toezicht uit op elk onderdeel van het productieproces, regelden loongeschillen, legden boeten op - waarvan één derde voor henzelf bestemd was - en gaven het eindoordeel over het afgewerkte product in de lakenhalle; het laken mocht maar uitgevoerd of in de lakenhalle van Hasselt verkocht worden nadat de vier dekens het na keuring door de pertsmeesters hadden waardig geacht als Hasselts laken verkocht te worden en er een lood als kwali­ teitsmerk (het zogenaamde plomberen) aan bevestigd hadden. Het pertshuis was het huis waar men toezicht hield op de lakenbereiding en lakenhandel. De groote pertze en de rauwpertze stonden in de Paardsdemerstraat, waar ook de pertsm eester woonde: hij moest er de aangebrachte stukken laken pertsen, peertsen, d.w.z. nijpen, van een loodje of zegel als goedkeuringsteken voor­ zien. Pas vanaf 1433 kochten de Hasseltse wevers de wol gezamenlijk aan; voordien kocht iedere meester zijn eigen wol en verwerkte die in zijn huisatelier.

Het Hasseltse laken genoot wijd en zijd een grote faam en veroverde ruime markten. Het was van uitstekende kwali­ teit dank zij de grondstof - wol uit Enge­ land en uit de Kempen en het Peelgebied (Noord-Brabant) - en de productie­ technieken. In 1389 eeuw werd het op de markt te Luik verkocht, op 4 decem­ ber 1399 verkregen de Hasseltse laken­ makers standrecht in de lakenhalle van Luik, waarvoor ze wel een financiële bij­ drage per uitstalling moesten betalen. Het Hasseltse laken vond daarna spoe­ dig ook zijn weg naar een aantal steden in de Zuidelijke Nederlanden, maar ook naar Amsterdam, 's-Hertogenbosch, Gorkum en de Duitse steden Lübeck, Keulen en Frankfurt. Dank zij de uitste­ kende kwaliteit van zijn laken werd Has­ selt opgenomen onder de vrije steden: Afb. 1 : Zegel van het weversambacht. Leuven, Brussel, Antwerpen, 's-Herto­ genbosch, Lier, Herentals, Bergen, Tienen, Doornik’ Rijsel, Gent, Brugge en leper. Wevers die hun vak in een van die steden geleerd hadden, konden lid worden van het weversambacht in de andere vrije steden; zij hoefden dan geen entreegeld te betalen en ook geen bewijs van vakmanschap te leveren. 3


De Hasseltse wevers bewerkten vooral de markt van Antwerpen. Na 1450 had de neringe er een huis, waar de Hasseltse wevers die laken naar Antwerpen exporteerden, de nodige commerciële steun konden krijgen. Het huis werd een paar keren in beslag genomen: in 1466-1467, tijdens het bewind van Karei de Stoute, en in 1480. Volgens Mantelius verkocht de stad haar huis in Antwerpen en ze besteedde het geld om de Slicktoren of Hellus lapidum te bouwen. Op 22 mei 1502 besloot de stadsmagistraat van Hasselt nogmaals een lakenmagazijn in Antwerpen te huren, waar de wevers hun waren konden ten toon stellen. Zij benoemde er ook een facteur die de handelsbelangen van de wevers moest behartigen; hij moest het wapen van de stad Hasselt op een duidelijk zichtbare plaats aan de buitenzijde van het lakenmagazijn aanbrengen, er het hem toegestuurde laken van de Hasseltse wevers het hele jaar door voor verkoop ten toon stellen en het ook op de pinkstermarkt en de Baumesmerckt (feest van Sint-Bavo op 1 oktober) te koop aanbieden. Op 1 juli 1563 werd Aert Claes als facteur te Antwerpen aangesteld. De stadsmagistraat gaf in 1564 toestemming aan de lakenmakers om ter bevordering van hun ambacht een winckel tot Antwerpen (te houden) om die laekenen aldaer in kennisse te brenghen, te vercoopen oft te beteren tot groter voordeel van de stadt. In 1568 kreeg Jacobus Poitewijn als facteur veertien stuivers voor elk stuk verkocht laken, vier stuivers voor elk niet-verkocht stuk laken, dat hij naar Hasselt moest terugstu­ ren, en hij kreeg voor elk stuk Hasselts laken dat zonder zijn tussenkomst in Antwerpen verkocht werd, toch twee tot zeven stuivers. Een stuk laken moest 36 tot 38 el lang en 9 tot 10 el breed zijn en tussen 60 en 64 pond (Antwerpse maat) wegen. De neringe van de draperije was een van de machtigste beroepsgroeperingen in Hasselt. De namen van Elsrack, Bisschoppen, van Melbeeck, Vossius, Houwen e.a., die mede de geschiedenis van Hasselt tot 1800 bepaald hebben, komen herhaaldelijk voor in de documenten betreffende het weversambacht. Ook het aantal leden wijst op de machtspositie van het weversambacht. In 1433 bv. waren er 521 gezellen en nagenoeg 200 meesters-lakenmakers ingeschreven.

