KEIK 54. Plezier en verdriet. Oorlogsgedenkenissen tijdens de kermisfeesten van de jaren 1920

Page 1

Plezier & Verdriet Oorlogsgedenkenissen tijdens de kermisfeesten van de jaren 1920

54

N.a.v. de gelijknamige expo in Het Stadsmus 3-21 september 2016 Collectie Stadsarchief Hasselt


Inleiding De Hasseltse kermis was en is een groot volksfeest dat jaarlijks terugkeert in september. Oorspronkelijk was de kermis gekoppeld aan de jaarmarkt, een periode waarin vrij handel gedreven kon worden. Geleidelijk werd het echter een feest voor de hele stad, met muziek, bals, eten en drinken, vrije tijd en heel wat attracties. In een tijd waarin zeker de gewone man weinig vertier had, was de kermis ĂŠĂŠn groot feest. Mensen spaarden om ernaar toe te kunnen gaan, droegen hun beste kleren of kochten, indien ze daar de middelen voor hadden, iets nieuws. Uitgeweken Hasselaren maakten van de gelegenheid gebruik om hun familie te komen opzoeken. Er werd gekookt en gebakken, met voor veel mensen een menu waarop een konijn, speenvarken of stuk gevogelte prijkte. Een dessert in de vorm van een lekker stuk taart mocht uiteraard ook niet ontbreken, wat in onze stad meestal resulteerde in rijsttaart, of zwarte pruimentaart. En daarna trok men naar de kermis, om zich te vergapen aan de verschillende attracties, een snuisterijtje te kopen aan een of andere kraam, een dansje te wagen of een pintje te gaan drinken. Het chique volk wilde zien en gezien worden, de gewone mensen genoten van een vrije dag waarop ze de dagelijkse beslommeringen vergaten. Jonge kerels kochten nougat of ander snoepgoed om indruk te maken op het meisje dat ze leuk vonden, of betaalden een ritje in de carrousel. Mensen uit omliggende dorpen en kleine stadjes trokken naar Hasselt voor een dag of avond vol amusement. De stad gonsde van de bedrijvigheid, er werd plezier gemaakt en er was volop licht en muziek. Uiteraard resulteerde de uitgelatenheid, een teveel aan drank en amoureuze jaloezie wel eens in een flinke knokpartij. Maar zelfs dat maakte eigenlijk gewoon deel uit van de kermissfeer.

2


De vooroorlogse kermis De laatste kermisfeesten voor de oorlog waren die van september 1913. Anders dan bij de huidige kermisfeesten, lag het zwaartepunt voor de feestelijkheden minder bij de attracties dan bij wat wij een nevenprogramma zouden noemen. De verenigingen en het stadsbestuur zorgden samen voor een goedgevulde veertiendaagse (de kermis duurde toen nog twee weken). Het stedelijk bestuur nam hierin een eerder coรถrdinerende en ondersteunende rol op: het deed een oproep aan de verenigingen met de vraag of ze activiteiten wilden organiseren tijdens de kermis, zorgde voor een evenredige verdeling van de feestelijkheden over de volledige twee weken en verhinderde overlapping. De stad liet het programma drukken op grote affiches en verspreidde die in en buiten Hasselt, om volk naar de stad te lokken. Het programma werd ook opgenomen in de kranten. De affiche geraakte rijkgevuld om diverse redenen. Enerzijds waren er verenigingen die een structurele jaarlijkse subsidie kregen van de stad. Een van de voorwaarden om die te krijgen, was deelnemen aan de kermisfeesten. Anderzijds gaf het bestuur projectsubsidies voor veregingen die iets wilden organiseren tijdens de kermis. Hoe meer er te doen was, hoe meer volk er naar de stad kwam, wat dan weer goed was voor de lokale handel en horeca. Daarnaast was het ook een uitgelezen kans voor de verenigingen om extra leden aan te trekken, of mensen te overtuigen om ook naar hun andere voorstellingen tijdens het jaar te komen kijken en luisteren. Naast die coรถrdinerende rol, was de stad ook organisator. Jaarlijks stond ze in voor de paarden- en veemarkt op kermisdinsdag, net als voor de organisatie van de jaarmarkt. Daarnaast trok ze af en toe geld uit voor een speciale activiteit. Dat kon gaan om een Venetiaans feest (1896), een cinema3


voorstelling - wat toen zeer zeldzaam was - (1903), of een vuurwerk (1913). Uiteraard waren die er op gericht om extra volk naar de stad te lokken en de feesten meer luister bij te zetten. Als we kijken naar de affiche van 1913, valt meteen op dat het een rijkgevuld programma was, met maar liefst 45 activiteiten. Achtentwintig verschillende verenigingen droegen hun steentje bij, waarvan een vijftal meerdere delen van het programma voor zijn rekening nam. De affiche werd vervolledigd met activiteiten georganiseerd door de stad en het conservatorium. Traditiegetrouw openden de feesten met een beiaardconcert en een fakkeltocht. Daarnaast konden mensen genieten van toneelvoorstellingen in beide landstalen, bals, sportwedstrijden, concerten, allerlei volksspelen, wedstrijden met (kweek)dieren en wedstrijden voor mensen met groene vingers. Zowel voor de gegoede klasse als voor de werkende klasse was er dus veel keuze. Uiteraard waren er ook heel wat foorkramers tijdens de kermis. Een gedeelte van de attracties op de kermis speelde in op de verwondering en leer- en nieuwsgierigheid van de bevolking. In de 19de eeuw en vroeg 20ste eeuw konden heel wat mensen nog steeds niet lezen of schrijven. Ze gingen niet op reis, er was geen televisie of internet, hun wereld was vaak niet groter dan hun gezin, hun werkplaats en de straten van Hasselt. Tijdens de kermis kwam de wereld naar hen toe, in de vorm van leerrijke attracties, cinemavoorstellingen, wilde dieren, wonderlijke mensen en dergelijke meer. Daarnaast waren er uiteraard ook meer voor de hand liggende vormen van vertier, zoals carrousels, schommels en scheepjes, speeltenten, goocheltrucs, theaters, schietkramen, vuurspuwers, fotokramen, winkeltjes, snoepkramen, labyrinthen, vuurspuwers, velodromen, montagnes russes, een cakewalk en uiteraard een danstent. De feesten van 1913 waren een groot succes. Er zakte bijzonder veel volk af naar Hasselt, zeker op kermisdinsdag, om de paardenprijskamp en de jaarmarkt bij te wonen. Op vijf oktober, de laatste dag van de kermisfeesten, kon niemand vermoeden dat een jaar later rond die tijd, de wereld verwikkeld zou zijn in een bloederig en lang conflict.

