KIK 116. Schilderij ‘Vlaggen’, 1987, Jac. Leduc (°1921)

Page 1

SCHILDERIJ ‘VLAGGEN’, 1987 Jac. Leduc (°1921) olie op linnen h. 1 5 7 x b . 58 cm A a n ko o p Stad H asselt, de ce m b e r 1987 inv.nr. 1987.0263



Reeds in februari 1999 werd in het kader van de reeks ‘Kunst in de Kijker’, nr. 81 een reeks litho’s van Jac. Leduc , ni ‘Hasselt gezien tussen 1960 en 1979’ besproken. Vandaag gaat onze aandacht naar het olieverfschilderij ‘Vlaggen’ uit de museumcollectie. Uit het museumarchief werd het dossier Jac. Leduc opgediept en aan de hand van een aantal commentaren van kunstcritici bij tentoonstellingen1 van deze meester wordt getracht zijn rijke artistieke loopbaan te ontwikkelen.

Artistieke loopbaan Jac. Leduc (zie foto hiernaast) kreeg zijn opleiding aan de Stedelijke Academie voor Schone Kunsten te Hasselt en werkte er o.l.v. de begaafde schilder en uitstekende leraar Lucien Nolens. Reeds op jeugdige leeftijd, 23 jaar (geboren in Ophoven op 27.08.1921) nl. in februari 1945 stelde hij zijn werk voor in de zaal Plaza. Met 30 doeken, wat wijst op een gestage, volgehouden inzet, kon hij toen al een individuele expositie aan. Nog vele zullen volgen in een non-stop tempo. G.L., Guilliaume Leduc schrijft hierover in Nieuw Limburg. “Het weze voldoende aan te stippen, dat z ij allen getuigen van een strenge ontleding van het licht." Vandaar die dikwijls opvallende contrasten en die rijke kleurenschakering. Jacques Leduc is een impressionist die weet uiting te geven aan zijn gevoelig temperament. Leduc is voor alles een landschapsschilder. En dat blijkt ook uit de titels van de werken: Kempisch dorpje; Korenschoven; Oude winning (Zonhoven); Landschap (Hasselt); Demerboorden. Hiermee zit hij in het spoor van de succesvolle traditionele Limburgse schilders, zoals C. Wellens of schilders van het Limburgs landschap zoals Luikenaar Ludovic Janssen. In april 1946 volgde reeds een nieuwe individuele tentoonstelling, ditmaal in het Hooghuis. De 46 tentoongestelde werken (39 doeken en 7 aquarellen) zijn ook nu een ode aan het Limburgs landschap: heide, berken, vennen, dreven, zonsop- en ondergangen. Toch dienen zich ook nieuwe thema’s aan: ‘Maneschijn te Houthalen’ of het ‘St.-Rosa straatje’: de eerste aanzetten tot wat in zijn latere werk tot volle rijpheid en kundigheid zal uitgroeien in zijn vele stadslandschappen en nocturnes. In december van hetzelfde jaar neemt hij deel aan de 1e gezamenlijke tentoonstelling in ‘Zaal onder de Toren’, ingericht door de jongerenkamer van de pasgestichte kunstkring Pro Arte, samen met o.m. Pierre Cox, Paule Nolens en Clement Van Campenhout.

“Jac. Leduc peintre de la Campine Limbourgeoise, a /’ honneur de vous inviter à /’ exposition de ses œuvres qui aura lieu à Charleroi, Les Galeries Nouvelles." In een commentaar in ‘Le Rappel’ van 23.04.1947 lezen we: “Le peintre sait voir le détail caractéristique d ’un paysagé' en verder “Malgré sa jeunesse, il a vingt-sept ans, M. Leduc affirme déjà une incontestable personnalité, laquelle est soutenue par une technique quasiment sans défaut." Nâ een volgende tentoonstelling voorjaar 1948, opnieuw in het Hooghuis geeft kunstcriticus Jean Dessers in Het Belang van Limburg volgende quotering aan het werk: “Groot is de vooruitgang wat

betreft het m étier en de matière. De toets is veel breder, veel losser, veel soepeler, meer vastheid en zekerheid gaan tevens gepaard met een grootser visie en de algemene uitwerking wijst op groter beheersing en gemakkelijker werkwijze"... en verder “Hij wil verscheidenheid in zijn doeken brengerf... En daarin blijkt hij wonderwel te zijn geslaagd overeenkomstig de commentaar van dezelfde criticus in Nieuw Limburg n.a.v. een volgende tentoonstelling in het Hooghuis in februari 1950, 2 jaar later dus. “De verdienste van deze tentoonstelling ligt in het feit dat de jonge schilder ons ditmaal een bewijs geeft van veelzijdigheid, doordat h ij het aangevat heeft, naast zijn gewone onderwerpen, een interpretatie te geven van de zee en van de bekoorlijke hoekjes rond de haven van Antwerpen... De


kleine marines behoren tot het beste van de expositie ...” (zie foto)

