April-Mei stakingen

Page 1

SLACHTOFFERS VAN

WILLEKEURIGE TERREUR Gezichten en verhalen van de April-Meistakers in Groningen in 1943

OVCG | Oorlogs- en Verzetscentrum Groningen


SLACHTOFFERS VAN

WILLEKEURIGE TERREUR Gezichten en verhalen van de April-Meistakers in Groningen in 1943

FOTO VOORZIJDE :

Vergadering van de bakkers over deelname aan de April-Meistakingen. Vriezenveen, 30 april 1943


KLEINE VERHALEN, VERTELD OF VERZWEGEN IN DE AFZONDERLIJKE FAMILIES... In de meeste gezinnen werd niet of nauwelijks gepraat over de vader, de zoon of dochter, de broer of zus, de oom of tante, de grootvader, die in de meidagen van 1943 was weggevoerd door de bezetters. Wat viel er ook te bespreken behalve de schok, de onzekerheid en het wachten op een mogelijke terugkeer? Na verloop van tijd werd een foto, zwart-wit en aan de randen vervagend, in de woonkamer opgehangen. Eind april steeg ieder jaar de spanning, die in stille eenzaamheid werd doorstaan. De verdwenen dierbare bleef o zo aanwezig, omhuld met een intens verdriet, maar ook met onzekerheid over het lot, en later met opstandigheid van vooral de jongere generatie over de stilte die om dit verdwijnen bleef hangen: wat was er precies gebeurd, waarom, en waarom hij of zij, en waarom bleven de meeste slachtoffers zo ongenoemd en onbekend in de geschiedschrijving? Dit kleine verhaal bleef met al haar raadsels en verdriet doorklinken (of doorzwijgen) in de families. En het bleven kleine verhalen, omdat de meeste families elkaar niet kenden. Het ontbrak hen dus aan mogelijkheden om de weinige puzzelstukjes met elkaar te delen en verbinden, om samen een completer beeld te kunnen vormen en enkele vragen te kunnen beantwoorden, hoe moeilijk de antwoorden ook zouden zijn. Niet alleen de link met andere kleine verhalen ontbrak, maar ook die met het grote verhaal. ‘Plotseling weggevoerd, iets met een melkstaking’, bleef in de herinnering van de nabestaanden hangen. Kinderen kenden amper details, omdat ze beschermd werden tegen deze ‘grote-mensen-zaken’. En de oudste nu nog levende nabestaanden waren destijds kind. Laten we de slachtoffers in deze publicatie in de ogen kijken, laten we hun verhalen lezen, laten we de deuren achter die verhalen openen en open houden. Wat zich tijdens de April-Meistakingen heeft afgespeeld is een ernstige misdaad tegen de menselijkheid, die grote gevolgen heeft gehad voor de getroffen gezinnen, tot op de dag van vandaag. Door dat in verhalen en gesprekken te delen, door samen te leren van al die vragen die we daaruit laten voortvloeien, door de antwoorden daarop uit te dragen, geven we tóch een stem aan de slachtoffers die vielen. Zo zijn wij het, die hen postuum iets laten betekenen, en geven we zin aan wat zo volstrekt zinloos leek, en tillen we 1943 naar nu, naar ons dagelijkse leven.

Truus de Witte, augustus 2013



Geen mens is zo aanwezig als de mens die wordt vermist. – Truus de Witte –

ONZEKER, VERSLAGEN EN RADELOOS. Zo bleven de nabestaanden van de slachtoffers van de April-Meistakingen in 1943 achter. Wat begon als een poging om het Duitse gezag te ondermijnen, eindigde in een bloedbad. De stakingen hebben in Nederland 175 mensen het leven gekost. Van hen kwamen 38 uit Groningen. Nog eens negen anderen van buiten de provincie werden in Groningen vermoord en/of begraven. Sommigen werden op straat in koelen bloede neergeschoten, anderen standrechtelijk gefusilleerd of afgevoerd naar concentratiekampen. Marum kreeg met zeventien doden op één dag de grootste klap te verwerken. Van 34 slachtoffers werd het lichaam meegenomen door de bezetter en op een geheime plaats begraven. De bezetter probeerde zo te voorkomen dat de graven demonstratieplaatsen en de slachtoffers martelaren zouden worden. Tevens probeerde de bezetter door de lichamen te laten verdwijnen de terreur onder de bevolking te vergroten. De familieleden bleven achter zonder informatie over de laatste rustplaats van hun geliefden. Enkele maanden na het einde van de Tweede Wereldoorlog werden negentien lichamen gevonden in de bossen te Appelbergen (Glimmen, gemeente Haren). Zij werden geïdentificeerd en in hun woonplaatsen begraven. Vijftien slachtoffers zijn echter niet teruggevonden. Hun lichamen liggen nog altijd onder het veen in Appelbergen. Lange tijd bleven de slachtoffers van de April-Meistakingen in de anonimiteit. In deze uitgave krijgen de slachtoffers eindelijk een gezicht, zodat zij niet in de vergetelheid belanden.

FOTO LINKS :

|5

Leens



DE APRIL-MEISTAKINGEN VAN 1943 De April-Meistakingen van 1943 namen in de geschiedschrijving over de Tweede Wereldoorlog lange tijd een marginale plaats in. Om drie redenen mag dit wonderlijk heten. Het ging allereerst om de meest massale verzetsactie uit de oorlog. De nietsontziende reactie van de bezetter leidde daarnaast tot vele slachtoffers. Maar het meest belangrijke: de April-Meistakingen en haar nasleep betekenden een ommekeer in de oorlog als het gaat om de houding van zowel de bezetter als de Nederlandse bevolking. De bezetter moest inzien dat de gedroomde nazificatie verder weg was dan ooit en de Nederlandse bevolking dacht de ware aard van de bezetter gezien te hebben. De solidariteit onder de bevolking zou stijgen en het gewapend verzet ontstond. Dit keerpunt in de bezetting van Nederland volgde op een andere ommezwaai in de Tweede Wereldoorlog: de Duitse nederlaag bij Stalingrad, aan de Wolga. De Duitse opmars werd een halt toegeroepen, met verstrekkende gevolgen. De geallieerden putten er hoop en optimisme uit, terwijl Hitler alle mannen tussen 16 en 65 mobiliseerde. De aanleiding tot de stakingen in Nederland kwam hier uit voort: de oproep van de bezetter dat alle voormalige Nederlandse militairen (zo’n 260.000) alsnog in krijgsgevangenschap in Duitsland moesten doorbrengen. Hierop braken eind april 1943 in Nederland op grote schaal proteststakingen uit, spontaan en volkomen onverwacht.

FOTO LINKS :

|7

Stalingrad

De stakingsacties in Nederland voltrokken zich vooral op het platteland. In het oosten des lands, in machinefabriek Stork in Hengelo om precies te zijn, werd de eerste aanzet gegeven. De acties verspreidden zich snel over de rest van Nederland. Een gevoel van bevrijding en euforie maakte zich van de bevolking meester. Niet alleen werd werk geweigerd, ook sabotageacties, protestbijeenkomsten en brandstichtingen vonden plaats. Daarnaast werden er soms NSB’ers gemolesteerd door een op drift geraakte menigte. De stakingen waren wild en erg ad-hoc. In de woorden van Truus de Witte: “Er waren geen vooropgezette plannen. Overal namen mensen spontaan de leiding of riepen ze spontaan op tot staking.” Vooral via telefoonverkeer tussen bedrijven, van mond tot mond en via pamfletten werden oproepen tot staking doorgegeven. Een voorbeeld van zo’n pamflettekst: “De Mof is tot de laatste maatregel overgegaan. Onder den mantel van al te doorzichtige laffe leugens poogt hij bijna een half miljoen mannen gelijktijdig in slavernij te brengen. Nederlanders. Indien deze maatregel slaagt is de eer van ons vaderland voor goed verloren. Er rest ons maar een antwoord, waartegen Hitler’s moordbende volkomen machteloos staat: ALGEMENE STAKING!!!!”



