KIK 105. Staande klok met uurwerk, 1761, Joannes Augustinus (ca. 1735-1790), Hasselt

Page 1

STAANDE KLOK MET UURWERK, 1761 JOANNES AUGUSTINUS, HASSELT (ca. 1735-1790) verguld tin, messing, glas, eikenhout (kast) en populierenhout (rug) h. 255 cm schenking vzw Stedelijk Museum Stellingwerff-Waerdenhof Hasselt september 2000 inv. nr. 2000.0113.


Korte tijd geleden verwierf het Stedelijk Museum StellingwerffWaerdenhof uit een particuliere verzameling een eenvoudige, maar fraai geproportioneerde eikenhouten staande klok. Het uurwerk met getoogde wijzerplaat draagt een tinnen naamplaatje met daarop het opschrift ‘JOANNES AUGUSTINUS HASSELT 1761 ’ (afb. 1). Luidens dit adresplaatje betreft het dus een uurwerk dat vervaardigd werd door één van de zeven smeden-uurwerkmakers die actief zijn geweest in de stad Hasselt tijdens de tweede helft van de 18de eeuw. Deze recente aankoop betekent zonder meer een verrijking van de collectie van het Stedelijk Museum. Immers, buiten een fraaie tafelklok van Joosten en enkele zakhorloges, waarvoor ondergetekende in een eerdere uitgave van ‘Kunst in de Kijker’ de aandacht vroeg, was het museum tot voor kort niet zo rijk bedeeld met goede en representatieve stukken uit de horlogemakerskunst van eigen bodem. Laten we deze fraaie staande klok eens van naderbij bekijken. Het uurwerk is gevat in een eenvoudige ranke klokkenkast met een hoogte van 255 cm (afb. 2). Het geheel is voor wat de aan de buitenzijde zichtbare delen betreft, vervaardigd van geprofileerd eikenhout die door de afgeschuinde hoeken een sierlijke vormge­ ving krijgt die eigen is aan de meerderheid van het IS^-eeuwse meubilair uit onze regio (Maasland). Eveneens gebruikelijk in onze streken, is dat er voor de onzichtbare delen - in dit geval in hoofd­ zaak de rug - een zachtere houtsoort werd gebruikt. Wellicht canadahout of populier, in de volksmond ook wel eens ‘waaiebomenhout’ genoemd. Het sierlijke lijf rust onderaan op een licht uitspringende voet. Centraal in het lijf bevindt zich het deurtje met recht geprofileerd lijstwerk dat een paneel omklemt met in de hoe­ ken eenvoudige maar geraffineerde accenten door middel van


kwart-cirkelvormige uitsparingen. De overgang met de getoogde kop van de klok wordt verzorgd door sierlijke gebogen en opengewerkte voluten. De wat strakke vormgeving met rechte profielen, de half­ cirkelvormige accenten op het deurtje, de eenvou­ dige vormgeving van de voluten, kortom het gehele uitzicht van het meubel vertoont de kenmerken van een in onze streken vaak nog erg laat voorkomende interpretatie van de Lodewijk XlV-stijl. Op het moment dat het uurwerk ontstond - volgens het adresplaatje vervaardigde Johannes Augustinus de klok in 1761 - was deze stijl inderdaad al een tijd lang voorbijgestreefd in de meer toonaange­ vende centra. In Luik bijvoorbeeld was men al en­ kele decennia vertrouwd met de veel zwierigere Lodewijk XV-stijl. In kleinere centra was de gemid­ delde opdrachtgever evenwel vaak wat minder voor­ uitstrevend en bleef men langer zweren bij de wat strakkere meer robuuste en sinds meerdere decen­ nia vertrouwde vormgeving van Lodewijk XIV. Laten we nu even een blik werpen op het uurwerk zelf (afb. 3). Uiterlijk vertoont de wijzerplaat alle kenmerken van een type dat in België en vooral in het Maasland erg vaak voorkomt: een getoogde koperen plaat - hiermee wordt een vierkante koperen plaat bedoeld die bovenaan bekroond is met een aan beide zijden enkele centimeters minder brede halve cirkel - waarop tinnen ornamenten zijn gemonteerd. Bovenaan biedt de getoogde vorm plaats aan een adresplaatje dat links en recht geflankeerd is door opengewerkte gebogen ornamenten. S o m s -e n dat is hier ook het geval - kunnen die tinnen ornamenten verguld zijn. Het vierkante vlak eronder wordt ingenomen door een cijferring waarop in Romeinse cijfers de uren worden aange­ duid en in Arabische cijfers de minuten. Deze cijferring is zowat vijf centimeter breed en is in het midden opengewerkt door middel van een 12-lobbige fries. Op die manier ont­ staat er een open ruimte die zicht geeft op de messing plaat en die dus een uitgelezen mogelijkheid biedt voor het aanbrengen van fraai graveerwerk. In de vier hoeken rond de ronde cijferring zijn opnieuw tinnen ornamenten aange­ bracht in een vrij symmetrische vormgeving. Deze strakke v o rm g e v in g s ta a t in c o n tra s t m et de u itb u n d ig e assymetrische rocailles van het graveerwerk centraal op de koperen plaat.


