KIK 123. Lino’s en litho’s door Henri Van Straten

Page 1

KUNST

HENRI VAN STRATEN (1892-?)

Litho ‘Man m et gitaar op bank’, 4/4; gesigneerd rechtsonder; papier; h .2 2 ,5 x b . 16 cm.

inv. nr. 1993.0025.00 schenking dhr. Jet Arras, mei 1993


Henri Van Straten volop in de kijker Op 7 september 1944 verdwijnt de Antwerpse graficus-schilder Henri Van Straten bij de bevrijding van Merksem. Zoveel jaren nadien blijft dit een onopgeloste zaak. Samen met dit geheimzinnig en spoorloos verdwijnen zijn er nog veel aspecten van zijn indrukwekkend oeuvre onvoldoende breed bekend. Hiernavolgend worden de sfeer en de omstandigheden geschetst waarin een uitzonderlijk kunstenaar zijn wortels vindt... Henri Van Straten (°1892) vlucht na de val van Antwerpen in 1914 als pas afgestudeerde academiestudent-soldaat naar Nederland waar hij tot 1918 verblijft, hetgeen achteraf gezien belangrijk geweest is voor zijn artistieke evolutie. Dat hij er toen reeds met het vooroorlogse Duits expressionisme kennis maakt is duidelijk te merken aan de rauwe expressionistische lijnvoering van o.a. zijn eerste suite linosneden ‘L’apres-midi d’un faurf uit 1918, nog gesneden in Nederland, en vooraleer hij in 1919 de jonge Antwerpse avant-gardegroep Lumière vervoegt. Zijn actief lidmaatschap is van aard om hem snel tot huisillustrator van het tijdschrift Lumière te promoveren. Na deze eerste periode van een onrustig expressionistisch zoeken (1919-1922) lonkt hij overduidelijk naarde gematigde Duitsers Hans Orlowski en Max Pechstein die hij via de Lumièretentoonstellingen te Antwerpen leert kennen. De kennismaking met het werk van Frans Masereel zal voor hem een betekenisvolle ontdekking zijn. Vanaf 1925 zal Henri Van Straten een eigen stijl ontwikkelen die hem tot een van de oorspronkelijkste en hierdoor tot een van de belangrijkste xylografen van zijn tijd zal maken. Vrije linosneden, suites en blokboeken, en talrijke boekillustraties zien in de periode 1920-1930 het licht en getuigen van een spirituele geest die in nauwe betrokkenheid met het maatschappelijk leven van de metropool, de zelfkant van de samenleving in zwart-wit weet te synthetiseren tot hoogtepunten van artistieke schepping. Henri Van Straten geeft een treffend plastisch beeld van de ongeremde levensdrift die na de wereldoorlog vooral in de grootsteden hoogtij viert. Niet alleen cabaret en variété worden spetterend in beeld gebracht; ook de dagdagelijkse realiteit van de kleine man evenals maatschappelijke fenomenen zoals de landverhuizers die via Antwerpen een nieuw bestaan zoeken worden bekijvend in beeld gebracht. Sterk in de ban van de Franse schilder Henri Le Fauconnier, met wiens werk hij in Nederland in contact kwam, schildert Henri Van Straten na enkele kubistische landschappen (1919-1920) vooral sensueel expressionistische naakten in donkere kleuren gekruid met giftige kleuraccenten. In 1932 verhuist hij echter van de levendige grootstad naar het eenzame Heide-Kalmthout. Hij noemt zijn bescheiden bungalow met atelier “de Geuzenback”, verwijzend naar de plaatselijke legerplaats van Willem van Oranje in de 16e eeuw. Deze naamkeuze is voor hem eveneens een symbolisch credo, iets als de geuzenlijfspreuk “jusqu’à porter la bésace” die hij meermaals in zijn eigen wapenschild verwerkt. Het is alsof in deze definitieve keuze tussen stad en platteland zich voor hem een nieuwe wereld opent. De kunstenaar is dan een gelukkiger veertiger die met vrouw en zoon in alle opzichten natuurverbonden leeft. Ook uit zijn artistieke productie blijken zijn onconventionele opvattingen; hij tekent veel naar model in dit natuurlijke decor, en hij vindt er zijn inspiratie in de voorbijtrekkende zigeuners en op avontuur beluste vakantiegangers. In 1937 gaat Henri Van Straten op het aandringen van zijn vrienden in om zijn virtuoze tekenstijl in de lithografische techniek uit te testen. Hij gebruik geen traditionele lithostenen doch geprepareerde zinken platen waarmee hij zinkografieën maakt. Materieel gaat het hem alsmaar minder goed. Hij ontloopt een leraarsbenoeming aan de Antwerpse academie, en de nakende oorlogsdreiging vermindert de inkomsten uit de al schaarse verkoop en de geslonken boekillustratie-opdrachten. Frank Van den Wijngaert zegt in dit verband: “Onder onze xylografische Vijf (Jan en Jozef Cantré, Frans Masereel, Joris Minne en Henri Van Straten) was hij een vooraanstaande figuur, doch zijn volslagen gebrek aan praktische zin en hartsgrondige afschuw van elke vorm van publiciteit waren de oorzaak dat hij, die nochtans de voorkeur van vele fijnproevers had, de minst bekende onder hen was.” Henri Van Straten wil de oorlog overleven als tijdelijk ambtenaar op de Nationale Dienst voor


