KIK 96. Pastel ‘Portret van mevrouw Leynen (1842-1920)’, 1919, Gaston J. Wallaert (1889-1954)

Page 1

Portret van mevrouw Leynen (1842-1920), 1919 Gaston J. WALLAERT (1889-1954); gedateerd 1919; pastel; 105 x 74,9 cm;; aankoop, juli 1999; inv. nr. 1999.0011.


IN M E M O R I A M JEF LEYNEN


Portret van mevrouw Leynen Een oude vrouw zit op een kussen in een rieten stoel met hoge rug. Het groene kussen steekt af tegen het zwarte kleed en het paarse manteltje. De grote, ronde broche op halshoogte wijst erop dat de geportretteerde zich “opgezet” heeft. Haar zware oogleden suggereren ouderdom, maar de wakkere blik en de op elkaar ge­ houden lippen verraden niettemin een grote alertheid. De zetel is gesitueerd in een floraal decor dat laat vermoeden dat het portret buiten geschilderd is of tenminste in een wintertuin. Er ontstaat een al dan niet bestudeerde kleurenharmonie tussen kussen en stoel, en het gebladerte dat evenzeer in oker en groene tinten weer­ gegeven is. Een portret van een oude vrouw dat geen karakterstudie is, is eigenlijk een niet voor de hand liggend onderwerp voor een schil­ der. De drijfveer ligt vaak eerder in de (auto)biografische dan in de zuiver picturale sfeer. Dat dit ook hier het geval is, hoeft dan ook geen verwondering te wekken. Het zinnetje “Aan dichter Jef Leynen deze beeltenis zijner goede moeder, G. Wallaert 1919“ dat de schilder toegevoegd heeft, is de sleutel tot het portret. Moeder Leynen werd te Hasselt op 16 november 1842 geboren als Philomena Cordula Awouters1. Zij is hier, als weduwe Félix Leynen, geportretteerd op 77-jarige leeftijd.

Detail uit het portret, opschrift: “Aan dichter J e f Leynen d eze beeltenis zijner goede m oeder, G. W allaert 1919’

Een dolende dichter Jef Leynen (Hasselt 1880 - Ibidem 1936) was de jongste zoon van jeneverstoker Félix Leynen2. De toekomst leek dus voor hem verzekerd. Zijn dichterlijke aard besliste er echter anders over. Na onvoltooide rechtenstudies in Leuven stortte hij zich op de poëzie die hij op de Hasseltse college­ banken, vooral bij priester-leraar Jozef Geurts, had leren smaken 3. Hij werd van 1908 tot bij de stopzetting in 1914 redactiesecretaris van het tijdschrift “ ’t Daghet in den Ooste rf4. Zo draaide hij, in het kielzog van vooral pastoor August Cuppens, mee in de literaire ontvoogding van Limburg. In die periode legde hij de basis voor zijn ruime vriendenkring, mede omdat hij als redactiesecretaris onbaatzuchtig en met overgave een forum voor schrijvers verzorgde. Zijn allicht belangrijkste ontdekking, die hem ook een levenslange vriendschap opleverde, was Hilarion Thans. Leynen kwam als gevierd voordrachtskunstenaar vooral met andermans poëzie (o.a. Gezelle, Rodenbach en Thans) naar buiten. Foto van Jef Leynen, 1923 of vroeger, ingekleefd in een exemplaar van “Liederen van Innigheid”

Het duurde tot in 1923 - hij was toen 43 - vooraleer hij een eerste en enige dichtbundel durfde publiceren onder de titel “Liederen van Innigheid’’ 5. Zoals de titel laat vermoeden is het een sterk autobiografische bundel waarin de dichter zijn romantische ziel in dito bewoordingen uitstortte. Drie vrienden, aan wie hij telkens een gedicht opdroeg, werkten eraan mee: August Cuppens schreef de inleiding, Hilarion Thans pleegde een gelegenheidsgedicht en Gaston Wallaert ontwierp de omslag en bezorgde vier passende tekenin-