Het uurwerk zelf is op het eerste zicht eveneens klassiek voor het Maasland (afb. 4). Het betreft een smeedijzeren uurwerk dat slechts 24 uren functioneert en waarbij de raderen van het gangwerk en het slagwerk achter elkaar staan opgesteld tussen vertikale steunen. De evenredige verdeling van het slaan van de uren van de klok wordt verzekerd door een groot sluitrad achteraan. Ook is een wekkersysteem ingebouwd dat aan de voorzijde door een kleine wekkerschijf kan ingesteld worden. Belangrijk is ook de hoge plaatsing van de anker die het gangsysteem helpt aandrijven en die zorgt voor een geleidelijke en precieze werking. Hij bevindt zich boven de bovenste afdekplaat, voor kenners wijst dat op een 18de-eeuwse oorsprong. Tot zover de klassieke componenten van een robuust en oerdegelijk type uurwerk dat in het hele Maasland erg populair is geweest in de 18de en de 19de eeuw en dat zich richtte op de mensen uit de middenklasse. Mensen die echt veel geld wilden uitgeven aan een uurwerk gaven eerder de voorkeur aan klokken die een looptijd hadden van een hele week. Vaak waren dit echter uurwerken waarvan het mechanisme uit Engeland werd ingevoerd en die in onze contreien dan de nodige aanpassingen kregen en voorzien werden van het adresplaatje van de lokale uurwerkmaker-wederverkoper. Het uurwerk van het Stedelijk Museum vertoont evenwel nog een aantal opmerkelijke bijzon­ derheden die ons verder iets kunnen vertellen over de geschiedenis van het uurwerk. Voor­ eerst is het een opmerkelijk gegeven dat de bovenste en de onderste afdekplaten van de klok niet gemaakt zijn van smeedijzer, zoals alle overige delen van de klok, maar van messing. In de regel moet het hele raamwerk van dit soort klokken uit smeedijzer bestaan. Messing afdekplaten zijn dus hoogst ongewoon. De reden waarom ze in dit uurwerk dan toch gebruikt zijn, wordt duidelijk bij het onderzoek van de rest van het mechanisme. Hieruit blijkt immers dat twee van de drie lichters (horizontale bedieningsbalkjes voor het slagwerk) ook van messing zijn gemaakt. De onderste lichter is wel van smeedijzer gemaakt, zoals het overi­ gens ook hoort te zijn. Eén en ander wijst op een grondige en niet al te geslaagde restaura­ tie. De toestand van de klok moet ooit van die aard zijn geweest dat voor een behoorlijk functioneren de twee afdekplaten en twee lichters moesten vervangen worden. In plaats van hiervoor smeedijzer te gebruiken zoals de regels van de kunst het voorschrijven, gebruikte de ‘restaurateur’ enkele onderdelen van een andere klok; nota bene één van een totaal an­ dere origine en techniek dan ons oorspronkelijke Maaslandse exemplaar. Alles wijst er im­ mers op dat voor de afdekplaten de twee vertikale platines werden gebruikt van een uurwerk dat naar alle waarschijnlijkheid in Engeland werd vervaardigd. Opmerkelijk is voorts dat de klok voorzien is van een datumschijf. Dit is wel hoogst onwaar­ schijnlijk voor een uurwerk dat niet langer dan 24 uren kan lopen. Datumaanduidingen ko­ men in de regel bijna uitsluitend voor bij uurwerken die minstens een week of nog langer kunnen werken. Die merkwaardigheid voedt de twijfels over de originaliteit van dit element van de klok. Het lijkt zeer plausibel dat deze datumaanduiding een toevoeging is die dateert uit de periode van de restauratie. Het is dus duidelijk dat het werk van de Hasseltse uurwerkmaker Johannes Augustinus een bewogen geschiedenis achter de rug heeft. Maar wie was eigenlijk die Augustinus en wat weten we zoal over hem. Dr. Mestrom wijdde in zijn onvolprezen studie over de Limburgse uurwerkmakers slechts een korte passage aan deze ambachtsman. De auteur plaatst zijn


