KIK 108. Zes wandkleden over het Sacrament van Mirakel van Herkenrode, 1917, Jos. Damien

Page 1

ZES WANDKLEDEN OVER HET SACRAMENT VAN MIRAKEL VAN HERKENRODE, 1917

JOS. DAMIEN (1879-1973) tem pera op katoendoek h. 202 c m x b . 194 cm bruikleen Kerkfabriek Sint-Quintinus en Onze-Lieve-Vrouw, Hasselt inv. nr. 1986.0020.00 t.e.m . 1986.0025.00


Een reeks wandkleden Sinds ruim vijftien jaar bewaart dit museum een zestal wandkleden, die blijkbaar een reeks vormen : ze hebben dezelfde afmetingen, zijn vervaardigd uit gevoederd en beschilderd katoen en dragen alle hetzelfde kunstenaarsmonogram JD. Ook het algemeen concept ervan bewijst dat ze als een reeks opgevat werden en ontstonden. De zes kleurrijke doeken hebben alle een centraal tafereel van 162,5 op 141 cm., dat bij elk verschillend is en dus van meet af laat vermoeden dat hier een verhaal verteld wordt. In dit centrale tafereel is telkens het hoger vermelde kunstenaarsmonogram te lezen. Rond deze centrale uitbeelding is op donkerblauwe of donkergroene achtergrond een brede sierboord van ranken en linten aangebracht. Op deze sierboord ziet men bovenaan in het midden een renaissancistische cartouche met Latijnse tekst, die het op het centrale paneel uitgebeelde tafereel verduidelijkt. Links en rechts daarvan is in de bovenhoeken van het wandkleed een staand ovaal medaillon aangebracht, met daarin de ineengewerkte letters SS links en MH rechts. Dezelfde ineengewerkte letters treft men ook aan in de benedenhoeken van elk doek, doch ditmaal in ronde medaillons. Deze letters moeten, gezien de context (zie verder), ongetwijfeld verstaan worden als Sacratissimum Sacramentum Miraculosum Herckenrodianum (d.i. ‘Het Allerheiligste Sacrament van Mirakel van Herkenrode’). De sierboord, die, afgezien van de achtergrondkleur, op alle zes doeken dezelfde is, is aan de zijkanten in het midden voorzien van eveneens ronde medaillons, waarin men de jaartallen 1317 (links) en 1917{rechts) kan lezen. Dit maakt duidelijk dat deze reeks wandkleden te maken heeft met het zesde eeuwfeest van het Sacrament van Mirakel van Herkenrode. In het midden onderaan is op alle wanddoeken een gekroonde staande ovale cartouche aangebracht, waarop telkens een ander heraldisch familiewapen prijkt (zie verder). Ook het kleurgebruik maakt duidelijk dat deze zes wandkleden een reeks vormen : bij alle zes zijn zowel de buitenrand als de centrale taferelen, de sierboorden, de wapenschilden, cartouches en medaillons in geel afgeboord, zodat de reeks een grote uniformiteit ontstaat. De kunstenaar heeft de doeken zeer decoratief opgevat, met voorstellingen die veeleer grafisch dan picturaal uitgewerkt werden, sterk lineair met veelal vlakke kleuropvulling in frisse, levendige kleuren en met een beperkte schaduwwerking.


Zes episodes De afgebeelde taferelen laten toe een volgorde van de doeken binnen de reeks te bepalen : ze tonen ons immers zes episodes uit de verhalen rond het Sacrament van Mirakel van Herkenrode (zie verder). I ) De begeleidende tekst op de cartouche bovenaan het eerste w andkleed luidt : Stupefactus miraculum / cognoscit sacerdos (d. i. : ‘Met verbazing neemt de priester kennis van het mirakel ‘). Het centrale tafereel toont een eenvoudige kamer met houten zoldering, kale muren en een openstaande deur met ijzerbeslag achteraan in het midden. Links ligt een zieke te bed, met boven hem een rood gedrapeerd doek en naast hem een tafeltje, waarop een glas, een tas, een kruik en een citroen geplaatst zijn. Naast het bed zit vooraan links een wenend meisje met een hond en aan het voeteneinde knielen een vrouw en een jonge man. Ongetwijfeld zijn het de huisgenoten van de zieke : zijn vrouw, zoon en dochter. Daarachter rechts staat een tafel waarop een kruis tussen twee kandelaars ; een man in priestergewaad opent een ciborie en toont verbazing. Naast hem staat links een man, wellicht de koster, die met een altaarbel in de linkerhand en zijn hoofddeksel in de rechter, de zieke bekijkt ; hij begeleidde de priester die de communie aan de zieke kwam brengen. Rechts achteraan staan verder nog vier mannen, waarvan er één wijst naar het gebeuren. Rechts bovenaan het kunstenaarsmonogram JD. Op de sierboord, hier met donkerblauw e achtergrond, is onderaan een heraldisch wapen aangebracht : “in zilver vijf aaneengesloten spitsruiten van keel, geplaatst in dwarsbalk en beladen met een dubbele adelaar van sabel (zie verder). II) Bij het tweede wandkleed luidt de begeleidende tekst : A n im a lia g e n u fle c tu n t / coram S.[acratissim o] S.[acramento] operto (d. i. ‘De dieren knielen vóór het niet zichtbare Heilige Sacrament’). Vóór een grote wolkenpartij stapt een man in priesterkledij van rechts naar links door het landschap ; hij houdt met beide handen een gouden ciborie. Rechts wordt het tafereel afgesloten door een antieke ruïne met zuilen ; daarvóór knielen drie herders en een herderin met twee kinderen en zes schapen neer, terwijl ze zich naar de voorbijstappende priester keren. Links vooraan bij een boom knielen nog een