In Noord-Nederland (de drie noordelijke provincies) deden tienduizenden mee aan de stakingen. Fabrieksarbeiders en ambtenaren bleven thuis, boeren lieten hun melk in de sloot lopen en melkventers leverden niet. De bijdrage van de boeren was zo groot dat ook wel over de ‘Melkstakingen’ gesproken wordt. In Friesland waren de stakingen het meest hartstochtelijk. In Groningen was men wat meer afwachtend en nuchter. Doorzetten tot het bittere eind was vaak niet de insteek. De felste stakingen vonden hier plaats in het Veenkoloniale industriegebied en in het Westerkwartier, waar de stakingen soms het karakter van een volksopstand hadden. De geschrokken en getergde bezetter sloeg vervolgens keihard terug. De hoogste Duitse politieautoriteit, Hanns Rauter, liet in samenspraak met Seyss-Inquart een Standgericht instellen, een ad-hoc rechtsbepaling met een ad-hoc rechtbank, dat zich het best laat vertalen als ‘Politiestandrecht’. Vanaf 1 mei 08:00 uur tot 4 mei 14:30 uur was de rechtbank in het Scholtenhuis te Groningen gevestigd. Hierna verhuisde de rechtbank naar het Oud Burger Weeshuis te Leeuwarden, omdat het in Friesland op dat moment onrustiger was. Op deze manier konden de stakingen slagvaardig de kop in worden gedrukt. Een avondklok werd ingesteld. Werkweigering, openbare samenscholing, het bieden van weerstand tegen de openbare macht, konden op de scherpste maatregelen rekenen. Hoewel de bezetter het standrecht als een solide rechtssysteem presenteerden, werden willekeurige burgers gearresteerd

|9

en vonnissen willekeurig geveld. Rauter verklaarde later: “Het was niet belangrijk dat de juiste man werd gestraft, maar dat er op het juiste moment doden vielen.” Doden vielen er. In totaal werden er begin mei 1943 in Nederland 175 burgers gedood, van wie 80 gefusilleerd werden en 95 omkwamen tijdens patrouilles. Nog eens tientallen gearresteerden kwamen later in de oorlog om in concentratiekampen. Meer dan de helft van de 175 slachtoffers werd op een heimelijke plaats begraven met als doel demonstratieplaatsen en martelaarschap te voorkomen. De lichamen van 52 slachtoffers zijn nog steeds niet gevonden. Met de snelle bekendmaking van de voltrokken doodvonnissen wilde de bezetter de bevolking weer in het gareel dwingen, voordat de opstand zich zou uitbreiden. Op 5 mei 1943 was de staking helemaal voorbij. In de drie noordelijke provincies vielen er maar liefst 70 slachtoffers. Behalve met de stakingsdrift had dit veel te maken met de harde hand van de bezetter in deze regio. Nergens in Nederland was de SD en de Ordnungspolizei zo actief. Van de slachtoffers waren destijds 38 woonachtig in de provincie Groningen, onder wie zeventien Marumers. Geen enkele andere Nederlandse provincie had meer doden te betreuren. Treurig genoeg bleven na de bevrijding nabestaanden vaak nog in het duister tasten over het lot van hun omgekomen familielid of -leden. De informatieverstrekking van betrokken instanties liet helaas nogal eens te wensen over. Sommige families kregen pas aan het begin van de eenentwintigste eeuw duidelijkheid.



WESTERKWARTIER EN VEENKOLONIテ起 Het platteland leende zich beter voor het staken. Hier ging men veel meer zijn eigen gang; het isolement van verschillende streken werd in de loop van de oorlogsjaren groter. De felste stakingen vonden plaats in het uiterste zuidoosten en zuidwesten van de provincie Groningen; het veenkoloniale industriegebied en het agrarische westerkwartier. Vooral in het Westerkwartier, globaal de huidige gemeenten Leek, Marum, Zuidhorn en Grootegast, deden de reacties van de bevolking denken aan het emotionele Friese verzet. Niet geheel toevallig waren het nogal eens Friezen die de leiding hier hadden. De solidariteit in het Westerkwartier was groot, wat er toe leidde dat de niet-stakers lastig werden gevallen. Vermoedelijk verlamd door angst en onder de indruk van de bruutheid van de bezetter (de Duitse politie patrouilleerde intensief) ging men ook in het Westerkwartier maandag 3 mei over het algemeen weer aan het werk.

FOTO LINKS :

Stakers tijdens de April-Meistakingen dwingen de chauffeur van een autobus in Veendam mee te staken

| 11

Ook in de Veenkoloniテォn was vanaf vrijdag een vrij algemene staking waarneembaar. Op het grondgebied van de huidige gemeenten Hoogezand-Sappemeer, Veendam, Pekela en Stadskanaal en een deel van de gemeenten Menterwolde en Vlagtwedde deed het temperamentvolle streekkarakter zijn werk. De staking was hier snel, spontaan, vastberaden, solidair en taai. Brandpunten van staking waren Foxhol en Hoogezand. De bedrijven in deze regio pleegden voortdurend overleg. Deze overlegcultuur, die terug te voeren is op de scholing van de vroegere vakorganisatie, zorgde voor een eensgezind en gedisciplineerd optreden. Hierna volgt een overzicht van de slachtoffers uit Groningen per gemeente.


Gemeenten Bedum, De Marne en Grootegast


Jogchum van Zwol

Rienold Terpstra

(1923-1943) Gemeente De Marne

(1914-1943) Gemeente Grootegast

De dag vóór de afkondiging van het Standgericht werd de kwekersknecht Jogchum van Zwol net boven Winsum gearresteerd wegens het op zak hebben van een boksbeugel. De volgende dag werd hij ter dood veroordeeld voor het overtreden van het verbod op wapenbezit. Op 1 mei 1943 werd hij op 20-jarige leeftijd standrechtelijk gefusilleerd om 21:10 uur op de pistoolbaan van de Rabenhauptkazerne te Groningen. Hij was de eerste Nederlander die dit treurige lot trof. Van Zwol was ongehuwd en woonde nog bij zijn ouders in Leens. Zijn lichaam is tot op de dag van vandaag vermist. Jogchums ongeruste vader Gerrit fietste de volgende dag naar het Scholtenhuis. Daar las hij op het aanplakbiljet dat het doodvonnis van zijn zoon reeds voltrokken was. In het Nieuwsblad van het Noorden stond op 3 mei een (leugenachtig) bericht in naam van Rauter waarin Jogchum werd beschuldigd van onrechtmatig wapenbezit en het aansporen tot staking.

Gerrit van der Werf (1915-1945) Gemeente Bedum De handelaar in zaaizaden en graan Gerrit van der Werf was één van de slachtoffers van het nawerk van de bezetter. Hij werd op 13 juli 1943 met nog drie mannen, Jan de Boer, Popke Johannes Hammingh en Berend Kornelis Vriezema, gearresteerd in zijn woonplaats Bedum. De reden was dat ze tijdens de stakingsdagen ‘opruiende’ pamfletten hadden gedrukt en verspreid. Deze pamfletten waren bij Gerrit thuis gedrukt. Alle vier kregen ze eind 1944 in Den Haag een tuchthuisstraf opgelegd, wat inhield dat ze naar Duitse concentratiekampen werden overgebracht. Gerrit werd naar meerdere kampen gedeporteerd. Zo werd hij in Rheinbach tewerkgesteld als zadelmaker en in Ziegenhain als kleermaker. Op 25 mei 1945 overleed Gerrit op 29-jarige leeftijd als gevolg van ziekte en uitputting in het ziekenhuis te Büdelsdorf. Hij liet een vrouw, Martje van Dijken, en een dochter (die geboren werd na Gerrits arrestatie) na. Hij werd begraven te Niekerk.

| 13

De boerenzoon Rienold Terpstra stond in de vroege morgen van 4 mei de koeien van zijn vader te melken, toen een patrouilleauto hem kwam halen. Zeven uur later kreeg hij de doodstraf opgelegd. In Doezum was algemeen verzet tegen de Duitsers. De boeren weigerden massaal melk te leveren aan de fabriek, waarop Rienold geen uitzondering vormde. Toen vanaf 3 mei de melk van de boeren onder druk van de bezetter weer aan de weg stond, zou hij echter met nog zo’n 20 anderen een melkwagen tegengehouden hebben die onderweg was naar een zuivelfabriek. Rienold hield het paard vast, terwijl zijn maten de melkbussen leegden. Op die vierde mei werd Rienold om 18:45 uur op 29-jarige leeftijd standrechtelijk gefusilleerd op het terrein van de strokartonfabriek Beukema te Hoogezand. Rienold was ongehuwd en woonde bij zijn ouders in Doezum. Hij is op een onbekende plaats begraven en nog altijd vermist.

Berend Kornelis Vriezema (1907-1945) Gemeente Bedum Berend Kornelis Vriezema werd op 13 juli 1943 met nog drie mannen, Jan de Boer, Popke Johannes Hammingh en Gerrit van der Werf, gearresteerd te Bedum. De reden was dat ze tijdens de stakingsdagen opruiende pamfletten zouden hebben verspreid. De landarbeider werd vervolgens via Scheveningen naar een concentratiekamp getransporteerd. Op 6 juni 1945 overleed Berend op 38-jarige leeftijd door uitputting te Lüneburg. Berend werd begraven te Lübeck. Op twintigjarige leeftijd was Berend getrouwd met Grietje Jongsma en liet vier kinderen achter.