datum van geboorte omstreeks 1735 en hij zou overleden zijn in 1790. Van hem worden in het boek een drietal uurwerken vermeld in de kunsthandel, daterend tussen 1771 en 1785. Eigen onderzoek leverde naast het uurwerk van het Stedelijk Museum - dat met de datum 1761 het oudst bekende uurwerk van deze klokkenmaker is - nog twee andere klokken met het naamplaatje van Augustinus in Hasselts particulier bezit op. Een vergelijking tussen deze twee exemplaren en de klok uit het Stedelijk Museum levert enkele interessante gegevens op (afb. 5 en 6).

De twee andere exemplaren die opdoken dragen respectievelijk de datum 1770 en 1778 en het opschrift JOANNES AUGUSTINUS HORLO(E)G(E)UR A HASSELT (afb. 7 en 8). In beide gevallen gaat het om uurwerken met een getoogde wijzerplaat, voorzien van tinnen ornamen­ ten. In beide gevallen hebben we alle redenen om aan te nemen dat de uurwerken oorspron­ kelijk ééndagsuurwerken waren, net zoals het exemplaar van het Stedelijk Museum. Joannes Augustinus was dus in de ware zin van het woord een smid-uurwerkmaker: iemand die dus zelf zijn uurwerken maakte. De twee andere uurwerken die we terugvonden hebben evenwel net zo min als het exem­ plaar van het Stedelijk Museum ongeschonden de tijd doorstaan, hetgeen blijkbaar kenmer­ kend is geweest voor het oeuvre van deze uurwerkmaker. Het doorgronden van de geschie­ denis van deze twee uurwerken voegt echter een boeiend luik toe aan de geschiedenis van


