KEIK 77. Veertig jaar Vrienden van het Stadsmuseum

Page 1

keik nr. 77

Kunst & Erfgoed in de kijker

Veertig jaar Vrienden van het Stadsmuseum 1


Op 6 augustus 1982 worden in het Oud Gasthuis aan de Thonissenlaan het Stadsmuseum en het Jenevermuseum officieel en feestelijk geopend. Beide musea zullen er samen broederlijk verblijven tot het Jenevermuseum in 1987 zijn definitieve thuis in het pand Theunissen-Stellingwerff betrekt. In 1990 krijgt het Stadsmuseum zijn vaste plaats in het pand StellingwerffWaerdenhof. Beide musea hebben een eigen ontwikkelingsgeschiedenis. Dit is het verhaal van het Hasseltse Stadsmuseum, en van de ‘Vrienden’ die een essentiële rol in de uitbouw ervan vervulden. De ‘Vrienden’ en het museum zijn onlosmakelijk met mekaar verbonden. Vóór de opening in 1982 bestonden er twee collecties: één provinciale en één stedelijke. De provinciale collectie was Limburgs, met – uiteraard – een Hasselts deel, de stedelijke collectie bevatte enkel Hasseltse voorwerpen. Door omstandigheden die verder aan bod komen, werden beide collecties net vóór de Tweede Wereldoorlog samengevoegd als provinciaal bezit. In de aanloop naar 1982 en de 750ste verjaardag van de hernieuwing van de Hasseltse stadsrechten, en tijdens de daaropvolgende jaren, werd de Hasseltse collectie in grote lijnen opnieuw stedelijk, zowel inhoudelijk als juridisch. De ‘Vrienden van het Stadsmuseum’ spelen vanaf dan een grote rol in het Hasselts museumverhaal.

Kunst & Erfgoed in de kijker

2


Héél Hasselt! Zonder afbreuk te doen aan het initiatief van de stad Hasselt en de inzet van het personeel mogen we stellen dat de ontwikkeling van het ‘definitief’ Stadsmuseum in hoge mate werd gerealiseerd door de ‘Vrienden van het Museum’. Een belangrijke verklaring is te vinden in de lijst met oprichtende leden van de vzw. Zowat alle belangrijke Hasselaren uit het brede maatschappelijke leven gingen het engagement aan. Daarnaast werd een hechte groep van bestuurders gevormd die in nauw contact stond met de stad en andere overheden, en met de ruime groep van ‘Vrienden’ die zij vertegenwoordigden. De oprichting van de ‘Vrienden’ resulteerde in een ongezien enthousiasme, in realisaties van tentoonstellingen, in de voorbereiding, inhoudelijk en operationeel, van het definitieve museum. Het resulteerde ook in de gevoelige uitbreiding van de collectie door schenkingen, bruiklenen en aankopen. In de pioniersperiode van de eerste jaren (19791990) zetten de inspanningen door de vzw, in samenwerking met de stad, een brede beweging in gang: - Veel Hasselaren (en anderen) schonken kunstwerken, documenten en andere voorwerpen aan het museum; -

Bank- en andere instellingen stonden als het ware in de rij om tentoonstellingsinitiatieven te huisvesten en te ondersteunen: KBC, Generale Bankmij, NMKN, Raiffeissenkas-Cera (‘De heren Houben en De Flander dringen herhaaldelijk aan op een expositie in hun instelling), …

Zo kreeg de kleine Maastrichterstaat na de tentoonstelling ‘Uithangborden en Gevelstenen’ een facelift met nieuwe uithangborden, en hielpen de handelaars van de (grote) Maastrichterstraat na de tentoonstelling over ‘het Elfde’ financieel mee aan de realisatie van het beeldje ‘De Piot’ door Marc Cox. Naarmate de jaren en de groei van het museum vorderden, met scharniermomenten zoals de opening van Stellingwerff-Waerdenhof in 1990, het Vlaams museumdecreet in 1997 en de nieuwe samenwerkingsovereenkomst met de stad in 2017, werd de werking van het museum geleidelijk geprofessionaliseerd vanuit de stad, vooral door de inhoudelijke versterking van het personeelsbestand. Dat hield in dat de zwaartekracht stilaan verschoof van de vzw naar de stadsinstelling. Niettemin bleef en blijft het belang van de ‘Vrienden’ groot. Zij blijven hun stempel drukken op de programmering en op het collectiebeleid, ze organiseren populaire activiteiten zoals ‘Het Hessels Ouër’, ze verzorgen hand- en spandiensten en vangen soms personeelstekorten op wanneer nodig. Hun belang als draagvlak en aandacht voor het Hasseltse erfgoed, de Hasseltse kunst en geschiedenis en de sensibilisering van alle Hasselaren blijft even groot en noodzakelijk.

- Door de initiatieven ven de ‘Vrienden’ werden ook handelaars gesensibiliseerd. 3


EEN KORTE VOORGESCHIEDENIS Het provinciaal museum Op het einde van de 19de eeuw richt Emiel Gielkens, afdelingshoofd bij de provincie Limburg, een klein museum in. Het is een privé-initiatief dat ondersteund wordt door het provinciebestuur. In het Bestuurlijk Memoriaal der Provincie van 1898 verschijnt een eerste jaarverslag. De beperkte collectie groeit geleidelijk, o.a. door de steun van rijksarchivaris Henri Van Neuss. Het kantoor van Gielkens en enkele belendende gangen fungeren aanvankelijk als museumruimte. De nabij gelegen bank Robinet, het kapelhuis van de O.L.Vrouwekerk en het gouvernementsgebouw worden achtereenvolgens de nieuwe huisvesting. In 1928 ziet Emiel Gielkens zich door zijn hoge leeftijd verplicht ‘zijn’ museum over te dragen. Tijdens de Tweede Wereldoorlog vorderen de Duitsers het gouvernementsgebouw op en vanaf 12 mei 1941 wordt de collectie ondergebracht in enkele kamers van het begijnhof dat in 1939 eigendom werd van de provincie. Ze wordt daar verenigd met de stedelijke museumcollectie. In 1945 worden ‘De Vrienden van het Provinciaal Museum’ opgericht. Onder hun impuls worden drie tentoonstellingen ingericht: ‘Djef Anten’ (1946), ‘Het Oude Land van Loon’ (1947) en ‘De Boerenkrijg’ (1948). Conservator Constant Vanderstraeten ziet dat het aantal bezoekers ‘met de dag vermeerdert’ en sluit het jaar 1949 af met een bezoekersaantal van 1.415.

Het stedelijk museum Begin 1900 stelt priester Polydoor Daniëls een bescheiden Hasseltse collectie samen met 174 catalogusnummers. Tussen 1908 en 1910 houdt de stad hiervoor in een huurhuis op het Groenplein (rechts van het stadhuis) een stadsmuseum open, met op de verdie4

ping het stedelijk archief. De collectie van 174 objecten is enkele uren per week te bezichtigen. Een huishoudster die hiervoor gratis inwoon krijgt, is gastvrouw. Polydoor Daniëls wordt vrijwillig conservator. Hij publiceert een integrale catalogus. Het museum blijkt echter niet levensvatbaar.

Polydoor Daniëls werd in Diest geboren op 20 december 1845. Als lid van de Koninklijke Commissie voor Monumenten (Limburg) ijverde hij voor de oprichting van een ‘musée provincial’. Hij vreesde dat belangrijke kunstwerken zouden verdwijnen door het gebrek aan een publieke verzameling in Limburg. In 1904 werd hij aangesteld als rector van het begijnhof. Hij verdiepte zich in de stadsgeschiedenis als conservator, archivaris en bibliothecaris. In 1914 werd hij voorzitter van de pas opgerichte Geschied- en Oudheidkundige Studiekring. In 1939 verhuisde hij naar Hoeilaart waar hij op 3 december 1944 overleed.

Rond 1930 start Constant Vanderstraeten opnieuw met een stadsmuseum. Hij breidt de verzameling van 174 stukken uit tot enkele duizenden voorwerpen en brengt ze onder in het Hasseltse begijnhof.


Constant Vanderstraeten werd in Hasselt geboren op 6 september 1878. In 1904 volgde hij zijn vader op als koster van de Sint-Quintinuskerk, stichtte in 1916 het Sint-Quintinuszangkoor en lag mee aan de basis van de Geschied- en Oudheidkundige Studiekring. In 1926 volgde hij de toen 80-jarige Polydoor Daniëls op als bibliothecaris, archivaris en museumconservator van de stad Hasselt. Toen in 1939 de museumcollectie overgedragen werd aan de provincie zette hij zich in voor de uitbouw van het ‘provinciaal museum’. In 1962 verhuisde hij naar een rusthuis in TerkoestAlken en hij overleed op 4 november 1968.

Op 19 juni 1939 draagt de stad Hasselt de hele collectie over aan de provincie Limburg als haar aandeel in de restauratie van het door de provincie aangekochte begijnhof. In de notulen lezen we: ‘Gelet op het feit dat de Provincie het Oud Begijnhof heeft aangekocht, om dit na behoorlijke herstelling te herschapen in een Provinciaal Museum, met Provinciale Bibliotheek, lees- en conferentiezalen, waar de intellectuele vereenigingen der Stad een geschikt lokaal zullen kunnen verkrijgen; Gelet op het feit dat door het Koninklijk Besluit d.d. 20 Februari 1939 het Oud Begijnhof van Hasselt gerangschikt werd onder de Kunstgebouwen van het land en dienvolgens de Stad verplicht is voor de 2/5 der uitgave in de onkosten der herstelling tusschen te komen, zooals blijkt uit het schrijven van den Heer Minister van Openbaar Onderwijs d.d. 20 april 1939; Aangezien het bedrag van de aanbieding van de restauratie van het Begijnhof tot de som van 481.293,52 fr. beloopt, zoodat het aandeel der Stad 195.317,40 fr. zou bedragen, behoudens de som juist te betalen bij de afrekening der werken. Besluit: De verzamelingen van oudheidkundige voorwerpen, kunstwerken, als schilderijen, beelden enz., evenals de boekenverzamelingen met boeken, rekken, die thans het stedelijk museum met bibliotheek uitmaken, worden aan de Provincie Limburg afgestaan, onder voorwaarde dat de stad geheel zal ontlast zijn van de wettelijke tusschenkomst in de kosten van restauratie van het Begijnhof, zoals hierboven vermeld, en van het verder onderhoud daarvan. Deze afstand geschiedt eveneens onder voorwaarde dat de Provincie deze voorwerpen behoorlijk zou tentoonstellen en de verplichting op zich neemt dezelfde steeds in ’t Provinciaal Museum te Hasselt te laten berusten.’

Deze overdracht zal echter, o.a. door de oorlog en de zware beschadiging van het begijnhof niet resulteren in de oprichting van een volwaardig museum.

