Posterpresentaties Verpleegkunde

Page 1

Instituut voor Gezondheidszorg

POSTERPRESENTATIES

Afstudeerprojecten opleiding Verpleegkunde Hogeschool Rotterdam Verpleegkundigen van 2012, op weg naar 2020!

17 juli 2012


2

Voorwoord Deze presentatie bevat een verzameling van resultaten van onderzoek waarmee studenten Verpleegkunde van Hogeschool Rotterdam in de zomer van 2012 zijn afgestudeerd. Sinds het studiejaar 2004 - 2005 werkt de hogeschool met het Rotterdams Onderwijs Model (ROM). Op deze manier vervult de hogeschool haar maatschappelijke taak voor de regio: meer studenten succesvol opleiden voor de beroepspraktijk. Een belangrijk element van het ROM is het principe van inside out-outside in: de studenten laten zich in de werkomgeving inspireren om de geleerde kennis in de praktijk toe te passen. Innovatie is daarbij een belangrijk uitgangspunt: de opleiding Verpleegkunde stimuleert een onderzoekende houding waarmee de student op zoek gaat naar verbeterpunten in organisatorische of zorginhoudelijke processen. De oogst van dit jaar is al even divers als de opleiding zelf en getuigt van een groot bewustzijn van onze studenten waar het gaat om de opgaven waarmee de zorgwereld zich in de komende tijd geconfronteerd weet: verandering en toename van de zorgvraag enerzijds en het effectief, maar op menselijke maat inzetten van technologie anderzijds. U kunt uzelf overtuigen door te grasduinen in deze rijke bloemlezing. Hans van der Moolen Directievoorzitter van het Instituut voor Gezondheidszorg


3

Inhoudsopgave Posters gemaakt door: Antwerpen, Teunette van 6 Archer, Meredith 7 Baalen, Yvette van 8 Ballegooijen, Merel van 9 Beloois, RenĂŠ van & 10 Ketting, Thomas Bendeler, Eline 11 Berg, Eva van den 12 Berg, Nadia van den 13 Biesebroek, Sandra 14 Boer, Wendy de 15 Bommel, Elianne van 16 Bos, Angela 17 Bot, Suzanne & Rosier, Marloes 18 Bouman, Ineline 19 Bressers, Rick 20 Busch, Marijke 21 CharitĂŠ, Rachelle 22 Dautzenberg, Felice 23 Deelen, Marloes 24 Delden, Jacobine van 25 Donkersloot, Anne & 26 Sman Gaby van der Eilbracht, Jolyn & 27 Kleiman, Florien

Ende, John van der Fabrie, Milou Fens, Chrissy Fokkens, Jantine Gerritse, Guido Graaff, Samantha de Harrevelt, Patricia Heiden, Mandy van der Heijstek, Marloes Herrewijnen, Jessica Hoogerbrugge, Niamh Houwelingen, Arianne van Huisman, Kirsten Illidge, Avril Jansen, Susanne Khieroe, Naomi Knaap, Melissa van der Kok, Birgitte Kooyman, Anne Kooyman, Annette Korenhof, Emma Kwint, Jessica Lange, Thessa de & Singotani, Caricia

28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50


4

Inhoudsopgave Posters gemaakt door: Langenberg, Cora van de & Zon, Margaret van Latorre, Manuela Ligt, Saskia de Loomeijer, RenĂŠ Louwman, Eleonora Lusse, Nathalie Mast, Irma van der Mekking, Deborah & Noordam, Eric Miles, Anita Molenaar, Elize Muller, Kelly Naerebout, Marit Nerum, Sharon van Petersen, Bianca van Polderman, Evelien & Sinttruije, Lisette van Preesman, Janie Rietveld, Rick Romein, Cheryl Roodzant, Michael Roskam, Denise

51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70

Rossum, Nanneke van Schafthuizen, Laura Schanke, Mendy van Scheele, Lisette Schneider, Tessa Seters, Joyce van Sherwood, AnnaMaria Simons, Mayra Slikboer, Kelly Staal, Janette Sturm, Marianne Teertstra, Jorinde Valkenburg, Patricia van Visser, Daphne Vlaanderen, Dide Voorde, Eunice ten Waaijer, Jordi Waasdorp, Sigrid Wal, Linda van der Wessels, Liselotte Wiel, Marjan van der Wit, Gert-Jan de Woudt, Gaby van

71 72 73 74 75 76 77 78 79 80 81 82 83 84 85 86 87 88 89 90 91 92 93



6

Achtergrondinformatie -N.a.v. minoronderzoek naar patiënttevredenheid over nazorg. - Aanbeveling vanuit minor was het implementeren van door ons ontworpen checklist. -Nu vervolgonderzoek en het schrijven van een implementatieplan voor de checklist. - Checklist is bedoelde als geheugensteuntje voor patiënten, zodat zij goed geïnformeerd met ontslag gaan.

Vraagstelling

Hoe kan de richtlijn ‘Weer naar huis’, die bestemd is voor patiënten op afdeling C2 (Orthopedie, Urologie en Gynaecologie) van het Albert Schweitzer ziekenhuis, op een evidence-based wijze geïmplementeerd worden, zodat de patiënttevredenheid over nazorg wordt verhoogd?.

Methode van onderzoek -Kwalitatief onderzoek, wat kwalitatief en kwantitatief is gepresenteerd. -Enquête onder verpleegkundigen. - Resultaten geanalyseerd d.m.v. Exel.

Albert Schweitzer ziekenhuis Teunette van Antwerpen 0808514


7

Burnout preventie bij verpleegkundigen

Vraagstelling: Is er in de literatuur een verschil in het optreden van burnout bij verpleegkundigen in ziekenhuizen, verpleeghuizen en thuiszorg en hoe kan informatie bijdragen aan het voorkomen van of het Achtergrond informatie: De prevalentie van burnout in de verminderen van gezondheidszorg is hoog, een op burnoutklachten? de vier verpleegkundige loopt Resultaten: gevaar hier ernstig mee Er is veel wetenschappelijk geconfronteerd te worden. literatuur gevonden over

burnout (klachten) bij Methode van onderzoek: Er is een literatuurstudie opgezet verpleegkundigen in waarin er gebruik gemaakt is van verpleeghuizen in 12 Engelstalige wetenschappelijke vergelijking met de thuiszorg en ziekenhuis. artikelen varierend van reviews tot randomise control trials. Conclusie

Er valt te concluderen dat burnout vaker voorkomt bij verpleegkundigen werkzaam in een verpleeghuis.

Naam: Meredith Archer


8

PLAN VAN AANPAK LITERATUURONDERZOEK FOCUSGROEP FACT team ZHE

‘Met welke ethische dilemma’s worden hulpverleners in de bemoeizorg geconfronteerd en op welke manier gaan zij hiermee om?’ ACT & FACT BEMOEIZORG WEERSTAND VRIJWILLIGE & ONVRIJWILLIGE HULPVERLENING ETHIEK VERPLEEGKUNDE BEROEPSPROFIEL BEROEPSCODE ETHISCH DILEMMA MOREEL DILEMMA MOREEL BERAAD

ETHISCHE DILEMMA’S GOEDE WIL HULPVERLENER VS. AUTONOMIE CLIENT CONTACT MET DERDEN/FAMILIE BUITEN WETEN OM VAN CLIENT ZWANGERSCHAP CLIENT & VRAGEN RONDOM ANTICONCEPTIE

KEUZE DILEMMA BATEN & KOSTEN GEVAARS CRITERIUM & LIJDENSDRUK GEVOEL INTUITIE & ERVARING MOREEL BERAAD STRUCTUUR VOOR- & TEGEN ARGUMENTEN GOEDE ONDERBOUWING KIJKEN NAAR DE ANDERE KANT

ETHISCHE DILEMMA’S BINNEN BEMOEIZORG 18-6-2012

Yvette van Baalen (0813413)

1


9


10


11


12


13

Bewegen en sport onderzoek

Welke invloed heeft bewegen op het gedrag van de dementerende ouderen met gedragsproblemen?

Meetinstrument:

Cohen Mansfield Agitation Inventory met 3 clusters

Literatuur

- Bewegen positief effect op dementerende ouderen; - Wetenschappelijk onderzoek naar effect op gedragsproblemen is schaars.

Methode

CMAI + Observatie- en meetdagen

Interventies

1. Sport en spel 2. Fitness Verschillende tijdstippen Directe en verlate effecten

Conclusie

- Directe effecten - Verlate effecten

Ervaring Nadia van den Berg 0808331


14


De volgende labels zijn onderzocht: Geboortedatum, geslacht, aandoening, laatste bezoek Sophia, overdracht ziekenhuis/afdeling/specialisme, poli-afspraken afgelopen 3 jaar, Erasmus MC, opname ziekenhuis, gemiste poli’s, jaartal diagnose, geannuleerde poli’s en meest bezocht poli. Vervolgens is er gezocht naar verbanden. Hieruit bleek dat er alleen verbanden waren aan te tonen tussen de opnames en geplande poli’s en het aantal geannuleerde poli-afspraken en het aantal gemiste poli-afspraken.

Er kan geconcludeerd worden dat de jongeren regelmatig gebruik maken van zorginstellingen. Het merendeel heeft genoeg aan poli-afspraken en blijven zo in een stabiele situatie. Op deze manier hebben zij een zorggebruik ontwikkeld dat past bij hun leven en hun ziekte. Ook blijkt dat jongens trouwer zijn aan poli-afspraken dan meiden. Meiden komen vaker niet opdragen of zeggen hun afspraken af.

Het eerste deel van dit project omvat een literatuurstudie. Rechtlijnig hieraan is een kwantitatief praktijkonderzoek uitgevoerd. Het praktijkonderzoek hield een databankonderzoek in, waarbij de dossiers van chronisch zieke jongeren van 18-25 jaar zijn doorgelopen. Er zijn een aantal punten/labels opgesteld waarnaar gezocht ging worden in de dossiers. Voor de analyse zijn de gegevens in het dataanalyse programma SPSS verwerkt.

