KIK 109. Vier abdissen van Herkenrode: twee eeuwen, twee werelden

Page 1

VIER ABDISSEN VAN HERKENRODE: TWEE EEUWEN, TWEE WERELDEN. De portretten van Beatrix van Rechoven (1442-1447), Catharina van Schoonbeek (1449-1456), Aleidis de Lechy (1548-1561) en Catharina van Goer (1561-1579 ) anoniem olie op doek h. 99 x b. 83 cm Bruikleen Grauwzusters, Hasselt inv. nr. 1987.0040 t.e.m. 1987.0043


Prent “Abdij van Herckenrode”, Jac Leduc (1921-)


Beschrijving van de abdissen: Beatrix van Reckhoven (1442-1447) Op een roodbruine achtergrond een abdis ten halve, doch een weinig naar links ge­ draaid. Haar bleke gelaat met smalle lippen is iets naar rechts gedraaid en kijkt de toe­ schouwer aan. Ze is gehuld in een zwart ha­ bijt en haar hoofd wordt gevat in een witte gesteven nonnenkap, waarover ze een zwarte hoofddoek draagt. In de rechterhand houdt ze een paternoster, terwijl haar linkerhand op een zwart gebedenboek rust, wellicht haar brevier, waarin haar duim als een bladwijzer steekt, en dat rechts onderaan op een met een groen laken bedekt tafeltje ligt. Rechts achter haar ontwaart men een gouden of ver­ gulde kromstaf, waaraan een wit priaal hangt, de waardigheidstekens van een abdis. In de linker boevenhoek staat haar ruitvormig abdissenwapen, bekroond met kromstaf en priaal : 1in sabel een opspringende eenhoorn van zilver’.

Catharina van Schoonbeek (1447-1456) Op een roodbruine achtergrond staat een vrouwenfiguur van rijpe leeftijd ten halve in vooraanzicht, met het lichaam een weinig naar rechts gedraaid en het hoofd een weinig naar links om de toeschouwer aan te kijken. Ze draagt een wit habijt en haar lang vlezig ge­ laat wordt omkaderd door witte gesteven kap van de kloosterlinge, waarover ze een door­ zichtige zwarte hoofddoek draagt. In de rech­ terhand houdt ze een menselijke s ch e d e l, waarnaar ze met haar linkerhand wijst. Links achter haar staat een gouden of vergulde kromstaf, waaraan een wit priaal hangt ; het zijn de waardigheidstekens, die duidelijk maken dat ook dit personage een abdis is. In de rechter bovenhoek staat haar met krom­ staf en priaal bekroond ruitvormig wapen : 1 op een veld van hermelijn vijf aaneengeslo­ ten spitsruiten van keel’.


Aleidis de Lechy (1548-1561) Op een roodbruine achtergrond staat een kloosterlinge van middelbare leeftijd, met wit habijt en witte gesteven nonnenkap, waarover ze een zwarte hoofddoek draagt. Ze is afgebeeld in vooraanzicht en houdt de handen voor haar borst tegen elkaar in een gebedshouding. Links van haar ziet men haar met rozetten versierde gouden of vergulde krom­ staf, waaraan een wit priaal hangt. Het zijn de waardigheidstekens die duidelijk maken dat ook hier de afgebeelde een abdis is. In de rechterbovenhoek staat haar met krom­ staf en priaal bekroond wapen : ‘ in vair een leeuw van keel, gekroond, getongd en ge­ klauwd van goud’.

Catharina van Goer (1561-1579) Op een grijsbruine achtergrond wordt in vooraanzicht een ouderende abdis afgebeeld ten halve. Ze heeft diepliggende ogen en blozende wangen, en is gehuld in een zw art habijt . Ze draagt de witte g e steve n kap van de k lo o ste rlin g e , waarover een zwarte hoofddoek hangt. Met beide handen houdt ze een in rood leder gebonden (getijden ?)-boek met gouden bandversiering en goud op snee. Links achteraan ziet men haar sterk versierde en m et e d e ls te n e n b e z e tte g o u d e n of vergulde kromstaf, waaraan het witte priaal hangt. In de krul van de staf ontwaart men de afbeelding van een heilige abdis met kromstaf. Onderaan het schilderij ziet men een bruin houten meubel, waarachter de abdis staat en waarop een klein wit hondje (symbool van trouw ?) met halsband ligt. In de rechter bovenhoek is haar met kromstaf en priaal bekroond wapen afgebeeld : ‘gedeeld, I : in zilver 3 jachthoorns van keel, geplaatst twee en één (Van Goor); II : in zilver 3 rozen, geplaatst twee en één (Oye).


