KEIK 75. De vlag van de Hoveniersgilde van Hasselt

Page 1

keik nr. 75

Kunst & Erfgoed in de kijker

De vlag van de Hoveniersgilde van Hasselt Vlag Hoveniersgilde, collectie Het Stadsmus Hasselt, inventarisnummer 1979.1170.00

1


De hoveniersgilden, onderdeel van de Boerenbond

Het Stadsmus is in het bezit van de vlag van de Hoveniersgilde van Hasselt, een vlag uit 1929. Elk voorwerp uit het verleden, zelfs het meest gewone gebruiksvoorwerp, heeft een geschiedenis. Bij elk object kun je je de vraag stellen: wat is dit, waar is het gemaakt, waarvoor moest het dienen, wie gebruikte het … Maar wanneer het een waardevol product is van een kunstambacht, wanneer het een belangrijke symbolische waarde heeft en ook nog een stuk geschiedenis vertelt, is het voor ons interessant om daar wat nader kennis mee te maken. De vlaggen van de sociale bewegingen van het einde van de 19de en de 20ste eeuw behoren zeker tot die categorie. De vlag van de Hoveniersgilde van Hasselt is een erfgoedobject met een boeiend verhaal en dat verhaal willen we hier graag vertellen.

Kunst & Erfgoed in de kijker

2

De Hoveniersgilde van Hasselt was onderdeel van de Belgische Boerenbond. In 1929 telde de Boerenbond niet minder dan 1218 boeren- en hoveniersgilden. Een machtige organisatie met heel wat politieke invloed. Maar hoe was dat gegroeid? Wat waren die gilden nu eigenlijk en hoe zijn ze ontstaan? Om dat te begrijpen moeten we teruggaan naar het einde van de 19de eeuw. In die periode werd de overgang ingezet van de oude overlevingslandbouw naar een moderne landbouweconomie. Tot dan was het gemengde gezinsbedrijf in eerste instantie gericht op zelfvoorziening en verkocht het slechts een deel van zijn productie op de lokale markt. Die transitie heeft verschillende oorzaken. Een belangrijk gegeven was het ontstaan en uitbouw van de spoorwegen en de opkomst van de stoomboten, waardoor het transport van landbouwproducten over grote afstand mogelijk werd. Tegelijk werden nieuwe gebieden ontsloten voor de landbouw. We denken hierbij in eerste instantie aan de Verenigde Staten waar met de trek naar het westen de zgn. “Frontier” voortdurend opschoof en nieuwe kansen bood om gronden te ontginnen. Maar ook voor de landbouw in Rusland, Indië en Canada ontstonden nieuwe perspectieven. Het gebrek aan goedkope werkkrachten en de immense oppervlakten gaven voornamelijk in de Verenigde Staten een sterke impuls aan de mechanisering van de akkerbouw. In België was de landbouw

Vlag van de Belgische Boerenbond (1925)

verouderd en versnipperd en kon onmogelijk gelijke tred houden met de snel groeiende bevolking, die tussen 1846 en 1890 toenam van 4,3 naar 6 miljoen inwoners. De voedselbevoorrading was voor opeenvolgende overheden een permanente zorg, temeer de industrialisering gebaseerd op goedkope werkkrachten essentieel was voor de Belgische economie. Daarom moest er niet alleen voldoende, maar ook goedkoop voedsel beschikbaar zijn. Vanaf de jaren 1870-1890 overspoelde goedkoop graan uit onder andere de Verenigde Staten massaal West-Europa. De netto invoer van broodgranen in België steeg van 89.000 ton in 1865 tot 750.000 ton in 1890 en de prijs van het brood zakte van 50 cent in 1880 tot 25 cent in 1895. De Belgische landbouw beleefde zijn grootste crisis, er moest wat gebeuren. 3


Het is in die context dat de Belgische Boerenbond op 20 juli 1890 in Leuven werd opgericht. De bond was bedoeld als een koepel voor parochiale boerengilden. Model daarvoor stond de “Christene Gildebond der Landbouwers”, opgericht in 1887 in HeistGoor bij Heist-op-den Berg door pastoor Mellaerts. Hij werd de drijvende kracht van de nieuwe Boerenbond. De boerengilde had een dubbel doel: bijdragen tot de religieuze vorming van de leden en tot hun materiële lotsverbetering. Dat laatste werd nagestreefd via beroepsonderricht, de coöperatieve aankoop, goedkoop krediet en onderlinge bijstand. De gilde richtte zich zowel tot grotere boeren als tot kleine pachters en vroeg van hen dat ze een eed van trouw zouden afleggen. Het gildeconcept - de benaming was ontleend aan de beroepsorganisaties in de late middeleeuwen - kaderde in het streven naar een christelijke maatschappij waarbij de corporatieve en coöperatieve gedachte tegenover de klassenstrijd van het socialisme werd geplaatst. In de praktijk was het vaak het voordeel van de samenaankoop dat de aanleiding vormde voor het stichten van een boerengilde. Voor elke specifieke werking werden er onderafdelingen van de boerengilde opgericht: een aankoopafdeling voor de coöperatieve aankoop, een raiffeisenkas voor sparen en kredietverlening, een verzekeringskantoor voor de onderlinge bijstand ... Al snel ontstond de noodzaak om deze plaatselijke afdelingen op nationaal vlak te coördineren en te ondersteunen. Zo startte de Boerenbond in 1891 met een Verbruikscommissie, vanaf 1901 de Aan- en Verkoopsvennootschap (AVV), voor de aankoop van meststoffen, veevoeders, zaai- en plantgoed, landbouwmachines en melkerijtoestellen. Overal te lande verschenen opslagmagazijnen van de Boerenbond. Om de gelden van de plaatselijke Spaar- en Leengilden 4