Gemeenten Pekela, Stadskanaal en Vlagtwedde


Harm Wessels

Grietje Dekker

(1917-1943) Gemeente Stadskanaal

(1918-1943) Gemeente Stadskanaal

Op 1 mei 1943 rond het middaguur werd Harm Wessels op 25-jarige leeftijd op de vlucht voor de Ordnungspolizei neergeschoten. Harm had volgens hen het samenscholingsverbod overtreden. De landarbeider uit Onstwedde kon echter niets van het Standgericht weten, want hoewel het vanaf 7 uur die dag van kracht was, kwamen de aanplakbiljetten met de aankondiging pas in de namiddag. Wessels was een leidend figuur in de lokale stakingen en werd die bewuste dag in zijn woonplaats verrast door een aanstormende overvalwagen van de Ordnungspolizei. De ordetroepen schoten lukraak in het rond, waarbij ze Harm in de rug raakten. Hij werd niet meegenomen. Vergeefs werd hij nog in allerijl met de ziekenauto naar het ziekenhuis te Winschoten gebracht. Op 6 mei werd Harm Wessels begraven in zijn woonplaats.

Gerrit Buwalda

Harm Roelf Ots

(1910-1943) Gemeente Vlagtwedde

(1920-1945) Gemeente Pekela

Op 3 mei 1943 werd Gerrit Buwalda uit Jipsingboertange op 32-jarige leeftijd naast zijn huis doodgeschoten. Hij overleed in het ziekenhuis van Winschoten aan zijn verwondingen. Gerrit werd in gezelschap van zijn zoontje van 4 neergeschoten door NSB’ers. De stakende uitvoerder Gerrit had enkele dagen eerder dorpsgenoot NSB’er Spreen bewogen ook het werk neer te leggen. Deze heeft de naam van Gerrit doorgegeven aan zijn superieuren. Gerrit liet een hoogzwangere vrouw, Zwaantje Schoenmaker, achter. Dit zoontje zou naar zijn vader worden vernoemd: Wubbe Gerrit. Na de oorlog werd de straat van de familie omgedoopt tot G. Buwaldaweg. Gerrit ligt begraven te Sellingerbeetse.

| 15

Op 1 mei 1943 werd Grietje Dekker uit Musselkanaal op 24-jarige leeftijd voor haar ouderlijk huis in haar buik geschoten. Omdat het onrustig was in het dorp schoot de Ordnungspolizei ’s avonds wild om zich heen om de orde te herstellen, waarbij Grietje geraakt werd. Huisarts Harm van Klinken was snel ter plaatse en drong er bij de Duitsers op aan Grietje mee te nemen naar het ziekenhuis. Volgens de huisarts had Grietje nog wel een kans om de verwonding te overleven als zij op tijd naar het ziekenhuis was gebracht. De bezetter gaf de huisarts echter geen toestemming om haar mee te nemen. Uiteindelijk werd de zwaargewonde vrouw in een overvalwagen gelegd met de belofte door de Duitsers dat zij haar zelf wel naar een ziekenhuis zouden brengen. Net buiten het dorp, op de Veldwachterslaan te Mussel, schoten ze Grietje echter een aantal malen door het hoofd. Grietje was net diezelfde dag verloofd. Het stoffelijk overschot werd meegenomen en is tot op de dag van vandaag vermist.

Timmerman Harm Roelf Ots werd op 21 mei 1943 gearresteerd, drie weken na de stakingen in Oude- en Nieuwe Pekela. Waarschijnlijk is hij gepakt omdat ze zijn broer Roelf niet konden vinden, die er wel bij betrokken was. Hij verbleef eerst in het Huis van Bewaring in Winschoten en Groningen. Op 26 juni vertrok hij naar concentratiekamp Vught. Na ruim vier maanden werd hij overgeplaatst naar de gevangenis in Utrecht, vervolgens naar de gevangenis in Amersfoort. Hij arriveerde op 26 januari 1944 in Duitsland. Drie werken later werd hij vrijgelaten en kwam ziek thuis. Snel daarna werd hij opnieuw opgepakt en tewerkgesteld in kamp Weener bij Nieuweschans. Daar wist hij te ontkomen en dook onder in Drenthe. In januari 1945 kwam hij zeer verzwakt met TBC thuis. Op 12 mei 1945 overleed Harm Roelf op 25-jarige leeftijd aan de ontberingen tijdens zijn gevangenschap. Hij werd begraven in Boven Pekela.


BIJZONDER FEL OF DEMONSTRATIEF werd er in Slochteren niet gestaakt, maar ook deze gemeente werd slachtoffer van de willekeur en de symboliek van de Duitse terechtstellingen. In de verre omtrek kon men zien dat de hoge schoorsteen van de Coöperatieve aardappelmeelfabriek ‘De Woudbloem’ te Woudbloem vanaf vrijdagmiddag niet meer rookte. De directie maande haar personeel na de afkondiging van het standrecht die maandag weer aan om aan het werk te gaan. Om wat voor reden dan ook waren er van de maandagse ochtendploeg slechts 6 van de 30 mensen aanwezig. De Duitse ordetroepen begonnen direct een klopjacht.

Gemeente Slochteren


Egbert Thoma

Paulinus Nieuwold

(1917-1943)

(1901-1943)

Egbert Thoma werd op 3 mei door de Nederlandse politie gearresteerd, nadat de Ordnungspolizei hem als een van de verzetsleiders van de aardappelmeelfabriek had aangemerkt. De politiemannen zouden hem nog aangespoord hebben te vluchten, maar Egbert zag geen gevaar. De volgende morgen om 10:00 uur kreeg Egbert samen met de broers Hermanus (48) en Eisso Kleefman (50) in het Scholtenhuis de doodstraf opgelegd. Om 16:05 uur werd Egbert op 26-jarige leeftijd standrechtelijk gefusilleerd op het terrein van de aardappelmeelfabriek. Nog geen jaar eerder was Egbert getrouwd met Roelfje Bathoorn, met wie hij een zoontje kreeg. Hij is op een onbekende plaats begraven en nog altijd vermist.

Hermanus Kleefman

Eisso Kleefman

(1894-1943)

(1892-1943)

Hermanus Kleefman uit Scharmer werd op 3 mei in de morgen gearresteerd toen hij bij zijn broer Eisso een kop koffie dronk. Beide broers waren teruggekeerd van hun werk in de aardappelmeelfabriek ‘De Woudbloem’ omdat er bijna niemand was komen opdagen. De volgende morgen om 10:00 uur kreeg Hermanus samen met zijn broer Eisso (50) en Egbert Thoma (26) in het Scholtenhuis de doodstraf opgelegd. Bij het terrein van de aardappelmeelfabriek, tegen de Vezeldijk, werden drie kruizen op de grond aangebracht. Daar moesten de gebroeders Kleefman en Thoma gaan staan. Om 16:05 uur werden ze standrechtelijk geëxecuteerd. De 48-jarige Hermanus was getrouwd met Antje Scholtens en had drie kinderen. Hermanus is op een onbekende plaats begraven en nog altijd vermist.

FOTO LINKS :

Aardappelmeelfabriek ‘De Woudbloem’ in Woudbloem

| 17

In de nacht van 3 op 4 mei werd Paulinus Nieuwold uit Kolham van zijn bed gelicht door ordetroepen. Samen met zeven anderen werd hij de volgende dag rond 12:00 uur ter dood veroordeeld, omdat hij het werk op de scheepswerf had neergelegd. Om 18:45 uur werd Paulinus op 41-jarige leeftijd standrechtelijk gefusilleerd op het terrein van de strokartonfabriek Beukema te Hoogezand. Paulinus was getrouwd met Dina Edens. Omdat ze geen kinderen konden krijgen hadden ze een jongetje geadopteerd, die 10 jaar was toen het drama zich afspeelde. Paulinus werkte op de scheepswerf van Bodewes in Waterhuizen. De werknemers van deze werf hebben de vrouw van Paulinus na de executie nog jarenlang financieel ondersteund door middel van een wekelijkse inzamelingsactie. Hij werd op een onbekende plaats begraven en is nog altijd vermist.