1. De abdissen als spiegel van de abdij en de gemeenschap De vier abdissenportretten van Beatrix van Rechoven (1442-1447), Catharina van Schoonbeek (1449-1456), Aleidis de Lechy (1548-1561 ) en Catharina van Goer (1561 -1579), bewaard in het stedelijk museum Stellingwerf-W aerdenhoff, zijn een getuigenis voor vier dames die eertijds de leiding hadden over de cisterciënzerinnenabdij van Herkenrode. Deze vier portretten maken deel uit van een ruimere verzameling waarvan nog andere schilderijen van abdissen deel uitmaken en die onder andere in het voormalige abdissenkwartier, thans Huize Herkenrode, te Kuringen bewaard worden. De schilderijen zijn niet eigentijds maar dateren uit de 17deeeuw, wat uiteraard vragen stelt naar de juistheid van de afgebeelde figuren. Zij werden vervaardigd om als getuigenis te dienen voor het rijke verleden van Herkenrode en van de abdissen die er de leiding over hadden. Zij zijn als het ware de uitdrukking van de wil tot het vasthouden van de geschiedenis van deze instelling. De portretten moesten de leden van de gemeenschap en gebeurlijke bezoekers herinneren aan de lange tradities van de abdij. In deze optiek zijn deze schilderijen een dankbaar onderwerp voor de bespreking van de geschiedenis van Herkenrode. De vier abdissen zijn door de periode waarin hun abbatiaat zich uitstrekte, getuigen van de 15de en 16de eeuw en meteen ook van een veranderend wereldbeeld. Los van de kunsthistorische waarde en de artistieke aspecten van deze schilderijen, gaan we in de volgende bladzijden een wandeling maken door het verleden van Herkenrode ten tijde van deze vier abdissen.

2. De ontwikkeling van Herkenrode in een notendop Herkenrode werd op het einde van de 12deeeuw door toedoen van een zekere Hendrik gesticht. Deze kocht van graaf Gérard I van Loon (1172-1194) een terrein te Kuringen om er een cisterciënzerinnenabdij op te richten. Tijdens de volgende 250 jaar ontwikkelde Herkenrode zich tot één van de welvarendste en grootste religieuze instellingen in het graafschap Loon. Naast een uitgestrekt grondbezit, op het einde van het Ancien Régime op 3000 hectaren geraamd, verwierf de abdij ook tiend- en patronaatsrechten in tal van plaatsen. De inkomsten in geld en natura werden vervolledigd door de aankoop van erfrenten en cijnzen, alsook door de opbrengsten van verhuringen van bossen, weiden en landerijen. Een aantal grote pachthoven, verspreid over Haspengouw en de Kempen maakten het economisch plaatje van de abdij volledig. De inkomsten dienden voor het onderhoud van de abdijgemeenschap en de overschotten werden opnieuw in het patrimonium geïnvesteerd. De gemeenschap van Herkenrode bestond vanouds uit koordames, lekenzusters en lekenbroeders. De koordames of juffrouwen, zoals ze ook genoemd werden, vormden de kern van de gemeenschap. Zij zetelden in het kapittel en waren betrokken bij het beleid van de abdij. Zij stamden meestal uit families afkomstig uit de plattelandsadel of uit de gegoede stedelijke burgerij. De lekenzusters of conversen werden doorgaans in het milieu van dochters van ambachtslieden en landbouwers gerekruteerd. Zij werden niet in de beleidsaangelegenheden betrokken. Hun deelname aan het gemeenschapsleven beperkte zich tot het verlenen van hand- en spandiensten binnen en buiten de abdij in het onderhoud van de gebouwen of in het werk op het land. Koordames en lekenzusters legden dezelfde geloften af, al namen de zusters geen deel aan het koorofficie en hun kledij beperkte zich tot een gewoon bruin habijt. Naast de


