Jaaroverzicht 2015 KC Innovatie van Zorgverlening HU

Page 1

JAAROVERZICHT 2015 KENNISCENTRUM INNOVATIE VAN ZORGVERLENING


2


/ VOORWOORD

1

GEZONDHEID IS ONS HOOGSTE GOED

Steeds meer burgers vinden het belangrijk zelf dingen te doen of te laten om zo lang mogelijk in eigen regie te kunnen functioneren. En steeds vaker ontplooien zorgverleners en partijen in de zorg initiatieven om dat mogelijk te maken. Daarbij benutten ze de technische en digitale hulpmiddelen die passen in deze tijd.

Dat gaat niet vanzelf. Daarvoor is nieuwe kennis nodig. Ons Kennis­centrum Innovatie van Zorgverlening loopt voorop in het creëren daarvan. In samenspraak met stakeholders in de regio Utrecht en daar­buiten ontwikkelt het kenniscentrum innovaties die zelfredzaam­ heid ­écht in de zorg doen landen. Dat wordt gezien. Door subsidieverstrekkers die vernieuwingsprojecten faciliteren. Zoals het project dat oplossingen zoekt voor het verminderen van terugval na revalidatie van mensen met chronische pijn. Of het project waarbij patiënten die wachten op een openhartoperatie, in een groot aantal hartcentra door een verpleeg­ kundige goed worden voorbereid zodat latere complicaties voorkomen kunnen worden. Of door de gemeente Utrecht die graag met ons samenwerkt om het concept van de ‘gezonde stad’ te realiseren. Of in onze deelname aan het nationale preventieprogramma ‘Alles is gezondheid’. Zo leiden wij op. Door de nieuwe inzichten uit onderzoek steeds beter te integreren in onze curricula. En door steeds meer studenten en docenten te laten participeren in de onderzoekslijnen van ons kenniscentrum. Zo raken zij vertrouwd met de eenheid van praktijk, onderzoek en onderwijs die ons als University of Applied Sciences kenmerkt. In dit jaarverslag 2015 vindt u een staalkaart van de resultaten van ons Kenniscentrum Innovatie van Zorgverlening. Als uitnodiging om met ons samen te werken. En ter inspiratie voor onze gezamenlijke inspanning om de zorg up-to-date te houden én toekomstbestendig te maken. Harm Drost, directeur Faculteit Gezondheidszorg

3


INHOUDSOPGAVE

4

1 Voorwoord

03

2

De cijfers van 2015

05

3

Alles is gezondheid

6

4 Benoemingen

11

5

Nieuw onderzoek

14

6

Afgeronde projecten

20

7

Prijzen & subsidies

25

8 Afscheid

32

9 Welkom

37


DE CIJFERS VAN 2015 • 5 LECTORATEN • 5 LECTOREN • 84 KENNISKRINGLEDEN

2

• 35 WERKZAME PROMOVENDI AAN DIVERSE UNIVERSITEITEN • 68 WETENSCHAPPELIJKE PUBLICATIES • 98 PUBLICATIES VOOR PROFESSIONALS • 145 PRESENTATIES VOOR PROFESSIONALS • 74 PRESENTATIES OP CONGRESSEN • 479 BACHELOR- EN MASTERSTUDENTEN MEEGEWERKT AAN ONDERZOEK

5


/ ALLES IS GEZONDHEID

KENNISCENTRUM SPIL IN CAMPAGNE ‘ALLES IS GEZONDHEID’ BINNEN HU Hogeschool Utrecht (HU) heeft zich in september verbonden aan het nationale preventieprogramma ‘Alles is gezondheid’. De hogeschool zet de expertise van het Kenniscentrum Innovatie van Zorgverlening in. De HU belooft zich in te zetten voor een brede maatschappelijke aanpak van preventie van gezondheidsproblemen, in het bijzonder om de groei van het aantal chronisch zieken te keren en gezondheidsverschillen tussen groepen mensen te verkleinen. Tijdens de ondertekening op 10 september 2015 hield faculteitsdirecteur Harm Drost een toespraak. Daarin onderstreepte hij het belang van het begrip zelfredzaamheid binnen het kenniscentrum. Het praktijkgericht onderzoek van het kennis­centrum heeft namelijk tot doel om de beroepspraktijk te ondersteu­ nen met evidence-based methoden en technieken om de zelfredzaamheid van patiënten en cliënten te behouden en te verbeteren. Het onderzoek is erop gericht mensen met een ziekte langer zelfstandig en zelfredzaam te laten zijn. De verschillende lectoraten van het kenniscentrum voeren de volgende activi­ teiten uit om het preventieprogramma te ondersteunen. Chronisch Zieken Het onderzoek van het lectoraat Chronisch Zieken focust op ouderen met meerdere chronische aandoeningen, die thuis wonen of die in ziekenhuizen worden opgenomen. Centraal staat de verpleegkundige zorg gericht op het voorkomen van functieverlies. Vroegsignalering van risico’s, preventie en het versterken van het zelfmanagement staan hierbij voorop. Leefstijl en Gezondheid De relatie tussen fysieke activiteit en fitheid, en de factoren die die relatie beïnvloeden, is waar het lectoraat Leefstijl en Gezondheid zich op richt. Daarbij wordt specifiek gekeken naar mensen waarbij gezondheidsrisicofactoren spelen en mensen met (chronische) aandoeningen. Het lectoraat levert kennis over 6


3

secundaire preventie bij rolstoelgebonden kinderen, kinderen met langdurige beperkingen en mensen die na beroerte thuis zijn blijven wonen.

Technologie inzetten Het lectoraat Vraaggestuurde Zorg onderzoekt de mogelijkheden en beperkingen van technologie in de zorg. Met bouwkundige en technologische aan­­passingen kunnen mensen met dementie, met COPD of met een verminderd gezichts­­ vermogen langer thuis blijven wonen, of kunnen diabeten zelf hun bloedsuiker­ waarden doorgeven aan een zorgprofessional op afstand. Technologie kan op deze manier de zorgkosten verminderen, en mensen langer zelfstandig laten functioneren. Empowerment Het lectoraat Innovatie van Zorgprocessen in de Farmacie onderzoekt hoe de farmaceutische gezondheidszorg haar innovaties het best kan verspreiden (dissemineren), zodat de patiënt er voordeel van heeft. Het onderzoek richt zich op ‘empowerment’ van de patiënt: diens behoefte aan medicatie én ­informatievoorziening moet centraal staan en beantwoord worden, zodat diens therapietrouw en zelfredzaamheid toenemen. Communicatieve zelfredzaamheid Het lectoraat Logopedie: participatie door communicatie richt zich ten slotte op mensen met een beperkte communicatieve redzaamheid. Er wordt onder­ zoek gedaan naar vroegsignalering van kinderen met taalachterstanden, met als doel preventie van leerproblemen, en het voorkomen van miscommunicatie tussen volwassenen met een taalstoornis als gevolg van een beroerte en hun partners, kinderen en zorgverleners. Alles is gezondheid Alles is gezondheid is het Nationaal Programma Preventie waarin partijen afspraken maken en gezamenlijk acties ondernemen met betrekking tot de preventie van gezondheidsproblemen. Onder andere de Longalliantie Nederland, Vision 2020 Netherlands en Figon hebben zich eveneens verbonden aan het programma.

“HET ONDERZOEK ONDERSTEUNT DE BEROEPSPRAKTIJK IN HET STREVEN NAAR ZELFREDZAAMHEID” 7


Harm Drost ondertekent de pledge Alles is gezondheid

“ALLES WAT HET KENNISCENTRUM DOET IS EVIDENCE-BASED” 8


9


“OM DE BEST MOGELIJKE ZORG TE VERLENEN MOET DE LOGOPEDIST EVIDENCE-BASED HANDELEN”

10


/ BENOEMINGEN

ORATIE ELLEN GERRITS

4

Op 7 september 2015 aanvaardde Ellen Gerrits haar benoeming tot hoogleraar Logopediewetenschap aan Universiteit Utrecht door haar inaugurale rede uit te spreken, getiteld ‘Van logopedische praktijk naar logopediewetenschap’.

Er was grote belangstelling voor de oratie, waardoor het niet mogelijk was iedereen te plaatsen in de Aula van het Academiegebouw. Gelukkig was er de mogelijkheid om de oratie via een videoverbinding in een andere zaal te volgen. Na de entree onder orgelbegeleiding van pedel en cortège en het welkom van rector magnificus prof. dr. Bert van der Zwaan was het woord aan Ellen. Ellen startte haar oratie met het benoemen van de communicatieve beperkin­ gen die patiënten met logopedische stoornissen ervaren. De hulp van de logopedist is daarom voor velen onmisbaar. Maar om de best mogelijke zorg te verlenen moet een logopedist zich bedienen van het best beschikbare ­ bewijs voor een behandeling, met andere woorden: de logopedist moet evidence-based handelen. Het ontwikkelen van het wetenschappelijk bewijs voor de logopedische behandeling, specifiek gericht op kinderen met taal­­ ontwikkelingsstoornissen, is de leeropdracht van de leerstoel. Op dit moment is er nog weinig wetenschappelijke onderbouwing voor het logopedisch handelen. Ellen vergeleek het beschikbare bewijs voor logopedie met dat voor fysiotherapie en wees op grote verschillen: er zijn 22.000 randomi­ zed controlled trials (rcts) op het gebied van fysiotherapie gepubliceerd, ten opzichte van 622 in het logopedische veld. Een oorzaak van dit ontbrekende bewijs zou gezocht kunnen worden in het ontbreken van een sterke onderzoeks­ ­traditie. Andere aan logopedie gelieerde disciplines, zoals kno, neurologie en linguïstiek, hebben een veel sterkere onderzoekstraditie, ook in de opleiding. Daarnaast speelt het onderwijscontinuüm een rol. Waar logopedisten eerst alleen als bachelor werden opgeleid, kunnen zij nu onderzoeksvaardigheden op logopedisch vakgebied leren in de master Logopediewetenschap. Met de aanstelling van een hoogleraar is het mogelijk om promovendi op te leiden tot onderzoekers, en wordt het continuüm op logopedisch gebied volledig gevuld.