Eisso Kleefman uit Woudbloem ging op 3 mei wel degelijk naar zijn werk, de aardappelmeelfabriek, maar omdat er bijna niemand was stuurde de directeur hem samen met zijn broer Hermanus tot nader order naar huis. Hier dronken ze vervolgens samen een kop koffie. Tijdens de koffie werden ze overvallen door de Ordnungspolizei, die hen naar het Scholtenhuis bracht. De volgende morgen om 10:00 uur kreeg Eisso samen met zijn broer Hermanus (48) en Egbert Thoma (26) in het Scholtenhuis de doodstraf opgelegd. Om 16:05 uur werd hij op 50-jarige leeftijd standrechtelijk geëxecuteerd op het terrein van de aardappelmeelfabriek. Eisso was getrouwd met Harmina Scholtens en had drie kinderen. Hij is op een onbekende plaats begraven en nog altijd vermist.


Gemeente Groningen


IN DE LOOP VAN VRIJDAG 30 APRIL werd in vele organisaties en bedrijven, ambtelijk en niet-ambtelijk, het werk neergelegd. Zoals op het postkantoor, de telefoondienst, de confectiefabrieken, gemeentebedrijven, het Gemeentelijk Gasbedrijf, de belastingdienst en de stadsreinigingsdienst. Veel huisvrouwen deden die dag haastig boodschappen, omdat zij een algemene winkelsluiting verwachtten.

Luitjen Jelmer van der Veen (1907-1943) Op 4 mei 1943 overleed Luitjen Jelmer van der Veen op 36-jarige leeftijd in het Academisch Ziekenhuis Groningen als gevolg van zijn verwondingen, die hij een dag eerder opliep door patrouillevuur. Waarom de kogels juist de letterzetter moesten hebben, is ongewis. Luitjen Jelmer liet een weduwe, Harmina Scholtens en een dochter van twaalf na. Hij is begraven te Groningen.

Zaterdag 1 mei heerste er inderdaad onrust. De staking hield aan en de aanvoer van melk stagneerde. Nadat Duitse ordetroepen overgingen tot arrestaties met een beroep op het Standgericht gingen vele melkslijters en melkventers echter die dag weer aan het werk. De arrestaties kwamen mede voort uit de grote zorgen van de zeer actieve SD Groningen. Zij verwachtte een verdere uitbreiding van de staking en wilde dit slagvaardig de kop indrukken. Volgens historicus en socioloog Bouman was de bevolking in werkelijkheid ‘allerminst geneigd de zaken op de spits te drijven. Men zag heel goed in, dat de staking door gebrek aan centrale leiding zeer onregelmatig verliep.’ Misschien was dat ook wel de reden dat de rust in Groningen maandag weer hersteld was. Van plattelanders uit de Ommelanden kregen de stadjers in die dagen kritiek voor hun wankelmoedige houding.

| 19

Willem Antonie van Rossum (1924-1943) De student Will van Rossum werd op 3 mei door enkele Duitsers uit het klaslokaal gehaald en gearresteerd. De conciërge van de school probeerde Will nog te beschermen door tegen de SD’ers te zeggen dat hij niet aanwezig was. Dit mocht echter niet baten. De conciërge werd gedwongen Will van Rossum uit de klas te halen, waarna Will alsnog gearresteerd werd. De reden voor zijn arrestatie was dat hij thuis een oude windbuks in de kast had staan. Dit gold als verboden wapenbezit. De dochter van zijn voormalige hospita – Will zat op kamers om in Groningen de Middelbare Landbouwschool te volgen – had de buks ooit gezien en enkele SD’ers ingelicht. Op 4 mei 1943 werd Will op 19-jarige leeftijd om 18:45 uur standrechtelijk gefusilleerd op het terrein van de strokartonfabriek Beukema te Hoogezand. Hij is op een onbekende plaats begraven en nog altijd vermist.


Gemeente Groningen


Marten Woudstra

Jan Zuidema

(1913-1945)

(1885-1945)

Melkventer Marten Woudstra was vooral vanwege zijn Karnemelkse pap, soepenbrij, een graag geziene gast in de stad. Nadat hij in de zomer van 1939 trouwde met de Duitse Hinriëtte Aissen streek het stel neer aan de Noorderspoorsingel in Groningen. Op vrijdag 30 april legde hij het werk neer. Omdat de jonge vader (zijn zoontje Reinder was net twee jaar) wist hoe belangrijk het voor baby’s was om melk te krijgen, ging hij slechts naar een aantal klanten met jonge kinderen. Woudstra werd in de nacht van 1 op 2 mei door het standrecht veroordeeld tot tien jaar tuchthuis. Zijn opsluiting in het Huis van Bewaring betekende echter niet dat het werk gedaan was. Er werd een briefje naar buiten gesmokkeld met daarop zijn klantenlijst; de personen die nog melk moesten krijgen. Via Vught kwam hij uiteindelijk in Dachau terecht. Daar kwam hij op 31 januari 1945 op 32-jarige leeftijd om. Marten ligt daar begraven in een massagraf.

Simon Frankruijter

Ate Faber

(1890-1945)

(1895-1945)

Simon Frankruijter was getrouwd met Jantina Catharina Garrelds. Uit het huwelijk werden acht kinderen geboren, waarvan helaas twee kinderen vroeg kwamen te overlijden. Hij bezorgde melk met zijn gemotoriseerde bakfiets in de Groninger wijk De Hoogte. ‘Eigen meester, niemands knecht’ luidde het motto van Simon. In de nacht van 1 op 2 mei werd Simon Frankruijter samen met collega’s Chris Reilman, Berend Pieper, Jan Zuidema en Marten Woudstra door het standrecht veroordeeld tot tien jaar tuchthuis. De melkbezorgers waren ondanks de afkondiging van het standrecht in staking gebleven, zo was het vonnis. Simon werd via het Scholtenhuis naar Vught en later Dachau gedeporteerd. Op 7 februari 1945 kwam hij op 54-jarige leeftijd ‘aan tyfus en ontbering’ om in het concentratiekamp.

| 21

Jan Zuidema uit Groningen kreeg vanwege zijn goede dienst als melkbezorger in 1939 een gouden horloge van de Provinciale Melkvereniging ‘Eendracht’. Hij werd in de nacht van 1 op 2 mei samen met collega’s Chris Reilman, Berend Pieper, Simon Frankruijter en Marten Woudstra door het standrecht veroordeeld tot tien jaar tuchthuis. De melkbezorgers waren ondanks de afkondiging van het standrecht in staking gebleven, zo was het vonnis. Op 3 februari 1945 kwam Jan op 59-jarige leeftijd om in concentratiekamp Dachau. Jan liet een vrouw, Martje Duisterwinkel, en 5 kinderen na. Hij is begraven in een massagraf te Dachau.

Ate Faber, boer aan de Frieschestraatweg te Hoogkerk, werd op 2 mei 1943 gearresteerd toen hij naar huis fietste na een bezoek aan de kerk. Hij werd ’s middags met Albert Harkema uit Aduard ter dood veroordeeld omdat ze geen melk geleverd hadden. Deze straf werd later omgezet in 15 jaar tuchthuis. Hij kwam in Vught terecht en werd een jaar later naar Dachau getransporteerd. Na een aantal andere kampen keerde hij op 2 februari 1945 terug in Dachau, waar hij op 27 februari van dat jaar aan ontberingen overleed. In zijn brieven uit Vught bleef hij betrokken bij de bedrijfsvoering van de boerderij. Hij droeg zijn kinderen op goed voor elkaar en voor hun moeder te zorgen en vertrouwen te hebben in de Heere. Op 30 april 1944 was hij 25 jaar getrouwd met Janke de Groot. In kamp Vught werd een felicitatiekaart voor hem gemaakt. Hierop staan o.a. de namen van andere slachtoffers van de April-Meistakingen: Albert Harkema, Simon Frankruijter, Marten Woudstra en Jan Zuidema. Ate Faber ligt in Dachau begraven.


Gemeente Hoogezand-Sappemeer


Albert Harkema (1886-1945) Gemeente Zuidhorn De Aduarder veehouder Albert Harkema werd op 2 mei in zijn huis gearresteerd, toen de familie op het punt stond om te gaan eten. Ze waren kort daarvoor uit de kerk teruggekomen. Harkema kreeg nog de gelegenheid om zijn nette pak te verruilen voor alledaagse kleren. In Aduard werd al dagen op grote schaal gestaakt. Ook Harkema had geen melk geleverd. Aanvankelijk werd de doodstraf uitgesproken, maar dit werd door Rauter niet bekrachtigd waarna Albert samen met Ate Faber uit Hoogkerk via Vught naar Dachau werd getransporteerd. Op 15 januari 1945 kwam hij op 58-jarige leeftijd om in Dachau. Albert liet zijn vrouw Frouwkje Jansma en 6 kinderen na. Hij werd begraven te Dachau.

| 23

Dit gold echter niet voor vele kleinere bedrijven, met alle gevolgen van dien: 31 arbeiders werden gearresteerd. Om de bevolking schrik aan te jagen werden vijf mensen op het terrein van de strokartonfabriek Beukema te Hoogezand gefusilleerd. Vanaf die dinsdag liet een ieder nog langer staken uit zijn hoofd.