gen. Een aantal, vooral religieus-gemspireerde gedichten waren reeds tevoren getoonzet door Arthur Meulemans die in 1916 de Limburgse orgelschool in Hasselt gesticht had. Ook aan Alice Nahon, die hij via de familie Gessler uit Maaseik had leren kennen, droeg hij een gedicht op; later zou hij de door de dichteres gezochte toenadering, die o.m. omfloerst verwoord werd in haar bundel “Schaduw” (1928) bewust ontlopen6. Het is merkwaardig dat “Liederen van Innigheid” begint en eindigt met een gedicht over en opgedragen aan zijn moeder (zie p. 9 en 10). Haar overlijden in 1920 hangt als een schaduw over vele gedichten. Het was trouwens niet de enige bron van droefenis die hem in die jaren overkwam: zo bleef de weerklank van zijn bundel onder de verwachting en overleed in 1924 zijn mentor August Cuppens. Om den brode begon Leynen ver­ volgens een drankhandel die, door zijn gebrek aan zakelijke kwaliteiten, een fiasco werd; later kwam hij, in dezelfde branche, aan de kost als vertegenwoordiger. De aristocratische bijna-dandy, zoals hij door zijn vrienden vaak omschreven werd, kwijnde weg in relatieve eenzaamheid en overleed in 1936,56 jaar oud. Het volgende jaar verscheen een ”ln memoriam Je f Leynen” (zie afb. p. 2), een vriendenboek waar Luc Indestege, Adriaan Theatre, Jos. Geurts, kannunik Nulens, Charles Godelaine, dr. S. Lindekens, Jozef Droogmans en Hilarion Thans aan meewerkten; illustraties werden geleverd door Dirk Bak­ steen en Gaston Wallaert. Ten tijde van verschijnen werd ook het grafkruis voor Leynen op het kerkhof te Hasselt geplaatst; het was een ontwerp van een andere vriend, architect Karei Gessler uit Maaseik7.

Een zoekende schilder Gaston Wallaert (Brussel 1889 - Hasselt 1954) is van West-Vlaamse afkomst. Geboren in Brus­ sel bracht hij om gezondheidsredenen het grootste deel van zijn jeugd bij zijn grootmoeder in Meulebeke door8. Nadat hij na een scheepsongeval een maritieme loopbaan definitief moest laten varen en na een weifelende roeping bij de trappisten in Westmalle, koos hij definitief voor het schildersvak. Aan de Brusselse Academie voor Schone Kunsten studeerde hij tussen 1906 en 1917, zij het met vier jaren onderbreking. Hij werd er vooral geïnspireerd door Constant Montald die het atelier decoratieve schilderkunst leidde. Na afstuderen beleefde Wallaert enkele moeilijke jaren bij het opstarten van zijn loopbaan en was hij een depressieve anarchist geworden, mede onder druk van de oorlog. In 1919 maakte de kunstenaar kennis met de invloedrijke schrijfster Maria Belpaire die hem in contact bracht met haar vriend pastoor Cuppens te Loksbergen. Ze wist het “pastoorke” te overtuigen om de Westvlaams-Brusselse bohémien op te vangen in Limburg. Het was ook Cuppens die hem voorstelde aan juffrouw Brauns uit Hasselt die hij in de zomer van 1920 zou huwen. Lang­ zaam maar beslist heeft Wallaert zich in zijn tweede vaderland kunnen opwerken tot een geres­ pecteerd schilder die van zijn penseel kon leven. Een belangrijke episode was zijn acht-maandenlange Italiëreis in 1929 toen hij in confrontatie met grote Italiaanse kunstenaars ervoer wat nu eigelijk de essentie is van het schilderen. De grote en risicovolle experimenteerdrift van zijn jonge jaren sloeg om in een kwaliteitsvol zoeken naar evenwicht. Een rechtstreeks gevolg van zijn Italië­ reis waren, buiten enkele grote schilderijen, een 20-tal litho’s die hij bundelde in een map onder de titel “Italiaanse rapsodie’9. Wallaert was inderdaad een vaardig graficus en illustrator. Als schilder heeft hij zich in zijn jonge jaren met wisselend succes aan het portret gewaagd en kreeg hij her en der religieuze opdrachten. Een grotere eigenheid w ist hij vooral te verwerven in het (bloemen)stilleven en het landschap; later raakte hij ook in de ban van de zee en schilderde hij marines. Wallaert schiep geen werk met een psychische ondertoon, maar was vooral bezig met