Bij de baanbrekende tentoonstelling ‘De mijn’, in 1951, algemeen aanzien als het beginpunt van de nieuwe tijd in de Limburgse schilderkunst werden 2 olieverven (Nocturne en Mijn van Houthalen) en 1 aquarel (Zolder) van J. Leduc geselecteerd. Na de tentoonstelling in de Galerie Artes in januari 1952 is de kritiek van Jean Dessers ongemeen lovend. Hierin grasduinend lezen we dat Jac. Leduc in het stadium van de eigen persoonlijkheid is beland. Dat zijn realistische en tegelijkertijd poëtische interpretatie van hetzij het landschap: zij het Kempisch, rivier, zee, kanaal, of industrie, stads of havengezicht, behoren tot het beste dat bij ons werd voortgebracht. Er is sprake van ingeboren talent, een geweldige werkkracht en een stoere wil. Als kunstenaar waardering krijgen van kunstcritici is beslist aangenaam, maar lovende appreciatie van medekunstenaars staat nog een trede hoger. Het was de hoogaangeschreven schilder Gaston J. Wallaert die zulke appreciatie uitschreef in een breedvoerig artikel in het weekblad Nieuw Limburg nâ een tentoonstelling in Galerie Artes in oktober 1953. Kernwoorden hierin zijn: “bekwaamheid' enerzijds en anderzijds het in commentaren eerder ongewone “beschaafdheid’ wat hier connotaties heeft van bedachtzaam heid, stiptheid, bescheidenheid en bezonken, verstilde, ingetogen, uitgekristalliseerde indrukken. In lang uitgesponnen volzinnen doorziet hij het werk van Jac. Leduc als het resultaat van rechtstreekse observatie van een levende voorstelling op een zeker ogenblik vastgelegd in een schets. “Profetische” woorden zowaar, want het werk ‘Vlaggen’ uit 1987 is hiervan een copybook-voorbeeld. Zulke positieve uitspraken van een oudere, algemeen erkende, kunstenaar,


II

zijn uiteraard een stevige stimulans om door te gaan.

J) |

Samen met Marcelle Severy exposeert hij in 1956 in de Brusselse ‘Galerie Le Régent’. Ook hier wordt de “artiste jeune, plein de possibilités” aangemoedigd in ‘Le Cahier des Arts’.

Ondertussen blijft hij een trouw Pro Arte-lid en grijpt elke kans aan om zijn werk te tonen op diverse S tentoonstellingen georganiseerd door de kunstkring in Limburg en elders.

f

S j||

De horizonverruiming gaat verder met korte verblijven in eigen land, kust, Antwerpen, Brussel en met studiereizen naar o.m. Parijs en Amsterdam, waar hij gecharmeerd wordt door Breitner en diens koloriet waardoor het eigen werk in die periode ook een bruiner aspect krijgt, (zie foto links)

Eind jaren 50 is Jac. Leduc een belangrijk schilder geworden met een gevestigde naam en faam, die “m et ere", noteert Nieuw Limburg, “de opengevallen rangen van onze vooraanstaande kunstenaars heeft aangevuld’. De nadruk in zijn oeuvre (olies, aquarellen, schetsen) ligt nu op de zee in haar oneindige beweging en eindeloze kleurschakering en in stadsgezichten van Hasselt, Brussel, Amsterdam en Parijs, (zie foto rechts) De jaren 60 zijn o.a. de jaren van de tentoonstellingen in Galerie Willems in 1962 en 1965, maar ook met een tentoonstelling in de St. Baafsgalerie te Gent in 1966 en in Kunstgalerij Antiqua in Genk in 1969. Twee elkaar aanvullende thema’s, met vele gezichten, zowel in olie als in aquarel drijven boven. Het Laatste Nieuws schrijft hierover: “In een gedeelte van zijn werken blijkt Leduc geboeid door de stadsdrukte, het gewirwar van mensen (zie foto volgende bladzijde boven) in winkelstraten en

op terrassen. Zijn ander werk weerspiegelt zijn verlangen naar rust, kalmte, die h ij vindt aan de haven, langs een kanaal o f dicht b ij een vissersboot." (zie foto volgende bladzijde onder) Luc Clerinx trekt in een recensie in 1969 n.a.v. de tentoonstelling in Kunstgalerij Antiqua te Genk van leer tegen de nieuwlichterij in de kunst en stelt Jac. Leduc als voorbeeld van waarden, zoals arbeid, ambachtelijkheid, voorstudie en geduldig oefenen, tegenover de idee tout court, het onvoldragen experiment en de beunhazerij die toen der tijd in het kielzog van de tijdsgeest opgeld



