KEIK 78. Frans (Placidus) Tempels, Hasseltse pater-missionaris in Congo

Page 1

keik nr. 78

Kunst & Erfgoed in de kijker

Frans (Placidus) Tempels, Hasseltse pater-missionaris in Congo en schrijver van de Bantoe-filosofie 18 februari 1906 - 9 oktober 1977 1


SITUERING De kolonie Congo Monique Cox

Synopsis Monique Cox

Sinds de eerste kolonisatiepogingen in Afrika was de kloof tussen de inheemse bevolking en de Westerlingen behoorlijk breed. Als een gemiddelde Europeaan zich een zwarte voorstelde, dacht hij aan naïeve en bedrieglijke toverij, aan gekke zegswijzen, aan primitieve, onmondige mensen. Wanneer een zwarte zich een Europeaan voorstelde, dacht hij aan mannen met geld die in Afrika de orde kwamen verstoren. Vandaar dat het paternalisme van de blanke kolonisten, trouwens ook dat van de missionarissen, klonk als: “Kom kindjes, wíj gaan u eens zeggen hoe gij moet leven, want wij hebben daar al eeuwen ondervinding in”. Het gevolg was dat alle Afrikaanse beschavingselementen weggedacht werden: de zogenaamde assimilatietheorie.

Pater Placidus Tempels, de Hasseltse minderbroeder-missionaris in de provincie Katanga van het voormalig Belgisch Congo, zag het anders. Na vele jaren van zoeken en doorgronden kon hij begrip opbrengen voor de zielenroerselen en opvattingen van het volk waarmee hij leefde, de “Bantoe”. Hij kwam uit bij een tamelijk eenvoudig doch logisch samenhangend ontologisch systeem, het systeem van verstandelijke opvattingen over de innerlijke aard van de wezens, het “zijn”. Hij schreef dan zijn bevindingen zeer overzichtelijk neer in het boek “De Bantoe-filosofie”, dat wereldwijd aanvaard en gebruikt werd, zowel in de filosofische als de etnologische wereld. De volkeren die het object uitmaakten van Tempels’ werk- en studiegebied zijn de Zuid-equatoriale (ten Zuiden van de evenaar levende) Bantoes. ”Bantoe” betekent “personen”, het is het meervoud van “muntu”, dat “mens” betekent. We volgen deze missionaris en de inhoud van zijn boek, rekening houdend met het tijdsbestek waarin het ontstond maar ervan bewust dat deze studie nu, 75 jaar later, nog steeds een bruikbaar standaardwerk is.

2

Eind 15de eeuw werd de Kongostroom (Zairus) ontdekt door de Portugezen. Maar toch bleef Midden-Afrika tot half 19de eeuw onbekend gebied. Rond 1860 ontdekt Dr. Livingstone, missionaris en Afrikareiziger, het hart van het zwarte continent. In 1874 vaart reiziger-landverkenner David Stanley de Congorivier af en neemt het gebied Kong (= land ten Zuiden van de rivier) in bezit. Hij onderhandelt en sluit een akkoord af met de Belgische koning. Congo wordt in 1885 een onafhankelijke staat met koning Leopold II als soeverein. Leopold II wordt echter beschuldigd van wanpraktijken en daarom neemt België in 1908 het beheer van Congo over. Zo wordt België de koloniale mogendheid van een land met een oppervlakte van 82 maal België.

De volkeren die het object uitmaakten van Tempels’ werk- en studiegebied, leefden in de streek van Katanga, rijk aan koper- en ertsmijnen, allen uitgebaat door de Union Minière

PLACIDUS TEMPELS Jeugdjaren Jean Nicolaï

Frans Tempels werd geboren op 18 februari 1906 in Berlaar (provincie Antwerpen) als eerstgeborene en oudste zoon van Hasselaar Jozef Tempels (1884-1966) en de Berlaarse Henriette Peeters (1883-1952). Zijn eerste levensjaren heeft hij doorgebracht in Berlaar, zijn geboorteplaats, en het duurde tot na de geboorte van zijn zus Clémence dat de jonge familie naar Hasselt verhuisde. Het dorp Berlaar was in die tijd gekend voor de vele ambachtelijke diamantslijperijen die er actief waren om de bloeiende diamantindustrie van Antwerpen te bevoorraden.

De voorouders aan de Tempels-kant kwamen uit Paal: Alexander Tempels (18491934) was zijn grootvader. Zijn grootmoeder Leonie Opsomer (1856-1929) werd geboren in Moen (West-Vlaanderen). Het beroep van Alexander als rijkswachter was er de oorzaak van dat hij zijn bruid in het verre West-Vlaanderen heeft gevonden en dat ze beiden, na een zoveelste overplaatsing, in Hasselt zijn neergestreken. De grootouders aan moeders’ kant waren rasechte Antwerpenaren uit de streek van Berlaar, Lier en Heist-op-den-Berg. Bovendien kwam moeder Henriette Peeters uit een gezin met dertien kinderen. 3


‘Bompa Tempels’, zoals kinderen en kleinkinderen Jozef Tempels noemden, werd door de Belgische Spoorwegen als stationschef in Hasselt benoemd en koos daarom zijn woonplaats op het Sint-Hubertusplein in Runkst. Het gezin Jozef en Henriette Tempels-Peeters had 3 kinderen: eerstgeborene Frans, °1906, zijn zus Clementina (Clémence), °1907 en ten laatste Lucien, zestien jaar later, °1923. Frans Tempels was voor de kinderen en kleinkinderen van zus Clémence en broer Lucien: ‘noenke Frans’. Hij was zeer geliefd in de familiekring en nam de taak van goede herder waar, zoals het de gewoonte was in alle families die een eerwaarde pater of zuster als familielid hadden. Frans liep school in Hasselt en als alles goed is, moet er nog een klasfoto circuleren waarop we hem en zijn klasgenootjes kunnen herkennen.