M et de steun van de stad Het stadsbestuur begreep dat de welvaart van Hasselt grotendeels afhankelijk was van de bloei van de lakennijverheid. Het bouwde dan ook een volmolen op de Stiemer in Genk - omdat het heldere en scherpe water bijzonder geschikt was voor het ontvetten van de wol - en een tweede volmolen op de Demer. Het richtte een deel van de stad in in functie van de lakenindustrie. In de Raam­ straat, het Dorp en het Cattegat gaf het ruimte voor de lakenramen die er in lange rijen naast elkaar stonden. Het bekrachtigde de verordeningen van de dekens der ambachten en hielp het oordeel van de pertsm eesters toepassen en op die wijze de kwaliteit van het laken waarborgen. Het steunde de oprich­ ting van lakenmagazijnen in andere steden, controleerde de aankoop van wol 4


en kende premies toe voor de uitvoer van Hasselts laken. Het was ook betrok­ ken bij het bouwen van de lakenhallen.

V erval De gunstige toestand bleef nog duren tot in de eerste decennia van de 16e eeuw, maar toen begon het verval te dreigen. De eerste noodkreet klonk in 1522. De stad vroeg de prins-bisschop de toestemming om een volmolen op te richten. De molen kwam er pas in 1525. Datzelfde jaar kocht de stad Spaanse wol in Antwerpen; die wol was van mindere kwaliteit dan de Engelse of Kempense. Enkele lakenmakers wilden Hasselt verlaten en hun ambacht aan de inwoners van Zoutleeuw gaan leren. Op de internationale markt was het Engelse laken door zijn alom erkende kwaliteit een geduchte concurrent voor alle Vlaamse lakenproducenten en op regionaal gebied leden de Hasseltse wevers heel veel schade vanwege de handelspraktijken van de zogenaamde vrye draperye: de wevers in de dorpen (o.m. Kuringen) en kleinere centra, die niet gebonden waren door de strikte en protectionistische voorschriften van de ambachten, waartegen de stad Hasselt geen verhaal had. Een van de protectionistische maatregelen was dat in Has­ selt geen vreemd laken mocht verkocht worden. De dekens van de neringe namen ook niet steeds de gepaste maatregelen. Men bestrijdt een crisis niet met de kwaliteit van het eigen product te verlagen; tegen alle vroegere voorschriften in beslisten zij in 1525 goedkopere en minder goede wol uit Spanje aan te kopen in plaats van de wol uit Engeland of uit het Noord-Brabantse Peelgebied; ook de aloude, echt ambachtelijke methoden moesten gedeeltelijk wijken voor snellere arbeidsmethoden waarmee lichtere lakens konden worden vervaardigd. De stad sloot een akkoord met Hans Brudegom, een Antwerpenaar van Duitse afkomst, die snellere productiemethoden aanprees voor een nieuw soort laken dat in Duitsland erg gegeerd was. Rond 1566 mochten zelfs onbereide lakens uitgevoerd worden. In 1562 probeerde het stadsbestuur van Hasselt de export van de lokale lakenproductie te bevor­ deren door een premie van tien stuivers toe te kennen voor elk stuk laken dat in Vlaanderen, Holland en Zeeland verkocht werd. Het richtte in hetzelfde jaar ook in Amsterdam een lakenmagazijn op. De politieke en religieuze troebelen in de 16e eeuw verergerden de toestand nog. De onlusten rond de beeldenstorm en het neerslaan ervan door prinsbisschop Gérard van Groesbeek in 1567 waren een zware beproeving voor de Hasseltse handel en industrie. De wevers werden ten gevolge van hun contac­ ten met haarden van de hervorming als Antwerpen, Zeeland en een aantal Hollandse en Duitse steden erg geviseerd. Een aantal van hen verliet dan ook de stad Hasselt en vestigde zich in de omliggende dorpen of op het platteland, waar men niet gebonden was door de Hasseltse protectionistische maatregelen 5


