Posterpresentaties Mastertheses 2014-2015 Opleiding Master Fysiotherapie en Lectoraat Leefstijl & Gezondheid
www.kenniscentrumivz.hu.nl
Voor u ligt een overzicht van afstudeeronderzoeken uit collegejaar 2014-2015, uitgevoerd door studenten van de HU opleiding master Fysiotherapie, specialisaties Kinderfysiotherapie en Sportfysiotherapie binnen de onderzoekslijn Kind in Beweging van het HU lectoraat Leefstijl en Gezondheid. Opleiding master Fysiotherapie Binnen Hogeschool Utrecht (HU), Faculteit Gezondheidszorg, bevindt zich het Instituut voor Bewegingsstudies (IBS) waar de fysiotherapieopleidingen van zowel de bachelor als master opleidingen onder vallen. De driejarige deeltijdopleiding master Fysiotherapie leidt op tot MSc en kent vijf specialisaties, waarvan Kinderfysiotherapie en Sportfysiotherapie er twee zijn. De afstudeereenheid bestaat uit een Masterproof, voor de specialistische competenties en een Masterthesis voor de wetenschappelijke competenties. Voor de Masterthesis voeren studenten een praktijkgericht onderzoek uit binnen het eigen domein. Dit kan een vergelijkend onderzoek zijn, maar ook een betrouwbaarheidsstudie of een kwalitatief onderzoek. De posters in dit boekje zijn te zien als een samenvatting van de Mastertheses die uitgevoerd zijn in samenwerking met de onderzoekslijn Kind in Beweging. Het IBS streeft ernaar de studenten te laten participeren in eigen onderzoekslijnen, met een passende mate van zelfstandigheid. Onderzoekslijn Kinderen in beweging Het IBS-lectoraat Leefstijl en de gezondheid, van de Faculteit Gezondheidszorg, heeft als focus de relaties tussen fysieke activiteit, fysieke fitheid, en autonomie. In het lectoraat richt een onderzoekslijn zich op kinderen en jongeren. Hierin zijn twee richtingen te herkennen. EĂŠn onderzoeksgroep kijkt naar een optimale start vroeg in het leven. Dit is de GODIVA onderzoeksgroep: Gross mOtor Development of Infants using home Video registration with the Alberta Infant Motor Scale (AIMS). De tweede groep richt zich op fysieke fitheid en activiteit van kinderen en jongeren met een lichamelijke beperking of chronische aandoening (Fit For the Future! en Health in Adapted Youth Sports (HAYS)-studie). De studenten van de opleiding master Fysiotherapie hebben deelonderzoeken gedaan binnen deze onderzoeksgroepen onder supervisie van de onderzoekers van het lectoraat. De eerste zeven posters in dit boekje gaan over onderzoek bij zuigelingen en hun ouders en therapeuten (Deel I), de andere negen over de onderzoeken bij kinderen en jongeren met beperkingen en/of chronische aandoeningen en aspecten van fitheid en fysieke activiteit Deel II). Veel leesplezier!
Utrecht, oktober 2015, Dr. Jacqueline Nuysink, Hoofd specialisatie Kinderfysiotherapie, opleiding master Fysiotherapie HU en Senior onderzoeker lectoraat Leefstijl en gezondheid / onderzoeksleider GODIVA
Dr. Janke de Groot, Senior onderzoeker lectoraat Leefstijl en gezondheid / onderzoeksleider FFF en HAYS
Deel I GODIVA-project In het project GODIVA, Gross motor Development of Infants using home-Video registration with the Alberta Infant Motor Scale (AIMS), wordt een methode ontwikkeld, waarmee kinderfysiotherapeuten de motorische ontwikkeling van jonge kinderen via filmbeelden gemaakt door ouders kunnen volgen en op betrouwbare wijze meten zonder veel extra belasting voor kind en ouders. De validiteit en bruikbaarheid van de ontwikkelde werkwijze worden in deze studie wetenschappelijk onderzocht. Met deze methode wordt vervolgens een groep kinderen in de tijd gevolgd vanaf 6 weken tot loslopen (longitudinaal onderzoek), en wordt een grote groep kinderen eenmalig getest om de Nederlandse kinderen te vergelijken met de oorspronkelijke Canadese normgroep van de AIMS (normeringsonderzoek). GODIVA heeft een SIA-RAAK subsidie en een WCF subsidie verkregen om deze onderzoeken te kunnen realiseren. Bij GODIVA is een consortium van kennisinstellingen en ziekenhuizen betrokken, alsmede de beroepsvereniging en een klankbordgroep van praktijken kinderfysiotherapie. Voor meer informatie kunt u contact opnemen met onderzoeksleider dr. Jacqueline Nuysink (jacqueline.nuysink@hu.nl)
GODIVA
Hoe scoren ongetrainde kinderfysiotherapeuten de AIMS-homevideo in vergelijking met een consensusscore? Gross mOtor Development of Infants using homeVideo registration with the Alberta infant motor scale
Floortje Engels INTRODUCTIE
METHODE
De Alberta Infant Motor Scale (AIMS) is een betrouwbaar meetinstrument voor het beoordelen van de grof motorische ontwikkeling bij jonge kinderen.1,2 Het GODIVA-project ontwikkelt een nieuwe methode voor het beoordelen van de AIMS: de AIMS-homevideo. Wanneer de meeteigenschappen van de AIMS-homevideo methode goed blijken te zijn, kan het instrument in de dagelijkse praktijk ingezet worden. Vraag die daarbij speelt is of kinderfysiotherapeuten specifiek getraind moeten worden in het beoordelen van de AIMS-homevideo. In veel betrouwbaarheidsonderzoeken is gebruik gemaakt van getrainde testers.2-4 De mate van training die nodig is om de AIMS betrouwbaar te meten is onderwerp van discussie in verschillende onderzoeken.5-7
Procedure: Tijdens een workshop hebben ongetrainde kinderfysiotherapeuten twee AIMS-homevideo’s gescoord. Deze scores werden vergeleken met een door in het GODIVA-onderzoek gestelde consensusscore. Populatie: 31 ongetrainde kinderfysiotherapeuten Analyse: • Overeenkomst consensusscore met score AIMS-homevideo’s • Spreiding: scatterplots, 95% converage interval8,9 • Betrouwbaarheidsinterval op basis van Standaardfout8,9 • Z-score10
RESULTATEN Kind 1:
Kind 2:
DISCUSSIE De spreiding in de scores is groot: • Klinisch relevant verschil bij kind 1. • Ongetrainde kinderfysiotherapeuten scoren de AIMS-homevideo met teveel spreiding. • Training kan leiden tot een hogere betrouwbaarheid op het meten van de subschalen.10 Consensusscore van kind 2 is significant verschillend met gemiddelde score van de ongetrainde kinderfysiotherapeuten; het verschil is 0,9. • Verschil valt binnen de gestelde grens van het GODIVA-onderzoek, maximaal 2 items verschil tov consensus. • Bij kind 1: 83,9% en bij kind 2: 77,4% van de kinderfysiotherapeuten scoren binnen deze grens. Validiteit is beperkt: slechts 2 AIMS-homevideo’s en weinig bekend over de populatie. Vervolgonderzoek naar de inter-beoordelaarsbetrouwbaarheid bij ongetrainde kinderfysiotherapeuten is nodig.
CONCLUSIE Ongetrainde kinderfysiotherapeuten scoren de AIMS-homevideo gemiddeld vrijwel gelijk met de gestelde consensusscore van het GODIVA-onderzoek. Hieruit zou geconcludeerd kunnen worden dat extra training niet nodig is. Echter de mate van spreiding is groot en geeft een klinische relevant verschil. Gerichte training wordt aanbevolen. Deze conclusie dient echter beter onderbouwd te worden door middel van gedegen vervolgonderzoek.