de werkmethode van deze smid en vertelt tevens iets over hoe onze voorouders zijn omge­ gaan met het klokkenerfgoed dat hen van de vorige generaties werd overgedragen: een verhaal dat vertelt over pogingen om dit erfgoed lopende te houden en het tevens aan te passen aan een meer eigentijdse, moderne smaak. Het exemplaar uit 1770 zit in een eikenhouten kast. De assymetrisch uitgewerkte vormge­ ving van het eenvoudige, vooral floraal geïnspireerde, lijkt in eerste instantie nog LodewijkXV beïnvloed. De aanwezigheid van o.a. ruitmotieven, maken evenwel ondubbelzinnig dui­ delijk dat de klokkenkast uit een later tijdperk stamt: het Directoiretijdvak (afb. 9). Voor onze gewesten wil dat zeggen: de periode 1800-1820. De kast is dus duidelijk van latere datum dan de aanduiding 1770 op het adresplaatje. Het uurwerk zelf vertelt ook zijn verhaal. Het is een eenvoudig daguurwerk zonder wekkersysteem (afb. 10). De cijfferring toont gelijkenissen met het exemplaar van het Stedelijk Museum. Het adres­ plaatje is wat dikker dan het exemplaar van het mu­ seum, maar lijkt correct te zijn. Bij een vergelijking tussen de wijzerplaten van beide uurwerken valt ech­ ter op dat er toch iets niet helemaal in de haak is met de verhoudingen tussen de verschillende tinnen on­ derdelen en de messing plaat waarop ze gemonteerd zijn (afb. 11 ): de verhoudingen tussen respectievelijk het adresplaatje en de cijferring enerzijds en de or­ n a m e n te n a n d e rz ijd s zijn v o lk o m e n gedisproportioneerd. Sporen op de messingplaat met zijn Lodewijk-XVI-ornamenten maken verder dui­ delijk dat deze messing plaat ooit voorzien is geweest van een witte glazen adresplaat en glazen cijferring van grotere afmetingen. Wellicht zijn beide stuk ge­ gaan en heeft men later op de plaat en zijn tinnen

Afb. 9.


Afb.11.


ornamenten de oudere elementen van een klok van Augustinus gemonteerd. Dit verklaart ook waarom in tegenstelling tot de klok van het Stedelijk Museum, het exemplaar uit 1770 geen mooi graveerwerk draagt binnen de open cijferring. De messing plaat met zijn LodewijkXVI-ornamenten hebben verder nooit bij dit uurwerk gehoord. Dit valt af te leiden uit het feit dat de opening rond de wijzers van de messing plaat door zijn omvang duidelijk voorzien is op een wekkerschijf, een functie die deze klok nooit gehad heeft. In vergelijking met de klok van het Stedelijk Museum valt ook op dat de anker niet boven, maar onder de afdekplaat werd geplaatst. Dit verschil kan er op wijzen dat het mechanisme wellicht uit de 19de eeuw dateert en dan kan Joannes Augustinus er niet de auteur van zijn. Van deze klok die ogen­ schijnlijk een eenvoudig, maar representatief exemplaar leek te zijn van het werk van een niet onbelangrijke Hasseltse uurwerkmaker heeft uiteindelijk met de klokkenmaker enkel nog het adreskaartje en de cijferring gemeen. De huidige toestand wijst op een geleidelijk transfor­ matie, waarbij zowel de klokkenkast als het uurwerk in verschillende fasen werd aangepast en gemoderniseerd. Het behoud van het adresplaatje en de cijferring - in dit geval het signa­ tuur van de klokkenmaker - bleef de band tussen de klokkenmaker en de afstammelingen van de opdrachtgever in stand houden. Een minstens even boeiend verhaal vertelt het uurwerk met de datumaanduiding 1778, die gevat is in een ronduit schitterend gesculpteerde eikenhouten kast in Lodewijk-XVI-stijl. Bij dit uurwerk vinden we eveneens een getoogde wijzerplaat, ditmaal met fraaie assymetrisch curvende tinnen ornamenten in Lodewijk-XV-stijl die het adresplaatje en de cijferring counteren (afb. 12). De cijferring is nagenoeg identiek aan de cijferring die we aantreffen op het exemplaar van het Stedelijk Museum. Het adreskaartje van deze klok is met sterk vergelijkbare motieven ver­ sierd als dat van het zonet besproken exemplaar met de datum 1770. De grote gelijkenissen tus­ sen de cijferringen die zowel in 1761 als in 1770 en 1778 werden gebruikt w ijzen er op dat Joannes Augustinus ze wellicht bij dezelfde le­ verancier heeft gehaald. In die tijd was het im­ mers gebruikelijk dat tinnen ornamenten apart door een tingieter werden geleverd. De stad Luik had in dit verband een stevige reputatie als le­ verancier van een groot deel van het toenmalige Maasland. Ook de gelijkenissen tussen het fraaie graveerwerk (afb. 13) op de messing plaat van het Stedelijk Museum en dit exemplaar met da­ tum 1778 zijn treffend. Beide tonen met varia­ ties op eenzelfde thema, vergelijkbare kwaliteit en scherpte. Het leidt weinig twijfel dat beide pla­ ten van dezelfde producent werden afgenomen. Tot op deze hoogte zijn de uiterlijke kenmerken van het exemplaar uit het Stedelijk Museum en het exemplaar met datum 1778 sterk vergelijk-