Arbeidsbemiddeling, spoedig door de bezetter omgevormd tot het Arbeitsamt. Roger Avermaete is hieromtrent zeer duidelijk: “Gedurende de oorlog was hij werkzaam in een van de talloze organismen die in het leven waren geroepen om zogezegd de Nieuwe Orde te dienen. Zeker niet uit politieke overwegingen, want die had hij duidelijk niet, maar om zijn brood te verdienen. Hij was in de grond een volslagen anarchist, doch een van een zeer minzame soort, alleen bekommerd om zijn eigen innerlijk leven te beschermen.” Een zonnig punt in deze sombere tijd is zeker de artistieke erkenning van zijn uitzonderlijk talent door de aankoop van een groot aantal linosneden en zinkografieën voor de Koninklijke Bibliotheek en Prentenkabinet te Brussel. Het einde van de oorlog zal voor Henri Van Straten een dramatische wending nemen. Te midden van de overhaaste bevrijding van Antwerpen verdwijnt hij spoorloos, hetgeen totnogtoe vele gissingen en verhalen in stand houdt. Politieverslagen en getuigenissen laten toe hem te volgen tot op 7 september 1944 rond 7u30 bij een architect-academievriend op de Bredabaan te Merksem, van waar hij richting Kleine Bareel en Heide-Kalmthout trok. Is hij het slachtoffer geworden in zijn poging door de Duitse verdediging aan het Albertkanaal te geraken, of in fatale moeilijkheden geraakt wegens zijn werkzaamheden op het Arbeitsamt? Nooit is zijn stoffelijk overschot gevonden. Op 10 maart 1952 wordt een officiële verklaring van vermoedelijk overlijden afgeleverd door de overheid. Henri Van Straten is vanaf 1960 terug in de artistieke belangstelling gekomen dankzij de vele groepstentoonstellingen van de Vijf, waarin hij met glans de vergelijking doorstaat met Jan en Jozef Cantré, Frans Masereel en Joris Minne. Hij blijkt niet alleen een uitzonderlijk vertegenwoordiger van zijn tijd te zijn. Als het ware een Renaissancekunstenaar is hij opvallend literair geïnspireerd, en levert hij technisch hoogstaand vakmanschap, steeds gekruid met een relativerend cynisme en een universele menslievendheid. Deze universele plastische taal maakt zijn kijk op het gewone zo aangenaam verstaanbaar, als het grote geheim van zijn kunst.

Houtsneden De literaire betrokkenheid van Henri Van Straten weerspiegelt zich niet alleen in talrijke boekillustraties, blokboeken en suites. Ook in de vrije bladen weet de kunstenaar de geest van de eigentijdse literatuur treffend te vatten. Verwezen wordt naar de houtsneden ‘Vriendinnen’ en ‘Zittend Naakt’ uit 1921 geïnspireerd op ‘Les Amies’ van Paul Verlaine, erotische sonnetten onder het pseudoniem Jablo de Herlagnez, te Brussel uitgegeven in 1867. Sprekende voorbeelden hiervan zijn ook de houtsneden ‘La Garçonne’ (zie afbeelding hiernaast), ‘Bokser’, ‘Spaanse Danseres’ en ‘Negerdanser’ uit 1924 geïnspireerd op de schandaalroman ‘La Garçonne’ (1922) van Victor Margueritte, evenals de prachtige losse bladen ‘Zonzon-Pépette’ (zie afbeelding blz. 5) uit 1925 naar het boek van André Bâillon in 1923, ‘Miss Mary’ uit 1931 naar verhalen van Geo de la Violette uit 1924-28 en ‘Maria Lecina’ uit 1937 naar de bekende ballade uit 1932 van Werumeus Buning. Henri Van Straten verstaat de kunst een letterkundig gegeven plastisch te vertalen zonder er aan ondergeschikt te blijven. Eigentijdse literatuur werkt inspirerend. Ook houtsneden zoals de ‘Javaanse danser Keleno’ en ‘Russische dansers’ uit 1925 zijn geïnspireerd op de culturele aanwezigheid van uitheemse volkskunst in een internationale havenstad; Van Straten kende persoonlijk de in Antwerpen verblijvende Javaanse danser Soerjowinoto.


