KIK 70. Beeld ‘Homo Sedens’, Hub Baerten (°1945)

Page 1

KUNST

IN

DE

BEELD ‘HOMO SEDENS’ Hub BAERTEN (°1945); hout, gekleurd schildersdoek, kabels; h. 153 cm x br. 101 cm; aankoop stad Hasselt, december 1995; inv. nr. 95.080.

KIJKER

- 70



BEELD HOMO SEDENS, HüB B aerten (°1945)

Veel kunstliefhebbers worden in verlegenheid gebracht als zij met modern of hedendaags werk worden geconfronteerd. Een welwillende kijker gaat er im­ mers vanuit dat hedendaagse kunstwerken een waarde hebben of een waarde tot stand brengen. Men beschikt echter nauwelijks over een instrument om de zin van een werk voor zichzelf of voor anderen te verduidelijken. Het spreken over beeldende kunst is dan ook altijd al een probleem geweest. Ondanks haar beperkingen is het woord toch het voornaamste instrument waarover we be­ schikken om te communiceren over artistieke beelden. Omdat we onze eigen ogen en woorden niet vertrouwen zoeken we houvast in de woorden van de kunstenaar zelf: zijn teksten, zijn uitspraken zouden de betekenis van het werk kunnen laten oplichten. De verleiding om ons tot de kunstenaar zelf te richten is uiteraard het grootst als hij leeft in onze onmiddellijke omgeving zodat we materieel in staat zijn om hem zonder al te grote inspanning rechtstreeks zelf te bevragen. De ervaring leert dat een dergelijke bevraging niet vanzelfsprekend is. Een beeldend kunstenaar is ook maar een toeschouwer. Het bijzondere is hier dat hij een toeschouwer van eigen werk is. Laten we hoogstens nog aannemen dat hij een bevoorrechte toeschouwer is. De kunstenaar zelf, zit net als wij, gevang­ en in het taalspel over kunst. Ook hij is gebonden en bepaald door een traditie van opvattingen, meningen en houdingen. Het taalraster dat hij gebruikt ver­ schilt dan ook niet van ons taalraster. De enig echte zinvolle commentaar die een beeldkunstenaar over zijn eigen werk kan leveren bestaat eruit een ander beeldend werk te maken. We zouden het ook wat sloganesker kunnen uitdruk­ ken: als een kunstenaar met woorden kan uitleggen wat een beeld betekent dan hoeft het beeld niet gemaakt te worden. Beeldende kunst brengt zijn bete­ kenis immers op een beeldende wijze tot stand. Verbaal is Hub Baerten onwe­ tend, beeldend weet hij des te meer. In de dagelijkse omgang met Hub Baerten is het dan ook zinloos om te praten over de bedoeling of de betekenis van zijn werk. Als kunstenaar praat hij daar niet graag over. In principe weet hij dat hij niets meer te vertellen heeft over zijn werk dan zijn werk zelf. Een interview over zijn werk tijdens de voordracht ‘Kunst in de kijker’ zag hij dan ook niet zitten. Baerten behoort niet tot die he­ dendaagse kunstenaars die op een overspannen pseudo-filosofische manier over de betekenis van hun werk praten. Hij is geen schrijver van zijn eigen programmaboekje. Een criticus kan niet ijverig noteren wat hem werd ingefluis­ terd. Natuurlijk praat Hub Baerten, als kunstenaar, in algemene termen ronduit over het artistieke. En als kunstenaars met elkaar praten dan hebben ze het voornamelijk over techniek en soms Wel eens over ‘droom en daad, over wetten en praktische bezwaren, en ook over weemoedigheid, die niemand kan verkla­ ren, en die des avonds komt, wanneer men slapen gaat’. En, dit laatste is 3