4


WO I In de jaren 1910 loopt de spanning in Europa op. Een van de oorzaken daarvan is de ongebreidelde expansiedrang van Duitsland. De rechtstreekse aanleiding voor de oorlog is de moord op de Oostenrijkse kroonprins Franz-Ferdinand in Servië. Na de moord eist Oostenrijk-Hongarije om een eigen onderzoek te mogen voeren. Servië weigert dit en dat zorgt voor een kettingreactie waarbij verschillende landen elkaar de oorlog verklaren. De Triple Entente verenigt Frankrijk, Rusland en Groot-Brittannië en staat tegenover de TripleAlliantie die Oostenrijk-Hongarije, het Duitse Keizerrijk en Italië verbindt. De Duitsers willen een oorlog op twee fronten vermijden. Von Schlieffen werkt daarvoor een plan uit dat gebaseerd is op een Blitzkrieg. Duitsland moet via België snel doorsteken naar Frankrijk, daar de macht overnemen en heeft vervolgens de handen vrij om op het oostelijk front tegen Rusland te vechten. Enige probleem: België is een neutraal land, en die neutraliteit wordt sinds de oprichting van het land gewaarborgd door de grote mogendheden. Keizer Wilhelm gaat ervan uit dat zijn neef, Albert I, koning der Belgen, zijn troepen wel doorgang zal verlenen. Albert weigert echter. De Duitsers nemen daar geen genoegen mee en vallen België binnen op 4 augustus 1914. Ze rukken, ondanks weerwerk in Luik, snel op naar de kust, tot daar de IJzervlakte onder water wordt gezet door het openen van de sluizen. De oorlog verzandt in een gruwelijke loopgravenoorlog die pas op 11 november 1918 zal beëindigd worden met de ondertekening van de wapenstilstand in Compiègne. De oorlog eist bijna 10 miljoen doden, waaronder 36.000 Belgen, en 18 miljoen gewonden. De zware kanonnen, gasaanvallen en luchtbombardementen zijn verantwoordelijk voor het hoge aantal slachtoffers en luiden een nieuwe, grootschaligere vorm van oorlog voeren in. In België maakt men zich in eerste instantie geen zorgen om de oorlog. Het land is immers neutraal. Ook na de inval denkt men dat het snel zal afgelopen zijn. De meeste jongens en mannen die naar het front trekken, denken dat ze met Kerstmis wel weer terug zullen zijn. Het draait echter anders uit. Vele jongemannen laten het leven op het slagveld, of komen verminkt en getraumatiseerd terug. In iedere familie valt er wel een dode of gewonde te betreuren. De oorlog laat diepe wonden na.

5


Hasselt bevindt zich op 180 km van het front. Toch is ook hier de oorlog erg aanwezig. Veel mensen zitten in angst om hun familieleden die zijn gaan vechten, zich inlaten met spionagewerk, weggevoerd zijn of gevlucht naar andere oorden. Er komen vluchtelingen naar de stad, voedsel is gedurende de hele oorlog een probleem en de Duitsers regelen het dagelijks leven en domineren het straatbeeld. Bovendien moeten veel Hasselaren hun huis noodgedwongen delen met Duitse soldaten of legerleiding en voedsel en onderdak voorzien voor hun dieren. Het Hasselt van 1918 is een ander Hasselt dan dat wat in 1913 uitgelaten kermis vierde.