beter te beheren, richtte de Boerenbond in 1895 de Middenkredietkas op. Voor haar verzekeringen werkte de Boerenbond de eerste decennia samen met grote buitenlandse maatschappijen. Pas in 1926 zouden de eigen coöperatieve initiatieven gecentraliseerd worden in de Verzekeringsmaatschappij van de Belgische Boerenbond. Boerenbond stimuleerde de gilden tot het oprichten van een samenwerkende melkerij, waarrond een hele werking werd opgezet. Daarnaast was de bond actief op het vlak van de onderlinge veeverzekeringen en het oprichten van veebonden. Door al deze activiteiten kende het ledenaantal van de Boerenbond een steile opgang. In 1891 telde de bond 2280 leden, in 1901 waren er dat 25.980 en aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog 56.246.

De Algemene Hoveniersbond en de hoveniersgilden Maar hoe verging het de tuinbouw? De eerste jaren van het bestaan van de Boerenbond werd de tuinbouw nogal stiefmoederlijk behandeld. In 1901 antwoordde Emiel Vliebergh, een van de leiders van de Boerenbond, op de vraag of de boerengilden “de groenselkweek” niet dienden aan te pakken, dat boeren wat anders was dan groensel kweken! De groente- en fruitteelt werden niet tot de eigenlijke landbouw gerekend, maar aanzien als een soort bijverdienste voor boeren rond de steden. Maar omwille van de stijgende vraag en de bijbehorende goede marktprijzen nam de belangstelling van de boeren toe. Het Ministerie van Landbouw breidde het tuinbouwonderwijs uit, liet honderden voordrachten geven en benoemde vanaf 1909 tuinbouwconsulenten. De tuinbouw was perfect geschikt voor het typische Belgi-

sche kleinbedrijf en kwam snel tot ontwikkeling. De Boerenbond moest zijn opvattingen bijstellen. Het besef groeide dat er snel actie moest ondernomen worden, om de opkomende tuinbouwsector in zijn werking te integreren. E.H. Edward Luytgaerens, Algemeen Secretaris, noemde de tuinbouw nu een “schone broodwinning”. In januari 1908 besliste de Hoofdraad van de Boerenbond om hoveniersgilden op te richten. Er werd een tuinbouwspecialist aangetrokken en in 1910 werden de statuten voor de plaatselijke hoveniersgilden en de overkoepelende Algemene Hoveniersbond opgesteld. De Algemene Hoveniersbond was binnen de Boerenbond als het ware een aparte bond met een eigen bestuur en eigen personeel. E.H. Jozef Raeymaekers kreeg de leiding. De bond had een specifieke opdracht: de voorlichting, belangenverdediging, de gezamenlijke aankoop van alle toebehoren voor de tuinbouwproductie en de gezamenlijke verkoop van de opbrengst. Het was de in 1911 opgerichte Dienst voor Toezicht van de Belgische Boerenbond die zowel bij de boerengilden, de aankoopafdelingen als de hoveniersgilden de controle deed over de werking en de boekhouding.

bijgevolg theoretisch eerst lid zijn van een boerengilde en dan pas kon je lid worden van de hoveniersgilde. Het lidgeld was gelijkgesteld met dat van een boerengilde en moest slechts één keer betaald worden. We kunnen bijgevolg omgekeerd stellen dat wie lid was van een hoveniersgilde ook automatisch (en voor hetzelfde geld) lid was van de boerengilde en er ook alle voordelen van genoot. Die regeling was ingegeven om de eenheid in de organisatie te bewerkstelligen. Enkel indien er ter plaatse geen boerengilde was, kon een onafhankelijke hoveniergilde opgericht worden. De hoveniersgilden waren al snel een succesverhaal. Nog voor de Eerste Wereldoorlog verenigde de Algemene Hoveniersbond 87 hoveniersgilden met 2727 leden. Geografisch viel de spreiding grotendeels samen met de traditionele tuinbouwdriehoek Leuven-Mechelen-Brussel.