11


Ellen onderstreepte het belang van het genereren van wetenschappelijk bewijs: effectieve en transparante zorg verlenen, het vertrouwen van verwijzers winnen en het beroep verder innoveren en ontwikkelen. Ellen ondersteunde de argumenten met voorbeelden van recent uitgevoerd en nog lopend onderzoek. Ondanks de status van ‘gouden standaard’ is het uitvoeren van een rct niet de enige methode om evidentie vast te leggen, onderstreepte Ellen. Door de vele beïnvloedende factoren is het uitvoeren van een rct een uitdaging voor het logopedische veld. Een goed uitgevoerde studie op een lager evidentieniveau levert ook evidentie en is voor de praktijk net zo waardevol. Een voorbeeld hiervan is het ‘single subject research design’, waarbij patiënten langere tijd gevolgd worden voor, na en tijdens de interventie. Zo kan de invloed van de interventie goed vastgelegd worden. Desondanks worden deze studies vaak niet meegenomen in systematic reviews en meta-analyses. Niet alleen het ontwikkelen van kennis, ook het verspreiden van wetenschap­ pelijke kennis is volgens Ellen een belangrijk aandachtspunt. Zij verwacht dit te gaan doen door de sterke verbinding die de leerstoel heeft met het lectoraat Logopedie: participatie door communicatie aan Hogeschool Utrecht, de oplei­ dingen Logopedie en Logopedie­­wetenschap en de vele partners in de praktijk. Zij uitte haar dank aan iedereen die de leerstoel mogelijk gemaakt heeft, waaronder de NVLF. Zij sloot af met de woorden ‘ik heb gezegd’ en verliet onder luid applaus en een staande ovatie de zaal. Op de receptie was er gelegenheid om Ellen te feliciteren en de dag met een drankje en hapje af te sluiten. Prof. dr. Ellen Gerrits is sinds 2010 lector Logopedie aan Hogeschool Utrecht. In 2014 werd zij hoogleraar Logopediewetenschap. Ze is spraak-taalpatholoog en logopedist. De leerstoel is ondergebracht bij de onderzoeksgroep Language processing and language pathology in het Utrecht Institute of Linguistics OTS in het departement Talen, Literatuur en Communicatie van de faculteit Geestes­­ wetenschappen van de Universiteit Utrecht.

12


HIGH RES. STAANDE FOTO AANLEVEREN

“EEN GOED UITGEVOERDE STUDIE OP EEN LAGER EVIDENTIENIVEAU LEVERT OOK EVIDENTIE”

13


/ BENOEMINGEN

HELIANTHE KORT IS VISITING PROFESSOR IN COVENTRY Sinds 2014 werkt Hogeschool Utrecht samen met Coventry University in een internationaal kennisuitwisselingsproject. In vervolg daarop is prof. dr. Helianthe Kort, lector Vraaggestuurde Zorg, in 2015 benoemd tot visiting professor. Kort is voor drie jaar aangesteld op uitnodiging van het Centre for Technology Enabled Health Research (CTEHR) van Coventry University, het instituut ­waaronder het programma COMODAL valt. COMODAL is een afkorting voor Consumer Models for Assisted Living. Dit projectteam bracht in mei 2014 een bezoek aan Hogeschool Utrecht in het kader van het kennisuitwisselingsproject. De COMODAL-groep richt zich op mensen in de leeftijdscategorie tussen 50 en 70 jaar. De groep onderzoekt de vraag welke elementen belemmeringen vormen voor de ontwikkeling van de consumentenmarkt voor eHealth. Daarnaast ontwikkelt de COMODAL-groep businessmodellen, via samen­­ werking met consumenten, de industrie en de derde sector om de technologie toegankelijk en consumentvriendelijk te maken. Tot de taken van Helianthe Kort als visiting professor behoort een jaarlijkse lecture in Coventry. Ook zal zij op uitnodiging plaatsnemen in twee super­ visorteams voor PhD’s, waarin zij optreedt als derde promotor of adviseur. Bovendien zal Kort optreden als supervisor van PhD-kandidaat Susan Aspinall. Titel van dit onderzoek is: Investigating the Potential Value of eHealth Applications to Support Selfmanagement of Mild Cognitive Impairment in Older Adults.

14


15


16


/ NIEUW ONDERZOEK

5

ACADEMISCHE WERKPLAATSEN LEIDSCHE RIJN

Zonder verbinding met de praktijk is praktijkgericht onderzoek weinig zinvol. Daarom werken verschillende onderzoekers van het Kenniscentrum Innovatie van Zorgverlening in zogenoemde Academische Werkplaatsen van de Leidsche Rijn Julius Gezondheidscentra. Leidsche Rijn Julius Gezondheidscentra (LRJG) is een zorginstelling met vijf vestigingen in het Utrechtse stadsdeel Leidsche Rijn. Bewoners kunnen er terecht voor eerstelijns zorgverleners, zoals huisartsen, praktijkverpleegkundi­ gen en fysiotherapeuten. LRJG is bovendien een zogenoemde academische praktijk. Dat betekent dat de instelling niet alleen uitstekende zorg wil bieden, maar die zorg ook wil verbeteren door middel van innovatie en wetenschap­ pelijk onderzoek. LRJG werkt daarom samen met onder meer Hogeschool Utrecht en het UMC Utrecht.

Daarmee vormt LRJG als het ware een proeftuin voor de lectoraten van het Kenniscentrum Innovatie van Zorgverlening. Vier onderzoekers uit twee lecto­ raten zijn werkzaam in LRJG. Zij brengen hun onderzoeksresultaten naar de praktijk, door samenwerking met en training van professionals in zogenoemde Academische Werkplaatsen, waar ook docent-onderzoekers van onder meer de HU aan verbonden zijn. Ook vindt de opgedane kennis een weg in de curricula voor studenten die participeren in onderzoek of stage lopen in de LRJG.

“DE ACADEMISCHE PRAKTIJK LRJG VORMT EEN PROEFTUIN VOOR ONDERZOEKERS VAN HET KENNISCENTRUM”

17


LECTORAAT LEEFSTIJL EN GEZONDHEID Sinds 2014 is het lectoraat Leefstijl en Gezondheid verbonden aan de Academische Werkplaats eerstelijns Fysiotherapie (AWF Utrecht) binnen LRJG, in een unieke samenwerking met de leerstoel Fysiotherapie­ wetenschap van het UMC Utrecht en Fontys Paramedische Hogeschool. Er zijn drie inhoudelijke teams geformeerd waarbinnen fysiotherapeuten ­samenwerken met onderzoekers om de zorg beter en transparanter te maken. Edwin de Raaij en François Maissan, onderzoekers bij het lectoraat Leefstijl en Gezondheid, werken bijvoorbeeld samen met de fysiotherapeuten van het team rug-, nek- en schouderklachten om te komen tot een gefundeerde keuze van meetinstrumenten en een hoogwaardig en eenduidig zorgaanbod te reali­ seren. Centraal daarin staat het klinisch redeneren; binnen het lectoraat Leefstijl en Gezondheid en het Instituut voor Bewegingsstudies van de HU wordt daar veel aandacht aan besteed. Dankzij participatie van studenten en docenten in de Academische Werkplaats komen onderzoek, onderwijs en praktijk hier samen. Maissan doet promotieonderzoek naar klinisch redeneren rondom nekklachten. De Raaij doet promotieonderzoek naar de rol van ziektepercepties bij rugklachten. In september 2014 trad hoogleraar Klinische Gezondheidswetenschappen Cindy Veenhof aan bij het UMC Utrecht en is zij binnen het Kenniscentrum Innovatie van Zorgverlening bezig met het opzetten van het lectoraat Innovatie van Beweegzorg, wat een nieuwe impuls gaf aan de samenwerking met de AWF Utrecht. Lees meer op http://www.onderzoek.hu.nl/nieuws/Academische-werkplaatsen-Leidsche-Rijn

18


LECTORAAT CHRONISCH ZIEKEN Sinds oktober 2014 werkt onderzoeker dr. Nienke Bleijenberg één dag per week in LRJG. Zij werkt er aan zorginnovatie voor de ouderenzorg. Concreet werkt zij op dit moment aan de implementatie van een proactief ouderenzorgmodel, dat zij ontwikkelde in haar promotieonderzoek. De implementatie in LRJG was onderdeel van een grotere uitrol in de regio; samen met vier andere zorgorganisaties is LRJG gekomen tot één model ouderenzorg. Daarnaast werkt Bleijenberg samen met dr. Carolien Sino aan het uitdenken en opzetten van de Academische Werkplaats Verpleegkunde. Daarin zullen (academisch geschoolde) verpleegkundigen, verpleegkundig specialisten en onderzoekers aan de slag gaan om in samenwerking met het Kenniscentrum en het UMC onderzoek, onderwijs en praktijk dichter naar elkaar te brengen. Binnen het lectoraat en de bacheloropleiding Verpleegkunde wordt de samen­ werking met LRJG gezien als een unieke kans om de ‘verpleegkundige van de toekomst’ op te leiden, volgens het programma Bachelor 2020: een verpleeg­ kundige met academische vaardigheden, die evidence-based kan handelen, de beroepspraktijk kan vernieuwen en zorgtaken in de eerste lijn kan overnemen. Dat laatste is dan ook de insteek van de vijfde vestiging van LRJG, die in 2015 werd opgezet: de Nurse Led Clinic. Een praktijk waar verpleegkundig specialis­ ten aan het roer staan en waar patiënten in eerste instantie bij een verpleeg­ kundig specialist komen. Pas als hun zorgvraag te complex is, worden ze verwezen naar de huisarts die ook aan de Nurse Led Clinic is verbonden. Een groot deel van de vragen en problemen van patiënten is niet primair medisch van aard en kan door de verpleegkundig specialist worden behandeld. Verpleegkundig specialisten richten zich onder meer op promotie van gezond­ heidsgedrag, preventie van ziekte, educatie, begeleiding, zorg en monitoring. Ze hebben een belangrijke de-escalerende rol in de gezondheidszorg. De Nurse Led Clinic is een innovatief concept dat met belangstelling wordt gevolgd door veel verschillende partijen.