6


Kermis tijdens WO I? Werd er in Hasselt wel kermis gevierd tijden de Eerste Wereldoorlog? Het antwoord op deze vraag lijkt ja te zijn, hoewel er weinig tot geen bronnen zijn uit deze periode. Er zijn geen dossiers bewaard gebleven, geen affiches,G In de aanplakbrieven met reglementering tijdens de Eerste Wereldoorlog, is niks terug te vinden over de kermis. De enige bron waar we over beschikken, is ‘De Bode van Limburg’, een krant die verscheen tijdens de oorlogsjaren en waarvan we de jaargangen 1916-1918 konden raadplegen. Voor de periode 1917-1918 merken we dat er in andere steden en dorpen in Limburg, zoals Diepenbeek, Tongeren en Bilzen kermis werd gevierd. Het wordt aangehaald in de kranten, maar nergens wordt echt duidelijk wat die kermis dan precies inhoudt. Waren er attracties? Werd er een jaarmarkt gehouden? In Tongeren stonden geen attracties, of dat in Hasselt wel het geval was, is niet duidelijk. In de artikels die in ‘De Bode van Limburg’ verschenen, was er bijvoorbeeld wel sprake van eerste en tweede kermiszondag, maar niet wat er dan te doen was. Wel werd er veel commentaar gegeven op mensen die uitgingen, dansten en blijkbaar ook stevig dronken, terwijl er mensen sneuvelden en rouwden. De krant stond hier duidelijk negatief tegenover en pakte ook uit met getuigenissen van ouders die kinderen hadden verloren in de oorlog en die vonden dat het gefeest van anderen een gebrek aan respect was. Toch lijkt het voor de hand liggend dat mensen net in deze zware periode behoefte hadden aan feesten en uitgaan. Er lijkt dus inderdaad kermis gevierd te zijn in Hasselt, waarbij men zeker op café ging, en danstenten en cinema’s bezocht. Tijdens de oorlog waren er echter sluitingsuren voor de herbergen, was er regelmatig kolenschaarste en was ook voedsel geen evidentie, het zal dus sowieso een andere en vermoedelijk meer sobere kermis geweest zijn. Bovendien verhinderde de Duitse aanwezigheid een vrij en feestelijk gevoel.

7


De naoorlogse kermis: Vreugde en verdriet. Oorlogsgedenkenissen tijdens de kermisfeesten van de jaren 1920 De invalshoek van dit onderzoek was de impact van de oorlog op het naoorlogse kermisprogramma. Het einde van de Eerste Wereldoorlog betekende uiteraard niet dat men gewoon terug overging tot de orde van de dag. Ook na 11 november 1918 bleef de oorlog heel aanwezig in het dagelijkse leven van de Hasselaar. Veel nieuws over de oorlog en de gebeurtenissen in andere landen kwam pas naar boven na de oorlog. Veel wandaden van de Duitse bezetter kwamen nu pas aan het licht. Er bestond vlak na de oorlog zelfs al een vorm van oorlogstoerisme, waarbij mensen naar de Westhoek trokken om naar de vernielingen te gaan kijken. De kranten berichtten in iedere editie over oorlogsgerelateerde kwesties. Er werd aandacht besteed aan een brede waaier van onderwerpen: militaire processen, herdenkingsplechtigheden overal ter land, oprichting van monumenten in binnen- en buitenland, daarnaast was er ook aandacht voor diverse inzamelacties of weldadigheidsfeesten voor wezen, oorlogsweduwen, invaliden en families van gesneuvelden, bijeenkomsten van diverse verenigingen van oud-strijders, G Bekijken we bijvoorbeeld eens de krant ‘Nieuw Limburg’, wiens eerste editie verscheen op 8 december 1918. Als belangrijkste doelstelling gaf de krant het streven naar ‘nationale eenheid en maatschappelijke heropbouw’. Ze zou ook politiek neutraal zijn. Die neutraliteit was niet helemaal aanwezig, maar de krant is wel een uitstekende bron om een overzicht te krijgen van de verschillenden plechtigheden, activiteiten, optochten,.. die plaats vonden in de naoorlogse jaren. Ze bracht een mengeling van internationaal, nationaal en provinciaal nieuws, met een duidelijke aandacht voor Hasselt. In de periode 1918-1919 besteedde de krant veel aandacht aan het einde van de oorlog. Er werden bijdrages gepubliceerd over de terugtrekking van de Duitsers, de terugkeer van de Belgische soldaten in het algemeen en het Elfde Linieregiment in het bijzonder, oorlogsschade, het hulp- en voedselcomité, gesneuvelden, vergoedingen van de burgers,G Er waren artikels over de Belgische artillerie, wapens, mishandelingen door Duitsers. De krant blikte ook terug op de gebeurtenissen tijdens de oorlogsjaren, zowel in België als in andere landen die betrokken waren bij WO I. De afhandeling van de oorlog en de vredesonderhandelingen werden besproken. Maar uiteraard kregen ook de lokale gebeurtenissen in Hasselt veel aandacht: rouwstoeten, herdenkingen van plaatselijke helden, oprichting van allerhande comités voor oorlogsslachtoffers, en in 1919 de ontgraving van de gefusilleerden die tijdens de oorlog begraven waren in de kazerne op het Wapenplein. Ook het bezoek van koning Albert in dat jaar mocht uiteraard niet ontbreken. In 1920 schommelde de belangstelling wat, maar werd er nog steeds in iedere editie bericht over de oorlog en de gevolgen. De krant publiceerde verslagen van bijeenkomsten van oud-strijdersverenigingen en berichtte over een collaboratieproces in Hasselt in verband met handel met de Duitsers. Andere belangrijke onderwerpen waren de lokale oorlogshelden zoals Frans Massy, de Hasseltse kapper die zijn spionageactiviteiten met de dood bekocht op 7 oktober 1918, en de slachtoffers van het Elfde Linieregiment en de inzameling voor een gedenkteken voor hen. In 1921 werd er veel aandacht besteed aan huldigingen van kolonel Dusart en uiteraard aan het feit dat de kazerne aan de Wapenplaats zijn naam kreeg, aan het inhuldigen van het gedenkteken voor de gesneuvelden van het Elfde Linieregiment en aan de inhuldiging van het monument voor Frans Massy. Dat jaar en de opeenvolgende jaren bleef ook de herbegraving van soldaten een belangrijk onderwerp: Hasselaren die hier hun laatste rustplaats kregen, soldaten die hier gestorven waren en terug naar hun thuisplaats werden gebracht. Als we bedenken dat de afhandeling van de oorlog nog steeds een invloed had op het dagelijkse leven en dat het verdriet nog lang niet verwerkt was, mag het niet verbazen dat ook het programma van de kermisfeesten gekleurd werd door allerlei activiteiten die in het teken stonden van oorlog en liefdadigheid.