Obbe Leininga

Gerrit Imbos

(1862-1943) Gemeente HoogezandSappemeer

(1921-1943) Gemeente HoogezandSappemeer

Op 3 mei 1943 werd Obbe Leininga uit Sappemeer op 80-jarige leeftijd zonder pardon neergeschoten door de ordepolitie in zijn woonplaats. In de omgeving van de Kleinemeersterbrug stonden in de avonduren wat groepjes mensen bij elkaar. Een aangesnelde Duitse militair schoot van zo’n vijftig meter op deze groepjes, waarbij Obbe in zijn buik geraakt werd. Nog diezelfde dag overleed hij in het Academisch Ziekenhuis Groningen aan zijn verwondingen. De oud-timmerman had in zijn leven nogal wat tegenspoed moeten verwerken. Ruim twee maanden na de geboorte van zijn enige dochter, Berendje Leininga, werd hij in 1884 weduwnaar van Henrica Nieboer. Iets meer dan zes jaar later overleed ook hun dochter. De ordetroepen namen zijn lichaam niet mee. Leininga werd begraven in Sappemeer.

FOTO LINKS :

ENKELE FABRIEKSDIRECTEUREN uit Hoogezand kregen zondag 2 mei in het Scholtenhuis te horen dat zij verantwoordelijk zouden worden gehouden voor de werkhervatting van hun werknemers. De gevolgen zouden groot zijn, indien de bevelen niet opgevolgd zouden worden. Binnen de grote fabrieken wist men derhalve dat het menens was, waardoor men die maandag massaal weer aan het werk ging.

Strokartonfabriek Beukema in Hoogezand

Gerrit Imbos uit Foxhol werd geboren als vijfde kind in een gezin van elf kinderen. In zijn vrije tijd speelde hij bij de plaatselijke voetbalclub FVV. Toen hij 14 jaar was, ging hij aan het werk bij scheepswerf Mulder in Foxhol en later als hellingknecht bij Bodewes in Martenshoek. Omdat hij een aantal dagen niet op zijn werk was verschenen werd hij in de avond van 3 mei door Nederlandse politiemannen meegenomen naar Groningen. Zij hadden eerst Gerrits vader verhoord, maar men ontdekte dat ze zijn gelijknamige zoon moesten hebben. Op voorwaarde dat Gerrit jr. mee zou gaan werd zijn vader vrijgelaten. Op 4 mei 1943 werd hij op 21-jarige leeftijd standrechtelijk gefusilleerd om 18:45 uur op het terrein van de strokartonfabriek Beukema te Hoogezand, met nog vier anderen. Bij raadsbesluit van 8 mei 1945 werd de naam van de voormalige Foxholsterhoofdweg gewijzigd in Gerrit Imbosstraat. Hij is op een onbekende plaats begraven en nog altijd vermist.


Gemeente Marum


HET DRAMA VAN MARUM Geografisch gezien was het grootste slachtoffer van de stakingen – zelfs in geheel Nederland – het bescheiden, boerendorp Marum. De bevolking staakte heftig, maar moest hier wel een hele hoge prijs voor betalen. In totaal kwamen er op één dag zeventien mensen om het leven. Het betrof willekeurig gekozen slachtoffers die moesten boeten voor enkele lichte Marumse kwajongensdaden: het blokkeren van de weg met een boomstammetje. Allen woonden in De Haar, een buurtschap tussen Marum en de door de bezetters geïnstalleerde Trimunter radarstelling. Een standrecht kwam er niet eens aan te pas. Zonder enige eerbied voor menselijk leven liet de commandant voor de drie noordelijke provincies, majoor Johann Gerhard Mechels, zestien arrestanten koelbloedig fusilleren op het stellingterrein. Even daarvoor was een Marumer op de vlucht neergeschoten. De leugenachtige Duitse lezing was dat ‘communisten in Marum barricades tegen de bezettingsmacht hadden opgeworpen, dat de daders op heterdaad waren betrapt’. Het tragische lot van de zeventien inwoners zouden de twee dorpen aan de FriesGroningse grens nog lang als een molensteen om de nek hangen. De verzetsmensen uit het dorp plachten in de resterende oorlogsjaren bij wijze van drijfveer te zeggen: “Denk aan Trimunt!” Het leven ging na de oorlog door, maar het litteken bleef. Sommige families waren volledig ontwricht. De familie Hartholt werd bijna volledig vermoord: vader en drie zonen en schoonzoon. Moeder en dochter bleven alleen achter. | 25

Van de familie Van der Wier kwamen drie broers om in de bloei van hun leven. De jongste van hen was slechts 13 jaar oud. Hun vader en zijn tweede vrouw bleven over met een zoon en een dochter, Wiecher en Anna. Wiecher vertelde in 2005: “Deze hele geschiedenis heeft een diep spoor in het dorp achtergelaten. Tot op de dag van vandaag ben ik de man van wie in de oorlog drie broers zijn doodgeschoten.” Eind 1945 werden de zestien gefusilleerden opgegraven uit een massagraf bij Appelbergen, nabij Glimmen. Met enkele fysieke overblijfselen als haar, kleding of een sigarendoosje ging de politie vervolgens bij de nabestaanden langs of ze de spullen herkenden. De zestien slachtoffers van Trimunt werden op 11 december 1945 waardig herbegraven bij de Romaanse Kerk te Marum, waar ook een monument werd geplaatst. In 1946 werd er een boekje aan de Marumse oorlogsslachtoffers gewijd (in totaal 22). Hieruit blijkt de doorwerking van het drama in mei 1943 in het collectief geheugen van de gemeenschap. In de woorden van de burgemeester (uit de inleiding): “Deze gebeurtenissen, lezer, doen nog steeds een huivering door de leden gaan, wanneer zij ter sprake komen en dit geschiedt nog dikwijls. Onzegbaar leed brachten zij over een rustige, nijvere plattelandsbevolking. Dit boekje wil dan ook zijn een aanklacht tegen het misdadig optreden van de wrede, niets en niemand ontziende bezetter.” Het betrof de volgende zeventien personen.


Andries Hartholt (vader) (1880-1943)

Familie Hartholt Achter (vlnr): Hendrik, Luikina (de dochter die als enigst kind overbleef), Dirk en Albert Voor (vlnr): Andries (vader) en Aaltje Hartholt (moeder)

Gemeente Marum

De streng gereformeerde landbouwer Andries Hartholt woonde met zijn vrouw, Aaltje van Dijken, drie zoons en ĂŠĂŠn dochter in De Haar (al in 1932 was zijn oudste zoon Johannes op 18-jarige leeftijd na een ziekbed gestorven). Hij moest op 3 mei onder ogen zien hoe bijna zijn hele familie uitgemoord werd. Op 63-jarige leeftijd werd hij omstreeks 13:30 uur op de stelling te Trimunt gefusilleerd. Alleen zijn vrouw en zijn dochter bleven in leven. Andries werd op een onbekende plaats begraven, maar op 1 december 1945 gevonden in een massagraf in Appelbergen. Daarna is hij herbegraven te Marum.


Dirk Hartholt

Albert Hartholt

(1916-1943)

(1917-1943)

De landbouwer Dirk Hartholt was na het overlijden van zijn oudere broer Johannes in 1932 als oudste zoon de rechterhand van zijn vader. In 1940 was hij in dienst geweest, waardoor de Duitse oproep ook aan hem gericht was. Hij werd op 3 mei op 27-jarige leeftijd gefusilleerd omstreeks 13:30 uur op de stelling te Trimunt. Dirk werd op een onbekende plaats begraven, maar op 30 november 1945 gevonden in een massagraf in Appelbergen, waarna hij is herbegraven te Marum.

Hendrik Hartholt

Berend Assies

(1925-1943)

(1914-1943)

De jongste zoon van Andries, Hendrik Hartholt, stond te boek als een ‘fleurige, vrolijke jongen’. In tegenstelling tot zijn broers had hij niet de ambitie het bedrijf van zijn vader over te nemen. Hij wilde verder in de tuinbouw. Op 3 mei werd hij op 17-jarige leeftijd gefusilleerd omstreeks 13:30 uur op de stelling te Trimunt. Hij werd op een onbekende plaats begraven. Op 1 december 1945 werd zijn lichaam echter gevonden in een massagraf in Appelbergen, waarna hij werd herbegraven te Marum.