natuurlijk niet het exclusieve domein van de artiest. Naast ons eigen visueel en intellectueel oordeel kunnen we voor het achterha­ len van een zinvolle leesrichting van het beeld ook een beroep doen op kunst­ critici die ons willen attent maken op volgens hen interessante of minder inte­ ressante ontwikkelingen. Daar waar wij als toeschouwer niet of moeilijk begrij­ pen, dienen zij ons emotioneel te raken en moeten zij als scherprechters oorde­ len om ons verbaal te overtuigen van de kwaliteit van het werk waarin zij gelo­ ven. Helaas, op dit vlak haken veel critici vandaag af. Zij weigeren of zijn niet in staat om hun rol als verdediger van hedendaags werk met argumenten op te nemen. Natuurlijk is het niet de taak van de criticus om kunstwerken ‘uit te leggen’ of wat hetzelfde is ‘mensen op te voeden’. Een criticus dient het oor­ deel van zijn lezers te scherpen zodat zij zelf kunnen oordelen. Dikwijls zwaai­ en kunstcritici ongenuanceerd retorisch lof toe aan de hedendaagse kunste­ naar zonder zich de moeite te getroosten het werk in een concrete context te plaatsen. Een verdediging van een werk met klare en duidelijke argumenten lijkt wel beneden hun waardigheid. Wat nodig is in de kunstkritiek, is een stuk bescheidenheid en een confrontatie met de hedendaagse werkelijkheid en de beeldwereld van die werkelijkheid. Alleen op die manier kan men de pretentie van totalitaire symbolieken, hetzij van religieuze, mythische, psychische of ideologische aard, doorprikken. Het besef dat het beeld berust op een combi­ natie van werkelijkheidsgegevens is waarschijnlijk het vruchtbaarst om van de retoriek verlost te raken1. Gerrit Komrij moet helaas opmerken dat heel wat ‘kunstcritici een geheimtaal zijn gaan spreken die elke geïnteresseerde leek buitensluit’2. Laten we toch voorzichtig zijn met de retoriek van critici die in het verband met het werk van Hub Baerten spreken over ‘die nieuwe archetypen van het menselijk gedrag’ waarbij de kunstenaar wordt opgevoerd als een profeet, ‘de geroepene die het verhaal van een nieuwe mythologie helpt te construeren’. Wil het werk van Hub Baerten voor ons betekenis hebben dan zullen we zelf onze emoties en associaties bij dit beeld moeten expliciteren. Dit is de correcte manier om het kunstwerk en zijn maker te benaderen. Indien het zo is dat de kunstcriticus geen concrete suggesties doet en een gesprek met de kunstenaar ons niet verder helpt, kan een ander taalelement ons misschien op het spoor van een mogelijke interpretatie zetten. In het mu­ seum werd het werk gecatalogeerd als Beeld ‘Homo Sedens’. In de meeste omstandigheden is een titel zeker een hulpmiddel voor de identificatie of inter­ pretatie van een werk. Een titel geeft een mogelijke richtingszin aan onze beeldende ervaring. Hij suggereert een leesrichting maar geeft geen verklaring voor het werk. We weten echter dat in het geval van Hub Baerten de kunste­ naar zo huiverig staat tegenover elke verklaring dat hij zelfs het geven van een

J. Vanbergen, De traditie van de avant-garde, in Kultuurleven, 50® jg., Nr 1, 1983, p.54. G. Komrij, ‘De Brandende Kwestie G. Komrij over de Nederlandse kunstkritiek’, in N.R.C. Handelsblad, cult. Supl., 2 okt. 1982, p.15. 4


titel storend vindt. Het werk is dan ook benoemd door een bevriend en artistiek ervaren galeriehouder. Dat maakt de titel niet waardeloos voor de interpretatie, integendeel. De titel suggereert de leesrichting waarin de kunstkenner het beeld leest. We moeten er ons alleen van bewust blijven dat het hier gaat om een voorstel van een mogelijke leesrichting en niet om de dwingende eis om het beeld uitsluitend zo te begrijpen. Door de titel in het Latijn te stellen, Homo Sedens (‘Zittende Mens’) krijgt het voorgestelde een connotatie van nieuwe universaliteit: het beeld zit ingebed in een betekenis die verwijst naar een voor de toekomst geldende menselijke conditie. Deze leesrichting bevestigt onze eigen ervaring met het werk. De titel van het werk vernemen we meestal pas in tweede instantie. Het eerste contact met het kunstwerk is natuurlijk van visuele aard: we zien het werk en het fascineert ons. Indien het werk ons raakt is het zinvol om onze gevoelens te expliciteren. Tot bewustzijn gebrachte emoties laten ons toe ons leven zelf bewuster te leven. Om dit te kunnen moeten we het beeld beschrijven. Het is echter ondoenbaar om een beeld uitputtend te beschrijven, daarvoor zijn we per definitie immers standpunt gebonden in onze benadering. Wat ons in het beeld opvalt is op de eerste plaats de verlatenheid van deze figuur3. De afgebeelde is op zichzelf aangewezen hij heeft geen vast punt waarop hij kan plaatsnemen of steunen. Hij moet zijn eigen steunpunt zijn en deze steun waaraan hij geketend zit is hem tot last. Het is een door om het even welk groot verhaal verlaten mens. Goddelijke troost of steun in een men­ selijk solidair humanisme hoeft deze mens niet te verwachten. De houding van de figuur lijkt wel geïnspireerd op het standbeeld van de dichter Hendrik van Veldeke te Hasselt. Hub Baerten heeft dit beeld vele malen gezien bij zijn dagelijkse wandelingen door de stad. Van Veldeke kan lichtvoetig zwevend zitten op een zware steen: in zijn middeleeuws wereldbeeld vindt hij wel een vast steunpunt dat zijn leven en dichten mogelijk maakt. De zware linkervoet van Hub’s beeld lijkt naast een handige vormelijke oplossing om het beeld stabiel te maken ook een element te zijn dat verwijst naar de menselijke condi­ tie: als mens is men gebonden zowel aan de aarde als aan zijn lot. Een ont­ snappende beweging is niet mogelijk. Er zijn meerdere beelden van Hub Baer­ ten waarbij de voeten als voetstuk onbeweeglijk gemaakt zijn. De figuur zelf is met kabels, die pezen of spieren suggereren, aan de zitplank opgespannen. Ook hier kan de menselijke figuur zich niet losmaken van het lot zijn eigen vast oriënteringspunt te moeten zijn. Op een afstand bekeken lijkt het beeld van Hub Baerten uit één stuk vervaar­ digd. Dat is bij nader toezien niet zo. Het beeld is opgebouwd, laag per laag, met kleine stukken hout. Op de houten constructie werden repen rood gekleurd schildersdoek genageld. Zij lijken wel pleisters op een houten been. Hierdoor