vrouwelijke leden telde Herkenrode een aantal priesters en lekenbroeders. Deze vervulden in de schoot van de gemeenschap een aantal taken die ofwel niet door vrouwen konden vervuld worden, zoals het opdragen van de mis en het toedienen van de sacramenten, ofwel beheerstaken in het uitgestrekte patrimonium. Bij de priesters troffen we vooral monniken van de cisterciënzerabdijen van Aulne en Val-Dieu aan. Zij droegen de missen in de abdijkerk op en fungeerden als biechtvader. De broeders vinden we vanaf de 13de eeuw regelmatig in de oorkonden van de abdij terug. In een aantal gevallen traden zij op als getuige, in andere gevallen stelden zij rechtshandelingen in het kader van hun activiteiten bijvoorbeeld als pitantiemeester, als poortmeester of in een andere hoedanigheid. Het is niet altijd uit de bronnen af te leiden dat het hier om leken of om geestelijken handelde. In een aantal gevallen weten we wel dat de broeders een priesterwijding hadden en dat zij tegelijk kapelaan waren. In de loop van de 15de eeuw ruimden de lekenbroeders meer en meer de plaats voor gespecialiseerde personeelsleden, die tegen bezoldiging door de abdij werden tewerkgesteld in het goederenbeheer. De vier hier verm elde abdissen illustreren zeer goed de herkom st van de cisterciënzerinnen van Herkenrode. Beatrix van Rechoven stamde uit een Diestse burgerfamilie, waarvan verschillende leden schepenambten in de Demerstad bekleedden. Catharina van Schoonbeek was een dochter van Daniel van Schoonbeek en van Catharina Print van Gothem. Zij stamde uit een ridderfamilie die het gelijknamige kasteel van Schoonbeek met bijhorende goederen te Bilzen bezat. Aleidis de Lechy was een dochter van Hendrik de Lechy en Christina Zelinghs. Zij stamde, samen met haar zuster Mathilde, die abdis was te Herkenrode tussen 1519 en 1548, uit een Sint-Truidense patriciërsfamilie. Haar vader was onder andere schepen aldaar. Catharina van Goer of van Goor, zoals haar naam ook wel geschreven wordt, was dan weer van adel. Zij was een dochter van Daniel van Goer, heer van Wijer en Einrade, en van Elisabeth van Oye. Haar broeder Johan van Goer was tussen 1554 en 1572 landcommandeur van de balije Biesen van de Duitse Orde. De toevallige afwisseling van abdissen uit een burgerlijk en adellijk milieu illustreert duidelijk de samenstelling van de communauteit te Herkenrode: dochters uit de burgerij en uit de lagere adel. Herkenrode was geenszins een adellijke abdij zoals soms wel beweerd werd. Tot op het einde van het Ancien Régime treffen we koordames uit burgerlijke middens aan. Het is wel zo dat vanaf de 17deeeuw vrijwel alle abdissen tot adellijke families behoorden. De mislukte pogingen van de Luikse adellijke stand in het prinsbisdom in de 17de en 18de eeuw om de abdij te seculariseren en om te vormen tot een adellijk kapittel, zoals Munsterbilzen hebben meegewerkt aan het totaalbeeld van Herkenrode als adellijke instelling, hetgeen in werkelijkheid niet het geval was. In elk geval was in de periode die we hier behandelen, namelijk de 15de en 16de eeuw het patriciaat uit de Loonse, Luikse en Brabantse steden nog ruimschoots in de abdijgemeenschap vertegenwoordigd.

3. Beatrix van Rechoven (1442-1447) Onder het bestuur van de abdissen Beatrix van Rechoven (1442-1447) en Catharina van Schoonbeek (1449-1456) had Herkenrode nog zijn middeleeuws uitzicht. De huidige nog bestaande gebouwen dateren immers alle uit latere eeuwen. Over deze middeleeuwse abdij hebben we, afgezien van de archiefdocumenten, weinig visuele bronnen. De gotische abdijkerk brandde in de 19de eeuw af en de ruïnes werden later deskundig afgebroken. De


B

andere gebouwen, zoals de kwartieren van de monialen en van de abdis, werden later door andere vervangen. Archeologisch onderzoek naar de oudste gebouwen werd tot op heden nog niet systematisch uitgevoerd. Voorde reconstructie van het leven te Herkenrode in het midden van de 15de eeuw is de historicus dan ook grotendeels op geschreven bronnen aangewezen. Het voornaamste bestanddeel uit de archieven van Herkenrode, dat over deze periode handelt, bestaat uit een negentigtal oorkonden. Deze oorkonden worden deels in het archief van het Bisdom Luik en deels in het Rijksarchief Hasselt bewaard. Deze jammerlijke opsplitsing van het archiefbestand over twee bewaarplaatsen is het gevolg van een opdeling van het archief op het einde van het Ancien Régime en in de 1 9 * eeuw. De bewaarde oorkonden bevatten vooral de neerslag van zakelijke transacties tussen de abdij en particulieren. Het merendeel van de akten had betrekking op de aankoop van erfrenten en cijnzen en op verhuringen. Het is trouwens bij de verhuring van het grote pachthof van Aldenhoven onder Kuringen dat op 14 januari 1442 abdis Beatrix van Rechoven voor het eerst vermeld werd. Hetzelfde jaar werd door haar ook de hoeve van Bokrijk verpacht. Nadien zijn van haar nog pachtcontracten bewaard voor de hoeven van Wilderen, van Olmen en van Schoonwinkel te Wintershoven, alsook van de twee watermolens te Tuilt. De huurcontracten van de grote boerderijen en van de molens tiepen meestal over een termijn van 12 jaar. Deze contracten werden steeds in naam van de ab^is opgesteld. Bij andere transacties traden soms figuren op zoals de pitantiemeester, wanneer het over het onderhoud van de abdijgemeenschap ging, of zoals de poortmeester, wadnqer het over de armenzorg ron de abdij handelde. Voor de infirmerie werden contracten dikwijls doorde ziekenzuster afgesloten. Typisch waren ook de akten waarin afzonderlijke monialen eigen inkomsten verwierven, die dan na hun dood aan de abdij toekwamen. Dit gebeurde vrij frequent in de 14de en 15de eeuw en deze praktijk illustreerde eens te meer de betere afkomst van de cisterciënzerinnen van Herkenrode. In se was de verwerving van goederen door individuele leden van de gemeenschap in strijd met de gelofte van armoede die door de regel van Cïteaux opgelegd werd, maar blijkbaar stoorde men er zich niet aan. Er zijn trouwens enkele tussenkomsten vanuit de cisterciënzerorde bekend waarbij deze praktijken aan de kaak gesteld werden. Beatrix van Rechoven vinden we ook terug in een akte uit 1443 betreffende de toewijzing van het pastoraat van Binderveld. Herkenrode was in de loop van de 1 3 * eeuw in het bezit gekomen van patronaatsrechten in deze gemeente, waardoor de abdis de pastoor kon aanduiden en ook bepaalde aan het pastoraat verbonden inkomsten kon innen. De patronaatsrechten van Binderveld werden echter in de volgende eeuwen telkens betwist door de wereldlijke heren. In 1443 sloten Beatrix van Rechoven en Arnold van Hamal, heer van Binderveld, een overeenkomst waarbij dit probleem eens en voor altijd geregeld werd.