maakte in modernistische kunstmiddens. Jac. Leduc was er steeds op uit zijn technische bagage te verrijken en aan te vullen. Hij ging zich nu ook toeleggen op de lithografie en nam in 1972 zelfs verlof om in het Frans Masereel Centrum te Kasterlee te gaan werken. Deze nieuwe verworvenheid resulteerde in een aantal bibliofiele uitgaven, “die door hun zeer beperkte oplage haast een geschenk van de kunstenaar aan zichzelf zijri'\ schrijft Roger Pulinckx in zijn inleiding op de tentoonstelling van 1993 in het CCH. 1976 Bibliofiele uitgave ‘Hasselt Gisteren en Vandaag 1’ (21 originele lithografieën) 1979 Bibliofiele uitgave ‘Zee-Beeld-Boek’ (10 originele olieverfschetsen in 14 genummerde exemplaren) 1980 Map ‘Oostende in de Kunst’ (1 zeefdruk en 9 originele lithografieën in 22 genummerde exemplaren) 1981 Bibliofiele uitgave ‘Hasselt Gisteren en Vandaag 2’ (20 originele lithografieën) • 1985 Map ‘De Mijn in de Kunst’ (1 zeefdruk en 16 originele lithografieën in 20 genummerde exemplaren) ■ 1988 Uitgave Kunstboek ‘Herkenrode’ (G. Caluwaerts - J. Leduc met 39 originele tekeningen ; realisatie: Stad Hasselt, BBL en Heideland)

“In ‘Hasselt Gisteren en Vandaag 1 en 2 ’ toont Jac. Leduc de stad zoals die nog maar gedeeltelijk is. Typische hoekjes waar geen plaats voor bleef, maar ook een stuk mooi bewaard erfgoed’ schreef André Moors in het tijdschrift Vlaanderen (nr. 179-1980). (zie foto links) Over ‘Oostende in de Kunst’ schreef René Veestraeten in Het Volk in december 1980 “Meer dan eens heb ik bewonderend staan kijken naar die wondere zeilenpracht en de kabbelende mastenritmiek’. (zie foto rechts) “Het laatste werk in deze “reeks”: de map ‘De Mijn in de Kunst’ is voor Jac. Leduc een soort afscheid van de donkere wereld van de ondergrond, want intussen had hij het licht, de warmte, en de kleuren van het zuiden, meer bepaald van de Provence ontdekt.” (R. Pulinckx).


Op de grote tentoonstelling in de BBL in november 1987 keken de aanwezigen met ver- en bewon­ dering naar het “onstuimige, exuberante licht, zinderend over het landschap, weerspiegeld in het

water, zich vastklampend aan steile cipressen en masten, schitterend in de rijen en rijen deinende zeilen, zich vasthakend aan bevlagde gevels, dansend over de heuveltop door de kunstenaar telkens weer opgevangen in wisselende compositie van transparant gele en groene vlakken, soms in de intensiteit van een rode aanzet, opgevoerd tot uiterste hevigheid: dat is Leduc, gefascineerd, gebrand en gebeten door het stralende avontuur, de bevrijdende ontdekking van het licht over de Middellandse zee, de Provence en haar stadjes, Vence (zie foto).. , en verder formuleert Sche­ pen van Cultuur Wim Van Lishout, die de openingsspeech hield -"Leduc blijft trouw aan zijn figuratieve visie op het kunstwerk, zoals h ij die over de jaren heeft opgebouwd.”

Over het kleurgebruik van Jac. Leduc zegt Roger Pulinckx dat het hem eerder verwant lijkt met het niet-realistische krachtige koloriet van sommige Fauvisten. Een gelouterd fauvisme. In ‘Vlaanderen’ (nr.238-1991) schrijft Robert Vandereycken hierover: “Levendig herinner ik me de grote tentoonstelling van het werk van Jac.Leduc in 1987 in Hasselt. Nooit heeft h ij zich ingelaten met modetrends, oppervlakkige actualiteit o f enig verbaal vertoon." En ook nog “Dit is werk dat precies door zijn eerlijke vormgeving, koloriet en volgehouden gedrevenheid naar perfectie zo jeugdig eigentijds aanvoelt: werk gegroeid uit kennis, helaas zo ’n zeldzaamheid in deze tijd ’. In december 1988 verschijnt het kunstboek Herkenrode. In Het Belang van Limburg dat er op 12.12.1988 een interessant artikel aan wijdt lezen we: "H ij hoopt dat het boek toch één taak zal

vervullen: dat het mensen m eer bewust zal maken van de noodzaak om Herkenrode voor de toekomstige generaties te bewaren. Sommige gebouwen, voorat de molen, zijn aan dringende restauratie toe. Het zou prachtig zijn als “Herkenrode" daar het signaal voor zou kunnen geven." Hoe profetisch zijn deze woorden niet gebleken nu er concrete plannen bestaan om de site te doen herleven en de grote Tiendschuur reeds in zijn volle pracht werd gerestaureerd. In april 2002 sprong


de eenhoorn weer op, de titel van het haiku-boek parafraserend dat bij die gelegenheid werd uitgegeven. R. Vandereycken schrijft verder: “Het is niet te verwonderen dat dit oeuvre zijn weg naar het buitenland