Ter plaatse was het volgens de statuten de bedoeling dat de hoveniersgilde een onderdeel vormde van een boerengilde. Je moest

De modelstatuten van de hoveniersgilden werden in december 1910 door de Hoofdraad van de Boerenbond goedgekeurd 5


De Hoveniersgilde van Hasselt De Hoveniersgilde van Hasselt werd gesticht op 28 mei 1918. Over de concrete omstandigheden is weinig geweten. Maar aangezien er op dat moment nog geen boerengilde bestond in Hasselt – die werd pas opgericht in 1925, werd het een aparte onafhankelijke gilde. Het aansluitingsbewijs bij de Dienst voor Toezicht dateert van 22 juli 1918.

De veilingklok in het gebouw aan de Nijverheidsstraat (voor 1928). Een gelijkaardige foto bevindt zich in de collectie van Het Stadsmus Hasselt, inventarisnummer 1994.0034.00

Vanaf 1928 werd de veiling ondergebracht in een pand aan de Verenigde Statenlaan, na 1935 de Koningin Astridlaan

Alle gilden moesten bij hun oprichting aansluiten bij de Dienst voor Toezicht van de Boerenbond

Bedrijvigheid aan de boter-, eier- en groenteveiling in de Nijverheidsstraat (voor 1928)

Daaruit leren we dat de voorzitter een zekere Jozef Henrioulle was en de secretaris Verjans. Tegelijk met de hoveniersgilde werd er een aankoopafdeling opgericht, met Henrioulle als voorzitter en Verjans als zaakvoerder.

Op basis van de uitnodigingen kunnen we ons een idee vormen van de activiteiten van de hoveniersgilde. Na de lezing van het verslag van de vorige vergadering – verslagen die niet bewaard zijn gebleven – werden de nieuwe kandidaat-leden aangenomen. Een belangrijk onderdeel van de vergadering was het bestellen van producten bij de aankoopafdeling. Die waren zeer gevarieerd: koolkragen, “Bordeleesche pap in poeder”, bonestaken en tomatenstokken, vroege plantaardappelen, eenruiterramen, rietmatten ... De gesprekken zullen zeker gegaan zijn over de werkzaamheden in de tuin en regelmatig was er ook een voordracht, soms met lichtbeelden. In juni 1926 hield landbouwingenieur Jos Ghijsen een voordracht over het gebruik van kunstmeststoffen en in juli kwam de uitvoer van

In 1926 was Pierre Grauls, tuinier en zaadhandelaar uit de Nieuwstraat, voorzitter en zaakvoerder. Secretaris van de Hoveniersgilde was op dat moment Jos Wijgaerts en proost E.H. Clysters. De gilde telde 52 leden. De hoveniersgilde vergaderde maandelijks op zondag in een lokaal van de Botermijn in de Nijverheidsstraat (nu Frans Massystraat).

6

landbouwproducten aan bod. Op 1 augustus van datzelfde jaar werd de deelname aan de tuinbouwtentoonstelling van Hasselt besproken. Op 6 februari 1927 richtte de Hoveniersbond zelf te Hasselt een tuinbouwdag in voor de hoveniers van Hasselt en omstreken. Er waren 200 personen aanwezig. In 1929 telde de gilde 87 leden. Belangrijk voor de hoveniersgilde was de

verkoop van de tuinbouwproducten via de mijn of veiling. De oorspronkelijke boteren eiermijn van de Boerenbond werd een boter-, eier- en groentemijn. En deed tegelijk dienst als vergaderlokaal van de gilde. In 1928 verhuisde de veiling van de Nijverheidsstraat naar een veel groter pand aan de Verenigde Statenlaan, sinds 1935 de 7


De vlaggenwijding in 1929 In 1929 liet de Hoveniersgilde van Hasselt een vlag maken. Ook de Boerengilde van Hasselt, opgericht in 1925, deed dat en op 6 oktober van dat jaar organiseerden beide gilden een gezamenlijk vlaggenfeest. Wijdingen en inhuldigingen van vlaggen waren grootse evenementen die door de Boerenbond sterk gestimuleerd werden. Een vlaggenwijding moest een groot volksfeest zijn. De boerengilden uit de naburige gemeenten werden opgetrommeld om met een delegatie en hun eigen vlag aanwezig te zijn en deel te nemen aan een optocht door de straten. Zo stapten op 9 september 1928 voor de inhuldiging van de vlag van de boerengilde van Meise - volgens eigen telling - niet minder dan 2500 man mee in de stoet. De misviering en de wijding van de vlag waren het centrale element van de organisatie. Ook de redevoeringen achteraf waren een vast onderdeel van het

Zondag 8 oktober was het feest in Hasselt, voor boeren en hoveniers, ter gelegenheid der inhuldiging van de nieuwe vlaggen van de boeren- en hoveniersgilde… Om 2 uur namiddag werd een plechtig danklof gezongen in de grote kerk, door Z.E.H. Deken Hendrickx, bijgestaan door E.H. Cleenen, proost der beide gilden. Heerlijke zang werd uitgevoerd door het Sint-Quintinuskoor. E.H. D. Clijsters hield een gelegenheidssermoen, dat op de honderden aandachtige toehoorders diepen indruk maakte. Door Z.E.H. Deken werden de twee vlaggen gewijd. Spijts de regenvlagen kon een stoet van meer dan duizend gildeleden worden gevormd, die met zijn schone vlaggen, met begeleiding der fanfaren van de christelijke werklieden en van Rapertingen, heel wat opzien baarde bij de sympathiek gestelde Hasseltse bevolking. Op de pui der dekenij werd de stoet in ogenschouw genomen door Mgr. Luytgaerens, Z.E.H. Deken Hendrickx en E.H. Ansay. Daarna werden de feestvierende gilden ontvangen op het stadhuis door het gemeentebestuur. Burgemeester Portmans, naast hem de heren schepenen Ing. Van Caeneghem en M. Douchar, M. Van Oostveldt, enz. Ook M. Greytens, bestendig afgevaardigde, was daar aanwezig.