19


20


/ NIEUW ONDERZOEK

RAAK-PUBLIEK VOOR SOLACE-STUDIE Wat is het langetermijneffect van een multidisciplinair revalidatie­ programma voor patiënten met chronische pijn? Hoe kan voorkomen worden dat patiënten na revalidatie terugvallen in oud gedrag? Die vragen staan centraal in de SOLACE-studie van het lectoraat L ­ eefstijl en Gezondheid. SOLACE ging op 1 januari 2015 van start met een ­ RAAK-publiek-subsidie. SOLACE is een creatief acroniem voor Self Management in Chronic Pain Strategies. Het onderzoeksproject wil een oplossing vinden voor het probleem waar bij een deel van deze patiënten na verloop van tijd sprake is van terugval van de behandelresultaten en terugkeer van de ervaren klachten. Het doel van dit project is om terugval op systematische wijze in kaart te brengen en de oorzaken van deze terugval te onderzoeken. Vervolgens zal deze informatie worden gebruikt om een interventie te ontwikkelen om terugval tegen te gaan. Het project is geformuleerd naar aanleiding van een vraag vanuit de beroeps­ praktijk. Vijf werkgroepen werken parallel aan de verschillende aspecten van het onderzoek. Om een antwoord te vinden op de vraag naar de klinische kenmerken van de chronische pijnpatiënten die een terugval ervaren wordt een retrospectief surveyonderzoek uitgevoerd. Hierin wordt gekeken naar de effec­ ten van pijnrevalidatie, mate van eigen effectiviteit en het percentage terugval zes maanden na revalidatie. Dit onderzoek vindt plaats bij de revalidatiecentra van Adelante in Hoensbroek en van het Maastricht UMC onder alle patiënten die een revalidatieprogramma voor chronische pijn hebben afgesloten. De patiënten vullen na drie, na zes en na 12 maanden vanaf de start van de revalidatie een vragenlijst in. Daarnaast is er in 2015 een start gemaakt met een systematisch literatuur­ onderzoek om de effectiviteit van zelfmanagementinterventies bij patiënten met chronische pijn in kaart te brengen. De resultaten van deze studie worden gebruikt bij de ontwikkeling van de interventie. Het onderzoeksprotocol werd in augustus aangeboden bij PROSPERO.

21


Welke interventies kunnen worden ontworpen voor het bestendigen van gedragsverandering en het verminderen van terugval bij patiënten die een chronisch pijnrevalidatieprogramma hebben gevolgd? In dit onderdeel wordt gebruik gemaakt van co-design. Co-design heeft als doel te komen tot een product door middel van gedeelde visie, sociaal leren en wederzijds begrip tussen alle belangrijke belanghebbenden, zoals patiënten en behandelaren, waarbij rekening wordt gehouden met alle verschillende perspectieven en verwachtingen. In 2015 hebben verschillende zogenoemde co-creatiesessies plaatsgevonden, met de onderzoekers van het consortium en met de profes­­ sionals van Adelante en MUMC. Ook zijn er tien professionals geïnterviewd, waarbij er informatie over terugval is verzameld aan de hand van ‘context mapping’. Deze generatieve techniek wordt regelmatig gebruikt bij product­ ontwerp en is ontwikkeld om zoveel mogelijk kennis te verzamelen rondom een onderwerp. Ook met patiënten zijn sessies gehouden en tien patiënten zijn geïnterviewd. Het doel is om inzicht te krijgen in alle aspecten die bij de revalidatie en in de thuissituatie een rol spelen. Dit inzicht wordt gebruikt bij het ontwerp van de interventiestrategieën. Vervolgens heeft een groep van 60 studenten van de minor Co-Design Studio en de master Innovation in European Business van de projectgroep de opdracht gekregen op basis van de verzamelde gegevens interventie-strategieën te ontwerpen en te testen. De eerste twee testen vonden plaats bij willekeurige passanten, de derde tijdens de informatiemarkt bij Adelante in Hoensbroek. Een van de interventies is het spel Levenskracht waarin patiënten samen met hun familie en vrienden inzicht krijgen in de belevingswereld van mensen met chronische pijn. Stefan Elbers verzorgde samen met student Co-Design Rianne Schaekens een poster-presentatie over de verschillende interventieonderwerpen van de minor Co-Design, voor de medewerkers van revalidatiecentrum Adelante te Hoensbroek. De presentatie maakte deel uit van de ‘Byzonder byzonder innovatiebijeenkomst’. Uit ruim 45 inzendingen wonnen zij de tweede prijs. De lectoraten Leefstijl en Gezondheid, Co-Design en Crossmediale Communicatie in het Publieke Domein van Hogeschool Utrecht werken samen met revalidatiecentrum Adelante, het Maastricht Universitair Medisch Centrum, het Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie en patiënten­ vereniging Pijnpatiënten naar één stem.

“HET SPEL LEVENSKRACHT WERD TWEEDE VAN 45 INZENDINGEN” 22


23


/ AFGERONDE PROJECTEN

SLOTSYMPOSIUM ZORG & TECHNOLOGIE: AAN DE SLAG! Het speerpunt Zorg & Technologie, een initiatief van Hogeschool Utrecht tot samenwerking met andere kennisinstellingen, het bedrijfsleven en de beroepspraktijk, hield op 27 januari 2015 een slotsymposium. “Dit eind­symposium is ook een beginsymposium,” zei dagvoorzitter Elise Nauta. Zorg is vandaag de dag ondenkbaar zonder technologie. Toch zijn beide ­traditioneel gescheiden domeinen. Mensen in de zorg spreken niet dezelfde taal als techneuten. Reden genoeg om binnen Hogeschool Utrecht de krachten te bundelen, de twee domeinen met elkaar in contact te brengen en de neuzen in onderwijs, onderzoek en beroepspraktijk dezelfde kant op te krijgen. In 2011 werd het speerpunt Zorg & Technologie operationeel. Doel was, de baaierd aan initiatieven op dit gebied een richting te geven en die te borgen. Onder de vlag van het speerpunt is geïnvesteerd in samenwerking én in concrete projecten. Tijdens het symposium op 27 januari keken de ­stakeholders gezamenlijk terug op wat er is bereikt. Dagvoorzitter Elise Nauta: “Vandaag beginnen we pas goed”. Zichtbaar geprofiteerd Anton Franken, lid van het College van Bestuur, wees erop dat onderzoek en onderwijs aan de hogeschool zichtbaar hebben geprofiteerd van de inspan­ ningen van het speerpunt. “Als technoloog weet ik als geen ander dat goede technologie niet hetzelfde is als een goede oplossing. Om die slag te maken, moet je allerlei factoren meenemen: regelgeving, de belangen van gebruikers en zorgverleners, businessmodellen. In de zorg is dat extra lastig. Dankzij het speerpunt is er in de zorgopleidingen nu aandacht voor essentiële vaardig­ heden voor elke zorgprofessional van de 21ste eeuw: digitale vaardigheden, ontwerpvaardigheden en ondernemerschap.”

“GOEDE TECHNOLOGIE IS NIET HETZELFDE ALS EEN GOEDE OPLOSSING” 24


6

Stevige basis Na de opening door Anton Franken sprak programmadirecteur en lector Vraaggestuurde Zorg prof. dr. Helianthe Kort de doelstellingen van het speer­ punt in detail door. “In het onderwijs heeft het speerpunt grote successen geboekt: er is een aantal minoren en summer courses ingericht, maar het aller­ belangrijkst is de oprichting van de Taskforce eHealth in het Onderwijs van de Faculteit Gezondheidszorg. De lijst onderzoeksprojecten in het kader van zorg en technologie is lang, en het speerpunt is erin geslaagd binnen en rondom Hogeschool Utrecht een community van onderzoekers, docenten, studenten en professionals in de beroepspraktijk te creëren rondom het thema zorg en technologie.” Die community wordt op de hoogte gehouden via diverse media. Al met al, besloot Kort, ligt er dus een stevige basis voor technologische innovaties in de zorg, geïnitieerd door Hogeschool Utrecht.