4. Catharina van Schoonbeek Het is niet juist geweten wanneer Beatrix van Rechoven overleed. Tussen 1447 en 1449 zijn er geen akten bewaard waarin zij als abdis vermeld werd. Op 19 september 1449 verpachtte Catharina van Schoonbeek de hoeve van Bokrijk, hetgeen meteen haar eerste vermelding als abdis was. Onder haar abbatiaat veranderde er weinig in Herkenrode. De zaken gingen zoals de voorgaande jaren hun gewone gang, hetgeen ook bleek uit de oorkonden van deze periode. Vermeldenswaard misschien is de regeling die de abdis op 4

1


januari 1451 met de kerkmeesters van Zolder sloot omtrent het herstel en het onderhoud van het kerkgebouw. Als tiendheffer te Zolder had de abdij immers de plicht het kerkgebouw te onderhouden. Zoals vele grote religieuze instellingen was Herkenrode niet steeds geneigd onmiddellijk op de verzoeken van de plaatselijke parochiegemeenschap in te gaan, integendeel, meestal kwam het zelfs tot conflicten. De tiendheffers waren wel snel in het innen van de tienden of kerkelijke belastingen, maar eerder traag in het betalen van herstellings- en onderhoudswerken. Het is mogelijk dat Catharina van Schoonbeek in 1456 als abdis afgetrad, vermits in dat jaar Catharina van Pypenpoy (1456-1491), de dochter van de amman van Brussel, als abdis vermeld werd. Catharina van Schoonbeek kwam daarna nog wel tot 1461 in documenten voor. Het betrof hier meestal persoonlijke transacties van renten en eigendommen en hierin werd zij afwisselend als moniaal en als abdis aangeduid. Het is uit de teksten echter niet af te leiden dat zij in het laatste geval als gewezen abdis vermeld werd of dat men eenvoudigweg uit eerbeid haar vroegere titel vermeldde.

5. Van de 15de naar de 16de eeuw Het laatste derde van de 15de eeuw werd H erkenrode m eegesleurd in de gebeurtenissen rond de tegenstellingen tussen het prinsbisdom Luik en de hertogen van BourgondiĂŤ. Deze conflicten werden dikwijls hard gespeeld en de abdij had dan ook in haar uitgestrekte bezittingen erg te lijden onder oorlogshandelingen. Pachthoven werden vernield, oogsten werden door rondtrekkende soldaten gestolen en de plattelandsbevolking werd geterroriseerd. De inkomsten van de abdij daalden zienderogen en op het einde van de eeuw werd Herkenrode geconfronteerd met grote schulden. Men moest leningen aangaan en verschillende eigendommen werden van de hand gedaan. Het begin van de 16de eeuw verliep al even tumultueus, in 1509 werd de abdij zelfs geplunderd door soldaten in dienst van graaf Hendrik van Nassau, heer van Diest. Het moeizame herstel van de abdij zette zich pas na 1510 in en vond plaats onder het bestuur van drie abdissen uit de familie de Lechy, namelijk Gertrudis (1491 -1519), Mechtildis (1519-1548) en Aleidis (1548-1561 ). Na twee moeilijke decennia kon abdis Gertrudis de Lechy vanaf 1510 profiteren van vrede en van een algemeen herstel in de landbouw, waardoor de inkomsten van de abdij opnieuw de hoogte ingingen. Schulden konden worden afgelost en nieuwe initiatieven konden worden opgestart. Zo werd onder andere werk gemaakt van een verstrenging van de kloostertucht en het strikter naleven van de orderegels. De abdis vond hiervoor steun bij de Luikse prins-bisschop Erard van der Marck (1505-1538), die zelf regelmatig te Kuringen in zijn kasteel resideerde en er trouwens belangrijke verfraaiingen liet uitvoeren. Zo bereikte de abdis met druk van Erard van der Marck dat de monialen, die tot dan toe in individuele cellen woonden, zich meer als communauteit gingen gedragen en naar gemeenschappelijke gebouwen verhuisden. Hiervoor werden allerlei herstellingen aan het abdijcomplex uitgevoerd en daarnaast werden bijkomende gebouwen voorzien. Zo sloot Gertrudis de Lechy op 22 oktober 1512 een contract met Conrad van Nurenbergh, de bouwmeester van de SintServaaskerk te Maastricht, voor de bouw van een verblijfskwartier voor de dames. Op 29 maart 1520 volgde een tweede contract met dezelfde aannemer voor een nieuw kapittelhuis. Nog geen jaar later, op 7 maart 1521, verbond Conrad er zich toe om een nieuwe kerk te bouwen op de as van de oude kerk, evenals om een badkamer, naaikamer en slaapzaal op te richten naast het woongedeelte en bovendien de kamers van de kloosterlingen via een