vrouw en een schaap en in de verte ontwaart men een dorpskerkje.In de rechter benedenhoek het kunstenaars monogram JD. Op de sierboord met blauwe achtergrond is onderaan ook op dit wandkleed een gekroond familiewapen aangebracht : “gevierendeeld: in I en IV: in azuur een dwarsbalk van goud, [beladen met een roos van keel en] vergezeld van drie belletjes van goud bovenaan en een vogel van zilver onderaan ; in II en III : in goud een leeuw van sabel” (zie verder). III) cartouche bovenaan : Ignarus miraculi se tarnen / ve rte n s a d o ra t S .[a c ra tis s im u m ] S.[acramentum] (d. i. ‘Ook al weet hij niets van het mirakel, keert hij [= de priester] zich om en aanbidt het Allerheiligste Sacrament’). In een classicistische kerk staat links een priester in misgewaad aan het altaar ; hij heeft zich omgekeerd naar een andere priester, die met een gouden ciborie in de handen de altaartrappen bestijgt, en geeft tekens van verbazing. Links vooraan een man, een vrouw en een kind die als kerkgangers aan de voet van de altaartrappen het misoffer bijwonen. Dit is ook het geval rechts met een knielende grijsaard, een gezeten vrouw met kerkboek en nog twee andere kerkgangers. Tussen de twee priesters in ontwaart men, aan de andere zijde van het altaar, een misdienaar, die de schaal met ampullen in de handen houdt. Op de achtergrond ziet men een op een kier staande kerkdeur in een zonovergoten zij- of dwarsbeuk. Rechts bovenaan het kunstenaarsmonogram JD. Het wapenschild onderaan op de sierboord met groene achtergrond is : “in zilver twee rug aan rug geplaatste baarzen van sabel” (zie verder). IV) Op het vierde wandkleed leest men bovenaan : A caco daemone obsessa / m ulier liberatur (d.i. ‘Een door een slechte duivel bezeten vrouw wordt bevrijd’). In een classicistische kerk staat een priester in misgewaad aan het altaar links. Hij heeft zich omgedraaid en houdt in de linkerhand een ciborie. Verbaasd kijkt hij toe naar een bezetene, die rechts vooraan aan de voet van de altaartrappen door twee mannen in bedwang wordt gehouden, terwijl een duivel langs haar mond ontsnapt. Knielende kerkgangers aan beide zijden van het altaar kijken verbaasd en ve rsch rikt toe. In de rechter benedenhoek het kunstenaarsmonogram JD. Zoals op de andere doeken staat ook hier op de brede sierboord met groene achtergrond onderaan in het midden een gekroond familiewapen : “in azuur een kruis van zilver, beladen met vijf schelpen van sabel”, (zie verder).

Het


V) Het opschrift van dit wandkleed luidt : A m ilitu m praedonum in va sio n e per S.[acratissim um ] S.[acram entum ] / incolume servatur monasterium (d. i. “De abdij blijft door toedoen van het Allerheiligste Sacrament ongeschonden bewaard van een inval door plunderende soldaten “). Het nachtelijk tafereel toont hoe vóór het cla ssicistisch portaal van een kerk links bovenaan een stralende engel zweeft. Hij houdt een ciborie met de miraculeuze hostie in de linkerhand en een zwaard in de rechter. Bij dit zicht verschrikken zich rechts onderaan een geharnaste soldaat, die zijn zwaard laat vallen, een oude man die een toorts draagt, alsook een neervallende vrouw en man. Links vooraan kruipt een toortsdrager weg op handen en voeten; hij heeft een grote hamer, zijn inbraakinstrument, laten vallen. Naast hem in de linker benedenhoek het kunstenaarsm onogram JD. Op de achtergrond sch ijn t de m aansikkel in de nachtelijke wolkenhemel boven de abdijmuur. Op de sierboord met blauwe achtergrond staat onderaan in het midden een familiewapen : “in goud drie palen van keel, een vrijkwartier van hermelijn, met in het hartschild drie dwarsbalken van sabel, beladen met een leeuw van sabel” (zie verder). VI) Het zesde en laatste wandkleed draagt als o p schrift : C om itantibus m o n ia lib u s,la icis in s ig n ib u s / e t p o p u lo circ u m d u c itu r S.[acratissimum] S.[acramentum (d. i. ‘Begeleid door de monialen, vooraanstaande leken en het volk, w ord t het A lle rh e ilig s te Sacram ent rondgedragen). Het centrale tafereel toont een processie van monialen met kruisdrager voorop. Zij verlaten de abdijkerk. Centraal in het beeld stapt de abdis als laatste van de monialen ; in de rechterhand houdt zij haar staf met priaal, de tekenen van haar waardigheid, terwijl zij haar linkerhand laat rusten op de rechterhand van een edelman, ongetwijfeld de voogd van de abdij. Achter de abdis stapt onder een baldakijn een priester bekleed met koorkap en andere liturgische gewaden. Hij houdt met beide handen een torenmonstrans met het H eilig S acram ent en is om ringd door vooraanstaande edelen, die toortsen dragen en het baldakijn torsen. In de rechter benedenhoek het kunstenaarsmonogram JD. Op de sierboord met blauwe achtergrond staat weer een gekroond familiewapen : “in zilver drie lelies van sabel, geplaatst twee en een” (zie verder).