Na zijn opleiding middelbaar onderwijs in het bisschoppelijk Sint-Jozefscollege te Hasselt, trad hij als achttienjarige in bij het noviciaat van de Minderbroeders Franciscanen in Tielt (West-Vlaanderen) op 17 september 1924. Als novice koos hij de naam ‘Placidus’ en voltooide zijn studies filosofie (2 jaar) en theologie (1 jaar) in de studiehuizen van de orde in Rekem en Sint-Truiden. Op 15 augustus 1930 droeg hij zijn eerste mis op en bereidde hij zich voor op het leven als missionaris in het voormalige Belgisch-Congo. Hij bekroonde zijn studies in 1931-32 met een jaar moraaltheologie in het Franciscanerklooster te Turnhout. In afwachting van zijn vertrek was hij onder meer leraar Duits aan het Heilig-Hartcollege te Heusden.

Frans Tempels en familie bij zijn eerste vertrek naar Congo, 1933

44

De missionaris Monique Cox

Placidus vertrok in 1933 naar BelgischCongo om er missionaris-broussepater te worden in de streek van Katanga. Toen hij zijn missionaristaak begon, was de algemeen geldende opvatting dat men alle heidense praktijken en inlandse gewoonten moest uitroeien om dan het “ware”, óns geloof in te planten. Na tien jaren van proberen op deze manier aan missionariswerk te doen, stond voor hem onomstotelijk vast dat een evangelisatie die vasthield aan de zuiver Westerse versie van het beleven van het christendom er niet kon werken. De gedachte “de heiden afbreken om er een christen van te maken” was duidelijk een misverstand. De Congolese mensen onze God leren kennen zonder rekening te houden met hun principes, waarden en normen, kon alvast hém niet overtuigen. Hun tradities ontkennen betekende voor

hem de “zwarte” mens doden, het aantal ontwortelden verhogen. Beschaven is niet “de neger uit zijn hutje halen naar een huis met lamp en pomp (stoffelijke welstand)”, maar wel “de mens vooruithelpen”: hun waarden en idealen benadrukken en ermee rekening houden, in werksituaties, rechtspraak en godsdienstbeleving. In die periode greep in Afrika een vergadering plaats van alle vooraanstaande kolonialen (geen geestelijken) over de evolutie van het zwarte ras. Het besluit was dat het christendom onbekwaam was gebleken om de Bantoe te beschaven. Missioneringswerk als beschavingsmiddel werd failliet verklaard. Na zijn eerste tien jaren in de traditionele missioneringspraktijk zag ook pater Tempels dat in. En dat staafde hem in de gedachte dat het de hoogste tijd was om het roer om te gooien. En wel met zoveel nadruk en inzet dat hij jaren later “de vader van het Afrikaanse Christendom” genoemd werd.

De wijding van Frans Tempels

5


Zijn werk

Tegenkanting

Herstel

Monique Cox

Monique Cox

Monique Cox

Toen Tempels pleitte voor een radicale verandering in de traditionele koloniale benadering van de Afrikanen en de Afrikaanse cultuur, riep hij ongewild weerstand op. Men had wellicht liever gezien dat hij de koloniale beschavingsmissie, zoals die tot dan toe bestond, helemaal had afgezworen, in plaats van ze te willen aanpassen aan de Afrikaanse leefwereld en er zo de doeltreffendheid van te bewijzen.

In België was priester Joseph Cardijn (stichter Katholieke Jonge Arbeidersbeweging) pater Tempels zeer toegedaan, omdat ook hij gelijkaardige bedenkingen had bij de traditionele pastorale aanpak van jongeren in West-Europa.

Hij probeerde zoveel mogelijk samen te leven met ‘zijn’ Congolezen en organiseerde met hen groepsgesprekken, “Jamaa” (= familie) genoemd, waar hij zowel mannen als vrouwen en jeugdigen liet vertellen over hun leven, hun streven, hun Godsbesef. Hij wilde “zichzelf een Bantoe voelen”, denken, voelen, ruiken, leven zoals zij. Een fascinerende wereld ging voor hem open. Want eens hij het leven zag en voelde zoals zij, kon hij zijn eigen Europese persoonlijkheid weer opnemen, terwijl hij tegelijk toch in hún samenhangende en begrijpelijke taal kon meespreken. Tal van rituele handelingen, ogenschijnlijk obscure gebruiken en taboes die door de kolonisator bijna algemeen werden afgedaan als de irrationele uitdrukkingen van een primitief bijgeloof, konden toen begrepen worden als rationele, of op zijn minst betekenisvolle aspecten van een logisch gestructureerde wereldvisie. Tempels schreef dan voor zijn volk een “Bantoe-catechese”, een aangepast godsdienstonderricht, gebaseerd op zijn ervaringen en met hún levensopvattingen. Reeds in 1945 was zijn magnum opus, het boek “De Bantoe-filosofie” verschenen. Door zich in te leven in hún gedachtewereld en hún Godsbesef, slaagde pater Tempels er als één van de weinigen in diep door te dringen tot de levensvisie van de bevolkingsgroep waar hij werkte. Hij beoogde met het boek vooral zijn katholieke geloofsgenoten kennis te verstrekken over en waardering te vragen voor de levensopvattingen en de religieuze mentaliteit van de Bantoe-bevolking. De systematiek en begrijpbaarheid van het geheel werd zo voor iedereen vatbaar.