Literatuur: 1. Spittle AJ, Doyle LW, Boyd RN. A systematic review of the clinimetric properties of neuromotor assessments for preterm infants during the first year of life. Developmental Medicine & Child Neurology. 2008 50:254-266. 2. Piper MC, Pinnell LE, Darrah J, Maguire T, Byrne PJ. Construction and validation of the Alberta Infant Motor Scale (AIMS). Canadian Journal of Public Health. 1992 Jul-Aug;83 Supplement 2. 3. Jeng SF, Yau KI, Chen LC, Hsiao SF. Alberta infant motor scale: reliability and validity when used on preterm infants in Taiwan. Physical Therapy. 2000 Feb;80(2):168-178. 4. Silva LP, Maia PC, Lopes MMCO, Cardoso MVLML. [Intraclass reliability of the Alberta Infant Motor Scale in the Brazilian version]. Revista da Escola de Enfermagem USP. 2013 47(5): 1046-1051. 5. Coster W. Critique of the Alberta Infant Motor Scale (AIMS). Physical & Occupational Therapy Pediatrics. 1995 15:53-63. 6. Piper MC, Darrah J. Response to Dr. Coster’s critique of the Alberta Infant Motor Scale (AIMS). Physical & Occupational Therapy Pediatrics. 1995 15:65-69. 7. Blanchard Y, Neilan E, Busanich J, Garavuso L, Klimas D. Interrater reliability of early intervention providers scoring the alberta infant motor scale. Pediatric Physical Therapy. 2004 Spring;16(1):13-8. 8. Knapp R. Basic Statistics for nurses. Delmar Publishers Inc. second edition 2000 9. Field A. Discovering Statistics using SPSS. SAGE Publications Inc. third edition 2009 10. Piper M, Darrah J. Motor Assessment of the Developing Infant. Philadelphia PA, WB Saunders. 1994.
JUNI 2015
GODIVA
Bevorderende en belemmerende factoren bij AIMS afname via teleconsultatie in de eerstelijns kinderfysiotherapie Marlous Maalman, Marike Boonzaaijer MSc, Manon Bloemen MSc
Gross mOtor Development of Infants using home-Video registration with the Alberta infant motor scale
Haalbaarheidsonderzoek GODIVA - Lectoraat Leefstijl & Gezondheid - Onderzoekslijn Kind in Ontwikkeling – Hogeschool Utrecht INLEIDING De Alberta Infant Motor Scale (AIMS) wordt veelvuldig gebruikt om de motorische ontwikkeling van jonge kinderen te meten. Door toegenomen technologische mogelijkheden in de huidige tijd kan de AIMS op een andere manier worden afgenomen dan nu gebeurt. Ouders kunnen zelf de AIMS afname vastleggen op film; teleconsultatie. In de literatuur is deze vorm van teleconsultatie niet eerder beschreven. Het doel van dit onderzoek was inzicht verkrijgen in de bevorderende en belemmerende factoren die eerstelijns kinderfysiotherapeuten zien bij AIMS afname via teleconsultatie. Hier kan bij het implementeren van de methode rekening mee worden gehouden.
VRAAGSTELLING Wat zijn de bevorderende en belemmerende factoren voor het toepassen van teleconsultatie in de eerstelijns kinderfysiotherapie?
METHODEN Dit is een kwalitatief onderzoek waarbij gegevens zijn verkregen door middel van focusgroepen.1 Drie gemengde focusgroepen van eerste- en tweedelijns kinderfysiotherapeuten zijn gehouden. Twee onafhankelijke onderzoekers hebben de video- en geluidsopnamen van de focusgroepen getranscribeerd.2 Vervolgens zijn met de Framework Methode de gegevens geanalyseerd.2 Tijdens de analyse zijn thema’s gevormd die betrekking hebben op de bevorderende en belemmerde factoren.
RESULTATEN Verscheidene bevorderende en belemmerde factoren kwamen uit dit onderzoek naar voren voor de zuigeling, de ouders, de kinderfysiotherapeut, de privacy, de beroepsgroep kinderfysiotherapie, de ICT mogelijkheden en de betrouwbaarheid bij testafname. Alleen belemmerde factoren kwamen naar voren voor de financiële vergoeding van teleconsultatie in de praktijksetting. In tabel 1 staat een overzicht van de belangrijkste factoren. Tabel 1 Bevorderende en belemmerende factoren bij AIMS afname via teleconsultatie in de eerstelijns kinderfysiotherapie Bevorderend ● Minder belasting voor zuigeling ● Minder belasting voor ouders ● Kinderfysiotherapie niet overbodig ● Relevant voor toekomstige generatie: “ik denk dat wij ook relatief oud zijn… als je kijkt naar de ouders die nu een jonge baby hebben, die zijn allemaal toch weer van een andere generatie… en de fysiotherapeuten worden allemaal jonger… ik denk dat dit alleen maar relevanter gaat worden… want voor die jonge ouders is een filmpje veel logischer, normaler dan toen wij ouders werden” ● Frequenter monitoren ● Ondersteunend naast contactmoment: “ik denk dat het een hele mooie combinatie kan zijn, want sommige aan huis bezoeken kosten zo enorm veel tijd… dat je kan zeggen ik doe inderdaad dat filmpje en ik combineer dat een week later met een bezoekje” ● Meerwaarde juiste state ● Betrouwbaarheid verhogen door vastleggen op film
Belemmerend ● Meer belasting voor ouders ● Minder geschikte populatie ouders: “ik werk op Kanalen-eiland en daar zie ik inderdaad hele grote gezinnen waar Nederlands dan toch ook vaak een probleem is… of ouders niet meer bij elkaar zijn, die moeten best gemotiveerd zijn om iemand te zoeken die mee wil helpen om te filmen… ik vraag me af hoe reëel het in dat soort situaties zal zijn” ● Kinderfysiotherapie overbodig ● Ondermijning van het kinderfysiotherapie-vak: “wij hebben veel meer inhoud, wij kunnen veel meer… want de AIMS is een middel, wij hebben ons onderzoek… maar op deze manier gaat het een eigen leven leiden” ● Meerwaarde contactmoment ● Hogere belasting kinderfysiotherapeut ● Vergoeding door zorgverzekeraar ● Momentopname motorisch functioneren ● Beoordelen video's lastig t.o.v. live
DISCUSSIE Sterke punten - De analyses zijn uitgevoerd door twee onafhankelijke onderzoekers.4,5 - Transparantie tijdens het uitvoeren en analyseren van het onderzoek.5 - Na het analyseren van de eerste twee focusgroepen kwam geen nieuwe informatie meer boven, verzadiging is vermoedelijk bereikt.4 - Sceptical peer review van meerdere personen op het onderzoeksverslag.5 Zwakke punten - Selectie bias kan aanwezig zijn geweest omdat de kinderfysiotherapeuten tijdens het GODIVA symposium zijn verworven.3 - Selectie bias kan aanwezig zijn geweest omdat de meeste deelnemers van de oudere generatie kinderfysiotherapeuten zijn.3 - Het aantal focusgroepen stond van te voren al vast, terwijl vooraf niet bekend is wanneer verzadiging van informatie optreedt.4 - Onduidelijk is of de kinderfysiotherapeuten genoeg zicht hadden op wat de teleconsultatie inhoudt. - Er is geen gebruik gemaakt van member check, waarbij de bevindingen worden voorgelegd aan de kinderfysiotherapeuten.5
CONCLUSIE Teleconsultatie lijkt steeds relevanter te worden vanwege de jongere generatie kinderfysiotherapeuten. De mogelijkheid tot het afnemen van de AIMS in de juiste state van de zuigeling is een belangrijke bevorderende factor. Belasting voor ouders en kinderfysiotherapeut, ondermijning van het kinderfysiotherapievak en vergoeding door zorgverzekeraars zijn belangrijke belemmerende factoren. Het is aan te bevelen teleconsultatie te implementeren naast de huidige contactmomenten. Vergoeding door zorgverzekeraars lijkt hierbij essentieel.
Referenties 1. Massey OT. A proposed model for the analysis and interpretation of focus groups in evaluation research. Evaluation and Program Planning 2011;34:21-28. 2. Gale NK, Heath G, Cameron E, Rashid S, Redwood S. Using the framework method for the analysis of qualitative data in multidisciplinary health research. BMC Medical Research Methodology 2013;13:117. 3. Long T, Johnson M. Rigour, reliability and validity in qualitative research. Clinical Effectiveness in Nursing 2000;4:30-37. 4. Hak T. Waarnemingsmethoden in kwalitatief onderzoek. Huisarts & Wetenschap 2004;47(11):502-508. 5. Netwerk Kwalitatief Onderzoek AMC - UvA. Richtlijnen voor kwaliteitsborging in gezondheids(zorg)onderzoek: Kwalitatief Onderzoek, 2002.
GODIVA
Toepassen van de telemetrie-methode in de tweedelijn.