1

| 1

J

| £j


het zo goed mogelijk aanwenden van de artistieke bouwstenen als vorm en kleur. Door zijn vaak heel intense palet en de, naar Limburgse normen, vrije penseelvoering is hij een belangrijk ver­ nieuwer geweest. Zijn grote verdienste ligt dan ook in het feit dat hij een brug bouwde tussen de traditionele landschaps­ schilderkunst en de vernieuwing van Pierre Cox die na de tweede wereldoorlog zou volgen. In 1949 publiceerde Mathieu Rutten een monografie (‘feestalbum’) naar aanleiding van de zestig­ ste verjaardag van de schilder; het was de bevestiging van de reputatie die hij toen genoot. In 1953, een jaar voor zijn overlijden, publiceerde Wallaert “Eeuwig Italië” een geëngageerde en goed leesbare reisimpressie van zijn eertijdse Italiëreis 10. Gouverneur Roppe schreef in zijn voorwoord bij de retrospectieve in 1967 te Hasselt dat “h ij (W allaert) in Limburg tussen de twee wereldoorlogen de enige kunstenaar geweest is die alleen leefde voor en van zijn kunst.”" . Hoewel dit enigermate overdreven is, schetst het toch de ernst waarmee Wallaert met zijn vak bezig was.

De relatie Leynen - Wallaert Uit hetgeen voorafging bleek reeds hoe belangrijk August Cuppens geweest is in het Limburgse kunstleven van zijn tijd. Als pastoor van Loksbergen was hij letterlijk en figuurlijk de toegangspoort tot artistiek Limburg. Het is dan ook geen toeval dat Maria Belpaire een brief die Wallaert geschre­ ven had aan de katholieke politicus dr. Alfons Van de Perre, doorgaf aan het pastoorke met wie zij intens correspondeerde. Op 3 juni 1919 schreef Cuppens aan Wallaert dat hij via bemiddeling van mej. Belpaire de genoemde brief gelezen had12. Prompt, waarschijnlijk zonder ooit werk van de kunstenaar gezien te hebben, bestelde hij een reeks etsen die Wallaert toen te koop aanbood en deed hij de belofte één of ander werk te zullen kopen. Vanaf dan ging het snel: Cuppens ging hem in Brussel opzoeken en begon promotie te voeren voor zijn werk. Op 15 juni reeds meldde hij aan de schilder13: “Mijn vriend Jef Leynen, Limburgsch letterkundige, schrijft m ij dat hij reeds vijf inte­ kenaars aangeworven heeft (hij ze lf inbegrepen) op uwe etsen! Bravo!! H ij zegt dat h ij er nog hoopt aan toe te voegen. H ij is een beste jongen en g ij kunt hem b ij gelegenheid ook een verrassingske doen, want h ij is de goedheid zelf. (...) Ik heb hem een hartelijk woordje geschreven over u en er prospectussen bijgedaan.” In de “nazomer” van 1919 trok Wallaert voor enkele


Jef Leynen als pelgrim door Gaston Wallaert, 1923, voorstudie voor de muurschildering in Eksel (uit “In m em oriam J e f Leynerf’)