5


‘IN DE VAART DER VOLKEREN’ Na de Tweede Wereldoorlog ontwaakt Hasselt als een rustig stadje maar het zal zich snel en ambitieus ontwikkelen tot een regionale centrumstad. In 1954 vestigt Philips zich in de stad. Het zal Hasselt op de kaart zetten. Er worden plannen en voorbereidingen gemaakt voor een ringweg rond de stad, de verpauperde volkswijk ‘de Beek’ wordt vervangen door de Twee Torenwijk die de skyline van Hasselt ingrijpend verandert, er ontstaan nieuwe woonwijken zoals de Casterwijk, de Catharinawijk, de Heilig Hartwijk en de Banneuxwijk. Hasselt krijgt – eindelijk – een nieuw treinstation. Grote en prestigieuze winkels zoals Innovation e.a. vestigen zich in de stad, wat vaak wel ten koste gaat, net als bij ‘de Beek’, tot afbraak van waardevol erfgoed zoals het Gravenhuis en het Claeverblat. Tekenend voor de tijdsgeest was dat dergelijke afbraken uitgebreid werden geïllustreerd in het stedelijk informatieblad De Hasselaar. Vooruitgang had zijn prijs. Bedrijven als de RTT in de Paardsdemerstraat breiden indrukwekkend uit, de Elfde Liniestraat wordt een scholencampus. Hasselt krijgt een nieuw zwembad (het ‘mooiste in België’) en een van de eerste moderne cinemacomplexen (Trioscoop). Er wordt een nieuw en modern ziekenhuis gebouwd. In Runkst verrijst een moderne sporthal, er komt een kinderboerderij en een overdekte ijsschaatsbaan. In 1972 worden de eerste werken gestart voor het Limburgs Universitair Centrum. Dit moest in het midden van de provincie liggen. Het werd dus de Miezerik in Diepenbeek. En het zou ontsloten worden door een nieuwe snelweg tussen Hasselt en Genk met als absolute blikvanger een spectaculaire tuikabelbrug over het Albertkanaal.

6

En kunst en cultuur? Reeds begin jaren 1960 worden plannen gesmeed voor een cultureel centrum. Het zal een van de eerste en grootste cultuurcentra in Vlaanderen worden. In 1972 worden de deuren geopend met Piet Jaspaert als directeur. Het ccHa wordt een sterke motor voor het cultuurleven in Hasselt dat op dat ogenblik desolaat oogde zonder gemeentelijke cultuurinfrastructuur, stedelijke bibliotheek of culturele ontmoetingscentra, zonder musea of openbaar archief. In 1977 fusioneren Hasselt, Kermt, Kuringen, Sint-Lambrechts-Herk, Stevoort en Wimmertingen. De stad is op slag vier bibliotheken en evenveel ontmoetingscentra rijk. De culturele inhaalbeweging is ingezet!

‘Ons Museum’ Onder die titel lezen we eind jaren zestig in het stedelijk magazine De Hasselaar: “De stad Hasselt bezat tot in 1939 een museum. De Provincie stelde alsdan aan het toenmalig stadsbestuur een overeenkomst voor: de stad Hasselt zou niet moeten bijdragen in de kosten van de restauratiewerken van het begijnhof voor zover alle stukken van de stadsbibliotheek en van het stadsmuseum aan de provincie zouden overgedragen worden. Aldus geschiedde. Tijdens de bezetting werden deze stukken in een kelder opgestapeld. De Heer Constant Vanderstraeten deed na de oorlog een nieuwe poging om enkele zalen van het begijnhof als museum in te richten maar ingevolge de uitbreiding van de provinciale bibliotheek kwam er opnieuw plaatsgebrek en werden de stukken in kelders en zolders opgeborgen. Na contact tussen de heer Gouverneur en de heer Burgemeester werden alle nog bestaande documenten en stukken terug


aan de stad overgemaakt. Twee lokalen van de Tekenacademie (noot: huis Stellingwerff-Waerdenhof) werden voorlopig als museum ingericht. Enkele vrijwilligers waaronder de heer Blux, bureelhoofd van de Stad, de heer Martin Schreurs, secretaris der Tekenacademie en de heer René Vanstreels, beiaardier, ontzagen geen moeite om een nieuw leven te geven aan wat morgen opnieuw een waardevol stedelijk museum worden moet. Dank ook aan de directeur van de Tekenacademie en proficiat aan ons stadspersoneel. Wij zouden de inwoners dank weten zo zij andere stukken, documenten, borden, portretten enz. die in verband staan met het leven der stad zouden willen schenken of in bruikleen geven. Mogen wij hen verzoeken zich met de heer Blux in verbinding te stellen (tel 259.61 binnenpost 163). Wij hopen dat dank zij de medewerking der inwoners een nieuw museum zal kunnen opgericht worden.”

Enkele maanden later lezen we: “……. De oorlogsgebeurtenissen, waarbij ondermeer de begijnhofkerk werd vernield, de later geplande oprichting van het Openluchtmuseum in Bokrijk en het Gallo-Romeins Museum in Tongeren, en niet te vergeten de voorziene uitbreiding van de provinciale bibliotheek, hebben de plannen (noot: voor een museum) enigszins verhinderd, met als gevolg dat het Provinciaal Oudheidkundig Museum in Hasselt niet tot stand is gekomen. Op aanvraag van het stadsbestuur heeft de heer Gouverneur der provincie de oudheidkundige voorwerpen die op Hasselt betrekking hadden, terug aan de stad overgedragen. Noodzakelijke verbouwingswerken en plaatsgebrek hebben tot nu verhinderd ons stedelijk museum te heropenen. Om het

geduld van de vele belangstellenden niet langer op de proef te stellen heeft het stadsbestuur besloten gedurende de kermisdagen in 1970 een tentoonstelling in te richten van schilderijen, prenten, foto’s, uithangborden en talrijke andere voorwerpen die betrekking hebben op het historisch verleden onzer stad. Deze tentoonstelling wordt gehouden in twee lokalen van het ‘Waerdenhof’ achter het huis Stellingwerff (Academie voor Schone Kunsten).”

Het was echter meteen het einde van deze museumfase. Na de tentoonstelling werden de collectiestukken opgeslagen in het huis Van Noorbeeck aan het Leopoldplein, waar ze jarenlang stof verzamelden.

Hasselaren roeren zich In de zeventiger jaren ontwaakte Hasselt zoals eerder aangehaald uit een lange culturele winterslaap, mede en vooral onder impuls van de schepen van cultuur in Hasselt, Wim Van Lishout, en van een prille cultuurdienst. Bij herhaling werd het stadsbestuur er aan herinnerd dat Hasselt nog steeds de enige provinciehoofdstad zonder museum was. Ook de Hasselaren begonnen zich te roeren. De afbraak van de Beek, het Gravenhuis, het Claeverblat, delen van de boulevard,… het werd te veel voor de Hasselaren. Bezorgde burgers, architecten en kunstenaars verenigden zich in ‘Tamera’. Het informatieblad De Hasselaar, dat sinds de gemeentefusies zou veranderen in De Nieuwe Hasselaar, kreeg het jaar vooraf, in 1976, een kritische tegenhanger: De Nieuwsgierige Hasselaar. Er kwam een (kritische) monumenten-adviesgroep, vanuit de kunstonderwijsinstellingen werden vragen gesteld bij het kunstenbeleid, enkele Hasselaren zetten een protestbeweging in gang tegen de sloop van de vervallen stokerij Theunissen, hetgeen leidde tot de erken7


ning ervan in België als eerste industrieel complex en dat resulteerde in de oprichting van het Nationaal Jenevermuseum. ‘Wakker’ schopte het zelfs met Luk Cox tot een zitje in de gemeenteraad. Dat het cultureel centrum (ccHa) de ‘museale taak’ begon in te nemen door het organiseren van historisch getinte tentoonstellingen zoals ‘Hasselt 1900’ was ook een teken aan de wand: Hasselt miste een museale werking. In juni 1979 besloot het stadsbestuur om het huis Stellingwerff-Waerdenhof te restaureren en te herbestemmen als stadsmuseum en in december stelde het de ontwerpers aan voor de restauratie van de panden Stellingwerff-Waerdenhof (Herman Van Meer) en Theunissen-Stellingwerff (Georges Nolens). Beide musea zouden openen in 1982, het jaar dat Hasselt de 750ste verjaring vierde van de hernieuwing in 1232 van haar stadsrechten. Omdat de definitieve huisvesting van beide musea dan niet klaar zou zijn, werd gekozen voor het oud Gasthuis aan de Martelarenlaan als voorlopig verblijf. Ook het stadsarchief kreeg een thuis. Het zou, eveneens in 1982, ondergebracht worden in het statige Hôtel de Corswarem in de Maastrichterstraat. In De Nieuwe Hasselaar verscheen een oproep om interessante stukken te schenken of in bruikleen te geven. Dat resulteerde snel in een eerste aantal schenkingen zoals blijkt uit een later bericht: “De heer Jules Moens schonk aan de stad twee luxe-partituren van de heer Albert Lefèbre, gewezen kapelmeester van het muziekcorps van het 11de Linieregiment. De heer Van Welkenhuyzen schonk een uithangbord (afkomstig van een kranten- en postkaartenwinkel in de Geraertsstraat, het huis van de welbekende Lily Prot-prot). De heer Broux schonk enkele curiosa.

8

Deze giften zijn bestemd voor het Stadsmuseum. De heren Moens, Van Welkenhuyzen en Broux worden van harte bedankt!”

Van nul naar zeven musea! De dadendrang van schepen Wim Van Lishout was niet te stuiten. Hij voorzag een heemkundig stadsmuseum, een religieus museum, een jenevermuseum, een wassenbeeldenmuseum, een modemuseum, een geluidsmuseum, en later kwamen daar nog een beiaardmuseum en een weegschalenmuseum bij. Het stads-, jenever-, mode- en beiaardmuseum werden gerealiseerd, en ‘De Waag’ in de Witte Nonnenstraat huisvestte enkele jaren de weegschalencollectie die het Limburgs Kultuurfonds aan de stad had geschonken. De andere plannen bleken dromen.


DE VRIENDEN VAN HET STADSMUSEUM Het artikel in De Nieuwe Hasselaar van december 1979 vervolgde: “Om het museumbeleid te helpen bepalen heeft het bestuur van de Stad een beroep gedaan op een aantal mensen die op 19 november ll. een vzw hebben opgericht onder de naam ‘De Vrienden van het Stadsmuseum Hasselt’. Het doel van deze personen is, samen met het stadsbestuur te zorgen dat er in 1982 een degelijk stadsmuseum opengaat en dat daarna een continuïteit blijft bestaan. Vóór 1982 zullen er verschillende activiteiten aan de dag gelegd worden: • • • •

Voor de sensibilisatie van de bevolking: een reeks tentoonstellingen over Hasseltse onderwerpen. Studie en voorbereiding musea, o.a. bestudering van de inrichting van de gebouwen zoals indeling, veiligheid, inbraak- en brandbeveiliging. Het bepalen van de inhoudelijke beleidsopties voor het museum. Het samenbrengen van de nodige museumstukken nodig om de geschiedenis van Hasselt een visuele gestalte te geven….