Gross Motor Development of Infants using home-Video registration with the Alberta infant motor scale
Robin van Munster, Marike Boonzaaijer, Manon Bloemen, Jacqueline Nuysink. Inleiding GODIVA is een project van het lectoraat, onderzoekslijn ‘Kind in Ontwikkeling’, van de Hogeschool Utrecht (HU). Binnen het project is een nieuwe methode ontwikkeld ter afname van de AIMS. Hierbij wordt gebruik gemaakt van videobeelden opgenomen door ouders (telemetrie-methode), met als doel de motorische ontwikkeling van jonge kinderen te volgen en op betrouwbare wijze te meten. Op deze manier wordt getracht minder belastend te werken voor kind en ouders. Van belang was het onderzoeken van de haalbaarheid en inzetbaarheid van de toe te passen telemetrie-methode door kinderfysiotherapeuten.
Methode Onderzoeksvraag en doel
Onderzoeksdesign: Het betreft een beschrijvende kwalitatieve studie aan de hand van de framework analyse methode, volgens Gale et al.1
Dit onderzoek heeft antwoord gegeven op de vraag: Wat zijn de bevorderende en belemmerende factoren voor het toepassen van de telemetriemethode binnen de tweedelijns kinderfysiotherapie?
Tabel 1. Data-analyse stappen van Gale. Data-analyse zeven stappen van Gale. 1 Transcription
Het doel van dit onderzoek was het in kaart brengen van de factoren die het implementatie proces beïnvloeden.
2 Familiarisation with the interview 3 Coding 4 Developing a working analytical framework 5 Aplying the analytical framework 6 Charting data into the framework matrix 7 Interpreting the data
Quote: ‘Het is wel een duidelijk voordeel boven een situatie in een ziekenhuis, dat een kind al ergens heen gesleept is en misschien al onderzoeken heeft gehad. Dus ik denk dat het vooral voor het ziekenhuis een enorm verschil kan opleveren’.
Onderzoekspopulatie: Gegevens zijn verzameld door middel van focusgroepen en bestonden uit 21 respondenten, werkzaam in de eerste- en/of tweedelijn. Data-analyse: Resultaten zijn vervolgens verwerkt met de methode in Excel volgens Swallow et al.2
Quote: ‘Ik heb heel lang ook follow-up gedaan in het ziekenhuis. Ik denk dat het met name voor ziekenhuizen wel heel fijn is’.
Tabel 2. Resultatenoverzicht bevorderende en belemmerende factoren voor het toepassen van de telemetrie-methode.
Resultaten Thema
Bevorderend
Belemmerend
Telemetrie-methode bij zuigeling
Vrijheid in keuze testmoment in ziekenhuis Makkelijker multidisciplinair samenwerken
Niet adequaat hanteren door ouders Verminderde veiligheid van het kind
Telemetrie-methode door ouder
Vermindering van belasting op ouders Minder ziekenhuisbezoeken nodig
Kwaliteit filmen door ouders Cultuurgebonden motivatie / Taal / Achtergrond
Privacy
Ouders zijn verschillend m.b.t. privacy
Lastig door aantal mensen die materiaal zien Privacy restricties
Invloed beroepsgroep
Methode alleen aanvullend toepassen
Ondermijning KFT vakgebied Kinderfysiotherapeut mogelijk overbodig
Telemetrie-methode door kinderfysiotherapeut
Positieve indruk methode Meerwaarde follow-up poli in ziekenhuis Meerwaarde follow-up bij twijfels
AIMS niet altijd als onderzoek gebruikt Missen van het contactmoment Teveel focus op AIMS
Financiële vergoeding
Declaratie in ziekenhuis minder lastig
Tijd niet vergoed / Kost eigen tijd
ICT
Positief indien beveiligingssystemen werken
ICT restricties ziekenhuis, vorm en duur video
Betrouwbaarheid test
State van het kind bepalend voor test Ondervangen tijdsgebrek poli ziekenhuis Ondervangen hoeveelheid kinderen op poli
Begrip ouderinstructie Prestatiegerichtheid van ouders Blijvend groot belang live observatie
Quote: ‘Ik vind ook dat de nazorg poli zich wel in dat indicatie gebied kan bevinden, want daar zou je in principe ook je uren zo goed mogelijk in willen delen.’ Quote: ‘En dat je een filmpje Discussie en Conclusie maakt en dat meerdere disciplines er naar kunnen Tweedelijns respondenten zijn overwegend positief en de telemetrie-methode lijkt haalbaar als inzetbaar kijken. Ik denk dat het daar meetinstrument in de tweedelijn. Zij zien de methode als oplossing voor bepaalde problematiek in het werkveld, zie meer zinvol voor is, resultatenoverzicht tabel 2. Er is echter nog niet in kaart gebracht of de factoren elkaar kunnen versterken of zullen bijvoorbeeld met opheffen. multidisciplinaire polis.’ Contactgegevens Robin.vanmunster@student.hu.nl Godiva@hu.nl
Aanbevelingen disseminatie In de toekomst zal meer ervaring worden opgedaan met het implementeren van de methode in de praktijk. Aanbevolen wordt vervolgens nader implementatie onderzoek te doen en in kaart te brengen welke bevorderende en belemmerende factoren bepalend zullen zijn voor het daadwerkelijk toepassen in de praktijk. Ter bevordering van het implementatieproces wordt geadviseerd onderscheid te maken in persoonsfactoren en omgevingsfactoren.
Referenties 1 Nicola K Gale, Gemma Heath, Elaine Cameron, Sabina Rashid, Sabi Redwood. Using the framework method for the analysis of qualitative data in multi-disciplinary health 2 V. Swallow, J. Newton, C. van Lottum. How to manage and display qualitative data using ‘Framework’ and Microsoft Excel, Journal of Clinical Nursing 2003; 12: 610–612
GODIVA GODIVA
Zijn ouders in staat om het grof motorische ontwikkelingsniveau van performance hun kind juist of in ssessment of gross motor te schatten? ants based on video recordings made by
Gross mOtor Development Infants Gross mOtor Development of of Infants using using home-Video registration with the home-Video registration with the Alberta Alberta infant motor scale infant motor scale
rents: a validation study
Renate van der Bruggen PT Marike Boonzaaijer PPT, MSc, Mirjam van Eck PPT, MSc, Jacqueline Nuysink PPT, PhD
1, Ellen van Dam PPT MSc3, Ingrid C van Haastert PPT PhD2, Jacqueline Nuysink PPT PhD1 ke Boonzaaijer PPT MSc INTRODUCTIE
rtment of Physiotherapy of Institute for Human Movement Studies, Research Center for Innovation in Healthcare, University of Applied Sciences Utrecht, The Netherlands de geboorte zal een kind meerdere mijlpalen de grof motorische ontwikkeling moeten behalen om uiteindelijk zelfstandig te leren lopen.1 De Alberta Infant atology,Na Wilhelmina Ch i l dr en’ s Hospital, University Medicalvan Center Utrecht, The Netherlands 2-4 In het project Motor Scale (AIMS) is een meetinstrument waarbij de grof motorische ontwikkeling beoordeeld kan worden bij kinderen van 0 t/m 18 maanden. rtment of Rehabilitation, Academic Medical Centre, University of Amsterdam, The Netherlands GODIVA wordt een methode ontwikkeld waarmee kinderfysiotherapeuten de grofmotorische ontwikkeling van jonge kinderen via filmbeelden kunnen volgen en op betrouwbare wijze meten, zonder veel extra belasting voor kind en ouders. Naast de live- en video score hebben ouders een digitale vragenlijst ingevuld waarop zij RODUCTION antwoord hebben gegeven op de vraag hoe zij het grofmotorische ontwikkelingsniveau inschatten. De antwoorden van ouders werden vergeleken met de AIMS-scores. Hieruit worden opgemaakt ofdetermined ouders in staatby zijnaom het grofmotorische hun kindor juist in te schatten. essment of kon motor performance single observationontwikkelingsniveau involves a risk van of underoverestimation of any developmental
rder.2-5 Therefore, longitudinal observations are needed to define gross motor developmental pathways of infants more accurately. uent visits to an outpatient clinic can be burdensome for parents and/or infants. Assessing gross motor performance based on video stration by parents can be an addition to the original method but needs to be assessed on comparability. METHODE Populatie:
Procedure: Gecategoriseerde scores vergelijken
Statistische analyse:
ECTIVE To determine the comparability of test results on the Alberta Infant Motor Scale (AIMS)1 assessed on a home video registration created by Z-score Score ouders Leeftijdsband N Jongen/ Min. Max. Mean St. • Spearman correlatie coëfficiënt arents, with an observation on site by a Pediatric Physical Therapist (PPT). (in maanden) meisje deviatie < -2 Langzaam • Wilcoxon signed rank test To explore the feasibility of the video-method for parents. Leeftijdsband 1 16 6 / 10 1,12 5,65 3,68 1,33 -2 tot -1 Onder gemiddeld Leeftijdsband 2 Leeftijdsband 3 Totaal
10 18 44
6/4 10 / 8 22 / 22
5,39 7,30 1,12
9,80 17,95 17,95
7,11 12,57 8,09
1,41 2,59 4,42
-1 tot +1 +1 tot +2 > +2
•
Gemiddeld Boven gemiddeld Snel
Kruistabellen
HOD gn e of twelve trained PPT testers participated in a live assessment of the AIMS while parents ade a video of their child. Subsequently the video recording was assessed by another tester. RESULTATEN standardize the recording, parents were guided by tutorial material.