Foto Gaston Wallaert en Jef Leynen in het atelier van de schilder, ca. 1925 (Provinciale Bibliotheek Limburg, dienst documentatie - Limburgensia, dossier Wallaert)


maanden in bij Cuppens in Loksbergen14. Het is daar, begin september, dat Jet Leynen, samen met Hilarion Thans, voor het eerst kennismaakte met de schilder. Een postkaart die Cuppens op 11 oktober 1919 naar Wallaert stuurde ten huize van de kapelaan van Alken, laat vermoeden dat hij zijn beschermeling ook daar kortstondig had ondergebracht15. Mogelijk was het aansluitend dat hij bij Jet Leynen in Hasselt terecht kwam. De datum op het portret, 1919, doet immers veronder­ stellen dat Wallaert reeds in dat jaar bij de dichter introk, dan wel in 1920 zoals ooit geschreven is16. In elk geval heeft de schilder ruim een half jaar, tot aan zijn huwelijk in de zomer van 1920, bij de dichter ingewoond. Wallaert drukte zijn dankbaarheid bij voorkeur picturaal uit: zo zou hij zijn gastheer drie à vier keren geportretteerd hebben 17. Het bekendste is zijn verschijning als “de pelgrim” in de muurschildering “de doop van de H. Wilibrordus” die Wallaert schilderde voor de doopkapel van de kerk te Eksel (voltooid in 1922); hiervan bleef een voorstudie bewaard 18. De bijzonderste attentie was ongetwijfeld het portret van moeder Leynen; afgaande op de op­ dracht moet het gezien worden als “verrassingske” zoals pastoor Cuppens geadviseerd had. Bij herhaling wordt in de bundel “In memoriam Jef Leynen” gewezen op de goede relatie van moeder en zoon: “een zachte, fijnbeschaafde moeder, die veel begreep en gaarne vergaf” (Luc Indestege), “Mama was een “soupape de sûreté", de goedheid zelve “ (Jozef Geurts), “van de zoo zielsinnig geliefde moeder had hij, a l heel vroeg, die “Lust zu fabulieren”, ... die terughoudendheid, ... die teederheid, ... die schuchtere bedeesdheid ..."(Jozef Droogmans), “Mama was de goed­ heid zelf. Ja, ziet u, dat dichten, dat kunstenaarsschap in mij, dat moet ik wel van mama hebben meegekregen” (genoteerd door Hilarion Thans).” Vanuit deze aanhankelijkheid is de droefenis goed te begrijpen die Jef Leynen overviel toen zijn moeder in 1920 overleed. Hij schreef zijn verdriet weg in therapeutische verzen: “Mijn Moeder, sinds G ij henen g in g t/is droever al dat in m ij zingt. / Ik wist niet -v ó ó r Gij m ij ontvielt - / dat ik, zoo zielsveel, van U hield. ” Zowel het openings­ gedicht als het slotvers van zijn “Liederen van Innigheid” zijn aan zijn moeder gewijd. Illustrator Gaston Wallaert voegde er een tekening aan toe van Philomena Leynen op haar sterfbed.

Moeder Leynen op haar sterfbed, tekening door Gaston Wallaert, 1920 (?), illustratie uit “Liederen van Innigheid”


Onrechtstreeks kan afgeleid worden dat de schilder en de dichter tevreden waren over het pastelportret. In de vroege jaren ’20 werd het tentoongesteld in de zaal van de Orgelschool te Hasselt en kreeg het bijval van criticus en minderbroeder P.A. Drieghe in Ons Volk 19: “Ook in zijn portret­ schilderen ... blijft hij dichter. Benevens de beeltenis van dichter P.V.A. wordt ons zulks duidelijk uit het pastelportret van Mevrouw Leynen. Mooi harmoniëren op dit doek het paarse kleed, de herfst­ tinten der bladeren, de donker-gele rietstoel waartegen het hoofd der oude dame aanleunt, en suggereren in stemming en kleur “het derde tijdvak des levens.” Nadien bleef het werk verdoken in familiebezit en ontsnapte het zo aan de “proeve van catalogus” die Mathieu Rutten in zijn Wallaertmonografie heeft opgenomen20. Uiteindelijk heeft de Stad Hasselt het werk in 1999 kun­ nen verwerven voor het Stedelijk Museum Stellingwerff-Waerdenhof.