Vijf jaar geleden werd er voor het eerst onderzoek gedaan bij chronisch zieke kinderen van 12-18 jaar. Nu wordt verder gewerkt op dit onderzoek, de kinderen zijn nu jongeren in de leeftijd van 18-25. Het is van belang om van te voren de doelgroep duidelijk in kaart te brengen. Hiervoor zijn de dossiers van de kinderen die vijf jaar geleden hebben meegewerkt doorzocht.

Hoe ziet het zorggebruik van chronisch zieke jongeren in de doelgroep van 18-25 jaar eruit, die vijf jaar geleden hebben meegedaan aan het “Op eigen benen vooruit” project.’?

15


16

Op welke manier kan een verpleegkundige van de afdeling KCzuid in het Sophia Kinderziekenhuis algemene voorlichting en uitleg geven aan een kind met het syndroom van asperger of PDD-NOS? Achtergrond

Iemand met autisme voelt zich veilig in een aangepaste en beschermde omgeving, veel voorspelbaarheid, waar geen onmogelijke eisen gesteld worden; het gebruik van beloningen en niet straffen. Wij dragen bij aan het geluk van iemand met een autistische stoornis als we de omgeving voorspelbaar maken.

Ervaringen & Resultaat Hard werken

Onderzoeks methodiek

Leerzaam.

Literatuur

Praktijk ervaring

Evidence based practice.

Omgaan met stress

Interviews

Werken in een tijdspad Advies boekje

Conclusie? Communiceren voor kinderen met een autistische stoornis is niet gemakkelijk. Als verpleegkundige is het belangrijk dat je begrijpt waarom een kind met een autistische stoornis op een bepaalde manier reageert, zodat een verpleegkundige hier rekening mee kan houden en de informatie kan verstrekken op een manier waar het kind met een autistische stoornis baat bij heeft.

Elianne van Bommel


17


18


19

Hoe kunnen verpleegkundigen van de neonatologieafdeling van het Maasstad ziekenhuis bevorderen dat ouders van een opgenomen kind optimaal gebruik kunnen maken van de mogelijkheden van rooming-in? 

     





 







 

             



 

  

         

  







   



 

    

  

  




20


21

‘De Algemeen Verpleegkundige’

Vraagstelling: Over welke vaardigheden, kennis en attitude dient de AGZ verpleegkundige op afdeling Medium Care Cardiologie binnen het Erasmus Medisch Centrum te beschikken om zorg te kunnen bieden aan patiĂŤnten die psychiatrische klachten vertonen ten gevolge van hun cardiologische aandoeningen?

Methode van het onderzoek: - Literatuuronderzoek - Praktijkonderzoek Er zijn12 vragenlijsten afgenomen bij HBO verpleegkundigen op de afdeling Cardiologie.

Conclusie: De verpleegkundigen zien allerlei mogelijkheden om te verbeteren. Namelijk zelf, de afdeling of de opleiding. De punten die ze verbeterd zouden willen zien, zijn de ziektebeelden, het signaleren en bepaalde interventies die daarbij belangrijk zijn. Deze informatie willen ze het liefst in de vorm van een klinische les.

Marijke Busch 0806131 Student Verpleegkunde

Achtergrondinformatie: In de praktijk is er een kloof tussen de AGZ en GGZ. Hogeschool Rotterdam zegt verpleegkundestudenten op te leiden tot algemeen verpleegkundige. Onderzoek: - Hebben verpleegkundigen in de AGZ te weinig kennis en vaardigheden van psychiatrie? - Hoe is de attitude naar het andere vakgebied? - Hoe kunnen kennis en vaardigheden het beste aangevuld worden.

Resultaten - Scholingsprogramma: Bestaand uit verschillende klinische lessen waar in elke klinische les een ander onderwerp behandeld zal worden. Deze klinische lessen zullen interactief zijn. - HBO-V sluit niet goed aan op de praktijk. - Vervolgonderzoek: Hoe is gebrek aan kennis van het andere vakgebied ontstaan of is dit weggezakt?


22

Protocol adherence Volwassenen IC 3 zuid en 10 zuid

Probleemstelling:

Er is geen inzicht in de protocol adherence van de verpleegkundigen werkzaam op de afdelingen 3 zuid IC en 10 zuid IC van het Erasmus MC.

• Bronchiaal toilet • Verpleegkundige barrières • Observeren • Kwantitatief onderzoek • Resultaten • Conclusie

Naam: Rachelle Charité 0805960


23


24

BABY-LED-WEANING Door: Marloes Deelen, 0806808


25

GROEPSVOORLICHTING AAN KINDEREN IN GROEP 7 Behoefte onderzoek bij kinderen in groep 7 en ouders: • Welke voorlichtingsonderwerpen vinden zij belangrijk? • Is er überhaupt behoefte aan een groepsvoorlichting?

Jacobine van Delden 0809854


26


27


28

“Hoe denken jongeren met een chronische aandoening of beperking over de bruikbaarheid van het bordspel SeCZ TaLK als middel om over seksualiteit en intieme relaties te praten?”

Focusgroepgesprekken: een gestructureerde groepsdiscussie die de onderzoeker inzicht biedt in de ervaringen, opvattingen en preferenties van de onderzoeksgroep rond een specifieke vraagstelling

SeCZ TaLK : • Spelenderwijs leren met en van elkaar • Nieuw specifieke kennis • Zorgt voor een veilige, vertrouwde sfeer • Voorkomt problemen in de toekomst

“Ik ga niet over seks praten met mijn ouders, dan reageren ze net als na de eerste keer scheren. Te trots, opschepperig en opeens zijn er foto’s van!”

Cijfer:

8,7

“Let’s talk about SeCZ!” Evaluatie van het educatieve bordspel SeCZ TaLK door John van der Ende


29


30

CHRISSY FENS 0793308

Een richtlijn voor multidisciplinaire samenwerking door middel van casusbesprekingen

Probleemstelling & achtergrond:

Vanuit de afdeling MDL kwam medio september 2011 de vraag of het huidige MDO nog effectief was met als gevolg dat er na het minoronderzoek naar de effectiviteit van het MDO een aantal aanbevelingen volgden. Één van deze aanbevelingen was het bespreken van patiënten door middel van een casusbespreking. In dit beroepsproduct zal er een richtlijn opgesteld worden voor multidisciplinair samenwerken door middel van casusbesprekingen, voor complexe multidisciplinaire patiënten die opgenomen zijn op de afdeling MDL, om zo de kwaliteit van zorg te waarborgen.

Vraagstelling:

Op welke wijze kan er op de afdeling MDL van het SFG vorm worden gegeven aan de multidisciplinaire samenwerking met behulp van casusbespreking om de effectiviteit van deze samenwerking te verbeteren in vergelijking met het huidige MDO?

Methode:

Voor de literatuurstudie zijn wetenschappelijke publicaties en boeken gebruikt uit de databanken en mediatheek van de Hogeschool Rotterdam. Op basis van de verzamelde literatuur is de aangehouden structuur en opbouw van de richtlijn voortgekomen. De informatie die nodig was voor het praktijkonderzoek is verzameld door een enquête met een mixed methods design. Om zoveel mogelijk respons op de enquêtes te krijgen zijn de enquêtes persoonlijk uitgedeeld en was het inleverpunt een centrale plek op de afdeling (de ‘uitzak’). Analyse van de literatuur aan de hand van de speciaal opgestelde hoofd- en deelvragen welke een leidraad voor het opstellen van dit beroepsproduct. Ook de enquête is geanalyseerd; De kwantitatieve vragen zijn geanalyseerd met behulp van beschrijvende statistiek, de kwalitatieve vragen met behulp van codes en labels, om zo overzichtelijk de gewonnen resultaten weer te geven.

Resultaten:

De omschreven richtlijn is gebaseerd op de methodiek voor het opstellen van een richtlijn vanuit het CBO, gecombineerd met de standaarden voor richtlijnontwikkeling van het SFG. De oude richtlijn voor het MDO is ook gebruikt als basis voor de ontwikkelde richtlijn. De verpleegkundige observeert de patiënt. Als de patiënt langer dan 5 dagen opgenomen ligt wordt de COMPRI scorelijst afgenomen en indien de score >5 is wordt er via het EVD een aanvraag voor een casusbespreking gedaan. Wanneer de INTERMED methodiek is ingevoerd zal voor de daadwerkelijke aanvraag eerst een verzoek tot invullen van de INTERMED scorelijst worden gedaan via het EVD. De aanvraag wordt ook overlegd met de seniorverpleegkundige, welke een coördinerende rol heeft. De inhoud van de casusbespreking is afhankelijk van de problemen of knelpunten in het zorgbeleid van de patiënt die aangegeven zijn door de betrokken disciplines tijdens de aanmelding Tijdens. Aanbevolen wordt, bij invoering van de INTERMED methode, om de patiënt te bespreken aan de hand van de vier hoofdvariabelen. Tijdens de casusbespreking wordt de termijn van evaluatie ook bepaald. Tijdens deze evaluatie wordt het gekozen zorgbeleid geëvalueerd. Belangrijk is daarbij of de doelstellingen van de betrokken disciplines behaald zijn met betrekking tot de patiënt. Ook de mogelijkheden voor een aanvullende casusbespreking (bij verandering toestand patiënt e.d.) of een nabespreking (bij haperingen in het proces) moeten bespreekbaar blijven.


31

VERPLEEGKUNDIGE ONTWIKKELING, DE MOTIVATIE EN ACTIVITEITEN. Op welke manier geven de verpleegkundigen op de afdeling Longziekten in het Erasmus MC invulling aan hun continue professionele ontwikkeling en wat ervaren zij daarbij als bevorderende en belemmerende factoren? Het onderwerp van deze afstudeeropdracht gaat over de CPO van Verp. op de afd. Longziekten van het Erasmus MC. Sommige Verp. zijn gemotiveerd bezig met CPO en andere Verp. zijn hier veel minder (lijkt het) mee bezig en doen ‘gewoon’ hun werk. Hoe kan dat?