gevonden heeft. In al zijn facetten ontsnapt het immers aan elke vorm van provincialisme en ik zou het Europees noemeri'. In de loop van 1990-1991 tijdens de Belgium-Flanders-Hasseltweek in Itami verhuisden 14 schilderijen en 4 litho’s van Jac. Leduc naar het Belgium Flanders Exchange Center in het International House van de wereldstad Osaka. ‘De nieuwe Hasselaar’ stipt hierbij aan dat haar vele positieve reacties bereikten van het Osaka publiek, dat de werken nog voor een langere tijd wilde aanschouwen. Als internationale erkenning kon deze zending alleszins tellen. In 1993 volgde nog een belangrijke tentoonstelling in het CCH. Roger Pulinckx hield de openingstoespraak en schreef de tekst van de zeer verzorgde catalogus. Hieruit: “Het Mediterrane

landschap vormt het hoofdthema van deze tentoonstelling. De atmosfeer straalt rust uit en tegelijk iets als een feestelijke verwachting. Mede door de slechts sporadische aanwezigheid van mensen, lijkt het o f het hier altijd zondag is..." (zie foto) Op deze tentoonstelling zijn ook enkele schilderijen van een hoog langwerpig formaat te zien. De schilder weet hier een opmerkelijk diepteeffect te scheppen. Het oog wordt van de benedenrand naar boven - en dus naar de diepte - geleid, zodat het schilderij een sterke ruimtelijke werking krijgt en méér van het landschap omvat dat bij een gewoon perspectief. Een visie die de kunstenaar graag gebruikt.

De laatste grote tentoonstelling met als titel ‘1941 -2001 - Een leven voor de schilderkunst’ was een retrospectieve Jac. Leduc in de Zaal onder de Toren. Zij bood een overzicht van zijn rijke


kunstenaarsloopbaan en van zijn omvangrijk en schitterend oeuvre in de volgende disciplines: olies, aquarellen, litho’s en schetsen. Bovendien bleef Jac. Leduc steeds deelnemen aan groepstentoonstellingen. Eerst als lid van Pro Arte en sinds 1977 als lid van de Hasseltse Kunstkring Acade, die afgestudeerden van de Stedelijke Academie voor Schone Kunsten groepeert.

(Antwerpen) Vlaggen 1987 Het formaat van het werk is uitzonderlijk met een hoogte van 150 cm op een breedte van 50 cm. Deze vorm geeft de mogelijkheid zoals hierboven beschreven door R. Pulinckx om méér van het landschap te tonen dan bij een gewoon perspectief. Hier werd toch het gewoon perspectief toegepast en was het uitzonderlijke formaat bijzonder geschikt om de verticaliteit van het middenrisaliet te beklemtonen en met rijen vlaggen in te lijsten. Het is duidelijk dat dit werk niet beoogt een schilderij te zijn van het stadhuis van Antwerpen, maar wel dat zijn bedoeling erin ligt het spel van de vlaggen, het spel van kleur, licht en schaduw te vatten. De hoek van waaruit het gebouw werd bekeken is daarbij essentieel. Bij een frontaal zicht zou het gebouw zelf dominant aanwezig geweest zijn. Hoe meer men naar 1 zijde opschuift des te kleiner dat immense horizontale bouwvolume lijkt en hoe meer de vlaggen op de voorgrond treden, bijna los komen van de gevels, een eigen leven gaan leiden en de gevel haast verbergen. Een koppel op de voorgrond oriënteert onze blik en neemt ons zo mee in zijn fascinatie voor het vlaggenspel. Er werd reeds beklemtoond dat bij Jac. Leduc niets zomaar ontstaat. Ook aan dit werk gingen becommentarieerde schetsen vooraf, (zie foto) Schetsen inderdaad en géén foto’s. Kwestie van zich in te leven wat bij het nemen van foto’s niet zo wil lukken, want té snel, té vluchtig en niet doorleefd. Op een terras worden de unalit-plaat, de tekenbladen en potloden bovengehaald en wordt de Grote Markt verschillende malen geschetst. Als geoefend kunstenaar staan de grote lijnen van het onderwerp vlug op papier en wordt op de achterzijde reeds de toekomstige uitwerking vastgelegd met korte geheugensteuntjes:


Betoverend schouwspel tussen licht en kleur zonder bekommering om de vorm, Moment van voorkeur nog vast te leggen (uiterlijk van voorwerp verandert steeds), Heldere kleuren wit en rood vaak ongemengd, vlaggen, En in een kadertje apart: zie schets figuren 1956. Thuis wordt die schets verder afgewerkt met diverse arceringen, trefzeker worden hier figuurtjes en auto’s aan toegevoegd, die het straatbeeld vervolledigen. •

Uit de nota’s op de achterzijde van de schets kan men reeds opmaken dat schets en definitief doek sterk van elkaar zullen afwijken. De schets betreft in de eerste plaats een stadsgezicht. Maar al schetsend komt de kunstenaar onder de betovering van het kleurenspel van de in de wind wapperende vlaggen en onderzoekt hoe dât ene moment van uiterste beweeglijkheid in een stilstaand medium te vangen. Méér nog dan in de schets is de gevel achter de vlaggen eerder gesuggereerd dan prominent aanwezig. De horizontale frieslijnen en verticale raamomlijstingen worden soms door de vlaggen heen, soms met een verspringende lijn weergegeven, waardoor een effect van beweging ontstaat. De verfzetting van vlaggen en middengevel is eveneens anders. De middengevel is strak en effen uitgewerkt. De vlaggen daarentegen dartelen, bollen op, je hoort ze bijna wapperen en daarom is ook de verf krachtiger en met meer structuur aangebracht. De identificatie van de vlaggen speelt hier niet. Alleen de weergave van de impressie van dat ene sublieme moment telt en is bijzonder goed geslaagd.