Literaire Bronnen De zes episodes die op deze wandkleden zijn afgebeeld zijn blijkbaar getrokken uit de overleveringen rond het Heilig Sacrament van Mirakel van Herkenrode, zoals die sinds de zeventiende eeuw door de Hasseltse augustijn Matthias Pauli (1580-1651) , en anderen na hem, zijn overgeleverd en vastgelegd. Samengevat uit Pauli : Een stervende uit Viversel vraagt de laatste sacramenten. De kapelaan brengt hem de Heilige Communie “en hem gegeven hebbende de benedictie, stelde hy de ciborie m et de H. Hostie op de tafel, die na coustume daer toe bereyt stondt ; ende ghinck tot den siecken om sijn biechte te hoorerf.. Inmiddels “sijn sommige van de gene die den siecken by stonden" bij de ciborie gekomen en “hebbense de heylighe Hostie met hun onsuyverende onghewijdde handen aengeraeckt’ om ze nieuwsgierig te bekijken, waarna ze ze teruglegden en het deksel op de ciborie deden. Toen de priester de biecht gehoord had kwam hij terug naar de ciborie om de zieke de Heilige Communie uit te reiken en “vont hy de heylighe Hostie teenemael bebloet ende vastghepleckt aen het ciborie doecxken ; ende van dit wonderlijck m irakel verbaest zijnde ende benout, sloot hy de ciborie wederom toe”. Dit is dus duidelijk het gebeuren dat op het eerste wandkleed uit de reeks uitgebeeld wordt. Na deze berechting in Viversel, raadpleegde de kapelaan de pastoor van Lummen, die hem aanraadde de bebloede hostie naar Herkenrode te brengen. “Hy nam de reyse aen ende de mirakeleuse Hostie met hem ende alle de beesten die hy onder weghen vondt, hem siende, vielen op hun knien ende bewesen den heylighen Sacrament eeré'. Dit is dus de episode die op het tweede wandkleed afgebeeld is. Toen de kapelaan van Viversel in Herkenrode aankwam, begonnen de klokken van de abdijkerk vanzelf te luiden. “Het was den feestdach van S. Peeters banden", (nl. 1 augustus) en men begon juist de introïtus van de mis te zingen. “Als hy nu met de heylige hostie in den choor quam, keerden hem den Priester die aen den autaer stont [...] in de Misse omme [...] ende dede den voorseyden Priester, die de heylighe Hostie bedecktelijcken over hem hadde, groote eerbiedinghe". Dit is dus de derde episode die op de wandkleden uitgebeeld wordt. Onmiddellijk gebeurden wonderlijke dingen : men zag in de miraculeuze Hostie “de gedaente van een schoon jonghman, draghende op sijn hoofdt een seer schoone vercierde ende claer blinckende croone” verschijnen en “Daer was ooc op dat pas een vrouwe die langhen tijdt was beseten gheweest van den boosen gheest, die ghebrocht zijnde in de teghenwoordicheyde van dit H. Sacrament terstondt werdt verlost’. Dit gebeuren wordt uitgebeeld op het vierde wanddoek uit de reeks. Voor de episode die op het vijfde wandkleed uitgebeeld wordt, nl. die van een nachtelijke overval op de abdijkerk, die door toedoen van het Hl. Sacrament van Mirakel verijdeld werd, lijkt men zich geïnspireerd te hebben op meerdere passages uit het relaas van Pauli : “ Int ja e r 1563 werd op eenen sekeren nacht de kercke van Hercken-Rode berooft, ende hoe wel dat daer wert ghestolen veel silver werc ende ander schoon juweelen, en was nochtans niet wech ghedraghen de groote schoon Ciborie, inde welcke doen ter tijt dit H. Sacrament was rustende, [...] maer sy werden van Godt belet. Want alsse op den oppersten trap quamen om het Tabernakel op te breken ende de Ciborie te rooven, over viel hun een seer groote vreese ende benauwtheyt, ende hun docht dat de Kercke vol gewapende mannen was. Daerom en dorsten sy het H. Sacrament niet aenraken, dan sochten door de vlucht te bewaren hun leven." “ Tselve ghebeurde ontrent het ja e r 1586 met sommighe Geusen, die des nachts in ‘t Clooster brekende, meynden het H. Sacrament te rooven ; maer werden belet door een groote duysternisse, ende en costen daer en boven gheen licht bewaren [...]'. Ook voor de uitbeelding op het zesde wandkleed heeft de tekst van Pauli als uitgangspunt gediend : “ Men hout jaerlijcx Sondaechs onder de octaue van heylich Sacraments dach een solemnele processie met onsprekelijcke devotie des volcx, in de welcke dit heylich Sacram ent wordt omghedraghen, de principaelste edel Heeren des lants het tabernakel oft huysken dragende daer het onder gaet’.


Er bestaat dus geen twijfel dat de zes beschilderde wandkleden, die hier besproken worden, episodes uit de verhalen rond het Heilig Sacrament van Mirakel van Herkenrode voorstellen, zoals die in 1620 door de Hasseltse augustijn Matthias Pauli opgetekend werden.

