KIK 120. Vloertegels van de Herkenrodeabdij

Page 1

VLOERTEGELS VAN DE HERKENRODEABDIJ 2tegelpanelen; 13e-eeuwse tegeltjes, vindplaats: Herkenrode, keramiek en gips, door Roger Maes in gips gegoten. fragmenten van zeskantige majolicategels; 16e-eeuwse tegels, stijl: Antwerps plateel, vindplaats: Herkenrode, majolica in verschillende kleuren. inv. nrs. 2000.0101.00,2002.0132.00 en 1982.0099.00 schenkingen Roger Maes


Deze tegels zijn afkomstig van de archeologische site Herkenrode, meer bepaald uit de omgeploegde bodem waar ooit de kapittelzaal gelegen was en van de Demerboord ten oosten van de abdijmolen. Als gevolg van het jaarlijkse diepploegen werd het archeologisch archief drastisch toegetakeld door de scharen van de ploeg. Drie zeer belangrijke tegelgroepen verdienen onze aandacht:

1. Grote mozaïektegels Een eerste paneel is samengesteld uit 49 tegeltjes. In een vierkant paneel van 38 x 38 cm, zijn er 49 tegeltjes van 49 x 49 mm alternerend gelegd (dambordmotief), waarvan 25 bruine en 24 gele tegeltjes. Eén bruin tegeltje in het midden van het paneel draagt duidelijke sporen van een slibversiering in gele kleur.

2. Kleine mozaïektegels Een tweede paneel is eveneens samengesteld uit 49 tegeltjes. In een vierkant paneel van 26 x 26 cm, zijn er 49 tegeltjes van 32 x 32 mm alternerend gelegd (dambordmotief), waarvan 25 bruine en 24 gele tegeltjes. De witgele voeg komt vrij goed overeen met de kleur van de vroeger gebruikte mortelspecie.

3. Tegelfragmenten van majolica Een langwerpige zeszijdige tegel met resten van witte glazuur en zeer vage sporen van blauwe versieringen, afmetingen 205 x 84 x 22 mm. Twee halve tegels van dit model, met eveneens sporen van wit tinglazuur en blauwe versieringen. Eén fragment van dit tegelmodel van ongeveer % van de oorspronkelijke tegel, met eveneens blauwe kleursporen. Tenslotte, een fragment van een vierkante tegel van 1 2 x 1 2 cm, waarvan de kleuren vrij goed bewaard gebleven zijn.

4. Mozaïektegels - groot en klein formaat Wij monteerden twee tegelpanelen met elk 49 tegeltjes. Als grondstof voor deze tegeltjes gebruikte men kalkhoudende klei, wat duidelijk waar te nemen is bij een groot aantal tegelfragmenten. Op het loopvlak onderscheiden we twee belangrijke kleuren: Geel:

een doorzichtige loodglazuurlaag versterkt de kleur van de gebruikte grondstof (de vuilwitte kleisoort kleurt lichtgeel). Bruin: eerst werd de tegel bestreken met een laagje ijzerhoudende kleipap en vervolgens bedekt met een doorzichtige laag loodglazuur.

5. Grote mozaïektegels Deze geglazuurde tegeltjes zijn tamelijk zeldzaam en dateren uit de 14e eeuw. De afmetingen zijn 49 x 47 x 16,5 mm (gemiddelde waarde). Gezien de afmetingen van gebouwen - dus ook van tegelvloeren - werd gemeten in de ‘SintHubertusvoet’ (29,47 cm), kunnen we stellen dat er 25 (5 x 5) tegeltjes nodig waren per vierkante voet of 400 tegeltjes per m2 (20 rijen van 20 tegeltjes). Voor het leggen van deze tegeltjes had men tamelijk veel mortel nodig, omdat we hier een voeg hebben van 40m/m2 tegeltjes. Uit nader onderzoek van deze tegeltjes bleek dat ze breuksporen hebben aan twee zijkanten die


een hoek vormen van 90°. Diagonaal daarvan twee afgewerkte ‘gladde zijkanten’. Daaruit kunnen we afleiden dat deze tegeltjes per 4 stuks in een mal gevormd werden, gedroogd, gebakken, geëmailleerd, opnieuw gebakken en daarna gebroken in vier afzonderlijke tegeltjes. Bovenaanzicht