galerij met de kerk te verbinden. Ondertussen was Gertrudis als abdis opgevolgd door haar achternicht Mechtildis de Lechy (1519-1548). Tijdens het abbatiaat van deze dame en onder haar opvolgster en jongere zuster Aleidis de Lechy (1548-1560) bereikte Herkenrode een nieuwe bloeiperiode. Mechtildis de Lechy zorgde voor nieuwe ornamenten in de abdijkerk. In deze kerk liet zij ook nieuwe glasramen aanbrengen en de vloer van het koor vervangen. Op 20 juli 1532 gaf zij opdracht het gebeente van de stichter van Herkenrode, graaf Gérard van Loon en van diens vrouw en kinderen te ontgraven en in een gemeenschappelijke sarcofaag bij te zetten. De overblijfselen werden vervolgens bijgeschoven onder een speciaal daartoe vervaardigd bronzen grafmonument midden in het koor, aan de voet van het hoofdaltaar. De bouwactiviteiten gingen ondertussen onverdroten verder. Zo werd in 1531 een nieuw poortgebouw opgetrokken. In 1542 gaf de abdis aan Lauwereys Ballen opdracht de oude réfugié in de Maastrichterstraat af te breken en te vervangen door het thans nog aan de straatzijde bestaande gebouw. Drie jaar later, op 16 november 1545, kocht Mechildis de Lechy een woning te Sint-Truiden om die eveneens als refugiehuis in te richten. De eerder genoemde Lauwereys Ballen bouwde tussen 1547 en 1550 een nieuwe brouwerij naast het kloosterpand tegen het ambachtelijk kwartier te Herkenrode.

j

6. Aleidis de Lechy (1548-1561)

Onder abdis Aleidis de Lechy (1548-1561 ) ging de bloei van de abdij onverminderd voort. De uitgestrekte bezittingen verschaften voldoende middelen om de gemeenschap goed te onderhouden en daarnaast het patrimonium nog te vergroten. Uit de tijd van deze abdis stammen twee cartularia waarin alle belangrijke eigendomstitels en privilegies opgetekend werden. In deze beide delen werden de oorkonden gegroepeerd per lokaliteit waarop ze betrekking hadden. Op deze wijze kreeg men tegelijkertijd een goed overzicht van de grote territoriale verspreiding van de abdijgoederen en rechten. In deze periode waren de betrekkingen tussen Herkenrode en de Luikse prins­ bisschoppen bijzonder intens. Als de landvorsten te Kuringen verbleven, lieten zij niet na ■ regelmatig een bezoek te brengen. Zij schonken allerlei zaken aan de abdij en twee lieten er zich zelfs tot bisschop zalven. Op 12 maart 1557 werd de Luikse prelaat Robert van Bergen in de abdijkerk priester gewijd en enkele dagen later tot bisschop gezalfd in aanwezigheid van de bisschoppen van Kamerijk, Atrecht, Doornik en Utrecht. De nieuwe prins-bisschop was Herkenrode erg genegen en deed zijn persoonlijk wapen en lijfspreuk “velis quod possis” * op het patershuis aanbrengen. Ook prins-bisschop Gérard van Groesbeek werd te Herkenrode gezalfd.

8

7. Catharina van Goer (1561-1579) De eerste bestuursjaren van abdis Catharina van Goer (1561-1579) leken een voortzetting te worden van de voorspoed van de voorbije halve eeuw, maar niets was minder waar. In 1566 brak in de Spaanse Nederlanden de Beeldenstorm uit, gevolgd in 1567 door gelijkaardige opstanden van protestanten in het prinsbisdom Luik. Gedurende enkele dagen hielden de oproerkraaiers lelijk huis te Hasselt, waarbij onder andere in de Sint-Quintinuskerk zware vernielingen werden aangericht. Het krachtig optreden van de stadsmagistraat en van