Duitsland, Engeland, Amerika, Italië (+ nog een heruitgave in 2005!). Daar de pater veel aanleg had voor talen, leerde hij verscheidene Bantoetalen spreken en schrijven. Tijdens zijn talrijke bezoeken in vaak afgelegen dorpen ontwikkelde hij een bijzondere interesse voor de overdracht van de voorouderlijke kennis met liederen, gezegden en raadsels waarvan hij er vele optekende. Voor de toenmalige BRT en het museum voor Midden-Afrika in Tervuren kon hij de opnames aanreiken voor een langspeelplaat met Afrikaanse gelegenheidsliederen:”Luba-Shankadi”. In 1949, als een soort afsluitend essay, verscheen van hem “De verchristelijking van de heidense levensbeschouwingen”.

Frans Tempels als jonge missionaris, ca 1945, Congo

Aanvankelijk kreeg hij met zijn bevindingen tegenkanting van vooral “economische kolonisten” die zich waarschijnlijk veiliger voelden in een meester-knechtrelatie met de zwarten en (wegens hun prioriteitsgevoel?) niet konden aanvaarden dat in zwart Afrika andere (of ook) deugdelijke filosofische opvattingen konden bestaan. Het is dan 1944! De kerkelijke hiërarchie in de kolonie zag er een frontale aanval in op de traditionele evangelisatie in Congo en ging twijfelen, terwijl tevens zijn franciscanenorde in België met vragen geconfronteerd werd waarop ze nog geen antwoord konden geven. Het gevolg was dat pater Placidus in 1946 gesommeerd werd naar België terug te keren! Wat door zijn volgers als een regelrechte overwinning van de “geldfilosofie” op de “levensfilosofie” genoemd werd.

Reeds in 1947 liet Rome verstaan geen graten te zien in de verspreiding van het boek en begon de hemel weer op te klaren. In juli 1950 kon Placidus terug naar zijn volk. In de Osservatore Romano, de pauselijke krant in Rome, verscheen een lovend artikel waarin de Bantoe-filosofie als onontbeerlijk werd genoemd voor al wie met de Bantu wilde omgaan: voor kolonialen, bestuurders, rechters, en zeker voor missionarissen. Eerder dat jaar werd Tempels gevraagd zijn werk naar voren te brengen op een internationaal missiecongres in Wenen, dit met groot succes. In het weekblad van de paters Jezuïeten stond een ware lofrede aan zijn ongekend rijke inzicht in de Afrikaanse mens en zijn filosofie: “Deze Pater Tempels uit Hasselt is ontegensprekelijk de ontdekker van de Bantoe-wijsbegeerte”. De aanwezigen benoemden hem met zijn Afrikaanse verschijning: “…een baard als een oerwoud, ogen als Congomeren, een neus als een Kilimanjaro-berg…”. In andere toonaangevende tijdschriften bleven artikels door en over hem verschijnen.

Het werk werd eerst in het Frans uitgegeven in Elisabethstad in 1945, een jaar later werd de Nederlandstalige versie gedrukt in België, gevolgd door vertalingen in Frankrijk, Familiebijeenkomsten op de Runkstersteenweg na zijn terugkeer 6

7


DE “BANTOE-FILOSOFIE”, HET BOEK

Psychologie van de Bantoe

Monique Cox

Tempels’ Bantoe-denken is geen archeologie, geen afgeschreven archaïsche kennis. Hij nam de moeilijke taak op zich om zelf alles uit te zoeken, te bewijzen, te systematiseren en de Bantoe-opvattingen in Europees-filosofische terminologie te beschrijven. We zullen de Afrikaanse zienswijze op het leven en de filosofie hier verder bekijken vanuit hún manier van spreken en handelen. Alles ook in zeer samengevatte vorm. Het ontdekken van de filosofie van de Bantoe was voor Placidus een openbaring. Wat hem aanvankelijk trof, was dat sommige waarden in ál hun verhalen terugkwamen: leven, vruchtbaarheid (vader- en moederschap), het leven in waarachtige gemeenschap, en vooral het begrip “levenssterkte”. Hij zag dat deze mensen wél samenhangende gedachten hebben over het leven, de mens, het heelal, de clanwereld. Zij hadden wél een overgedragen wereldvisie, al waren ze ongeletterd. Hij had kunnen ervaren dat op metafysisch (bovenzinnelijk) niveau alles steunt op de wetmatigheden van oeroude levensinzichten. Hij wist nu dat de Bantoe “die primitieven” voor hem niet meer waren, maar dat ze geëvalueerd waren in hun godsdienst, levenshouding, hun gebruiken en praktijken.