baar. Er is echter wel een opvallend verschil: de klok met datum 1778 vertoont twee opwindingsgaten in de cijferring, hetgeen wijst op de aanwezigheid van een weekwerk achter de wijzerplaat, terwijl het Stedelijk exemplaar slechts een dag loopt. De spe­ cifieke plaatsing van de opwindingsgaten (vrij laag naar onder en erg breed uit elkaar) zal de gewone leek niet veel zeggen, maar de echte klokkenspecialist voelt bij de eer­ ste aanblik aan dat zo’n uurwerk verrassin­ gen in petto heeft. Inderdaad, de stand van de opwindingsgaten wijst op de aanwezig­ heid van een bijzonder groot uurwerk van een type dat in de geschiedenis van de klokkenproductie een ijzersterke reputatie heeft veroverd omwille van zijn degelijkheid en betrouwbaarheid (afb. 14).

Afb. 13.

We spreken hier over de Comtoise, een type dat in het Juragebergte - het grensgebied tussen Frankrijk en Zwit­ serland - tot ontwikkeling kwam en de reputatie geniet van oerdegelijk en nagenoeg onverslijtbaar te zijn. Dit type Su­ kwam echter pas tot ontwikkeling vanaf de jaren 1830 en beleefde zijn hoogdagen tot ca. 1780. Het is dus onmo­ gelijk dat dit mechanisme door Joannes Augustinus zelf in 1778 achter deze wijzerplaat werd geplaatst. De con­ clusie ligt dan ook voor de hand. De nazaten van de oor­ spronkelijke opdrachtgevers hebben ergens omstreeks het midden van de 19deeeuw het oorspronkelijke mecha­ nisme van Augustinus, dat onbetwistbaar een daguurwerk moet zijn geweest, vervangen door een technisch supe­ rieur en modern uurwerk dat een week kon lopen. Hier­ voor was het echter wel noodzakelijk dat de wijzerplaat werd geperforeerd om gaten te voorzien noodzakelijk om

Afb. 14.


de klok wekelijks te kunnen opdraaien. Hiermee is het verhaal van dit boeiende uurwerk echter nog niet helemaal verteld. Want tussen 1778 en pakweg 1850 gebeurde er nog iets dat het uitzicht van deze staande klok ingrijpend moet hebben gewijzigd. Dit wordt duidelijk bij een nauwkeurige onderzoek van de klokkenkast zelf. Zoals gezegd betreft het een pracht-

Afb. 16.

exemplaar met schitterend steekwerk (afb. 15 en 16), uitgevoerd op een meubel dat slank naar boven toe uitloopt. Het beeldhouwwerk vertoont de pure kenmerken van de LodewijkXVI-stijl geïnterpreteerd door een zeer getalenteerd lokaal atelier in de beste LuiksMaaslandse traditie. Op het voetstuk zijn de in elkaar geweven initialen J R van de opdracht­ gever te vinden met een datum: 1791 (afb. 17). De kast is dus een 13-tal jaren jonger dan de datumaanduiding van het oorspronkelijke uurwerk van Augustinus dat uit 1778 dateerde. Aangezien dit type uurwerken bijna altijd werd geleverd met een eigen klokkenkast, o.a. ter bescherming van het uurwerk, mag men aannemen dat het oorspronkelijke uurwerk eerst in een wat eenvoudigere kast heeft gezeten en dat de eigenaars later, toen er mogelijk wat meer financiële middelen waren, aan een getalenteerde meubelmaker de opdracht gaven voor het maken van een nieuwe, meer luxueuze klokkenkast uitgevoerd in de op dat moment zeer modieuze Lodewijk-XVI-stijl. Ongeveer een halve eeuw later werd dan - mogelijk door