8


De eerste naoorlogse kermisfeesten: 1919 en 1920 Na het einde van oorlog had de kermis moeite om een tweede adem te vinden. Het grootste gedeelte van de festiviteiten werd immers georganiseerd door verenigingen en ook daar was het geen evidentie om na de oorlog terug aan de slag te gaan en allerlei activiteiten te organiseren. Wat wel meteen opvalt, is dat er tijdens de periode van de kermisfeesten heel wat dingen georganiseerd werden die een link hadden met de oorlog. De verenigingen van oud-strijders en invaliden namen daarmee de plaats in van de traditionele verenigingen. Tijdens de eerste twee naoorlogse edities, 1919 en 1920, liet het stadsbestuur niet eens een affiche drukken. Er waren veel minder verenigingen dan anders die activiteiten organiseerden. Dat verschijnsel deed zich ook voor in andere Limburgse steden. Toch waren er in 1919 enkele bals, sportwedstrijden, toneelvoorstellingen en een turnfeest. De trekpleister voor dat jaar waren de paardenwedrennen die doorgingen op kermisdinsdag. Het Elfde Linieregiment zorgde voor de muzikale omlijsting ervan. De opbrengst van dit evenement was voor ‘Het Werk van heropbouw der verwoeste streken in België’.

Het nevenprogramma was dan misschien niet zo uitgebreid, de foorkramers waren wel in redelijk grote getalen op de afspraak. De kermis bracht behoorlijk veel volk op de been, maar blijkbaar minder dan voor de oorlog. Daar zat het slechte weer ongetwijfeld ook voor iets tussen. In 1920 investeerde de stad 1000 frank in het organiseren van openbare feesten, desnoods onder de vorm van toelages. Daaruit blijkt dat het bestuur het belangrijk vond om de kermisfeesten weer op gang te krijgen, ook al om de lokale middenstand iets te gunnen. Enkele verenigingen, zoals ‘Société Royale Les Mélophiles’, ‘De Ware Vrienden’ en de ‘Koninklijke Maatschappij van Muziek en Rhetorica’, organiseerden wel bals en muziek/ toneelopvoeringen. Er was ook een kermiskoers. Daarnaast toonde de Hasseltse oudstrijdersbond zich heel actief. Zo organiseerde de vereniging op kermisdinsdag een bal, waarvan de opbrengst bedoeld was voor het sinterklaasfeest van de oorlogsweesjes en verzorgde ze een misviering voor de oorlogsslachtoffers. Inzamelingen voor het sinterklaasfeest van de oorlogsweesjes zouden trouwens een constante blijven op de affiche in de komende jaren. Verschillende activiteiten werden ingericht ten voordele van de oorlogswezen en de kinderen van oud-strijders. In Hasselt spitsten deze inzamelacties zich toe op het sinterklaasfeest voor de kinderen. Sinds 1916 werd er jaarlijks een nationale bloemenverkoop gehouden waarvan de opbrengst naar de oorlogswezen ging. Eerst liep deze actie vooral in Brussel en voorsteden, vanaf 1921 nam bijna het hele land deel, ook Hasselt. Deze verkoop van het wezenbloempje werd in Hasselt tijdens de jaren 1920 geregeld nog eens overgedaan tijdens de kermisfeesten. De bloemenverkoop werd meestal georganiseerd 9


10


door het Hasseltse VOS. De vereniging richtte daarnaast, zoals reeds aangehaald, ook bals in waarvan de opbrengst naar het sinterklaasfeest ging. Naast de officiële activiteiten, werden er tijdens de kermisfeesten ook in cafés en eethuizen optredens gehouden waarvan de opbrengst naar de oorlogsslachtoffers ging. Het zwaartepunt van deze feesten was echter de tentoonstelling van zogenaamde ‘oorlogsgedenkenissen’ in de gemeenteschool aan de Guffenslaan. Hoewel Hasselt wel had geleden onder de oorlog, was het geen frontgebied. Veel Hasselaren waren dan ook nieuwsgierig naar de dingen waar ze over gelezen en gehoord hadden, maar die ze nooit echt hadden gezien. De tentoonstelling werd ingericht door diverse verenigingen van oudstrijders, invaliden en weggevoerden. De collectie was bijeengebracht door die verenigingen, maar ook door diverse Hasseltse families en inwoners die allerlei souvenirs aan de oorlog hadden bijgehouden of meegebracht van het front. Een van de pronkstukken was het geschenk van het Belgisch Inlichtingsbureau aan de oud-strijders van Hasselt: een grote, mooi versierde houten kader met foto’s van alle Hasseltse gesneuvelden. Het lijkt er sterk op dat de kader die beschreven werd in de krantenrecensie, dezelfde is als degene die jarenlang in het stadhuis heeft gehangen en nu op de vierde verdieping van Het Stadsmus te zien is. De herkomst van deze kader was tot op vandaag niet helemaal duidelijk. Het lijkt onwaarschijnlijk dat de stad geld had om zo kort na de oorlog veel geld te investeren in een dergelijk kunstwerk. Bovendien moesten er goede foto’s van de gesneuvelden verzameld worden en werden er een architect en een beeldhouwer aangesteld om het concept en de versiering van de kader uit te werken, wat de nodige tijd in beslag nam. In de (liberale) krant werd verschillende jaren aangeklaagd dat het (katholieke) stadsbestuur niet investeerde in de herdenking van de oorlogsslachtoffers. Als de stad vlak na de oorlog had geïnvesteerd in een dergelijk monumentaal kunstwerk, had de krant geen reden om dergelijke commentaar te geven. Het lijkt er dus op dat de kader niet in opdracht van de stad is vervaardigd, maar een cadeau was van de Belgische staat. Daarnaast waren er op de tentoonstelling wapens, plannen, documenten, foto’s, filmmateriaal, munten, verschillende soorten gasmaskers, G te zien. De tentoonstelling was een groot succes. De opbrengst was bedoeld voor de ondersteuning van de verminkte en invalide Hasselaren. De kermisfeesten van 1920 leken qua sfeer en vermaak alweer meer op de vooroorlogse feesten, maar het nevenprogramma van de verenigingen was nog niet echt terug op gang gekomen.