!

Beknopte historische situering van het stadhuis van Antwerpen Op 27 februari 1565 werd het nieuwe stadhuis (zie foto) van Antwerpen ingehuldigd. Het werd een harmonische combinatie van Zuid- en Noord-Europese stijlkenmerken. Uit het zuiden, Italië kwam de klassieke horizontaliteit. Het middenrisaliet, de vooruitspringende middengevel herinnert in zijn verticaliteit aan de gotische bouwstijl. De uitwerking ervan is evenwel volledig renaissancistisch met zijn zuilen, nissen en obelisken. Deze vooruitspringende gevel omvat het meeste decoratieve beeldhouwwerk.


De eerste bouwlaag van de geveltop omvat van links naar rechts de gekleurde wapenschilden van het vroegere hertogdom Brabant, in het midden het wapen van Filips II en rechts dat van het markgraafschap Antwerpen, tussen de schilden bevindt zich links een beeld van de Rechtvaardigheid en rechts dat van de Wijsheid. Op de tweede bouwlaag van de geveltop staat in de centrale nis het beeld van Onze-Lieve-Vrouw, patrones van de stad. Oorspronkelijk stond in de nis een beeld van Brabo, symbool voor de vrijheid van de stad. Op vraag van de Jezuïeten werd tijdens de campagne van de contrareformatie in 1587 het “heidens” Brabobeeld vervangen door een Onze-Lieve-Vrouwebeeld. Twee sculpturale klauwstukken, twee zeecentauren als pendanten, vervolledigen de architectuur. Hogerop nog pilasters met kariatiden, verder twee “antieke” borstbeelden en als klauwstukken, twee gevleugelde le euw en. Op de geveltop, als hoogste in rang en als bekroning de keizerlijke adelaar van het Heilig Roomse Rijk. Het stadspaleis werd onder leiding van bouwmeester Cornelis Floris II de Vriendt in 4 jaar opgetrokken. Het moest uitdrukking geven aan de macht en rijkdom van Antwerpen, de grootste stad van de Lage Landen en een economische draaischijf voor Europa. In het midden van de 16® eeuw ging immers 80% van de export en 50% van de import der Nederlanden via Antwerpen. Het leeuwendeel van de import bestond uit luxegoederen: Italiaanse zijde, Engels laken, wijn en specerijen voor een kleine kapitaalkrachtige bovenlaag: de kooplieden. De export bestond uit producten van een bloeiende nijverheid: suikerraffinage, glasblazerij, plateelbakkerij, diamantslijperij, e d e ls m e e d k u n s t, p ro d u c tie van s c h ild e rije n , van g e p o ly c h ro m e e rd e re ta b e ls , van muziekinstrumenten, van boeken en kopergravures. Nâ Parijs, Londen, Venetië en Napels was het de belangrijkste stad van de westerse wereld, tot in 1585 , amper 20 jaar nâ de bouw, de Schelde dicht ging als tegenmaatregel van Oranje op de inname van de stad door Farnese en de uittocht aanving naar Amsterdam van de financiële, economische en culturele elite. De bevolking verdubbelde in de eerste helft van de 16® eeuw tot ca. 100.000 inwoners waarvan 90.000 poorters en 10.000 vreemdelingen. Hierdoor ontstond een intense bouwactiviteit met als gevolg grondspeculatie en hollende bouwprijzen, die vooral speculanten en bouwpromotoren ten goede kwamen. Antwerpen was in de 16® eeuw de financier van de wereldhandel o.m. door gebruikmaking van nieuwe financiële technieken, zoals de introductie van de wisselbrief die de handel in producten herleidde tot overdracht van documenten, die op hun beurt weer kredietmogelijkheden boden. De kapitaalmarkt verstrekte via de nieuwe Beurs (1533) kort- en langlopend overheidskrediet aan Karei V en andere vorsten. De rijkdom was evenwel zéér ongelijk verdeeld. Kapitaal en arbeid gingen geenszins harmonisch samen. De meeste am bachtslui werden de facto tot loonarbeid herleid door kapitalistische kooplieden-ondernemers, die de invoer van de ruwe grondstof en de uitvoer van de afgewerkte producten controleerden. Am per 50 van de 4.000 Antwerpenaren bedrijvig in de zijdeateliers behoorden tot de bezittende klasse. In dezelfde periode van het midden van de 16® eeuw botste de godsdienstige tolerantie van de metropool aan de stroom met de fundamentalistische ideeën van Filips II. “Ketters” werden bij honderden terechtgesteld. Toen dit fenomeen zich koppelde aan economische achteruitgang


ontstond in brede lagen van de bevolking misnoegdheid, gevolgd door rellen, die onder de naam van beeldenstorm in 1566 grote verwoestingen aanrichtte. 10 jaar later brak de Spaanse furie los die het stadhuis in lichterlaaie zette. Binnenin brandde het volledig uit.