een nieuwe eigenaar - de opdracht gegeven om het ouderwetse uurwerk te vervangen door een meer betrouw­ baar modern mechanisme. Opvallend hierbij is wel dat men op dat moment net zoals hierboven vermeld, de wijzer­ plaat met adresplaatje heeft behouden en op die manier de banden met de stad Hasselt en zijn uurwerkmaker Augustinus heeft willen bewaren.

Afb. 17.

* * * * * * *

Bibliografie

P.Th. R. MESTROM, Uurwerken en Uurwerkmakers in Limburg, 1367-1850, (Maaslandse Monografieën, 60), Leeuwarden, 1997.


B illl

tekst:

Walter SCHEELEN

foto’s:

W alter Scheelen & Stedelijke Fotodienst

copyright:

Stedelijk Museum Stellingwerff-Waerdenhof Maastrichterstraat 85, B-3500 HASSELT tel. 011-24 10 70 fax 011-26 23 98 e-m ail: stellingwerffwaerdenhof@hasselt.be

wÊÊË

JL I

In dezelfde reeks verschenen: 1991 I . Olieverfportret M.-H. van 8eieren, 2de h. 17e E.; 2. Cattiarinapaneel oude handboogkamer, e. 17e - b. 18e E.; 3. Lusterglazuurvaas keramiekfabriek, tss. 1895 en 1914: 4. Blazoen rederijkerskamer ‘De Roode Roos', D. Van Vlierden, ca. 1700; 5. Olieverfschilderij Week end', L. Pringels, 1950; 6. Zilveren reliek-ostensorium, F. Jans Burduin Gent & I.F. Frederici Hasselt, 1703; 7. Kledingsstel Virga-Jessebeeld, 1689 ■ 1863 - 1901; 8. Olieverfschilderij 'De Grote Markt', J.N. Grauls, 1863; 9. Rijksdaalder G. van Groesbeeck, Hasselt, 1568; 10. Kaart-landschap paalstenen tss. Hasselt en Zonhoven, 1661 en 1666?

1992 I I . Schilderij 'De Grote Man', F. Minnaert, 1983; 12. Mirakelprent 0.-L.-V. Virga Jesse, R Van Orley, wsch. 1689; 13. Zilveren wierookvat, J. Vlnckenbosch, Hasselt, 19e E.; 14. Kaart Midden-en Zuid-Limburg, L Capitaine, 1795; 15. Lederen Hasseltse brandblusemmer (1782) en vuurhaak; 16. Zilveren reliekhouder H. Barbara, ca. 1702; 17. Portret abt Eucherius Knaepen, P.J. Verhaghen, 1792; 18. Studlocamera 18/24, ca. 1920; 19. Olieverfschilderij 'Het bos', Djef Anten (1851-1913); 20. Juweel, zgn. 'reukappel- Virga-Jessebeeld, e. 16e - b. 17e E.; 21. Schilderij 'O.-L.-Vrouw met Kind', Antwerpse paneelmerken, 1ste h. 17e E.