Besluit Het portret van moeder Leynen is om meerdere redenen interessant: het is een koppelteken tus­ sen enerzijds een schilder die een belangrijke scharnierfunctie vervuld heeft in de Limburgse kunst tussen traditie en vernieuwing en anderzijds een miskend dichter die er beter in geslaagd was anderen dan zichzelf te promoten. Op die wijze is de fraai geschilderde eerbied voor de ouderdom tegelijk ook een ode aan de vriendschap.


\ N u rusten die handen voor eeuwig, h aar handen zoo neerstig aan ’t werk; ze rusten op bedlinnen sneeuw ig gevouw en als vroeger ter kerk. H aa r oogen die heb ik geloken als luiken van leegstaande huis, en lei op haar harte, gebroken, - onhoorbaar gebroken - een kruis; en strooide om h aar slapen seringen, de laatste die M eituin me bood; een merel, ter venster, kw am zingen een liedeke zoet ah h aar dood. E n toen: aan h aar voeten d aar spreidde ik m ijn verzen, dien bloei u it m ijn ziel. r “O , w ist ik toch M oederke - schreide ik d at U m aar één enkel beviel. Ik peinsde: het eind uw er dagen d aalt schooner als ik voor U zing, een hulde wel laat U gedragen m aar lief toch, hoe klein en gering.” Zoo bloeiden m ijn laatste seringen ... Toen is Zij, och arm e, gegaan . Vergeef het m ij d at ik dorst zingen: ik heb het voor M oeder gedaan. JefLeynen


Mijn Moeder, sinds Gij henen gingt is droever al dat in mij zingt. Ik w ist niet - vóór Gij m ij ontvielt D at ik, zoo zielsveel, van U hield. Hing, vóór mijn oogen, dan een mist dat ik - dë eenige - niet wist, hoe toch uw oud en broos bestaan nog, enkel, w as: een stil vergaan? Wel ja , uw oog al matter blonk; uw rijzige gestalte zonk; Ge neegt uw schóón, oud. hoofd ter zij; te moede sleepte uw tred voorbij. En, ach! Dien Meinoen, ik U vond: een moêen monkel om uw mond, uw handen rustend in uw schoot, als hadt Ge, goed, de dood genood. Sinds, m is ik, door het ledig huis, uw traag en slepend schreegeruisch, het rits’len v an uw rozenkrans en, v an uw oog, dien goeden glan s; uw oog, w aard o o r uw ziel m e loech - hoe w reed het leven U ook slo eg o G ij, w ie geen d ag rijzen m ocht, w aaro p U niet de H eer bezocht. W ees m ij gezegend, die ik w éét geheiligd door verheim ’lijkt leed: U w tran en sckreidet G e in uw h art E n G od alleen kloegt G e uw e sm art. W ees duizen dm aal gebenedijd D ie, th an s, voor m ij, ten goede p leit! Ik w ach t, hier in verlatenheid, tot G ij, bij G od m ij binnenleidt. JefLeynen