P.S. Ook de Vlaamse Executieve heeft zich over de vlaggen gebogen en heeft er een omzendbrief (VR95/37 24 mei 1995/1 betreffende de bevlagging van openbare gebouwen. Richtlijnen voor de Vlaamse regering en haar diensten, de Vlaamse instellingen, de provincies en gemeenten. B.S. 22 augustus 1995 p. 23989) aan gewijd. Hieronder zijn enkele essentiële elementen hieruit opgenomen. Bij wijze van inleiding: “De symbolische waarde van een vlag is zeer groot. Een vlag hijsen is een

teken van zelfbevestiging. Ook de signaalwaarde van een vlag is zeer veelzijdig. De vlag is drager van een boodschap. Een vlag is ook een teken van gezag en autoriteit.” Vandaar ook het belang dat de Vlaamse gemeenschap hecht aan bevlagging. Dit belang drukt zich uit in een gedetailleerde regeling waarbij men 5 officiële vlaggen erkent die al naargelang het feest in een specifieke volgorde moeten worden gehesen. De huidige orde van voorrang is de volgende: 1. de Belgische vlag, 2. de Vlaamse vlag, 3. de Europese vlag, 4. de vlag van provincie, 5. de vlag van de gemeente. Heeft het openbaar gebouw 5 masten dan is de volgorde: 5 3 1 2 4 A blikrichting Voor themavlaggen (b.v. 7-jarige feesten) worden te zijner tijd specifieke instructies gegeven. Voor bevlagging n.a.v. buitengewone gebeurtenissen zal de overheid specifieke instructies geven.


Bronnen Caluwaerts, Guido en Jac. Leduc Herkenrode, uitg. Heideland i.s.m. Stad Hasselt en BBL, 1988,155 blz. Clerinx, Luc

Jac. Leduc, uitg. Reflex Bleu Printing, 1998, 95 blz. Luyten, Gie

50 ja a r Lim burgse Federatie voor Beeldende Kunsten (1945 - 1995),uitg. Litera Kunstpatrimonium, Leopoldsburg 1995, 97 blz. Manning, A .F. en De Vroede, M.

Spectrum atlas van historische plaatsen in de Lage Landen, uitg. Het Spectrum 1981,256 blz. Pulinckx, Roger

Tentoonstellingscatalogus Jac.Leduc, uitg. Jac.Leduc, Hasselt, 1993. Rombouts, Jo

Hasselt gezien tussen 1960-1979, in de reeks Kunst in de Kijker nr. 81, uitg. SMSW,1999,10 blz. Van Overstraeten, Jozef

Gids voor Vlaanderen 1966, VAB Antwerpen, 1965,928 blz. http://www.visitantwerpen.be http://www.dma.be

Diverse gesprekken met de heer Jac. Leduc.

Voetnoten 1 Vele tentoonstellingskritieken werden opgenomen in het in 1998 gerealiseerde kunstboek “Jac. Leduc� met een inleiding van Luc Clerinx.



tekst:

Henri GHYSEN

foto’s:

persoonlijke documenten kunstenaar

copyright:

Stedeiijk Museum Stellingwerff-Waerdenhof Maastrichterstraat 85, B-3500 HASSELT tel. 011-24 10 70 fax 011-26 23 98 e-m ail: stellingwerffwaerdenhof@hasselt.be

In dezelfde reeks verschenen:

1991 I . Olieverfportret M.-H. van Beieren, 2de h. 17e E.; 2. Catharinapaneel oude handboogkamer, e. 17e - b. 18e E.; 3. Lusterglazuurvaas keramiekfabriek, tss. 1895 en 1914; 4. Blazoen rederijkerskamer ‘De Roode Roos', D. Van Vlierden, ca. 1700; 5. Olieverfschilderij ‘Week-end’, L. Pringels, 1950; 6. Zilveren reliekostensorium, F. Jans Burduin Gent & I.F. Frederici Hasselt, 1703; 7. Kledingsstel Virga-Jessebeeld, 1689 - 1863 - 1901; 8. Olieverfschilderij ‘De Grote Markf, J.N. Grauls, 1863; 9. Rijksdaalder G. van Groesbeeck, Hasselt, 1568; 10. Kaartlandschap paalstenen tss. Hasselt en Zonhoven, 1661 en 1666?