1993 22. Liturgische gewaden St.-Vedastus Hoepertingen, 1ste h. 16e E.; 23. Mirakelprent H. Sacrament Herkenrode, Hasselt, P.F.MIlis, 1854; 24. Gevelsteen "Den Soeten Naeme Jezus’ , 1664 (Hasselt); 25. Set van 4 vazen, Piet(er) Stockmans (°1940); 26. Portret Ulysse Claes (1792-1880), G. Guffens (1823-1901); 27. Sacraments-ostensorium of ‘ monstrans van Herkenrode’ , Parijs, 1286: 28. Schilderij 'Strandtafereel', 1930, Jos.Damlen (1879-1973); 29. Gezicht op Hasselt naar Remacle Le Loup, 18e E., kopergravure; 30. Beeld ‘ Heilige Cecilia’ , 1530-1540; 31. Barokke zonnemonstrans, N. Sigers & S Vander Locht, Hasselt, 1669

1994 32. Biechtstoel, Brabants atelier, 1664; 33. Uurwerken v.d. Hasseltse uurwerkmaker Leonard Joosten (1762-1849); 36. Gouache 'De Meukes’, ca. 1890, Paul Marie Bamps (1862-1932); 37. Kroningsprent 0.-L.-V. Virga Jesse, Parijs, Lith.Fabre, 1867; 38. Het Hasséletum en de Historia Lossensis. 2 historische werken v. Joannes Mantelius (1599-1676); 39. Litho ’ Heusden 2’ , uit reeks (5) Heusden, Herman Gordijn, 1992; 40. Ontwerp voor "Overhandiging...’ muurschildering Beurs Antwerpen, olie op doek, G. Guffens (1823-1901); 41. Aquarel 'Strijdtoneel uit de Tiendaagse Veldtocht. Kermt. 7 augustus 1831', A. von Geusau, 1835.

1995 42. Gevelplaat ‘ Veloce-Club hasseltois 'Utile ’ Duld' - 2 mai 1892’ ; 43. Olieverfportret van Amoldus van Melbeeck op sterfbed, 17e E.; 44. Acryls van Ray Remans, 1989; 45. Pronkbeker J.-J.Thonissen, deels verguld zilver. P.Bruckmann & SOhne, Heilbronn, 1888; 46. Begijnenschotel, 1623, zilver, meesterteken: 3 zespuntige sterren in schild; 47. Vaste kunstwerken Herman Blondeel, Hugo Duchateau, Piet Stockmans in Museum Stellingwerff-Waerdenhof; 48. Schilderij ‘ Ijzel en mist", Djef Anten (1851-1913); 49. Aquarellen 'Hasseltse water-molens. 1893/94’ , Paul Marie Bamps (1862-1932); 50. Foto ‘ Jongeman met badmuts’ , gomdruk, 1/10, Jean Janssis; 51. Zilveren reliekhouder H.Hubertus, (1741-1742), Lambertus Hannosset, Antwerpen.

] ; ! j

1996 52. Olieverfschilderij "Zegening van boerenkrijgers op de Grote Markt’ , 1899, Djef Swennen (1871-1905); 53. Olieverfportret N.G. Vaesen (1768-1864), 1819, M G. | Tieleman; 54. Vaandel ‘ Kunstkring Alexis Pierloz Hasselt 1920’ , Hasselt; 55. Groepsportret 'Leden v.d. Virga-Jessebroederschap bij haar beeld’ , 1709, olie op j paneel; 56. Beiaardklavier. ca. 1752, Hasselt (?) [bewaard in het Stedelijk Beiaardmuseum Hasselt]; 57. De Hasseltse reus De Langeman, Melchior Tieleman, 1810; 58. Reflectoren (2) zilverbeslag op houten kern, Arnold Frederid, 1714; 59. De gouden kronen v.d. Virga Jesse, Auguste Levesque 1867 61. Blauw Tafereel Pierre ! Cox (1915-1974).