8

Vlaggen kleuren het straatbeeld programma. Naast bestuurders en leiders van de Boerenbond namen ook - meestal katholieke - politici het woord. In Meise was dat bijvoorbeeld minister Carnoy en volksvertegenwoordiger Van Dievoet. Vlaggenwijdingen van boerengilden waren er in 1929 bij de vleet: in Ramsel, Opitter, Achel, Kapelle-op-den-Bos, Waregem, Thielrode, Blauberg-Herselt, Middelkerke, Knesselare, Poelkapelle, Gits, Olen, Gierle, Linthout, Heultje, Sint-Pauwels, Hamme, Zuidschote, Liezele, Duffel, Kalfort … en dus ook in Hasselt. Elke gilde die een vlaggenfeest organiseerde, kreeg 250 frank steun van de Boerenbond. In Hasselt kreeg men voor de organisatie 500 frank, omdat het om twee gilden en twee vlaggen ging. Over de festiviteiten in Hasselt kon men in De Boer, het ledenblad van de Boerenbond, op 19 oktober een uitgebreid verslag lezen:

Burgemeester Portmans verwelkomde de boeren- en hoveniersgilde, kort en gepast. Dan sprak Mgr. Luytgaerens enige woorden van dank tot het Hasseltsde magistraat. De eerwijn werd geschonken. Ondertussen dreunde op het plein een krachtige “Vlaamse Leeuw”. Toen ging het voort in stoet naar de lokalen der groentemijn, waar de algemene vergadering werd gehouden. Op het verhoog: Mgr. Luytgaerens, E.H. Ansay, de besturen van boeren- en hoveniersgilden, de heren Camiel Symons, Brughmans, Verbeeck, Mulders; en de heren Buntincx en Vertessen, voorzitter en schrijver van de arrondissementsbond, enz. Namen daar beurtelings het woord: de heren Schouterden, voorzitter van de boerengilde (welkom), Wygaerts (verslag der werking van de hoveniersgilde); Van Oostveldt (verslag boerengilde). Stippen we ook aan dat de boerengilde van Hasselt 218 leden telt en de hoveniersgilde 87. De welkomrede en de verslagen werden toegejuicht. Dan namen het woord: M. Buntinckx, voorzitter van de arrondissementsbond; M. Vertessen, en eindelijk Mgr. Luytgaerens zelf. Mgr. moedigde de gilden van rond Hasselt aan te volharden. Waar hij spreekt over “de regenbisschop” en over een conservenfabriek, wordt hij zeer toegejuicht. Dan dankt nog gulhartig de heer Grauls, voorzitter van de hoveniersgilde, waarna onder het spelen en zingen van de “Vlaamse Leeuw”, de vergadering in allerbeste stemming uiteenging. ’s Avonds had er in de Concordia een feestmaal plaats, waar naast keurige spijzen en drank, een overvloed aan toespraken en kluchten werden verorberd. Zo werd deze prachtige feestdag op waardige wijze besloten.”

Uit wat vooraf gaat kunnen we reeds afleiden dat verenigingen veel belang hechtten aan hun vlag. Al sinds de oudheid was de vlag een herkenningspunt tijdens veldtochten. In het Romeinse leger had elk legioen zijn eigen speciaal versierde standaard, aangevuld met wimpels. Al snel kreeg het voorwerp ter herkenning een symbolische betekenis: de vlag stond voor het legioen, de leider, de groep. Toen het Romeinse rijk ten val kwam, was het in het westen de Kerk die voor continuïteit zorgde. Het kunstborduurwerk, teken van rijkdom en luxe, werd verder gezet in Rome en Byzantium. In de middeleeuwen, vanaf de kruistochten, zien we een geleidelijke toename van het gebruik van vlaggen en banieren. De banieren waren het gezags- en huisteken van de vorst, symbool van het opperbevel en herkenbaar verzamelpunt. De vaandrig of baanderheer, de drager van de vlag, stond in het middelpunt van de strijd en werd omringd door zwaarbewapende soldaten. De verovering van het vaandel door de vijand werd dan ook beschouwd als een belangrijk keerpunt in de strijd. Vanaf de 16de eeuw ontstaan de scheepsvlaggen en naar het einde van de 18de - begin 19de eeuw de landsvlaggen. Maar het is vooral de symbolische betekenis van de vlag die geleidelijk in de tweede helft van de 19de eeuw en het begin van de 20e eeuw wordt opgepikt door de vele verenigingen en organisaties die in die periode ontstaan. Net zoals een vereniging een voorzitter, secretaris en penningmeester moest hebben, diende zij een vlag te hebben. De vlag werd gezien als het visitekaartje, het herkenningsteken bij uitstek. Het ideaal van de organisatie moest ermee worden uitgedrukt, terwijl het strijdelement uit het verre verleden van de vlag, nog steeds gold. Door de leden rond de vlag te verenigen