Zijaanzicht

S n ijs p o o r van het mes

16,5 Twee afgewerkte gladde zijkanten

Bela ngrijkste archeologische site van de mozaiektege!

f[

Kapel van het H. Sacrament

Vanaf 1532 lag hier de majolicavloer van Petrus Frans van ^/enedigen

'i

r

LJ

schaal 1/1


6. De tegelmal Deze tegelmal, een vierkant bakje van ongeveer 100 mm zijde binnenkant en een diepte van 16,5 mm, werd volgstreken met klei, goed aangeduwd en vervolgens afgestreken. In het midden van iedere zijkant was een verticaal gleufje voorzien. Na het droogproces kon de leerdroge klei dan met een mes of een dun latje verdeeld worden in 4 blokjes van 49 x 49 mm, maar niet tot beneden. Dit groepje van vier en vele honderden anderen werden aan de bovenkant bestreken met een papje loodoxide. De andere helft van de productie werd bestreken met een papje ijzeroxide en daarna met loodoxide. Vervolgens ging de productie de oven in voor het bakken van de tegels en het smelten van de glazuurlaag. Na dit bakproces bekwam men geelwitte en donkerbruine tegeltjes. Tenslotte brak men de grote tegel in vier gelijke tegeltjes. Vele eeuwen later vond een archeoloog deze tegeltjes op een omgeploegd veld, verzamelde zelfs de kleinste tegelfragmentjes, bestudeerde ze en herkende aan de vorm en de breuksporen het productieproces. 1A / 1 B / 2A / 2B: de vier mozaĂŻektegeltjes CD en EF zijn de verticale verdeelgleuven C

!

f /

1A

1B

1 A

k B F

r

2A

2B

/ \ D

Doorsnede A - B:

kleilaag


7. Kleine mozaïektegeltjes Deze geglazuurde tegeltjes zijn zeer zeldzaam. Ons paneeltje, bestaande uit 7 x 7 tegeltjes, heeft een oppervlakte van ongeveer één Sint-Hubertusvoet, en er zijn 784 tegeltjes nodig per vierkante meter. Voor het leggen van deze tegeltjes had men veel mortel nodig, omdat we een voeg hebben van 56m/m2. Deze tegeltjes dateren uit het begin van de 13eeeuw en zij behoren tot de oudste tegelvloer van de abdij. Uit een vergelijkend onderzoek van vele tientallen tegeltjes blijkt dat: 50% slechts één vlakke zijde heeft (1B / 1 C / 2D / 3D / 2A / 3A / 4B / 4C); 25% vier breukvlakken telt (2B / 2C / 3B / 3C); 25% twee vlakke zijkanten en diagonaal twee breukvlakken heeft (1A / 1D /4 A/ 4 D) . Hieruit kunnen we afleiden dat deze tegeltjes gevormd werden in een tegelmal van 13 x 13 c m . , verdeeld in 16 vierkantjes van 32,5 mm zijde. Deze tegelmal, eveneens een vierkant bakje van 17,5 mm diep, werd volgestreken met klei, goed aangedrukt en vervolgens afgestreken, gedroogd en verder afgewerkt zoals de andere mozaïektegels. In iedere zijkant van deze mal zijn er drie verticale gleufjes voorzien die een verdeling in 16 identieke tegeltjes mogelijk maakte. Bovenaanzicht

Zijaanzicht

32,5

31,5

I

w I si

m

ƒ

I

I

ƒ N ^

ii •17,5

Breuksporen aan drie zijkanten, slechts één afgewerkte zijkant bij 50% van deze tegeltjes


Bovenaanzicht van de tegelmal met 16 kleine mozaïektegeltjes (schaal 1/2):

E

1A

/

I

G

1C

1B

1D

K

L

2A

2B

2D

2C

M

N

3A

3B

3D

3C

0

P

4A

/ /

y

4B

F

4C

H

4D

|J !

i

\

\

Doorsnede A - B:

8. Majolicategels We beschikken over fragmenten van langwerpige zeshoekige tegels en één fragment van een vierkante tegel. Deze tegelfragmenten zijn louter toevalsvondsten, restanten van de uiterst waardevolle majolicavloer van Herkenrode, een begrip in de literatuur over tegels. De oorspronkelijke afmetingen van deze tegels bedroegen: - Voor de langwerpige zeshoekige tegel: 205 x 84 x 22 mm; - Voor de vierkante tegel: 120 x 120 x 22 mm. Typische kleuren voor dit luxe-aardewerk zijn wit, blauw, geel, oranjegeel, groen en mangaanviolet, afhankelijk van het gebruikte oxide. Deze tegels zijn getuigen van de bloeiperiode van de Antwerpse keramiek in de 16e eeuw.


Het legpatroon toont een prachtige vlakverdeling door alternering van vierkante en zeshoekige tegels. Per vierkante meter vloeroppervlakte had men 50 zeshoekige en 25 vierkante tegels nodig. Majolica of faience zijn beide namen die een duidelijke aanwijzing geven van de herkomst. Majolica is immers afgeleid van Mallorca, dat een belangrijke doorvoerhaven was voor aardewerk. Faience is een verbastering van Faenza, een stad in Noord-ltalië, waar een bloeiende keramische industrie gevestigd was. Door de Straat van Gibraltar brachten zeevaarders de producten van deze werkplaatsen naar het noorden, waar vooral Antwerpen een invoerhaven van betekenis was. De aangeboden koopwaar werd gretig gekocht en het is geen wonder dat een ondernemende Italiaan op het idee kwam zelf naar dat rijke afzetgebied in het hertogdom Brabant te gaan om er een werkplaats te stichten. Zo treffen we er Petrus Frans van Venedigen als bekende ‘gleijerspotmaker’ aan. Op 25 mei 1532 bestelde abdis Mechtildis de Lechy een nieuwe vloer van ongeveer 150 m2 voor het hoogkoor van de abdijkerk bij Petrus Frans van Venedigen in Antwerpen. Hij moest deze vloer leveren, goed verpakt in stro, vóór Pasen 1533. Majolicategels zijn zeer zeldzaam, omdat ze niet geschikt waren om te gebruiken als vloertegel. Door het betreden sleet de beschilderde glazuurlaag af en dan bleef er een gewone plavuis over. Vrij snel beperkte men zich vrijwel uitsluitend tot het maken van vaatwerk en wandtegels. Omdat de eerste majolicabakkers, in de Nederlanden ‘gleijbakkers’ genoemd, van huis uit Italianen waren, kregen hun producten vanzelfsprekend een Italiaanse vormgeving en decoratie. Dit is zeer duidelijk waar te nemen bij de tegels van Herkenrode.

9. Antwerpse tegels Van de vroegste Antwerpse tegelproductie is jammer genoeg maar heel weinig bekend. De vloertegels die Petrus Frans van Venedigen maakte voor de abdij zijn duidelijk afkomstig van een serieproductie op bestelling. De vloer bestond uit vierkante medaillontegels gedecoreerd met portretten en ornamenten, omgeven door zeskantige exemplaren gevuld met gestileerde bloemranken. Beide soorten zijn veelkleurig uitgevoerd. Deze tegels werden begin vorige eeuw opgebroken in het koor en voorlopig opgestapeld tegen de kerkmuur. Een deel van deze tegels is terechtgekomen in de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis in Brussel, een kleiner deel in Museum Boijmans-van Beuningen in Rotterdam. Zowel in Brussel als in Rotterdam bevinden zich in enkele velden een aantal uitsluitend in blauw uitgevoerde zeskantige exemplaren met Oosterse ornamenten. Mogelijk zijn deze exemplaren bij latere restauraties aan de koorvloer toegevoegd omdat ze totaal van de andere tegels afwijken. Ook deze tegels zijn zeer duidelijk in serie vervaardigd. De gekleurde Herkenrodetegels vertonen telkens weer andere bloemen binnen hetzelfde stramien. De meeste bloemen hebben zeer dikke omtreklijnen, anderen dan weer dunnere contouren. Deze laatste exemplaren vertonen ook een wat naturalistisch uiterlijk, wat later op de Noord-Nederlandse tegels de gewoonte zal worden. Majolica is een luxueuze aardewerksoort met een poreuze, geelbakkende scherf, bedekt met tinglazuur (tinhoudend loodglazuur). Tinoxide is een wit, zeer fijnkorrelig poeder dat slechts gedeeltelijk oplost in het loodglazuur. Het kleurloze loodglazuur wordt daardoor wit gekleurd. De majolicategels werden in een tinoxidehoudende loodglazuurpap ondergedompeld. De poreuze tegel werd zo bedekt met een dunne laag. Op deze vochtige glazuurlaag werd met een penseel met zeer snelle trekken de tekening aangebracht. Dit zeer snelle werken maakte dat iedere tegel uniek was. Elke lijn werd met vlotheid getrokken, correctie was uitgesloten en peuterwerk volledig uit den boze. Alvorens de geglazuurde en beschilderde stukken voor een tweede maal te bakken, bedekte men hen met een beschermende laag loodglazuur, waardoor de kleuren veel beter tot hun recht kwamen.