FOTO LINKS :

| 27

Albert Hartholt was de derde zoon van Andries. Hij was eveneens landbouwer en zou een stillere natuur hebben gehad dan zijn broer Dirk. Op 3 mei werd hij op 26-jarige leeftijd gefusilleerd omstreeks 13:30 uur op de stelling te Trimunt. Albert werd op een onbekende plaats begraven en is op 30 november 1945 gevonden in een massagraf in Appelbergen. Hij is herbegraven te Marum.

De bunkers van Trimunt

Berend Assies uit Veenhuizen was op bezoek bij zijn aanstaande schoonfamilie in De Haar. Sinds 5 november 1941 was hij verloofd met Luikina, de enige dochter van Andries en Aaltje Hartholt. De boerenzoon kwam Luikina thuisbrengen, nadat deze bij hem had gelogeerd vanwege zijn verjaardag. Zijn moeder, die sinds 1929 weduwe was, verloor drie van haar vier zoons als gevolg van de brute bezetter. Twee broers van Berend, Jan en Harm, beide verzetsmannen, werden in 1945 opgehangen in de arrestbunker van het concentratiekamp Neuengamme. Zijn moeder verkocht de boerderij in 1945. Berend werd op 3 mei op 29-jarige leeftijd gefusilleerd omstreeks 13:30 uur op de stelling te Trimunt. Hij werd op een onbekende plaats begraven, maar op 30 november 1945 werd zijn lichaam gevonden in een massagraf in Appelbergen. Hij is herbegraven te Marum.


Andries Sikkenga

Uitze van der Wier

(1914-1943)

(1917-1943)

Melkveehouder Andries Sikkenga kreeg door het vroege overlijden van zijn vader al op jonge leeftijd de verantwoordelijkheid voor de boerderij. Hij mat zichzelf hierdoor de rol van vaderfiguur aan. Op 3 mei stond Andries met vier anderen op straat te praten. Bij het verschijnen van de Ordnungspolizei op 3 mei vluchtte Andries ogenblikkelijk. In zijn vlucht werd hij geraakt door een kogel. Hij overtrad volgens de Ordnungspolizei het samenscholingsverbod. Andries was het eerste stakingsslachtoffer in Marum. Als enige van de Marumse slachtoffers werd hij niet meegenomen. Hij liet zijn verloofde, Trientje Veenstra, moeder en twee zusjes na, die ineens de boerderij moesten gaan runnen. In diezelfde week nog werd hij begraven te Marum.

Gemeente Marum

Uitze van der Wier uit De Haar was de oudste zoon uit het eerste huwelijk van de landbouwer Douwe Uitzes van der Wier. Zijn moeder overleed toen Uitze zeven jaar was. Hij leefde voor de boerderij. Op 3 mei werd de boerenzoon op 25-jarige leeftijd gefusilleerd omstreeks 13:30 uur op de stelling te Trimunt. Hij werd eveneens op een onbekende plaats begraven, op 30 november 1945 gevonden in een massagraf in Appelbergen en herbegraven te Marum.


Jelle van der Wier

Steven van der Wier

(1920-1943)

(1929-1943)

Jelle van der Wier was het tweede kind uit het eerste huwelijk van de landbouwer Douwe Uitzes van der Wier. Volgens de enig overgebleven zoon, Wiecher van der Wier, die het drama gelukkigerwijs wel overleefde, kon Jelle erg goed leren en regelde hij veel zaken op de boerderij. Volgens de nabestaanden was Jelle de primus inter pares van de familie, die ‘gesierd was met schone gaven van verstand en hart’. Op 3 mei werd Jelle op 22-jarige leeftijd gefusilleerd omstreeks 13:30 uur op de stelling te Trimunt. Hij werd op een onbekende plaats begraven, op 30 november 1945 gevonden in een massagraf in Appelbergen en herbegraven te Marum.

Karst Doornbosch

Jan Doornbosch

(1919-1943)

(1922-1943)

De boerenknecht Karst Doornbosch was dienstplichtig toen de oorlog uitbrak, waardoor hij in de meidagen van 1940 de Duitsers bestreed. Karst was ‘een vrolijke jongen met leiderschapskwaliteiten’. Op 3 mei werd Karst op 24-jarige leeftijd gefusilleerd omstreeks 13:30 uur op de stelling te Trimunt. Hij werd op een onbekende plaats begraven, op 30 november 1945 gevonden in een massagraf in Appelbergen en herbegraven te Marum.

| 29

Steven was het tweede kind uit het tweede huwelijk van landbouwer Douwe Uitzes van der Wier. Zijn volle zus, Anna, overleed al op 11-jarige leeftijd in 1939. Steven was ‘flink en groot voor zijn jaren en in geestelijke ontwikkeling zijn leeftijd ver vooruit’. Dit zal hebben bijgedragen aan het feit dat hij al veelvuldig op de boerderij hielp. Op 3 mei werd hij op slechts 13-jarige leeftijd gefusilleerd omstreeks 13:30 uur op de stelling te Trimunt. Steven werd op een onbekende plaats begraven, op 30 november 1945 gevonden in een massagraf in Appelbergen en herbegraven te Marum.

Jan Doornbosch was de jongere broer van Karst. In het boek van verzetsman Van Zijp wordt Jan gekenschetst als een ‘vlotte, gezellige, levenslustige boerenzoon’. Dat hij bevriend raakte met een Duitser die in Trimunt werkte zou tekenend zijn geweest voor zijn ruimhartige karakter. Op 3 mei werd hij op 21-jarige leeftijd gefusilleerd omstreeks 13:30 uur op de stelling te Trimunt. Jan werd op een onbekende plaats begraven, op 30 november 1945 gevonden in een massagraf in Appelbergen en herbegraven te Marum.


Sibbele de Wal

Eeuwe de Jong

(1908-1943)

(1901-1943)

Als tweede van vijf kinderen groeide Sibbele de Wal op op een melkveehouderij in Drachten. In 1930 werd de boerderij te Drachten verruild voor een boerderij in De Haar. In 1936 nam Sibbele zijn vaders bedrijf over samen met zijn vrouw, Jeltje de Haan. Hij stond te boek als een zeer toegewijde boer. Op 3 mei 1943 werd Sibbele op 34-jarige leeftijd gefusilleerd omstreeks 13:30 uur op de stelling te Trimunt. Bij zijn plotselinge overlijden liet Sibbele zijn vrouw en vijf kinderen na. Na zijn dood kwam nog een zesde kind ter wereld: Sibbeliena, vernoemd naar haar vader. Sibbele werd op een onbekende plaats begraven, op 1 december 1945 gevonden in een massagraf in Appelbergen en herbegraven te Marum.

Gemeente Marum

In 1939 betrok Eeuwe de Jong, na enkele omzwervingen, een eigen boerderij in Marum. Een lang gekoesterde wens ging in vervulling. In 1928 trad hij in het huwelijk met Sijtske van Minnen, met wie hij kinderen kreeg. Voor huize De Jong stond op die derde mei een groepje mensen toen de Ordnungspolizei langskwam, zodat het samenscholingsverbod werd overtreden. Onder hen was ook de onderduiker Johannes Glas. Eeuwe slaagde er nog wel in zijn zoons te laten ontsnappen. Hij fluisterde hen toe weg te duiken nadat de mannen in een naburige schuur waren gedreven. Op 3 mei werd hij op 41-jarige leeftijd gefusilleerd omstreeks 13:30 uur op de stelling te Trimunt. Eeuwe werd op een onbekende plaats begraven, op 1 december 1945 gevonden in een massagraf in Appelbergen en herbegraven te Marum.


Gerrit van der Vaart

Geert Jan Diertens

(1923-1943)

(1923-1943)

Gerrit van der Vaart uit Marum was boerenknecht bij Eeuwe de Jong en was één van de overtreders van het samenscholingsverbod. Op 3 mei werd hij op 20-jarige leeftijd gefusilleerd omstreeks 13:30 uur op de stelling te Trimunt. Hij werd op een onbekende plaats begraven, op 1 december 1945 gevonden in een massagraf in Appelbergen en herbegraven te Marum.