en gemakkelijker aan de inquisitie kon ontsnappen. Ondanks de maatregelen ter bescherming van zijn afzetgebied kon Hasselt het tij niet doen keren. De lakennijverheid was in haar bestaan bedreigd. In 1536 bestelden 196 lakennijveraars wol, rond 1570 waren het er nog maar een negentigtal, waarvan er veertien zich tweemaal lieten inschrijven. In 1541-1542 werden 2504 stukken laken geweven, in 1542-1543 nog 2133, in 1543-1544 1841, in 1571 nog slechts 1160 lakens, 32 halflakens en 34 hele of halve kledingstukken en in 1579 nog minder: 960 lakens. Het aantal weefgetouwen viel van 350 tijdens de bloeitijd terug tot een dertigtal in 1554. Het proces was onomkeerbaar. Rond 1600 werkte de eens zo welvarende en geroemde lakennijverheid van Hasselt nog slechts voor de lokale en regionale markt, maar zelfs daar moest ze het hoofd bieden aan zware concurrentie. In 1591 werd in een ordonnantie van prins-bisschop Ernest van Beieren gewezen op de achteruitgang van de lakennijverheid in Hasselt en op de concurrentie van vreemde kooplui die hun lakens in Kuringen, dus vrijwel onder de wallen van Hasselt, kwamen verkopen: Gemerct den desolaten tyt ende crygshandel waerdoer de neringhe der drapperye gefailleert heeft, die volmeulens vervallen ende de arbeiders door pest en andersints gestorven waerdoer die lakenen aldaer na ouder usancie by groote menichte neyt en connen gemaect worden, principalijck gemeene coleuren ende sorteeringhen van cleynen pryse, waeromme onlanx diversche vreempdelingen sich gevoordert hebben hun m et hunne wpninghe te stellen binnen onser vryheyt Cuhnghen, aldaer openbaer winckel houden van allen vreempde lakenen, stametten, kerseyen, bayen ens: ende dieselve verkoopen tot groot prejudicie ende achterdeel onser stadt Hasselt voorsch. Rond 1600 werden in Hasselt nog slechts geringe hoeveelheden laken vervaar­ digd en ook de handel kwijnde. Er waren nog wel lakenhandelaars maar ze werden niet meer bevoorraad door alleen maar Hasseltse wevers, die nog slechts voor een regionale markt werkten en zeker niet meer aan de vroegere kwaliteitseisen voldeden. Met het verval van de lakenindustrie werd Hasselt een regionaal handelscentrum en de kleinschalige industriële productie over­ schreed nauwelijks de grenzen van de streek. De situatie verbeterde niet in de 17e en 18e eeuw. Op 31 mei 1728 ontnam een ordonnantie van prins-bisschop Joris Lodewijk van Bergen de ambachten al hun politieke macht; de twaalf ambachten bleven wel als economische vere­ nigingen bestaan maar ze werden door zes kamers met ieder twintig leden vervangen; de leden van de neringe van de draperije werden ondergebracht in de kamer van Sint-Nicolaas (wevers en kremers), Sint-Jan Baptist (kleermakers en scheerders) en Sint-Severus (lakenmakers en volders).