Iconografische bronnen Hogerop werd reeds gezegd dat de hier besproken wandkleden sinds ruim vijftien jaar in dit mu­ seum gedeponeerd werden. In 1993 verwierf men daarenboven een reeks van zes achttiendeeeuwse olieverfschilderijen van een parochiepriester te Cortil-Noirmont, een dorpje in Waals-Brabant. Ook deze reeks, thans in dit museum onder de inventarisnummers 93.117 tot 93.122 be­ waard, behandelt zes episodes uit de verhalen over het Hl. Sacrament van Mirakel van Herken­ rode. Alle zes schilderijen hebben dezelfde afmetingen en zijn zo goed als zeker het werk van éénzelfde anonieme schilder. Bij confrontatie van beide reeksen blijkt een zeer vérgaande ver­ wantschap tussen beide reeksen te bestaan. In zulke mate zelfs dat men moet zeggen dat de taferelen op de wandkleden de exacte kopie zijn van de olieverfschilderijen, op weinige details na : de verklarende teksten, die op de wanddoeken te lezen zijn in een cartouche bovenaan, werden op de olieverfschilderijen onderaan aangebracht en de wapenschilden, die op de wandkleden onder­ aan in een gekroonde cartouche te zien zijn, zijn op de olieverfschilderijen op het tafereel zelf in één of andere hoek of onopvallende plaats aangebracht. Tot de weinige detailverschillen tussen beide reeksen voorstellingen behoort ook dat op twee van de schilderijen bij het wapenschild een banderol met een naam te lezen is. Dit is het geval op het derde schilderij, dat de ‘Aankomst te Herkenrode’ uitbeeldt ; hier leest men op de banderol de naam : Lutgarde de Borchgrave d ’ Altena ; het bijhorend wapen is inderdaad dat van die familie. Zo ook lezen we op het zesde schilderij, dat de ‘Processie van Herkenrode’ voorstelt, de naam van ‘B. de Rivier d ’ Arschodt, met daarbij het wapenschild van die familie. Beide namen zijn gekend , alsook hun familiewapen, want Luttgarde de Borchgrave was moniale te Herkenrode en had aan de abdijkerk de preekstoel geschonken die, na zijn overbrenging naar de Hasseltse Lievevrouwekerk, er door de oorlogsomstandigheden in 1944 verwoest werd . In de Graf- en Gedenkschriften uit de Provincie Limburg van F. GOOLE & P. POTARGENT leest men trouwens Noble Dame Lutgarde de Borchgrave d ’ Altena, morte 19 8bris 1727, agée 73, prof. 56“ (Dl. 1,1965, p. 94). Anderzijds bevindt het grafmonument van Barbara de Rivière d’ Arschodt zich nog steeds in die kerk ; zij was abdis van Herkenrode van 1728 tot 1744 en overleed op 9 september van dat jaar, na 62 jaar kloosterleven te Herkenrode, waarvan 16 als abdis. Het feit dat hun namen en wapenschilden op die achttiende-eeuwse schilderijen voorkomen laat veronderstellen dat zij elk de aanmaak van het schilderij bekostigden, waarop hun naam en wapen voorkomt. Dit opende perspectieven voor verdere naspeuringen : moeten de andere schil­ derijen ook in verband gebracht worden met monialen van Herkenrode ? Het eerste doek uit de reeks, dat het ‘Mirakel te Viversel’ voorstelt, draagt het wapen van “Nobilis D[omi]na Margareta de Fraypont de Wernerbosch, mortua 1723, 7bris, aet. 81, prof. 64, jub. 14' (F.GOOLE & P.POTARGENT, I. c.). Ook zij was dus een koordame van Herkenrode. Het schilderij met de knielende dieren, het tweede uit de reeks, draagt weerom het wapen van een moniale van Herkenrode : “Noble Dame Ernestine de Groote, morte 1725, 26 mars, agée 84 ans, prof. 66' (IB-, p. 90). Het vierde doek met de genezing van een bezetene draagt het familiewapen de Selys (cf. F. GOOLE & P. POTARGENT, Limburgse fam ilies en hun wapen, dl. 3, 1984, p. 38). In hun Graf- en Gedenkschriften vermelden deze auteurs evenwel geen gedenkschrift voor een moniale van Herkenrode uit de familie de Selys. Toch is het waarschijnlijk dat die er moet geweest zijn begin 18de eeuw, gezien de vijf andere schilderijen uit de reeks het wapen dragen van een koordame van