Het boek Bantoe-filosofie 8

Wezensleer De ontologie, de leer van het menselijk “denkvermogen”, ontstaat bij de Afrikaanse mens uit een overgeleverde “wezensleer”, waarbij de voornaamste waarde “levenssterkte” is. Die levenssterkte die “kracht” betekent, zal altijd blijven, want ze komt van God. Het begrip kracht betekent: het worden, het veranderen, het zijn, het verdwijnen, het veroorzaakt worden en het wezen zelf. Het ligt met name in de natuur van het “wezen” die kracht te hebben, te zijn. God is de eerste, opperste kracht, sterker dan al het andere, de bron. Het sterkste wezen binnen de schepping is de mens. Onder de mensen bestaat een volgorde van kracht. Eerst de eerstgeborenen onder de vroegste voorouders van de clan, zij zijn de schakel tussen God en het mensdom. Dan volgen alle afgestorven stamleden, zij zijn de trechter waarlangs de wezenskracht van God naar de mensen kan stromen. De levende mensen zijn gerangschikt volgens de eerstgeborenheid of levensrang. Zo zullen clanleiders of stamhouders altijd eerstgeborenen zijn die hun kracht krijgen van God en de voorvaderen. Dan volgen de familievaders, dan hun eerstgeborene in elke familie. Na de mens zijn er de dierlijke, de vegetatieve en de minerale krachten. Elke kracht kan sterker worden of verzwakken. De sterkere kracht kan op de mindere inwerken. Voor de Bantoe “is” de mens niet altijd op dezelfde manier: een kind is minder “wezen” dan een volwassene. Het kind zal altijd in blijvende verhouding van afhankelijkheid tegenover zijn ouders staan. Een levende of dode mens kan een ander mens in zijn wezen beïnvloeden, versterken of verminderen.

Wat zijn de eigenschappen van de Afrikaanse mens, geplaatst in zijn filosofisch denken? -De “Muntu”, de persoon, de mens, krijgt van God de kracht van de kennis, kan groeien of verminderen in kracht en is voortdurend in verbinding met levenskrachten onder of boven hem. -De “Dijina”, het individu, het ego, is voor zijn evenmens een onbekende, op zijn uiterlijke verschijning na. Zo moet de waarzegger voor een foetus uitmaken welke voorvader, afgestorvene of zelfs geest aan de boreling zijn individualiteit meegeeft en hem levenslang zal beïnvloeden. Een verwensing of moedwillig kwaad woord zal als de oorzaak van een tegenvaller, ongeluk of dood gezien worden. Als een zwarte tegen zijn baas zegt “val dood”, betekent dit in zijn filosofie slechts “verminder in kracht”. Als de baas wat later thuiskomt en zijn geit dood aantreft, betekent dit voor hem die vermindering in kracht. De verwenser zal door de gemeenschap, de clanleiders, na beraad, een “hersteldaad” worden opgelegd.

Ethiek Tempels kwam al snel aan bij de praktische wijsheid van de Bantoe die handelt over de begrippen en “gedragingen”, de normen van goed en kwaad, die diep geworteld zijn in hun filosofie. Hun moreel gedrag is gebaseerd op natuurrecht, positief menselijk recht, gewoonterecht. Alles vanuit levenskracht, levensgroei en levensrang. Die rechten worden met grote rechtlijnigheid verdedigd in wat zij “palabers” noemen, een soort kleine rechtbanken waarin de clanoversten oordeel vellen zoals het door God zou gewild zijn.

Voor echte, moedwillige krenking geldt geen enkele verzachtende omstandigheid. Uitgelokte, door ophitsing ontstane woede treft geen schuld. En wie onbewust, zonder intentie, de medemens schaadt, krijgt geen straf opgelegd, maar wordt geweerd door de gemeenschap in de gedachte “onrecht wreekt zichzelf”.

Levensherstelling God, de natuurorde, de moraal en het menselijk recht verbieden elk individu de levenskracht van een a aan te tasten of te verminderen. Het kwaad en het onrecht zijn immers maar kwaad en onrecht als zij die levenskracht aantasten. Het herstel van onrecht zoals verzoening of stoffelijke schadevergoeding, betekent levensherstel. De clanvader kan de schuldige berispen, bedreigen, verwensen, of hem in levensrang achter de verongelijkte stellen. Of erger nog, hem niet meer als kind aanzien, hem alle rechten ontnemen, wat zelfs kan leiden tot uitdrijving uit de clan. De strijd wordt beëindigd na het “levensherstel”. Levensherstel is de sanctie vanuit Bantoe-begrippen. Straf, boete en vergelding zijn eerder Europese begrippen, tenzij ze ook in de zin van “levensherstel” gezien worden.

De Bantoe begrijpen Om de zwarten te begrijpen moest er dus tot hun metafysiek doorgedrongen worden. Zwarten mochten zeker niet gezien worden als kinderen met een fantastische verbeelding. De etnologie, psychoanalyse, rechtswetenschap, taalkunde en godsdienstwetenschap kunnen beter begrepen worden als de filosofie en de ontologie van de Bantoes gekend is.