de Luikse prins-bisschop Gérard van Groesbeek voorkwam echter erger. Eind 1567 was de rust in het prinsbisdom teruggekeerd. In 1568 viel Willem van Oranje aan het hoofd van een huurlingenleger vanuit Duitsland de Nederlanden binnen, hetgeen meteen het begin van de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648) inluidde. De opstandelingen trokken te Stokkem de Maas over en marcheerden door het Land van Loon naar Brabant. De monialen van Herkenrode hadden hun abdij verlaten en hun toevlucht gezocht te Sint-Truiden, dat echter door troepen van Oranje belaagd werd. Aanvankelijk weigerde de magistraat de toegang tot de stad, maar op 15 oktober 1568 openden Oranjegezinde Truienaren de stadspoorten. Bij de intocht werd de benedictijnerabdij tot tweemaal toe geplunderd. De abt van Sint-Truiden werd gevangen genomen en slechts het daaropvolgend jaar tegen een losgeld op vrije voeten gesteld. Ook de nonnen van Herkenrode sloegen op de vlucht. Abdis Catharina van Goer wist, verkleed als een boerenknecht die een kar voor zich uitstootte, te ontkomen. Na de kortstondige doortocht van de troepen van Willem van Oranje in 1568 werd het voorlopig opnieuw rustig in het prinsbisdom Luik. Pas in 1572 deed Oranje een nieuwe poging om de Spaanse Nederlanden te veroveren. Blijkbaar had de abdij al dan niet gedwongen door de omstandigheden financieel bijgedragen tot de nieuwe campagne van de prins, vermits op 31 augustus 1572 Willem van Oranje een schuldbekentenis ten bedrage van 2000 Karolusgulden afleverde. Het is mogelijk dat deze bijdrage als een soort losgeld tegen plunderingen moet beschouwd worden. De herhaalde troepenbewegingen, vooral in het Loons-Brabantse grensgebied en in Zuid-Haspengouw, waar de abdij veel goederen bezat, hadden een nefaste invloed op de landbouw. Boerderijen werden geplunderd en vele boeren ontvluchtten het platteland. De pachtprijzen stortten in elkaar en een aantal pachten kon niet meer geïnd worden. Landerijen kwamen braakte liggen. Ook de betalingen van cijnzen en renten verliep niet meer vlot met het resultaat dat de inkomsten van de abdij drastisch daalden. Herkenrode raakte in financiële moeilijkheden en in 1575 moest abdis Catharina van Goer een lening afsluiten bij Steven de Geloes, een rijke Hasseltse burger en voogd van de abdij, om een acuut kastekort te overbruggen. In de zomer van 1575 verkocht de abdij voor 1800 Rijnsgulden een huis te Sint-Truiden. Catharina van Goer overleed in 1579 en werd door Albertine van Schwartzenberg opgevolgd. De nieuwe abdis overleed enkele maanden later en werd op haar beurt door Catharina van Gaver (1579-1585) vervangen. Vanaf het voorjaar van 1578 waren de Spanjaarden aan een herovering van de Nederlanden begonnen. In de zomer van 1579 marcheerden de Spaanse troepen onder leiding Alexander Farnese richting Maastricht, dat zij na een belegering ook veroverden. Herkenrode kreeg van Farnese op 17 december 1579 een beschermbrief of sauvegarde, maar dit document kon niet beletten dat de abdij veel schade opliep, vooral dan in haar talrijke bezittingen. Ronddolende troepen zakten af naar Diepenbeek en vielen de plaatselijke bevolking lastig met roven, brandstichting en afpersing. Stevoort, Herk-de-Stad, Alken en Berbroek kregen eveneens ongewenst bezoek. Een aantal ruiters roofden alle beesten te Herkenrode en te Kuringen. De abdij zag zich verplicht om enkele eigendommen te verkopen. Herkenrode kampte in het laatste kwart van de 16de eeuw met zware moeilijkheden, maar zoals de fenix uit de as herrees, zo zou de abdij ook deze problemen overwinnen; maar dit is een ander verhaal.

Met onze dank aan Dhr. Jef Arras voor de beschrijving van de abdissen.

I



tekst:

Michel VAN DER EYCKEN, Afdelingshoofd Rijksarchief Limburg

foto’s:

Stedelijke Fotodienst

copyright:

Stedelijk Museum Stellingwerff-Waerdenhof

i—

Maastrichterstraat 85, B-3500 HASSELT tel. 011-24 10 70 fax 011-26 23 98 e-m ail: stellingwerffwaerdenhof@ hasselt.be

BsM

In dezelfde reeks verschenen: 1991 I . Olieverfportret M.-H. van Beieren, 2de h. 17e E.; 2. Catharinapaneel oude handboogkamer, e. 17e - b. 18e E.; 3. Lusterglazuurvaas keramiekfabriek, tss. 1895 en 1914; 4. Blazoen rederijkerskamer 'De Roode Roos’, D. Van Vlierden, ca. 1700; 5. Olieverfschilderij 'Week-end', L. Pringels, 1950; 6. Zilveren reliek-ostensorium, F. Jans Burduin Gent & I.F. Frederici Hasselt, 1703; 7. Kledingsstel Virga-Jessebeeld, 1689 - 1863 - 1901; 8. Olieverfschilderij ‘De Grote Markt’, J.N. Grauls, 1863; 9. Rijksdaalder G. van Groesbeeck, Hasselt, 1568; 10. Kaart-landschap paalstenen tss. Hasselt en Zonhoven, 1661 en 1666?