en op straat te komen, versterkten ze het groepsgevoel, toonden ze de macht van de groep, ook tegenover andersdenkenden, en wilden ze nieuwe leden aantrekken. Begrijpelijk dat veel zorg besteed werd aan de aankoop van een vlag. Eerst moesten de nodige fondsen bijeen worden gebracht, want een vlag was een dure zaak. Soms hadden ze geluk en kwam er een milde schenker opdagen, maar meestal was het een verhaal van vele kleintjes maken een groot… Hoeveel de vlag van de Hoveniersgilde van Hasselt heeft gekost, hebben we niet kunnen terugvinden en hoe het geld bijeen werd gebracht evenmin. De volgende stap was het bedenken van wat er op de vlag moest uitgebeeld worden. Het ontwerp bepaalde in grote mate de uitvoering en de prijs van de vlag. De ontwerper was bijgevolg best goed op de hoogte van de technieken om een vlag te maken, de regels van de banistiek en de gebruikelijke iconografie en symboliek. Daarom was het meestal een tekenaar van het borduuratelier dat gekozen werd om de vlag te maken, die de vlag ontwierp. Grotere ateliers hadden modellenboeken, maar elke vlag werd uiteindelijk een uniek item. Van de meer dan 300 vlaggen van boerengilden die door de Landelijke Gilden werden geïnventariseerd in 2018, waren er geen twee dezelfde. Vlaggen werden meestal gemaakt in ateliers van kerkelijk textiel. Er waren in Vlaanderen een aantal gerenommeerde vlaggenmakers, zoals Grossé en Slabbinck in Brugge, Van Sina en Oyen-Soyez in het Antwerpse, Van Severen-Ente in SintNiklaas of De Dijle in Mechelen. Deze ateliers signeerden hun vlaggen meestal. Maar er waren ook heel wat kleinere en minder gekende ateliers, die hun naam niet 9


op de vlag vermeldden. De meeste vlaggen van de boerengilden waren niet gesigneerd, en dat is evenmin het geval met die van de Hoveniersgilde van Hasselt. Misschien is de vlag gemaakt in het atelier van het huis Lippens in Hasselt, maar het kan evenzeer afkomstig zijn van een atelier uit Luik. Limburg maakte immers deel uit van het bisdom Hasselt en er waren contacten met de ateliers in Luik doordat veel kerkfabrieken hun gewaden daar bestelden. Een vergelijking met andere vlaggen uit dezelfde periode waarvan het atelier wel gekend is, zou mogelijk een indicatie kunnen geven.

elkaar gezet tot één geheel en met borduurwerk afgewerkt. Bij deze techniek is de vlag dubbelzijdig, waarbij de achterzijde het spiegelbeeld is van de voorzijde. Dit in tegenstelling tot de techniek van de applicatie gebruikt bij de enkelzijdige processievaandels waarbij stukken stof, gouddraad en edelstenen op een basisdoek genaaid werden.

De vlag van de hoveniersgilde is zoals de meeste vlaggen uit die periode gemaakt van zijde. Zijden vlaggen zijn licht en soepel, de draad is ragfijn en glanzend. De vlag is gemaakt volgens de techniek van incrustatie: stukken gekleurde zijde zijn aan

Voor 1914 hadden de vlaggen eerder een neogotisch karakter. Wapenschilden, banderollen en het gebruik van gotische letters kwamen veel voor. De vlaggen van de gilden van Balen en Achterolen zijn hiervan mooi voorbeelden.

Inhoudelijk en qua stijl past de voorstelling op de vlag van de Hoveniersgilde in de traditionele iconografie en stijlevolutie van de vlaggen van de boerengilden.

De vlaggen uit het interbellum vertonen veel vaker één grote centraal geplaatste scène. Op de vlag van de Hoveniersgilde van Hasselt is centraal een tuinier of hovenier geplaatst, die met een gieter zijn perceel beregent. Aan de rand van het veld staat een volle kruiwagen met groenten: wellicht rode kolen, savooikolen, bloemkolen en een paar wortelen. Een beetje verscholen achter de kruiwagen, de kerk en de suggestie van het dorp. Rechts achter de figuur van de hovenier staan serres en een paar woningen, mogelijk de woning van de hovenier. Op de achtergrond zien we de fabrieken opdoemen. In de zoom aan de bovenzijde staat in hoofdletters “Hoveniersgilde” en in de onderste zoom “1919 - Hasselt - 1929”. Langs de kant van de broektop (de broekzijde is de zijde waar de vlag bevestigd wordt aan de stok of mast) zien we een schild met de beeltenis van Sint-Isidorus en aan de kant van de vluchttop (de vluchtzijde is de kant waar de vlag vrij wappert) het wapenschild van de stad Hasselt. Langs de onderzijde, vluchtzijde en bovenzijde is de vlag afgeboord met franjes in de Belgische driekleur.