Eindnoten

1 Stadsarchief Hasselt, burgerlijke stand; in de geboorteakte van Jef Leynen wordt ze Philomena Cornelia ge­ noemd. 2 Over Jef Leynen: In memoriam Jef Leynen 1880-1936, Hasselt, 1937; L. SW ERTS, Gestalten ( Oostlandreeks, 6), Tongeren, 1939, pp. 53-58; G. MICHIELS, De Limburgse dichters, Lier, 1956, p. 27 en P. LEENDERS, Vijftig Limburgse profielen, Retie, 1961, pp. 124-127. 3 Cf. bijdrage van J. Geurts, Op de collegebanken te Hasselt, in In memoriam ..., pp. 16-33. 4 Over ’t Daghet: o.m. Lea Van Roy-Peeters, ’t Daghet in den Oosten (1885-1914) (Nederlandse Volkskundige Bibliografie), Antwerpen, 1971. 5 J. LEYNEN, Liederen van Innigheid, Hasselt, 1923, gedrukt bij Jules Ceyssens. 6 Cf. vooral H. THANS, Een kwart-eeuw vriendschap, in In memoriam ..., pp. 142-144. In E. VERSTRAETEN, Alice Nahon, verzamelde gedichten, Antwerpen, 1983, p. 247 staan twee postkaarten afgedrukt die de dichteres aan Leynen gestuurd had in 1923. 7 Het is frappant dat dit grafmonument, afgebeeld in In memoriam ..., nagenoeg identiek is aan dat van Alice Nahon op het Schoonselhof te Antwerpen (illustratie in E. VERSTRAETEN, Alice Nahon, p. 69) dat allicht ook door Gessler ontworpen was. 8 Over Gaston Wallaert: M. RUTTEN, Gaston-Jos. Wallaert, Hasselt, 1949; P. LEENDERS, Vijftig Limbugse profie­ len, Retie, 1961, pp. 204-207; Gaston J. Wallaert. Tentoonstellingscatalogus, Hasselt, 1967 (=De Tijdspiegel, 1967, nrs. 9 en 10). 9 G.J. WALLAERT, Italiaanse Rapsodie, Antwerpen, 1935. 10 Eeuwig Italië, Hasselt, 1953 (‘met reiskrabbels verlucht’) 11 L. ROPPE, in Gaston J. Wallaert. Tentoonstellingscatalogus, Hasselt, 1967. 12 Provinciale Bibliotheek Limburg, dienst documentatie - Limburgsensia, dossier Wallaert 13 ibidem; de etsen waarvan sprake zijn vermoedelijk de reeks “in Vlaanderen” met zichten op de Leie, de Ijzer, Passendale, Poelkapelle, De toren van Woesten en de De Halletoren van leper (cf. M. RUTTEN, Gaston-Jos. Wallaert, p. 84) 14 M. RUTTEN, Gaston-Jos. Wallaert, p. 17. 15 Provinciale Bibliotheek Limburg, dienst documentatie - Limburgsensia, dossier Wallaert 16 M. RUTTEN, Gaston-Jos. Wallaert, p. 18. 17 L.S., G.J. Wallaert, in Het Belang van Limburg, 25 september 1936. 18 Afgebeeld in In memoria; vreemd genoeg is de zgn. voorstudie een jaar later dan de muurschildering geda­ teerd; mogelijk is het werk pas gesigneerd en gedateerd als het het atelier verliet. 19 Opgenomen in het door Jef Leynen samengestelde artikel Gaston-Jos. Wallaert volgens de pers, in Limburg, 6 (1924-1925), pp. 170-184. 20 M. RUTTEN, Gaston-J. Wallaert, p. 75-84.


tekst: foto’s: copyright:

Jo ROMBOUTS Stedelijke Fotodienst Provinciale Bibliotheek Limburg, dienst documentatie Stedelijk Museum Stellingwerff-Waerdenhof M aastrichterstraat 85, B-3500 HASSELT tel. 011-24 10 70

fax 011-26 23 98

In dezelfde reeks verschenen:

1991 I. Olieverfportret M.-H. van Beieren, 2de h. 17de eeuw; 2. tss. 1895 en 1914; 4. Blazoen rederijkerskamer ‘De Roode ostensorium, F. Jans Burduin Gent & I.F. Frédéric! Hasselt, Grauls, 1863; 9. Rijksdaalder G. van Groesbeeck, Hasselt,

Catharinapaneel oude handboogkamer, e. 17de - b. 18de eeuw; 3. Lusterglazuurvaas keramiekfabriek, Roos', D. Van Vlierden, ca. 1700; 5. Olieverfschilderij 'Week-end', L Pringels, 1950; 6. Zilveren reliek1703; 7. Kledingsstel Virga-Jessebeeld, 1689 - 1863 - 1901; 8. Olieverfschilderij ‘De Grote Markt', J.N. 1568; 10. Kaart-landschap paalstenen tss. Hasselt en Zonhoven, 1661 en 1666?