SPEERPUNT ZORG EN TECHNOLOGIE

SPEERPUNT ZORG EN TECHNOLOGIE

SPEERPUNT ZORG EN TECHNOLOGIE

DATA IN DIGITALE DOSSIERS WAT MAG EN KAN ER MET GEGEVENS VAN MENSEN?

DATA IN DIGITALE DOSSIERS WAT MAG EN KAN ER MET GEGEVENS VAN MENSEN?

DATA IN DIGITALE DOSSIERS WAT MAG EN KAN ER MET GEGEVENS VAN MENSEN?

ZICHTBAAR BETER INRICHTEN

CO-DESIGN: SAMEN DE TECHNOLOGIE IN DE ZORG VERBETEREN

M D W D V Z Z info bijwerkingen

1x per dag met water innemen

DE MAATSCHAPPELIJKE BUSINESS CASE: TOEGEVOEGDE WAARDE VOOR ZORGTECHNOLOGISCHE INNOVATIES

REKENING HOUDEN MET SLECHTZIENDEN IN VERPLEEGHUIZEN SPEERPUNT ZORG EN TECHNOLOGIE, HOGESCHOOL UTRECHT

SPEERPUNT ZORG EN TECHNOLOGIE, HOGESCHOOL UTRECHT

1

PUBLICATIES SPEERPUNT ZORG EN TECHNOLOGIE

SPEERPUNT ZORG EN TECHNOLOGIE

BEELDZORG BEVORDEREN: EEN KWESTIE VAN ERVARING OPDOEN

SPEERPUNT ZORG EN TECHNOLOGIE, HOGESCHOOL UTRECHT

1

ZORG EN TECHNOLOGIE SPEERPUNT ZORG EN TECHNOLOGIE

DATA IN DIGITALE DOSSIERS WAT MAG EN KAN ER MET GEGEVENS VAN MENSEN?

DATA IN DIGITALE DOSSIERS WAT MAG EN KAN ER MET GEGEVENS VAN MENSEN?

SPEERPUNT ZORG EN TECHNOLOGIE

SPEERPUNT ZORG EN TECHNOLOGIE

SPEERPUNT ZORG EN TECHNOLOGIE

SPEERPUNT ZORG EN TECHNOLOGIE

TASTE: HET SUCCES VAN ZELFMANAGEMENT ONTRAFELEN

BLIJVEN LOPEN NA EEN BEROERTE FEEDBACK OP HET NACHTKASTJE

DATA IN DIGITALE DOSSIERS WAT MAG EN KAN ER MET GEGEVENS VAN MENSEN?

E-HEALTH OP DE DREMPEL VAN ACCEPTATIE EUROPESE VERSCHILLEN IN HET GEBRUIK VAN ‘ASSISTED LIVING TECHNOLOGIES’

DEZE PUBLICATIES ZIJN TE VINDEN OP WWW.ZENT.HU.NL

25


/ AFGERONDE PROJECTEN

PREPGO: CHRONISCHE PIJN BEGRIJPELIJK MAKEN Revalidatieprogramma’s voor chronische pijn leren patiënten om te gaan met hun pijn. De uitval is echter hoog. Janke Oosterhaven onderzocht in de PREPGO-studie of gezondheidsvaardigheden en ziekteperceptie hierbij een rol spelen. Op 31 januari 2015 werd het project afgerond. Chronische pijn is een groot en duur probleem: een op de vijf volwassen Neder­landers heeft chronische pijn. Een deel van hen komt terecht in revali­ datieprogramma’s waarbij het leren omgaan met chronische pijn voorop staat. Bij een deel van de patiënten lijkt de behandeling echter niet aan te slaan; de uitval in het programma is hoog. PREPGO (Pijn RevalidatiE voor Patiënten met beperkte GezOndheids­vaardig­heden) onderzoekt welke oorzaken daaraan ten grondslag liggen.

26


Uit Europees onderzoek blijkt dat 29% van de Nederlanders beperkte gezond­ heidsvaardigheden heeft. Gezondheidsvaardigheden zijn vaardigheden om informatie over gezondheid te kunnen lezen, begrijpen en toepassen. Mensen met beperkte gezondheidsvaardigheden vinden het moeilijk wegwijs te worden binnen de zorg. In het PREPGO-onderzoek werd onderzocht of deze gezond­ heidsvaardigheden van belang zijn als verklaring van uitval binnen chronische pijnrevalidatie. Om de gezondheidsvaardigheden in kaart te brengen, vulde een aantal patiënten een vragenlijst in. Vervolgens werden patiënten van de wachtlijst voor pijnrevalidatie geïnterviewd en tijdens de behandeling gevolgd. Doel was om vast te stellen welke verklaring zij zelf hebben over hun pijn en of het revalidatieprogramma dat beeld heeft veranderd. Uit de interviews kan geconcludeerd worden dat beperkt gezondheidsvaardige patiënten minder begrip lijken te hebben van chronische pijn dan de gezond­ heidsvaardige patiënten en dat zij ook minder controle lijken te ervaren over de chronische pijn in vergelijking met de gezondheidsvaardige patiënten. De geïnterviewde patiënten lijken weinig concrete verwachtingen te hebben ten aanzien van de revalidatie, ze gaan er open in. Wat overeenkomt is dat allen toch nog hoop lijken te hebben op verbetering na dit revalidatietraject. Er is in het PREPGO-project gezocht naar een goede manier om chronische pijn uit te leggen aan patiënten met beperkte gezondheidsvaardigheden. Studenten van de opleiding Mediatechnologie van de Faculteit Natuur en Techniek van Hogeschool Utrecht hebben hiervoor verschillende ontwerpen gemaakt. De onderzoekers hebben uiteindelijk samen met de revalidatiecentra en Kartonfilm een animatiefilm gemaakt en verspreid. In deze film wordt ­chronische pijn op een begrijpelijke manier uitgelegd vanuit het perspectief van de (beperkt gezondheidsvaardige) patiënt. De respons van patiënten is positief; hun hoop op een positief resultaat van het revalidatie­programma is toegenomen. Op 19 september 2014 vond het PREPGO-symposium plaats. Daarin deelden de onderzoekers de opgedane inzichten met de beroepspraktijk. Tot 31 januari 2015 werden gegevens verzameld in een longitudinale cohortstudie. Via een SIA RAAK-subsidie ‘Netwerken voor Groei’ kreeg PREPGO een vervolg. In het vervolgtraject werd aandacht besteed aan de patiëntverwachtingen van revalidatie en producten die kunnen worden ingezet om de effectiviteit van de revalidatie te vergroten. Deze producten zijn door middel van co-creatie-onder­ zoek ontwikkeld. Door verbetering van deze communicatie wordt uitval uit het revalidatietraject verminderd. Daarnaast krijgen zorgprofessionals beter inzicht in de manier waarop patiënten en hun directe omgeving aankijken tegen het revalidatietraject en kunnen zij hierop beter inspelen.

27


28


/ PRIJZEN & SUBSIDIES

HUGENOTEN-PRIJS VOOR LECTOR SCHUURMANS

7

Lector Chronisch Zieken prof. dr. Marieke Schuurmans ontving in 2015 de HUgenoten-prijs. Dat is een onderscheiding die elk jaar bij de opening van het academisch jaar wordt toegekend aan drie leden van de HU die zich bijzonder verdienstelijk hebben gemaakt voor de hogeschool.

Schuurmans ontving de prijs omdat zij “haar functie [weet] te combineren met een indrukwekkend aantal werkzaamheden.” Daarmee geeft zij op toonaan­ gevende wijze leiding aan het debat over de toekomst van het verpleegkundig beroep in Nederland, aldus de officiële motivatie van de toekenning. “Het praktijkgerichte onderzoek dat daarnaast onder haar leiding plaatsvindt, levert oplossingen, instrumenten, publicaties, lezingen, input voor onderwijs en diverse prijzen op. De maatschappelijke impact en resultaten van haar werk zijn erg groot, net als haar voorbeeldfunctie en daarom heeft Marieke Schuurmans de HUgenotenprijs 2015 meer dan verdiend.” Schuurmans ontving de prijs uit handen van Harm Drost, directeur van de Faculteit Gezondheidszorg van de HU. “Ik ben er stil van en trots op de prijs,” zei zij in haar dankwoord. “Ik wil de HU en Harm Drost bedanken voor alle mogelijkheden die ik heb gekregen. Ik heb altijd ervaren dat ik de ruimte had om mijn ideeën te delen en mensen in beweging te krijgen.” Behalve lector is Marieke Schuurmans onder meer hoogleraar aan de Universiteit Utrecht, lid van de Gezondheidsraad, deelnemer bij gesprekken voor de Wetenschapsagenda, lid van de European Academy of Nursing Science, initiatief­ nemer van de Nurse Led Clinic in Leidsche Rijn en lid van een groot aantal advies­ commissies en verschillende Raden van Toezicht van zorginstellingen. Bovendien is Schuurmans Chief Nursing Officer: de onafhankelijk adviseur van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport op het gebied van verpleegkundigen. Met het uitreiken van de prijs wil het College van Bestuur zijn waardering uitspreken naar leden van de HU die zich bijzonder verdienstelijk hebben gemaakt voor Hogeschool Utrecht. De prijs wordt uitgereikt aan een ‘HUgenoot’: een docent, een medewerker of een student, die op inspirerende, creatieve en betrokken wijze een bijzondere bijdrage heeft geleverd aan onze hogeschool. 29