11


Kermis in de jaren 1921-1922: liefdadigheid en eerbetoon De topjaren waren 1921 en 1922, met een affiche die bol stond van de liefdadige evenementen en als kers op de taart het koninklijke bezoek in 1922. Tijdens de feesten van 1921 werden er naast de liefdadigheidsbals en bloemenverkoop ook diverse activiteiten ingericht door de Nationale bond van het aandenken, waar de dames hun beste beentje voorzetten om geld in te zamelen voor het sinterklaasfeest. Er waren wedstrijden voor de mooist versierde kinderwagens, fietsen en auto’s, die afgewisseld werden met turn- en dansoptredens. Daarnaast was er een theefestijn, waar men allerlei lekkers kon kopen, een bar, een dansfeest en een souper. Heel wat Hasselaren schonken eten en drinken om te verkopen tijdens het feest. Ook sigaretten, sigaren en bloemen waren welkom. Het feest was een groot succes. In 1922 werd op de dag van het koninklijke bezoek een bloemenverkoop georganiseerd door het ‘Nationaal Verbond der Verminkte en invalide soldaten van den oorlog’. De opbrengst was bedoeld voor de Limburgse invaliden. Een van de dames had op deze topdag maar liefst 650 bloemetjes verkocht. Er was op voorhand een oproep gedaan naar jongedames die bloemetjes wilden verkopen op 8 oktober. Uit de dankbetuiging van het bestuur van het ‘Nationaal Verbond’ een week later, bleek duidelijk dat ook de oorlog de klasseverschillen niet had weggevaagd. In 1922 stonden er nog verschillende andere oorlogsgerelateerde activiteiten op het programma. Er was een stoet van de weggevoerden van 1916 uit Hasselt en omgeving, er was een bloemenverkoop ten voordele van het sinterklaasfeest van de wezen, en een feest van de Bond van het aandenken met medewerking van het koraal van oorlogsinvaliden van Brussel en muziek van het Elfde Linieregiment. Maar de activiteit van 1922 was zonder twijfel de inhuldiging van het provinciaal monument voor de gesneuvelden. In 1921 kregen de voorbereidingen reeds een prominente plek op de affiche. Na de oorlog voelde men al snel de behoefte om een monument op te richten om de Limburgse slachtoffers van de Eerste Wereldoorlog te gedenken. Er werd met dit doel een speciale commissie opgericht. Deze commissie schreef een wedstrijd uit onder Belgische kunstenaars om deze ‘Praalzuil der Limburgers gestorven voor het vaderland’ te ontwerpen. Het werk mocht 150000 frank kosten, een aardige som geld in die tijd. 12


Het kunstwerk zou een plek krijgen op de kruising tussen de Bampslaan en de Schiervellaan. De commissie vond het erg belangrijk dat het om een uniek werk ging. Het mocht nog nooit ergens gemaakt zijn en het mocht ook na de uitvoering in Hasselt op geen enkele andere plek nagemaakt worden door de kunstenaar. Om de ontwerpen te beoordelen, werd een zevenkoppige jury aangesteld, waarin vijf leden zaten die verkozen waren door de commissie en twee leden die gekozen werden door de kunstenaars. Enkele kunstenaars tipten Victor Horta als jurylid, maar uiteindelijk haalden de Antwerpse beeldhouwer Jules Baeten en de stadsarchitect van Antwerpen, Emiel Van Averbeke, onder andere bekend door zijn bijdrage aan de Boerentoren en Het Koningin Astridplein in de Scheldestad, de meeste stemmen. Ontwerpen waren enkel geldig als ze in de vorm van een maquette, schaal minstens 1/10 werden aangeboden. Er mochten echter wel verduidelijkende tekeningen, plannen en doorsnedes bij zijn. Minstens net zo belangrijk was dat de kunstenaar zijn idee achter het ontwerp duidde. Om absolute objectiviteit bij het jureren te garanderen, moesten de kunstenaars een woord, symbool of spreuk op hun inzending zetten, dat herhaald werd op de verzegelde briefomslag waarin hun naam en woonplaats vermeld werden. Op de schetsen mocht niets staan dat de identiteit van de kunstenaar kon verraden. De beste drie inzendingen werden beloond met een geldprijs, het ontwerp van de eerste in rang mocht uitgevoerd worden. De jury hield zich wel het recht voor om geen winnaar aan te duiden, de opschriften te veranderen of het ontwerp door andere kunstenaars te laten uitvoeren. Alle ontwerpen moesten voor 15 augustus 1921 binnen zijn. Ze werden tentoongesteld tijdens de kermisfeesten van dat jaar. Uiteindelijk waren er 18 inzendingen die beoordeeld moesten worden. Helaas mochten de deelnemers aan de wedstrijd hun ontwerpen en maquettes terug opvragen als ze niet wonnen, er zijn er dus geen voorbeelden voorhanden van de andere voorstellen. Er zijn wel enkele conceptnota’s van andere ontwerpers bewaard gebleven. De ontwerpers gaven zichzelf of hun ontwerp een naam die gelieerd was aan de oorlog: Pax, RIP, Trouw tot ’t eind, Pour le droit,G De uiteindelijke winnaars, het duo Jan Van Asperen en Edouard Vereycken kozen voor de naam Jass. Dat was een verwijzing naar de naam die Belgische soldaten in de loopgraven kregen. De eerste prijs ging dus zoals gezegd naar Jan Van Asperen en Edouard Vereycken, de tweede prijs was weggelegd voor de Gentenaars De Bondt en Soudeyns en Hasselaar Gussé behaalde de derde prijs. Toch diende Van Asperen heel wat aanpassingen te doen aan zijn oorspronkelijke ontwerp. Zo moest hij heel wat versieringselementen, zoals leeuwenmaskers, krullen en guirlandes laten vallen en was het uiteindelijk gerealiseerde standbeeld veel soberder, zonder waterpartijen aan de voet en zonder figuur op de top. De tentoonstelling van de ontwerpen kon op heel wat interesse rekenen, omdat het standbeeld uiteraard belangrijk was voor veel mensen. De kranten vonden dat de commissie had gekozen voor het meest sobere ontwerp en hoopten dat de opschriften in twee talen op het monument zouden komen en niet enkel in het Nederlands. Oorspronkelijk moest het standbeeld af zijn tegen juli 1922. Toen dat niet haalbaar bleek, besloot men de inhuldiging te laten plaatsvinden op de laatste dag van de kermisfeesten van 1922. Het was de gewoonte om din13