J. Késenne, De nieuwspraak van het zwijgen, in Tentoonstellingscatalogus Hub Baerten, I.A.C. Kunstgang, Hasselt, 1995, p.6-7. 5


ontstaat de indruk dat het beeld zowel een huid als ingewanden heeft4. De ogen van dit wezen zijn diep weggezakt in de schedel zodat het tegelijk dood en levend lijkt. Het is moeilijk te bepalen wat het nu feitelijk is: gaat het om een zombie, een mummie, een lijk of om een memento mori? Zijn wij het zelf? Hoe het ook zij, laten we ons vooral hoeden voor een verduisterende mystificatie. De kunstenaar heeft een lange weg afgelegd alvorens hij tot de assemblages van beelden is gekomen. Hij studeerde 30 jaar geleden af met als specialiteit glasschilderkunst en werkte o.a. voor het Amerikaans College te Leuven en voor de voormalige Sint-Quintinuskerk, nu kathedraal te Hasselt. In een voor hem ver verleden heeft hij muurschilderingen gemaakt, etsen en boekillustra­ ties. Ook op het domein van de restauratie was hij actief. Men zou kunnen stellen dat hij 15 jaar nodig gehad heeft om zich los te maken zowel van zijn academische opleiding als van allerlei gelegenheidsopdrachten. Vanaf het begin van de jaren 80 vindt Hub Baerten zijn eigen weg als ‘samensteller van driedimensionale beelden’. Kunstenaars die lang zoeken en die daarbij niet schuw zijn om in een totaal ander medium te gaan werken zijn meestal artistiek interessante persoonlijkheden. Hun ontwikkeling is een sterke indicatie voor hun authenticiteit. Een bezoek aan het atelier van de kunstenaar is dan ook een unieke belevenis. Met grote liefde leeft hij in zijn kabinet tussen en van de voorwerpen die hij in de loop van de jaren verzameld heeft. Dat zijn net zo goed volkse prenten, beelden, schedels, Afrikaanse maskers, miniatuurpoppetjes als eigen beelden. Alle ‘gevonden’ beelden zijn eerlijk in hun eenvoud. Zij herinneren de kunste­ naar aan de beelden uit zijn jeugd die met blije verwondering een hele wereld van ambachtelijke en volkse eenvoud uitmaakten. Deze vormen zijn voor hem vertrouwder en duidelijker dan de woorden van hen die met de voorwerpen omgingen. De wezens van zijn laatste overzichtstentoonstelling zijn voornamelijk opge­ bouwd uit dreigingen. Aarde pijpjes als ledematen klaar om kapot geschoten te worden in het schietkraam van het leven. Een hoofddeksel of haartooi gemaakt uit een instrument waarmee we eitjes netjes in schijfjes kunnen snijden. Pijlen zijn essentieel in zijn laatste werken, zij maken deel uit van de opbouw van het beeld en tegelijkertijd vormen ze een bedreiging voor de figuur. Alhoewel de kunstenaar zelf in de dagelijkse omgang minzaam, uiterst tolerant en zeer ontspannen is, roept hij in zijn artistieke wereld geen vrolijk beeld op. Hij is bang voor de leugen en de banaliteit van het woord en doet er daarom liever het zwijgen toe. Zijn beelden spreken des te meer5.