1992 I I . Schilderij ‘De Grote Man', F. Minnaert, 1983; 12. Mirakelprent O.-L.-V. Virga Jesse, R. Van Oriey, wsch. 1689; 13. Zilveren wierookvat, J. Vinckenbosch, Hasselt, 19e E.; 14. Kaart Midden-en Zuid-Limburg, L. Capitaine, 1795; 15. Lederen Hasseltse brandblusemmer (1782) en vuurbaak; 16. Zilveren reliekhouder H. Barbara, ca. 1702; 17. Portret abt Eucherius Knaepen, P.J. Verhaghen, 1792; 18. Studiocamera 18/24, ca. 1920; 19. Olieverfschilderij 'Het bos’, Djef Anten (1851-1913); 20. Juweel, zgn. 'reukappel'Virga-Jessebeeld, e. 16e - b. 17e E.; 21. Schilderij 'O.-L-Vrouw met Kind', Antwerpse paneelmerken, 1ste h. 17e E.

1993 22. Liturgische gewaden St.-Vedastus Hoepertingen, 1ste h. 16e E.; 23. Mirakelprent H. Sacrament Herkenrode, Hasselt, P.F.Milis, 1854; 24. Gevelsteen “ Den Soeten Naeme Jezus', 1664 (Hasselt); 25. Set van 4 vazen, Piet(er) Stockmans (°1940); 26. Portret Ulysse Claes (1792-1880), G. Guffens (1823-1901); 27. Sacraments-ostensorium of “monstrans van Herkenrode", Parijs, 1286; 28. Schilderij ‘Strandtafereel’, 1930, Jos.Damien (1879-1973); 29. Gezicht op Hasselt naar Remacle Le Loup, 18e E., kopergravure; 30. Beeld "Heilige Cecilia', 1530-1540; 31. Barokke zonnemonstrans, N. Sigers & S. Vander Locht, Hasselt, 1669.

1994 32. Biechtstoel, Brabants atelier, 1664; 33. Uurwerken v.d. Hasseltse uurwerkmaker Leonard Joosten (1762-1849); 36. Gouache ‘De Meukes’, ca. 1890, Paul Marie Bamps (1862-1932); 37. Kroningsprent 0.-L.-V. Virga Jesse, Parijs, Lith. Fabre, 1867; 38. Het Hasseletum en de H istoria Lossensis, 2 historische werken v. Joannes Mantelius (1599-1676); 39. Litho “Heusden 2", uit reeks (5) Heusden, Herman Gordijn, 1992; 40. Ontwerp voor “Overhandiging..." muurschildering Beurs Antwerpen, olie op doek, G. Guffens (1823-1901); 41. Aquarel ‘Strijdtoneel uit de Tiendaagse Veldtocht, Kermt, 7 augustus 1831', A. von Geusau, 1835.

1995 42. Gevelplaat “Veloce-Club hasseltois 'Utile * Duld' - 2 mai 1892"; 43. Olieverfportret van Amoldus van Melbeeck op sterfbed, 17e E.; 44. Acryls van Ray Remans, 1989; 45. Pronkbeker J.-J.Thonissen, deels verguld zilver, P.Bruckmann & Söhne, Heilbronn, 1888; 46. Begijnenschotel, 1623, zilver, meesterteken: 3 zespuntige sterren in schild; 47. Vaste kunstwerken Herman Blondeel, Hugo Duchateau, Piet Stockmans in Museum Stellingwerff-Waerdenhof; 48. Schilderij ‘ Ijzel en mist", Djef Anten (1851-1913); 49. Aquarellen “Hasseltse water-molens, 1893/94”, Paul Marie Bamps (1862-1932); 50. Foto “Jongeman met badmuts”, gomdruk, 1/10, Jean Janssis; 51. Zilveren reliekhouder H.Hubertus, (1741-1742), Lambertus Hannosset, Antwerpen.

1996 52. Olieverfschilderij “Zegening van de Boerenkrijgers op de Grote Markt", 1899, Djef Swennen (1871-1905); 53. Olieverfportret N.G. Vaesen (1768-1864), 1819, M.G. Tleleman; 54. Vaandel “Kunstkring Alexis Pierloz Hasselt 1920", Hasselt; 55. Groepsportret “Leden v.d. Virga-Jessebroederschap bij haar beeld", 1709, olie op paneel; 56. Beiaardklavier, ca. 1752, Hasselt (?) [bewaard in het Stedelijk Beiaardmuseum Hasselt]; 57. De Hasseltse reus De Langeman, Melchior Tieleman, 1810; 58. 2 reflectoren; zilverbeslag op houten kern, Arnold Frederici, 1714; 59. De gouden kronen v.d. Virga Jesse, Auguste Levesque, 1867; 61. Schilderij “Blauw Tafereel", Pierre Cox (1915-1974).