/ PRIJZEN & SUBSIDIES

TRIAL EN UITROL ­ PREDOCS-PROGRAMMA In 2015 vond een grote trial plaats van het PREDOCS-programma, een complexe verpleegkundige interventie om patiënten voor te bereiden op een openhartoperatie. Die trial is een groot succes, en eind 2015 kreeg onderzoeker Roelof Ettema een subsidie toegezegd om het programma in te voeren in 12 ziekenhuizen. Sommige, met name oudere, patiënten voor een openhartoperatie komen slechter het ziekenhuis uit dan ze erin gingen. Sinds 2007 doet Roelof Ettema bij het lectoraat Chronisch Zieken onderzoek naar waarom dat zo is, en wat eraan gedaan kan worden. In tien studies onder circa 15.000 patiënten en 500 artsen en verpleegkundigen ontwikkelde en testte hij een complexe verpleegkundige interventie, PREDOCS genaamd. Een unieke eigenschap daarvan is, dat die plaatsvindt voordat de patiënt wordt opgenomen. In de weken voor de openhartoperatie werken verpleegkundigen met de patiënt naar een beter gezondheidsniveau. En dat werkt: in de groep patiënten die het PREDOCS-programma doorlopen hebben, zijn minder complicaties dan in de controlegroep. In 2014 promoveerde Ettema op zijn onderzoek. Hij schreef een protocol voor een grote trial. Die ging van start in maart 2015, in het St. Antonius Ziekenhuis, het UMC Utrecht en Isala. Maar het was geen gewone trial, met een interventie­­ groep en een controlegroep. Een dergelijke opzet geeft namelijk een gemid­ delde waarde als uitkomst. Met andere woorden: de effectmaat is algemeen. One size fits all. Deze trial richt zich echter op het ontwikkelen van een individuele effectmaat. De onderzoekers verzamelen daarvoor een groot aantal gegevens van alle patiënten in de trial, zowel voor de opname als erna. Op basis daarvan hopen zij het programma op individuele wensen en behoeftes van patiënten te kunnen toesnijden.

30


Deze trial loopt tot de zomer van 2016. Intussen werkte Ettema sinds najaar 2014 aan een subsidieaanvraag bij Zorgverzekeraars Nederland, de branche­ organisatie voor zorgverzekeraars. PREDOCS wordt er met enthousiasme ontvangen vanwege het benutten van de wachttijd voor een operatie en de revolutionaire vervroeging van het klinisch pad. In oktober 2015 werd de aanvraag goedgekeurd, op voorwaarde dat Ettema 12 ziekenhuizen wist te contracteren om het programma in te voeren en een deel van de kosten daarvan te dragen. In totaal zijn er 16 ziekenhuizen in Nederland die openhart­ operaties uitvoeren. In februari 2016 maakte Ettema bekend dat er 12 zieken­ huizen zijn gecontracteerd; de uitrol van PREDOCS gaat dan ook van start. Daaraan verbonden is een promotietraject, gericht op de gang van zaken bij het invoeren van het protocol, de gevolgen van het vervroegen van het klinisch pad en hoe het preoperatieve programma zich laat overzetten naar andere patiënten.

31


/ PRIJZEN & SUBSIDIES

NWO PROMOTIEBEURS LERAREN VOOR MARIKE BOONZAAIJER Op 18 november 2015 ontving Marike Boonzaaijer de NWO Promotiebeurs voor Leraren. Met die beurs zet zij een deel van de GODIVA-studie van het lectoraat Leefstijl en Gezondheid voort. Zij is daarbij sinds twee jaar betrokken. Eind januari 2016 hield GODIVA onder leiding van dr. Jacqueline Nuysink een eindsymposium. Daarmee kwam een eind aan de RAAK-financiering voor twee jaar. Dat betekent echter niet dat de studie daarmee afgerond is: dankzij de NWO Promotiebeurs voor Leraren kan docent en onderzoeker Marike Boonzaaijer gedurende vijf jaar twee dagen per week het onderzoek voortzetten naast haar onderwijstaken. De afgelopen twee jaar werkte Boonzaaijer samen met collega’s aan een methode om de grofmotorische ontwikkeling van jonge kinderen in de tijd te volgen via een vijftal video’s die de ouders maken van het kind en via een beveiligde verbinding aan de onderzoeker/kinderfysiotherapeut sturen. In de pilot werd de ontwikkeling van 57 kinderen gemeten. Die data worden nu verwerkt. Een artikel over de validatie van de videomethode is nu onder review. In haar vervolgonderzoek gaat Boonzaaijer kijken naar verschillen in grofmoto­ rische ontwikkeling tussen kinderen die op tijd geboren zijn. In een literatuur­­ review gaat Boonzaaijer, samen met collega-onderzoeker Imke van Maren-Suir, op zoek naar factoren die verschillen in ontwikkeling kunnen verklaren. Dat moet de basis opleveren voor een longitudinaal onderzoek waarin getracht zal worden enkele van die factoren te identificeren. De vraag is, of er vroegtijdig indicaties zijn te vinden die voorspellen of het kind in een snellere of langzamere groep zal gaan vallen; ook moet er meer zicht komen op welke versnellingen of vertragin­ gen “normaal” zijn, en wanneer kinderfysiotherapie wenselijk is. Dit onderzoek moet in de zomer van 2016 van start gaan en zal enkele jaren in beslag nemen. Als docent zal Marike verbonden blijven aan het minorprogramma Kind en ontwikkeling motoriek binnen de opleiding Fysiotherapie/OTC. Deze minor is een uitkomst van het RAAK-project GODIVA; begin 2016 wordt het voor de vierde keer gegeven aan een groep van 25 studenten. Voor Boonzaaijer in 2013 aan de slag ging als docent/onderzoeker kinderfysiotherapie werkte zij tien jaar lang als kinderfysiotherapeut in het Sint Antoniusziekenhuis. 32


33


34


/ PRIJZEN & SUBSIDIES

NWO PROMOTIEBEURS VOOR EDWIN DE RAAIJ Edwin de Raaij, docent bij de masteropleiding Fysiotherapie, heeft op 21 januari 2015 de NWO Promotiebeurs voor Leraren ontvangen voor zijn onderzoek The Percept Study. De beurs stelt hem de komende vier jaar deels vrij van zijn onderwijstaken. De Raaij doet onderzoek naar ziekte­ percepties bij het lectoraat Leefstijl en Gezondheid. Het onderzoek van De Raaij kent drie fases. In de eerste onderzoekt hij de ­klinimetrische eigenschappen van de vragenlijst IPQ-K, die gaat over ziekte­ percepties. Hij kijkt naar de psychometrische eigenschappen van de Neder­ landse versie, die een vertaling is van de Brief Illness Perception Questionnaire (de IPQ-K). Vervolgens onderzoekt hij de construct-validiteit en betrouwbaar­ heid van de IPQ-K bij patiënten met rugklachten in de eerstelijns fysiotherapie In de tweede fase van het onderzoek draait het om de relatie van ziekte­­ percepties met uitkomsten van fysiotherapeutische zorg zoals pijn, activiteit en participatie. Hij gaat aan de slag met een systematische review van deze relaties en zal deze relaties onderzoeken in praktijken voor eerstelijns fysio­ therapie. In de derde fase buigt De Raaij zich over de vraag in welke mate ziektepercepties worden beïnvloed in eerstelijns fysiotherapie. In een case study bij een patiënt met chronische knieklachten onderzoekt De Raaij of een gespreksinterventie invloed heeft op ziekteperceptie en uitkomsten. Ook kijkt hij in een longitudinale cohortstudie of ziektepercepties van patiënten met rug­­­­ klachten invloed ondervinden van gespreksinterventies door fysiotherapeuten. De Raaij startte zijn onderzoek al in 2007, na het afronden van zijn master Fysiotherapiewetenschap aan de Universiteit Utrecht. Hij voerde het onderzoek uit in zijn eigen tijd, naast zijn werk als fysiotherapeut in de eerste lijn en zijn docentschap bij de masteropleiding Fysiotherapie aan de HU. Samen met studenten in de masteropleiding heeft hij data verzameld voor zijn promotie­ onderzoek. De Raaij runt bovendien samen met collega François Maissan Fysiometrics, dat cursussen verzorgt in klinimetrie voor paramedisch personeel. Sinds 2013 heeft hij het onderzoek verder geformaliseerd, in samenwerking met zijn promotor, professor Raymond Ostelo van de Vrije Universiteit en copromotor Harriët Wittink van het lectoraat Leefstijl en Gezondheid.