Er zijn in totaal 13 interviews gehouden met verschillend opgeleide Verp. Hiervan zijn transcripties gemaakt om de resultaten te kunnen analyseren. Deze analyse is in het kort weer gegeven in een tabel met coderingswoorden. Van hieruit kon er een conclusie getrokken worden.

De conclusie die getrokken worden is dat de definitie van CPO bij alle Verp. bekend is en er veel bij- en nascholing wordt gegeven. Er zijn genoeg klinische lessen, maar deze moeten vaker worden herhaald. Reflecteren kan en moet beter. Action learning is een leerzame activiteit volgens alle Verp. Tijdsgebrek is de belangrijkste belemmerende factor en waardering is de meest bevorderende factor. Van dit onderzoeksproject heb ik veel geleerd dat ik ervaar als een bijdrage in de ontwikkeling van mijn eigen inzichten t.a.v. CPO. De interesse in het proces van continue leren en bijhouden van de snelle ontwikkelingen geeft me uitzicht op een inhoudelijk aantrekkelijke en uitdagende functie in de gezondheidszorg. J.A. FOKKENS


32


33

De verpleegkundige overdracht Achtergrond informatie Probleem afd. Oncologie Kwaliteit van zorg verbeteren Minorproject  protocol ontwikkelen Efficiënt en effectief

Methode Plan van aanpak Literatuurstudie Praktijkonderzoek dmv interviews Interviews analyseren Vergelijken met literatuur Protocol ontwikkelen Implementatieplan opstellen Evaluatie momenten

Conclusie Protocol op DKS Folder + e-mail versturen Powerpoint + Klinische les Vraagstelling Eerste verantwoordelijke Op welke wijze kan het verpleegkundige aanstellen verpleegkundige Evaluatie momenten overdrachtsprotocol op de inschakelen afdeling Oncologie in het Sint Franciscus Gasthuis Resultaat geïmplementeerd worden zodat Implementatie plan de continuïteit en de kwaliteit opgesteld van zorg geoptimaliseerd wordt? Geen implementatie Samantha de Graaff kunnen uitvoeren 0793531


34


35


36

DEMENTIE & BEHOEFTEN De behoeften van ouderen met dementie en mantelzorgers met betrekking tot woonvoorzieningen en zorgvoorzieningen AchtergrondVraagstelling informatie: Wat zijn de verhalen van Samen met het Kenniscentrum Zorginnovatie is de vraag ontstaan wat de behoeften zijn van ouderen en hun mantelzorgers. Deze behoeften zijn van belang voor het doen van aanbevelingen voor de beroepspraktijk.

ouderen met dementie en hun mantelzorgers over de behoeften die ze nastreven met betrekking tot woonvoorzieningen, verleende zorg en ondersteuning en wat is hierbij het verschil tussen de gewenste en werkelijke situatie?

Ervaringen / resultaten

Ouderen met dementie • Behoeften aan eigen woonvoorziening, privacy en sociale controle Mantelzorgers • Behoeften aan kleinschaligheid, grote kamer, flexibiliteit en sociale controle

Marloes Heijstek Contact: 0839333@hr.nl

Methode:

Conclusie:

De mantelzorgers hebben behoeften aan kleinschalige woonprojecten waar de kamers groot zijn en er aandacht is voor de ouderen. Met de behoeften van ouderen wordt weinig rekening gehouden, over het algemeen zijn de ouderen tevreden met de huidige situatie.

Er is een kwalitatief longitudinaal onderzoek verricht naar de behoeften van ouderen met dementie en hun mantelzorgers. Er zijn 2 zorgnetwerken geïnterviewd die bestaan uit 2 ouderen met dementie, 4 mantelzorgers en 4 zorgprofessionals

Hogeschool Rotterdam Kenniscentrum Zorginnovatie


37

Het preventiespreekuur in de huisartsenpraktijk Door: Jessica Herrewijnen (0807399)

2008: 40.868 Nederlanders stierven aan hart- en vaatziekten (1/3 van alle sterfte) 740.000 Nederlanders hadden gediagnosticeerde diabetes. Conclusie: Preventiespreekuur in de huisartsenpraktijk implementeren volgens Grol bleek uit de literatuur het beste. Implementatieplan is opgesteld en wordt uitgevoerd in de praktijk

90 patiënten waren uitgenodigd voor het preventiespreekuur. 82,2% (74) is daadwerkelijk gekomen. Van de 74 patiënten bleek bij 32 van hen een verhoogd risico te zijn tot zelfs de diagnose diabetes. 82 patiënten reageerden positief op het initiatief. Ieder jaar controle is wat de patiënten graag zouden willen.

Door primaire en secundaire preventie in de huisartsenpraktijk kan naar voren komen of patiënten een verhoogd risico hebben. Ook kunnen met het PreventieConsult nieuwe ziektegevallen ontdekt worden en zo vroeg mogelijk worden behandeld.

‘Hoe kan het preventiespreekuur voor diabetes en cardiovasculaire aandoeningen voor patiënten van dokter K. in de leeftijd van 65 tot en met 75 jaar in huisartsenpraktijk Herman Gorterhof geïmplementeerd worden zodat de doktersassistentes hiermee kunnen werken?’

Kwantitatief onderzoek in de vorm van een pilotonderzoek waar gebruik wordt gemaakt van een enquête. •Meten van tevredenheid van patiënten over het preventiespreekuur. •Meten of het rendabel is om het preventiespreekuur in de huisartsenpraktijk in te voeren. •Meten of er nog verbeterpunten zijn. Drie patiëntengroepen door middel van aselecte steekproef.


38


39

pijn

bij chirurgische zorgvragers

‘Het bevorderen van de kennis van de verpleegkundige met betrekking tot pijn, de pijnscore en het pijnbeleid bij chirurgische zorgvragers’ - Afdeling Gynaecologie & Urologie -

Arianne van Houwelingen, 0809077


40

De Waakdoos ´een innovatie in de vorm van complementaire zorg´ De Waakdoos De Waakdoos is een doos die kan worden ingezet tijdens het stervensproces. Uit de praktijk is gebleken dat veel mensen stil vallen en moeite hebben om te praten tijdens deze laatste levensfase. Deze doos kan ondersteuning bieden aan de naasten van de patiënt die terminaal is. En zou kunnen bijdragen aan het op gang brengen van een gesprek en zo kan de Waakdoos ervoor zorgen dat het proces van loslaten en afscheid nemen op gang komt. Wanneer er niet meer gesproken kan worden draagt de Waakdoos bij aan het ophalen van verhalen en anekdotes bij de naasten en kan het bijdragen aan een meer ontspannen sfeer rondom het sterfbed. Met behulp van de Waakdoos kunnen de naasten na het overlijden, met een goed gevoel terug kijken op de laatste dagen van afscheid nemen en heeft de Waakdoos een goede invloed bij de rouwverwerking. (waakdoos.nl)

Vraagstelling Zijn de verpleegkundigen op de afdeling oncologie/haematologie in het Maasstad Ziekenhuis op de hoogte van het bestaan van een Waakdoos en hoe kan deze een ondersteuning zijn in de vorm van complementaire zorg bij het loslaten, afscheid en waken in de stervensfase van de patiënt?

Ervaringen In het Erasmus MC, op de afdeling oncologie/inwendige geneeskunde, is de Waakdoos een jaar actief en een goede aanvulling in de terminale fase en/of tijdens het waken. Zij hebben positieve ervaringen met de doos, die zij altijd als ondersteuning aanbieden tijdens het waken om de ‘ziekenhuissfeer’ om te buigen naar een ‘huiselijke sfeer’.

Methode De Waakdoos is geïmplementeerd op de afdeling oncologie/haematologie in het Maasstad Ziekenhuis aan de hand van de richtlijnen van ZonMW (2012).

Conclusie De Waakdoos kan in de vorm van complementaire zorg (aanvullende zorg), een bijdrage leveren aan de stervende en diens naasten tijdens het waken en aan de naasten tijdens het rouwproces

Door Kirsten Huisman


41

Leefstijl Vraagstelling: Hoe kunnen verpleegkundigen en POH's tijdens consulten in een huisartsenpraktijk een gezonde leefstijl bevorderen bij pre-diabetes patiënten? • Achtergrondinformatie

• Conclusie

• Verpleegkundigen en • Onderzoek onder prePOH's moeten competent diabeten: Gezonder eten zijn met GVO en culturele en meer bewegen competentie. verlagen de kans op diabetes met 58% • Vaardigheden: goede • Verpleegkundigen en assessment en empowerment POH's zijn de aangewezen zorgverlener • Strategie: Motivational voor leefstijlinterventies. Interviewing. • Methode • Kwalitatief onderzoek • • • • • •

• Ervaringen/Resultaten

• Relatie pre-diabetes en hart en vaatziekte meer POH's /verpleegkundigen benadrukken. Topics • Meer overzichtelijkheid Kennis, Vaardigheden, van aanbod in de wijk. Competenties • Simpeler Strategieën voorlichtingsmateriaal ---------------------------------- • Beweegprogramma nodig

• Avril Illidge (0827447)


42

Patient controlled epidural analgesia Implementatieplan Vraagstelling

Hoe kan het protocol voor de PCEA op afdeling interne geneeskunde 5N systematisch geïmplementeerd worden onder verpleegkundigen, rekening houdend met het waarborgen van de medicatieveiligheid tussen de verschillende pijnpompen?

Susanne Jansen

Achtergrondinformatie

PCEA is een nieuwe pijnpomp. Continue infuus in de epidurale ruimte + bolus knop voor de patiënt. Voordeel: motorisch blok neemt af en patiënttevredenheid neemt toe. • Implementatiemodel van Grol en Wensing • Aansluiten op de leerstijl van de vpk a.d.h.v. de leercyclus van Kolb. • Medicatieveiligheid waarborgen a.d.h.v sticker.

Methode van onderzoek

Surveyonderzoek met enquêtes naar leerstijl en belemmerend/bevorderende factoren van implementeren.

Ervaringen

• Boeiend onderwerp. • Nuttig voor praktijk. • Lastig om voldoende respons te krijgen op enquêtes. • Goede begeleiding vanuit Erasmus MC. • Zeer trots op het eindresultaat!