De stijlevolutie naar het expressionisme tekent zich bij Henri Van Straten reeds af rond 1917 hetgeen blijkt uit de portretten van zijn vrienden, de beeldhouwer Edward Jacobs en de Bussemse uitgever Cornelis Van Dishoeck. Terug te Antwerpen zal hij vanaf 1919 tot 1921 houtsneden maken die in hun onrustige en nadien brutale lijnvoering nauw aansluiten bij het Duits expressionisme. Opvallend hierin is de grillige zwarte lijntekening op een witte ondergrond. Spoedig zal Henri Van Straten zich realiseren dat de oorspronkelijke houtsnede in feite juist het tegenovergestelde is van een tekening, namelijk niet zwart op wit doch wel wit op zwarte ondergrond. De voorstelling, als het ware geboren uit het zwarte vlak staat of valt met een uitgebalanceerde oppositie tussen wit en zwart. Hierin schuilt de essentie van de vernieuwing van de houtsnede in West-Europa einde 19e - begin 20e eeuw. Hieromtrent heeft de kunstenaar duidelijke ideeën hetgeen blijkt uit volgende uitspraak uit 1927: “Ik heb geen vooroordelen aangaande het gebruikte materiaal; men mag snijden in hout of linoleum en dit met guts, burin, een stukje glas, een oud scheermes of een spijker: alleen van het resultaat hangt de waarde af, de druk mag dan op Japansch- of op krantenpapier zijn. Even groote vrijheid sta ik toe voor wat de opvatting betreft: Westersche of Oostersche traditie, ismen, dogma’s, uit zwarte vlakken, lijn, toon, volumen, alles wel; het resultaat wettigt de middelen. Technisch echter sluiten impressionisme en houtsnede elkander uit. In houtsnede nochtans onderwerp ik mij aan een strenge discipline, omdat ik meen dat stijl slechts te bereiken is door het volgen der bij deze techniek passende methode. Teekening geeft zwarte lijn of zwart vlak op witten grond; houtgravuur geeft witte lijn of wit vlak op zwarten grond. Daaruit partij weten te trekken is de basis der techniek. Als reproductiemiddel heeft de houtgravuur haar rede van bestaan verloren, betere mogelijkheden bestaan daartoe, zij moet dus nog behandeld worden voor haar bijzondere artistieke eigenschappen. Op voorhand klaargemaakte teekening leidt tot stijllooze houtsnede. De teekening mag enkel document zijn. De houtsnee-teekening moet gansch uit het snijmateriaal voortvloeien. Naïef, rustiek, populair (in folkloristische zin) behandelde teekening heeft gauw een houtsneeallure; op dit gebied bestaat er ook veel technisch zuiver werk; de mannekensbladen zijn een niet te verwaarlozen schakel in de geschiedenis der houtsneekunst. Een teekenvirtuoos zal echter veel moeite hebben zich het dwangbuis der houtsnede aan te trekken, doch zoo het hem gelukt zich “dienstbaar” te maken en de houtgravuur niet te verkrachten zal zijn werk dat van folkloristischen aard verre overtreffen..” Hij zal na enkele overgangsexperimenten in 1922 en na een beïnvloeding door Frans Masereel zich een persoonlijke opvatting vormen over een eigentijdse houtsnede. Kenmerkend zijn in die periode buiten de sociale inslag van de behandelde thema’s en het stedelijk decor waarin zij zich afspelen vooral de scherpe en strakke lijnen en vlakken in een evenwichtige zwartwit-verhouding, evenals de stervormige omkransing van de hoofdpersonages. De aanzet tot de grootste periode in zijn werk is de stilistische beïnvloeding van de Japanse houtsneden zoals vast te stellen is in het vierluik ‘La Garçonne - Bokser - Spaanse danseres Negerdanser’ uit 1924, evenals in de onuitgegeven boekillustraties ‘Doppelsehnsucht’ uit 1924 en zelfs de boekillustraties van ‘De Pastoor uit den Bloeyende Wijngaerdt’ uit 1923. Tot volle ontplooiing komt Henri Van Straten rond 1925, een jaar waarin hij o.a. de bekende prenten ‘Zelfportret’ (zie eerste afbeelding op titelblad), ‘Don Juan’, ‘Music-hall’, ‘Stepdansers’ en ‘ZonzonPépette’ zal snijden. In 1926 vervolgt dit met hoogtepunten zoals ‘Negro-canaille’, ‘Meisje met fetisjen’, ‘Hoogstraat’, ‘Straatmuzikanten’ en ‘Landverhuizers’. Ook in bladen die hij nadien zal snijden blijven het scènes uit het stads- en havenleven die zich aan de zelfkant van het maatschappelijk bestaan en in de sfeer van de uitbundige twintiger jaren afspelen. Niet alleen het nachtelijk amusement en het exotisme, doch eveneens de sociale context waarin het leven van iedere dag zijn bestaan vindt, wordt door Henri Van Straten tot een universeel gegeven boven de anekdotiek van de Antwerpse plaatsgebondenheid getild. De kunstenaar sublimeert deze levenskracht o.a. ook in een ‘Kruisweg’, een veertiendelige suite die hij naar 1926 transponeert waarin Christus weer gekruisigd wordt doch nu door het burgerdom van die tijd. Technisch heeft de kunstenaar een maturiteit verworven die hem met kop en schouder boven vele