35


36


/ PRIJZEN & SUBSIDIES

TRANSFYSA GENOMINEERD VOOR PALUDANUS PRIJS Het project TransFysA (Transparante Fysiotherapie in Achterstandswijken) van het lectoraat Leefstijl en Gezondheid is genomineerd voor de Paludanus Prijs 2014. Deze prijs werd in 2015 voor de zestiende keer uitgereikt en is bedoeld voor een project dat een tastbare bijdrage levert aan kwaliteitsverbetering in de zorg. Fysiotherapeuten gebruiken steeds vaker standaardvragenlijsten om het effect van een behandeling met een patiënt te meten. Helaas kunnen veel mensen de vragenlijsten niet goed invullen: in Nederland hebben ongeveer 1,5 miljoen volwassenen moeite met lezen en schrijven. Slechts 5,6% van de laaggeschool­ den kan zo’n vragenlijst volledig invullen. Het project TransFysA (Transparante Fysiotherapie in Achterstandswijken) maakt fysiotherapeutische vragenlijsten begrijpelijk voor alle patiënten. Binnen het project is een Nederlands- en Turkstalige Talking Touch Screen (TTS) ontwikkeld. Met een aanraakscherm kunnen patiënten de vragenlijst zelfstandig invullen zonder fouten te maken. De vragen zijn geformuleerd in eenvoudige taal en kunnen worden voorgelezen als de gebruiker hier behoefte aan heeft. Met de TTS lukt het 68,8% van de laaggeschoolden om de vragenlijst in te vullen. In november 2013 behaalde de onderzoeksgroep van de lectoraten Leefstijl en Gezondheid en Product Development and Engineering de derde plaats in de RAAK Awards. De Paludanus Prijs wordt uitgereikt door Univé Zorg. In totaal meldden 71 organisaties projecten aan. Uit dat aanbod is TransFysA geselecteerd. Daarnaast waren twee andere projecten genomineerd, namelijk De Woon­­ student van verzorgingshuis Humanitas Deventer en Osseo-Integratie van Radboudumc Nijmegen. Van de drie genomineerde projecten werd een professionele film gemaakt. Deze konden de genomineerden gebruiken om hun project onder de aandacht te brengen bij het publiek, maar ook om hun project aan de jury te presenteren. Het TransFysa-filmpje is te zien op Youtube. De winnaar ontving een geldbedrag van € 10.000 en alle drie de genomineerden ontvingen een onderscheiding. De jury maakte op 20 april 2015 bekend dat de Paludanusprijs 2014 ging naar het project De Woonstudent van Woon- en Zorgcentrum Humanitas uit Deventer. www.unive.nl/paludanusprijs

37


/ AFSCHEID

LECTOR AD VAN DOOREN NEEMT AFSCHEID Vier jaar na de oprichting van het lectoraat dat vandaag de dag Innovatie van Zorgprocessen in de Farmacie (IZF) heet, ging oprichtend lector dr. Ad van Dooren op 31 maart 2015 met pensioen. In zijn afscheidscollege, getiteld ‘Festina Lente’, blikte Van Dooren terug én vooruit. Van Dooren richtte zijn lectoraat op in 2011, toen nog onder de naam Disseminatie van Farmaceutische Innovaties. De missie was helder: het verbeteren van de toegang van farmaceutische innovaties voor de patiënt. Lector Van Dooren stond er in die dagen alleen voor. Bij zijn afscheid is alles anders: het lectoraat telde 10 medewerkers in 2015, waarvan vijf promovendi. Mettertijd is de focus van het lectoraat ook breder geworden: de onderzoeksprojecten, steevast getiteld met aansprekende en soms creatieve acroniemen, een handelsmerk van Van Dooren, richten zich inmiddels op processen in de (farmaceutische) zorg, waar disseminatie en implementatie onderdeel van uitmaken. De naamswijziging reflecteert dat. Die bredere focus heeft alles te maken met de positie van het lectoraat midden in een sterk veranderend zorglandschap. De vraag naar en kosten van de zorg nemen voortdurend toe. Naast vergrijzing zijn ook ongezonde leefstijlen en overgewicht daar debet aan: het aantal patiënten met chronische ziekten als diabetes, hart- en vaatziekten, COPD en kanker neemt toe. De overheid wil de kostenstijging een halt toeroepen, maar tegelijk de zorg toegankelijk houden én de kwaliteit verbeteren. Eén van de oplossingsrichtingen is het verschuiven van zorg van de tweede naar de eerste lijn, respectievelijk de nulde lijn. Dat leidt tot een taakherschikking die grote impact heeft binnen de farmacie. De apotheker moet zijn meerwaarde bewijzen. Van Dooren ziet de toege­ voegde waarde van de apotheker vooral in de kennis die hij beschikbaar kan stellen aan zowel de arts als de patiënt. De logistiek, het “doosjes schuiven”, kan losgekoppeld worden van het adviseren van patiënten over hun medicijn­ gebruik. Wanneer de apotheker die adviesrol op zich weet te nemen, heeft dat tot gevolg dat de patiënt meer aandacht en tijd zal krijgen en beter geïnfor­ meerd is over zijn medicijngebruik. Bovendien houden artsen hun handen vrij voor het verlenen van complexe zorg. 38


8

Ook binnen het domein huidtherapie, dat inmiddels een specifiek aandachts­ punt van het lectoraat is geworden, zijn er legio mogelijkheden om de zelfredzaamheid van patiënten bij hun soms ernstige huidproblemen te ver­beteren. De diverse onderzoeken die vanuit het lectoraat op dit gebied worden uitgevoerd, zullen eveneens leiden tot een taakherschikking, waarbij een belangrijke rol is weggelegd voor de huidtherapeut als nieuwe speler in het dermatologische zorg­­­­­­­­landschap.

Door patiënten beter te informeren worden zij bovendien zelfredzamer. Die zelfredzaamheid is nodig, want het streven van de overheid is om mensen zo lang en zo volledig mogelijk te laten deelnemen aan de maatschappij. Zorgverlening en onderwijs moeten daarop inspelen. Dat vergroot de noodzaak van praktijkgericht onderzoek, aldus Van Dooren: onderzoek dat de beroeps­ praktijk helpt nieuwe rollen in te nemen in het zorglandschap van morgen, en dat doorwerkt in het onderwijs aan farmakundigen, de beroepsbeoefenaren van morgen, opdat zij als nieuwe beroepsgroep in de farmaceutische zorg verder kunnen bijdragen aan de zelfredzaamheid van patiënten. Kortom: Van Dooren laat een lectoraat na dat nog lang niet op de toppen van zijn kunnen is, maar juist veel belofte inhoudt voor de toekomst. Van Dooren blijft een vinger aan de pols houden, te meer daar er begin 2016 nog geen opvolger is gevonden. Zo zal hij onder meer de lopende promotieonderzoeken blijven begeleiden. Op de website van het lectoraat staat een overzicht van publicaties en onder­ zoeksprojecten.

“WANNEER DE APOTHEKER EEN ADVIESROL OP ZICH NEEMT, KRIJGT DE PATIËNT MEER AANDACHT EN HEEFT DE ARTS MEER TIJD” 39


Lector Ad van Dooren neemt afscheid 40


“VAN DOOREN LAAT EEN LECTORAAT NA DAT VEEL BELOFTE INHOUDT VOOR DE TOEKOMST” 41


“VROEGTIJDIGE OPSPORING VAN FUNCTIONELE ACHTERUITGANG LAAT OUDEREN LANGER ZELFSTANDIG WONEN” 42


/ WELKOM

LINDA SMIT

9

Linda Smit is sinds september 2015 promovenda bij het lectoraat Chronisch Zieken. Haar onderzoek richt zich op vroege detectie en preventie van functionele achteruitgang bij thuiswonende ouderen.

Linda behaalde in 2010 haar mbo-v-diploma in Zwolle en in 2013 haar hbo-v. Vervolgens doorliep zij de master Gezondheidswetenschappen, specialisatie Infectieziekten en Volksgezondheid aan de Vrije Universiteit te Amsterdam. Haar afstudeeronderzoek deed zij in het Isala ziekenhuis te Zwolle op het onder­ ­werp infectieuze complicaties na complexe chirurgie. Vervolgens heeft zij nog een jaar vervolgonderzoek gedaan op dit onderwerp en twee artikelen geschre­ ven die op dit moment ter publicatie zijn aangeboden. Een promotietraject zat er echter niet in. Daarop solliciteerde zij bij de HU op een promotieonderzoek gecombineerd met een onderwijsaanstelling bij de bachelor­­opleiding Verpleeg­ kunde van de HU. Linda’s onderzoek richt zich op vroege detectie en preventie van functionele achteruitgang bij thuiswonende ouderen. De overheid wil ouderen zo lang mogelijk thuis laten wonen. Een voorwaarde daarvoor is, dat ouderen in staat zijn om hun dagelijkse activiteiten (Activities of Daily Living (ADL), zoals wassen en aankleden, en instrumental ADL, zoals boodschappen doen en schoon­­ maken) zelfstandig uit te voeren. Waar dat niet meer lukt, is sprake van functio­ nele achteruitgang. Die kan leiden tot verwaarlozing en ongelukken, waardoor opname nodig wordt. Het loont dus om functionele achteruitgang vroegtijdig op te sporen en zorg en ondersteuning te bieden waar dat nodig is, zodat ouderen langer zelfstandig kunnen wonen. Linda’s onderzoek richt zich allereerst op het ontrafelen van de werkzame componenten, werkingsmechanismen en inhoud van bestaande zorgprogram­ ma’s in de eerstelijns gezondheidszorg die als doel hebben om ouderen zo lang mogelijk zelfstandig thuis te laten wonen. Daarnaast onderzoekt Linda welke preventieve interventies ingezet kunnen worden om functieverlies bij hoog prevalente (I)ADLs bij ouderen te voorkomen en/of uit te stellen.