…. In 1967 gaf de provincie een aantal stukken uit het voormalig stedelijk museum terug aan de Stad, een weliswaar kleine verzameling waarmee de Vrienden van het Stadsmuseum nu moeten starten. Weliswaar zijn we verheugd te kunnen meedelen dat er reeds contacten zijn geweest tussen de deputatie en de vzw en dat er binnenkort verdere gesprekken zullen zijn. De provincie Limburg heeft – en dat is hoopgevend – principieel zijn medewerking aan ons stadsmuseum toegezegd.”

Met de verschillende mislukte pogingen uit het verleden in het achterhoofd wilde het stadsbestuur een breed draagvlak ontwikkelen in plaats van de museumopdracht toe te wijzen aan één ambtenaar of individu. Het bestuur opteerde om per museum een aantal mensen te verzamelen die door hun deskundigheid en hun enthousiasme, en dit samen met een kleine groep stedelijke medewerkers, het museum moesten vormgeven en uitdragen. Zowel voor het Stadsmuseum als voor het Jenevermuseum, en later voor het Modemuseum, werd geopteerd voor een vzw-structuur.

9


DE PIONIERSTIJDEN: 1979-1982 Zoals al verteld waren de door de provincie teruggeven collectiestukken sinds 1970 opgeslagen in het huis Van Noorbeeck aan het Leopoldplein. In het voorjaar van 1979 opende Jean Pierre Swerts van de prille cultuurdienst, na een korte zoektocht naar de huissleutel, de deur van het pand. Een ervaring! Tien jaren lang onaangeroerde prenten, kaarten, schilderijen, vlaggen en wimpels, instrumenten, uithangborden en andere voorwerpen lagen er onder een dikke laag stof te wachten op dit moment. Het werk kon beginnen. Op 7 juni 1979 ontvingen een aantal Hasselaren (in de ruime zin van het woord) de volgende uitnodiging: “Mevrouw, Mijnheer, Zoals U wellicht weet zijn wij reeds geruime tijd bezig met de uitbouw van een stedelijk museum. De beste formule om deze uitbouw te stimuleren leek ons de oprichting van een stichting ‘Vrienden van het Museum’. Om hieromtrent een eerste maal van gedachten te wisselen nodigen wij U uit op woensdag 13 juni a.s. om 17u30 in het lokaal van het structuurplan, ingang Gasthuisstraat. In opdracht: De Gemeentesecretaris, get. Albert Broux, en De Burgemeester en Schepenen, get. Paul Meyers”

Het werd voor Hasselt een historisch moment en het was de start van een intense periode van overleggen, enthousiasmeren en druk voorbereiden. Een verslag van vijf beslissende vergaderingen: Woensdag 7 juni 1979, lokaal structuurplan Volgende genodigden verzamelen in het oud Gasthuis: Wim Van Lishout (schepen van cultuur), Robert en Hilde Rombouts, Barbara Wyckmans, Livin Kelles, Michel Ilsen, Francis Goole, Mathieu Bussels, Mon Impe, Paul Van Baelen, René Vanstreels, Jean Brans, Marcel Grondelings, Guido Vrolix en Jean Pierre Swerts (dienst cultuur). Verontschuldigd zijn Paul Meyers (burgemeester), Albert Broux, Piet Jaspaert, Jozef Grauwels, Eric Houtman en Martin Schreurs. Het verslag van deze vergadering bevat een aantal boeiende passages: ‘Wanneer de genodigden ietwat onwennig hun plaats innemen te midden van een decor van stukken die al sedert zolang deel uitmaken van de verzameling van het Hasselts stedelijk museum, een oude instelling die tegelijkertijd nog moet opgebouwd worden, rijst bij velen de vraag (en bij sommigen zelfs openlijk) wat zij hier eigenlijk komen doen. Niemand schijnt reeds te beseffen met welke historische opdracht hij hier in feite zit. Een opdracht, zo belangrijk zelfs dat, moest er een

10


fotograaf aanwezig zijn geweest, de groepsfoto zélf museumstuk zou zijn geworden… Eerst en vooral spreekt Wim Van Lishout over de voorgeschiedenis van deze vergadering…. Hij stelt de heer Rombouts voor, zijn voorganger als schepen van cultuur…. “Met deze ervaring … is de heer Rombouts de geschikte man om de nieuwe aanpak van het museum te promoveren….” Als inleiding schetst de heer Van Lishout het museumbeleid van het stadsbestuur dat vast besloten is deze zaak terdege aan te pakken. Dit beleid bevat volgende vier projecten: 1. Heemkundig museum 2. Archief 3. Jenevermuseum 4. Religieus museum “De plannen rond het Jenevermuseum en het Religieus museum zijn momenteel nog te vaag om concrete mededelingen te kunnen doen. Aan het archief en het heemkundig museum daarentegen wordt sedert ongeveer een jaar dagelijks gewerkt…. Aan het heemkundig museum wordt momenteel gewerkt door enkele mensen aangeworven binnen het Bijzonder Tijdelijk Kader (BTK). Dit museum zal in de toekomst ingericht worden in de huizen ‘Stellingwerff’ en ‘Waerdenhof’, waarvoor bij het Ministerie van Cultuur reeds aanvragen tot restauratie werden neergelegd….” Hierop neemt de heer Rombouts het woord en hij formuleert het voorstel om reeds van bij de aanvang aan de stichting ‘Vrienden van het Museum’ een juridische structuur te geven onder de vorm van een vzw …. Voor het vergaren van de nodige financiële middelen wordt enerzijds gerekend op de bijdrage van het stadsbestuur en anderzijds op eigen inkomsten, verkregen door het uitgeven van publicaties, het organiseren van activiteiten en het verzamelen van steungelden…. Enkele reacties uit de zaal: - “Er wordt aangedrongen dat het stadsbestuur als aanvulling op zijn museumbeleid ook een initiatief zou steunen om in de abdij van Herkenrode een museum in te richten.” - “Men mag het onderwerp ‘Hasselt’ niet te eng begrenzen maar moet het situeren in haar historische context, het graafschap Loon, iets wat in het onderwijs te weinig gedaan wordt.”

Dinsdag 11 september 1979, raadzaal stadhuis Naast de aanwezigen tijdens de eerste zitting tekenen ook present: Albert Broux, Roland Wissels, Eric Houtman, Robert Vandereycken, Jozef Grauwels, Herman Van Meer en Camille Swinnen. Er wordt overlegd over de inrichtende macht van het museum: stad of vzw?, en over de benaming vzw of stichting. Robert Vandereycken vraagt een duidelijke definitie van het soort museum dat gaat opgericht worden. Hij vraagt zich af of er voldoende waardevolle stukken voor een interessant museum zijn, en wat met beeldende kunst? Er wordt op gereageerd dat het niet de bedoeling is een museum voor schone kunsten op te richten maar dat de nodige aandacht aan Hasseltse beeldende kunst geschonken wordt. Robert Rombouts zal alle officiële stukken en briefwisseling verzamelen m.b.t. het verdelen van het patrimonium in het verleden, en ze onderzoeken met het oog op juridische mogelijkheden tot recuperatie. Herman Van Meer, door de stad aangesteld voor de restauratie van het pand Stellingwerff-Waerdenhof, bezorgt de aanwezigen een nota waarin de moeilijkheden en mogelijkheden van 11


het gebouw worden belicht. Er wordt beslist een technische commissie op te richten die in samenwerking met de architect, de situatie ter plekke zal onderzoeken. Maken hier deel van uit: Marcel Grondelings, Jean Brans, Mon Impe, Camille Swinnen en Robert Vandereycken. Een eerste geplande tentoonstelling ‘Hasseltse uithangborden en gevelstenen’ wordt besproken. De eerste twee schenkers onder de ‘Vrienden’ worden bedankt: Marcel Grondelings (tekening van de Zwanesteeg) en de vader van René Vanstreels (uithangbord De Ossekop). Vrijdag 21 september 1979, raadzaal stadhuis Nieuwe aanwezigen zijn: Paul Meyers, Edmée Baeten-Cardinaels, Leon Vreven, Jos Ghysen en Ribert Leysen. De vergadering is akkoord dat schenkingen aan de stad (en niet aan de vzw) gebeuren omwille van de stabiliteit en de continuïteit van het bestuur. De technische commissie (voor de restauratie Stellingwerff-Waerdenhof) brengt verslag uit, waarna burgemeester Meyers duidelijk maakt dat zware en definitieve ingrepen zoals uitbreken van trappen, inbouwen van tussenniveaus en installeren van een lift in een eerste fase zeker achterwege gelaten moeten worden. Maandag 29 oktober 1979, raadzaal stadhuis Weer enkele nieuwe aanwezigen: Jos Moons, Etienne Caelen, Tuur Wouters, Colette Coenegrachts en Lieve Camerman. Agendapunten zijn o.a.: toezegging van de provincie tot uitlevering van een aantal uithangborden en gevelstenen, en ‘de drieledige inventaris van het voormalig stadsmuseum, momenteel te Sint Truiden, zal eveneens voor ons gecopieerd worden.’ Verder de problemen in Stellingwerff-Waerdenhof rond trappen en liften, de statuten van de vzw, juridische aspecten van bruiklenen en aankopen, de aankoop van een gulden boek en de planning van een persconferentie op 11 december.

Oprichting van de vzw 12

Eerste tentoonstelling ‘Hasseltse Uithangborden’ – Kredietbank – 1979


‘De vrienden van het Stadsmuseum Hasselt’. Maandag 19 november 1979, raadzaal stadhuis Nieuwe aanwezigen: Mathieu Bussels en Francis Witters. De voorbereiding van de tentoonstelling ‘Hasseltse uithangborden en gevelstenen” wordt uitgebreid besproken, maar het belangrijkste agendapunt is de formele stichting van de vzw. Met eenparige goedkeuring worden alle huidige ‘Vrienden’ opgenomen. Robert Rombouts wordt, met algemeen applaus, verkozen als voorzitter. Jean Pierre Swerts wordt aangesteld als administratief secretaris. Mon Impe wordt verkozen als eerste ondervoorzitter, Livin Kelles, omwille van zijn banden met het onderwijs, als tweede ondervoorzitter. De secretaris-penningmeester is ‘een belangrijk persoon in de vereniging, daar deze functie een fijne neus voor zaken vereist, en goede contacteigenschappen onontbeerlijk zijn. Hiervoor lijkt Michel Ilsen wel de geschikte persoon.’ Op dinsdag 11 december 1979 worden de vzw en de plannen voor het museum tijdens een persconferentie toegelicht. Op 14 januari worden de statuten van de vzw ‘De vrienden van het Stadsmuseum Hasselt’ ter publicatie aan het Belgisch Staatsblad overgemaakt. De stichtende leden zijn: Jean Brans, Albert Broux, Mathieu Bussels, Louis Caelen, Guido Caluwaerts, Colette Coenegrachts, Jules Ghysen, Francis Goole, Jozef Grauwels, Marcel Grondelings, Erik Houtman, Michel Ilsen, Mon Impe, Piet Jaspaert, Livin Kelles, Ribert Leysen, Paul Meyers, Jos Moons, Robert Rombouts, Hilde Schreurs, Jean Pierre Swerts, Camille Swinnen, Paul

Van Baelen, Robert Vandereycken, Wim Van Lishout, René Vanstreels, Leon Vreven, Guido Vrolix, Barbara Wyckmans, Roland Wissels, Francis Witters en Arthur Wouters. De vereniging heeft tot doel: alle activiteiten te ontwikkelen welke rechtstreeks of onrechtstreeks het Stadsmuseum Hasselt ten goede komen. De raad van beheer bestaat uit: Michel Ilsen, Mon Impe, Livin Kelles, Robert Rombouts, Jean Pierre Swerts en Wim Van Lishout. In de loop van de volgende jaren vinden de bijeenkomsten van de algemene vergadering tenzij uitzonderlijk plaats in de raadzaal van het stadhuis, het bestuur vergadert meestal ten huize van de voorzitter, soms bij andere bestuurders of in het museum (oud gasthuis vanaf 1982).