Herkenrode, die zo goed als zeker het betreffende schilderij betaalde. Dit is alleszins ook het geval voor het vijfde doek uit de reeks, dat een nachtelijke overval op de abdij voorstelt. Hierop treft men het wapen van “ Praenobilis D[omi]na Theresia de Joncis de Dufle, obiit 1749, 25 martii, aet. 90, prof. 79' (Graf- en Gedenkschriften, dl. I, p. 91 ). We staan hier dus voor een reeks van zes schilderijen , waarvan vijf met zekerheid het wapen dragen van een koordame van Herkenrode en vrij zeker door hen bekostigd werden ; zes schilderijen die dezelfde afmetingen hebben en zeer waarschijnlijk door dezelfde schilder gerealiseerd werden. De vijf gekende opdrachtgeefsters werden alle geboren in de jaren ’40 of ’50 van de zeventiende eeuw en stierven alle tussen 1723 en 1749. Wij zegden reeds dat het schilderij met het wapen de Selys wellicht eveneens door een koordame van Herkenrode besteld werd, maar tot nu toe heeft men nog geen lid uit die familie in Herkenrode kunnen thuiswijzen. Als zij er geweest is, zal men ongetwijfeld constateren dat ook zij geboren werd in de jaren ’40 of ’50 van de 17de eeuw en overleed vóór 1750. Zou men daarenboven niet mogen veronderstellen dat deze reeks van zes schilderijen tot stand kwam naar aanleiding van het 4de eeuwfeest van het Sacramentsmirakel van Herkenrode in 1717 ? Er blijft evenwel nog een raadsel rond deze bronnen voor de hier thans besproken wanddoeken : de zes hierboven besproken olieverfschilderijen blijken zelf ook kopieën (— of de modellen ??— ) geweest te zijn van een andere reeks schilderijen rond het Sacrament van Mirakel van Herkenrode ... of van twee reeksen ? De eerste drie schilderijen uit de cyclus meten 385 op 315 cm., hebben dezelfde voorstellingen als op de olieverfschilderijen uit dit museum en als op de wanddoeken. Deze drie grote doeken bevinden zich in de Sint-Quintinuskathedraal van Hasselt en worden door Sabine BAERTEN (zie bibliografie) als een reeks beschouwd die moet worden teruggevoerd naar het 1ste kwart van de 18de eeuw. Deze auteur brengt de voorstellingen met de ‘Genezing van de bezetene’, ‘De nachtelijke overval’ en de ‘Sacramentsprocessie van Herkenrode’ onder in een tweede reeks, die slechts 300 op 285 cm. meet en zou dateren uit het 2ds kwart van de 18de eeuw. De voorstellingen komen ook hier overeen met de episodes 4 tot 6 uit de twee reeksen in dit museum. Van deze drie grote schilderijen bevinden er zich twee in Huize Herckenrode te Kuringen bij de Zusters van het Hl. Graf. Het laatste doek uit de reeks met de sacramentsprocessie van Herkenrode bevindt zich nu in de Hasseltse Sint-Quintinuskathedraal, waarheen het naar aanlei­ ding van haar restauratie werd overgebracht. De vraag moet evenwel voorlopig onbeantwoord blijven welke van de twee reeksen olieverf­ schilderijen de oudste is en dus als model diende voor de andere. En heel wat rond deze olieverf­ schilderijen zou verder onderzocht moeten worden. Feit is alleszins dat de olieverfschilderijen als iconografische bron gediend hebben voor de hier besproken beschilderde wanddoeken.

De schilder Zoals hoger al gezegd, dragen alle zes wanddoeken het kunstenaarsmonogram J D , hetgeen ons duidelijk maakt dat zij geschilderd werden door Jos Damien. Deze kunstenaar, geboren op 22 februari 1879 te Noville-les-Bois in de provincie Namen, kreeg zijn eerste lessen in de schilder­ kunst van zijn vader, kunstschilder Franz Damien, waarna hij driejaar aan de academie van Luik in de leer ging bij Evariste Carpentier en Adrien De Witte, gevolgd door drie jaar aan het Hoger Insti­ tuut voor Schone Kunsten te Antwerpen. Hier waren Emile Claus, Samuel Devriendt, Franz Courtens en Alfred Cluysenaer zijn leermeesters. Tenslotte trok Damien nog enkele jaren naar Parijs, waar hij in diverse schildersateliers zijn opleiding vervolmaakte. Teruggekeerd naar België, huwde hij in 1904 met Maria Thiery uit Halen, waar hij zich dan ook vestigde. In die tijd was Damien sterk geboeid door het oeuvre van de Franse schilder Puvis de Chavannes (1824-1898) en voelde hij zich aangetrokken tot de decoratieve en monumentale kunst.


I

Niet alleen voerde hij dan muurschilderingen uit in de parochiekerk van Halen en in het gebouw van de Limburgse provincieraad te Hasselt, maar wendde zich sterk naar wat toen eigenlijk een nieuwe kunstvorm was : beschildering van textiel. Zo ontstonden een hele reeks decoratieve beschilderde wandkleden op zijde, op katoen e.a., soms gecombineerd met borduurwerk door zijn echtgenote Maria Thiery. Dat deze werken gewaardeerd werden blijkt uit het feit dat Damien in 1912 te Parijs een eerste prijs behaalde op de “Concours international des Arts décoratifs” en een gouden me­ daille op de Wereldtentoonstelling van Gent in 1913. Inmiddels was de kunstenaar in 1911 naar Hasselt verhuisd, waar hij zijn intrek nam aan de Martelarenlaan nr. 8, doch bij het begin van de Eerste Wereldoorlog werd hij naar Duitsland gede­ porteerd. Na zijn terugkeer in 1915 maakte hij ontwerpen voor de Hasseltse keramiekfabriek en kreeg hij van de kerkfabriek van Sint-Quintinus en Onze-Lieve-Vrouw de opdracht voor het realise­ ren van de hierboven besproken zes wanddoeken rond het Heilig Sacrament van Mirakel van Herken­ rode. Het is wellicht de laatste reeks decoratieve wanddoeken in Art nouveau s tijl, die hij maakte. Na de Eerste Wereldoorlog ging Damien zich immers meer en meer toeleggen op de portretkunst en werd hij één der meest gevierde en gevraagde portretschilders in België tijdens het Interbellum . P olitici, magistraten, officieren , professoren, vele gegoede burgers en meerdere leden van de regerende vorstelijke families van België en Luxemburg poseerden voor hem . Daarnaast ontston­ den vanzelfsprekend ook talrijke portretten van verwanten en vrienden. Vaak werden die portretten gerealiseerd in samenwerking met Anne Rutten (1898-1981), die van 1915 tot 1922 zijn leerlinge was geweest en daarna zijn medewerkster werd tot 1947. Toen de Tweede Wereldoorlog in zicht was verliet Jos Damien Hasselt in 1939 en ging zich in Brussel vestigen. In 1942 gaf hij trouwens definitief zijn Hasseltse woning op. Hij bleef evenwel actief tot op hoge leeftijd en schilderde naast portretten ook stadsgezichten en landschappen, stillevens en bloemstukken, alsook talrijke strandtaferelen aan de Belgische kust, waar hij jaarlijks zijn vakanties doorbracht. Hij overleed te Schaarbeek op 21 april 1973 en bereikte dus de geze­ gende leeftijd van 94 jaar. Hasselt heeft hem in 1959 geëerd met een retrospectieve in het Provinciaal Begijnhof, bij gelegen­ heid van zijn tachtigste verjaardag, en met een tentoonstelling in dit Stedelijk Museum StellingwerffWaerdenhof in 1991.