1997 62. Portret Guillaume Claes, Judith Crollen (1898-1982) naar werk van M.G. Tieleman, 1957; 63. Kaart prinsbisdom Luik, 17e E., Henricus Hondius (1597-1651); 64. Lithografie 'Oude halte Luikersteenweg', 1860, Charles Joseph Hoolans (Antwerpen, 1814); 65. Drieluik, 1989, Paule Nolens (” 1924); 66. Soberheid, eenvoud en liefde, vier geometrische abstracte werken van Vincent Van Den Meersch (1912-1996); 67. Schild v.h. weversambacht, e. 17e - b. 18e E., Daniël van Vlieiden (16511716); 68. Borstbeelden 10 Hasseltse burgemeesters, 1906, Emile Cantillon (1859-1917); 69. 'Portret van mijn dochter Madeleine' 8 'Portret van mijn zoon José', Jos. Damien (1879-1973); 70. Beeld Homo Sedans, Hub Baerten (°1945); 71. Beeld 'O .-L-Vrouw met Kind', 1530-1540, Meester van Oostham.

1998 72. 'Panorama van Hasselt', Steven Wilsens (°1937); 73. Portret Télémaque Claes (1831-1913), Tony Alain Hermant (1880-1939); 74. De Loonse muntslag in het kader v.d. monetaire internationalisering tijdens de middeleeuwen; 75. Speculaasplanken 8 'Hasseltse speculaas'; 76. Wandtapijt "Euskadi: balladen en legenden’ , 1985, Simone Reynders (” 1924); 77. Schilderij ‘ Herfst - kasteel Henegauw’ , 1946, Paul Hermans (1898-1972); 78. Prehistorische polijststeen, Sint-Quintinuskathedraal Hasselt; 79. Sierlijst ’ Oorlogsgesneuvelden Hasselt 1914-1918’ , nt. gedateerd, Hasselt, Auguste Blanckart (1878-1952), Sylvain Brauns (1890-1947), Joseph Antoon Jossa (1884-?); 80. Schilderij ‘ Veldslag in een korenveld’ , 1864, Jules Van Imschoot (1821-1884)

1999 81. Lithos Hasselt gezien tussen 1960-1979, Jac. Leduc (” 1921); 82. Het huis Stellingwerff (19e E)-Waerdenhof (17e E.); 83. Apparaten ontwikkeld en geproduceerd in de Philipsfabriek in Hasselt; 84. Hendrik van Veldeke, het genie van de hoofse literatuur (ca. 1140-ca.1200); 85. Céramiques Décoratives de Hasselt [1895-1954): overzicht van de ronde reclame- en sierschotels van de voormalige keramiekfabriek in Hasselt; 87. Portret van Guillaume Stellingwerff (1841-1923); 88. Register ’ Co(e)mans’ , handschrift, 1611; 89. Standaard voor de ‘ Maatschappij Minerva’ , 1871, W; Geefs (?) S G. Guffens.

2000 90. Schilderij 'P ortret van Dr. L W illem s' (1822-1907) 1878, Godfried Guffens (1823-1901): 91. Maquette tweedekker Farman Type III, 1985; 92. Zespuntige 'S te r' van de Roode Roos, 1627; 93. Litho "Gezicht op de Leopoldplaats', ca. 1860, C. J. Hoolans; 94. ‘Analemmatische zonnewijzer' in de museumtuin. 2000; 95. Portret van Ridder Guillaume de Corswarem (1799-1884); 96. Pastel 'Portret van mevrouw Leynen (1842-1920)', 1919, G.J. Wallaert (1889-1954); 97. Keramieken sierschotel 'Irissen', ca. 1896-1905. 98. Banier “Société Royale de Musique et de Rhétorique", 1858.

2001 99. Hasselts zilver: aanwinsten 1996-2000; 100. Schilderij 'Stadspanoram a van H asselt', 1915, Jos. Damien (1879-1973); 101. Uithangteken Tabakskarot', 102. ; Karikatuurtekeningen '1 0 Hasseltse figuren" Stef Vanstiphout (1931-1995); 103. Sporttrofeeën 1T Linieregiment “Coupe du Roi Albert" & "Coupe Prince Léopold" (2); 104. : Affiche “Ville de Hasselt, 1882, programme des fêtes qui auront lieu à l’occasion de la kermesse ...’ , 1882.


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.