43


/ WELKOM

NIENKE DIJKSTRA Nienke Dijkstra werkt sinds 1 september 2015 als promovenda bij het lectoraat Chronisch Zieken van Hogeschool Utrecht. Haar promotie­ onderzoek richt zich op de vroege signalering van medicatie-gerelateerde problemen bij ouderen in de thuissituatie. Nienke behaalde in 2011 haar bachelor Verpleegkunde aan de Hanze­hoge­ school in Groningen. Daarna volgde ze de premaster en master Gezondheids­ wetenschappen aan de VU, en studeerde in 2013 af in de specialisatie Prevention and Public health. Aansluitend werkte zij als research verpleeg­ kundige in het UMC Utrecht, tot zij aantrad als onderzoeker bij het lectoraat Chronisch Zieken. In haar onderzoek richt Nienke zich op problemen gerelateerd aan medicatie­ gebruik. Door de vergrijzing en een toename van het aantal mensen met chronische aandoeningen wordt een stijging in medicatiegebruik verwacht. Tegelijkertijd blijkt ruim 5% (41.000) van de ziekenhuisopnames in Nederland gerelateerd aan medicatiegebruik. Bijna de helft hiervan (46%) is vermijdbaar, dit komt neer op 52 vermijdbare opnames per dag. De geschatte kosten hiervan zijn ruim 85 miljoen euro per jaar. Met name ouderen vormen een ­risicogroep voor medicatie-gerelateerde problemen. Omdat ouderen langer zelf­standig wonen, is vroege opsporing van deze problemen van belang. Thuiszorgprofessionals kunnen hierin een bijdrage leveren door het observeren en signaleren van problemen van medicatie­­­gebruik. Dr. Carolien Sino, directeur van het Instituut Verpleegkundige Studies en tevens lid van het lectoraat Chronisch Zieken, ontwikkelde het Rode Vlaggen Instrument, dat thuiszorgmedewerkers helpt deze problemen te herkennen. Een pilot toonde dat het instrument thuiszorgmedewerkers alerter maakt op deze problematiek. Het promotieonderzoek van Nienke richt zich op het ont­­­rafelen van de werkzaamheid van het instrument. Het beantwoordt de vraag op welke wijze zorgprofessionals (thuiszorgmedewerkers, huisartsen en apothekers) een bijdrage leveren aan vroege signalering van medicatiegerelateerde problemen, welke competenties zorgprofessionals daarbij nodig hebben en hoe onderwijs een rol kan spelen bij het vroegtijdig herkennen van deze problemen. Binnen dit onderzoek kan Nienke haar kennis en ervaring als verpleegkundige en gezondheidswetenschapper combineren. Naast het promotie­­­ onderzoek is Nienke docent aan de HU bij de bachelor­opleiding Verpleegkunde. 44


/ WELKOM

ANITA ZWICKY Sinds september 2015 is Anita Zwicky als onderzoeker verbonden aan het lectoraat Logopedie: participatie door communicatie. Ze werkt aan een aanvraag van de NWO Promotiebeurs voor Leraren. Daarnaast geeft ze les aan de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN). Anita is Zwitserse en behaalde haar bachelor Logopedie aan de HfH Zürich. In Duitstalig Zwitserland is kinderlogopedie meestal onderdeel van het educa­ tieve domein, minder van het paramedische domein zoals in Nederland. Na haar studie vond zij een baan als logopedist op een school; in het Zwitserse systeem betekent dat, dat ze onderdeel was van het docententeam, en door de gemeente zelf werd betaald. Na twee jaar schreef ze zich in voor een master Onderzoek en Ontwikkeling aan de Hochschule für angewandte Wissenschaft und Kunst (HAWK) in Hildesheim, Duitsland. Zij bleef daarnaast parttime werken in Zwitserland. Tijdens het schrijven van haar afstudeerscriptie, in 2008, emigreerde ze naar Nederland, het land van haar toekomstige echtgenoot. De eerste twee jaar had ze verschillende baantjes en leerde ze Nederlands, waarna ze als logopediste aan de slag ging in een Amsterdamse praktijk. Een jaar later solliciteerde ze met succes op een vacature voor een Duits-Nederlandstalige docent op masterniveau aan de HAN. Anita had al langer de ambitie om te promoveren, maar streefde ernaar onder­ zoek en onderwijs te combineren. Ook moest ze na haar komst naar Nederland het werkveld hier te lande leren kennen en een netwerk opbouwen. Uiteindelijk kreeg ze via de HAN de kans om een dag onderzoek te doen binnen het lecto­ raat Logopedie: participatie door communicatie in Utrecht. Haar onderzoek draait om shared decision-making bij logopedisten: het uitgangspunt moet zijn, dat de cliënt centraal staat, participeert in beslis­ singen aangaande zijn behandeling en zelfredzaam wordt ten aanzien van zijn therapie en zijn aandoening. Het doel is, om shared decision-making in de praktijk te optimaliseren. Dat leidt tot grotere therapietrouw, grotere tevreden­ heid bij de cliënt en mogelijk ook tot effectievere zorgverlening. Anita werkt momenteel aan de onderzoeksvraag en verdere opzet van haar onderzoek.

45


/ WELKOM

STEFAN ELBERS Stefan Elbers is als onderzoeker verbonden aan het lectoraat Leefstijl en Gezondheid. Op 1 januari 2015 startte hij zijn promotieonderzoek binnen de SOLACE-studie, die zich richt op terugval na succesvolle revalidatie van patiënten met chronische pijn. Stefan studeerde in 2009 af als fysiotherapeut aan de HU. Daarop ging hij aan de slag als fysiotherapeut in het UMC Utrecht. Daarnaast behaalde hij de bachelor Psychologie aan de UU. In 2012 startte hij de researchmaster Social & Health Psychology, waar hij onderzoek deed naar de relatie tussen zelf­­ controle en het vormen van gezonde eetgewoonten. Tegelijkertijd ging hij aan de slag als docent Fysiotherapie aan de HU. Stefan is geïnteresseerd in het snijvlak van psychologie en fysiotherapie. Hij geeft les in toegepaste gedrags­ wetenschappen en probeert zijn studenten bewust te maken van de psychische factoren die meewegen bij het ontstaan van een hulpvraag. Sinds 1 januari 2015 is Stefan Elbers betrokken bij de SOLACE-studie. Hij zal bij alle drie de onderdelen van het onderzoek betrokken zijn: een survey, een co-designstudie met pilotstudie en een review. Bij het onderzoek zijn meerdere partijen betrokken: HU-lectoraten Co-Design en Crossmediale Communicatie, het Revalidatiecentrum Hoensbroek en het Universitair Medisch Centrum Maastricht. SOLACE is een creatief acroniem voor Self Management in Chronic Pain Strategies. Het onderzoek wordt geleid door Jan Pool van het lectoraat Leefstijl en Gezondheid van de HU. In het onderzoek wordt een groep van 100 patiënten met chronische pijn voor zes maanden gevolgd tijdens en na een pijnrevalidatietraject. De onderzoekers hopen in die tijd een beeld te krijgen in hoeverre het aangeleerde pijngedrag verandert, en welke facto­ ren die verandering bevorderen of belemmeren. Ook gaan de onderzoekers op zoek naar strategieën om het nieuwe gedrag te bestendigen.

46


47


48


/ WELKOM

JIKKE REINTEN Sinds 19 januari 2015 is Jikke Reinten verbonden aan het lectoraat ­ Vraag­gestuurde Zorg. In haar promotieonderzoek brengt zij de invloed van akoestiek en geluid op patiënten en personeel in ziekenhuizen beter in kaart. Jikke behaalde in 2008 haar bachelor of Science Architecture Building and Planning aan de TU/e. In 2011 behaalde zij, eveneens in Eindhoven, een master Bouwfysica, op een onderzoek naar spraakverstaanbaarheid in de ouderenzorg. Na haar afstuderen werkte zij als bouwkundig adviseur bij een adviesbureau, en vervolgens in een commerciële functie bij een producent van akoestische plafondpanelen (Ecophon). Rode draad in haar studie en werkzame leven is de vraag wat de bouwkundige omgeving, en specifiek de akoestiek, doet met mensen. Met name in haar laatste functie groeide de motivatie om zich meer met ­onderzoek bezig te houden. De vacature van het lectoraat voor haar huidige promotie­­onderzoek kwam dan ook als geroepen. In haar onderzoek richt Jikke zich op de invloed van ruimteakoestiek op de werkprestatie van ­­verpleeg­­kundigen in ziekenhuizen. Dat onderzoek bestaat uit een review over de ­manieren waarop geluid invloed heeft op mensen, en een experiment in ziekenhuizen gericht op het meten hoe de geluidsomgeving in die ziekenhuizen de performance beïnvloedt. Dat experiment behoort zo te zijn opgezet dat de rol van de ruimte-akoestiek naar voren komt, dat wil zeggen: de bouwkundige aspecten en het materiaalgebruik. Het onderzoek van Jikke levert algemene inzichten op over hoe geluid onze werkprestatie kan beïnvloeden. Ook zou het kunnen leiden tot specifieke aanbevelingen voor de ruimte-akoestiek in ziekenhuizen, zodat meer gefun­ deerde keuzes gemaakt kunnen worden. Op dit moment is ruimte-akoestiek vooral een sluitpost op de ontwerpbegroting; als blijkt dat er significante winst behaald kan worden in de performance van verpleegkundigen, kan er meer aandacht voor dit onderwerp komen. Zowel verpleegkundigen als patiënten én het ziekenhuismanagement zijn daar uiteindelijk bij gebaat.