Daarbij zijn fout en schuld groter of kleiner naargelang de aanwezigheid van “moedwil”. 9


Heel het menselijk doen en laten van dit volk is ontstaan uit dat eigen karakter, dat een inheemse kleur geeft aan hun religieuze opvattingen en praktijken. Wie niet tot het diepste denken, de diepste persoonlijkheid van de Bantoe is doorgedrongen, wie de grond niet kent waarop al hun doen en laten rust, begrijpt de Bantoe niet en zal nooit met hem in geestelijk contact kunnen treden of hem verteerbaar zielenvoedsel kunnen voorleggen. Daarentegen zal de zwarte die zich door een blanke begrepen voelt, zeggen: “gij hebt ons verstaan”, gij “weet” gelijk wij “weten”.

Het latere missioneringswerk Uit Tempels’ werk kwam duidelijk naar voren dat het christendom het enig bestaande complement van het Bantoe-idealisme was, op voorwaarde dat het aangepast was aan de Bantoe-mentaliteit en werd voorgesteld in hún denkvormen als levensverheffing en levensversterking. Zo kon tussen priester en gelovige een ware “ontmoeting” ontstaan. De priester kon zijn eigen vooroordelen laten varen en de Afrikaanse gelovigen konden het christendom aannemen als iets dat niet van buitenaf werd opgelegd maar uit hun eigen zijnswereld ontsproot.

Gevormd door het inzicht in de ziel van de “zwarte medemens”, pretendeerde Placidus zelf nooit een antropoloog te zijn. Met zijn terminologie richtte hij zich ook naar een ruim lezerspubliek. Zijn eigenlijke doel was en bleef de evangelisatie. Een evangelisatie waarvan de stijl dan ook erg persoonlijk was, waarbij hij zich baseerde zich op een vertrouwensrelatie opgebouwd door dialoog. De “Bantoe-filosofie” was binnen de Afrikaanse koloniale context één van de eerste systematische pleidooien voor een beter begrip en respect voor de gebruiken en waarden van de autochtone volkeren. Gezien de ruime verspreiding ervan, leverde het boek een belangrijke bijdrage tot het debat binnen de Katholieke Kerk tussen de aanhangers van de zogenaamde assimilatietheorie (die vooropstelde dat de autochtone volkeren hun traditionele gebruiken dienden af te zweren om tot het ware geloof te kunnen toetreden) en de aanhangers van de adaptatie-leer (volgens dewelke de westerse leer diende aangepast te worden aan de normen en waarden van de autochtone bevolking). Tempels werd ondertussen wijd en zijd “de negerpsycholoog” genoemd, die met zijn pionierswerk de eerste vonk ontstak in het debat over de denk- en zijnswereld van de Afrikaanse mens.

HERINNERINGEN AAN PATER TEMPELS Jean Nicolaï

Placidus verliet zijn geliefde Afrika voor altijd op 2 april 1962 wegens zijn steeds zwakkere gezondheidstoestand: hij leed immers al geruime tijd aan ‘bilharziose’, een chronische worminfectie met ernstige blaassymptomen. Terug in België gaf hij nog voordrachten in een pastorale context en ontving op regelmatige basis buitenlandse gasten die hem kwamen bezoeken of consulteren. Meestal zijn dit leden van zijn Afrikaanse gemeenschappen of bewonderaars. Vaak werden zij niet ontvangen in het Minderbroedersklooster, maar werden zij ‘en famille’ uitgenodigd voor een maaltijd of een tas koffie bij zijn zus op de Runkstersteenweg. Bij één van die gelegenheden waren er enkele kleinkinderen op bezoek die beleefdheidshalve maar toch wat schuw de zwarte bezoeker kwamen groeten. Na het ‘kom de meneer eens een schoon handje geven’ keken ze verschrikt naar hun mollige vingertjes om te zien of de zwarte huidskleur van de vreemde bezoeker niet was afgegaan op hun blank vel.

Placide Tempels verplaatste zich gedurende alle seizoenen in en rond Hasselt met zijn Solex-bromfiets, waarbij zijn lange grijze baard steeds links en rechts naar achteren vloog. Hij had zo zijn dagelijkse trajecten in de Hasseltse omgeving. Urenlang kon hij genieten in de natuur, aan de vijvers op een bank met de onafscheidelijke sigaret geklemd tussen zijn twee vingers. In de gesprekken die we al eens hadden bij familiebijeenkomsten was er een wederzijdse bewondering: ik was immers student-fotografie aan St Lucas Brussel, terwijl hij een verwoed foto-amateur was. Honderden rolletjes - eerst in zwartwit en later in kleurdia - had hij in Afrika gebruikt om de plaatselijke natuur en zijn wedervaren te registreren (dozen 8 en 11 in het KADOC-archief). Hij was altijd een geïnteresseerde luisteraar als ik de vooruitgang in mijn studies aan hem uitlegde. Soms was er eens een technisch probleem waar ik dan een oplossing voor zocht.

Ruim gezien voedde zijn “Bantoe-filosofie” ook het debat over de legitimiteit van de westerse beschavingspretenties tegenover de hele niet-westerse wereld.