gen die gevierd of ingehuldigd moesten worden te koppelen aan de kermis. Dat zou later in de jaren 1920 onder andere het geval zijn met de inhuldiging van het standbeeld van Hendrik Van Veldeke of de inhuldiging van de naamplaat van Dr. Willems, het inhuldigen van vlaggen van diverse verenigingen en dergelijke meer. De inhuldiging van het standbeeld werd een groot evenement in aanwezigheid van koning Albert I en koningin Elisabeth. Het was niet de eerste keer dat het koningspaar een bezoek bracht aan Hasselt na de Eerste Wereldoorlog. De koning was in 1919 al de laatste eer komen bewijzen aan de gefusilleerden die in Hasselt waren ter dood veroordeeld en geĂŤxecuteerd. Een koninklijk bezoek was zeer belangrijk en inspirerend. Albert en Elisabeth genoten na de oorlog een heldenstatus. Hij omdat hij zijn rol als opperbevelhebber van het leger had opgenomen en in het land, kort bij de loopgraven was gebleven. Zij vanwege haar rol als verpleegster aan het front. De onthulling van het standbeeld was een belangrijke gebeurtenis voor de Limburgers in het algemeen en de familie van de slachtoffers in het bijzonder. Het monument was immers niet alleen een eerbetoon aan de soldaten, maar ook aan politieke krijgsgevangenen en burgerlijke weggevoerden. De kranten berichtten al een hele tijd over het monument, en toen het eenmaal vorm kreeg, met een staketsel er rond om het monument nog aan het zicht te onttrekken, steeg de nieuwsgierigheid naar ongekende hoogtes. De kermis bracht jaarlijks veel volk naar Hasselt. Op deze speciale dag in 1922 was er echter een ware overrompeling. De (extra) treinen die ingelegd werden, brachten ongeveer 20000 mensen naar Hasselt. Daar moest natuurlijk nog heel wat volk worden bijgeteld dat per fiets, auto of te voet was gekomen. Het stadsbestuur had opgeroepen om de stad te bevlaggen en te versieren en die oproep was massaal opgevolgd. Ook de scholen leverden uiteraard een bijdrage: 2000 schoolkinderen verwelkomden het koningspaar aan het station. Tijdens de inhuldiging kregen de families van de gesneuvelden een ereplaats, naast de Koninklijke tribune. Daarnaast waren verenigingen uit heel Limburg uitgenodigd om naar Hasselt af te zakken. Een kleine 400 verenigingen stuurden een afvaardiging naar Hasselt, waaronder uiteraard heel wat invaliden-, weggevoerden- en oud-strijdersverenigingen.

14


Daarbij waren een 70-tal harmonieĂŤn en fanfares, die voor de muzikale omlijsting zorgden. De verenigingen verwelkomden het koninklijk echtpaar aan het station, en trokken na de onthulling van het monument in stoet voorbij de koninklijke tribune, in een optocht die een uur duurde en gesloten werd door de Limburgse burgemeesters. Albert I besteedde tijdens zijn speech onder andere aandacht aan Kolonel Dusart en het Elfde Linieregiment, terwijl provincieraadsvoorzitter Gielen hulde bracht aan alle mensen die hun leven hadden opgeofferd in de oorlog. Burgemeester Portmans bracht in herinnering dat er geen betere plek was om het monument op te richten dan de plaats waarlangs de jongens ten strijde waren getrokken in 1914. Heel wat verenigingen legden kransen met opschriften neer bij het standbeeld. Ter gelegenheid van de onthulling werd ook een speciale herdenkingsmunt geslagen voor de deelnemers.

In de namiddag bezocht het koningspaar onverwacht het congres van de Limburgse invaliden, dat ook in Hasselt plaatsvond. De koning vond dat hij de stad niet kon verlaten zonder een eerbetoon aan de mensen die hun gezondheid hadden opgeofferd voor de vrijheid.