Ontstaan van de wandkleden We vermeldden reeds bij de beschrijving van de wanddoeken dat zij alle op de sierboord aan de zijkanten twee medaillons vertonen met de jaartallen 1317 en 1917. Gezien in het kader van het op de doeken uitgebeelde verhaal van het Sacrament van Mirakel van Herkenrode, wordt het duidelijk dat ze te maken hebben met het zesde eeuwfeest van het Sacramentsmirakel dat te Viversel in 1317 plaats zou gehad hebben. De doeken werden dus gedacht voor de viering van dat eeuwfeest in 1917. Zoals hoger vermeld, gaf de kerkfabriek van St.-Quintinus en Onze-Lieve-Vrouw aan Jos Damien de opdracht voor de realisatie van deze reeks in het vooruitzicht van deze viering. Onge­ twijfeld is dit geschied na de terugkeer van Damien uit Duitsland in 1915. Maar er heeft in 1917 geen eeuwfeestviering voor het Sacrament van Mirakel van Herkenrode plaatsgevonden, gezien de oorlogsomstandigheden en de Duitse bezetting. Het zal pas na het einde van de Eerste Wereld­ oorlog zijn dat deze viering doorgegaan is en wel naar aanleiding van de eerste zevenjaarlijkse Virga-Jessefeesten na de oorlog in 1919. Dit wordt ons duidelijk gemaakt door de affiche die naar aanleiding van deze Virga-Jessefeesten vervaardigd en verspreid werd. Men leest erop: 1314-1914 Stad Hasselt 1317-1917 / Zeshonderjarige Jubelfeesten / ter ere van het /H e ilig Sacrament van M irakel/ en van de Allerheiligste Maagd Maria / vereerd onder den titel van / Virga Jesse/gevierd van 14 tot 24 Augustus 1919. Men vierde in 1919 dus niet alleen het zesde eeuwfeest van het Sacrament van Mirakel, maar ook dat van de erkenning van de Virga-Jesse-Broederschap: 13141317. Meerdere originele foto’s uit 1919 tonen dat de zes wanddoeken van Jos Damien meegedra­ gen werden in de ommegang die in dat jaar naar aan leiding van de Virga-Jessefeesten EN de


viering van het Sacrament van Mirakel gehouden werd. De doeken dateren dan ook uit de jaren 1917/1919, zonder dat voorlopig precies kan bepaald worden wanneer zij ontstonden. En om ze te realiseren heeft de kunstenaar de schilderijen moeten kennen. Doch was het reeks grote of de reeks kleine doeken die hem als model diende ? Of heeft hij beide gekend ? Zo ja, blijft de vraag hoe hij kennis heeft gekregen van de zes kleine olieverfschilderijen, die ons het dichtst bij de wand­ doeken lijkt te staan. Die vragen moeten voorlopig onbeantwoord blijven.

Jef ARRAS


Bibliografie S. BAERTEN, Het Heilig Sacrament van Mirakel van de voormalige abdij van Herckenrode. Volks kundige en kunsthistorische studie, 2 dln. (Onuitgegeven licentieverhandeling). Leuven, 1987 F. GOOLE & P. POTARGENT, Graf- en Gedenkschriften uit de Provincie Limburg, dl 1. S. I., 1965. F. GOOLE & P. POTARGENT, Limburgse families en hun wapen, dl. III. Hasselt-Tongeren, 1984. M. PAULI, Vier historien van het H. Sacrament van Mirakel. Antwerpen, Geeraerdt Van Wolsschaten, 1620. R. ROMBOUTS, Jos. Damien en Anne R u fte n -De Vrienden van het Stedelijk Museum StellingwerffWaerdenhof vzw, nr. 14. Hasselt, 1991.


tekst:

Jef ARRAS

foto’s:

Stedelijke Fotodienst

copyright:

Stedelijk Museum Stellingwerff-Waerdenhof

^

Maastrichterstraat 85, B-3500 HASSELT tel. 011-24 10 70 fax 011-26 23 98 e-mail: stellingwerffwaerdenhof@hasselt.be

In dezelfde reeks verschenen:

1991 I . Olieverfportret M.-H. van Beieren, 2de h. 17e E.; 2. Catharinapaneel oude handboogkamer, e. 17e - b. 18e E.; 3. Lusterglazuurvaas keramiekfabriek, tss. 1895 en 1914; 4. Blazoen rederijkerskamer 'De Roode Roos’, D. Van Vlierden, ca. 1700; 5. Olieverfschilderij ‘Week-end’, L. Pringels, 1950; 6. Zilveren reliek-ostensorium, F. Jans Burduin Gent & I.F. Frederici Hasselt, 1703; 7. Kledingsstel Virga-Jessebeeld, 1689 - 1863 - 1901; 8. Olieverfschilderij 'De Grote Markt’, J.N. Grauls, 1863; 9. Rijksdaalder G. van Groesbeeck, Hasselt, 1568; 10. Kaart-landschap paalstenen tss. Hasselt en Zonhoven, 1661 en 1666?

1992 I I . Schilderij ‘De Grote Man', F. Minnaert, 1983; 12. Mirakelprent 0.-L.-V. Virga Jesse, R. Van Orley, wsch. 1689; 13. Zilveren wierookvat, J. Vinckenbosch, Hasselt, 19e E.; 14. Kaart Mktden-en Zuid-Limburg, L. Capitaine, 1795; 15. Lederen Hasseltse brandblusemmer (1782) en vuurhaak; 16. Zilveren reliekhouder H. Barbara, ca. 1702; 17. Portret abt Eucherius Knaepen, P.J. Verhaghen, 1792; 18. Studiocamera 18/24, ca. 1920; 19. Olieverfschilderij 'Het bos', Djef Anten (1851-1913); 20. Juweel, zgn. ‘reukappel- Virga-Jessebeeld, e. 16e - b. 17e E.; 21. Schilderij '0.-L.-Vrouw met Kind', Antwerpse paneelmerken, 1ste h. 17e E.

1993 22. Liturgische gewaden St.-Vedastus Hoepertingen, 1ste h. 16e E.; 23. Mirakelprent H. Sacrament Herkenrode, Hasselt, P.F.Milis, 1854; 24. Gevelsteen "Den Soeten Naeme Jezus’ , 1664 (Hasselt); 25. Set van 4 vazen, Piet(er) Stockmans (“ 1940); 26. Portret Ulysse Claes (1792-1880), G. Guffens (1823-1901); 27. Sacraments-ostensorium of “monstrans van Herkenrode’ , Parijs, 1286; 28. Schilderij 'Strandtafereel', 1930, Jos.Damien (1879-1973); 29. Gezicht op Hassélt naar Remacle Le Loup, 18e E., kopergravure; 30. Beeld ‘ Heilige Cecilia’ , 1530-1540; 31. Barokke zonnemonstrans, N. Sigers & S. Vander Locht, Hasselt, 1669.

1994 32. Biechtstoel, Brabants atelier, 1664; 33. Uurwerken v.d. Hasseltse uurwerkmaker Leonard Joosten (1762-1849); 36. Gouache 'De Meukes', ca. 1890, Paul Marie Bamps (1862-1932); 37. Kroningsprent 0.-L.-V. Virga Jesse, Parijs, Lith.Fabre, 1867; 38. Het Hasseletum en de Historia Lossensis, 2 historische werken v. Joannes Mantelius (1599-1676); 39. Litho “Heusden 2“, uit reeks (5) Heusden, Herman Gordijn, 1992; 40. Ontwerp voor ‘ Overhandiging...’ muurschildering Beurs Antwerpen, olie op doek, G. Guffens (1823-1901); 41. Aquarel 'Strijdtoneel uit de Tiendaagse Veldtocht, Kermt, 7 augustus 1831’, A. von Geusau, 1835.

1995 42. Gevelplaat “Veloce-Club hasseltois ‘Utile * Dulci’ - 2 mai 1892’ ; 43. Olieverfportret van Arnoldus van Melbeeck op sterfbed, 17e E.; 44. Acryls van Ray Remans, 1989; 45. Pronkbeker J.-J.Thonissen, deels verguld zilver, P.Bruckmann & Söhne, Heilbronn, 1888; 46. Begijnenschotel, 1623, zilver, meesterteken: 3 zespuntige sterren in schild; 47. Vaste kunstwerken Herman Blondeel, Hugo Duchateau, Piet Stockmans in Museum Stellingwerff-Waerdenhof; 48. Schilderij “Ijzel en mist’ , Djef Anten (1851-1913); 49. Aquarellen “Hasseltse water-molens, 1893/94’ , Paul Marie Bamps (1862-1932); 50. Foto “Jongeman met badmuts', gomdruk, 1/10, Jean Janssis; 51. Zilveren reliekhouder H.Hubertus, (1741-1742), Lambertus Hannosset, Antwerpen.