Op werkbezoek in Lisieux (F)

10

Links: 50 jaar priesterjubileum • Rechts: Nonkel Frans met nichtje Eveline en haar echtgenoot Paul Kolb

11


Een stuk taart, een pintje of een borrel kon een goed filosofisch gesprek met nonkel Frans steeds inspireren. De kracht van de natuur (flora & fauna) interesseerde hem en hij genoot van de dingen die hij in de natuur kon vinden, fotograferen en zelfs met volle teugen proeven. Zo herinner ik mij een vrije zomerse namiddag (eind juli-begin augustus) dat hij had voorgesteld om met een grote groep van de (15) kleinkinderen van zijn zus aan de oevers van de Herk te gaan vertoeven (riviertje in de Mombeekvallei van Sint-Lambrechts Herk). Vooraf was hij al naar de slager geweest om wat vleesafval te gaan kopen en met een aantal geïmproviseerde vislijnen (lange stok met touw en een ijzeren haakje) trokken we naar ‘het kreeftenbeekske’. Als ‘nieuw’ aanhangsel van de familie mocht ik mee op die uitstap. In de loop van de namiddag hebben we met z’n allen een volle emmer zoetwaterkreeftjes gevangen: de eerste zoals de visser geduldig wachtend tot de prooi toehapt, maar al naargelang de namiddag en het ongeduld vorderde, stonden enkele van de jongens blootsvoets op de modderige bodem van de beek om de kreeftjes uit hun holletje te lokken in de slijkerige flanken van de Herk. Op geen tijd was de emmer tot de rand gevuld en konden we terug naar Runkst om bewonderend te kijken hoe bomma Clémence Tempels vakkundig de ‘écrevisses’ in een groentebouillon klaarmaakte. Sedertdien heb ik deze ervaring nooit meer mogen meemaken: de Herk werd intussen voor ‘een betere afwatering’ rechtgetrokken en de kolonie zoetwaterkreeftjes is onherroepelijk verdwenen.

Concelebratie in de Minderbroederskerk tgv 50 kloosterleven (met Pater Cerubien, Pater Gerard, Pater Liseus, Pater Laetus) 12

Nonkel Frans overleed in het Minderbroederklooster van Hasselt op 9 oktober 1977. In een gekoesterd familiealbum vinden we deze mooie herinnering: kardinaal Jozef Cardijn op bezoek in het Minderbroederklooster van Hasselt. Een unieke foto van twee tijdgenoten die schijnbaar genieten van een goed gesprek. In het KADOC worden verder nog een aantal dozen bewaard met verschillende foto’s en magnetofoonbanden met de muziek en de liederen die op twee langspeelplaten werden uitgegeven.

TER AFRONDING Jean Nicolaï

Als de naam Placide Tempels in de bibliografieën van honderden artikels en opiniestukken in het rijtje staat met René Descartes, Immanuel Kant, Georg Wilhelm Friedrich Hegel, Sigmund Freud, Carl Gustav Jung, John S. Mbiti, Lucien Levy-Bruhl, Claude Levi-Strauss, Herman Lodewyckx en Ullrich Kleinhempel, dan verdient hij ook in Hasselt een ereplaats. De lijst van pastorale artikelen die door pater Tempels geschreven en gepubliceerd werden is eindeloos. Een grote eerste reeks artikelen werd gebundeld onder de naam ‘Notre rencontre’ 1 en 2 en zijn raadpleegbaar in het KADOC te Leuven, waar het archief van pater Tempels is ondergebracht. De lijst van interpretaties van zijn gedachtengoed is echter nog veel langer. Tot op de dag van vandaag verschijnen er regelmatig positieve bespiegelingen op de filosofische visie die Placide Tempels naar voren heeft geschoven. Het internet levert met talloze webrecensies hier een enorme en gemakkelijk te raadplegen bijdrage. Buitenlandse vorsers uit internationaal gerenommeerde universiteiten consulteren dagelijks zijn ideeëngoed. Zo vonden recent Mutombo Nkulu-N’Sengha en Ruth Katharina Heckelsmüllern, beiden doctoraatsstudenten van respectievelijk California State University Los Angeles en de Université de Fribourg, het typoscript ‘Notre rencontre’, volume II, dat geen imprimatur kreeg.