Conclusie

• 56% leerstijl beslisser: leercyclus van Kolb doorlopen. • Implementatie strategie is een klinische les met de volgende acties: - Tijd en ruimte bieden. - Communicatie naar de werkvloer - Kennis en vaardigheden aanleren. - Voordelen voor zowel patiënten als zorgverleners aantonen. - Positieve bekrachtiging tijdens de klinische les en op de werkvloer. • Medicatiesticker gebruiken.


43


44


45


46


47

Rooming-in binnen het nieuwe Erasmus MC Voor welke volwassen pa.ëntengroepen op algemene verpleegafdelingen hee7 de toepassing van rooming-­‐in een posi.ef effect op het herstelproces? Achtergrond

In 2017 zal de nieuwbouw van het Erasmus MC in gebruik worden genomen. Alle meerpersoonskamers zullen plaats maken voor eenpersoonskamers. Voor paAënten komt de mogelijkheid om een familielid of vriend te laten overnachten op de kamer. Dit heet rooming-­‐in. Binnen de kraam-­‐ en kinderverpleging wordt dit al veelvuldig toegepast, maar op verpleegafdelingen voor volwassenen is dit voor verpleegkundigen en paAënten nog onbekend terrein. Er wordt onderzocht bij welke specifieke paAëntengroepen de toepassing van rooming-­‐ in een funcAonele bijdrage kan leveren aan het herstelproces en hoe verpleegkundigen hierover denken.

Methode van onderzoek

Het prakAjkonderzoek betreL een verkennend kwanAtaAef onderzoek. Hierbij zijn enquêtes afgenomen op 4 afdelingen binnen het Erasmus MC.

Conclusie

De aanwezigheid van een familielid of vriend kan bijdragen aan een ‘healing environment’. Het geeL de paAënt rust, gevoel van veiligheid, vertrouwdheid en steun en het kan zorgen voor angstvermindering bij zowel de paAënt als de naaste. Dit komt het herstelproces van de paAënt ten goede. Uit dit scripAeonderzoek blijkt dat dit geldt voor o.a. paAënten met demenAe, een delier of emoAonele/psychische problemen, voor paAënten in de palliaAeve/terminale fase of een acuut kriAsche gezondheidstoestand en voor paAënten met een niet-­‐westerse cultuur of een verstoorde communicaAe.

Resultaten en ervaringen

In het scripAeverslag is de volledige lijst opgenomen met alle doelgroepen voor rooming-­‐in. De meningen onder de ondervraagde verpleegkundigen over de toekomsAge invoering van rooming-­‐in binnen het ziekenhuis zijn nog erg verdeeld; van heel posiAef tot erg scepAsch. Op dit gebied heeL het Erasmus MC nog een hoop te doen. Voor mij was dit onderzoek naar rooming-­‐in erg vernieuwend en verruimend.

Anne,e Kooijman (0807731)


48


49

Achtergrond In het kader van KIEN ‘Kwaliteit voor Ieder kind door Effectief en Efficiënt Noodzakelijke jeugdgezondheidszorg’, is er een implementatieplan gemaakt voor het invoeren van prenatale voorlichting. (Tabel 1)Belangrijke onderwerpen Gezondheidsproblemen Gezonde voeding

Lichaamsbeweging en ontspanning Hygiëne, verzorging en opvoeding van de baby Emotie en hechting Balans privéleven, arbeid, zorg voor de baby Gebruik van sociale netwerken

Onderzoeksmethode Kwantitatief onderzoek in de vorm van enquêtes. Er zijn 4 verloskundigenpraktijken in Rotterdam benaderd, waarbij is gestreefd 50 enquêtes te kunnen uitzetten.

Resultaten Er heeft uiteindelijk één verloskundigenpraktijk willen participeren in het onderzoek, wat heeft geresulteerd in 16 respondenten. De respondenten waren tussen de 20-30 jaar (10), hadden een vervolgopleiding (13) en waren van Nederlandse afkomst (12). In tabel 1 staan de onderwerpen die van belang zijn tijdens de prenatale voorlichting en uit zowel het literatuur- als het praktijkonderzoek naar voren komen.

Conclusie Er zijn veel overeenkomsten gevonden tussen de resultaten uit het literatuuronderzoek en het praktijkonderzoek. Om de voorlichting zoveel mogelijk te laten aansluiten op de doelgroep kunnen het beste de bovenstaande onderwerpen tijdens de voorlichting worden behandeld. Verder ziet de voorlichting er als volgt uit:

Deelnemers Zwangere vrouw met partner Groepsomvang 6 - 10 koppels Werkvorm

Tijdstip Werving Inschrijving

Combinatie groepsgesprek, presentatie en workshop Avond Poster en mondelinge uitnodiging verloskundigen- of huisartsenpraktijk Internet website CJG

J.Kwint 0794856


50

Methode/werkwijze: -Literatuurstudie → wetenschappelijke onderbouwing. Ondersteuning indicatoren hoofdthema’s meetinstrument & implementatieplan - Praktijkonderzoek → Fase 1 Observeren & Fase 2 Groepsintervisie


51


52

MAASSTAD ZIEKENHUIS INTERCOLLEGIALE TOETSING

Vraagstelling

‘Op welke manier kan intercollegiale toetsing binnen het Maasstad Ziekenhuis worden ingevoerd op de afdelingen waar BIG-handelingen worden uitgevoerd?’

Redenen invoering van intercollegiale toetsing

Er vond geen toetsing van de BIG-handelingen plaats Bevorderd veilig werken Bevorderd eenduidig werken Bevorderd kwaliteit verhogend werken Het is een realistische toetsituatie Up-to-date houden van de kennis

Onderzoek

Literatuuronderzoek Semigestructureerde interviews Draaien van een pilot op verschillende verpleegafdelingen

Resultaat en Conclusie

Naar aanleiding van het literatuuronderzoek, de interviews en de pilots is de handleiding ‘intercollegiale toetsing’ ontwikkeld. Met behulp van deze handleiding is het mogelijk om intercollegiale toetsing op alle (verpleeg)afdelingen binnen het Maasstad Ziekenhuis te implementeren. Manuela Latorre (0811740)


53

Alcohol & Opiaten Verpleegkundige begeleiding naar verantwoord combinatiegebruik Vraagstelling

“Hoe kan de verpleegkundige binnen het Medisch Sociaal Centrum zuid van BoumanGGZ een bijdrage leveren aan het begeleiden richting verantwoord gebruik van heroïne en methadon bij de patiënt met een alcoholprobleem?”

Achtergrondinformatie

Medisch Sociaal Centrum zuid is een polikliniek in Rotterdam zuid waar dagelijks zo’n 50 patiënten met een langdurige heroïneverslaving op voorschrift van een arts onder medisch toezicht heroïne gebruiken en methadon innemen. Naast heroïne en methadon (opiaten) gebruiken de patiënten andere middelen waaronder alcohol. Alcohol en opiaten hebben beide een dempende werking waardoor gelijktijdig gebruik een risico is voor de gezondheid van de patiënt.

Conclusie

Methode van onderzoek

Literatuuronderzoek – wat is verantwoord combinatiegebruik van alcohol en opiaten? En wat is passende verpleegkundige begeleiding bij langdurig (heroïne-) verslaafden welke overmatig alcohol drinken binnen een polikliniek? Praktijkonderzoek – Hoe groot is het probleem? Passen de gevonden interventies bij de doelgroep en zijn kenmerken? Welke begeleiding past bij de taak van het MSC (medisch sociaal centrum)? Vorm van het onderzoek – Focusgroep onder verpleegkundige en ziekenverzorgende en vragenlijsten onder de patiënten van MSC zuid.

Motiverende gespreksvoering lijkt een passende interventie in het begeleiden naar verantwoord alcohol en opiaten gebruik binnen MSC zuid. Om het gebruik van alcohol gestructureerd te kunnen signaleren is de regelmatige onaangekondigde aanwezigheid van een verpleegkundige in de wachtruimte met een blaasapparaat aan te bevelen. In de wachtruimte moet ook voldoende informatie met betrekking tot het onderwerp makkelijk toegankelijk zijn.

Saskia de Ligt, 2012 0812549


54

René Loomeijer

Kwaliteit van zorg vanuit patiëntenperspectief Achtergrond Er is sprake van kwalitatief goede zorg wanneer de zorg zoveel mogelijk is toegesneden op de individuele behoeften van de patiënt, effectief en veilig is. Het is van belang een goed beeld te verkrijgen van de kwaliteit van zorg die GGZ-zorgaanbieders leveren door de mening van patiënten te inventariseren. De langdurige alcoholverslaafde zorgwekkende zorgmijder die woonachtig is in een eigen woning en niet klinisch is opgenomen wordt zeer moeizaam bereikt als het gaat om onderzoek naar patiënttevredenheid binnen BoumanGGZ. Doel Bepalen wat de mate van tevredenheid is van de alcoholafhankelijke patiënten van het team Ambulante Team en Toeleiding (ATB) over de geleverde zorg en de uitkomst hiervan verwerken in een concreet verbetervoorstel Methode Gegevens voor dit kwantitatief onderzoek zijn verkregen door de onderzoekspopulatie met behulp van de Nederlandstalige Short Rating Scale (SRS) te vragen naar hun mening m.b.t. het bewuste behandelcontact. Door de uitslagen als een gemiddelde weer te geven en uit te drukken in een waardering kan uiteindelijk het antwoord gegeven worden op de vraag hoe de alcohol afhankelijke en zelfstandig wonende patiënten van de afdeling ATB de door deze afdeling geleverde zorg ervaren. Resultaten De steekproef onder 85 patiënten van het ATB levert met behulp van de SRS een netto respons op van 14%. Iets minder dan de helft (41%) beoordeelt de geleverde kwaliteit van zorg als slecht. Het gemiddelde resultaat geeft antwoord op de vraag hoe de alcohol afhankelijke en zelfstandig wonende patiënten van de afdeling ATB de door deze afdeling geleverde zorg ervaart: redelijk. Conclusie De gemiddelde waardering ‘redelijk’ impliceert dat de kwaliteit van zorg aan zorgwekkende zorgmijders verbeterd kan worden. Wat opvalt is de lage respons. Een grote rol hierbij speelt het lage percentage (54%) patiënten dat het vragenformulier is voorgelegd. Daarnaast moet de zorgverlener de SRS gaan gebruiken waarvoor het uiteindelijk bedoeld is: het vragen van feedback op een waardering en deze feedback gebruiken om de behandelrelatie te optimaliseren. Aanbevelingen Als gevolg van de conclusies en voorgestelde verbeteringen worden de volgende aanbevelingen gedaan: - Onderzoeken wat ten grondslag ligt aan het feit dat er weinig patiënten bevraagd zijn binnen dit onderzoek. - Onderzoeken welke andere responsverhogende factoren toegepast kunnen worden. - Repliceren van dit onderzoek. - De patiënt bij minimaal 2 behandelcontacten de vragenlijst voorleggen. - Per individueel deelnemend zorgverlener inventariseren wat de respons is en wat belemmerende factoren zijn. - Patiënt moet bij het invullen van het vragenformulier gecontroleerd worden op het gebruik van alcohol. - Scholen van personeel in het gebruik van de SRS -De SRS implementeren. Het uiteindelijke doel van deze aanbevelingen is het verbeteren van de kwaliteit van zorg.