10.

Het legpatroon van de majolicategels

Vijf tegels vormen een paneel; in het midden de vierkante tegel met een afbeelding van een mannen­ of vrouwenhoofd, of een dier. De zeskante tegels die de vierkante tegel omkaderen waren beschilderd met rosassen, palmetten en velerlei bloemen. Deze laatste gewoonlijk in dubbele uitvoering, gedragen op spiraalvormige stengels aan de beide uiteinden van de langwerpige ruit. De Moorse invloed is duidelijk in de arabesken: een sierlijke mengeling van twijgen, bladeren en bloemen.

Foto’s van Gérard Massonnet, waarvoor hartelijk dank. Tegels van Herkenrode bewaard in de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis in Brussel.


11.

Termen en technieken uit de potten- en tegelbakkersateliers

Glazuur: Een glaslaagje met een hoog gehalte aan aluminiumoxide (AI203). Zoals iedere glassoort is het een mengsel van verschillende metaaloxiden en silicaten, soms boraten. Het bevat steeds een smeltmiddel dat een loodverbinding, bij voorkeur loodglit, een alkalizout of boorzuur kan zijn. Steunend hierop spreekt men van een koper-, kobalt-, mangaan- of antimoonglazuur. Glazuur werd als versiering en als slijtlaag aangebracht. Leemalazuur: Wordt gevormd door een ijzerhoudende leempap die sneller sintert en de tegel bruin of donkerpaars kleurt. Tinalazuur: Lood- en tinoxide gemengd in een bepaalde verhouding geeft na het bakken een ondoorzichtige witte laag. Het werd algemeen gebruikt voor de majolicategels. Een kalkhoudende klei (Doornikse) mocht hierbij niet ontbreken om een goede en haarscheurvrije hechting van het glazuur op de scherf te bekomen. Loodalazuur: Bestaat eigenlijk uit een mengsel van zuivere fijne klei met loodglit als smeltmiddel. Het heeft een laag smeltpunt, is transparant met een gele tint en laat de kleur van de scherf doorschijnen, een lichtbruine tegel wordt er glanzend bruin door. Het groene glazuur is van dezelfde samenstelling doch met toevoeging van koperoxide (koperglazuur). Kleuren: De natuurlijke kleur van de klei gaf reeds heel wat mogelijkheden, vooral als men twee soorten klei gebruikt waarvan de kleur verschillend is. Roodbakkende tegels zijn het resultaat van een kleisoort die veel ijzeroxide bevat en een bakprocédé waar veel zuurstof werd toegevoerd met de blaasbalg. Toevoeging van loodantimonaat Pb3(Sb04)2gaf een mooie gele kleur. Kobaltoxide werd algemeen gebruikt om blauw te bekomen. Al deze kleuren moesten zo gebruikt worden dat de glazuren bij het bakproces één werden met de tegel. Elke kleurstof heeft echter haar eigen smeltpunt, zodat veelkleurige tegels meermaals in de oven moesten en in een welbepaalde volgorde. De kleurstof met het hoogste smeltpunt eerst. Uiteraard behoorden de diverse stookprocédés en kleurmengingen tot de geheimen van de tegelbakkers. Rinaeloortechniek: Slibversiering aangebracht op de tegel met behulp van een holle koehoorn of bakje met tuit. Slib: Met water verdunde fijne klei, om figuren aan te brengen op het te bakken voorwerp.