De figuur van de hovenier is heel fijn uitgewerkt met veel aandacht voor kleur en detail in het borduurwerk. Het is een verzorgde figuur met een elegant dasje en een schort om zijn kleding en een hoedje om zichzelf tegen de zon te beschermen. Dit is duidelijk een man van stand in een eerbiedwaardig beroep. Het is de hovenier zelf die centraal staat, niet de patroonheilige of de kerk. De religieuze symbolen zijn tot een minimum beperkt. Dit staat in contrast met veel andere vlaggen van boerengilden uit deze periode.

Sint-Isidorus en de ploegende engel (detail van de vlag van de Hoveniersgilde)

Vlag van de Boerengilde van Balen (1907) Vlag van de Boerengilde van Olen (Achterolen) (1902) 10

Zorgvuldig geborduurd hoofd van de tuinder (detail van de vlag van de Hoveniersgilde)

Sint-Isidorus is in het schildje linksboven geplaatst. Hij is de patroonheilige van de boeren, de landarbeiders, de landbouw in het algemeen en ook van de Boerenbond. Isidorus leefde omstreeks 1100 in de buurt van Madrid. Hij was een eenvoudige en vrome landarbeider in dienst van grootgrondbezitter Juan De Vargas. Volgens de legende viel Isidorus’ zoontje op een dag in een waterput, maar werd 11


hij miraculeus gered door de gebeden van zijn ouders. De vroomheid van Isidorus nam hierdoor nog toe. Nadat boze tongen hem aanklaagden bij de landheer omdat hij daardoor zijn werk zou verwaarlozen, kwam De Vargas zelf poolshoogte nemen. Hij trof Isidorus biddend op het veld aan, maar tegelijk was een engel in zijn plaats aan het ploegen. Later verrichtte Isidorus nog wonderen, onder andere door met één spadesteek een bron te laten opborrelen die tot vandaag genezende kracht zou bezitten. Hij werd in 1622 heilig verklaard en zijn feestdag valt op 15 mei.

Ook op de vlag van de Hoveniersgilde van Hasselt wordt het wonder van de ploegende engel weergegeven. Het hoofd van de figuur van de Heilige Isidorus is heel fijn op de zijden doek geschilderd in plaats van geborduurd. Die techniek werd wel meer gebruikt voor kleinere afbeeldingen en afwerking. Op sommige vlaggen werden ook grotere afbeeldingen geschilderd, omdat dat wellicht goedkoper was. Die zijn echter slecht bewaard gebleven door het verdrogen of inwerken van de verf op de zijde.

De vlag van de Boerengilde van Wechelderzande combineert de twee wonderen van SintIsidorus. De vlag van de Boeren- en Hoveniersgilde van Liezele focust op het verhaal van de engel.

Serres en fabrieken (detail van de vlag van de Hoveniersgilde)

Vlag van de Boerengilde van Wechelderzande (1928)

Vlag van de Boerengilde van Liezele (1926) 12

Geschilderd hoofd van Sint-Isidorus (detail van de vlag van de Hoveniersgilde)

Op veel vlaggen is de afbeelding van de kerk of van het dorpsgezicht waarheidsgetrouw en zijn de gebouwen herkenbaar. Of op de vlag van de Hoveniersgilde van Hasselt het landschap een weergave is van de realiteit, is niet duidelijk. Is dit een beeld van de kanaalkom met onder andere de gelatinefabriek? Het gebouw in het midden van de tekening doet eerder denken aan de schachttoren van een steenkoolmijn. In dat geval zouden de fabrieken afgebeeld op de vlag eerder bedoeld zijn om een contrast op te roepen tussen de groene tuinbouw en de grauwe, rookpluimen spuwende fabrieken.

Fragiel erfgoed belaagd door vele vijanden Een vlag is zoals alle textiel erfgoed onderhevig aan natuurlijke veroudering. De vezels worden stijver en brozer, verliezen hun soepelheid, met scheuren en gaten tot gevolg. Zowel zon- als kunstlicht bevat schadelijke stralen, zoals uv-stralen, die de kleuren doen vervagen. Licht versnelt bovendien het afbraakproces. Temperatuur en luchtvochtigheid spelen eveneens een belangrijke rol. Bij hoge temperatuur drogen de vezels uit en worden ze broos en breekbaar. Bij te lage temperatuur wordt de omgeving vochtiger, wat schimmels met zich mee brengt. Stof en vuil door het gebruik en slechte bewaring nestelen zich tussen de vezels …

Vandaag wordt de vlag in optimale omstandigheden bewaard door het museum, wat niet altijd het geval was tijdens het grootste deel van haar bestaan. En dat liet zijn sporen na: de vlag is op bepaalde plaatsen vuil, hier en daar is de kleur uitgelopen en de zijde is heel broos en soms geschift of gescheurd. Restauratie is mogelijk, maar is een dure zaak. Conclusie … net als bij het vervaardigen van de vlag bijna 100 jaar geleden, is vandaag voor de restauratie ervan een gulle mecenas meer dan welkom!