Spearman correlatie coëfficiënt: Kruistabel: Inclusion • Geen verband: 0.04 (live) en 0.07 (video) icipants Parents with a question or concern about the • Niet significant: p > 0.05 Live
52 infants, age range: 2 weeks to 19 months
Langzaam
Onder gemiddeld
Gemiddeld
Boven gemiddeld
Snel
Totaal
0 0%
0 0%
6 85,7%
1 14,3%
0 0%
7 100%
0 0%
2 13,3%
7 46,7%
5 33,3%
1 6,7%
15 100%
Z = -1 tot +1
0 0%
0 0%
15 71,4%
5 23,8%
1 4,8%
21 100%
Z = +1 tot +2
0 0%
0 0%
1 100%
0 0%
0 0%
1 100%
Z = > +2
0 0%
0 0%
0 0%
0 0%
0 0%
0 100%
Totaal
0 0%
2 4,5%
29 65,9%
11 25%
2 4,5%
17/44 39%/100%
motor development of their infant Z-score Good understanding of the Dutch language Z = < -2 Exclusion Infants with atypical motor development Z = -1 tot -2 PT parents
Wilcoxon signed rank test: surements • Significant: p <0.05 MS1 uestionnaire for 30 parents (N=50) 26 27 and semi-structured interviews (N=10) 25 20
17
analyses 15 class Correlation10 Coefficient (ICCagreement) 5 2 1 dard Error of Measurement (SEM) 0 Gelijk Positief Negatief d and Altman plot (BA) llest Detectable Change (SDC) 15
Live Video
Score van ouders vergeleken met Z-score live per leeftijdsband: Leeftijdsband 1
ULTS 8* (24♂ , 24♂ ; range 4,8 wks –19 months) 25%
es excluded for procedural faults
75%
Gelijk Hoger Lager
n diff. video - live score= 0,46 item (SD ± 1,98) greement = 0,99 M = 1,41 item C = 3,88 item DISCUSSIE
Leeftijdsband 2
Leeftijdsband 3
5% 40% 60%
Gelijk Hoger Lager
Table 1. BA Plot Difference video-live scores to mean total raw score
50% 45%
Gelijk Hoger Lager
CONCLUSIE
• Ouders hebben veel moeite met het inschatten van het grof motorische ontwikkelingsniveau van • Slechts 39% van de ouders kan het grof motorische of parents are well educated. According to 94% of the parents, recording their i nf a nts’ 5-7 hun kind. Dit komt echter niet overeen met de gebruikte literatuur. ontwikkelingsniveau van hun kind juist inschatten. ement• Hoe repertoire was easy to hoger perform. Choosingdes their ownzijn time andinstaying was• 59% van de ouders schatten hun kind hoger in. ouder kinderen zijn (hoe de leeftijdsband) te beter ouders staat om at hethome grof References sidered comfortable. motorische ontwikkelingsniveau van hun kind in te schatten. Een mogelijke oorzaak hiervan • Voor ouders met hele jonge kinderen blijkt het moeilijker om 1. Piper M, Darrrah J. Motor Assessment of the kan zijn dat de verschillen in de grof motorische ontwikkeling groter zijn dan in de andere het grof motorische ontwikkelingsniveau in te schatten leeftijdsbanden. dan bij oudere Developing kinderen. Infant. Philadelphia, PA: Saunders, 1994. NCLUSION • De gezinssituatie is niet uitgevraagd in de vragenlijst. Ouders met ervaring door eerder gekregen • Kinderfysiotherapeuten zullen deze resultaten mee moeten 2. Janssen AJ, Akkermans RP, Steiner K, de Haes OA, kinderen zijn wellicht beteron in staat omrecordings het grof motorische ontwikkelingsniveau te assessment schatten. anamnese. Oostendorp RA, Kollee LA, Nijhuis-van der Sanden essment of the AIMS based video is well comparableinto by nemen in de kinderfysiotherapeutische • Visuele aspecten van de vragenlijst kunnen van invloed zijn geweest op de ingevulde scores van • Het gebruik van meetinstrumenten om de motor grof motorische MW: Unstable longitudinal performance in ervation on site8-9and a promising method. Time and distance become less important barriers. infants from 6blijft to 24 months on the Bayley ouders. ontwikkeling inpreterm kaart te brengen noodzakelijk.
video is a lasting objectification of motor performance. Parents are able to make adequate os ofReferenties their child and report positive experiences with the video method. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9.
Scales of Infant Development--Second edition. Res Dev Disabil 2011; 32: 1902-9. 3. Darrah J, Senthilsel van A, Magill-Evans J.
Gesell A., Armantrude C.S. Developmental diagnosis: normal and abnormal child development, 2nd edition. New York: Harpers & Row, 1947. Trajectories of serial motor scores of typically Piper M.C., Darrah J. Motor Assessment of the Developing Infant (AIMS). Elsevier Health Sciences, februari 1994. Piper M.C., Pinnell L.E., Darrah J., et al. Construction and validation of the Alberta Infant Motor Scale (AIMS). Can. J. Publich Health 1992 Jul-Aug;83 Suppl 2:S46-50. developing children: Implications for clinical decision Darrah J., Bartlett D., Maguire T.O., et al. Have infant gross motor abilities changed in 20 years? A re-evaluation of the Alberta Infant Motor Scale normative values. Developmental Medicine & Child Neurology. 2014 Sep;56(9):877-81. making. Infant Behav Dev. 2009;32(1):72-8. J.L. Bodnarchuk, W.O. Eaton. Can parent reports be trusted? Validity of daily checklists of gross motor milestone attainment. Applied Developmental Psychology 25 (2004) 481–490. K. Libertus, R.J. Landa. The Early Motor Questionnaire (EMQ): A parental report measure of early motor development. Infant Behavior & Development 36 (2013) 833-842. O. Atun-Einy, S.E. Berger, A. Scher. Assessing motivation to move and its relationship to motor development in infancy. Infant Behavior & Development 36 (2013) 457-469. 4. Darrah J, Hodge M, Magill-Evans J, Kembhavi G. R. Tourangeau, F.G. Conrad, M.P. Couper. "Up Means Good": The Effect of Screen Position on Evaluative Ratings in Web Surveys. Public Opin Q. 2013;77(Suppl 1):69-88. Stability of serial assessments of motor and R. Tourangeau, F.G. Conrad, M.P. Couper. The Science of Web Surveys. Oxford University Press; 1 edition April 26, 2013.
CUSSION live observation of the AIMS the gold standard for the assessment of motor performance o in infancy? h ta r e te p r’ s and con’ s of video- or live-observation? Is the video method feasible for all parents?
JUNI 2015 communication abilities in typically developing infants-implications for screening. Early Hum Dev.