12.

Sporen van tegelbakkersactiviteiten op het domein Herkenrode

Caerte figurative des edel clooster van Herkenrode (1670): In opdracht van Anna Catharina de Lamboy werkte de Aalsterse landmeter Peeter Meysman 16 jaar om een kadaster samen te stellen van alle abdijgoederen. Dit meet- en studiewerk resulteerde uiteindelijk in vijf lijvige boekdelen met prachtige detailkaarten van abdijgoederen die verspreid waren over heel het graafschap Loon. Het eigenlijke abdijdomein omvatte 164


plaatsnamen, genummerd en beschreven door Meysman. Deze plaatsnamen weerspiegelen zeer duidelijk de landbouw-, bosbouw- en ambachtelijke activiteiten van de cisterciënzers. -

Plaatsnamen als blijvende getuige: Perceelnummer 97: ‘Steenhovenweyde’: Deze plaatsnaam komt voorop het grondgebied van de deelgemeente Kuringen, gelegen langs de Stevoortse kiezel ter hoogte van het kasteel van Bideux. Hier bevond zich eeuwen geleden een veldoven om bakstenen, pannen en tegels te bakken. In deze omgeving vlakbij het Herkenrodebos vond men voldoende brandstof voor de veldoven. Tevens liggen hier kleilagen aan de oppervlakte die bruikbaar waren voor de steenovenproductie van baksteen, pannen of tegels. Perceelnummer 110: ‘ Tichelrijebosch': Deze plaatsnaam komt eveneens voor langs de Stevoortse Kiezel, vrij dicht bij de ‘Steenhovenweyde’. In tegenstelling tot de vochtige plaats ‘Steenhoveweyde’ is ‘Tichelrijebosch’ gelegen op een heuvelkam, die de natuurlijke waterscheidingslijn vormt tussen het Demer- en het Herkbekken. Deze natuurlijke hoogte ligt op ongeveer 40 meter boven de zeespiegel en was destijds een uitstekende droogplaats voor de producten van de veldoven.

Bibliografie Annaert, Rica en Jacobs, Veerle Graven naar graven, Het ‘Prinsenhof’ te Kuringen, residentie van Loonse graven en prinsbisschoppen, 1990. van de Casteele, K. Beknopte gids voor de abdij Ter Duinen en haar museum, 1994. Claassen, A. Het verschijnsel aardewerk, O.L.L. jaargang XXXI, 1976. Claassen, A. Middeleeuws en laatmiddeleeuws aardewerk van de Achelse Tomp, Drukkerij Gijsemberg, Eisden - Maasmechelen, 1986. Clarijs, Petra Een huis vol tegels, Uitgeverij Contact N.V. Amsterdam, 1970. Coenen, J. De vloer van Herkenrode, O.L.L. 1952. Time Life De kruistochten, Time Life Boeken, Amsterdam, 1989. Dingeman Korf Tegels, De Haan - Haarlem, 1979. Gullentops, F. en Wouters, L. Delfstoffen in Vlaanderen, Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap Departement E W B L 1996, blz. 29-48.


van de Konijnenburg Herkenrode oord van herbronning - Huize Herkenrode Hasselt - Kuringen, 1986, Deel II: Herkenrode een archeologische site - Archeologie, een complementaire discipline bij restauratie. Ons Heem Tegelnummer, J.G. XV, 5-6,1961, blz. 176. s.n. Stad in Vlaanderen - Cultuur en Maatschappij 1477-1787,1995, blz. 420. Timmers, J.J.M. De glorie van Nederland, 1989. Van Nieuwenhuizen, Karei Antiek herkennen - aardewerk en porselein, 1995. Nicaise, H. Een Antwerpsch glasschilder in de abdij van Herckenrode, Antwerpse Oudheidkundige Kring, 12eJaarboek, Antwerpen, 1936, blz. 58-59.