55


56

Achtergrondinformatie

Vraagstelling

Over de manier waarop dementie ervaren wordt door de mantelzorgers is weinig bekend, terwijl betrouwbare informatie over de persoonlijke beleving en persoonlijke ervaring van een patiĂŤnt of mantelzorger een grote steun kan zijn voor andere patiĂŤnten en mantelzorgers. Om ervoor te zorgen dat de zorg die verpleegkundigen leveren goed wordt afgestemd op de behoeftes van de ouderen, maar ook op die van de mantelzorgers, is meer inzicht in de ervaringen van ouderen met dementie noodzakelijk.

Hoe wordt dementie van een naaste door de mantelzorgers ervaren en in welke mate beĂŻnvloedt dit de relatie met de oudere met dementie?

De belevingswereld van mantelzorgers rondom dementie Methode van zoeken

Door Nathalie Lusse (079865) Hogeschool Rotterdam

Voor dit kwalitatieve onderzoek zijn interviews gehouden met vier mantelzorgers uit twee verschillende zorgnetwerken, naar hun ervaringen met dementie. Twee van deze mantelzorgers zijn partner van een oudere met dementie en de andere twee mantelzorgers zijn volwassen kinderen.

Ervaringen/resultaten

Conclusie

De partners ervaren gevoelens van eenzaamheid en verlies als zij vertellen over dementie bij hun echtgenoot/echtgenote. De impact van de aandoening op de relatie is afhankelijk van de leeftijd van het echtpaar en de kwaliteit van de relatie voorafgaand aan de ziekte. De kinderen ervaren gevoelens van verlies en machteloosheid. Hun betrokkenheid bij de zorg is afhankelijk van de leeftijd van de ouders en de zelfredzaamheid van de ouders. De impact die de aandoening heeft op de relatie is afhankelijk van de kwaliteit van de relatie voordat de ziekte zich manifesteerde en deze kinderen ervaren de impact in mindere mate dan hun ouders

Dementie leidt bij partners tot een verlies van onderlinge verbondenheid, waardoor zij een sterk gevoel van eenzaamheid ervaren. Dementie van een ouder leidt bij volwassen kinderen tot gevoelens van verlies en machteloosheid. De impact die de aandoening heeft op hun relatie, is voor zowel partners als volwassen kinderen afhankelijk van de kwaliteit van de relatie, voordat de ziekte zich manifesteerde.


57

Centra voor Anticonceptie, Seksualiteit en Abortus

Twijfel bij de besluitvorming bij een ongeplande zwangerschap

PROBLEEMSTELLING : Een deel van de cliënten die CASA bezoekt voor een abortus, heeft op de dag van behandeling nog twijfel over het te nemen besluit; wel of geen abortus. VRAAGSTELLING: Hoe kunnen de verpleegkundigen van CASA het huidige aanbod aan cliënten die twijfelen over de besluitvorming bij ongeplande zwangerschap optimaliseren?

THEORETISCHE ACHTERGROND: • 27 % van de vrouwen die een abortuskliniek bezoekt heeft enige vorm van twijfel over het te nemen besluit (Evaluatie WAZ 2005) • Een goede besluitvorming is de basis van een goede verwerking van abortus

METHODE VAN ONDERZOEK: Een kwantitatief onderzoek door middel van een enquête onder alle 58 verpleegkundigen werkzaam in de zes klinieken van CASA. De enquête bestaat uit 23 gesloten en 5 open vragen en is onderverdeeld in drie thema’s; 1. Het hulpverleningsaanbod van CASA 2. De samenwerking met de Fiom (Maatschappelijk werk) 3. Informatieaanbod op website/brochure ter ondersteuning van de besluitvorming

RESULTATEN EN CONCLUSIE: • Tijdens het intakegesprek is er onvoldoende tijd voor uitgebreide counseling • De samenwerking met de Fiom is belangrijk voor de kwaliteit van de hulpverlening • De samenwerking met de Fiom moet verbeterd worden • Het merendeel van de verpleegkundigen is van mening dat informatie ter ondersteuning van de besluitvorming via website of brochure een goede aanvulling op de hulpverlening zou kunnen zijn

AANBEVELINGEN VOOR DE PRAKTIJK: 1. Het management moet de tijd die wordt ingepland voor het intakegesprek in heroverweging nemen 2. De samenwerking met de Fiom kan verbeterd worden door per kliniek een verpleegkundige als contactpersoon aan te stellen. Zij draagt zorg voor regelmatig overleg tussen de medewerkers van CASA en de Fiom 3. In overleg met de Fiom gebruik maken van een verwijsbrief en terugkoppeling na een besluitvormingsgesprek 4. Kennismaking met de hulpverleners van de Fiom in de regio wordt ingepast in het inwerktraject van nieuwe verpleegkundigen van CASA

Children by Choice

Irma van der Mast

-

IMPLICATIE VOOR VERVOLGONDERZOEK: Onderzoek verrichten naar informatievoorzieningen en zelfhulpmiddelen via website of brochure ter ondersteuning van de besluitvorming. In Nederland wordt dit nog niet toegepast. Als voorbeeld kunnen de websites ‘Children by Choice’ , ‘Pregnancyoptions’ en de brochure ‘Unsure about your Preganancy? A guide to making the right dicision for you’ van The National Abortion Federation (NAF) dienen.

i.vandermast@casa.nl

-

Hogeschool Rotterdam

-

0550626

-

Juni 2012


58

Afstudeeronderzoek Vraagstelling: Op welke wijze kan een nieuw specialisme het beste worden geïntroduceerd op de verpleegafdeling Orthopedie, plastische chirurgie, KNO en kaak chirurgie, waarbij de kwaliteit van zorg, geleverd door verpleegkundigen, voor de patiënten blijft gewaarborgd? Conclusie

Aanleiding: - Introductie van nieuw specialisme - Personeel niet goed voorbereid - Zorg voor patiënten niet optimaal - Er moet een richtlijn ontwikkeld worden

- Richtlijn moet ervoor zorgen dat et personeel voorbereid is door: - Kennis en vaardigheden te hebben -protocollen voor handen - Duidelijk beleid

Resultaten

Vraagstelling

- Niet goed voor bereid

De richtlijn en de checklist.

- Kennis tekort - Onduidelijkheid beleid - Wel interessant & leerzaam

Literatuurstudie - Richtlijnen - Implementeren - Implementatie Strategieën - Voorbereiding afdeling

Praktijkonderzoek - Enquête - Ervaringen - Kennis & vaardigheden - Communicatie

In samenwerking met:

Eric Nooram 0814171 Deborah Mekking 0798735


59


60


Meelopen op de Intensive Care afdeling was indrukwekkend en leerzaam. Eigen maken van observatiemetho de. Inzicht in adherence van de verpleegkundige n. Vergelijking maken met ervaring op eigen afdeling

Implementatie: een verandering of aanpassing binnen de Intensive Care wordt via een klinische les werd gepresenteerd en geĂŻnstrueerd.

Methode: -Literatuuronderzoek -Observaties op de Intensive Care afdelingen: door meerdere HBO-V studenten wordt er nagegaan of de Intensive Care verpleegkundigen zich houden aan het op de afdeling gehanteerde studieprotocol.

Achtergrondinfo: Het bronchiaal toilet is een interventie die veel uitgevoerd wordt op de Intensive Care afdelingen van het Erasmus Medisch Centrum. Op deze manier wordt sputum verwijderd bij beademde patiĂŤnten waardoor een optimale ventilatie van de patiĂŤnt kan worden gewaarborgd. Om na te gaan of er een relatie is tussen het ontstaan van de exogene sputum kolonisaties en het gebruik van steriele handschoenen wordt hier onderzoek naar gedaan. Om een zuivere uitspraak te kunnen doen over de primaire uitkomsten van het bronchiaal toilet onderzoek is het van belang dat inzicht is verkregen in de protocol adherence van de verpleegkundigen met betrekking tot de studieprotocollen behorend bij het bronchiaal toilet onderzoek.

Het praktijkonderzoek heeft de volgende vraagstelling: Houden de verpleegkundigen op de Intensive Care afdelingen 3 zuid en 10 zuid binnen het Erasmus Medisch Centrum zich aan het gehanteerde studieprotocol 'Bronchiaal Toilet' en speelt de wijze van implementatie hierin een rol?

De wijze van implementatie heeft volgens de literatuur invloed op de adherence van de verpleegkundigen op een protocol. Hier is in de praktijk niet veel informatie over omdat er geen inzicht was in de verschillende manieren van implementeren op de Intensive Care afdelingen. De enige manier die werd genoemd door de verpleegkundigen was de klinische les die werd gegeven. Niet duidelijk is of de klinische les actief of passief wordt gegeven. Volgens de literatuur neemt de adherence toe door een protocol op een actieve manier te implementeren.

Invloed van de wijze van implementatie van protocollen op de protocol adherence van verpleegkundigen.