Is zijn visie actueel? Ik geef u graag enkele recente bewijzen van zijn actuele waarde: 1. Het boek Bantoe-filosofie staat als standaardwerk op de verplichte leeslijst van de meeste levensbeschouwelijke departementen van internationale universiteiten: van Florida tot Zuid-Afrika, van Chicago tot Amsterdam, van Cambridge tot Kinshasa. 2. De Nijmeegse antropologe Marie-Antoinette Willemsen schreef haar dissertatie ‘Missionaris en onderzoeker’ in 2006. Zij vermeldde de visie en standpunten uit het boek Bantoe-filosofie: “deze Vlaamse pater was zijn tijd ver vooruit met zijn opvatting dat het christendom zich aan de Afrikanen moest aanpassen en niet andersom de Afrikanen in het keurslijf van het westerse christendom moest persen” 3. In ’Een leeuw in een kooi’ (2009), een boek met 12 Vlaamse auteurs over de grenzen van het multiculturele, wordt Placide Tempels tot viermaal toe geciteerd en is de titel van zijn boek bij de bibliografie duidelijk vermeld. 4. Prof. dr. Hubert Dethier, em. van de Vrije Universiteit Brussel, organiseerde op 29 november 2012 een lezing over de invloed van het boek Bantoe Filosofie van de Belgische pater Placide Tempels. Zijn boek (1945) betekende in kringen van missie en zending een revolutie. Waar voorheen de overtuiging gold dat Afrikaanse religies primitief zijn en filosofie in Afrika afwezig is, daar schetste Tempels de hoofdlijnen van een complexe Afrikaanse metafysica die het leven van Afrikanen zou bepalen. 5. Herman Lodewyckx, lic. phil. is ere-docent filosofie aan de Faculteit voor Vergelijkende Godsdienstwetenschappen te Antwerpen en verzorgde een voordracht voor het Augustinianum in Eindhoven op 5 februari 2013. 6. Op 16 december 2016 was er in de Universiteit van Poznan in Polen een discussie forum geleid door professor Jerzy Koch, waarbij de ideeën in het boek van Placide Tempels over Bantoe-filosofie werden besproken. 13


Over de auteurs Monique Cox en Jean Nicolaï verdiepten zich in het leven en werk van pater Tempels vanuit hun persoonlijke interesse, maar ook vanwege een familiale band. De grootmoeder van Monique, Bertha Tempels, was een zus van Jozef Tempels, de Hasseltse stationschef. Bertha Tempels huwde met de Hasseltse kleermaker Pierre ‘Pie’ Vanstraelen. Oudere Hasselaren zullen zich herinneren dat zij een handelszaak hadden vooraan in de Minderbroederstraat. In 1917 werd in dit gezin een enige dochter geboren: Josée Vanstraelen, een nicht van Frans Tempels. In 1943 huwt Josée met André Cox. Monique, Magda en Luc zijn hun 3 kinderen. Jean Nicolaï trouwde met Corinne, de oudste kleindochter in de familie. Zo leerde hij pater Tempels kennen, die door alle kleinkinderen ‘nonkel Frans’ werd genoemd, maar die eigenlijk voor hen een ‘grootnonkel’ was. Voor Jean was hij dus ook ‘nonkel Frans’.

Nawoord We hebben er bewust voor gekozen om bepaalde terminologie en woorden zoals die voorkomen in uitspraken van getuigen of publicaties uit het tijdperk zelf die nu als ‘fout’ of beledigend gelden, niet te veranderen of te censureren. We excuseren ons bij voorbaat voor eventuele aanstoot die hieraan gegeven wordt.

14

15


December 2021 – keik nr. 78 Tekst: Monique Cox en Jean Nicolaï Foto’s: Privécollecties Copyright: Het Stadsmus Guido Gezellestraat 2, B-3500 Hasselt Tel.: 011/23 98 90 - E-mail: hetstadsmus@hasselt.be