tekst:

Roger MAES

foto’s:

Stedelijke Fotodienst & Roger MAES

copyright:

Stedelijk Museum Stellingwerff-Waerdenhof Maastrichterstraat 85, B-3500 HASSELT tel. 011-24 10 70 fax 011-26 23 98 e-m ail: stellingwerffwaerdenhof@hasselt.be

In dezelfde reeks verschenen: 1991:

1. Olieverfportret M.-H. van Beieren, 2de h. 17e E.; 2. Catharinapaneel oude handboogkamer, e. 17e - b. 18e E.; 3. Lusterglazuurvaas keramiekfabriek, tss. 1895

en 1914; 4. Blazoen rederijkerskamer ‘De Roode Roos’, D. Van Vlierden, ca. 1700; 5. Olieverfschilderij ‘Week-end’, L. Pringels, 1950; 6. Zilveren reliekostensorium, F. Jans Burduin Gent & I.F. Frederici Hasselt, 1703; 7. Kledingsstel Virga-Jessebeeld, 1689 - 1863 - 1901; 8. Olieverfschilderij ‘De Grote Markt’, J.N. Grauls, 1863; 9. Rijksdaalder G. van Groesbeeck, Hasselt, 1568; 10. Kaartiandschap paalstenen tss. Hasselt en Zonhoven, 1661 en 1666?

1992: 11.

Schilderij 'De Grote Man', F. Minnaert, 1983; 12. Mirakelprent O.-L.-V. Virga Jesse, R. Van Orley, wsch. 1689; 13. Zilveren wierookvat, J. Vinckenbosch, Hasselt,

19e E.; 14. Kaart Midden-en Zuid-Limburg, L. Capitaine, 1795; 15. Lederen Hasseltse brandblusemmer (1782) en vuurhaak; 16. Zilveren reliekhouder H. Barbara, ca. 1702; 17. Portret abt Eucherius Knaepen, P.J. Verhaghen, 1792; 18. Studiocamera 18/24, ca. 1920; 19. Olieverfschilderij ‘Het bos’, Djef Anten (1851*1913); 20. Juweel, zgn. ‘reukappel’Virga-Jessebeeld, e. 16e - b. 17e E.; 21. Schilderij ‘O .-L-Vrouw met Kind’, Antwerpse paneelmerken, 1ste h. 17e E.

1993: 22. Liturgische gewaden St-Vedastus

Hoepertingen, 1ste h. 16e E.; 23. Mirakelprent H. Sacrament Herkenrode, Hasselt, P.F.Milis, 1854; 24. Gevelsteen “Den Soeten

Naeme Jezus", 1664 (Hasselt); 25. Set van 4 vazen, Piet(er) Stockmans (°1940); 26. Portret Ulysse Claes (1792-1880), G. Guffens (1823-1901); 27. Sacraments-ostensorium of “monstrans van Herkenrode", Parijs, 1286; 28. Schilderij ‘Strandtafereel’, 1930, Jos.Damien (1879-1973); 29. Gezicht op Hasselt naar Remacle Le Loup, 18e E., kopergravure; 30. Beeld “Heilige Cecilia”, 1530-1540; 31. Barokke zonnemonstrans, N. Sigers & S. Vander Locht, Hasselt, 1669.

1994: 32.

Biechtstoel, Brabants atelier, 1664; 33. Uurwerken v.d. Hasseltse uurwerkmaker Leonard Joosten (1762-1849); 36. Gouache ‘De Meukes', ca. 1890, Paul Marie

Bamps (1862-1932); 37. Kroningsprent 0.-L.-V. Virga Jesse, Parijs, Lith.Fabre, 1867; 38. Het H asseletum en de H isto ria Lossensis, 2 historische werken v. Joannes Mantelius (1599-1676); 39. Litho “Heusden 2”, uit reeks (5) Heusden, Herman Gordijn, 1992; 40. Ontwerp voor “Overhandiging...” muurschildering Beurs Antwerpen, olie op doek, G. Guffens (1823-1901); 41. Aquarel 'Strijdtoneel uit de Tiendaagse Veldtocht Kermt, 7 augustus 1831’, A. von Geusau, 1835.