6


De Lakenhalle De oudste Hasseltse lakenhalle stond op de hoek van de Hoogstraat en de Fruitmarkt en werd tot 1421 gebruikt. De nieuwe werd kort daarna gebouwd op de hoek van de Grote Markt en de huidige Koning Albertstraat. Na de bouw van de nieuwe Lakenhalle werd de Aide Halle een hofstede, die in de gichtregisters onder de naam Lauwrier bekend is. De nieuwe lakenhal werd met steun van de stad gebouwd; als tegenprestatie moest de dekenij het stadsbestuur een van de benedenvertrekken laten gebrui­ ken als raadhuis en een andere kamer als vergaderzaal van de zeven schepe­ nen. De lakenhalle was tevens brood- en vleeshuis; op de benedenverdieping, langs de Markt tot aan de laatste toegangsdeur van de Nieuwstraat, bevonden zich de broodbanken. Tegenover Het Spiegelken en H et Leerske was het vlees uitgestald. De banken van het brood- en vleeshuis werden jaarlijks bij openbare veiling verhuurd tegen 36, 37 en 38 gulden per bank, wat de stad heel wat opleverde. Ook de parochiekerk had er enkele kamers en zij moest als tegen­ prestatie het dak onderhouden. De eigenlijke lakenhalle lag op de verdieping. Met het oog op die officiële functies werd aan de lakenhalle zoveel mogeiijk het uitzicht van een openbaar gebouw gegeven: in het torentje dat zich boven het dak verhief, werd een uurwerk met klok aangebracht: het stadsbestuur moest dat onderhouden. Verder prijkte een groeten lewe boven die gevel, een herte­ ken dat totter kaecken geordineert was, beide m et olieverff aeff te setten, een Maria beelteken buyten op den hoick van den raethuys, een L.V. b ilt op het raethuys te overgulden (1528-1529) en in de gevel stond een zonnewijzer. Bij de beschieting van de stad door de troepen van prins-bisschop Gérard van Groesbeek in 1567 werd de lakenhalle ernstig beschadigd. Toen de lakenindustrie over haar hoogtepunt heen was, werd de lakenhalle nog nauwelijks gebruikt. Mantelius noteert in zijn Hasseletum (p. 129) dat ze in 1663 volledig verlaten was. Op 12 maart 1670 werd ze dan ook gedeeltelijk afgebroken. Ze werd evenwel meteen wederopgebouwd maar men geraakte het niet eens over de bestemming ervan. Moest ze een handelshuis blijven? Kon ze, los van het weversamacht, bij slecht weer gebruikt worden als een overdekte markt? Zou ze niet beter dienst doen als logementshuis voor dóór­ trekkende troepen of als schouwburg voor de rederijkerskamer en leerlingen van het augustijnencollege? Kon ze als hospitaal en zelfs als zwakzinnigen­ gesticht gebruikt worden? Op 20 juli 1670 was de verbouwing voltooid. De stadsmagistraat behield zich het recht voor een groot vertrek op benedenverdieping als raadhuis te gebrui­ ken, maar ze vond een ander onderkomen en gebruikte de vernieuwde laken­ halle niet meer als raadhuis. Toen Nederlandse troepen van 1675 tot 1681 Hasselt bezetten, werd ze gebruikt als bedehuis voor protestantse Nederlandse soldaten. Ze is nadien voor talrijke en zeer verscheiden doeleinden gebruikt.

7


Het embleem van de neringhe van de draperye Het embleem van de neringhe van de draperye was aangebracht boven een schilderij in de Onze-Lieve-Vrouwekerk, waarop het bekeringsmoment van SintHubertus was afgebeeld. Het schilderij is bij het inslaan van de vliegende bom in de nacht van 3 op 4 november 1944 vernield, maar het schild is bewaard gebleven. Het feest van Sint-Hubertus was een van de grotere feesten die in de Onze-Lieve-Vrouwekerk gevierd werden, maar het is niet duidelijk waarom dit schild op de bovenzijde van het schilderij aangebracht werd. De heilige Hubertus wordt nergens anders in verband met de dekenij of neringhe vermeld.