13


Bibliografie Geraadpleegde werken Claes Carl en Woestenborghs Bert, Met vlag en gilde. Banistiek van de Landelijke Beweging in het Waasland (Catalogus), Sint-Niklaas, 2015. Demeyer Marc, De gildevlag, kostbaar erfgoed, Leuven, 2018. Desmet Matthias, Godderis Soetkin, e.a., Wat en hoe boekje: Vlaggen, Ieper,2010. Santy Filip en Osaer Antoon, Met vlag en wimpel. De banistiek van de christelijke arbeidersbeweging in Vlaanderen, 2 delen, Leuven, 1984. Segers Yves en Van Molle Leen, Leven van het land. Boeren in België 1785-2000, Leuven, 2004. Van Molle Leen, Ieder voor Allen. De Belgische Boerenbond 1890-1990, Leuven, 1990. Van Dijck Annemie, Kerkelijk textiel in Vlaanderen en Brussel in de 19de en 20ste eeuw, Leuven, 2009. Woestenborghs Bert, Van aankoopafdeling tot klantenkring. Geschiedenis van de coöperatieve klantenstructuur in AVEVE, Leuven, 1994. Woestenborghs Bert, Van AVV tot Groep AVEVE. Geschiedenis van de bedrijfseconomische activiteiten van AVEVE, Leuven, 2000. Tijdschriften De Boer, 1928 Archivalische bronnen Archief van de Landelijke Gilden (KADOC, Leuven) dossier Hoveniersgilde Hasselt Archief van de Centrale Bestuurs- en Adviesorganen van de Boerenbond (KADOC, Leuven) Nr 792 Algemene Hoveniersbond en plaatselijke hoveniersgilden, 1910-1924 Nr 1099 Sint Isidorus: levensschets… s.d. Nr 801 Toelagen voor vlaggenwijdingen, 1928-1938

Kunst & Erfgoed in de kijker

Illustraties • Alle foto’s van vlaggen: Marc Demeyer • Alle zwart-wit foto’s: Fotoarchief Boerenbond (albums AVV) - KADOC 14

15


September 2021 – keik nr. 75 Tekst: Marc Demeyer Foto: Marc Demeyer en KADOC Copyright: Het Stadsmus Guido Gezellestraat 2, B-3500 Hasselt Tel.: 011/23 98 90 - E-mail: hetstadsmus@hasselt.be