1992 I I . Schilderij ‘De Grote Man’, F. Minnaert, 1983; 12. Mirakelprent O.-L.-V. Virga Jesse, R. Van Orley, wsch. 1689; 13. Zilveren wierookvat, J. Vinckenbosch, Hasselt, 19e E.; 14. Kaart Midden-eri Zuid-Limburg, L. Capitaine, 1795; 15. Lederen Hasseltse brandblusemmer (1782) en vuurhaak; 16. Zilveren reliekhouder H. Barbara, ca. 1702; 17. Portret abt Eucherius Knaepen, P.J. Verhaghen, 1792; 18. Studiocamera 18/24, ca. 1920; 19. Olieverfschilderij ‘Het bos’, Djef Anten (1851-1913); 20. Juweel, zgn. ‘reukappel - Virga-Jessebeeld, e. 16e - b. 17e E.; 21. Schilderij ‘O.-L-Vrouw met Kind’, Antwerpse paneelmerken, 1ste h. 17e E.

1993 22. Liturgische gewaden St.-Vedastus Hoepertingen, 1ste h. 16e E.; 23. Mirakelprent H. Sacrament Herkenrode, Hasselt, P.F.Milis, 1854; 24. Gevelsteen "Den Soeten Naeme Jezus", 1664 (Hasselt); 25. Set van 4 vazen, Piet(er) Stockmans (°1940); 26. Portret Ulysse Claes (1792-1880), G. Guffens (1823-1901); 27. Sacraments-ostensorium of “monstrans van Herkenrode” , Parijs, 1286; 28. Schilderij ‘Strandtafereel’, 1930, Jos. Damien (1879-1973); 29. Gezicht op Hasselt naar Remacle Le Loup, 18e E., kopergravure; 30. Beeld “Heilige Cecilia”, 1530-1540; 31. Barokke zonnemonstrans, N. Sigers & S. Vander Locht, Hasselt, 1669.

1994 32. Biechtstoel, Brabants atelier, 1664; 33. Uurwerken v.d. Hasseltse uurwerkmaker Leonard Joosten (1762-1849); 36. Gouache ‘De Meukes', ca. 1890, Paul Marie Bamps (1862-1932); 37. Kroningsprent O.-L.-V. Virga Jesse, Parijs, Lith.Fabre, 1867; 38. Het Hasseletum en de H istoria Lossensis, 2 historische werken v. Joannes Mantelius (1599-1676); 39. Litho “Heusden 2", uit reeks (5) Heusden, Herman Gordijn, 1992; 40. Ontwerp voor “Overhandiging...” muurschildering Beurs Antwerpen, olie op doek, G. Guffens (1823-1901); 41. Aquarel ‘Strijdtoneel uit de Tiendaagse Veldtocht, Kermt, 7 augustus 1831', A. von Geusau, 1835.

1995 42. Gevelplaat “Veloce-Club hasseltois 'Utile * Duld' - 2 mai 1892"; 43. Olieverfportret van Amoldus van Melbeeck op sterfbed, 17e E.; 44. Acryls van Ray Remans, 1989; 45. Pronkbeker J.-J.Thonissen, deels verguld zilver, P.Bruckmann & Söhne, Heilbronn, 1888; 46. Begijnenschotel, 1623, zilver, meesterteken: 3 zespuntige sterren in schild; 47. Vaste kunstwerken Herman Blondeel, Hugo Duchateau, Piet Stockmans in Museum Stellingwerff-Waerdenhof; 48. Schilderij “Ijzel en mist”, Djef Anten (1851-1913); 49. Aquarellen “Hasseltse water-molens, 1893/94” , Paul Marie Bamps (1862-1932); 50. Foto “Jongeman met badmuts’ , gomdruk, 1/10, Jean Janssis; 51. Zilveren reliekhouder H.Hubertus, (1741-1742), Lambertus Hannosset, Antwerpen.

1996 52. Olieverfschilderij “Zegening van boerenkrijgers op de Grote Markt” , 1899, Djef Swennen (1871-1905); 53. Olieverfportret N.G. Vaesen (1768-1864), 1819, M.G. Tieleman; 54. Vaandel “Kunstkring Alexis Pierloz Hasselt 1920", Hasselt; 55. Groepsportret “ Leden v.d. Virga-Jessebroederschap bij haar beeld”, 1709, olie op paneel; 56. Beiaardklavier, ca. 1752, Hasselt (?) [bewaard in het Stedelijk Beiaardmuseum Hasselt]; 57. De Hasseltse reus De Langeman, Melchior Tieleman, 1810; 58. Reflectoren (2) zilverbeslag op houten kern, Arnold Frederid, 1714; 59. De gouden kronen v.d. Virga Jesse, Auguste Levesque, 1867; 61. Blauw Tafereel, Pierre Cox (1915-1974).