Afb. 2: Schild van het weversambacht - (Foto: A.C.L. - Brussel)

Normaliter droegen de ambachten hun emblemen mee in processies, omme­ gangen en andere optochten, maar het weversblazoen was op de lijst van een schilderij aangebracht zodat het niet zeker is dat het ook werkelijk als embleem gebruikt werd. Op het ogenblik dat het gemaakt werd, was het weversambacht trouwens al meer dan een eeuw over zijn hoogtepunt heen.

8


Het houtsnijwerk wordt toegeschreven aan de Hasseltse beeldsnijder DaniĂŤl van Vlierden en gedateerd einde 17e-begin 18e eeuw. De beeldsnijder werd geboren te Hasselt in 1651 en overleed er op 21 juli 1721 in het huis De Witte Haen in de Demerstraat, tussen het Sigershuis en Het Dorstige Hert. Hij was een kunstenaar met een gevestigde regionale reputatie en was o.m. betrokken bij de vervaardiging van het koorgestoelte in de kerk van Sint-Pietersbanden te Beringen en de restauratie van het vroegere hoofdaltaar in de Onze-LieveVrouwekerk te Hasselt; daarvan is evenwel niets bewaard. Het embleem is 88 centimeter hoog, 56 centimeter breed en op het dikste punt 6 centimeter diep. Het houtsnijwerk is gepolychromeerd. In het ovale middenstuk met loverwerk errond, getopt met een korf vruchten en onderaan een putto, staan werktuigen die verwijzen naar de verschillende ambachten die in de neringhe van de draperye waren ondergebracht, dus niet alleen de ambachtslieden die bij de bereiding van laken betrokken waren, maar ook de strodekkers en de leemplakkers (na 1530). Centraal staat een wiel; het verwijst waarschijnlijk naar de wielen waarmee het laken tijdens het drogen op de ramen (in de Raamstraat, maar ook in Het Dorp en Het Cattegat) strakker aangespannen werd. Zowel boven als onder het wiel staat een schietspoel. Met de schietspoelen werd de inslagdraad door de sprong gehaald; de overlangse even en oneven draden op de kettingboom achteraan het weefgetouw werden beurtelings met twee kammen opgetild, zodat een sprong ontstond. De leemplakkers zijn vertegenwoordigd door de plakkersspaan, die in onjuist perspectief wordt weergegeven. Deze vaklieden smeten de leem op het vlechtwerk tussen de regels en stijlen van de gebinten van de vakwerkhuizen en streken alleszins de laatste laag klei met een spaan glad. Rechts van het wiel staat een werktuig dat op een pijlpunt lijkt; het is mogelijk het bovenste deel van een werktuig dat de strodekkers gebruikten om wissen door de strobundeltjes van het strodak te steken; de bundeltjes werden met wissen aan een lat vastgemaakt. Men zou het ook kunnen zien als een in slecht perspectief getekend truweel, wat dan weer naar de leemplakkers zou verwijzen. In dat geval zouden de strodekkers niet om het blazoen van de neringe voorkomen. Het centrale deel met de werktuigen is sober uitgewerkt, maar de versiering met loofwerk, met vruchtenschalen en met een putto is een duidelijk kenmerk van de barok.

9


Afb. 3: Een zegel van het weversambacht.