1980 Dit jaar staat in het teken van een aantal tentoonstellingsprojecten: ‘Hasselt in de XIXde eeuw’ (4-9 augustus, L.U.C.), ‘Hasseltse harmonies en fanfares (13 september-5 oktober, ccHa), ‘Hasseltse munten’ (6-24 oktober, Generale Bankmij). Hiervoor worden telkens aparte werkgroepen opgericht. Er wordt beslist over de aanleg van een foto-archief van het museumpatrimonium. Afspraken hierover worden gemaakt met ACL en met fotograaf Jean Nicolaï. Ook de oprichting van een ‘sprekend archief’ wordt gesuggereerd. De voorzitter zal een inwendig reglement voor de vzw opstellen, meer een afsprakennota. In verband met publiciteit wil men een permanente aanwezigheidspolitiek voeren. Op advies van de ‘Vrienden’ keurt het schepencollege een reglement goed voor het subsidiëren van nieuwe uithangborden in de stad. Nieuwe plannen in de pijplijn: een publicatie over het Augustijnerklooster en een kleine tentoonstelling in NMKN, De pers in Limburg, Paul Hermans, 750 jaar Hasselt (in 1982). Deze laatste twee projecten liggen ook op de tafel van het ccHa. De stand13


Het bestuur van de Vrienden – jaren 1980

punten over wie wat dient te organiseren lopen nogal sterk uiteen. Besloten wordt een tijdje alles te laten bezinken en te overdenken, om nadien een concreet voorstel te formuleren. Naar aanleiding van de publicatie voor het NMKN over het Augustijnerklooster ontstaat er een discussie over het werkgebied van de vzw en haar (concurrentiële?) relatie met bepaalde verenigingen. Volgens de heer Verstraelen, voorzitter van de Vereniging der Vlaamse Musea, is het niet de taak van een museum om wetenschappelijke werken uit te geven, wel om educatieve en informatieve brochures te publiceren. Besluit: ‘We gaan door met wetenschappelijk verantwoorde publicaties, die voor een ruim publiek leesbaar zijn’. Op 5 maart werd het Städtgeschichtliges Museum Düsseldorf bezocht. Dit is de start van een lange rij studiebezoeken in binnen- en buitenland in de volgende jaren. Het gulden boek is gearriveerd! Op 26 juni verschijnen de statuten van de vzw in het Belgisch Staatsblad.

14

1981 Een reglement van inwendige orde wordt goedgekeurd. Kan Stellingwerff-Waerdenhof in 1982 geheel of gedeeltelijk in gebruik worden genomen? De verwachtingen zijn te hoog gespannen (het zal pas 1989 worden). Na gesprekken met de stad zal een gedeelte van het oud hospitaal voorlopig als museumruimte kunnen gebruikt worden, samen met het Jenevermuseum. Het bestuur stelt een inleidende nota op over het museumbeleid en legt deze voor aan de algemene vergadering. Een werkgroep buigt zich over de verdere uitwerking: de dames Marivoet en Wyckmans, de heren Rombouts, Kelles, Impe, Goole, Wissels, Wolfs, Moons, Swyngedouw, Jaspaert en Swerts. De oprichting van een tweemaandelijks tijdschrift wordt overwogen. Een vaste ruimte in het stedelijk informatieblad De Nieuwe Hasselaar is een alternatief. Hier wordt uiteindelijk voor gekozen. De provincie is


bereid om (de) stukken uit het vroegere stadsbezit terug te bezorgen. Tentoonstellingen: ‘De Gazet in Limburg’ (14 mei – 5 juni, Gemeentekrediet van België). De tentoonstelling ‘Harmonies en Fanfares’ verhuist van 8 mei tot 13 juni naar zusterstad Sittard. Nieuwe tentoonstellingsplannen: Herkenrode, Schatten van de Virga Jesse. De oude dekenij duikt plots op als voorlopige ruimte voor het Stadsmuseum. Dit plan gaat echter niet door. ‘Hasselt 750 jaar Stad’ staat voor de deur: Wim Van Lishout pleit voor een ‘verstandige’ samenwerking tussen ccHa en de ‘Vrienden’ voor de realisatie van de tentoonstelling over de geschiedenis. In het stadhuis wordt een ‘schitterende’ maquette van het toekomstig museum Stellingwerff-Waerdenhof’ tentoongesteld. Mevrouw Hermans, vroeger in dienst bij kunstschilder Jos Damien, schenkt een zelfportret van hem, en de dochter van de schilder vier werken

van haar vader. Het aantal schenkingen en bruiklenen stijgt snel. Met het ministerie van cultuur en met de provincie wordt overleg gepleegd over het bruiklenen van Hasseltse voorwerpen. Op 8 december vergaderen de raden van bestuur van het Stadsmuseum en van het Jenevermuseum in het oud Gasthuis over de gezamenlijke ingebruikname van het pand.

HET MUSEUM KRIJGT VORM. HET OUD-GASTHUIS: 1982-1990 1982 Het hele jaar is één hectische overleg- en vergaderperiode tussen de ‘Vrienden’, de stad, ccHa, het Virga-Jessecomité, beide museumbesturen en tijdelijke partners zoals bank- en andere instellingen.

Eerste huisvesting: het Oud Gasthuis

15


1982 is het grote feestjaar voor Hasselt: de viering van 750 jaar stadsrechten, de zevenjaarlijkse Virga-Jessefeesten, de opening van twee musea, het stadsarchief en tal van andere initiatieven. Sommige overlappen mekaar, zoals de grote tentoonstelling ‘Hasselt 750’ in ccHa, de opening van de musea en andere tentoonstellingsprojecten waarbij vaak dezelfde collectiestukken gewenst zijn. Bij de meeste van deze initiatieven zijn leden van de ‘Vrienden’ betrokken zoals bij ‘De Virga Jesse en haar kerk’, ‘De Sint Quintinuskathedraal’, ‘Het domein van Henegauw’, ‘De schatten van De Roode Roos’ e.a. Binnen de raad van bestuur coördineert Mon Impe de museumuitbouw en Livin Kelles de ‘nevenactiviteiten’ zoals de tentoonstellingen e.d. Er wordt een uitgebreide nota ontwikkeld en goedgekeurd met beleidsvisies over de verschillende onderdelen van de museumwerking, en een inventaris van de collectie. De tentoonstelling ‘Hasselt 750’ in en door ccHa, met medewerking van de ‘Vrienden’ zal een aanzet zijn die later kan uitgediept worden in het Stadsmuseum. Het museum zelf opent met een drie-fasenplan: - - -

Fase 1 in augustus met een keuze van historische stukken en Hasseltse kunstenaars uit de eigen collectie en met bruiklenen, met verwijzing naar andere tentoonstellingen waar ook stukken uit de museumcollectie aanwezig zijn. De maquette van het toekomstig Stadsmuseum wordt getoond, samen met een geschiedenis van de familie Stellingwerff. Fase 2 in oktober met ‘Herkenrode 800 jaar’. Fase 3 vanaf 1983 met ‘de geschiedenis en de kunsthistorie van Hasselt in al zijn deel aspecten, geïnspireerd op de ‘kopstukken’ van de tentoonstelling Hasselt 750’ in ccHa’.

Tentoonstelling ‘Herkenrode 800 jaar’ – Oud Gasthuis – 1982 16 16


1983 Luc Van Impe begeleidt vanuit zijn functie bij de Nationale Dienst voor Opgravingen het BTK-project dat in Stevoort archeologisch onderzoek zal verrichten. Dit na de vondst van een aarden pot uit de ijzertijd die tijdens een proefopgraving werd gevonden in een toekomstig industriegebied. Enkele bestuurders verwonderen zich over de vondst van een aarden pot uit de ijzertijd. Livin Kelles stelt ze gerust. Op 22 februari wordt de 4.000ste bezoeker aan de tentoonstelling ‘800 jaar Herkenrode’ verwelkomd. Guido Loos uit Breedonk (Koersel) is de gelukkige. Na het hectische jaar 1982 en de verlengde Herkenrode-tentoonstelling heropent het museum pas op 1 mei, o.a. met een kleine tentoonstelling rond ‘Hasselts ceramiek’. Het Jenevermuseum haakt af voor de uitgifte van een museumkrant. Het Stadsmuseum gaat alleen verder. Op 20 november keurt de algemene vergadering het huishoudelijk reglement goed, opgesteld en voorgesteld door Albert Broux. De vorm van de raad van bestuur wordt erin vastgelegd: minimum 5 leden waarvan 4 door de algemene vergadering aangeduid, maximum 11. De vergadering beslist dat er 8 bestuurders worden gekozen, aangevuld met 1 persoon aange-

4.000ste bezoeker ‘Herkenrode 800 jaar’ – Oud Gasthuis – 1982

duid door de stad. Op 14 november is er een stemming met 12 kandidaten. De volgende 8 worden gekozen: Francis Goole, Jozef Grauwels, Erik Houtman, Michel Ilsen, Mon Impe, Livin Kelles, Robert Rombouts en Ivan Wolfs. Wim Van Lishout en Jean Pierre Swerts worden door de stad afgevaardigd. Robert Rombouts wordt verkozen als voorzitter. De week later kiest het bestuur Mon Impe en Livin Kelles als ondervoorzitters.