GODIVA GODIVA
Assessment of gross motor performance of De overeenstemming tussen de AIMS-live en de infants based on video recordings made by AIMS-home video parents: a validation study Floortje Roest PT, Imke van Maren-Suir PPT, MSc, Mirjam Van Eck PPT, MSc, Jacqueline Nuysink PPT, PhD Juni 2015
Gross GrossmOtor mOtorDevelopment Development of of Infants Infants using using home-Video home-Videoregistration registration with with the the Alberta Alberta infant infantmotor motor scale scale
Marike Boonzaaijer PPT MSc1, Ellen van Dam PPT MSc3, Ingrid C van Haastert PPT PhD2, Jacqueline Nuysink PPT PhD1
INTRODUCTIE Department of Physiotherapy of Institute for Human Movement Studies, Research Center for Innovation in Healthcare, University of Applied Sciences Utrecht, The Netherlands De Alberta Infant Motor Scale (AIMS) is een gestandaardiseerd, observatief waarbij er een beoordeling wordt gegeven van de grove motoriek van kinderen vanaf de Neonatology, Wilhelmina Children’s Hospital, University Medical Center Utrecht,meetinstrument The Netherlands 1,2 In het GODIVA validatie-onderzoek worden de meeteigenschappen van een nieuw ontwikkelde video methode van de AIMS, de AIMS-home geboorte tot zij zelfstandig lopen. Department of Rehabilitation, Academic Medical Centre, University of Amsterdam, The Netherlands video, onderzocht.
INTRODUCTION Een belangrijk onderdeel van deze validatie is het bepalen en interpreteren van de mate van absolute overeenstemming tussen de AIMS-live en de AIMS-home video. Hierbij is het van belang de voor zowel de totaalscore voor de 4observation subschalen te bepalen, aangezien verschillen mogelijk opheffenof in de totaalscore. Dit is dan ook het Assessment of overeenstemming motor performance determined byals a single involves a risk of under-elkaar or overestimation any developmental doel van dit onderzoek. 2-5 disorder. Therefore, longitudinal observations are needed to define gross motor developmental pathways of infants more accurately. Frequent visits to an outpatient clinic can be burdensome for parents and/or infants. Assessing gross motor performance based on video registration by parents can be an addition to the original method but needs to be assessedRESULTATEN on comparability. METHODE
Inclusie kinderen: 52 kinderen geïncludeerd op basis van open inschrijving à 4 kinderen geëxcludeerd op basis van OBJECTIVE procedurefouten onderzoekspopulatie: 1. To determine à the comparability ofn=48 test results on the Alberta Infant Motor Scale
Bland-Altman plot totaal:
(AIMS)1 assessed on a home video registration created by
parents, Populatie: with an observation on site by a Pediatric Physical Therapist (PPT). 2. To explore the feasibility of the video-method for parents.
METHOD Design Procedure: 1.One of twelve trained PPT testers participated in a live assessment of the AIMS while parents De houdingen van de AIMS werden door één van de ouders uitgelokt. Tegelijkertijd filmde een 2e made a video of their child. Subsequently the video recording was assessed by another tester. persoon en scoorde de kinderfysiotherapeut (n=11) de AIMS-live. Achteraf werd de AIMS-home video Togescoord standardize the recording, parents were by tutorial material. door een andere kinderfysiotherapeut (n=10).guided De kinderfysiotherapeuten waren allen getraind en getoetst voor het afnemen van de AIMS-home video tijdens 2 trainingssessies.
Inclusion Participants Parents with a question or concern about the Statistische analyse: 3 motor development of their infant N = - 52 Intraclasscorrelatiecoëfficiënt: infants, age range: 2 weeks to 19 months ICC agreement, [2,1]; 95% betrouwbaarheidsinterval Good understanding of the Dutch language - Standaard Error of Measurement (SEM)3 Exclusion - Bland-Altman plot met de Limits of Agreement (LOA) + 95% betrouwbaarheidsinterval4-6 Infants with atypical motor development Measurements PT parents 1
1. AIMS Norm: ICC ≥ 0.710 LOA totaalscore: ≤ 3(N=50) ± bias; LOA buikligging en stand (>15interviews items): ≤2 ± bias; 2. Questionnaire for parents and semi-structured (N=10)
Bland-Altman plot subschaal ‘buikligging’:
LOA rugligging en zit (<15 items): ≤1,5 ± bias
Data analyses Intraclass Correlation Coefficient (ICCagreement) RESULTATEN Standard Error of Measurement (SEM) Bland and Altman plot (BA) Smallest Detectable Change (SDC) RESULTS N=48* (24♂, 24♀; range 4,8 wks – 19 months) *4 cases excluded for procedural faults
Mean diff. video - live score= 0,46 item (SD ± 1,98) ICCagreement = 0,99 SEM = 1,41 item SDC = 3,88 item
Table 1. BA Plot Difference video-live scores to mean total raw score
CONCLUSIE en AANBEVELINGEN the parents, recording their infants’ Door de redelijk tot goede overeenstemming lijkt AIMS-home video movement repertoire was easy to perform. Choosing their own time and staying at home was een geschikt meetinstrument voor het beoordelen van de considered comfortable. motorische ontwikkeling References van kinderen van 0 tot 18 maanden. De Binnen norm: ICC[2,1] en LOA voor subschaal ‘zit’ en ‘stand’ 74%Norm of parents are well educated. According to 94% of benaderd: LOA totaal, subschaal ‘buikligging’ en ‘rugligging’
Piper M, Darrrah Motor Assessment of the AIMS-home video en de1. AIMS-live kunnenJ.mogelijk afwisselend Developing Infant. gebruikt worden. Vervolgonderzoek naar Philadelphia, de andere PA: Saunders, 1994. DISCUSSIE CONCLUSION meeteigenschappen van2.de AIMS-home video en de De (absolute) overeenstemming tussen de AIMS-live en AIMS-home is redelijk tot goed. Janssen AJ, Akkermans RP, Steiner K, de Haes OA, 4-6 overeenstemming met dezelfde beoordelaars en Nijhuis-van per subschaal is - Geen systematische verschillen tussen methodes Oostendorp RA, Kollee LA, der Sanden Assessment of the AIMS based on video recordings is well comparable to assessment by wenselijk voordat er definitieve conclusies getrokken - Verschillende beoordelaars AIMS-live en AIMS-home video kan de LOA negatief beïnvloed hebben MW: Unstable longitudinal motor kunnen performance in observation site andschalen a promising barriers. worden. preterm infants from 6 to 24 months on the Bayley waardooron op sommige ‘redelijk’. method. Time and distance become less important Scales of Infant Development--Second edition. Res ICC[2,1] hoger uitgevallen zijn door grote mate vanperformance. spreiding3 The- video is kan a lasting objectification of motor Parents are able to make adequate Dev Disabil 2011; 32: 1902-9. Daarnaast wordt het aanbevolen om tijdens eventuele trainingen - ICC[2,1] is hoog ondanks kans dat ene methode beter meet dan de andere videos of their child and report positive experiences with the video method. speciaal aandacht te hebben voor bepaalde items en om de - Resultaten gelden voor (hoog opgeleide) ouders van kinderen die Nederlandse taal beheersen en 3. Darrah J, Senthilsel van A, Magill-Evans J. handleiding te blijven gebruiken, bij beide methodes. voor getrainde kinderfysiotherapeuten. Trajectories of serial motor scores of typically developing children: Implications for clinical decision making. Infant Behav Dev. 2009;32(1):72-8.
DISCUSSION Is a live observation of the AIMS the gold standard for the assessment of motor performance in infancy? REFERENTIES 4. Darrah J, Hodge M, Magill-Evans J, Kembhavi G. What are the pro’s and con’s of videoor live-observation? Is the video method feasible for all parents? 1. Piper MC, Pinnell LE, Darrah J, Maguire T, Byrne PJ. Construction and Validation of the Alberta Infant Motor Scale ( AIMS ). Can J Public Heal. 1992;83(Supplement 2)
Stability of serial assessments of motor and 2. Darrah J, Bartlett D, Maguire TO, Avison WR, Lacaze-Masmonteil T. Have infant gross motor abilities changed in 20 years? A re-evaluation of the Alberta Infant Motor Scale normative values. Dev Med Child Neurol. communication abilities in typically developing infants-2014;56(9):877-881 implications for screening. Early Hum Dev. 3. De Vet HCW, Terwee CB, Knol DL, Bouter LM. When to use agreement versus reliability measures. J Clin Epidemiol. 2006;59(10):1033-1039. 2003;72(2):97-110. 4. Bland JM, Altman DG. Statistical methodse for assessing agreement between two methods of clinical measurement. Lancet. 1986:307-310 5. Bland JM, Altman DG. Measuring agreement in method comparison studies. Stat Methods Med Res. 1999;8(2):135-160. 6. Bland JM, Altman DG. Statistical methods for assessing agreement between two methods of clinical measurement. Int J Nurs Stud. 2010;47(8):931-936.