Overzicht Kunst in de Kijker 2004-2005: 2004: 126. De kraag van de Hasseltse boogschutters; 127. Schilderij ‘Grote Capucienenstraat’, Clement Van Campenhout (1921-1997), 1961; 128. Prent ‘Gezicht op de Boulevard met links de gevangenis’, Charles Jooseph Hoolans (1814-?); 129. Offerandeschotel met in reliëf 7 (keizers)hoofden, 17e eeuw; 130. Affiche van het eerste Nederlands Eucharistisch Congres, Hasselt, 1904, Leo Jaminé (1854-1921); 131. Zes schilderijen uit de cyclus van het H. Sacrament van Mirakel bewaard in Herkenrode; 132. Alambiek afkomstig uit Staatlaboratorium in Guffenslaan in Hasselt, E. Adnet, Parijs; 133. Gedenkpenning “150 jaar Koninklijk Atheneum Hasselt”, Luc Verlee (°1939), 1994, 1994; 134. Schilderij ‘Hubert Leijnen (1909-1997), hoofdredacteur van HBvL van 1929 tot 1976’, Eugène Polus, 1951. 2005: 135. Ontwerptekening voor tegelpaneel ‘Tuin met pauw en zwaan’, Manufacture de Céramiques Décoratives de Hasselt (1895-1954); 136. Beeld van de Roode Roos; uitgave in beperkte oplage t.g.v. inhuldiging monument op de Schiervellaan Hasselt, Gerard Moonen (° 1953). Overzicht Kunst en Erfgoed in de Kijker: 2005: 1. De archeologische vondsten van Herkenrode in Het Stadsmus. 2006: 2. Jos. Damiens wandschilderingen voor het gouvernement te Hasselt (1908-1910); 3. De Kiosk en het muziekleven in Hasselt in de 19e eeuw; 4. De kapel van Spalbeek, 5. De handboog: van verdedigingswapen tot Olympische discipline; 6. Menukaarten. 2007: 7. Stad in groei. Hasselt in de 19e eeuw; 8. De oorsprong van onze kapellen; 9. Een Hasselts bedevaartvaantje uit de 17e eeuw; 10. Processievaandel van de Hasseltse Broederschap van het Heilig Sacrament. 2008: 11. Ets ‘Het Offer’, Jan Toorop (1858-1928); 12. Vaas in lusterglazuur, Manufacture de Céramiques Décoratives de Hasselt (1895-1954); 13. 2 zilveren kandelaars, resultaten van een onderzoek; 14. Handschrift van de Roode Roos 18de-19de eeuw; 15. Spaanse toreadors, Romeinse ruïnes en kamelen aan de oevers van de Zwarte Zee. De exotische reizen van een Hasseltse burger tijdens de Belle Epoque. 2009: 16. Thomas Morren schildert de familie Van Elsrack.; 17. Een zeldzame skeletklok van Joannes Michael Gaspard Geraets (1791-1859); 18. Geen KEIK verschenen!; 19. Archeologische opgravingen van het bonnefantenklooster in Hasselt; 20. Pierre Cox (1915-1974) en het hellenisme. 2010: 21. 1910: tsaar Ferdinand van Bulgarije vliegt boven Kiewit; 22. De zuidkant van de Grote Markt; 23. De Virga Jesse in Het Stadsmus: iconografie & cultusrelicten; 24. De Heecrabbers, kroniek van een kunstkring; 25. De collectie van Pasquasy, devotie– en doodsprentjes; 26. De kunst van het monumentale bouwen en het achteloos vernielen. 2011: 27. Medailles, De Koloniale Dagen, 1952; 28. Hasselt aan zee. Een eeuw marineschilderkunst; 29. Tot hier en terug. Burentwisten tussen Hasselt en Zonhoven; 30. Hasselt in de middeleeuwen. 2012: 31. Alaaf! De heropleving van de carnavalstraditie in Hasselt met speciale aandacht voor de jaren 1950; 32. Dame met lorgnet, Godfried Guffens (1823-1901); 33. Waterhuishouding in Hasselt; 34. Campendeck; 35. Dialoog met de ruimte. 2013: 36. De bonnefantenkerk en de graflegging; 37. De uurwerkstad Hasselt; 38. Royal Nord in Hasselt; 39. De Hasseltse septemberkermis in 1896; 40. Muziek! Het College van Sint-Cecilia van Hasselt 1670-ca. 1830. 2014: 41. Hasseltse bands 1945-2000; 42. Een tinnen bord uit het Hasseltse Augustijnenklooster; 43. 50 jaar Luminé Image Art; 44. Hedwig Pauwels; 45. Franz Anton Brändl (1720-1782). 2015: 46. Vuurpeloton in Hasselt; 47. Gedenkmonument (1856) voor de oud-strijders van Napoleon; 48. Fotostudio Blanckart… Kijken naar het vogeltje!; 49. Sportieve Hasseltse nostalgie. 1913-1964: Het openluchtzwembad aan de Willekensmolenstraat; 50. De abdissenportretten van Herkenrode. 2016: 51. Limburgs glas, in het licht van de recente aanwinsten; 52. Vergeten Hasselts gebak; 53. Nie zievere. Spe.le! Drie Hasseltse voetbalclubs vertellen hun verhaal; 54. Plezier & verdriet. Oorlogsgedenkenissen tijdens de kermisfeesten van de jaren 1920; 55. Proper gewassen! Wasserij De Lelie. 2017: 56. Tegelpaneel Irissen, afkomstig van het voormalig Hotel Léopold II te Blankenberge; 57. Zilversmid François Morren, meester met de drie sterren; 58. Het nieuwe blazoen van De Roode Roos; 59. Het archeologisch onderzoek aan het nieuwe stadhuis; 60. Het Hasseltse erfgoed door de lens van de Duitse bezetter (1917-1918). 2018: 61. Maria Pijpelinckx (Kuringen? 1538 - Antwerpen 1608), meer dan alleen maar de moeder van Pieter Paul Rubens; 62. The Hasselt Bridge. Waarom de kanaalbrug instortte in 1938; 63. Vijf Hasseltse burgemeesters in brons gegoten; 64. Het geheim achter het schilderij van de Heilige Odilia door Godfried Guffens; 65. Stef Vanstiphout (1931-1995), een eigenzinnig illustrator. 2019: 66. Jan Vaes. De graven van Loon en de Europese literatuur; 67. Zana Etambala. Limburg in koloniaal en/of Congolees perspectief; 68. Het Hasseltse Begijnhof verbindt. Over co-creatie, participatie en erfgoed; 69. 1944. Directe nasleep van de bevrijding van Hasselt; 70. De Komeetlijn. 2020: 71. Maison fondée en... Historische panden en hun uithangborden; 72. De Poncelet vaas, exponent van een uitgekiende reclamestrategie; 73. Het verhaal achter de gevel van het RTT-gebouw in de Paardsdemerstraat. 2021: 74. Het huis In ’t Claverblat en zijn plek in de gebouwde geschiedenis van Hasselt. Alle publicaties zijn te koop aan de museumbalie zolang de voorraad strekt. Online zijn de publicaties gratis raadpleegbaar op de website www.issuu.com/hetstadsmus.

16


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.