1995: 42.

Gevelplaat “Veloce-Club hasseltois 'Utile * Dulci’ - 2 mai 1892"; 43. Olieverfportret van Arnoldus van Melbeeck op sterfbed, 17e E.; 44. Acryls van Ray Remans,

1989; 45. Pronkbeker J.-J.Thonissen, deels verguld zilver, P.Bruckmann & Söhne, Heilbronn, 1888; 46. Begijnenschotel, 1623, zilver, meesterteken: 3 zespuntige sterren in schild; 47. Vaste kunstwerken Herman Blondeel, Hugo Duchateau, Piet Stockmans in Museum Stellingwerff-Waerdenhof; 48. Schilderij “IJzel en mist”, Djef Anten (1851-1913); 49. Aquarellen ‘ Hasseltse water-molens, 1893/94”, Paul Marie Bamps (1862-1932); 50. Foto “Jongeman met badmuts” , gomdruk, 1/10, Jean Janssis; 51. Zilveren reliekhouder H.Hubertus, (1741-1742), Lambertus Hannosset, Antwerpen.

1996: 52. Olieverfschilderij “Zegening van de

Boerenkrijgers op de Grote Markt” , 1899, Djef Swennen (1871-1905); 53. Olieverfportret N.G. Vaesen (1768-1864), 1819, M.G.

Tieleman; 54. Vaandel “Kunstkring Alexis Pierloz Hasselt 1920”, Hasselt; 55. Groepsportret “Leden v.d. Virga-Jessebroederschap bij haar beeld”, 1709, olie op paneel; 56. Beiaardklavier, ca. 1752, Hasselt (?) [bewaard in het Stedelijk Beiaardmuseum Hasselt]; 57. De Hasseltse reus De Langeman, Melchior Tieleman, 1810; 58. 2 reflectoren; zilverbeslag op houten kern, Arnold Frederici, 1714; 59. De gouden kronen v.d. Virga Jesse, Auguste Levesque, 1867; 61. Schilderij “Blauw Tafereel” , Pierre Cox (1915-1974).

1997: 62.

Portret Guillaume Claes, Judith Crollen (1898-1982) naar werk van M.G. Tieleman, 1957; 63. Kaart prinsbisdom Luik, 17e E., Henricus Hondius (1597-1651); 64.

Lithografie ‘Oude halte Luikersteenweg’, 1860, Charles Joseph Hoolans (Antwerpen, 1814); 65. Drieluik, 1989, Paule Nolens (°1924); 66. Soberheid, eenvoud en liefde, vier geometrische abstracte werken van Vincent Van Den Meersch (1912-1996); 67. Schild v.h. weversambacht, e. 17e - b. 18e E., Daniël van Vlierden (1651-1716); 68. Borstbeelden 10 Hasseltse burgemeesters, 1906, Emile Cantillon (1859-1917); 69. ‘Portret van mijn dochter Madeleine’ & 'Portret van mijn zoon José’, Jos. Damien (1879-1973); 70. Beeld Hom o Sedans, Hub Baerten (°1945); 71. Beeld ‘0.-L.-V rouw met Kind’, 1530-1540, Meester van Oostham.

1998: 72.

'Panorama van Hasselt’, Steven Wilsens (” 1937); 73. Portret Télémaque Claes (1831-1913), Tony Alain Hermant (1880-1939); 74. De Loonse muntslag in het kader

v.d. monetaire internationalisering tijdens de middeleeuwen; 75. Speculaasplanken & 'Hasseltse speculaas'; 76. Wandtapijt "Euskadi: balladen en legenden’ , 1985, Simone Reynders (“ 1924); 77. Schilderij 'H erfst - kasteel Henegauw', 1946, Paul Hermans (1898-1972); 78. Prehistorische polijststeen, Sint-Quintinuskathedraal Hasselt; 79. Sierlijst "Oorlogsgesneuvelden Hasselt 1914-1918’ , nt. gedateerd, Hasselt, Auguste Blanckart (1878-1952), Sylvain Brauns (1890-1947), Joseph Antoon Jossa (1884-?); 80. Schilderij “Veldslag in een korenveld’ , 1864, Jules Van Imschoot (1821-1884).