1997 62. Portret Guillaume Claes, Judith Crollen (1898-1982) naar werk van M.G. Tieleman, 1957; 63. Kaart prinsbisdom Luik, 17e E., Henricus Hondius (1597-1651); 64. Lithografie 'Oude halte Luikersteenweg', 1860, Charles Joseph Hoolans (Antwerpen, 1814); 65. Drieluik, 1989, Paule Nolens (” 1924); 66. Soberheid, eenvoud en liefde, vier geometrische abstracte werken van Vincent Van Den Meersch (1912-1996); 67. Schild v.h. weversambacht, e. 17e - b. 18e E., Daniël van Vlierden (16511716); 68. Borstbeelden 10 Hasseltse burgemeesters, 1906, Emile Cantillon (1859-1917); 69. 'Portret van mijn dochter Madeleine' & ‘Portret van mijn zoon José’, Jos. Damien (1879-1973); 70. Beeld Homo Sedens, Hub Baerten (” 1945); 71. Beeld 'O.-L.-Vrouw met Kind', 1530-1540, Meester van Oostham.

1998 72. 'Panorama van Hasselt', Steven Wilsens (” 1937); 73. Portret Télémaque Claes (1831-1913), Tony Alain Hermant (1880-1939); 74. De Loonse muntslag in het kader v.d. monetaire internationalisering tijdens de middeleeuwen; 75. Speculaasplanken & 'Hasseltse speculaas'; 76. Wandtapijt “ Euskadi: balladen en legenden', 1985, Simone Reynders (” 1924); 77. Schilderij ‘ Herfst - kasteel Henegauw', 1946, Paul Hermans (1898-1972); 78. Prehistorische polijststeen, Sint-Quintinuskathedraal Hasselt; 79. Sierlijst "Oorlogsgesneuvelden Hasselt 1914-1918', nt. gedateerd, Hasselt, Auguste Blanckart (1878-1952), Sylvain Brauns (1890-1947), Joseph Antoon Jossa (1884-?); 80. Schilderij ‘ Veldslag in een korenveld", 1864, Jules Van Imschoot (1821-1884).

1999 81. Litho’s Hasselt gezien tussen 1960-1979, Jac. Leduc (°1921); 82. Het huis Stellingwerff (19e E)-Waerdenhof (17e E.); 83. Apparaten ontwikkeld en geproduceerd in de Philipsfabriek in Hasselt; 84. Hendrik van Veldeke, het genie van de hoofse literatuur (ca. 1140-ca.1200); 85. Céramiques Décoratives de Hasselt [1895-1954]: overzicht van de ronde reclame- en sierschotels van de voormalige keramiekfabriek in Hasselt; 87. Portret van Guillaume Stellingwerff (1841-1923); 88. Register “ Co(e)mans", handschrift, 1611; 89. Standaard voor de “Maatschappij Minerva”, 1871, W; Geefs (?) & G. Guffens.

2000 90. Schilderij ‘Portret van Dr. L W illem s' (1822-1907), 1878, Godfried Guffens (1823-1901); 91. Maquette tweedekker Farman Type lil, 1985; 92. Zespuntige ‘Ster' van de Roode Roos, 1627; 93. Litho ‘Gezicht op de Leopoldplaats", ca. 1860, C. J. Hoolans; 94. “Analemmatische zonnewijzer' in de museumtuin, 2000; 95. Portret van Ridder Guillaume de Corswarem (1799-1884); 96. Pastel ‘Portret van mevrouw Leynen (1842-1920)', 1919, G.J. Wallaert (1889-1954); 97. Keramieken sierschotel 'Irissen', ca. 1896-1905. 98. Banier “Société Royale de Musique et de Rhétorique", 1858.

2001 99. Hasselts zilver: aanwinsten 1996-2000; 100. Schilderij ‘Stadspanorama van H asselt', 1915, Jos. Damien (1879-1973); 101. Uithangteken *Tabakskarot* 102. Karikatuurtekeningen '10 Hasseltse figuren', Stef Vanstiphout (1931-1995). 103. Sporttrofeeën 11"Linieregiment: "Coupe du Roi A lb e rt' Si “Coupe Prince Léopold" (2); 104. Affiche "Ville de Hasselt, 1882, programme des fêtes qui auront lieu à l'occasion de la kermesse...", 1882; 105. Staande klok met uurwerk, 1761, Joannes Augustinus (ca. 17351790), Hasselt; 106. Schilderij “Overhandiging van het vrijheidscharter door graal Arnold IV van Loon aan de stad Hasselt", 1846, Godfried Guffens (1823-1901); 107. Affiche “KEMPO - bronnen en limonaden", Druk. E. Roose, Hasselt;

2002 107. Zes wandkleden over “het Sacrament van M irakel van Herkenrode’, 1917, Jos. Damien (1879-1973).


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.