Beknopte bibliografie BAERE, Cyriel de, en Constant VANDERSTRAETEN, Geschiedenis van de lakennijverheid te Hasselt. In Limburgsche Bijdragen, XVII, 1921, p. 87-154; XVIII, 1922, pp. 13-100. BAERE, Cyriel de, en Constant VANDERSTRAETEN, De volmolens in de Hasseltsche lakennijverheid. In Limburg, III, 1921-1922, p. 221-224; IV, 1922-1923, p. 5-11. BUSSELS, Mathieu, De goede ambachten en de vaardige ambachtslieden van het oude Hasselt. In Tijdspiegel, XV, nr. 4, april 1960, p. 89-97. GESSLER, Jan, A propos de la première halle aux draps à Hasselt. In Bulletin des Mélophiles, deel 40, p. 90-94. GESSLER, Jan, La première halle aux draps de Hasselt. In Limburgsch Jaarboek, XXXVI, 1921, p. 109-123. GRAUWELS, Jozef, De bouw van de Hasseltse laken- en vleeshalle in 1670. In Het Oude Land van Loon, XXXVII, 1982, p. 135-158. HANSAY, Alfred, Une crise industrielle dans la draperie hasseltoise au 16e siècle. In Revue de l'Instruction Publique en Belgique, 1905, p. 261-272. HANSAY, Alfred, Les comptes du métier des draperies de Hasselt au 16e siècle. In Bulletin des Mélophiles, deel 39 (1907), p. 71-81. HANSAY, Alfred, A propos de l'ancienne halle aux draps de Hasselt. In Verzamelde Opstellen, III, 1927, p. 43-46. NEUSS, Henri van, Notice sur l'ancienne industrie drapière à Hasselt. In Bulletin des Mélophiles, deel 9 (1872), p. 63-85. RENSON, G., De oorsprong der lakennijverheid te Hasselt. In Limburg, XXVI, 1946-1947, p. 55-58.

11


copyright:

tekst:

Gérard Verbeek

foto’s:

Stedelijke Fotodienst A.C.L. - Brussel

STEDELIJK MUSEUM STELLINGW ERFF-W AERDENHOF Maastrichterstraat 85, 3500 Hasselt tel. 011-24 10 70

in dezelfde reeks verschenen: 1. O lieverfportret van keurvorst-prins-bisschop M.-H. van Beieren, anoniem , 2de h. 17de eeuw 2. C atharinapaneel van de oude handboogkamer, anoniem, e. 17de - b. 18de eeuw 3. Lusterglazuurvaas u it voorm alige H asseltse keramiekfa­ briek, tussen 1895 en 1914 4. Blazoen van de H asseltse rederijkerskam er 'De Roode Roos', D. Van V lierden, ca. 1700 5. O lieverfschilderij W eek-end', L. Pringels, 1950 6. Zilveren kruisvorm ig reliekostensorium op voet, F. Jans Burduin G ent & I.F . F rederici H asselt, 1703 7. Kledingsstel van het Virga Jessebeeld, 1689 - 1863 1901 8. O lieverfschilderij 'De G rote M arkt1, J.N. Grauls, 1863 9. R ijksdaalder van prins-bisschop G. van Groesbeeck, Hasselt, 1568, zilver 10. G eschilderd kaartlandschap met paalstenen tussen H asselt en Zonhoven, anoniem , 1661 en 1666? 11. S childerij 'D e Grote Man', F. M innaert, (1983) 12. M irakelprent O.-L.-V. Virga Jesse, R. Van Orley, wsch. 1689 13. Zilveren w ierookvat, J. Vinckenbosch, Hasselt, 19de eeuw 14. Kaart van Midden-en Zuid-Lim burg, L. Capitaine, 1795 15. Lederen Hasseltse brandblusem m er (1782) en vuurhaak 16. Zilveren reliekhouder van H. Barbara, ca 1702 17. P ortret van abt Eucherius Knaepen, P.J. Verhaghen, 1792 18. Studiocam era 18/24, ca. 1920 19. O lieverfschilderij 'H et bos', D jef A nten (1851-1913) 20. Juweel - zgn. 'reukapper- van Virga Jessebeeld, e. 16de b. 17de eeuw 21. S childerij 'O .-L.-Vrouw met Kind', Antwerpse paneelm erken, 1ste h. 17de eeuw 22. Liturgische gewaden van S t-V edastus Hoepertingen, 1ste h. 16de eeuw 23. M irakelprent van het H. Sacram ent van Herkenrode, H asselt, P.F.M ilis, 1854 24. Gevelsteen "Den Soeten Naeme Jezus", 1664 (Hasselt) 25. S et van vie r vazen, P iet(er) Stockm ans (1940-) 26. P ortret van Ulysse Claes (1792-1880), G. G uifens (18231901) 27. Sacram entsostensorium of "de m onstrans van H erkenrode", Parijs, 1286 28. Schilderij 'S trandtafereel', 1930, Jos.Dam ien (1879-1973) 29. G ezicht op Hasselt naar Remacle Le Loup, kopergravure 30. Beeld "H eilige C ecilia", 1530-1540 31. Barokke zonnem onstrans, N. Sigers & S. Vander Locht, Hasselt, 1669 32. B iechtstoel, Brabants atelier, 1664 33. Uurwerken van de Hasseltse uurwerkm aker Leonard Joosten (1762-1849) 36. G ouache 'D e Meukes', ca. 1890, Paul M arie Bamps (1862-1932)