1999: 81.

Litho’s H asselt gezien tussen 1960-1979, Jac. Leduc (” 1921); 82. Het huis Stellingwerff (19e E)-Waerdenhof (17e E.); 83. Apparaten ontwikkeld en geproduceerd

in de Philipsfabriek in Hasselt; 84. Hendrik van Veldeke, het genie van de hoofse literatuur (ca. 1140-ca.1200); 85. C éram iques D écoratives de H asselt [1895-1954]: overzicht van de ronde reclame- en sierschotels van de voorm alige keram iekfabriek in Hasselt; 87. Portret van G uillaum e S tellingwerff (1841-1923); 88. Register *Co(e)m ans', handschrift, 1611; 89. Standaard voor de ‘ Maatschappij Minerva’ , 1871, W; Geels (?) & G. Guffens.

2 0 0 0 : 90. Schilderij ’ P ortret van Dr. L WiltemsT (1822-1907), 1878, Godfried Guffens (1823-1901); 91. M aquette tw eedekker Farm an Type III, 1985; 92. Zespuntige ‘ S te r van de Roode Roos, 1627; 93. Litho “G ezicht op de Leopoldplaatd, ca. 1860, C. J. Hoolans; 94. “A naiem m atische zo n n e w ijze r in de museumtuin, 2000; 95. P o rtre t van R idder G uillaum e de C oisw arem (1799-1884); 96. Pastel ‘ P o rtre t van m evrouw Leynen (1842-1920f , 1919, G.J. W allaert (1889-1954); 97. Keramieken sierschotel 'Iris s e rf, ca. 18961905. 98. Banier “S ociété R oyale de M usique e t de R hétoriquei, 1858.

2 0 0 1 : 99. Hasselts zilver: aanwinsten 1996-2000; 100. Schilderij “S tadspanoram a van H asselT, 1915, Jos. Damien (1879-1973); 101. Uithangteken T a b a kska ro t, 102. Karikatuurtekeningen ‘ 10 H asseltse fig u re n ', Stef Vanstiphout (1931-1995). 103. Sporttrofeeén 11*Linieregiment: 1Coupe du R o i A lb e rt" & "Coupe P rince Léopold" (2); 104. Affiche ‘ V ille de H asselt, 1882, program m e des fêtes q u i a uron t lie u à l'occasion de ia kerm esse...", 1882; 105. Staande klok met uurwerk, 1761, Joannes Augusünus (ca. 1735-1790), Hasselt; 106. Schilderij ‘ O verhandiging van h e t vrijhe id scha rte r d oo r G ra a l A rn o ld IV van Loon aan de stad H a sse lt, 1846, Godfried Guffens (1823-1901); 107. Affiche ‘ KEM PO - bronnen en lim onaden", Druk. E. Roose, Hasselt.

2 0 0 2 : 108. Zes wandkleden over ‘ H e t S acram ent van M irakel van Herkenrode", 1917, Jos. Damien (1879-1973); 109. Portretten van de vier abdissen van Herkenrode: “ Twee eeuwen, twee w erelden', 110. Restauratieverslag ‘ R ederijkerskraag D e Roode Rood1', 111. Keramische vaas “R os B eiaard en de V ie r Heem skinderen’’, Simonne Reynders(1924); 112. Keramische vaas in lusterglazuur, C éram iques D écoratives de H asselt (1895-1954); 113. Ontwerptekening tegelpaneel T u in m e t vrouw ', 114. Jaarkalender CeysensRoose, 1912; 115. Affiche ‘Landbouwdagen 1900'; 116. Schilderij 'Vlaggen', Jac. Leduc (*1921);

2003: 117. Sculptuur ’lcarus!, Robert Vandereycken

(“ 1933); 118. Het Hasselts muzikaal verleden van 1910-1960; 2 lu xepartituren, Albert Lefebvre (1886-1953); 119. Affiche

‘ L angem ansbier, P. Bamps (1862-1932), M. Ceysens (1833-1927) en F. Roose (1843-1913).


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.