1997 62. Portret Guillaume Claes, Judith Crollen (1898-1982) naar werk van M.G. Tieleman, 1957; 63. Kaart prinsbisdom Luik, 17e E., Henricus Hondius (1597-1651); 64. Lithografie 'Oude halte Luikersteenweg’, 1860, Charles Joseph Hoolans (Antwerpen, 1814); 65. Drieluik, 1989, Paule Nolens (°1924); 66. Soberheid, eenvoud en liefde, vier geometrische abstracte werken van Vincent Van Den Meersch (1912-1996); 67. Schild v.h. weversambacht, e. 17e - b. 18e E., Daniël van Vlierden (16511716); 68. Borstbeelden 10 Hasseltse burgemeesters, 1906, Emile Cantillon (1859-1917); 69. ‘Portret van mijn dochter Madeleine’ & 'Portret van mijn zoon José’, Jos. Damien (1879-1973); 70. Beeld Homo Sedens, Hub Baerten (°1945); 71. Beeld ‘O.-L.-Vrouw met Kind’, 1530-1540, Meester van Oostham.

1998 72. 'Panorama van Hasselt’, Steven Wilsens (°1937); 73. Portret Télémaque Claes (1831-1913), Tony Alain Hermant (1880-1939); 74. De Loonse muntslag in het kader v.d. monetaire internationalisering tijdens de middeleeuwen; 75. Speculaasplanken & 'Hasseltse speculaas’; 76. Wandtapijt "Euskadi: balladen en legenden”, 1985, Simone Reynders (°1924); 77. Schilderij 'Herfst - kasteel Henegauw”, 1946, Paul Hermans (1898-1972); 78. Prehistorische polijststeen, Sint-Quintinuskathedraal Hasselt; 79. Sierlijst “Oorlogsgesneuvelden Hasselt 1914-1918", nt. gedateerd, Hasselt, Auguste Blanckart (1878-1952), Sylvain Brauns (1890-1947), Joseph Antoon Jossa (1884-?); 80. Schilderij “Veldslag in een korenveld", 1864, Jules Van Imschoot (1821-1884).

1999 81. Litho's Hasselt gezien tussen 1960-1979, Jac. Leduc (°1921); 82. Het huis Stellingwerff (19e E)-Waerdenhof (17e E.); 83. Apparaten ontwikkeld en geproduceerd in de Philipsfabriek in Hasselt; 84. Hendrik van Veldeke, het genie van de hoofse literatuur (ca. 1140-ca.1200); 85. Córamiques Décoratives de Hasselt [1895-1954]: overzicht van de ronde reclame- en sierschotels van de voormalige keramiekfabriek in Hasselt; 87. Portret van Guillaume Stellingwerff (1841-1923); 88. Register “Co(e)mans”, handschrift, 1611; 89. Standaard voor de “ Maatschappij Minerva", 1871, W; Geefs (?) & G. Guffens.

2000 90. Schilderij ‘Portret van Dr. L Willems” (1822-1907), 1878, Godfried Guffens (1823-1901); 91. Maquette tweedekker Farman Type III, 1985; 92. Zespuntige “Ster” van de Roode Roos, 1627; 93. Litho “Gezicht op de Leopoldplaats”, ca. 1860, C. J. Hoolans; 94. ‘Analemmatische zonnewijzer” in de museumtuin, 2000; 95. Portret van Ridder Guillaume de Corswarem (1799-1884); 96. Pastel “Portret van mevrouw Leynen (1842-1920)’, 1919, G.J. Wallaert (1889-1954); 97. Keramieken sierschotel “Irissen’, ca. 1896-1905. 98. Banier “Société Royale de Musique et de Rhétorique”, 1858.

2001 99. Hasselts zilver: aanwinsten 1996-2000; 100. Schilderij “Stadspanorama van Hasselt", 1915, Jos. Damien (1879-1973); 101. Uithangteken “Tabakskarot”-, 102. Karikatuurtekeningen ‘ 10 Hasseltse figuren", Stef Vanstiphout (1931-1995). 103. Sporttrofeeën 118Linieregiment: “Coupe du Roi Albert’ & “Coupe Prince Léopold’ (2); 104. Affiche “ Ville de Hasselt, 1882, programme des fêtes qui auront lieu à l'occasion de la kermesse...”, 1882; 105. Staande klok met uurwerk, 1761, Joannes Augustinus (ca. 17351790), Hasselt; 106. Schilderij “Overhandiging van het vrijheidscharter door Graaf Arnold IV van Loon aan de stad H asselt, 1846, Godfried Guffens (1823-1901); 107. Affiche “KEMPO - bronnen en lim onaden’, Druk. E. Roose, Hasselt.

2002 108. Zes wandkleden over "Het Sacrament van Mirakel van Herkenrodef, 1917, Jos. Damien (1879-1973); 109. Portretten van de vier abdissen van Herkenrode: " Twee eeuwen, twee werelderf -, 110. Restauratieverslag “Rederijkerskraag De Roode Roos”; 111. Keramische vaas “ Ros Beiaard en de Vier Heemskinderen”, Simonne Reynders(1924-); 112. Keramische vaas in lusterglazuur, Céramiques Décoratives de Hasselt (1895-1954); 113. Ontwerptekening tegelpaneel ‘Tuin met vrouw'-, 114. Jaarkalender "CeysensRoose -1912"; 115. Affiche “Landbouwdagen 1900’.


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.