61


62

Formaliteit of van levensbelang? De aansluiting van verpleegkundig onderwijs en praktijkstage Centrale vraagstelling: Sluit het vanuit de opleiding beoogde beroepsgerelateerde competentieniveau van eerste- en tweedejaars stagiaires van de opleiding Hbo-verpleegkunde van de Hogeschool Rotterdam aan op de verleende verpleegkundige zorg verleend op DPS3? (Patiënt) )veiligheid

Welzijn stagiaire

Anticipatie op acute situaties Handelswijze beredeneren Vergroot het vermogen tot: Concentratie Observatie Risico inschatting Controle GGZ competentievergroting: Suïcidepreventie Agressie Achterdocht Herkennen beelden

Stress Coping

Onderzoeksmethoden:

Vraagstelling literatuurstudie: Wat is het belang van de aansluiting van het formele onderwijs op de praktijkstage van eerste- en tweedejaars studenten verpleegkunde en welke factoren spelen hierbij een belangrijke rol?’

Ontwikkeling Kader voor praktijkervaring Verhoogt leerrendement

Kenmerken verpleegkundige zorg DPS3 Thema 1: Patiëntenzorg - Diversiteit - Comorbiditeit psychiatrie en somatiek - Postpartum psychiatrie Thema 2: Intensiteit van zorg - Ernst van het psychiatrisch beeld bij opname - Ernst van het psychiatrisch tijdens bij opname - Werkdruk en ondersteuning Thema 3: Stage begeleiding

- Verpleegkundige zorg v.s. onderwijs - Focus groep verpleegkundigen - Testimonials oud-stagiares

Slotconclusie De aansluiting van het onderwijs op de verpleegkundige zorg van de afdeling is onvoldoende. Met name de diversiteit, comorbiditeit en hevigheid van zorg maakt de afdeling ongeschikt als stageafdeling voor eerste- en tweedejaars HBO-V studenten

Marit Naerebout


63


64


65

Verder met de Nier Groei-wijzer Vraagstelling:

Achtergrondinformatie:

‘Welke aanpassingen zijn er nodig in de Nier Groei-wijzer volgens zorgverleners in de praktijk voor gebruik tijdens consulten met kinderen/jongeren met een chronische nieraandoening?’

Uit onderzoek blijkt dat zelfmanagementondersteuning van belang is bij jongeren met een chronische nieraandoening; jongeren worden verantwoordelijk voor hun behandeling en kwaliteit van leven wordt daardoor gunstig beïnvloedt

Methode:

Resultaten:

Door middel van kwalitatief onderzoek via focusgroepen is onderzocht welke aanpassingen zorgverleners nodig vinden in het gebruik van de Nier Groei-wijzer in de praktijk.

- Informatievoorziening - Vorm en opbouw - Doelgroep - Inhoud Nier Groei-wijzer -Domein ‘Zorg, gezondheid’

Conclusie: De zorgverleners zijn het er met elkaar over eens dat het domein ‘Zorg, gezondheid’ aangepast dient te worden met betrekking tot de lengte, formulering en relevantie van de items. Ook inhoudelijk in de Groei-wijzer zijn er aanpassingen nodig.

Evelien Polderman en Lisette van Sinttruije


66

Implementatieplan Familieparticipatie in de GGZ Hoe kan het sociale netwerk van de patiënten op de woonvorm ‘de Idahoeve’ meer betrokken worden. Familie is belangrijk voor patiënten en speelt nu geen grote rol. Wat betreft ervaringskennis of mantelzorg. Het onderzoek is uitgevoerd in de literatuur en de praktijk . De conclusie is dat familieparticipatie een win-win situatie is voor patiënt, familie en verpleegkundigen. Resultaat: aanbevelingen voor familiebeleid Janie Preesman.


67

Door : Afdeling: Praktijkbegeleiders: Scriptiebegeleider:

Rick Rietveld Leerunit Medium Care Cardiologie in het Erasmus Medisch Centrum Patrick van Stijn en Esther Schumann Christine Rietveld

Inleiding Methodiek

Resultaten Conclusie

Aanbevelingen Discussie


68


69


70


71


72

Intercollegiale toetsing Vraagstelling: “Op welke manier kunnen verpleegkundigen werkzaam op de afdeling Orthopaedie bewust gemaakt worden van zowel het eigen als elkaars handelen en hierop kritisch reflecteren met als doel verbetering van de patiëntenzorg en de ontwikkeling van de verpleegkundige als individu?” Doelstelling: “Door middel van kwalitatief onderzoek zal er een advies aangereikt worden voor het toepassen van intercollegiale toetsing aan de afdeling Orthopaedie van het Erasmus MC. Dit product zal halverwege juni 2012 aangereikt worden aan de opdrachtgever en bevat informatie en aanbevelingen voor het implementeren van intercollegiale toetsing.” Aanleiding: Na inventarisende gesprekken met de verpleegkundigen en het unithoofd van afdeling Orthopaedie, Erasmus MC bleek er behoefte aan een effectieve methode van intercollegiale toetsing die zou bijdragen aan betere kwaliteit van de patiëntenzorg. Bij een deel van de verpleegkundigen bleek een gebrek aan motivatie om hier aan bij te dragen. Methoden van onderzoek: -Literatuuronderzoek; Wat is er reeds bekend in de literatuur? -Kwalitatief onderzoek; interviews met een aantal betrokken verpleegkundigen. Resultaten: -Te weinig draagvlak -Onvoldoende succes Kort Cyclisch Verbeteren -Gebrek aan waardering

Conclusie en Aanbevelingen: -Draagvlak creëren door inzichtelijk maken van cijfers en richten op preventieverbetering -Kort Cyclisch Verbeteren opnieuw onder de aandacht brengen, één probleem per keer behandelen en SMART formuleren -Positieve insteek naar de verpleegkundigen toe en waarderen wat wél goed gedaan wordt

Laura Schafthuizen

0796234


73

Aanbevelingen voor de artsenvisite voor verpleegkundigen en arts-assistenten, Havenziekenhuis chirurgie/orthopedie. Literatuurstudie: Artsenvisite Samenwerking Communicatie Kwaliteit van zorg Rapportage tijdens de visite Belemmerende & Bevorderende factoren Aanbevelingen& Resultaten -Vast tijdstip visite -Direct uitwerken opdrachten arts-assistent - Piepers+telefoon afgeven - Nachtdienst aanvullen patiĂŤnten kar voor papieren arts - Papieren visite, privacy - Verpleegkundige voorbereiding op visite

Student: Mendy van Schanke 4e jaar HBO-V, juni 2012

Praktijkonderzoek: Kwantitatief EnquĂŞtes Verpleegkundigen 67% respons (20/30) Arts-assistenten 50% respons (3/6)

Aanbeveling Zakkaartje: 1. Algemeen welbevinden patient 2. Voeding en vocht (Smaak, reuk) 3. Uitscheiding (Frq., misselijkheid/braken) 4. Activiteiten (Mobiliseren/stappenplan) 5. Rust (Slapen, dromen) 6. Pijnbeleving (Pijnscore, wondpijn) 7. Ademhaling (Ophoesten, inhalatie) 8. Verwerking (OK/IC, ontslag) 9. Beleidsafspraken (Consulten, recepten, poli-afspraak, infuzen, drains, catheters, Zuurstof, vochtbeleid).


74

Vraagstelling “Wat zijn de belemmerende en bevorderende factoren in relatie tot het ontslagtraject op de afdelingen chirurgie/urologie van het Ikazia ziekenhuis, en welke activiteiten moeten worden ondernomen om het ontslagtraject te verbeteren, zodat de continuïteit en kwaliteit van zorg gewaarborgd blijft?”

Achtergrondinformatie

In de literatuur wordt er veel geschreven over ontslag en nazorg van patiënten die worden ontslagen uit het ziekenhuis. Het ontslag uit het ziekenhuis is een proces en niet een op zichzelf staande gebeurtenis. Het is belangrijk dat patiënten en eventueel hun naasten al tijdens de opname betrokken worden bij de zorg en de voorbereiding op het ontslag. Dit zorgt ervoor dat patiënten op het juiste moment van hun behandeling met voldoende kennis worden ontslagen uit het ziekenhuis (Shepperd et al. 2010). Wanneer patiënten niet goed geïnformeerd met ontslag gaan, kunnen in de thuissituatie problemen optreden. Dit kan tot gevolg hebben dat zij onzeker of angstig worden. Vaak komen pas in de thuissituatie allerlei praktische vragen naar boven (ten Have 2006). Wetenschappelijk onderzoek heeft aangetoond dat de continuïteit van zorg en de kwaliteit van de ontslagbegeleiding vanuit ziekenhuizen verbeterd kan worden als de ontslagvoorbereiding van patiënten op een gestructureerde wijze wordt aangepakt (Moons & Steeman 2001).

Beschrijvend kwantitatief, cross-sectioneel onderzoek. 30 verpleegkundige enquêtes Respons: 76% 6 patiënten: Telefonische enquête 21 patiënten: Patiënt tevredenheid onderzoek geanalyseerd.

Lisette Scheele – Ikazia ziekenhuis – Hogeschool Rotterdam – Juni 2012


75

Vraagstelling: Wat zijn de gevolgen van de werkwijze van Het Dorp met betrekking tot het zorginhoudelijke deel en de rol als werknemer hier in?

Methode: De methode die gebruikt zijn om de hoofdvraag te onderzoeken is eerst een literatuurstudie te doen, dit ter voorbereiding en verkenning van het onderwerp. Deze zijn gezocht via databanken en daarna geanalyseerd op basis van relevantie. Na de literatuurstudie zijn er enquêtes verspreid en zijn er korte interviews gehouden met de medewerkers. De enquêtes zijn geanalyseerd met Excel. De interviews zijn onder verdeeld in categorieën.