1984 Relaties tussen stad en vzw (‘s) vastgelegd. Op 3 januari vergaderen in het stadhuis burgemeester Paul Meyers, schepen van cultuur Wim Van Lishout, stadssecretaris Jean-Paul Houben, de voorzitters van het Stadsmuseum, Robert Rombouts en het Jenevermuseum, Maurice Lecocq, en diensthoofd voor cultuur, Jean Pierre Swerts. Tijdens deze vergadering worden de relaties tussen de stad en de museum-vzw’s vastgelegd: - -

Beide musea ressorteren onder de culturele dienst. Om een actieve werking te garanderen wordt ze toevertrouwd aan de respectievelijke vzw’s, die in overleg met het stadsbestuur en in het bijzonder de culturele dienst het beleid bepalen. Deze wijze van werken blijft behouden tot een eventuele aanpassing noodzakelijk blijkt. In beide musea wordt personeel tewerkgesteld waarvan een deel aangenomen wordt door de stad en een deel door beide vzw’s. De aanwerving gebeurt in gezamenlijk overleg tussen de stad en de vzw’s. Het personeel maakt deel uit van de culturele dienst.

17


-

De stad neemt de kosten van de huisvesting en de werkingskosten voor het personeel voor zijn rekening. Ze voorziet ook middelen voor collectievorming. Specifieke kosten voor tentoonstellingen en andere initiatieven zijn voor de museumvzw’s.

Op 17 januari worden de musea heropend. Een coördinatiecomité o.l.v. Jean Pierre Swerts met de verantwoordelijke personeelsleden en een afvaardiging van beide museumvzw’s wordt geïnstalleerd. Het comité vergadert wekelijks. Op 24 januari overlijdt dr. Grauwels. Een groot verlies voor het museum en de ‘Vrienden’. Met de Hasseltse toeristische gidsen worden cursussen georganiseerd voor rondleidingen in de musea.

Jaak Collen, Livin Kelles en Roland Wissels zijn de lesgevers. Mon Impe neemt ontslag uit de raad van bestuur. Op 17 september opent feestelijk de tentoonstelling ‘Het Elfde Linieregiment en Hasselt’, vier dagen later verzorgt de Muziekkapel der Gidsen een concert in ccHa. Naar aanleiding van deze tentoonstelling wordt op 15 november aan de Herkenrodekazerne het beeldje ‘De piot’, door Marc Cox, feestelijk onthuld. René Vanstreels begeleidt op beiaard de toespraken van Francis Goole en burgemeester Meyers, ‘maar jammer genoeg zonder receptie’. De financieringsafspraak voor het beeld tussen de stad en de vzw (met financiële steun van de buren) was niet waterdicht en leidt tot enige discussie. Na dr. Grauwels overlijdt ook Tuur Wouters, eveneens een Hasselts figuur en trouwe ‘Vriend’.

Boven links: Hangende zonnebloemen, z.d. Olieverf op doek, afmetingen niet gekend. Boven rechts: Zonnebloemen in vaas, z.d. Olieverf op doek, afmetingen niet gekend.

Het stadsmuseum in de sneeuw – 1983

18


Tentoonstelling ‘Het Elfde Linieregiment – Oud Gasthuis – 1984

1985 Jean-Marie Van Den Branden wordt gekozen als bestuurslid. Henry Reymen stelt tijdens de algemene vergadering van 25 november het nulnummer van een ‘onregelmatig tijdschrift’ van de Vriendenkringen van het Stadsmuseum en het Jenevermuseum voor. De tentoonstelling ‘Vliegveld van Kiewit’, gepland van 26 april tot eind augustus, wordt verlengd tot 30 november. Er worden gesprekken aangeknoopt over een toekomstige samenwerking met de Geschiedkundige kring. De uitbouw en de voorbereiding van het museum vergen veel tijd en energie. Er wordt daarom beslist het tempo van meerdere tentoonstellingen per jaar te beperken tot maximum één. Samen met de vzw Jenevermuseum investeren de ‘Vrienden’ in de aanmaak van 50.000 prentkaarten. Uit het bestuursverslag van 1 april: ‘De heer Wintmolders van Stevoort stuurt ons een aarden pot en een begeleidende brief

waaruit blijkt dat hij deze pot had scheefgeslagen tijdens de archeologische opgravingen aldaar om cadeau te doen aan zijn vrouw. Dank zij de tussenkomst van de pastoor, waarschijnlijk tijdens een biechtpartij, kreeg de heer Wintmolders wroeging en schenkt hij hem (de pot) daarom nu aan het museum. Spijtig genoeg was het juist 1 april en bleek de pot niet uit Stevoort maar uit Kongo te komen zodat de raad van bestuur zich momenteel beraadt over de oprichting van een koloniale afdeling in het Stadsmuseum. De nodige sponsoring zal bij de Zaïrese ambassade worden aangevraagd.’ Op 6 juni vergadert een delegatie van het bestuur met het schepencollege. Agendapunten zijn de inhoud van het museum: Hasselt als hoofdstad van het graafschap Loon, de situatie na het vertrek van het Jenevermuseum uit het oud Gasthuis, de collectie, de nood aan personeel, de relatie stad – vzw (infrastructuur, collectie-aankopen). Er wordt op gewezen dat de vzw tot 19


nu 1.880.000 BF via sponsoring investeerde naast de eigen inkomsten (toegangsgelden, initiatieven). De wederzijdse wens tot verdere uitbouw en de visie van de stad en de vzw zijn vrij eensluidend. Op 14 september wordt de 10.000ste bezoeker van dit jaar feestelijk verwelkomd. Op 16 september beraadt het bestuur zich tijdens een belangrijke bijeenkomst over de verdere uitbouw van het museum. Er zijn twee strekkingen: de uitbouw als geschiedkundig museum met de nadruk op het historische met didactische inslag, en de uitbouw van een museum waarin de nadruk op het esthetische ligt, namelijk de kunsten, met het historisch verhaal als basis. Binnen de historische benadering is ook de keuze voor een Hasselts of een Loons museum een discussiepunt. Juffrouw Stellingwerff is ziek. Zij is de laatste telg van de voor Hasselt en de musea belangrijke familie. Er worden bloemen bezorgd. De voorbereiding van de tentoonstelling over de Grauwzusters blijkt meer

onderzoekswerk te vergen en meer tijd dan oorspronkelijk ingeschat. De opening wordt uitgesteld tot voorjaar 1987. Op zaterdag 30 november begeleidt medewerker Martin Kellens 53 Vrienden bij een bezoek aan de Compostella-tentoonstelling in Gent. Het Sint-Jacobsbeeld van het Stadsmuseum is er één van de pronkstukken.

1986 Start van de werken in Stellingwerff-Waerdenhof. Het restauratiedossier van Stellingwerff-Waerdenhof is volledig in orde. De aannemer start dit jaar met de werken. De opening van het museum op 31 januari gebeurt met een tentoonstelling van aanwinsten sinds de opening in 1982. Voor de lay-out wordt een beroep gedaan op kunstenaar Martin Van Wordragen. Met de kerkfabriek van Sint Quintinus en de Virga-Jessekerk wordt de permanente bruikleen van de kerkschatten van de

Tentoonstelling ‘Vliegveld Kiewit’ – Oud Gasthuis – 1985

20 20


Nieuwe opstelling in het Oud Gasthuis – 1986

Virga-Jessekerk onderhandeld (en later succesvol afgerond). Bij Christies Amsterdam wordt geboden op een Luikse kast van Lejeune. De kast verhuist echter voor 6 miljoen BF naar Parijs. Op 21 januari overlijdt juffrouw Stellingwerff. De dochter van kunstschilder Jos Damien schenkt twee portretten van het koningspaar, en in Knokke-Heist wordt een gevelpaneel in Hasselts keramiek aangekocht. De Vlaamse Gemeenschap subsidieert de aankoop van vier toonkasten t.w.v. 200.000 BF. De vzw geeft opdracht aan William Goole om een facsimilé te maken van het Hasselts vrijheidscharter van 1232, Erik Houtman zorgt voor perkament. De bruikleen van het originele charter (sinds 1982) door het rijksarchief Luik wordt met een jaar verlengd. Op 15 februari wordt Brussel bezocht. Livin Kelles suggereert (en coördineert) een uitstapritme van 2 à 3 maal per jaar. Tijdens de algemene vergadering van 21 april geeft Francis Goole een merkwaardige voordracht ‘Het wél etend en drinkend Hasselt’ over het Hasselts Maroxhof. Er worden bij herhaling discussies gevoerd, ook met de stad, over de noodzaak een stedelijk archeoloog

aan te werven. De inspanningen leveren geen resultaat op. De provincie vraagt de stad om samen een cultuur-toeristische bestemming uit te werken voor het poortgebouw van Herkenrode. De vraag zal geen gevolg kennen. Het is wel een voorbode van de latere restauratie en ontsluiting van de site. De inwoners van de Ridderstraat schenken het museum een zilveren zakhorloge van J. Willems-Francken à Hasselt, als dank voor het plaatsen door de stad van bloembakken. Het bericht in Het Nieuwsblad over een Modemuseum in 1988 blijkt een boutade van schepen Wim Van Lishout: “Het idee leeft wel maar zal niet in ons vaarwater komen” aldus voorzitter Rombouts. Een belangrijke beslissing is de oprichting van een adviescommissie voor kunst. Robert Vandereycken wordt gevraagd deze commissie vorm te geven. “De aankoop van ‘Het blauw tafereel’ van Pierre Cox zou een mooi startpunt kunnen zijn”. Voor de aanvaarding van het legaat van juffrouw Stellingwerff wordt de juridische dienst van de stad ingeschakeld. Bij de opening van het museum volgend jaar zal dit legaat in de kijker worden geplaatst. De oprichting van een modemuseum wordt toch actueel en wordt goedgekeurd door de gemeente21


raad. Als vestigingsplaats wordt gedacht aan het oud Gasthuis, na het vertrek van het Jenevermuseum en het Stadsmuseum, of aan Stellingwerff-Waerdenhof, samen met het Stadsmuseum. Het zal het oud Gasthuis worden. Tijdens de algemene vergadering van 24 november worden de archeologische opgravingen aan het Prinsenhof in Kuringen toegelicht door Luc Van Impe, Veerle Jacobs en Ricka Annaert.