5. Piek JP, Dawson L, Smith LM, Gasson N. The role of early fine and gross motor development on later motor and cognitive ability. Human Movement
GODIVA GODIVA
Wat is de intra-beoordelaars de AIMS-homeof video? of betrouwbaarheid gross motor van performance
on video recordings made by idation study
Arine M. Sneep PT; Imke van Maren-Suir PPT, MSc; Mirjam van Eck, PPT, MSc; Jacqueline Nuijsink PPT, PhD
Gross mOtor Development of Infants using homeGross mOtor Development of Infants using Video registration with the Alberta infant motor scale
home-Video registration with the Alberta infant motor scale
INTRODUCTIE
Achtergrond: 1 2 kinderen te objectiveren.1-3 De Alberta Infant Motor Scale is een veel 3 gebruikt instrument om de motorische ontwikkeling van jonge In het GODIVA-project wordt de mogelijkheid tot het scoren van de AIMS middels videomateriaal, de AIMS-home video, wetenschappelijk onderzocht. tute for Human Movement Studies, Research Center for Innovation in Healthcare, University of Applied Sciences Utrecht, The Netherlands Doel: Vanuit het GODIVA-project is een deelonderzoek gestart naar de intra-beoordelaarsbetrouwbaarheid van de AIMS-home video, met als doel: Hospital, University Medical Center Utrecht, The Netherlands 1) Centre, het bepalen van de intra-beoordelaars van de AIMS-home video mic Medical University of Amsterdam,betrouwbaarheid The Netherlands 2) het bepalen van de bijbehorende overeenstemmingsmaten zodat de gevonden betrouwbaarheid klinische relevantie verkrijgt.4,5
MSc , Ellen van Dam PPT MSc , Ingrid C van Haastert PPT PhD , Jacqueline Nuysink PPT PhD1
METHODE
FLOWCHART
mance determined by a single observation involves a risk of underor overestimation of any developmental Populatie: Aantal Leeftijd in weken Leeftijd in Geboortegewicht in Zwangerschapsdinal observations are needed to define motor pathways of infants more accurately. jongens/meisjes gem. (SD) gross maanden gem. developmental gram gem. (SD) duur in weken (SD) gem. (SD) nt clinic canTotale be burdensome22/23for parents Assessing gross 36,4 and/or infants. 8,3 3413 39,5 motor performance based on video onderzoeksgroep (19) (4,4) (545) (1,2) e an additionGroep to beoordelaar the original method but36,3needs to 8,3 be assessed on comparability. 1 6/9 3434 39,5 (16)
(3,7)
(604)
(1,4)
Groep beoordelaar 2
7/8
31,4 (23,5)
7,2 (5,4)
3460 (579)
39,4 (1,2)
Groep beoordelaar 3
9/6
41,6 (16,4)
9,6 (3,8)
3345 (475)1
39,7 (11,2)
ability of test results on the Alberta Infant Motor Scale (AIMS) assessed on a home video registration created by Procedure: ion on site by a Pediatric Physical Therapist (PPT). 3 Masterstudenten hebben elk 15 films tweemaal beoordeeld, met een wash-out periode van ten of the video-method minste vijf weken.8for parents.
Statistische analyse: • Variantie-analyse: bepalen van de waarde van de varianties (ơ²p ,ơ²mt , ơ²residual) • Betrouwbaarheid: Intraclass Correlation Coëfficiënt (ICC) model 3.1, met 95% betrouwbaarheidsinterval (per beoordelaar en totaalgroep) 4,9 • Standard Error of in Measurement (SEM) testers participated a live assessment of the AIMS while parents • Smallest Detectable Difference (SDD)
Subsequently the video recording was assessed by another tester. g, parents were guided by tutorial material. RESULTATEN
weeks to 19 Spreiding months in uitkomst ruwe score AIMS ICC 95% BI
Inclusion Totaal Beoordelaar 2 3 Parents with aBeoordelaar question1or concern aboutBeoordelaar the motor development 4-58 8-53of their infant 4-58 6-48 Good understanding of the Dutch language Exclusion .997 .998 .999 .993 Infants with atypical motor development PT.998 parents - .995 .999 - .994 .997 – 1.00 .998 - .978
(N=50) and semi-structured interviews (N=10) ICC: Intraclass Correlatie Coëfficiënt; BI: Betrouwbaarheidsinterval SEM: 0,96 items (ICC agreement) SDD: 2,66 items
ient ent (SEM)
Rode lijn: Limits of Agreement; groene lijn: gemiddeld verschil; blauwe lijn: 95% BI van de LoA
DISCUSSIE en AANBEVELINGEN (SDC)
De intra-beoordelaars betrouwbaarheid van de AIMS-home video is hoog. Dit komt overeen met de uit andere literatuur gevonden intra-beoordelaars betrouwbaarheid van de AIMS.1-3, 11,12 De gevonden meetfout van 0,96 is vergelijkbaar met de meetfout in soortgelijk onderzoek naar de AIMS.8 De ICC wordt beïnvloed door de spreiding, die in de onderzochte populatie maximaal was. wks De –gevonden 19 months) waarden zijn primair van toepassing op een populatie gezonde, Nederlandse kinderen met een geboortegewicht passend bij hun normale zwangerschapsduur. Vervolgonderzoek zou zich kunnen richten op het bepalen van de intra-beoordelaarsbetrouwbaarheid per leeftijdsband, waarbij de spreiding in uitkomst op de AIMS kleiner is. Om de resultaten beter te kunnen 0,46generaliseren item (SDzou±vervolgonderzoek 1,98) zich op een meer heterogene populatie moeten richten, waarbij specifieke patiëntgroepen geïncludeerd kunnen worden.
CONCLUSIE
Table 1. BA Plot Difference video-live scores to mean total raw score
De uitstekende resultaten van het intra-beoordelaarsonderzoek vormen een basis voor verder onderzoek naar de intra-beoordelaarsbetrouwbaarheid heterogene populaties, their of gemeten onder speciale cated. According to 94% of thein meer parents, recording i nf a nts’ patiëntgroepen. sy toDitperform. Choosing their own time and staying at home was onderzoek heeft bijgedragen aan het totaalonderzoek naar de meeteigenschappen van de AIMS-home video; een eerste stap naar het uiteindelijk inzetten van de AIMS-home video in de dagelijkse praktijk.
Referenties 1. Spittle AJ, Doyle LW, Boyd RN. A systematic review of the clinimetric properties of neuromotor assessments for preterm infants during the first year of life. Developmental Medicine & Child Neurology. 2008, 50:254-266 2. Piper MC, Pinnell LE, Darrah J, Maguire T, Byrne PJ. Construction and validation of the Alberta Infant Motor Scale (AIMS). Canadian Journal of Public Health. 1992 JulAug;83 Suppl 2:S46-50. 3. Darrah J, Bartlett D, Maguire TO, Avison WR, Lacaze-Masmonteil T. Have infant gross motor abilities changed in 20 years? A re-evaluation of the Alberta Infant Motor Scale normative values. Developmental Medicine & Child Neurology. 2014 Sep;56(9):87781. 4. de Vet HC, Terwee CB, Knol DL, Bouter LM. When to use agreement versus reliability measures. Journal of Clinical Epidemiology. 2006 Oct;59(10):1033-9. 5. Kottner J, Gajewski BJ, Streiner DL. Guidelines for Reporting Reliability and Agreement Studies (GRRAS). International Journal of Nursing Studies. 2011 Jun;48(6):659-60. 6. Walter SD, Eliasziw M, Donner A. Sample size and optimal design for reliability studies. Statistics in Medicine. 1998 Jan 15;17(1):101-10. 7. Saito Y, Sozu T, Hamada C, Yoshimura I. Effective number of subjects and number of raters for inter-rater reliability studies. Statistics in Medicine. 2006 May 15;25(9):154760. 8. Jeng SF, Yau KI, Chen LC, Hsiao SF. Alberta infant motor scale: reliability and validity when used on preterm infants in Taiwan. Physical Therapy. 2000 Feb;80(2):168-78. 9. Shrout PE1, Fleiss JL. Intraclass correlations: uses in assessing rater reliability. Psychological Bulletin. 1979 Mar;86(2):420-8. 10. Weir JP. Quantifying test-retest reliability using the intraclass correlation coefficient and the SEM. Journal of Strength and Condition Research. 2005 Feb;19(1):231-40. 11. Valentini NC1, Saccani R. Brazilian validation of the Alberta Infant Motor Scale. Physical Therapy. 2012 Mar;92(3):440-7. 12. Syrengelas D, Kalampoki V, Kleisiouni P, Konstantinou D, Siahanidou T. Gross motor development in full-term Greek infants assessed by the Alberta Infant Motor Scale: reference values and socioeconomic impact. Early Human Development. 2014 Jul;90(7):353-7.