Achtergrondinformatie: Door toenemende zorg, moeten er organisatorisch veranderingen plaats vinden. Careyn bedacht hiervoor, Het Dorp. Zo worden de wijkverpleegkundige weer de spil van de zorgverlening in de buurt wordt. Hierbij staat eigen regie van de cliënt hoog in de prioriteitenlijst. Het Dorp bestaat uit een team. Een team heeft ongeveer 20 personen van verschillende niveaus De vraag van de opdrachtgever is of deze nieuwe vorm van werken wel aansluiting heeft bij het team. Ik ga onderzoek doen naar wat de medewerkers. Hierbij richt in mij op de vraag of de medewerkers over willen stappen van team en of ze bereid zijn andere tijden te gaan werken. Maar ook hoe de medewerkers de mantelzorgers meer zouden kunnen betrekken bij de zorgverlening.

Conclusie: Uit het onderzoek blijkt de verpleegkundige en verzorgende wel willen veranderen maar staan wat sceptisch tegen over Het Dorp. Dit omdat het van uit de organisatie moet. Ze vinden alles goed gaan zo als het nu gaat, waarom zou je dat willen veranderen? Wel willen ze gaan kijken naar een andere taakverdeling. De medewerkers vragen zich af of het wel gaat om de continuïteit van de zorg en of dit niet gaat om de flexibiliteit van de medewerkers. Uit de literatuurstudie blijkt dat je flexibel moet zijn om een zelfsturend team te worden. Flexibel willen de medewerkers best zijn maar niet als het om team switchen gaat.

Tessa Schneider 0812497


76

Methode: Vraagstelling: Wat is er in de praktijk te zien van de factoren die van invloed zijn op protocol adherence onder verpleegkundigen op de afdelingen 3 en 10 Zuid IC in het Erasmus MC, zoals gevonden in de literatuur?’

Tijdens het praktijkonderzoek zijn alle data verzameld d.m.v. observaties op de afdelingen 3 & 10 Zuid IC specifiek gericht op de bronchiaal toilet procedure. De observaties zijn gedaan door het observeren via de monitor m.b.v. observatieformulieren. Tijden de onderzoeksperiode zijn er vijf dagen geobserveerd. De observaties zijn geanalyseerd d.m.v. de kwantitatieve dataanalyse, m.b.v. Excell en SPSS zijn de gegevens verwerkt.

Achtergrondinformatie: Binnen de Intensive Care afdelingen in het Erasmus MC vindt er een onderzoek plaats waarbij er onderzocht wordt of het toevoegen van steriele handschoenen aan de bronchiaal toilet procedure een reductie van het aantal exogene sputumkolonisaties geeft. Om betrouwbare en valide resultaten te krijgen, moet de protocol adherence onder de verpleegkundigen met betrekking tot de bronchiaal toilet procedure goed zijn.

Joyce van Seters

Resultaten/ervaringen:

Individuele conclusie:

Op de afdeling 3 Zuid IC werd de bronchiaal toilet procedure in de meeste gevallen door één persoon uitgevoerd. Het schort en handschoenen werd in bijna 100% van de uitgevoerde handelingen gebruikt. Echter het masker werd maar voor 30% gebruikt. De materialen bleven in driekwart van alle uitgevoerde handelingen steriel en/of schoon.

Er komen een aantal belangrijke factoren naar voren die van invloed zijn op de protocol adherence. De handeling werd vaak door 1 persoon uitgevoerd, waardoor er vaak handelingen uit het protocol niet werden uitgevoerd. daarnaast heeft de ervaring van de verpleegkundigen invloed. De protocol adherence is op 3 Zuid redelijk goed.

Tijdens het praktijkonderzoek was er één beperking dat van invloed was op de resultaten, namelijk dat het wassen en desinfecteren van de handen niet goed geobserveerd kon worden. Hierdoor kan hier geen goede uitspraak over gedaan worden.

Gezamenlijke conclusie: Op de afdelingen 3 & 10 Zuid houdt ruim de helft van de verpleegkundigen zich niet aan het studieprotocol ‘Bronchiaal Toilet’. Concluderend kan er gezegd worden dat de protocol adherence op beide afdelingen nog verbeterd kan worden.


77


78


79

Signaleringsplannen Een middel om agressie te verminderen en te voorkomen Vraagstelling

Methode onderzoek

Hoe ziet het beleid eruit rondom het gebruik van signaleringplannen op de afdeling ouderenpsychiatrie Nieuwe Binnenweg, 1e etage gesloten opname, zodat het implementeerbaar, uitvoerbaar en continueerbaar is voor de afdeling?

- Focusgroep - Vragen en stellingen - 3 verpleegkundige, 1 arts, 1 psychiater, teamleidster

Achtergrondinformatie - Afdeling ouderenpsychiatrie Nieuwe Binnenweg - Regelmatig agressie - Signaleringsplannen niet eerder ge誰mplementeerd

Conclusie Signaleringsplannen zijn effectief, maar de afdeling is niet geschikt voor het opstellen van het gehele plan. Aanbevelingen

Afstudeeropdracht Kelly Slikboer Juni 2012

- Multidisciplinair overleg - Theoretische informatie (klinische les, handvaten) - Methode opstellen (verantwoordelijk, geschikt, 7-stappenplan, fasenmodel) - Continuering (afsprakenmap, evalueren) - Bijeenkomst team referentiekader agressie - Onderzoek motivatie team


80


81


82

Achtergrondinformatie De SDQ is een vroegsignaleringsinstrument dat gebruikt wordt om psychosociale problemen bij kinderen op te sporen. Onderzoek toont aan dat het een werkbaar instrument is dat in alle culturen gebruikt kan worden. Sinds het schooljaar 2011-2012 is binnen het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) de SDQ geïntroduceerd voor ouders en kind. Voor de verpleegkundigen van het CJG, in de leeftijdscategorie 4-19, is dit een nieuw signaleringsinstrument. Een introductie van een nieuw instrument vergt verdieping en instructie van hoger hand. Vraagstelling Wat zijn de voor- en nadelen van het gebruik van de SDQ voor verpleegkundigen en kinderen tijdens het PGO gesprek in het reguliere basisonderwijs in Rotterdam Delfshaven en wat kan de verpleegkundige voor bijdrage leveren om de functie van de SDQ te vergroten? Methode van onderzoek Om de vraagstelling te beantwoorden heb ik een literatuuronderzoek gedaan. Aan de hand van wetenschappelijke literatuur heb ik getracht evidence – based antwoord te geven op de vraagstelling. Verder is de vraagstelling meegenomen in een kwalitatief onderzoek. Aan de hand van het afnemen van interviews bij vijf verpleegkundigen die allen werkzaam zijn met de SDQ zijn de data verzameld die gebruikt zijn voor dit onderzoek. Alle interviews zijn opgenomen door middel van een dictafoonprogramma op een mobiele telefoon. Alle informatie uit deze interviews is letterlijk uitgewerkt op papier. Hierna werd per vraag gecodeerd welke data relevant zouden zijn voor de resultaten. De hieruit gecodeerde data werden gegroepeerd tot een woordenlijst. De woordenlijst heeft als lijdraad gediend voor het verwerken van de resultaten. Conclusie De SDQ is een betrouwbaar vroegsignaleringsinstrument en zou toepasbaar zijn in alle culturen. In de praktijk blijkt dat de verschillende culturen juist voor problemen zorgen. Ouders spreken de Nederlandse taal niet altijd en kunnen hierdoor de SDQ niet invullen. Ook is het voor verpleegkundigen niet duidelijk wat er nu precies wordt beoogd met de SDQ. Vanuit de organisatie zouden zij graag meer instructie willen. De organisatie heeft geen implementatieproces vooraf laten gaan aan de introductie van de SDQ. De verpleegkundigen zijn van mening dat dit wel van belang zou zijn geweest en hopen dat bij een volgende innovatie er wel een implementatieproces aan vooraf gaat. 1. 2. 3.

4. 5.

Aanbevelingen De SDQ moet door leerkrachten worden ingevuld en moet worden gericht op de nieuwe werkwijze KIEN. Het zou hierbij als een signaleringsinstrument gebruikt worden. Kinderen met een abnormale score krijgen contactmomenten. De SDQ moet in meerdere talen worden aangeboden om ouders met een taalbarrière tegemoet te kunnen komen. Het is van belang dat een innovatie aan de hand van een implementatieproces wordt ingevoerd. De organisatie moet hierin de leiding nemen en ervoor zorgen dat het proces succesvol verloopt. Hierbij dient meer instructie en uitleg gegeven te worden richting de verpleegkundigen over het belang van de SDQ. Een evaluatiemoment aan het eind van het schooljaar inlassen om te bespreken waar knelpunten liggen. Tips/adviezen moeten worden uitgewisseld en er dienen instructies van hoger hand te komen om effecten te optimaliseren. In de uitnodigingsbrief duidelijk te vermelden wat er met de SDQ wordt beoogd en wat ouders er zelf aan kunnen doen om de response en betrouwbaarheid te vergroten.


83


84

Vraagstelling: ‘In welke mate heeft het toepassen van Sensomotorische Integratie therapie effect op de gedragsproblematiek bij dementerende ouderen?’.

Methoden: - CMAI - ASP - SMI

Interventies: - Badderen - Schommelen - Gewichtdeken

70 60 50 40 30 20 10

Verbaal geagiteerd gedrag Fysiek niet-agressief gedrag Agressief gedrag

Conclusie: - beschikbare literatuur - per deelnemer - aanbevelingen

0

Daphne Visser 0808933


85

Dide Vlaanderen 0813508

Verpleegkundige verslaglegging ‘Een onderzoek naar de kwaliteit en verbetermogelijkheden van de verpleegkundige rapportage’ In opdracht van afdeling oncologie/hematologie in het Sint Franciscus Gasthuis Rotterdam en de Hogeschool Rotterdam Hoofdvraag Aan welke eisen moet een digitale verpleegkundige rapportage voldoen, om kwaliteit en continuïteit van zorg te kunnen waarborgen op de afdeling oncologie/hematologie in het Sint Franciscus Gasthuis te Rotterdam? Methode van onderzoek Een literatuurstudie naar eisen en richtlijnen van een verpleegkundige rapportage. Analyse van de huidige rapportages op de afdeling oncologie/hematologie Enquête om inzicht te krijgen in meningen, standpunten en ervaringen doelgroep

Conclusie/resultaten Enquête vraag 9

Er is geen structuur Te veel, spelfouten, vakjargon, subjectieve informatie, overbodige informatie en/of missende informatie Ervaringen/aanbevelingen Knelpunten Leerproces Gebruik zakkaartje Verder onderzoek


86

Metaboolscreening Vraagstelling: Welke kennis hebben de verpleegkundigen van afdeling LB3 van Bavo Europoort over het metaboolsyndroom en hoe kunnen ze de metaboolscreening structureel in gaan zetten, om zo het risico op het ontwikkelen van het metaboolsyndroom bij patiënten met schizofrenie te verminderen?