Verder verloop van de kermisfeesten in de jaren 1920: stilaan terug naar de orde van de dag. Ook in de periode 1923-1926 bleven er activiteiten op het programma staan ten voordele van de oorlogsslachtoffers: een atletisch feest, een bloemenverkoop, een bal... Vanaf 1927 verdwenen deze activiteiten echter van het programma. Dat had onder andere te maken met het feit dat het stadsbestuur het steeds moeilijker kreeg om de affiche gevuld te krijgen, wat op zijn beurt veroorzaakt werd door het snoeien in de subsidies voor kermisactiviteiten. De verschillende oud-strijdersverenigingen gingen ook steeds meer klassieke activiteiten als operette- en toneelvoorstellingen op de affiche plaatsen. Op het einde van de jaren 1920 werden wel nog sporadisch inzamelacties en herdenkingen gehouden, maar de link met de kermis viel weg. De mensen gingen stilaan weer over tot de orde van de dag, de kermisaffiche bevatte weer de klassieke activiteiten. Bovendien werd het nevenprogramma steeds minder belangrijk en verschoof het zwaartepunt van de kermis naar de attracties. Toch hebben de kermisvierders zeker bij het begin van het Interbellum hun steentje bijgedragen aan het draaglijker maken van het leven van de oorlogsslachtoffers en hun families. ***

Bronnen Stadsarchief: Dossiers kermisfeesten 1920-1928 / Krant De Bode van Limburg 1916-1918 / Krant Nieuw Limburg 1918-1928 / Iconografie 1-19. Provinciaal archief: Dossier inhuldiging provinciaal oorlogsmonument. 15


September 2016 — nr. 54 tekst: foto’s:

Mieke STRAUVEN, stadsarchivaris Stad Hasselt Collectie Stadsarchief Hasselt / Collectie Het Stadsmus

Copyright:

Het Stadsmus Guido Gezellestraat 2, B-3500 Hasselt tel. 011-23 98 90 fax 011-26 23 98 e-mail hetstadsmus@hasselt.be

Overzicht Kunst in de Kijker 2000-2005: (nog steeds te verkrijgen aan de museumbalie!) 2000: 90. Schilderij “Portret van Dr. L. Willems” (1822-1907), 1878, Godfried Guffens (1823-1901); 91. Maquette tweedekker Farman Type III, 1985; 92. Zespuntige “Ster” van de Roode Roos, 1627; 93. Litho “Gezicht op de Leopoldplaats”, ca. 1860, C. J. Hoolans; 94. “Analemmatische zonnewijzer” in de museumtuin, 2000; 95. Portret van Ridder Guillaume de Corswarem (1799-1884); 96. Pastel “Portret van mevrouw Leynen (1842-1920)”, 1919, G.J. Wallaert (1889-1954); 97. Keramieken sierschotel “Irissen”, ca. 1896-1905. 98. Banier “Société Royale de Musique et de Rhétorique”, 1858. 2001: 99. Hasselts zilver: aanwinsten 1996-2000; 100. Schilderij “Stadspanorama van Hasselt”, 1915, Jos. Damien (1879-1973); 101. Uithangteken “Tabakskarot”; 102. Karikatuurtekeningen “10 Hasseltse figuren”, Stef Vanstiphout (1931-1995). 103. Sporttrofeeën 11e Linieregiment: “Coupe du Roi Albert” & “Coupe Prince Léopold” (2); 104. Affiche “Ville de Hasselt, 1882, programme des fêtes qui auront lieu à l’occasion de la kermesse...”, 1882; 105. Staande klok met uurwerk, 1761, Joannes Augustinus (ca. 1735-1790), Hasselt; 106. Schilderij “Overhandiging van het vrijheidscharter door Graaf Arnold IV van Loon aan de stad Hasselt”, 1846, Godfried Guffens (1823-1901); 107. Affiche “KEMPO - bronnen en limonaden”, Druk. E. Roose, Hasselt. 2002: 108. Zes wandkleden over “Het Sacrament van Mirakel van Herkenrode”, 1917, Jos. Damien (1879-1973); 109. Portretten van de vier abdissen van Herkenrode: “ Twee eeuwen, twee werelden”; 110. Restauratieverslag “Rederijkerskraag De Roode Roos”; 111. Keramische vaas “Ros Beiaard en de Vier Heemskinderen”, Simonne Reynders(1924); 112. Keramische vaas in lusterglazuur, Céramiques Décoratives de Hasselt (1895-1954); 113. Ontwerptekening tegelpaneel ‘Tuin met vrouw’; 114. Jaarkalender Ceysens-Roose, 1912; 115. Affiche ‘Landbouwdagen 1900’; 116. Schilderij ‘Vlaggen’, Jac. Leduc (°1921); 2003: 117. Sculptuur ‘Icarus’, Robert Vandereycken (°1933); 118. Het Hasselts muzikaal verleden van 1910-1960; 2 luxepartituren, Albert Lefebvre (1886-1953); 119. Affiche “Langemansbier”, P. Bamps (1862-1932), M. Ceysens (1833-1927) en F. Roose (1843-1913); 120. Vloertegels van de Herkenrodeabdij, 2 tegelpanelen en majolicategels; 121. kopergravure ‘Exlibris familie Weytens’; 122. Schilderij ‘GordonBennet’, 1924, Paul Hermans (1898-1972); 123. Henri Van Straten (1892-?), lino’s en litho’s; 124. Schilderijen ‘Geboortehuis’ & ‘Gezicht op Romboutstoren van Mechelen’, Guillaume Ballewijns (1875-1944); 125. Uithangteken ‘In Sint-Lambertus’, 1801; 2004: 126. De kraag van de Hasseltse boogschutters; 127. Schilderij ‘Grote Capucienenstraat’, Clement Van Campenhout (1921-1997), 1961; 128. Prent ‘Gezicht op de Boulevard met links de gevangenis’, Charles Jooseph Hoolans (1814-?); 129. Offerandeschotel met in reliëf 7 (keizers)hoofden, 17e eeuw; 130. Affiche van het eerste Nederlands Eucharistisch Congres, Hasselt, 1904, Leo Jaminé (1854-1921); 131. Zes schilderijen uit de cyclus van het H. Sacrament van Mirakel bewaard in Herkenrode; 132. Alambiek afkomstig uit Staatlaboratorium in Guffenslaan in Hasselt, E. Adnet, Parijs; 133. Gedenkpenning “150 jaar Koninklijk Atheneum Hasselt”, Luc Verlee (°1939), 1994, 1994; 134. Schilderij ‘Hubert Leijnen (1909-1997), hoofdredacteur van HBvL van 1929 tot 1976’, Eugène Polus, 1951. 2005: 135. Ontwerptekening voor tegelpaneel ‘Tuin met pauw en zwaan’, Manufacture de Céramiques Décoratives de Hasselt (1895-1954); 136. Beeld van de Roode Roos; uitgave in beperkte oplage t.g.v. inhuldiging monument op de Schiervellaan Hasselt, Gerard Moonen (° 1953). ***