References Juni 2015 1. Piper M, Darrrah J. Motor Assessment of the
GODIVA
Interbeoordelaarsbetrouwbaarheid van de AIMS-video
Gross mOtor Development of Infants using home-Video registration with the Alberta infant motor scale
Nienke Reumer, Imke van Maren-Suir, Mirjam van Eck, Jacqueline Nuysink INLEIDING De Alberta Infant Motor Scale (AIMS) is een betrouwbaar en valide meetinstrument om de motorische ontwikkeling van zuigelingen van 0-18 maanden te meten. 1 Binnen het lectoraat leefstijl en Gezondheid van de FG in Utrecht loopt een meerjarig onderzoek naar onder andere het afnemen van de AIMS bij zuigelingen via door ouders gemaakte video-opnames (AIMS-video). Aanleiding hiervoor was de vraag van kinderfysiotherapeuten om een methode te ontwikkelen waarmee de motorische ontwikkeling van jonge kinderen via filmbeelden gevolgd kan worden en op valide wijze gemeten zonder veel extra belasting voor kind en ouders. De afgelopen tijd is onderzocht of de betrouwbaarheid bij het meten van de AIMS-live en de AIMS-video hetzelfde is. Deze resultaten zijn nog niet gepubliceerd, maar al wel bekend is dat de AIMS-video vergelijkbaar is met de AIMS-live (ICC 0,99).
DOEL Het doel van deze studie is het onderzoeken van de interbeoordelaarsbetrouwbaarheid van de AIMS-video.
METHODE Onderzoeksdesign: Betrouwbaarheidsonderzoek bij een aselecte groep zuigelingen met drie kinderfysiotherapeuten i.o. als beoordelaars. Onderzoekspopulatie: N=48, leeftijd van 4 tot 78 weken Meetinstrument: Alberta Infant Motor Scale (AIMS) 1 Data-analyse: Intraclass Correlation Coëfficiënt (ICCagreement) Standard Error of Measurement (SEM) 2
RESULTATEN ICCagreement = 0,99 SEM = 0,92 items Tabel 1. Karakteristieken van de onderzoekspopulatie N=48
gemiddelde SD min max leeftijd (weken) 35,5 18,7 4,9 78 geboortegewicht 3431 549,7 2500 4365 zwangerschapsduur 39,5 1,2 37 42 Tabel 2. Gemiddelde scores en standaarddeviatie van beoordelaar A, B en C
Totale ruwe score Score buikligging Score rugligging Score zitten Score staan
Beoordelaar A 28,5 (17,4) 11,0 (7,2) 6,9 (2,5) 6,3 (4,8) 4,4 (4,1)
Beoordelaar B 28,4 (17,5) 10,6 (7,0) 6,8 (2,6) 6,5 (4,6) 4,4 (4,4)
Beoordelaar C 28,9 (17,6) 11,0 (7,1) 6,8 (2,6) 6,5 (4,7) 4,5 (4,4)
Tabel 3. Intraclass Correlation Coëfficient (ICC) en Standard Error of Measurement (SEM) voor de interbeoordelaarsbetrouwbaarheid
Totale ruwe score AIMS Ruwe score buikligging Ruwe score rugligging Ruwe score zitten Ruwe score staan
ICC Beoordelaar A+B+C 0,99 0,98 0,98 0,98 0,98
SEM Beoordelaar A+B+C 0,92 0,96 0,97 0,96 0,97
DISCUSSIE en CONCLUSIE Dit onderzoek naar de interbeoordelaarsbetrouwbaarheid van de AIMS-video, bij een populatie van 48 zuigelingen in de leeftijd van 4 tot 78 weken, tussen drie kinderfysiotherapeuten i.o. toonde aan dat er sprake is van een hoge interbeoordelaarsbetrouwbaarheid (ICC 0,99). Deze bevinding komt overeen met de bestaande literatuur die gebruik maken van de AIMS. 1,3-5 Beperkingen: • De ICC is niet onderzocht in verschillende leeftijdsbanden • Alle drie de beoordelaars waren kinderfysiotherapeut in opleiding Aanbevelingen: • Het onderzoeken van de interbeoordelaarsbetrouwbaarheid in verschillende leeftijdsbanden • Het onderzoeken van de interbeoordelaarsbetrouwbaarheid met een random sample van kinderfysiotherapeuten uit het werkveld
www.godiva.hu.nl nienke.reumer@student.hu.nl godiva@hu.nl
Referenties 1. Piper MC, Darrah J. Motor Assessment of the Developing Infant. . Philadelphia: W.B. Saunders; 1994. 2. Weir JP. Quantifying test-retest reliability using the intraclass correlation coefficient and the SEM. Journal of strength and conditioning research / National Strength & Conditioning Association. 2005 Feb;19(1):231-40 3. Jeng SF, Yau KI, Chen LC, Hsiao SF. Alberta infant motor scale: reliability and validity when used on preterm infants in Taiwan. Physical therapy. 2000 Feb;80(2):168-78. 4. Blanchard Y, Neilan E, Busanich J, Garavuso L, Klimas D. Interrater reliability of early intervention providers scoring the alberta infant motor scale. Pediatric physical therapy : the official publication of the Section on Pediatrics of the American Physical Therapy Association. 2004 Spring;16(1):13-8. 5. Almeida KM, Dutra MV, Mello RR, Reis AB, Martins PS. Concurrent validity and reliability of the Alberta Infant Motor Scale in premature infants. Jornal de pediatria. 2008 SepOct;84(5):442-8.
Deel II Fit for the Future! en HAYS-studie Veel kinderfysiotherapeuten onderschrijven het belang van participatie in sport- en spelactiviteiten voor kinderen met een lichamelijke beperking. Deelname aan fysieke activiteit is niet alleen bevorderlijk voor de motorische, cognitieve, sociale en emotionele ontwikkeling van het kind, maar ook een essentieel onderdeel van een gezonde leefstijl in het kader van preventie van overgewicht, diabetes II, metabool syndroom. In deze onderzoekslijn werken we nauw samen met de NVFK, Stichting Fitkids, mytylscholen verspreid over Nederland, KJ Project en andere kennispartners (UMCU, VUMC, ErasMC) en de opleidingen (kinder)fysiotherapie. Eerste doelstelling van Fit for the Future! is de ontwikkeling van een kennistransfersysteem (KTS), waarin bestaande kennis vanuit onderzoek in samenwerking met het werkveld wordt vertaald naar toepasbare kennis voor het werkveld. In eerste instantie wordt het KTS ontwikkeld ter ondersteuning van het kinderfysiotherapeutisch klinisch redeneren op het domein van fitheid en activiteit voor kinderen voor kinderen met cerebrale parese, spina bifida en de Fitkids populatie. Naast het ontwikkelen van het KTS doen we ook praktijkgericht onderzoek. Deze onderzoeken richten zich op: 1. Interventies en meetinstrumenten m.b.t. (sportspecifieke) rolstoelvaardigheid en fitheid bij rolstoelrijdende kinderen. 2. Meetinstrumenten voor het meten van fysieke activiteit bij kinderen met een lichamelijke beperking. 3. De effecten van een bewegingsstimuleringsprogramma bij kinderen met een lichamelijke beperking. 4. Gezondheidseffecten van sport en bewegen bij kinderen met een lichamelijke beperking en/of chronische aandoening. Fit for the Future! wordt gefinancierd door SIA RAAK en de HAYS studie door ZONMW Voor meer informatie kunt u contact opnemen met onderzoeksleider dr. Janke de Groot (janke.degroot@hu.nl)
Vaardigheids-gerelateerde veldtesten voor rolstoelrijdende jongeren met Spina Bifida; validiteit en reproduceerbaarheid M.L. Vos PT, M.A.T Bloemen PPT MSc, dr. J.F. de Groot PhD
Fit for the Future! Fit for the Future! heeft als doel het bevorderen van kennistransfer van onderzoeksresultaten op het gebied van fitheid en fysieke activiteit bij kinderen met een chronische aandoening. De Hogeschool Utrecht, Stichting Fitkids, K-J Projects,de NVFK, Revalidatiecentrum de Hoogstraat, het WKZ (UMCU), Erasmus MC en VUMC voeren dit project gezamenlijk uit. 1. INLEIDING Rolstoelrijdende jongeren met Spina Bifida (SB) hebben een verhoogd risico op een inactieve leefstijl. Dit beïnvloedt de fysieke fitheid die bestaat o.a. uit vaardigheids-gerelateerde fitness. ¹Trainingsprogramma’s hebben een positief effect aangetoond op fitheid en functioneren. Om het effect van training te bepalen voor rolstoelrijdende jongeren met SB zijn valide en reproduceerbare meetinstrumenten nodig. 2. VRAAGSTELLING
3. POPULATIE
1. Zijn de Muscle Power Sprint Test (MPST)² , 10x5 meter sprint test (10x5-MST)², slalomtest³ en one stroke push test (1SPT)⁴ valide?