37. Kroningsprent O.-L.-V. V irga Jesse, P arijs, Lith.Fabre, 1867 38. H et Hasseletum en de H istoria Lossensis, twee historische werken van Joannes M antelius (1599-1676) 39. Litho "Heusden 2”, u it reeks (5) Heusden, Herman G ordijn, 1992 40. O ntwerp voor "O verhandiging...” m uurschildering Beurs Antwerpen, olie op doek, G .G uffens (1823-1901) 41. A quarel 'S trijdtoneel uit de Tiendaagse V eldto cht Kermt, 7 augustus 1831', A.von Geusau, 1835 42. G evelplaat 'Veloce-C lub hasseltois 'U tile * D uld' - 2 mai 1892" 43. O lieverfportret van A m oldus van M elbeeck op zijn sterfbed, 17de eeuw 44. A cryls van Ray Remans, 1989 45. De pronkbeker van J.-J.Thonissen, deels verguld zilver, P.Bruckmann & Söhne, Heilbronn, 1888 46. Begijnenschotel, 1623, zilver, m eesterteken: 3 zespuntige sterren in schild 47. V aste kunstwerken Herman Blondeel, Hugo Duchateau, P iet Stockm ans in Museum Stellingw erff-W aerdenhof 48. Schilderij ''Ijze l en m ist", D jef Anten (1851-1913) 49. Aquarellen "H asseltse w aterm olens, 1893/94”, Paul M arie Bamps (1862-1932) 50. Foto "Jongem an met badm uts", gom druk, 1/10, Jean Janssis 51. Zilveren reliekhouder H.Hubertus, (1741-1742), Lam bertus Hannosset, Antwerpen 52. O lieverfschilderij "Zegening van boerenkrijgers op de Grote M arkt", 1899, D jef Swennen (1871-1905) 53. O lieverfportret van N.G. Vaesen (1768-1864), 1819, M.G. Tielem an 54. Vaandel "Kunstkring A lexis Pierloz Hasselt 1920", H asselt 55. G roepsportret "Leden van de Virga-Jessebroederschap bij haar beeld", 1709, olie op paneel 56. Beiaardklavier, ca. 1752, H asselt (?) [bewaard in het Stedelijk Beiaardmuseum Hasselt] 57. De Hasseltse reus De Langeman, M elchior Tielem an, 1810 58. R eflectoren (2) zilverbeslag op houten kern, Arnold Frederid, 1714 59. De gouden kronen van de V irga Jesse, Auguste Levesque, 1867 61. Blauw Tafereel, Pierre Cox (1915-1974) 62. P ortret G uillaum e Claes, Judith C rollen (1898-1982) naar werk van M.G. Tielem an, 1957 63. Kaart prinsbisdom Luik, 17de eeuw, H enricus Hondius (1597-1651) 64. Lithografie 'O ude halte Luikersteenweg’, 1860, Charles Joseph Hoolans (Antwerpen, 1814) 65. D rieluik, 1989, Paule Nolens (“ 1924) 66. Soberheid, eenvoud en liefde, vie r geom etrische abstracte werken van V incent Van Den M eersch (19121996)


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.