1987 Het Jenevermuseum verhuist naar Theunissen-Stellingwerff. Het Stadsmuseum blijft voorlopig alleen in het Oud Gasthuis. In het bestuursverslag van 5 januari: ‘De poging van het bestuur om voor 1987, ter gelegenheid van Driekoningen, een koning te kiezen liep op een complete mislukking uit. De oorzaak hiervan is onmogelijk te achterhalen want al het bewijsmateriaal is opgegeten’. Op 31 januari heropent het museum, dit o.a. in aanwezigheid van minister Patrick Dewael en provinciegouverneur Harry Vandermeulen. In een overleg tussen het schepencollege en de vzw’s worden volgende punten besproken: - Eén: bestendiging van de afspraken over het beheer, met aandacht voor de normen van het cultuurpact. - Twee: het probleem dat het onthaal- personeel, bij de verhuis van het Jenevermuseum, moet verdubbeld worden. De burgemeester zoekt een oplossing. - Drie: het statuut van het personeel dat vanaf 1/1/87 gemeentelijk werd. Hierover wordt een contract tussen stad en vzw’s opgemaakt. Zo wordt afgesproken dat de vzw de meer- kosten van het Gesco-personeel betaalt. 22 22

- Vier: de ruimte in het oud Gasthuis die door het nakende vertrek van het Jenevermuseum vrij komt, wordt toegewezen aan het Stadsmuseum, weliswaar met de eventuele inscha keling van een beginnend Modemuseum. Op 6 februari komt de commissie plastische kunst voor het eerst samen. Vanuit het bestuur wordt Jean-Marie Van Den Branden toegevoegd. De tentoonstelling ‘De Grauwzusters in Hasselt’ opent officieel op donderdag 9 april. Vanaf volgend jaar wordt er een lidgeld van 500 BEF ingevoerd voor de ‘Vrienden’. Met schepen Van Lishout wordt een plan voor het oud Gasthuis vanaf 1988 uitgetekend: de hele bovenverdieping voor het Stadsmuseum, de Jenevervleugel voor het Modemuseum, de huidige cultuurdienst-vleugel voor het (toekomstig?) klankmuseum, de weefafdelingvleugel voor de cultuurdienst. De raad van bestuur vreest een devaluatie van de musea door het toekomstig overaanbod en het onttrekken van middelen hierdoor aan het Stadsmuseum. De Hasseltse middenstand wenst de collectie van het Stadsmuseum te zien in verband met een eventuele sponsoring. Afspraak op 1 oktober. De stad koopt ‘Het Blauwe Tafereel’ van Pierre Cox. Livin Kelles wordt eerste ondervoorzitter, Francis Goole tweede.

1988 Na de verhuis volgend jaar krijgt het Stadsmuseum een nieuwe naam: ‘Museum Stellingwerff-Waerdenhof, museum voor kunst en geschiedenis van de stad Hasselt en het graafschap Loon.’ Het bestuursverslag van 5 januari vermeldt: ‘Er waren deze maand geen aanwinsten’. Dit is opvallend en uitzonderlijk. Vanaf de start van het museum in 1982, en de voorbereidende jaren vanaf 1979 groeide de collectie ononderbroken aan


met aankopen door de stad en/of de vzw, door permanente bruiklenen en schenkingen. In de verslagen zijn alle stappen in deze collectie-aangroei beschreven, met haast wekelijkse gesprekken en onderhandelingen met eigenaars, bankinstellingen, sponsors, kerkfabrieken, veilinghuizen, kunstenaars, overheden… ‘Op zaterdag 5 maart vergadert het bestuur om 20 uur in lokaal ‘Don Christophe’, Walputstraat 25. Na de goedkeuring van de notulen van de vorige zitting en de ingekomen briefwisseling staat er verder op de agenda: - Aperitief Maison - Terrine van ganzenlever met witte port - Zalmplakjes met spinazie - Kalfsfilet met tuinkruiden en asperges - Citroenschuim met gekonfijte sinaasschilletjes - Moka - Varia Het ‘lidgeld’ bedraagt 1.350 BEF per persoon. Wegens de uitgebreide agenda worden de partners ook uitgenodigd. Om hogere kosten te vermijden zal er niet gedronken worden.’

De werken aan hotel Holiday Inn blokkeren het Stadsmuseum voorlopig in zijn mogelijkheden. Een kleine herschikking van de collectie is noodzakelijk. Het Virga Jessecomité vraagt om volgende jaar een tentoonstelling rond de Virga Jesse te voorzien. De statuten worden gewijzigd n.a.v. de nakende verhuis naar het definitief museum, de naamswijziging, en de verkiezingsprocedure. Louis Coolen geeft op de algemene vergadering van 21 maart een zeer boeiende uiteenzetting over de Hasseltse boulevard. Kunstenaar Gerard

Moonen maakt het borstbeeld van burgemeester Bollen. Op 15 december wordt het kunstboek ’Herkenrode’ van Jac Leduc voorgesteld in het Stadsmuseum. Er wordt een kleine tentoonstelling van originele prenten aan verbonden. Het schilderij ‘Borgloon’ van Paul Hermans wordt gekocht door de stad met financiële steun van de vzw. Ook ‘De Schijter’ is gekocht. Op de raad van beheer van 4 juni wordt meegedeeld dat het nieuwe Beiaardmuseum, op verzoek van de stad, beheerd wordt door de vzw ‘Vrienden van het Stadsmuseum’.

1989 Marc Vandeput volgt Wim Van Lishout op als schepen van cultuur (en musea). Wim Van Lishout wordt als schepen van cultuur opgevolgd door Marc Vandeput. Hij bedankt in een brief voor de jarenlange samenwerking. Het bestuur zal zijn waardering uitdrukken tijdens het jaarlijks etentje in Don Christophe op 28 januari. Het nieuwe museumseizoen start op vrijdag 3 februari in het Nationaal Jenevermuseum. Het Stadsmuseum, stad en vzw, schrijven een open ontwerpwedstrijd uit voor een affiche voor het museum. De opening van Stellingwerff-Waerdenhof wordt uitgesteld tot februari 1990, dit omwille van de vochtigheid. Op 28 april opent de tentoonstelling ‘Prinsenhof – Graven naar graven’’. Werfbezoek op 9 mei aan StellingwerffWaerdenhof. Op 10 september is het nieuwe museum als naakte werf te bezoeken tijdens de Vlaamse Monumentendag. De affichewedstrijd levert geen winnaar op. De opdracht wordt toegekend aan de stedelijke Kunstacademie. Diensthoofden en andere gemeentelijke medewerkers hebben soms de neiging kunstwerken uit onze collectie 23


‘te plunderen’ voor de verfraaiing van hun kantoren. Jean Pierre Swerts spreekt met de kunstscholen van de stad en de provincie af om elk jaar een aantal geselecteerde werken van hun eindejaar studenten te kopen en deze aan de stedelijke administratie ter beschikking te stellen. Hij bespreekt dit ook in de directieraad van de stad. De tentoonstelling ‘Schatten van de Virga Jesse’, in het kader van de Zevenjaarlijkse Feesten, opent in het Stadsmuseum. Luc Van Impe verzorgt de overdracht van opgegraven voorwerpen in Stevoort aan de stad (het museum). De Roode Roos geeft haar volledige collectie in bruikleen, inclusief ‘De Langeman’. De algemene vergadering van 19 november valt precies gelijk met de oprichting van de vzw ‘De Vrienden van het Stadsmuseum’. De ontvallen ‘Vrienden’: mej. J. Stellingwerff, Etienne Caelen, Tuur Wouters, Albert Broux, Jozef Grauwels en Karel Van Bockrijck worden herdacht.

STELLINGWERFFWAERDENHOF: 1990-2005 In aanwezigheid van 600 genodigden wordt op zaterdag 3 maart het pand ‘Stellingwerff-Waerdenhof’ officieel geopend als ‘Stedelijk museum van de stad Hasselt en het graafschap Loon’. Op zondag is er een opendeurdag waar 2.492 bezoekers naast een kennismaking met het museum ook kunnen genieten van ‘de Hasseltse chocodrol, geïnspireerd door ‘De Schijter’. Op 8 september vindt de officiële opening van ‘Vlaanderen Open Monumentendag’ in het museum plaats, in aanwezigheid van 215 genodigden. ’s Anderendaags worden 2.095 bezoekers verwelkomd. Het Stadsmuseum ontvangt dit jaar 15.603 bezoekers. Het schepencollege installeert één stuurgroep voor de stedelijke musea. Robert 24

Rombouts, Francis Goole en Michel Ilsen vertegenwoordigen het Stadsmuseum. Na de opening van het nieuwe en definitieve Stadsmuseum in Stellingwerff-Waerdenhof, en deze van het Jenevermuseum, twee jaar eerder in 1987, in haar definitieve huisvesting in Theunissen-Stellingwerff in de Witte Nonnenstraat, verhuist het gewicht van de organisatie, zowel inhoudelijk als operationeel, stilaan van de vzw(‘s) naar de stad. Geleidelijk wordt de personeelsbezetting kwalitatief en kwantitatief versterkt en volledig overgenomen door de stad. De overeenkomst die in de aanloopfase tussen stad en vzw’s werd afgesloten blijft wel van kracht maar de groeiende professionalisering wordt vooral door de stad gestuurd. Het verder verloop van dit verhaal wordt bekeken door de bril van de vzw, van de ‘Vrienden’.

Een nieuwe thuis, een nieuw elan De mogelijkheden van het nieuwe museumgebouw en de versterking van het personeel zorgen voor een verdere ontplooiing van de museumwerking. Er ontstaan nieuwe initiatieven zoals ‘Kunst in de Kijker’ (‘KIK’) waarbij elke maand een specialist een kunstwerk uit de museumcollectie voorstelt. Dit initiatief dat later ‘Kunst en Erfgoed in de Kijker’ (‘KEIK’) wordt genoemd, trekt een geboeid publiek. Opvallend is dat de specialisten, nu nog steeds, vaak door de ‘Vrienden’ worden geleverd. Dit wijst op de blijvende en sterke betrokkenheid van de ‘Vrienden’, en op de aanwezige expertise die de vzw inbrengt in de werking van het museum. Een ander initiatief zijn de zomerse koffie- of aperitiefconcerten, later Muscadet genoemd, die ook nu nog steeds elke zomerzondag plaatsvinden. In de loop van de volgende jaren worden een aantal grotere tentoonstellingen geor-


Opening Stellingwerff-Waerdenhof – 3 maart 1990

25


ganiseerd, zoals ‘Pierre Cox en tijdgenoten’, ‘Rederijkers in Limburg’, ‘Leo Pringels’, ‘Jos Damien en Anne Rutten’ (1991), ‘Djef Anten’ (1992), ‘Met Le Loup op reis. Limburg door een 18de eeuwse bril bekeken’ (1993), ‘200 jaar lithografie’ met in dit kader drie opvoeringen door Podium Centraal Toneel Limburg van ‘Die Mädchenkenner’ van Alois Senefelder, de ‘uitvinder’ van de lithografie (1994), ‘Hasselts Zilver’ en ‘Schatten van de Virga Jesse’ (1996), ‘Hasseltse Portretten, 800 geschiedenis op MENSENmaat’ (1997) en ‘kunstschilder Paul Hermans’ (1998), ‘Jac Leduc’, ‘Een geschiedenis van de toekomst. Met Philips en Hasselt naar de 21ste eeuw’, ‘Theater in Hasselt’ (1999), ‘500 jaar rederijkers in Hasselt’ (2000), ‘Godfried Guffens (1823 – 1901) en het Limburgs historisme’ (2001), ‘Gracieus. Hasseltse keramiek uit de belle époque’ (2002), ‘Robert Vandereycken – Een halve eeuw creativiteit’, ‘Drukkend Hasselt. Drukken en drukkerijen van 1830 tot 1950’, ‘Oog in Oog. Hasseltse familieportretten en -objecten uit de 17de en 18de eeuw’ (2003).