tijdsgenoten verheft. Het soepele linoleum verdraagt zijn scherpe snede; alle stijfheid wordt met zwier omgebogen, de materie lost zich op in de schepping. Compositorisch weet de kunstenaar zich handig van een aantal terugkerende decoratieve elementen te bedienen zoals textielpatronen in de vorm van zonnebloemen, zoals muziekinstrumenten met een voorkeur voor banjo’s, zo ook negerfetisjen en andere exotische elementen. Ook zal hij zichzelf met regelmaat te midden van deze wereld met een ironiserende knipoog portretteren, o.a. in ‘Zelfportret’ (1925), ‘Moedertje Rusland’ (1927) en ‘De Zeiler’ (1931). Hij beweegt zich door toevoeging van een minimum aan decoratieve elementen en arceringen soepel als een koorddanser in een voortdurend spel tussen directe expressie en milderende decoratie. Gedurende de dertiger jaren is deze felheid in zijn werk erg gemilderd. Sedert zijn vast verblijf vanaf 1933 te Heide-Kalmthout heeft zijn thematiek een eerder verhalend karakter gekregen. Tegen het einde van de dertiger jaren kondigt zich een veelbelovende tegenreactie aan. In bladen zoals ‘Maria Lecina’, de ‘Goochelaar’ en de ‘Kaartlegster” uit 1937 concentreert Henri Van Straten zich weer op een afgelijnd thema. Ook in het blokboek ‘Ballade’ (1939) naar François Villon herwint hij op een meesterlijke wijze zijn gave tot synthetiseren. In de oorlogsjaren 1942 herschrijft hij als het ware zijn vroeger credo in prenten zoals ‘Maria Magdalena’, de ‘Zachtmoedigen’ en de ‘Eenvoudigen van geest’. Zij zijn een belijdenis van geloof in vaste waarden, anderen dan de heersenden, een manifeste afkeer van de hem omringende hypocrisie, een verheerlijking van het pacifisme en een natuurverbonden levensstijl. Zijn in 1924 hernomen ‘Zelfportret 1925’ is dan ook te zien als een sym bolische daad. W anneer Henri Van Straten in het najaar 1944 door oorlogsomstandigheden verdwijnt, wordt een boeiende evolutie waarvan men de richting duidelijk aanvoelt abrupt in haar groei afgebroken.

Lithografieën (voorbeeld: zie tweede afbeelding op titelblad) Henri Van Straten heeft een volledige inventaris van zijn lithografieën nagelaten. Dit inventarisboek vangt aan in 1937 en is op meerdere punten ook een onmisbaar instrument in