Johannes Glas

Friedrich Ludwig (Frits) van de Riet

(1919-1943)

(1915-1943)

De tamelijk gesloten bakkersknecht Johannes Glas uit Dokkum was als ex-militair opgeroepen voor tewerkstelling, maar onttrok zich daaraan door onder te duiken bij Eeuwe de Jong. Op 3 mei kwamen zijn ouders een bezoek aan hun enig kind brengen. Tragisch genoeg kwamen zij te laat om hun zoon nog eenmaal te zien. Omstreeks 13:30 uur werd Johannes op 24-jarige leeftijd gefusilleerd op de stelling te Trimunt. Johannes werd op een onbekende plaats begraven, op 30 november 1945 gevonden in een massagraf in Appelbergen en herbegraven te Marum.

| 31

De boerenknecht Geert Jan Diertens verspreidde gedurende de stakingen illegale blaadjes. Op de bewuste morgen van 3 mei waarschuwde zijn vader hem nog: ‘Pas op jongen, wees voorzichtig.’ ‘t Valt wel tou’, had de jongen in onwetendheid geantwoord. Nadat de patrouille Geert Jan arresteerde als onderdeel van het groepje mensen op de dam van boer Hartholt, probeerde Geert Jan nog te vluchten, het koolzaadveld in. Maar hij werd al snel gegrepen. Op 3 mei werd hij op 19-jarige leeftijd gefusilleerd omstreeks 13:30 uur op de stelling te Trimunt. Geert Jan werd op een onbekende plaats begraven, op 30 november 1945 gevonden in een massagraf in Appelbergen en herbegraven te Marum.

Het nog korte leven van Frits van de Riet uit Heemstede was reeds ‘een ware zwerftocht van betrekking naar betrekking en van woonplaats naar woonplaats’. De rusteloze avonturier (hij bivakkeerde in het interbellum zelfs nog een tijdje in Argentinië) was sinds 1940, na zijn dienstplicht, vertegenwoordiger in kachelglans. Na het decreet van de bezetter dook hij onder. Ten tijde van de stakingen was hij helaas aan het verkeerde adres, bij de familie Doornbosch. Op 3 mei werd hij op 28-jarige leeftijd gefusilleerd omstreeks 13:30 uur op de stelling te Trimunt. Frits werd op een onbekende plaats begraven, op 30 november 1945 gevonden in een massagraf in Appelbergen en herbegraven te Marum.


Broer de Witte (1923-1943) De boerenzoon Broer was student aan de middelbare landbouwschool. De boerderij waar hij samen met zijn ouders, zijn zus en twee jongere broers woonde stond in Blauwhuis (Friesland). Op 1 mei waren hij en zijn broer op een passerende melkwagen gesprongen en leegden de melkbussen. De Sneker NSB-burgemeester meldde de ongeregeldheden bij zijn superieuren. De volgende dag, rond 12:30 uur, werd de boerderij omsingeld door de Ordnungspolizei. Beide broers werden gearresteerd, maar Wiebe kwam een kleine week later weer vrij. Op 3 mei 1943 werd Broer de Witte op 19-jarige leeftijd standrechtelijk gefusilleerd om 15:00 uur op de pistoolbaan van de Rabenhauptkazerne in Groningen. Hij werd op een onbekende plaats begraven, op 30 november 1945 gevonden in een massagraf in Appelbergen en herbegraven in Marum. Hij werd echter tot 2008 onjuist ge誰dentificeerd als Frits van der Riet.

Woonachtig buiten Groningen, maar in Groningen gefusilleerd of begraven


Jan Postema

Berend Trip

(1898-1943)

(1917-1943)

De melkveehouder Jan Postema uit Roden werd op 3 mei rond het middaguur gearresteerd in zijn boerderij, omdat hij al dagen geen melk had geleverd. Nadat hij diezelfde middag in het Scholtenhuis het doodvonnis te horen had gekregen ondernam hij een vluchtpoging. Zijn overlevingsdrang werd op de Grote Markt alsnog in de kiem gesmoord, toen achtervolgende Duitsers hem om 16:20 uur doodschoten. Om omstanders schrik aan te jagen lieten zijn beulen het lichaam liggen. Jan Postema was 44 jaar oud en gehuwd met Jantje Venema. Zij hadden samen een dochter, Ella. Zijn lichaam is op 30 november 1945 gevonden in een massagraf in Appelbergen en herbegraven in Roden, Drenthe.

Harm Bakker

Cornelis Luinstra

(1917-1943)

(1924-1943)

De pakhuisknecht Harm Bakker uit Steenbergen, Drenthe, werd op 3 mei samen met zijn broer Jan gearresteerd. Zij hadden samen met anderen melkbussen op straat geleegd, die klaar stonden om opgehaald te worden door de melkrijder. Samen met vijf anderen werd Harm naar het Scholtenhuis gebracht, alwaar hij de doodstraf opgelegd kreeg. Die avond werd hij om 20:10 uur op 26-jarige leeftijd standrechtelijk gefusilleerd op de pistoolbaan van de Rabenhauptkazerne te Groningen. Zijn lichaam is nog steeds vermist.

FOTO LINKS :

| 33

De melkveehouder Berend Trip uit het Drentse NieuwBuinen sprak op de tweede dag van de staking, zaterdag 1 mei in zijn woonplaats zo’n 400 stakende dorpsgenoten toe om hen tot volhouden aan te sporen. De volgende morgen werd Trip samen met enkele andere stakers gearresteerd. Berend kon niets weten van het standrecht, want de aanplakbiljetten werden pas de volgende dag aan de bomen gehangen. Voor het politiestandrecht in het Scholtenhuis nam hij een dag later alle schuld op zich, waarop hij ‘s middags ter dood veroordeeld werd. Het vonnis aan Rauter voorleggend, roemde de voorzitter van het standrecht Trips ‘fahelhafte persönliche Haltung’. Het vonnis werd bekrachtigd, Trip werd om 21:57 uur op 25-jarige leeftijd standrechtelijk gefusilleerd op de pistoolbaan van de Rabenhauptkazerne te Groningen. De anderen werden na enige tijd vrijgelaten Hij werd op een onbekende plaats begraven, op 30 november 1945 gevonden in het massagraf in Appelbergen en herbegraven te Nieuw-Buinen.

De Rabenhauptkazerne in Groningen

De landarbeider Cornelis Luinstra uit Warfstermolen werd in de avond van 3 mei gearresteerd, omdat hij met een aantal anderen staakte en bovendien een boer had gesommeerd zijn werk neer te leggen. Daarnaast had hij samen met een groep vrienden melk van een NSB-boer, die aan de bezetter leverde, in de sloot gekieperd. Na deze actie had Cornelis in de gaten gekregen dat er iets stond te gebeuren. Hierop was hij ondergedoken bij een bevriende boer. Wie hem verraden heeft is nooit duidelijk geworden, maar die nacht werd hij gearresteerd door de bezetter. Samen met Egbert Thoma, Eisso Kleefman, Hermanus Kleefman, Rienold Terpstra, Paulinus Nieuwold, Gerrit Imbos en Will van Rossum kreeg Cornelis een dag later de doodstraf opgelegd. Op 4 mei om 18:45 uur werd hij op 19-jarige leeftijd standrechtelijk gefusilleerd op het terrein van de strokartonfabriek Beukema te Hoogezand. De nabestaanden konden de portefeuille van Luinstra afhalen in het Scholtenhuis. Luinstra werd op een onbekende plaats begraven en is nog altijd vermist.


Buiten Groningen woonachtig en gefusilleerd, maar begraven te Appelbergen


Jan Eisenga

Harm Bos

(1908-1943)

(1919-1943)

Jan Eisenga was onderwijzer op de (openbare) lagere school in Gorredijk. Hij had het voornemen de school in het kader van de stakingen gesloten te houden na de vakantie. Daarop werd hij laat in de avond van 3 mei 1943 thuis opgehaald door de Grüne Polizei onder het voorwendsel dat de politiecommandant een vraag voor hem had. Samen met een vrouwelijke collega werd hij die nacht naar het Oud Burger Weeshuis gebracht. Hij is daarna standrechtelijk ter dood veroordeeld wegens ‘opruiing tot schoolstaking’. Zijn collega werd weer vrijgelaten. Jan werd op 5 mei om 10:45 uur op het Kalverdijkje te Leeuwarden gefusilleerd. Door het executiepeloton is een foto gemaakt. Jan was 35 jaar oud, getrouwd met Tjitske de Groot, had twee zoontjes, en woonde in Gorredijk. Hij is op een onbekende plaats begraven en nog altijd vermist.