1996 52. Olieverfschilderij “Zegening van boerenkrijgers op de Grote Markt’ , 1899, Djef Swennen (1871-1905); 53. Olieverfportret N.G. Vaesen (1768-1864), 1819, M G. Tieleman; 54. Vaandel “Kunstkring Alexis Pierloz Hasselt 1920", Hasselt; 55. Groepsportret “ Leden v.d. Virga-Jessebroederschap bij haar beeld", 1709, olie op paneel; 56. Beiaardklavier, ca. 1752, Hasselt (?) [bewaard in het Stedelijk Beiaardmuseum Hasseltj; 57. De Hasseltse reus De Langeman, Melchior Tieleman, 1810; 58. Reflectoren (2) zilverbeslag op houten kern, Arnold Frederici, 1714; 59. De gouden kronen v.d. Virga Jesse, Auguste Levesque, 1867; 61. Blauw Tafereel, Pierre Cox (1915-1974).

1997 62. Portret Guillaume Claes, Judith Crollen (1898-1982) naar werk van M G. Tieleman, 1957; 63. Kaart prinsbisdom Luik, 17e E., Henricus Hondius (1597-1651); 64. Lithografie 'Oude halte Luikersteenweg', 1860, Charles Joseph Hoolans (Antwerpen, 1814); 65. Drieluik, 1989, Paule Molens (°1924); 66. Soberheid, eenvoud en liefde, vier geometrische abstracte werken van Vincent Van Den Meersch (1912-1996); 67. Schild v.h. weversambacht, e. 17e - b. 18e E., Daniël van Vlieiden (16511716); 68. Borstbeelden 10 Hasseltse burgemeesters, 1906, Emile Cantillon (1859-1917); 69. ‘Portret van mijn dochter Madeleine’ & 'Portret van mijn zoon José', Jos. Damien (1879-1973); 70. Beeld Homo Sedens, Hub Baerten (°1945); 71. Beeld ‘O.-L.-Vrouw met Kind’, 1530-1540, Meester van Oostham.

1998 72. 'Panorama van Hasselt’, Steven Wilsens (°1937); 73. Portret Télémaque Claes (1831-1913), Tony Alain Hermant (1880-1939); 74. De Loonse muntslag in het kader v.d. monetaire internationalisering tijdens de middeleeuwen; 75. Speculaasplanken & 'Hasseltse speculaas'; 76. Wandtapijt "Euskadi: balladen en legenden’ , 1985, Simone Reynders (°1924); 77. Schilderij “Herfst - kasteel Henegauw’ , 1946, Paul Hermans (1898-1972); 78. Prehistorische polijststeen, Sint-Quintinuskathedraal Hasselt; 79. Sierlijst “Oorlogsgesneuvelden Hasselt 1914-1918’ , nt. gedateerd, Hasselt, Auguste Blanckart (1878-1952), Sylvain Brauns (1890-1947), Joseph Antoon Jossa (1884-?); 80. Schilderij “Veldslag in een korenveld", 1864, Jules Van Imschoot (1821-1884).

1999 81. Litho's Hasselt gezien tussen 1960-1979, Jac. Leduc ("1921); 82. Het huis Stellingwerff (19e E)-Waerdenhof (17e E.); 83. Apparaten ontwikkeld en geproduceerd in de Philipsfabriek in Hasselt; 84. Hendrik van Veldeke, het genie van de hoofse literatuur (ca. 1140-ca.1200); 85. Céramiques Décoratives de Hasselt [1895-1954]: overzicht van de ronde reclame- en sierschotels van de voormalige keramiekfabriek in Hasselt; 87. Portret van Guillaume Stellingwerff (1841-1923); 88. Register “Co(e)mans“, handschrift, 1611; 89. Standaard voor de “Maatschappij Minerva', 1871, W; Geefs (?) » G. Guffens.

2000 90. Schilderij “Portret van Dr. L W illems’ (1822-1907), 1878, Godfried Guffens (1823-1901); 91. Maquette tweedekker Farman Type III, 1985; 92. Zespuntige ‘Ster- van de Roode Roos, 1627; 93. Litho ‘Gezicht op de Leopoldpiaats“, ca. 1860, C, J. Hoolans; 94. "Anaiemmatische zonnewijzer in de museumtuin, 2000; 95. Portret van Ridder Guillaume de Corswarem (1799-1884); 96. Pastel ‘Portret van mevrouw Leynen (1842-1920)’, 1919, G.J. Wallaert (1889-1954); 97. Keramieken sierschotel ■irissen‘ ca, 1896-1905. 98. Banier ‘Société Royale de Musique et de Rhétorique’, 1858.

2001 99. Hasselts zilver: aanwinsten 1996-2000; 100. Schilderij ‘ S tadspanoram a van H a s s e lt', 1915, Jos. Damien (1879-1973); 101. Uithangteken “T a ba kska rot" 102. Karikatuurtekeningen ‘ 10 H asseltse fig uren : Stef Vanstiphout (1931-1995). 103. Sporttrofeeën 11“ Linieregiment: ‘Coupe du R o i A lb e rt’ 8 ‘Coupe P rince Léopold “ (2); 104. Affiche ‘ V ille de H asselt, 1882, program m e des fête s q u i a uron t lie u à l'o cca sio n de la ke rm e sse..:, 1882; 105. Staande klok met uurwerk, 1761, Joannes Augustinus (ca. 17351790), Hasselt; 106. Schilderij ‘ O verhandiging van h e t vrijhe id scha rte r d oo r g ra a l A rnold IV van Loon aan de stad HasselT, 1846, Godfried Guffens (1823-1901); 107. Affiche ‘ KEM PO - bronnen en lim onadenf, Druk. E. Roose, Hasselt


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.