het leren kennen en situeren van de omstandigheden waarin de kunstenaar werkt, met wie hij op dat ogenblik in relatie staat, welke de appreciatie is voor dit werk, en vooral hoe hij zelf hier tegenover staat. Deze gegevens leren onder meer dat de kunstenaar een uiterst kleine oplage van zijn lithoplaten afdrukt. Vijftien exemplaren is het hoogst gekende oplagecijfer. De gemiddelde oplage bedraagt eerder vijf à zes stuks, terwijl van vele litho’s slechts enkele exemplaren werden getrokken. Met grote zekerheid kan gezegd worden dat er geen herdrukken werden gemaakt noch gedurende het leven van de kunstenaar noch na zijn verdwijning. Henri Van Straten lithografeert namelijk op geprepareerde metalen (zink)platen. Hij bezit slechts een tiental van dergelijke platen die hij regelmatig moet hergebruiken. Wat de interesse voor zijn lithografisch werk op dat ogenblik betreft leert de inventaris dat de kring belangstellenden tot enkele getrouwen beperkt is. Uitzonderingen niet te na gesproken gaat het om drie grote verzamelingen: een Antwerpse verzameling die in 1942 door Van Straten uit financiële nood verkocht werd en die in 1985 openbaar geveild werd te Brussel, de belangrijke verzameling die zich in het Prentenkabinet van de Koninklijke Bibliotheek van Brussel bevindt en grotendeels in het oorlogsjaar 1942 door de toenmalige conservator Louis Lebeer wordt aangekocht. Henri Van Straten reserveert daarenboven voor zichzelf een niet genummerd exemplaar van iedere prent; deze unieke en meest volledige verzameling, nu in privaat bezit, is intact gebleven. Het inventarisnummer vermeldt in zijn nummering tweehonderd tweeënveertig bladen. Als specifiek kenmerk zijn alle litho’s op enkele uitzonderingen na door de kunstenaar met zijn monogram (soms de handtekening) in spiegelschrift in de plaat getekend. Deze eigenaardigheid houdt hij eveneens aan in de oeuvre-nummering. Het grootste deel van de litho’s wordt in het zwart afgedrukt, een aantal in sepia en in sanguine kleur. Zonder ook hierin een vaste lijn te kunnen trekken stelt men vast dat de kunstenaar verschillende papiersoorten en formaten door elkaar gebruikt ( j a p o n , velin, chine) met een duidelijke voorkeur voor featherweight satin. Zo ook met de technische omschrijvingen pen en lavis lithographiques, technieken die hij slechts uitzonderlijk heeft toegepast. Het grootste deel van zijn lithografisch oeuvre werd echter met lithokrijt getekend en vormt hierdoor een homogeen geheel. Uitgaande van de vaststelling dat Henri Van Straten van 1937 tot 1944 ca. 250 litho’s tekent duidt erop dat hij zich actief op dit voor hem voorheen onbekend grafisch terrein beweegt. Hij doet dit zelfs zo consequent dat hij in deze periode relatief weinig houtsneden maakt. De kunstenaar is des te bedrijviger met de tekenkunst bezig hetgeen voor sommige auteurs de juiste reden geweest is om zijn virtuositeit met nog beperktere middelen via de directe lithografische technieken uit te testen. Afgezien van enkele Antwerpse stadsgezichten, portretten, historische en literaire verwijzingen hebben deze litho’s éénzelfde sfeer tot onderwerp. Prof. Dr. L. Lebeer heeft deze ooit zo treffend verwoord: “ Het zijn doorgaans danseressen en gitana’s, kunstrijders en andere circuslieden, liedjeszangeressen begeleid door zwartkijkende accordeonspelers, steeds dezelfde soort van zinnelijk verleidende vrouwen die hij - naar de titels van sommige zijner litho’s - tot op het strand ontmoet; het zijn nu ook de nudisten met wie hij omgaat in het kamp van Kalmthout-nabijAntwerpen; het zijn al dergelijke ontmoetingen die hij bestendigt in tekeningen waarin zijn hand gehoorzaamt tegelijk aan de gevoeligheid van zijn oog een aan de instelling van zijn geest. Het gaat hier minder onmiddellijk dan in zijn xylografische werken, om scheppingen ingegeven door een schouwende geest en door een compositievermogen ten dienste gesteld van expressionistische b o o dschap pen. O penba re n deze lith o ’s o n g e tw ijfe ld ook g e m o e d sa a n d o e n in g e n , levensbestemmingen en intieme opwellingen, dan danken zij toch veeleer hun ontstaan en verwezenlijking aan de verlokking om bepaalde verschijningen, ontmoetingen en waarnemingen te transcenderen in van licht en lucht trillende uitbeeldingen waarin de kunstenaar zich overgeeft aan het genot van het zoek naar- en het kiezen van de levendige lijnen van de waardenopwekkende toetsen, van de door gevoelige reacties in de hand gelegde accenten, beantwoordende aan innerlijke emoties.” Door zijn spoorloze verdwijning in 1944 werd een lithografische creatie in haar beloftevolle evolutie abrupt afgebroken.