4

G. Petitjean, De paradoxen van Hub Baerten, in Tentoonstellingscatalogus Hub Baerten, I. A.C. Kunstgang, Hasselt, 1995, p.9. J. Késenne, Baertens Golems, in Kunst & Cultuur, nr. 12/1, 1995-96, p.61.

6


Van het beeld Homo Sedens gaat een dwingende maar onaangename kracht uit. Het fascineert en vraagt telkens om opnieuw bekeken te worden. Het mu­ seum is de ideale plaats om dit met mondjesmaat te doen, een dagelijks con­ tact in de huiskamer zou al te zeer onze rust verstoren. Het beeld heeft ook niet de bedoeling mooi te zijn. Het confronteert ons immers met een werkelijkheid waar we ongemakkelijk van worden, maar die we niet zouden moeten ontken­ nen.

B ib lio g r a fie

J. Késenne, De nieuwspraak van het zwijgen, in Tentoonstellingscatalogus Hub Baerten, I.A.C. Kunstgang, Hasselt, 1995, p.6-7. J. Késenne, Baertens Golems, in Kunst & Cultuur, nr.12/1,1995-96, p.61. J. Késenne, Het rariteitenkabinet van Baerten, in Het belang van Limburg, 24 okt. 1997, p.44. G. Komrij, ‘De Brandende Kwestie G. Komrij over de Nederlandse kunstkritiek’, in N.R.C. Handelsblad, cult. Supl., 2 okt. 1982. G. Petitjean, De paradoxen van Hub Baerten, in Tentoonstellingscatalogus Hub Baerten, I.A.C. Kunstgang, Hasselt, 1995, p.9. J. Vanbergen, De traditie van de avant-garde, in Kultuurleven, 50e jg., nr.1, 1983. J. Vanbergen, Voorstelling en betekenis. Theone van de kunsthistorische interpretatie, Assen-Maastricht, 1986.

7


november 1997

copyright:

tekst:

Michel Vrancken

foto’s:

Stedelijke Fotodienst

STEDELIJK MUSEUM STELLINGWERFF-WAERDENHOF Maastrichterstraat 85, 3500 Hasselt tel. 011-24 10 70

in dezelfde reeks verschenen: 1. Olieverfportret van keurvorst-prins-bisschop M.-H. van Beieren, anoniem, 2de h. 17de eeuw 2. Catharinapaneel van de oude handboogkamer, anoniem, e. 17de - b. 18de eeuw 3. Lusterglazuurvaas uit voormalige Hasseltse keramiekfa­ briek, tussen 1895 en 1914 4. Blazoen van de Hasseltse rederijkerskamer 'De Roode Roos', D. Van Vlierden, ca. 1700 5. Olieverfschilderij Week-end', L. Pringels, 1950 6. Zilveren kruisvormig reliekostensorium op voet, F. Jans Burduin Gent & I.F. Frederici Hasselt, 1703 7 . Kledingsstel van het Virga Jessebeeld, 1689 - 1863 1901 8. Olieverfschilderij 'De Grote Markt', J.N. Grauls, 1863 9. Rijksdaalder van prins-bisschop G. van Groesbeeck, Hasselt, 1568, zilver 10. Geschilderd kaartlandschap met paalstenen tussen Has­ selt en Zonhoven, anoniem, 1661 en 1666? 11. Schilderij 'De Grote Man', F. Minnaert, (1983) 12. Mirakelprent 0.-L.-V. Virga Jesse, R. Van Orley, wsch. 1689 13. Zilveren wierookvat, J. Vinckenbosch, Hasselt, 19de eeuw 14. Kaart van Midden-en Zuid-Limburg, L. Capitaine, 1795 15. Lederen Hasseltse brandblusemmer (1782) en vuurhaak 16. Zilveren reliekhouder van H. Barbara, ca 1702 17. Portret van abt Eucherius Knaepen, P.J. Verhaghen, 1792 18. Studiocamera 18/24, ca. 1920 19. Olieverfschilderij 'Het bos', Djef Anten (1851-1913) 20. Juweel - zgn. ’reukappel'- van Virga Jessebeeld, e. 16de b. 17de eeuw 21. Schilderij ’0.-L.-Vrouw met Kind’, Antwerpse paneelmerken, 1ste h. 17de eeuw 22. Liturgische gewaden van St.-Vedastus Hoepertingen, 1ste h. 16de eeuw 23. Mirakelprent van het H. Sacrament van Herkenrode, Has­ selt, P.F.Milis, 1854 24. Gevelsteen "Den Soeten Naeme Jezus", 1664 (Hasselt) 25. Set van vier vazen, Piet(er) Stockmans (1940-) 26. Portret van Ulysse Claes (1792-1880), G. Guffens (18231901) 27. Sacramentsostensorium of "de monstrans van Herkenro­ de", Parijs, 1286 28. Schilderij 'Strandtafereel', 1930, Jos.Damien (1879-1973) 29. Gezicht op Hasselt naar Remacle Le Loup, kopergravure 30. Beeld "Heilige Cecilia", 1530-1540 31. Barokke zonnemonstrans, N. Sigers & S. Vander Locht, Hasselt, 1669 32. Biechtstoel, Brabants atelier, 1664 33. Uurwerken van de Hasseltse uurwerkmaker Leonard Joosten (1762-1849) 36. Gouache 'De Meukes', ca. 1890, Paul Marie Bamps (1862-1932) 37. Kroningsprent O.-L.-V. Virga Jesse, Parijs, Lith.Fabre, 1867