49


/ WELKOM

KARIN GROOTEN Sinds februari 2015 is Karin Grooten verbonden aan het lectoraat Vraaggestuurde Zorg. Zij doet onderzoek naar de invloed van binnen­ luchtkwaliteit op mensen met dementie. Karin Grooten volgde de opleiding Bachelor of the Built Environment aan de Haagse Hogeschool, gevolgd door een master Bouwfysica aan de TU/e. Zij studeerde af in 2008 op een onderzoek naar de invloed van papier op de relatieve luchtvochtigheid. Tussen 2008 en 2010 werkte zij bij een bouwfysisch adviesbureau. Daarna trad ze aan als docent Bouwkunde aan Hogeschool Utrecht. Zij solliciteerde op een aantal promotieplekken, meestal in Utrecht, waarvan één bij het lectoraat Vraaggestuurde Zorg. Zij koos voor dit lectoraat omdat zij de begeleiding erg goed vond, maar ze kreeg uiteindelijk een ander project bij hetzelfde lectoraat. In haar onderzoek bekijkt Karin of de binnenluchtkwaliteit invloed heeft op mensen met dementie: slapen zij slechter, zijn zij onrustiger wanneer de ventilatie niet in orde is? De eerste stap is om te onderzoeken hoe slaapkwaliteit objectief thuis gemeten kan worden. Vervolgens wordt het effect van de binnenluchtkwaliteit op de slaapkwaliteit van gezonde personen onder­ zocht. Belangrijke waarde om de kwaliteit van de binnenlucht te bepalen is de CO2-concentratie in de slaapkamer. Vervolgens worden de metingen uitgebreid naar oudere mensen en ten slotte naar mensen met dementie. De vraag die ten grondslag ligt aan dit onderzoeksproject is afkomstig van een mantelzorger die observeerde dat zijn vrouw, die aan dementie lijdt, onrustiger werd in een slecht geventileerde ruimte. Wanneer de binnenluchtkwaliteit inderdaad een significante invloed heeft op mensen met dementie, zouden betere bouwvoorschriften rond ventilatie in slaapkamers kunnen leiden tot minder onrust, een betere leefkwaliteit en wellicht minder medicijngebruik bij dementiepatiënten.

50


/ WELKOM

KRISTEL EVERAARS Kristel Everaars is docent Huidtherapie aan de HU en werkt aan een voorstel voor onderzoek naar complexe littekens. Kristel studeerde Huidtherapie aan de Faculteit Gezondheidszorg van Hogeschool Utrecht. Daarna volgde zij de master Gezondheidswetenschappen aan de VU Amsterdam. Tijdens haar opleiding Huidtherapie wist ze al dat ze graag les wilde geven. In 2010 is zij gestart als hogeschooldocent aan de ­opleiding Huidtherapie. Hier geeft zij verschillende praktijkvakken, begeleidt opdrachten voor LOEP (Leerlijn Onderzoek en Praktijk) en geeft college. Ook is zij binnen de opleiding Huidtherapie werkzaam als docent in Learning Community in de Huidkliniek, waar jongerejaars studenten patiënten behandelen onder begeleiding van ouderejaars studenten. Sinds haar masterdiploma denkt zij erover om te promoveren, omdat onder­ zoek doen haar aanspreekt. In de afgelopen jaren werden de banden tussen het Kenniscentrum Innovatie van Zorgverlening enerzijds en de docenten Huidtherapie anderzijds steeds nauwer. Bovendien streeft de HU naar een hoger aandeel gepromoveerden onder de docenten. Sinds december 2015 heeft zij een onderzoeksaanstelling bij het lectoraat Innovatie van Zorgprocessen in de Farmacie. Vanaf februari 2016 is haar eendaagse aanstelling uitgebreid naar een tweedaagse. Momenteel richt zij zich op het schrijven van een promotiewaardig onderzoeksvoorstel gericht op littekenbehandeling. Haar affiniteit met littekenproblematiek is gegroeid tijdens haar werkzaamheden in de kliniek en haar ervaringen tijdens het volgen van de post-hbo-opleiding Huidtherapie na brandwonden.

51


/ WELKOM

PREVALENTIE EN INCIDENTIE VAN LOGOPEDISCHE STOORNISSEN EN EVIDENCE SUMMARIES VAN HET EFFECT VAN LOGOPEDIE

52


Het lectoraat Logopedie: participatie door communicatie startte in 2015 twee projecten met financiering van beroepsvereniging NVLF. Drie onder­ zoekers brengen prevalentie en incidentie van verschillende stoornissen binnen de logopedie in kaart. Ook ontwikkelen zij evidence summaries van logopedische behandelingen. Hoe vaak komen bepaalde stoornissen binnen de logopedie voor? Cijfers over prevalentie en incidentie van stoornissen binnen de logopedie geven behande­ laars en onderzoekers een beter beeld van hoe groot (of klein) het aandeel van deze stoornissen is in Nederland. Op basis daarvan kunnen middelen voor behandeling en onderzoek effectiever worden verdeeld. Sinds maart 2015 werken drie onderzoekers voor een jaar aan het onderzoeken van prevalentie en incidentie van een aantal stoornissen. Zij gebruiken daarvoor internationale literatuur, en waar die voorhanden is ook Nederlandse. De cijfers uit dit ­­prevalentieonderzoek zijn indicatief en dienen met de nodige voorzichtigheid te worden behandeld: het zijn schattingen en extrapolaties. Het tweede deel van dit project bestaat uit het opstellen van zogenoemde evidence summaries. Dat zijn teksten ter lengte van ongeveer één A4, waarin voor zowel behandelaars als een breed publiek (waaronder patiënten en ­cliënten) uitleg wordt gegeven over steeds één stoornis in het logopedische aandachtsgebied, en de mogelijke effectieve behandelwijzen daarvan. Bij elke evidence summary hoort een achterliggend document met daarin alle geraad­ pleegde literatuur en een verantwoording van keuzes die de opstellers hebben gemaakt in de evidence summary. De bedoeling van de evidence summaries is om een breed publiek te informeren over logopedie en het nut van logo­pedische behandeling aan te tonen, gebaseerd op de literatuur.­

53


/ WELKOM

INGE ZOUTENBIER Inge studeerde Logopedie aan de Hogeschool Arnhem en Nijmegen (HAN). Daarna werkte ze als logopedist in een logopediepraktijk en volgde in deeltijd de master Logopediewetenschap aan Universiteit Utrecht. Vlak voor haar ­afstuderen zag zij de vacature voor dit onderzoeksproject, en besloot ze te ­solliciteren. Naast haar onderzoeks­ aanstelling (1,5 dag) werkt zij drie dagen per week als logopedist bij Kentalis in Den Haag, in de vroegbehandeling van kinderen tussen de 2 en 5 jaar. Binnen haar functie bij Kentalis geeft ze naast individuele therapie ook een dag per week een groepsbehandeling in samen­ werking met een pedagogisch behande­ laar. Inge doet onderzoek naar de prevalentie en incidentie van gehoorstoornissen bij kinderen en dysfagie (slikstoornissen) bij volwassenen. Bovendien maakt zij een evidence summary voor het onderwerp stotteren.

54


/ WELKOM

JENTA SLUIJMERS Jenta studeerde in 1995 af als logopedist in Amsterdam. Die opleiding bestaat niet meer, wat Jenta zeer betreurt: juist in een stad waar meertaligheid en sociaaleconomische problemen een grote rol spelen, kan een opleiding logopedie een belangrijke schakel vormen tussen beleid en praktijk, aldus Jenta. Tot 2008 werkte zij als preventieve logopedist bij GGD Amsterdam, afdeling Jeugdgezondheids­ zorg. Sinds 2008 is zij teamleider JGZ in Amsterdam, met in haar takenpakket onder meer preventieve logopedie. Zij volgde een onderzoeksmaster aan het AMC gericht op evidence based practice. Daarna zocht zij naar manieren om haar werk in de praktijk te combineren met onderzoek. De vacature van Hogeschool Utrecht was een uitgelezen kans, aldus Jenta. In de toekomst hoopt zij haar promotieonderzoek naar het signaleren van spraaktaalproblemen bij meertalige kinderen af te ronden. Op dit moment onderzoekt Jenta de prevalentie en incidentie van stemstoor­ nissen, eet- en drinkproblemen bij jonge kinderen en dysartrie (een verworven articulatiestoornis op neuromusculaire basis). Ook werkt zij aan de evidence summaries van taalontwikkelingsstoornissen en spraakstoornissen bij kinderen.

55


/ WELKOM

LOTTE VERSTEEGDE Lotte studeerde Logopedie aan Hogeschool Windesheim. Na afronding daarvan voltooide ze de bachelor Taalwetenschap aan Universiteit Utrecht, gevolgd door een master Logopediewetenschap, gericht op afasie. Na haar afstuderen in 2014 werkte zij als logopedist bij een Utrechts afasiecentrum. Thans werkt zij naast haar onderzoeksaanstelling (2,5 dag) als ambulant begeleider van mensen met niet-aangeboren hersenletsel (NAH). Bij het schrijven van haar masterscriptie kreeg zij begeleiding van Lizet van Ewijk, senior onderzoeker van het lectoraat Logopedie: participatie door communica足 tie. Van Ewijk vertelde Lotte over het aanstaande onderzoeks足project, waarop Lotte besloot te solliciteren. Lotte doet onderzoek naar prevalentie en incidentie van stoornissen in het autismespectrum, gehoorstoornissen bij volwassenen en kinderafasie. Bovendien maakt zij evidence summaries voor afasie en stemstoornissen.

56


/ COLOFON Fotografie HU Beeldbank, Ed van Rijswijk Tekst Sjoerd van der Linden Redactie Maaike Smole Vormgeving RAAK Grafisch Ontwerp


Heidelberglaan 7 3584 CS Utrecht www.ivz.onderzoek.hu.nl kenniscentrumivz@hu.nl

fgkiz_j_0316_rk kcivz_j_0316_rk

'HET KENNISCENTRUM DOET ONDERZOEK VOOR DE PRAKTIJK EN MET DE PRAKTIJK'


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.