Uitgeverij Pandora (Antwerpen) heeft in het najaar van 2002 de langverw achte en beredeneerde oeuvrecatalogus van zijn volledig grafisch w erk uitgegeven. S am ensteller Ludo Raskin inventariseerde in w oord en beeld 117 linosneden, 12 suites en blokboeken, 60 illustraties, 255 zinkofgrafieën, 59 va ria ’s, evenals zijn m edew erking aan het tijd schrift Lumière. Henri Van Straten w ordt hierin ook nationaal en internationaal gesitueerd. M et m eer dan 950 illustraties in totaal, w aaronder ook een selectie schilderijen, brengt dit boek een indringend beeld van één van de belangrijkste grafici van zijn tijd.


tekst:

Ludo RASKIN, lid van Vereniging van Belgische Kunstcritici, beheerder van het C.I.A.P.

foto's:

Ludo Raskin / Stedelijke Fotodienst

copyright:

Stedelijk Museum Stellingwerff-Waerdenhof Maastrichterstraat 85, B-3500 HASSELT - T 011-24 10 70 - F 011-26 23 98 E stellingwerffwaerdenhof@hasselt.be

In dezelfde reeks verschenen: 1991:

1. Olieverfportret M.-H. van Beieren, 2de h. 17e E.; 2. Catharinapaneel oude handboogkamer, e. 17e - b. 18e E.; 3. Lusterglazuurvaas keramiekfabriek, tss. 1895

en 1914; 4. Blazoen rederijkerskamer ‘De Roode Roos’, D. Van Vlierden, ca. 1700; 5. Olieverfschilderij ‘Week-end’, L. Pringels, 1950; 6. Zilveren reliekostensorium, F. Jans Burduin Gent & I.F. Frederici Hasselt, 1703; 7. Kledingsstel Virga-Jessebeeld, 1689 - 1863 - 1901; 8. Olieverfschilderij ‘De Grote Markt’, J.N. Grauls, 1863; 9. Rijksdaalder G. van Groesbeeck, Hasselt, 1568; 10. Kaartlandschap paalstenen tss. Hasselt en Zonhoven, 1661 en 1666?

1992:

t l . Schilderij 'De Grote Man’, F. Minnaert, 1983; 12. Mirakelprent 0.-L.-V. Virga Jesse, R. Van Orley, wsch. 1689; 13. Zilveren wierookvat, J. Vinckenbosch, Hasselt,

19e E.; 14. Kaart Midden-en Zuid-Limburg, L. Capitaine, 1795; 15. Lederen Hasseltse brandblusemmer (1782) en vuurhaak; 16. Zilveren reliekhouder H. Barbara, ca. 1702; 17. Portret abt Eucherius Knaepen, P.J. Verhaghen, 1792; 18. Studiocamera 18/24, ca. 1920; 19. Olieverfschilderij ‘Het bos’, Djef Anten (1851-1913); 20. Juweel, zgn. ‘reukappel’Virga-Jessebeeld, e. 16e - b. 17e E.; 21. Schilderij ‘0.-L.-Vrouw met Kind’, Antwerpse paneelmerken, 1ste h. 17e E.

1993-

22. Liturgische gewaden St.-Vedastus Hoepertingen, 1ste h. 16e E.; 23. Mirakelprent H. Sacrament Herkenrode, Hasselt, P.F.Milis, 1854; 24. Gevelsteen “ Den Soeten

Naeme Jezus”, 1664 (Hasselt); 25. Set van 4 vazen, Piet(er) Stockmans (°1940); 26. Portret Ulysse Claes (1792-1880), G. Guffens (1823-1901); 27. Sacraments-ostensorium of “monstrans van Herkenrode", Parijs, 1286; 28. Schilderij ‘Strandtafereel’, 1930, Jos.Damien (1879-1973); 29. Gezicht op Hasselt naar Remacle Le Loup, 18e E., kopergravure; 30. Beeld “Heilige Cecilia", 1530-1540; 31. Barokke zonnemonstrans, N. Sigers & S. Vander Locht, Hasselt, 1669.