38. Het Hasseletum en de Historia Lossensis, twee histori­ sche werken van Joannes Mantelius (1599-1676) 39. Litho "Heusden 2", uit reeks (5) Heusden, Herman Gor­ dijn, 1992 40. Ontwerp voor "Overhandiging..." muurschildering Beurs Antwerpen, olie op doek, G. Guffens (1823-1901) 41. Aquarel 'Strijdtoneel uit de Tiendaagse Veldtocht, Kermt, 7 augustus 1831', A.von Geusau, 1835 42. Gevelplaat "Veloce-Club hasseltois 'Utile * Duld’ - 2 mai 1892" 43. Olieverfportret van Arnoldus van Melbeeck op zijn sterf­ bed, 17de eeuw 44. Acryls van Ray Remans, 1989 45. De pronkbeker van J.-J.Thonissen, deels verguld zilver, P.Bruckmann & Söhne, Heilbronn, 1888 46. Begijnenschotel, 1623, zilver, meesterteken: 3 zespuntige sterren in schild 47. Vaste kunstwerken Herman Blondeel, Hugo Duchateau, Piet Stockmans in Museum Stellingwerff-Waerdenhof 48. Schilderij "Ijzel en mist", Djef Anten (1851-1913) 49. Aquarellen "Hasseltse watermolens, 1893/94", Paul Marie Bamps (1862-1932) 50. Foto "Jongeman met badmuts", gomdruk, 1/10, Jean Janssis 51. Zilveren reliekhouder H.Hubertus, (1741-1742), Lambertus Hannosset, Antwerpen 52. Olieverfschilderij "Zegening van boerenkrijgers op de Gro­ te Markt”, 1899, Djef Swennen (1871-1905) 53. Olieverfportret van N.G. Vaesen (1768-1864), 1819, M.G. Tieleman 54. Vaandel "Kunstkring Alexis Pierioz Hasselt 1920", Hasselt 55. Groepsportret "Leden van de Virga-Jessebroederschap bij haar beeld", 1709, olie op paneel 56. Beiaardklavier, ca. 1752, Hasselt (?) [bewaard in het Ste­ delijk Beiaardmuseum Hasselt] 57. De Hasseltse reus De Langeman, Melchior Tieleman, 1810 58. Reflectoren (2) zilverbeslag op houten kern, Arnold Fred e rid ,1714 59. De gouden kronen van de Virga Jesse, Auguste Levesque, 1867 61. Blauw Tafereel, Pierre Cox (1915-1974) 62. Portret Guillaume Claes, Judith Crollen (1898-1982) naar werk van M.G. Tieleman, 1957 63. Kaart prinsbisdom Luik, 17de eeuw, Henricus Hondius (1597-1651) 64. Lithografie 'Oude halte Luikersteenweg', 1860, Charles Joseph Hoolans (Antwerpen, 1814) 65. Drieluik, 1989, Paule Nolens (” 1924) 66. Soberheid, eenvoud en liefde, vier geometrische abstrac­ te werken van Vincent Van Den Meersch (1912-1996) 67. Schild van het weversambacht, einde 17e - begin 18e E., Daniël van Vlierden (1651-1716) 68. Borstbeelden van tien Hasseltse burgemeesters, 1906, Emile Cantillon (1859-1917) 69. ‘Portret van mijn dochter Madeleine' & 'Portret van mijn zoon José’, Jos.Damien (1879-1973)


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.