Overzicht Kunst in de Kijker 2004-2005: 2004: 126. De kraag van de Hasseltse boogschutters; 127. Schilderij ‘Grote Capucienenstraat’, Clement Van Campenhout (1921-1997), 1961; 128. Prent ‘Gezicht op de Boulevard met links de gevangenis’, Charles Jooseph Hoolans (1814-?); 129. Offerandeschotel met in reliëf 7 (keizers)hoofden, 17e eeuw; 130. Affiche van het eerste Nederlands Eucharistisch Congres, Hasselt, 1904, Leo Jaminé (1854-1921); 131. Zes schilderijen uit de cyclus van het H. Sacrament van Mirakel bewaard in Herkenrode; 132. Alambiek afkomstig uit Staatlaboratorium in Guffenslaan in Hasselt, E. Adnet, Parijs; 133. Gedenkpenning “150 jaar Koninklijk Atheneum Hasselt”, Luc Verlee (°1939), 1994, 1994; 134. Schilderij ‘Hubert Leijnen (1909-1997), hoofdredacteur van HBvL van 1929 tot 1976’, Eugène Polus, 1951. 2005: 135. Ontwerptekening voor tegelpaneel ‘Tuin met pauw en zwaan’, Manufacture de Céramiques Décoratives de Hasselt (1895-1954); 136. Beeld van de Roode Roos; uitgave in beperkte oplage t.g.v. inhuldiging monument op de Schiervellaan Hasselt, Gerard Moonen (° 1953). Overzicht Kunst en Erfgoed in de Kijker: 2005: 1. De archeologische vondsten van Herkenrode in Het Stadsmus. 2006: 2. Jos. Damiens wandschilderingen voor het gouvernement te Hasselt (1908-1910); 3. De Kiosk en het muziekleven in Hasselt in de 19e eeuw; 4. De kapel van Spalbeek, 5. De handboog: van verdedigingswapen tot Olympische discipline; 6. Menukaarten. 2007: 7. Stad in groei. Hasselt in de 19e eeuw; 8. De oorsprong van onze kapellen; 9. Een Hasselts bedevaartvaantje uit de 17e eeuw; 10. Processievaandel van de Hasseltse Broederschap van het Heilig Sacrament. 2008: 11. Ets ‘Het Offer’, Jan Toorop (1858-1928); 12. Vaas in lusterglazuur, Manufacture de Céramiques Décoratives de Hasselt (1895-1954); 13. 2 zilveren kandelaars, resultaten van een onderzoek; 14. Handschrift van de Roode Roos 18de-19de eeuw; 15. Spaanse toreadors, Romeinse ruïnes en kamelen aan de oevers van de Zwarte Zee. De exotische reizen van een Hasseltse burger tijdens de Belle Epoque. 2009: 16. Thomas Morren schildert de familie Van Elsrack.; 17. Een zeldzame skeletklok van Joannes Michael Gaspard Geraets (1791-1859); 18. Geen KEIK verschenen!; 19. Archeologische opgravingen van het bonnefantenklooster in Hasselt; 20. Pierre Cox (1915-1974) en het hellenisme. 2010: 21. 1910: tsaar Ferdinand van Bulgarije vliegt boven Kiewit; 22. De zuidkant van de Grote Markt; 23. De Virga Jesse in Het Stadsmus: iconografie & cultusrelicten; 24. De Heecrabbers, kroniek van een kunstkring; 25. De collectie van Pasquasy, devotie– en doodsprentjes; 26. De kunst van het monumentale bouwen en het achteloos vernielen. 2011: 27. Medailles, De Koloniale Dagen, 1952; 28. Hasselt aan zee. Een eeuw marineschilderkunst; 29. Tot hier en terug. Burentwisten tussen Hasselt en Zonhoven; 30. Hasselt in de middeleeuwen. 2012: 31. Alaaf! De heropleving van de carnavalstraditie in Hasselt met speciale aandacht voor de jaren 1950; 32. Dame met lorgnet, Godfried Guffens (1823-1901); 33. Waterhuishouding in Hasselt; 34. Campendeck; 35. Dialoog met de ruimte. 2013: 36. De bonnefantenkerk en de graflegging; 37. De uurwerkstad Hasselt; 38. Royal Nord in Hasselt; 39. De Hasseltse septemberkermis in 1896; 40. Muziek! Het College van Sint-Cecilia van Hasselt 1670-ca. 1830. 2014: 41. Hasseltse bands 1945-2000; 42. Een tinnen bord uit het Hasseltse Augustijnenklooster; 43. 50 jaar Luminé Image Art; 44. Hedwig Pauwels; 45. Franz Anton Brändl (1720-1782). 2015: 46. Vuurpeloton in Hasselt; 47. Gedenkmonument (1856) voor de oud-strijders van Napoleon; 48. Fotostudio Blanckart… Kijken naar het vogeltje!; 49. Sportieve Hasseltse nostalgie. 1913-1964: Het openluchtzwembad aan de Willekensmolenstraat; 50. De abdissenportretten van Herkenrode. 2016: 51. Limburgs glas, in het licht van de recente aanwinsten; 52. Vergeten Hasselts gebak; 53. Nie zievere. Spe.le! Drie Hasseltse voetbalclubs vertellen hun verhaal; 54. Plezier & verdriet. Oorlogsgedenkenissen tijdens de kermisfeesten van de jaren 1920; 55. Proper gewassen! Wasserij De Lelie. 2017: 56. Tegelpaneel Irissen, afkomstig van het voormalig Hotel Léopold II te Blankenberge; 57. Zilversmid François Morren, meester met de drie sterren; 58. Het nieuwe blazoen van De Roode Roos; 59. Het archeologisch onderzoek aan het nieuwe stadhuis; 60. Het Hasseltse erfgoed door de lens van de Duitse bezetter (1917-1918). 2018: 61. Maria Pijpelinckx (Kuringen? 1538 - Antwerpen 1608), meer dan alleen maar de moeder van Pieter Paul Rubens; 62. The Hasselt Bridge. Waarom de kanaalbrug instortte in 1938; 63. Vijf Hasseltse burgemeesters in brons gegoten; 64. Het geheim achter het schilderij van de Heilige Odilia door Godfried Guffens; 65. Stef Vanstiphout (1931-1995), een eigenzinnig illustrator. 2019: 66. Jan Vaes. De graven van Loon en de Europese literatuur; 67. Zana Etambala. Limburg in koloniaal en/of Congolees perspectief; 68. Het Hasseltse Begijnhof verbindt. Over co-creatie, participatie en erfgoed; 69. 1944. Directe nasleep van de bevrijding van Hasselt; 70. De Komeetlijn. 2020: 71. Maison fondée en... Historische panden en hun uithangborden; 72. De Poncelet vaas, exponent van een uitgekiende reclamestrategie; 73. Het verhaal achter de gevel van het RTT-gebouw in de Paardsdemerstraat. 2021: 74. Het huis In ’t Claverblat en zijn plek in de gebouwde geschiedenis van Hasselt; 75. De vlag van de Hoveniersgilde van Hasselt, een venster op een boeiende geschiedenis; 76. Jeannot Peeters (1909 - 1996), een verloren gewaande Hasseltse vrouwelijke kunstenaar?; 77. Veertig jaar Vrienden van het Stadsmuseum.

16

Alle publicaties zijn te koop aan de museumbalie zolang de voorraad strekt. Online zijn de publicaties gratis raadpleegbaar op de website www.issuu.com/hetstadsmus.


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.