1994:

32. Biechtstoel, Brabants atelier, 1664; 33. Uurwerken v.d. Hasseltse uurwerkmaker Leonard Joosten (1762-1849); 36. Gouache ‘De Meukes’, ca. 1890, Paul Marie

Bamps (1862-1932); 37. Kroningsprent O.-L.-V. Virga Jesse, Parijs, Lith.Fabre, 1867; 38. Het Hasseletum en de H istoria Lossensis, 2 historische werken v. Joannes Mantelius (1599-1676); 39. Litho “Heusden 2”, uit reeks (5) Heusden, Herman Gordijn, 1992; 40. Ontwerp voor “Overhandiging..." muurschildering Beurs Antwerpen, olie op doek, G. Guffens (1823-1901); 41. Aquarel ‘Strijdtoneel uit de Tiendaagse Veldtocht, Kermt, 7 augustus 1831’, A. von Geusau, 1835.

1995:

42. Gevelplaat ‘ Veloce-Club hasseltois ‘Utile * Duld’ - 2 mai 1892'; 43. Olieverfportret van Arnokfus van Melbeeck op sterfbed, 17e E.; 44. Acryls van Ray Remans,

1989; 45. Pronkbeker J.-J.Thonissen, deels verguld zilver, P.Bruckmann & Söhne, Heilbronn, 1888; 46. Begijnenschotel, 1623, zilver, meesterteken: 3 zespuntige sterren In schild; 47. Vaste kunstwerken Herman Blondeel, Hugo Duchateau, Piet Stockmans in Museum Stellingwerlf-Waerdenhof; 48. Schilderij "Ijzel en mist", Djef Anten (1851-1913); 49. Aquarellen ‘ Hasseltse water-molens, 1893/94", Paul Marie Bamps (1862-1932); 50. Foto "Jongeman met badmuts", gomdruk, 1/10, Jean Janssls; 51. Zilveren reliekhouder H.Hubertus, (1741-1742), Lambertus Hannosset, Antwerpen.

1996 1 52. Olieverfschilderij "Zegening van

de Boerenkrijgers op de Grote Markt", 1899, Djef Swennen (1871-1905); 53. Olieverfportret N.G. Vaesen (1768-1864), 1819, M.G.

Tieleman; 54. Wandel "Kunstkring Alexis Piertoz Hasselt 1920", Hasselt; 55. Groepsportret "Leden v.d. Virga-Jessebroederschap bij haar beeld", 1709, olie op paneel; 56. Beiaardklavler, ca. 1752, Hasselt (?) [bewaard in het Stedelijk Beiaardmuseum Hasselt); 57. De Hasseltse reus De Langeman, Melchior Tieleman, 1810; 58. 2 reflectoren; zilverbeslag op houten kern, Arnold Frederici, 1714; 59. De gouden kronen v.d. Virga Jesse, Auguste Levesque, 1867; 61. Schilderij "Blauw Tafereel", Pierre Cox (1915-1974).

1-997:

62. Portret Guillaume Claes, Judith Crollen (1898-1982) naar werk van M.G. Tieleman, 1957; 63. Kaart prinsbisdom Luik, 17e E., Henricus Hondius (1597-1651); 64.

Lithografie 'Oude halte Luikersteenweg’, 1860, Charles Joseph Hoolans (Antwerpen, 1814); 65. Drieluik, 1989, Paule Nolens f1 9 2 4 ); 66. Soberheid, eenvoud en liefde, vier geometrische abstracte werken van Vincent Van Den Meerech (1912-1996); 67. Schild v.h. weversambacht, e. 17e - b. 18e E., Daniël van Vlierden (1651-1716); 68. Borstbeelden 10 Hasseltse burgemeesters, 1906, Emile Cantillon (1859-1917); 69. ‘Portret van mijn dochter Madeleine' & ‘Portret van mijn zoon José', Jos. Damien (1879-1973); 70. Beeld Hom o Sedans, Hub Baerten f1 9 4 5 ); 71. Beeld ‘0.-L.-Vrouw met Kind’, 1530-1540, Meester van Oostham.

1998:

72. ‘Panorama van Hasself, Steven Wilsens f1 9 3 7 ); 73. Portret Télémaque Claes (1831-1913), Tony Alain Hermant (1880-1939); 74. De Loonse muntslag in het kader

v.d. monetaire internationalisering tijdens de middeleeuwen; 75. Speculaasplanken & 'Hasseltse speculaas’; 76. Wandtapijt "Euskadi: balladen en legenden", 1985, Simone Reynders f1 9 2 4 ); 77. Schilderij "Herfst - kasteel Henegauw", 1946, Paul Hermans (1898-1972); 78. Prehistorische polijststeen, Sint-Quinönuskathedraal Hasselt; 79. Sierlijst "Oorlogsgesneuvelden Hasselt 1914-1918", nt. gedateerd, Hasselt, Auguste Blanckart (1878-1952), Sylvain Brauns (1890-1947), Joseph Antoon Jossa (1884-?); 80. Schilderij "Veldslag in een korenveld", 1864, Jules Van Imschoot (1821-1884).