Overzicht Kunst en Erfgoed in de Kijker: (te verkrijgen aan de museumbalie) 2005: 1. De archeologische vondsten van Herkenrode in Het Stadsmus. 2006: 2. Jos. Damiens wandschilderingen voor het gouvernement te Hasselt (1908-1910); 3. De Kiosk en het muziekleven in Hasselt in de 19e eeuw; 4. De kapel van Spalbeek, 5. De handboog: van verdedigingswapen tot Olympische discipline; 6. Menukaarten. 2007: 7. Stad in groei. Hasselt in de 19e eeuw; 8. De oorsprong van onze kapellen; 9. Een Hasselts bedevaartvaantje uit de 17e eeuw; 10. Processievaandel van de Hasseltse Broederschap van het Heilig Sacrament. 2008: 11. Ets ‘Het Offer’, Jan Toorop (1858-1928); 12. Vaas in lusterglazuur, Manufacture de Céramiques Décoratives de Hasselt (1895-1954); 13. 2 zilveren kandelaars, resultaten van een onderzoek; 14. Handschrift van de Roode Roos 18de-19de eeuw; 15. Spaanse toreadors, Romeinse ruïnes en kamelen aan de oevers van de Zwarte Zee. De exotische reizen van een Hasseltse burger tijdens de Belle Epoque. 2009: 16. Thomas Morren schildert de familie Van Elsrack.; 17. Een zeldzame skeletklok van Joannes Michael Gaspard Geraets (1791-1859); 18. Geen KEIK verschenen!; 19. Archeologische opgravingen van het bonnefantenklooster in Hasselt; 20. Pierre Cox (1915-1974) en het hellenisme. (Elke KEIK vanaf 2010 kan eveneens gratis gedownload worden op www.hetstadsmus.be) 2010: 21. 1910: tsaar Ferdinand van Bulgarije vliegt boven Kiewit; 22. De zuidkant van de Grote Markt; 23. De Virga Jesse in Het Stadsmus: iconografie & cultusrelicten; 24. De Heecrabbers, kroniek van een kunstkring; 25. De collectie van Pasquasy, devotie– en doodsprentjes; 26. De kunst van het monumentale bouwen en het achteloos vernielen. 2011: 27. Medailles, De Koloniale Dagen, 1952; 28. Hasselt aan zee. Een eeuw marineschilderkunst; 29. Tot hier en terug. Burentwisten tussen Hasselt en Zonhoven; 30. Hasselt in de middeleeuwen. 2012: 31. Alaaf! De heropleving van de carnavalstraditie in Hasselt met speciale aandacht voor de jaren 1950; 32. Dame met lorgnet, Godfried Guffens (1823-1901); 33. Waterhuishouding in Hasselt; 34. Campendeck; 35. Dialoog met de ruimte. 2013: 36. De bonnefantenkerk en de graflegging; 37. De uurwerkstad Hasselt; 38. Royal Nord in Hasselt; 39. De Hasseltse septemberkermis in 1896; 40. Muziek! Het College van Sint-Cecilia van Hasselt 1670-ca. 1830. 2014: 41. Hasseltse bands 1945-2000; 42. Een tinnen bord uit het Hasseltse Augustijnenklooster; 43. 50 jaar Luminé Image Art; 44. Hedwig Pauwels; 45. Franz Anton Brändl (1720-1782). 2015: 46. Vuurpeloton in Hasselt; 47. Gedenkmonument (1856) voor de oud-strijders van Napoleon; 48. Fotostudio BlanckartG Kijken naar het vogeltje!; 49. Sportieve Hasseltse nostalgie. 1913-1964: Het openluchtzwembad aan de Willekensmolenstraat; 50. De abdissenportretten van Herkenrode. 2016: 51. Limburgs glas, in het licht van de recente aanwinsten; 52. Vergeten Hasselts gebak; 53. Nie zievere. Spe.le! Drie Hasseltse voetbalclubs vertellen hun verhaal.

16


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.