1992 I I . Schilderij 'De Grote Man’, F. Minnaert, 1983; 12. Mirakelprent 0.-L.-V. Virga Jesse, R. Van Orley, wsch. 1689; 13. Zilveren wierookvat, J. Vinckenbosch, Hasselt, 19de eeuw; 14. Kaart Midden-en Zuid-Limburg, L. Capitaine, 1795; 15. Lederen Hasseltse brandbiusemmer (1782) en vuurhaak; 16. Zilveren reliekhouder H. Barbara, ca 1702; 17. Portret abt Eucherius Knaepen, P.J. Verhaghen, 1792; 18. Studiocamera 18/24, ca. 1920; 19. Olieverfschilderij ‘Het bos', Djef Anten (1851-1913); 20. Juweel, zgn. ‘reukappel’- Virga-Jessebeeld, e. 16de - b. 17de eeuw; 21. Schilderij ‘O.-L.-Vrouw met Kind’ , Antwerpse paneelmerken, 1ste h. 17de eeuw.

1993 22. Liturgische gewaden St.-Vedastus Hoepertingen, 1ste h. 16de eeuw; 23. Mirakelprent H. Sacrament Herkenrode, Hasselt, P.F.Milis, 1854; 24. Gevelsteen ‘ Den Soeten Naeme Jezus", 1664 (Hasselt); 25. Set van 4 vazen, Piet(er) Stockmans (“ 1940); 26. Portret Ulysse Claes (1792-1880), G. Guffens (1823-1901); 27. Sacraments-ostensorium of “monstrans van Herkenrode', Parijs, 1286; 28. Schilderij ‘Strandtafereel’, 1930, Jos.Damien (1879-1973); 29. Gezicht op Hasselt naar Remacle Le Loup, 18de eeuw, kopergravure; 30. Beeld "Heilige Cedlia", 1530-1540; 31. Barokke zonnemonstrans, N. Sigers 8 S. Vander Locht, Hasselt, 1669.

1994 32. Biechtstoel, Brabants atelier, 1664; 33. Uurwerken v.d. Hasseltse uurwerkmaker Leonard Joosten (1762-1849); 36. Gouache ‘De Meukes’, ca. 1890, Paul Marie Bamps (1862-1932); 37. Kroningsprent 0.-L.-V. Virga Jesse, Parijs, Lith.Fabre, 1867; 38. Het H asseletum en de H istoria Lossensis, 2 historische werken v. Joannes Mantelius (1599-1676); 39. Litho “Heusden 2", uit reeks (5) Heusden, Herman Gordijn, 1992; 40. Ontwerp voor ‘ Overhandiging...’ muurschildering Beurs Antwerpen, olie op doek, G. Guffens (1823-1901); 41. Aquarel ‘Strijdtoneel uit de Tiendaagse Veldtocht, Kermt, 7 augustus 1831', A. von Geusau, 1835.

1995 42. Gevelplaat “Veloce-Club hasseltois ‘Utile * Dulci’ - 2 mai 1892'; 43. Olieverfportret van Arnoldus van Melbeeck op sterfbed, 17de eeuw; 44. Acryls van Ray Remans, 1989; 45. Pronkbeker J.-J.Thonissen, deels verguld zilver, P.Bruckmann & Söhne, Heilbronn, 1888; 46. Begijnenschotel, 1623, zilver, meesterteken: 3 zespuntige sterren in schild; 47. Vaste kunst-werken Herman Blondeel, Hugo Duchateau, Piet Stockmans in Museum StellingwerffWaerdenhof; 48. Schilderij ‘ Ijzel en mist", Djef Anten (1851-1913); 49. Aquarellen ‘ Hasseltse water-molens, 1893/94", Paul Marie Bamps (1862-1932); 50. Foto “Jongeman met badmuts", gomdruk, 1/10, Jean Janssis; 51. Zilveren reliekhouder H.Hubertus, (1741-1742), Lambertus Hannosset, Antwerpen.