De bezoekerscijfers van het stadsmuseum gaan sinds de opening elk jaar licht achteruit. Dat weerhoudt voorzitter Robert Rombouts niet om het jaarverslag 1992 positief in te leiden: “Het verheugt ons bijzonder dat vele bezoekers ons museum bezochten. Steeds volgens het gastenboek kregen wij de laatste drie jaren volgende nationaliteiten over de vloer: Duitsers, Nederlanders, Noord-Amerikanen, Koreanen, Namibiërs, Nieuw-Zeelanders, Zwitsers, Ieren, Japanners, Polen, Philipijnen, Spanjaarden, Hongaren, Engelsen, Brazilianen, Chinezen, Fransen, Finnen, Canadezen, Zweden... Dit waren mensen die heel wat afgereisd en dus heel wat gezien hadden. Welnu, zij lieten zich allen onverdeeld gunstig uit over het museum”. De vzw koopt een portret aan van een van de belangrijkste voorlopers van het museum, Polydoor Daniëls, door Jos Damien.

Naar aanleiding van 10 jaar stedelijke musea wordt in 1992 de 330.000ste bezoeker feestelijk onthaald.

Eerste zomerconcerten 1991 26 26


Ontvangst 330.000ste bezoeker – 1992

‘Opvoering ‘Der Mädchenkenner’ n.a.v. tentoonstelling ‘200 jaar Lithografie’ – 1994 27


Aflossingen van de wacht In november 1995 geeft Robert Rombouts het voorzitterschap over aan Michel Ilsen. Hij blijft als ere-voorzitter wel actief in het bestuur. Na de gemeenteraadsverkiezingen van vorig jaar wordt Marc Vandeput als bevoegde schepen opgevolgd door Carlo Gysens. Steve Stevaert volgt Louis Roppe op als burgemeester. In 1997 overlijdt pionier en stichtend voorzitter Robert Rombouts. Met hem verdwijnt een belangrijke roerganger van de voorbije pioniersperiode.

HET VLAAMS MUSEUMDECREET EN DE PROFESSIONALISERING VAN DE MUSEA Voor het eerst verschijnt het jaarverslag onder de naam ‘Stedelijk Museum Stellingwerff-Waerdenhof en niet meer onder de noemer van de vzw (Vrienden van het Stadsmuseum). De aanleiding is het Vlaams decreet tot erkenning en subsidiëring van musea dat op 20 december 1997 door het Vlaams parlement werd goed-

gekeurd en in 1999 aan uitvoering toe is. De Hasseltse musea streven naar een grotere professionalisering en een kwalitatief museumbeleid. Om dit te realiseren wordt na lang beraad overeengekomen de reeds bestaande organisatorische, inhoudelijke en promotionele samenwerking te versterken en te structureren. Er wordt bij de Vlaamse Gemeenschap een gezamenlijke beleidsnota voor de drie Hasseltse musea ingediend. Hiervoor wordt een stuurgroep opgericht die als overkoepelend beheersorgaan zal optreden. Namens het stadsbestuur zetelen burgemeester Herman Reynders (die Steve Stevaert opvolgt), Jean-Paul Houben (stadssecretaris), Carlo Gysens (schepen van cultuur), Jan Yperman (schepen van toerisme), en Jean Pierre Swerts (hoofd afdeling CTM); namens de vzw’s de drie respectievelijke voorzitter Eric Van Schoonenberge, Michel Ilsen, Wim Van Lishout, en de secretarissen Hugo Dufour, Jo Rombouts, Eliane Defosse; en de drie museumcoördinatoren Ann Vandeput, Myriam Lipkens en Colette Coenegrachts. De vzw Jenevermuseum werft drie stafmedewerkers aan, met een toelage door de stad: Davy Jacobs (educatief), Ann Delbeke (wetenschappelijk) en Joanie Dehullu (publiekswerking). Hun opdracht staat ten dienste van de drie musea. Deze constructie zal later worden

Kunst in de Kijker – 1997

28 28


aangepast. De missie en de doelstellingen van het stadsmuseum (Stellingwerff-Waerdenhof) worden in de beleidsnota 19992004 beschreven. Opvallende punten daarin zijn o.a.: Het museum brengt de geschiedenis van de stad Hasselt en het graafschap Loon. Het museum zal een belangrijke meerwaarde krijgen met in de nabije toekomst de restauratie van de abdij van Herkenrode. Het museum zal dan op zijn beurt op regionaal vlak de spil worden van een netwerk van historisch belangrijke locaties: museum, abdij, kathedraal, basiliek, kerk. Het kleine beiaardmuseum is een annex van Stellingwerff-Waerdenhof. De rol van de Vrienden-vzw(‘s) verandert in theorie niet. In de praktijk echter verschuift het zwaartepunt van de inhoudelijke werking naar de professionele stedelijke medewerkers. Er wordt een dagelijks bestuur geïnstalleerd met Michel Ilsen, Livin Kelles, Jo Rombouts, Myriam Lipkens en Jean Pierre Swerts. De Vlaamse erkenning is een volgende mijlpaal in de jonge geschiedenis van het museum: minister Anciaux van cultuur bekroont het, bij ministerieel besluit van 8 november 2001, met een officiële erkenning in het basisniveau. Een belangrijke stap! Met het oog op de actualisering van het museum wordt een vaste werkgroep ‘collectie’ opgericht, alsook een klankbordgroep met interne en externe specialisten. De provinciale museumconsulent maakt hier ook deel van uit. Uitgangspunten zijn: open huis, een permanente dialoog met de stad en een inrichting met verschillende ‘huis’kamers. De vzw is vertegenwoordigd zoals in alle werkgroepen en commissies.

Onder impuls van het succesvolle initiatief ‘Hessel Ouër’ door de ‘Vrienden’ wordt de dialectkring ‘Veldeke Hasselt’ opgericht. Minister Van Grembergen huldigt in 2003 officieel het centrale depot van de Hasseltse musea op ‘De Roode Berg’ in. “Een voorbeeld voor Vlaanderen”, aldus de minister.

HET STADSMUSEUM WORDT HET STADSMUS: VANAF 2005 2005 is een transformatiejaar. Tussen 1 februari tot 1 mei loopt de dubbeltentoonstelling ‘Industriële tegels 1840-1940’ en ‘Ravissant: Hasseltse bouwkeramiek uit de belle époque’. Dit zijn de laatste tentoonstellingen in het ‘Stedelijk Museum Stellingwerff-Waerdenhof’ als ‘Museum voor kunst en geschiedenis van de stad Hasselt en het graafschap Loon’. Het museum sluit tot 1 oktober om dan te heropenen onder de nieuwe naam ‘Het Stadsmus’. Het museum wordt gratis voor het publiek. Het Stadsmus biedt de bezoeker een vogelperspectief op hoe Hasselaren en hun stad in de loop van de eeuwen evolueerden aan de hand van zes thema’s’: Hasselt groeit, gelooft, feest, verdedigt, applaudisseert en werkt. Met het ‘Mussenkussen’ komt er ook een kinderparcours. 29


Dankzij de ’Vrienden’ krijgt Het Stadsmus voor de verrijking van zijn collectie een schenking van 20.000 euro van de ontbonden Academie 3+. De volgende jaren richt Het Stadsmus een aantal belangrijke tentoonstellingen in zoals: ‘Peren op de beuken. Hendrik Van Veldeke en zijn tijd (1130-1230)’ (2007), ‘Hasseltse bands 1945-2000’, ‘Door vrouwenhanden gevormd. Decoraties op Hasseltse keramiek’, ‘Liberation Tour. 75 jaar bevrijding van Hasselt’, ‘Bacongo Limburg’. In 2008 krijgt het museum een goed rapport van Vlaanderen en behoudt het zijn basiserkenning. Voortaan krijgt het Tuincafé een eigen programmering van kleinere tentoonstellingen, naast de KEIK-voordrachten, de concerten en het Hessels Ouër. Deze projecten zijn vaak gasttentoonstellingen, in samenwerking met het museum. ‘Groene Boulevard’, ‘Hasselt in Congo’, ‘Alfons Jeurissen’, ‘Kleurboel’, ‘Langeman’, ‘Affiches Eerste Wereldoorlog’, ‘Tien jaar verzamelaarsunie Hasselts keramiek’, ‘Voetbal in Hasselt’, ‘Turnen in Hasselt’, ‘De collectie van dokter Nolens’, ‘De Beek’, ‘75 jaar bevrijding van Hasselt’, en vele andere. In 2009 wordt ‘Stadsmust’ voor het eerst geprogrammeerd, een nieuw initiatief waarbij een gastcurator een eigenzinnige selectie uit de collectie toont. Voorzitter Michel Ilsen is de eerste curator. De erkenningsvoorwaarden van de Vlaamse Gemeenschap zorgen er voor dat alle onderdelen van de museale werking een professionele werking vereisen. Het (stedelijk) museumpersoneel staat in voor collectiebeheer, registratie, restauratie, calamiteitenplannen, kennis- en informatiecentrum, educatieve werking, promotie, 30 30

nieuwsbrieven, wetenschappelijk onderzoek enz. Veel van deze taken gebeuren intern, andere worden uitbesteed aan specialisten. Waar mogelijk dragen de vzw-‘Vrienden’ hiertoe bij.

(Vals?) Alarm! Met de basiserkenning door Vlaanderen valt Het Stadsmus niet meer onder het erfgoeddecreet maar rechtstreeks onder het beleid van de lokale overheid. In het voorwoord van het jaarverslag 2016 lezen we: “Eind februari schudde Het Stadsmus even op zijn grondvesten: ons vertrouwde huis bleek op een lijst van mogelijk te verkopen stedelijke gebouwen te staan. Samen met de Erfgoedraad heeft onze vzw in een nota aan het stadsbestuur een hele reeks argumenten pro domo aangevoerd. Gelukkig bleek de soep al wat afgekoeld voor we ze aten. Het stadsbestuur heeft zich intussen geëngageerd om de werking van ons stadsmuseum te blijven mogelijk maken… Toch was het voor ons als het kleinere broertje onder de stedelijke musea een reality check,…”.