1999,

81. Lithos H asselt gezien tussen 1960-1979, Jac. Leduc f19 2 1); 82. Het huis Stellingwerff (19e E)-Waerdenhof (17e E.); 83. Apparaten ontwikkeld en geproduceerd

in de Phlllpsfabriek in Hasselt; 84. Hendrik van Veldeke, het genie van de hoofse literatuur (ca. 1140-ca.1200); 85. Céram iques D écoratives de H asselt [1895-1954]: overzicht van de ronde reclame- en sierschotels van de voormalige keramiekfabriek in Hasselt; 87. Portret van Guillaume Stellingwerff (1841-1923); 88. Register "Co(e)mans", handschrift, 1611; 89. Standaard voor de ‘ Maatschappij Minerva", 1871, W; Geefs (?) & G. Guffens.

2ÖQQ:

90. Schilderij ‘ P ortret van Dr. L W ille m f (1822-1907), 1878,, Godfried Guffens (1823-1901); 91. M aquette tw eedekker Fatm an Type lil, 1985; 92. Zespuntige ‘ Ster’

van de Roode Roos, 1627; 93. Litho ‘ G ezicht op de Leopoldplaatd, ca. 1860, C. J. Hoolans; 94. "Analem m atische zo nn ew ijze f in de museumtuin, 2000; 95. P ortret van R idder G uillaum e de Corswarem (1799-1884); 96. Pastel ‘ P ortret van m evrouw Leynen (1842-1920T, 1919, G.J. Wallaert (1889-1954); 97. Keramieken sierschotel ‘ Irissen’ , ca. 18961 9 0 5 .98. Banier “Société Royale de M usique e t de Rhétorique1, 1858.

2 -Q 01 ■ 99. Hasselts zilver: aanwinsten 1996-2000; 100. Schilderij ‘Stadspanoram a van H asselt“, 1915, Jos. Damien (1879-1973); 101. Uithangteken Tabakskarot"'. 102. Karikatuurtekeningen "10 H asseltse figuren’, Stef Vanstiphout (1931-1995). 103. Sporttrofeeên 11" Unieregiment: ‘ Coupe du R oi A lb e rt" t, “Coupe P rince L é o p o ltf (2); 104. Affiche ‘ V ille de H asselt, 1882, program m e des fêtes q ui auront lie u à l ’o ccasion de la kerm esse...", 1882; 105. Staande klok met uurwerk, 1761, Joannes Augusünus (ca. 1735-1790), Hasselt; 106. Schilderij ‘ O verhandiging van h e t vrijheidscharter door G raaf A rnold IV van Loon aan de stad H a sself, 1846, Godfried Guffens (1823-1901); 107. Affiche ‘ KEM PO - bronnen en iim onaden’ , Druk. E. Roose, Hasselt.

2002:

108. Zes wandkleden over ‘ H et Sacram ent van M irakel van HerkenrodeT, 1917, Jos. Damien (1879-1973); 109. Portretten van de vier abdissen van Herkenrode: " Twee

eeuwen, twee weretderf-, 110. Restauratieverslag ‘ Rederijkerskraag De Roode Rood’-, 111. Keramische vaas “Ros B eiaard en de V ier H eem skinderen, Simonne Reynders(1924); 112. Keramische vaas in lusterglazuur, Céram iques Décoratives da H asselt (1895-1954); 113. Ontwerptekening tegelpaneel Tuin m et vrouw', 114. Jaarkalender CeysensRoose, 1912; 115. Affiche 'Landbouwdagen 1900'; 116. Schilderij 'Vlaggen', Jac. Leduc f1 9 2 1);

2 Û 0 3 : 117. Sculptuur ‘Icanrs’, Robert Vandereycken f1 9 3 3); 118. Het Hasselts muzikaal verleden van 1910-1960; 2 luxepartituren, Albert Lefebvre (1886-1953); 119. Affiche Lange m a rs b ie t, p. Bamps (1862-1932), M. Ceysens (1833-1927) en F. Roose (1843-1913); 120. Vloertegels van de Herkenrodeabdij, 2 tegelpanelen en majolicategels; 121. kopergravure ‘E xlib ris fa m ilie W eytens'-, 122. Schilderij 'G ordon-B ennet, 1924, Paul Hermans (1898-1972).


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.