Dirk Fokkens

Bouke de Vries

(1917-1943)

(1907-1943)

Landbouwer Dirk Fokkens was op 3 mei 1943 onderweg naar de huisarts vanwege een ontstoken vinger, toen hij voor het stadhuis in Metslawier een menigte zag staan. Deze was in verband met de Meistaking naar het stadhuis getrokken, om gearresteerden vrij te krijgen. Door de deur heen werd in opdracht van de burgemeester op de ‘razende en tierende’ menigte geschoten. Dirk raakte hierbij gewond aan zijn hak. Later werd de huisarts gedwongen de namen van de gewonden te noemen. Hij had Dirk uit voorzorg nog geadviseerd niet naar huis te gaan, maar deze dacht in zijn nuchterheid dat hij niets hoefde te vrezen, omdat hij niet in Metslawier woonde en geen strafbare feiten had gepleegd. Hij werd die middag echter in zijn woning in Niawier gearresteerd. In het Oud Burger Weeshuis te Leeuwarden kreeg hij standrechtelijk de doodstraf. Een dag later, op 4 mei om 21:30 uur, werd hij op het Kalverdijkje te Leeuwarden gefusilleerd. De 25 jarige Dirk was net een week getrouwd met Jantje Katsma. Hij werd op een onbekende plaats begraven en is nog altijd vermist. | 35

Harm Bos werd in de morgen van 3 mei 1943 bij zijn werkgever, landbouwer J. Bruinsma, in zijn woonplaats Elp gearresteerd en uiteindelijk naar het Huis van Bewaring te Assen gebracht. Hij werd met een aantal anderen verdacht van brandstichting bij zes boerderijen van NSB’ers in Elp. Een dag later is hij met twee anderen naar het Oud Burger Weeshuis te Leeuwarden gebracht. Daar is Harm standrechtelijk tot de doodstraf veroordeeld, terwijl de twee anderen vrijgelaten werden. Op 5 mei 1943 is hij op 23-jarige leeftijd om 10:45 uur op het Kalverdijkje te Leeuwarden gefusilleerd. Harm was landarbeider, nog ongehuwd en woonde bij zijn ouders. Hij werd op een nog altijd onbekende locatie begraven.

Bouke de Vries deed op zaterdagavond 1 mei 1943 mee aan de melkstaking te Oudega-W. Van het Standgericht was men toen nog niet op de hoogte. Hij was op een boot gesprongen die melkbussen vervoerde en leegde de bussen in het meer. Nadat de bezetter een klopjacht naar de betrokkenen op touw zette, dook Bouke onder. Om Bouke te dwingen zich te melden werd zijn vrouw Grietje op maandagmorgen 3 mei 1943 meegenomen, terwijl thuis drie kleine kinderen achterbleven. Van andere stakers waren ook al familieleden als gijzelaar meegenomen. Op 4 mei werden bijna alle stakers en gijzelaars vrijgelaten, behalve Bouke’s vrouw. Om haar te sparen, meldde hij zich vrijwillig bij de politie. Diezelfde avond nog werd Bouke op 35-jarige leeftijd standrechtelijk tot de doodstraf veroordeeld op het Oud Burger Weeshuis te Leeuwarden en om 21:30 uur op het Kalverdijkje te Leeuwarden gefusilleerd. Bouke was vrachtrijder en woonde met zijn gezin in Oudega-W. Hij werd op een onbekende plaats begraven en is nog altijd vermist.


SLACHTOFFERS IN FRIESLAND Barteld Remerij (26) Willem de Vries (10) Pieter Riemersma (23) Jouke Zijlstra (73) Gerben Ronner (19) Herman Adema (66) Jonas Elzinga (38) Fokke Polet (32) Jan Smid (23) Sjoukje Stel (31) Freerk Wijma (35) Jouke Bootsma (39) Melle Bruinsma (19) Anne de Boer (35) Jitze Kiewiet (21) Jantje Dijkstra (27) Willem Scholten (37) Keimpe de Vries (25) Wieger Rekker (52)

Opgravingen Appelbergen

SLACHTOFFERS IN DRENTHE Tiem van Bergen (20) Reinder Kamping (42) Gezinus Enting (20) Lute Huizing (57)


OPGRAVINGEN APPELBERGEN Direct na de Tweede Wereldoorlog werd een groot aantal (massa-)graven gevonden in Drenthe en Friesland. Al tijdens de oorlog waren sterke vermoedens dat in Appelbergen, nabij Glimmen, een massagraf bestond. Enkele omwonenden hadden in mei 1943 namelijk tot tweemaal toe een vrachtwagen de bossen in zien rijden. Op 30 november 1945 werd het graf geopend op basis van aanwijzingen van getuigen, zoals de toezichthouder van Appelbergen. In de eerste twee dagen na de opening werden 19 lichamen geborgen. Het ging hierbij om de 16 in Marum gefusilleerde slachtoffers, almede Berend Trip, Jan Postema en, zo bleek ruim vijftig jaar later, Broer de Witte. De lichamen werden voornamelijk herkend vanwege de kleding die ze droegen ten tijde van hun overlijden. Helaas bleek deze methode niet foutloos te zijn. Broer de Witte werd namelijk geïdentificeerd als Frits van de Riet en in Marum begraven. Pas in de jaren negentig kwam dit aan het licht. Alle 19 gevonden lichamen werden midden december 1945 in hun woonplaats herbegraven. Vijftien mensen bleven echter nog vermist. Wel werd aangifte gedaan van hun vermissing en moord en werd door de familie aangedrongen om de lichamen op te sporen. Vooral de oom van Will van Rossum, de op 19-jarige leeftijd gefusilleerde student, spoorde de verantwoordelijke instanties aan om het lichaam van zijn neefje te vinden.

| 37

De zoektocht naar de lichamen bleef voortduren. Ondertussen zaten de nabestaanden nog altijd met onbeantwoorde vragen over het lot van hun familieleden. Het onderzoek verliep echter ongunstig. Elke keer als er weer een nieuw spoor werd gevonden, werd deze vanwege politieke motieven niet doorgezet. Hierdoor werd medio 1951 het officiële onderzoek gesloten. Inspecteur Jan Kerkhof, die een leidende rol speelde in het officiële onderzoek, legde zich hier niet bij neer. Hij bleef zoeken naar de slachtoffers. Later mengde Kees Corts, bekende van de familie van Will van Rossum, zich ook in het onderzoek. Ook anderen hielden zich bezig met de zoektocht naar de graven, helaas zonder veel succes. In 1995 werd door de werkgroep Appelbergen nog een laatste poging gedaan om de lichamen te vinden. Deze werkgroep bestond uit Truus de Witte en de Groningse historici Robert Boxem en Peter de Jong. Door de gebeurtenissen van mei 1943 te reconstrueren en alle beschikbare documenten te bestuderen kon de werkgroep met grote zekerheid stellen dat Appelbergen de rustplaats moest zijn van de vermiste slachtoffers. Ondanks grondig bodemonderzoek werden de lichamen echter niet gevonden. De moerassige bodemgesteldheid speelde hierbij een cruciale rol. Tot op de dag van vandaag zijn de 15 vermiste lichamen niet gevonden en liggen ze vermoedelijk nog altijd in het veen in Appelbergen.


STRUIKELSTENEN Op dinsdag 9 juli zijn er in stad en provincie Groningen 14 struikelstenen geplaatst voor de Groninger slachtoffers van de April-Meistakingen in 1943.

De struikelstenen zijn door de Duitse kunstenaar Gunter Demnig ontworpen. Op de herdenkingssteentjes van tien bij tien centimeter is een messing plaatje bevestigd met daarop informatie over het slachtoffer.


COLOFON De volgende personen en organisaties hebben een bijdrage geleverd aan de totstandkoming van het project ‘Slachtoffers van willekeurige terreur. Gezichten en verhalen van de April-Meistakers in Groningen in 1943’. Wij zijn hen veel dank verschuldigd. ORGANISATIE Oorlogs- en Verzetscentrum Groningen (OVCG) BEELDMATERIAAL RHC Groninger Archieven Beeldbank WO2-NIOD Beeldbank WO2-Verzetsmuseum Amsterdam Truus de Witte OVCG en nabestaanden van de slachtoffers ONDERZOEK Truus de Witte en Jurjen Weemstra REDACTIE Jurjen Weemstra, Bettie Jongejan, Martin Hoving en Truus de Witte EINDREDACTIE Bettie Jongejan en Anneke Faber VORMGEVING Maria Heikens Deze uitgave werd mogelijk gemaakt door Stichting Centrum voor Propaganda voor Eenheid in de Vakbeweging en Huis van de Groninger Cultuur



Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.