1996 52. Olieverfschilderij ‘ Zegening van boerenkrijgers op de Grote Markt", 1899, Djef Swennen (1871-1905); 53. Olieverfportret N.G. Vaesen (1768-1864), 1819, M.G. Tieieman; 54. Vaandel “Kunstkring Alexis Pierloz Hasselt 1920", Hasselt; 55. Groepsportret ‘ Leden v.d. Virga-Jessebroederschap bij haar beeld", 1709, olie op paneel; 56. Beiaardklavier, ca. 1752, Hasselt (?) [bewaard in het Stedelijk Beiaardmuseum Hasselt]; 57. De Hasseltse reus De Langeman, Melchior Tieleman, 1810; 58. Reflectoren (2) zilverbeslag op houten kern, Arnold Frederici, 1714; 59. De gouden kronen v.d. Virga Jesse, Auguste Levesque, 1867; 61. Blauw Tafereel, Pierre Cox (1915-1974).

1997 62. Portret Guillaume Claes, Judith Crollen (1898-1982) naar werk van M.G. Tieleman, 1957; 63. Kaart prinsbisdom Luik, 17de eeuw, Henricus Hondius (1597-1651); 64. Lithografie ‘Oude halte Luikersteenweg', 1860, Charles Joseph Hoolans (Antwerpen, 1814); 65. Drieluik, 1989, Paule Nolens (°1924); 66. Soberheid, eenvoud en liefde, vier geometrische abstracte werken van Vincent Van Den Meersch (1912-1996); 67. Schild v.h. weversambacht, e. 17e - b. 18e E „ Daniël van Vlierden (1651-1716); 68. Borstbeelden 10 Hasseltse burgemeesters, 1906, Emile Cantillon (1859-1917); 69. ‘Portret van mijn dochter Madeleine’ & 'Portret van mijn zoon José’, Jos. Damien (1879-1973); 70. Beeld Homo Sedens, Hub Baerten (°1945); 71. Beeld ‘O.-L-Vrouw met Kind’, 1530-1540, Meester van Oostham.

1998

72. ‘Panorama van Hasselt’, Steven Wilsens (°1937); 73. Portret Télémaque Claes (1831-1913), Tony Alain Hermant (1880-1939); 74. De Loonse muntslag in het kader v.d. monetaire internationalisering tijdens de middeleeuwen; 75. Speculaasplanken & ‘Hasseltse speculaas’; 76. Wandtapijt "Euskadi: balladen en legenden”, 1985, Simone Reynders (°1924); 77. Schilderij "Herfst • kasteel Henegauw”, 1946, Paul Hermans (1898-1972); 78. Prehistorische polijststeen, Sint-Quintinuskathedraal Hasselt; 79. Sierlijst "Oorlogsgesneuvelden Hasselt 1914-1918’ , nt. gedateerd, Hasselt, Auguste Blanckart (1878-1952), Sylvain Brauns (1890-1947), Joseph Antoon Jossa (1884-?); 80. Schilderij ‘ Veldslag in een korenveld”, 1864, Jules Van Imschoot (1821-1884).

1999 81. Litho’s H asselt gezien tussen 1960-1979, Jac. Leduc (°1921); 82. Het huis Stellingwerff (19de eeuw)-Waerdenhof (17de eeuw); 83. Apparaten ontwikkeld en geproduceerd in de Phiiipsfabriek in Hasselt; 84. Hendrik van Veldeke, het genie van de hoofse literatuur (ca. 1140-ca.1200); 85. Céramiques Décora-tives de H asselt [1895-1954]: overzicht van de ronde reclame- en sierschotels van de voormalige keramiekfabriek in Hasselt; 87. Portret van Guillaume Stellingwerff (1841-1923); 88. Register “C o^m ans", handschrift, 1611; 89. Standaard voor de “Maat-schappij Minerva", 1871, W; Geefs (?) & G. Guffens.

2000 90. Schilderij ‘ Portret van Dr. L. Willems" (1822-1907), 1878, Godfried Guffens (1823-1901); 91. Maquette tweedekker Far-man Type lil, 1985; 92. Zespuntige ‘ Ster" van de Roode Roos, 1627; 93. Litho ‘ Gezicht op de Leopoldplaats’ , ca. 1860, C. J. Hoolans; 94. ‘Analemmatische zonnewijzer’ in de museumtuin, 2000; 95. Portret van Ridder Guillaume de Corswarem (1799-1884).


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.