2017: EEN ANDERE OPDRACHT VOOR DE ‘VRIENDEN’ Michel Ilsen geeft de voorzittersfakkel over aan Karin De Greeve. Er wordt een nieuwe samenwerkingsovereenkomst afgesloten tussen de stad en de museumvzw’s. Er komt een overkoepelende visie voor alle stedelijke musea en het personeelsorganogram wordt geactualiseerd. Deze nieuwe overeenkomst gaat in op 15 januari 2018. In een notendop houdt dit in dat de museale kerntaken waarvoor


de vzw de volledige of gedeelde verantwoordelijkheid nam, worden overgedragen aan de stad. Ook de inkomsten van ticketverkoop en uitbating van het tuincafé gaan naar de stad. De ‘Vrienden’-vzw’s ontvangen voortaan elk een jaarlijkse toelage van 3.000 euro voor de nieuwe taken die zij verder zullen ontwikkelen. Door de nieuwe overeenkomst met de stad ontwikkelt de vzw zich tot een ledenvereniging die diverse activiteiten organiseert. Het Stadsmus (de stad) is partner bij deze ledenactiviteiten en informeert de vzw over alle plannen. De vzw blijft betrokken bij het collectiebeleid via de werkgroep collectie. Ook het ‘Hessels Ouër’ blijft een initiatief van de vzw.

DE ‘HARDE’ REALISATIES VAN DE ‘VRIENDEN’ De 174 collectiestukken die Polydoor Daniëls honderd jaar geleden verzamelde, zijn intussen aangegroeid tot duizenden voorwerpen die ons erfgoed, onze geschiedenis en onze kunst illustreren en levend houden. Vanaf de start van de ‘Vrienden’ kreeg de collectie kwantitatieve en kwalitatieve injecties en de ‘Vrienden’ speelden daar een belangrijke rol in. Ze inspireerden en overtuigden veel Hasselaren en anderen met een hart voor de stad voor schenkingen en bruiklenen, ze zochten en vonden maecenassen om mee te investeren in de verwerving van erfgoedrelicten en de uitbouw van de kunstcollectie. En ze investeerden zelf de opbrengsten van hun vrijwillige inzet in de uitbouw van het museumbezit. Vanaf hun oprichting in 1979 tot nu verwierven ze voor ruim 200.000 euro collectiestukken. De expertise en de inbreng van verschillende ‘Vrienden’ blijft

van belang bij de beslissingen van de collectiecommissie van het museum. In het 40-jarig bestaan van het stadsmuseum werden liefst 136 grote en kleinere tentoonstellingen georganiseerd. Tijdens de eerste helft van deze periode waren dit overwegend producties van de ‘Vrienden’: spraakmakende tot kleinere tentoonstellingen over diverse thema’s van de grote en de kleine geschiedenis van de stad, en over kunstenaars, bekende én onbekende die ze aan de vergetelheid ontrukten en de aandacht terug schonken die ze verdienen. Toen in 1979 de ‘Vrienden’ werden opgericht, moest je in de boekhandel met een vergrootglas speuren naar een boek over Hasselt. Wie iets over de geschiedenis van Hasselt wilde lezen, moest in antiquariaten op zoek naar Mantelius. Tot vandaag gaven de ‘Vrienden’ 38 boeken en publicaties uit die de leemte in belangrijke mate invulden.

‘VRIENDEN’ VOOR ALTIJD Dit verhaal gaat over een periode van 40 jaren waarin Hasselaren orde op zaken stelden voor de bescherming van en de aandacht voor hun erfgoed. Daarmee is hun missie echter niet beëindigd. Er zijn nog steeds leemten, hiaten en bedreigingen. Nieuwe en jongere ‘Vrienden’ moeten het vuur dat 40 jaar woedde, brandend houden en permanent aanwakkeren. Alle wijze mensen weten dat een stad zonder geheugen geen grote toekomst wacht. Er is nog werk, en het is verslavend boeiend.

31


November 2021 – keik nr. 77 Tekst: Jean Pierre Swerts Foto: Het Stadsmus Copyright: Het Stadsmus Guido Gezellestraat 2, B-3500 Hasselt Tel.: 011/23 98 90 - E-mail: hetstadsmus@hasselt.be

Overzicht Kunst in de Kijker 2004-2005: 2004: 126. De kraag van de Hasseltse boogschutters; 127. Schilderij ‘Grote Capucienenstraat’, Clement Van Campenhout (1921-1997), 1961; 128. Prent ‘Gezicht op de Boulevard met links de gevangenis’, Charles Jooseph Hoolans (1814-?); 129. Offerandeschotel met in reliëf 7 (keizers)hoofden, 17e eeuw; 130. Affiche van het eerste Nederlands Eucharistisch Congres, Hasselt, 1904, Leo Jaminé (1854-1921); 131. Zes schilderijen uit de cyclus van het H. Sacrament van Mirakel bewaard in Herkenrode; 132. Alambiek afkomstig uit Staatlaboratorium in Guffenslaan in Hasselt, E. Adnet, Parijs; 133. Gedenkpenning “150 jaar Koninklijk Atheneum Hasselt”, Luc Verlee (°1939), 1994, 1994; 134. Schilderij ‘Hubert Leijnen (1909-1997), hoofdredacteur van HBvL van 1929 tot 1976’, Eugène Polus, 1951. 2005: 135. Ontwerptekening voor tegelpaneel ‘Tuin met pauw en zwaan’, Manufacture de Céramiques Décoratives de Hasselt (1895-1954); 136. Beeld van de Roode Roos; uitgave in beperkte oplage t.g.v. inhuldiging monument op de Schiervellaan Hasselt, Gerard Moonen (° 1953). Overzicht Kunst en Erfgoed in de Kijker: 2005: 1. De archeologische vondsten van Herkenrode in Het Stadsmus. 2006: 2. Jos. Damiens wandschilderingen voor het gouvernement te Hasselt (1908-1910); 3. De Kiosk en het muziekleven in Hasselt in de 19e eeuw; 4. De kapel van Spalbeek, 5. De handboog: van verdedigingswapen tot Olympische discipline; 6. Menukaarten. 2007: 7. Stad in groei. Hasselt in de 19e eeuw; 8. De oorsprong van onze kapellen; 9. Een Hasselts bedevaartvaantje uit de 17e eeuw; 10. Processievaandel van de Hasseltse Broederschap van het Heilig Sacrament. 2008: 11. Ets ‘Het Offer’, Jan Toorop (1858-1928); 12. Vaas in lusterglazuur, Manufacture de Céramiques Décoratives de Hasselt (1895-1954); 13. 2 zilveren kandelaars, resultaten van een onderzoek; 14. Handschrift van de Roode Roos 18de-19de eeuw; 15. Spaanse toreadors, Romeinse ruïnes en kamelen aan de oevers van de Zwarte Zee. De exotische reizen van een Hasseltse burger tijdens de Belle Epoque. 2009: 16. Thomas Morren schildert de familie Van Elsrack.; 17. Een zeldzame skeletklok van Joannes Michael Gaspard Geraets (1791-1859); 18. Geen KEIK verschenen!; 19. Archeologische opgravingen van het bonnefantenklooster in Hasselt; 20. Pierre Cox (1915-1974) en het hellenisme. 2010: 21. 1910: tsaar Ferdinand van Bulgarije vliegt boven Kiewit; 22. De zuidkant van de Grote Markt; 23. De Virga Jesse in Het Stadsmus: iconografie & cultusrelicten; 24. De Heecrabbers, kroniek van een kunstkring; 25. De collectie van Pasquasy, devotie– en doodsprentjes; 26. De kunst van het monumentale bouwen en het achteloos vernielen. 2011: 27. Medailles, De Koloniale Dagen, 1952; 28. Hasselt aan zee. Een eeuw marineschilderkunst; 29. Tot hier en terug. Burentwisten tussen Hasselt en Zonhoven; 30. Hasselt in de middeleeuwen. 2012: 31. Alaaf! De heropleving van de carnavalstraditie in Hasselt met speciale aandacht voor de jaren 1950; 32. Dame met lorgnet, Godfried Guffens (1823-1901); 33. Waterhuishouding in Hasselt; 34. Campendeck; 35. Dialoog met de ruimte. 2013: 36. De bonnefantenkerk en de graflegging; 37. De uurwerkstad Hasselt; 38. Royal Nord in Hasselt; 39. De Hasseltse septemberkermis in 1896; 40. Muziek! Het College van Sint-Cecilia van Hasselt 1670-ca. 1830. 2014: 41. Hasseltse bands 1945-2000; 42. Een tinnen bord uit het Hasseltse Augustijnenklooster; 43. 50 jaar Luminé Image Art; 44. Hedwig Pauwels; 45. Franz Anton Brändl (1720-1782). 2015: 46. Vuurpeloton in Hasselt; 47. Gedenkmonument (1856) voor de oud-strijders van Napoleon; 48. Fotostudio Blanckart… Kijken naar het vogeltje!; 49. Sportieve Hasseltse nostalgie. 1913-1964: Het openluchtzwembad aan de Willekensmolenstraat; 50. De abdissenportretten van Herkenrode. 2016: 51. Limburgs glas, in het licht van de recente aanwinsten; 52. Vergeten Hasselts gebak; 53. Nie zievere. Spe.le! Drie Hasseltse voetbalclubs vertellen hun verhaal; 54. Plezier & verdriet. Oorlogsgedenkenissen tijdens de kermisfeesten van de jaren 1920; 55. Proper gewassen! Wasserij De Lelie. 2017: 56. Tegelpaneel Irissen, afkomstig van het voormalig Hotel Léopold II te Blankenberge; 57. Zilversmid François Morren, meester met de drie sterren; 58. Het nieuwe blazoen van De Roode Roos; 59. Het archeologisch onderzoek aan het nieuwe stadhuis; 60. Het Hasseltse erfgoed door de lens van de Duitse bezetter (1917-1918). 2018: 61. Maria Pijpelinckx (Kuringen? 1538 - Antwerpen 1608), meer dan alleen maar de moeder van Pieter Paul Rubens; 62. The Hasselt Bridge. Waarom de kanaalbrug instortte in 1938; 63. Vijf Hasseltse burgemeesters in brons gegoten; 64. Het geheim achter het schilderij van de Heilige Odilia door Godfried Guffens; 65. Stef Vanstiphout (1931-1995), een eigenzinnig illustrator. 2019: 66. Jan Vaes. De graven van Loon en de Europese literatuur; 67. Zana Etambala. Limburg in koloniaal en/of Congolees perspectief; 68. Het Hasseltse Begijnhof verbindt. Over co-creatie, participatie en erfgoed; 69. 1944. Directe nasleep van de bevrijding van Hasselt; 70. De Komeetlijn. 2020: 71. Maison fondée en... Historische panden en hun uithangborden; 72. De Poncelet vaas, exponent van een uitgekiende reclamestrategie; 73. Het verhaal achter de gevel van het RTT-gebouw in de Paardsdemerstraat. 2021: 74. Het huis In ’t Claverblat en zijn plek in de gebouwde geschiedenis van Hasselt; 75. De vlag van de Hoveniersgilde van Hasselt, een venster op een boeiende geschiedenis; 76. Jeannot Peeters (1909 - 1996), een verloren gewaande Hasseltse vrouwelijke kunstenaar?

32

Alle publicaties zijn te koop aan de museumbalie zolang de voorraad strekt. Online zijn de publicaties gratis raadpleegbaar op de website www.issuu.com/hetstadsmus.


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.