Methode: De afstudeerscriptie bestaat uit een literatuurverkenning en een kwalitatief praktijkonderzoek. Binnen de literatuurverkenning heeft de student informatie gezocht over het metaboolsyndroom en hoe men deze op kan sporen. Aan de hand van de uitkomsten uit de literatuurverkenning heeft de student interviewvragen opgesteld en interviews gehouden op de afdeling waar de student werkt. De resultaten van de literatuurverkenning en interviews zijn vervolgens met elkaar vergeleken. Op basis hiervan is er een conclusie getrokken en zijn er aanbevelingen aan de praktijk gedaan.

Resultaten: Het metaboolsyndroom komt bij patiënten met schizofrenie vaker (40%) voor vergeleken met de algemene bevolking (24%). Van der Kellen (2010) heeft een instrument ontwikkeld om het metaboolsyndroom op te sporen: Verpleegkundige Monitoring bij gebruik van Antipsychotica. De verpleegkundigen op de afdeling hebben weinig kennis van het metaboolsyndroom, waardoor men ook het syndroom niet herkent op de afdeling. Ze geven echter aan het van belang te vinden dat er meer aandacht komt voor het metaboolsyndroom

Conclusie: De verpleegkundigen van afdeling LB3 van Bavo Europoort blijken weinig kennis van het metaboolsyndroom te hebben, maar zien wel het belang van een metaboolscreening in. Uit de literatuur is gebleken dat er verschillende meetinstrumenten zijn die verpleegkundigen kunnen gebruiken om het metaboolsyndroom op te sporen. Om een structurele metaboolscreening in te zetten op de afdeling is er een implementatieplan nodig waarin er allereerst aandacht wordt gegeven aan het vergroten van de kennis bij de verpleegkundigen.

Achtergrondinformatie: Afdeling LB3 is een onderdeel van de GGZ-instelling Bavo Europoort. Op de afdeling wordt langdurige & herstelondersteunende zorg geboden aan voornamelijk patiënten met schizofrenie. Er is sprake van het metaboolsyndroom als er bij een persoon drie van de volgende vijf symptomen aanwezig zijn: Overgewicht, verhoogde bloeddruk, verhoogde triglyceride waarden, verlaagde HDL- cholesterolwaarde . en verhoogde nuchtere glucose waarden.

Eunice ten Voorde, leerling- verpleegkundige bij Parnassia Bavo Groep


87

Welke alternatieven ter vermindering van separatie kunnen geïmplementeerd worden binnen het Klinisch Centrum Acute Psychiatrie te Den Haag. Dit onderzoek heeft plaatsgevonden op het Klinisch Centrum Acute Psychiatrie, onderdeel van Parnassia te Den Haag. Het KCAP is een psychiatrische opnameafdeling met 54 bedden waar jaarlijks 1300 opnames plaatsvinden. Het multidisciplinaire team bestaat uit ongeveer 100 personeelsleden waarvan driekwart verpleegkundigen. De procedure van de gegevensverzameling vond plaats door middel van het afnemen van een halfgestructureerd interview. De respondenten zijn allen man en variëren in de leeftijd van 28 tot 50 jaar oud. De werkervaring in de psychiatrie van de respondenten is drie tot dertig jaar. Zij zijn allen afgestudeerd verpleegkundige en in ploegendienst werkzaam op afdelingen binnen het KCAP.

De student kan na dit onderzoek concluderen dat men zich (inter)nationaal bezig houdt met het terugdringen van dwang en drangmaatregelen. Er zijn vele alternatieven beschikbaar en deze blijken in de praktijk effectief. Daar er wel rekening met de randvoorwaarden moet worden gehouden om een geslaagd implementatieplan te creëren. Multidisciplinair en planmatig denken en handelen omtrent terugdringen dwang en drang zijn belangrijke uitgangspunten van dit onderzoek. Dit heeft geleid tot een stel aanbevelingen aan het team, het management en de werkgroep dwang en drang van het KCAP. Verder heeft de student heeft een hand-out ontwikkeld waarbij evaluatie van dwang en drang maatregelen met patiënten centraal staat. Vanuit deze basis en naar aanleiding van dit onderzoek kan vervolgonderzoek worden gedaan naar effectiviteit hiervan.

Jordi Waaijer Maatwerkstudent Verpleegkunde Hogeschool Rotterdam


88

Sigrid Waasdorp 0806307

Zorgzwaarte unit transplantatie en vaatchirurgie Probleemstelling & achtergrond: In 2017 zal het nieuwe ziekenhuis openen. Het nieuwe Erasmus MC heeft enkel eenpersoonskamers. Door demografische, economische en sociaal-culturele ontwikkelingen in de maatschappij, zal het profiel van de zorgvrager veranderden. De patient wordt kritischer en heeft meer uitgesproken wensen ten aanzien van de aard en kwaliteit van de geboden zorg. Om mee te gaan met de toekomst en op een verwachte zorgzwaarte stijging te kunnen anticiperen werkt het Erasmus MC aan vele vernieuwingen. Zoals vraaggerichte zorg en digitalisering van de zorg. Om het effect van deze vernieuwingen op de zorgzwaarte te meten zal de huidige manier van zorgverlening op afdeling 9 noord eerst onderzocht moeten worden. Om dit te kunnen doen zal eerst vastgesteld moeten worden welk meetinstrument het meest geschikt is om een meting naar zorgzwaarte te doen. Zodat er uiteindelijk interventies ontwikkeld kunnen worden om de zorgzwaarte te beïnvloeden. Vraagstelling: Met welk meetinstrument kan de huidige zorgzwaarte op 9 noord objectief gemeten worden? Methode: Voor de literatuurstudie zijn wetenschappelijke publicaties en boeken gebruikt uit de databanken en mediatheek van de Hogeschool Rotterdam. De leidraad voor de literatuur is opgesteld aan de hand van deelvragen. Het praktijkonderzoek bestond uit een kwantitatief onderzoek door middel van een enquête. Het type onderzoek was een Survey onderzoek. Om zoveel mogelijk respons op de enquêtes te krijgen zijn de respondenten persoonlijk benaderden gevraagd de vragenlijst in te vullen. De kwantitatieve gegevens zijn verwerkt in Excel. Belangrijkste Resultaten: Definitie zorgzwaarte ’ zorgzwaarte is een begrip dat iets zegt over de manier waarop een verpleegkundige haar werk ervaart. Zogzwaarte wordt bepaald door een aantal objectieve kenmerken zoals de inhoud van het werk, de omstandigheden waaronder het werk wordt verricht, intercollegiale verhoudingen en arbeidsvoorwaarden. Daarnaast kenmerkt zorgzwaarte zich door een aantal subjectieve werkbelevingskenmerken. Beide soorten kenmerken bepalen samen de mate van zorgzwaarte’ Gevonden meetinstrumenten: Nursing Activities Score, therapeutische interventie Scoring systeem, Rafaela en San Joaquin. Uit de literatuur is er nu geen meetinstrument bruikbaar voor de unit transplantatie en vaatchirurgie. Uit de enquête komen de volgende belangrijkste punten naar voren: Drie van de dertien respondenten kent een meetinstrument naar zorgzwaarte. Deze instrumenten zijn de TISS en de NASS. Er is geen verschil tussen MBO of HBO. De respondenten vinden de volgende aspecten belangrijk in een meetinstrument naar zorgzwaarte. Op chronologische volgorde: 1. Dagelijkse ADL 2. Verpleeg- technische handelingen 3. Psychosociale zorg en personele bezetting 4. Medicatie 5. Artsen visite lopen 6. Leerling begeleiden 7. Vervoer 8. Technisch


89


90


91

Hartdepressie

‘Welke richtlijnen kunnen opgesteld worden voor de verpleegkundigen van de afdeling Cardiologie in het Maasstad ziekenhuis voor de begeleiding van patiënten die een hartinfarct doorgemaakt hebben, ter preventie of reductie van angst en depressie?’

Achtergrondinformatie

Een hartpatiënt die kampt met angst of depressieve klachten, herstelt minder goed dan iemand die wel lekker in zijn vel zit na een hartinfarct. De invloed is zelfs zo groot, dat de eerste patiënt een bijna drie keer grotere kans heeft om dood te gaan aan complicaties of een nieuw hartinfarct. Het ontstaan van angst en depressie heeft te maken met gedrag gerelateerde en biologische mechanismen.

Methode Literatuurstudie Kwalitatief onderzoek onder Conclusie postinfarct patiënten. Begeleiding van postinfarct patiënten is nodig om het fysieke, psychologische en sociale Resultaten functioneren van de patiënt te De kwaliteit van de optimaliseren. Richtlijnen die verpleegkundige hiervoor opgesteld kunnen worden begeleiding zijn: verbeterd wanneer - Voldoende zij volgens de informatievoorziening, naast de richtlijnen werken. infarct map. Daarnaast is angst en - Psychosociale begeleiding, wees depressie na een bewust van depressie en angst. hartinfarct niet meer - Toon empathie. onderbelicht. - Betrek de partner bij het proces. - Vervolgtraject is belangrijk: follow-up: bel ronde en bij ontslag meegeven van telefoonnummer van de afdeling.

Marjan van der Wiel 0805412


92


93


94

Colofon Hogeschool Rotterdam Rochussenstraat 198 3015 EK Rotterdam www.hogeschoolrotterdam.nl Vormgeving: Grafi Offshore, Willemstad Rotterdam, Juli 2012


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.