53 jongeren in Nederland Inclusie: SB, 5 tot 18 jaar, die gebruik maken van een handbewogen rolstoel in het dagelijks leven of bij sport en instructies kunnen volgen.
2. Zijn de MPST, 10x5-MST, slalomtest en 1SPT reproduceerbaar?
Exclusie: medische voorgeschiedenis die interfereert met de testen of die het niet mogelijk maakt om maximaal te testen.
1. Muscle Power Sprint Test (MPST)
2. 10X5-Meter sprint test (10x5-MST)
3. slalomtest
4. One stroke Push Test (1SPT)
start
start
start
start
4. METHODEN
15 meter
5 meter
distance (meter)
1,5 meter
1. Validiteit Contentvaliditeit MPST: Het aantal sprints met een totale tijdsduur van 30s (anaerobe capaciteit). Criteriumvaliditeit MPST: Relatie tussen MPST en gouden standaard arm-cranking Wingate Anaerobic test (WAnT). Constructvaliditeit 10x5-MST en slalomtest: Onderlinge relaties van vaardigeheids-gerelateerde testen. Constructvaliditeit 1SPT: Multivariate regressie analyse voor verklaring welke variabelen bijdragen aan afgelegde meters bij 1SPT. 2. Reproduceerbaarheid Test – hertest MPST, 10x5-MPST, slalomtest en 1SPT: Bepalen van de Intraclass correlatiecoëfficient (ICCagreement), Standaard Error of Measurement (SEM), Smallest Detectable Change (SDC) en % SEM/mean. 5. RESULTATEN 1. Validiteit Contentvaliditeit MPST: 4 sprints (gem. 28.1s SD 6,6) Criteriumvaliditeit MPST: Significant verschil MPST en WAnT (p<0.01) Peak Power (PP) r = 0.74 (p<0.01) Mean Power (MP) r = 0.88 (p<0.01)
Constructvaliditeit 10x5-MST en slalomtest: r = 0.93 (p<0.01) Constructvaliditeit 1SPT: 45% (Adj. R²) van de afgelegde meters bij de 1SPT wordt verklaard door ‘gewicht rolstoel’ (Beta -0.41 ) en ‘totale spierkracht’ (Beta 0.5).
2. Reproduceerbaarheid
n
ICCagreement SEMagreement SDC % SDC/mean
MPST PP (W)
38
0.98**
6.8
18.7
31.7
MPST MP (W)
38
0.98**
5.4
15.0
27.7
10x5meter sprint (s)
32
0.97**
1.6
4.4
10.2
Slalom test (s)
34
0.97**
1.0
2.7
13.6
1SPT (m)
28
0.95**
1.4
3.9
40.4
6. DISCUSSIE
7. CONCLUSIE
• De MPST en WAnT: de uitvoering en de positie van de armen zijn verschillend. • 1SPT: beperkt aantal verklarende variabelen. • SDC en SEM: lijken hoog, echter nog geen Minimal Clinical Important Change (MCIC) berekend.
De MPST, aangepast naar 4 sprints, 10x5-MST en slalomtest zijn valide en reproduceerbaar voor rolstoelrijdende jongeren met SB. De 1SPT is reproduceerbaar en wordt voor 45% verklaard door het gewicht van de rolstoel en de spierkracht van de armen. Vervolg onderzoek naar andere verklarende variabelen en de MCIC is aanbevolen.
1. Caspersen CJ, Powell KE, Christenson GM. Physical activity, exercise, and physical fitness: definitions and distinctions for health-related research. Public Health Rep 1985;100: 126-31 2. Verschuren O, Zwinkels M, Obeid J, Kerkhofs N, Ketelaar M, Takken T. Reliability and validity of short-term performance tests for wheelchair-using children and adolescents with cerebral palsy. Dev med child neurol, 2013; Jul 27. 3. Hutzler Y. Physical Performance of elire wheelchair basketball players in arm cranking ergometry and in selected wheelchair tasks. Paraplegia 1993; 31: 255-61. 4. Verschuren O, Ketelaar M, de Groot J, Vila Nova F, Takken T. Reproducibility of two functional field exercise tests for children with cerebral palsy who self-propel a manual wheelchair. Dev med child neurol 2013; 55: 185-190.
Marleen Vos mvos@trappenberg.merem.nl www.hu.nl/ProjectSites/FitfortheFutue
Situa&es in het dagelijks leven waarbij zelfvertrouwen een belangrijke rol speelt onder kinderen/jongeren in een rolstoel: kwalita&ef onderzoek
Fit for the Future! hee$ als doel het bevorderen van kennistransfer van onderzoeksresultaten op het gebied van fitheid en fysieke ac9viteit bij kinderen met een chronische aandoening. De Hogeschool Utrecht, S9ch9ng Fitkids, K-‐J Projects,de NVFK, Revalida9ecentrum de Hoogstraat, het WKZ (UMCU), Erasmus MC en VUMC voeren dit project gezamenlijk uit.
Lisanne Broer, Marleen Sol MSc, Manon Bloemen MSc, Janke de Groot Fit for the future! – Lectoraat Leefs9jl & Gezondheid – Hogeschool Utrecht
Fit for the Future!
Inleiding
Zelfstandig kunnen mobiliseren hee$ een posi9ef effect op de ontwikkeling van kinderen die gebruik maken van een rolstoel.1,2 Een barrière voor zelfstandigheid in rolstoelgebruik blijkt een laag zelfvertrouwen.3 De WheelCon-‐M is een mee9nstrument dat het zelfvertrouwen onder volwassen rolstoelgebruikers in kaart brengt. Een instrument om het zelfvertrouwen onder kinderen en jongeren in een rolstoel te meten bestaat er nog niet. Om de WheelCon-‐M om te ze^en in een bruikbare variant voor kinderen/jongeren, is het van belang situa9es in het dagelijks leven waarbij het zelfvertrouwen een belangrijke rol speelt onder kinderen/jongeren in een rolstoel in kaart te brengen.
Vraagstelling
Welke aanpassingen van de WheelCon-‐M voor volwassenen zijn er nodig zodat dit mee9nstrument bruikbaar is voor kinderen en jongeren?
Methode
Dit onderzoek hee$ een beschrijvend kwalita9ef design met een thema9sche analyse. Voor dataverzameling zijn vier semi-‐gestructureerde focusgroepen gehouden, namelijk met kinderen van 8-‐12 jaar (n=5), ouders van de kinderen (n=6), jongeren van 14-‐17 jaar (n=3) en ouders van de jongeren (n=3). Selec9ecriteria waren: kinderen/jongeren die minimaal 1 jaar gebruik maken van een handbewogen rolstoel, beheersing van de Nederlandse taal, dagelijks rolstoelgebruik (>4 uur) en voldoende vaardigheden voor deelname aan een groepsgesprek. Data is geanalyseerd door middel van de Framework Methode volgens Gale et al., bestaande uit 7 stappen.4 De zeven stappen werden door t wee o naiankelijke o nderzoekers d oorlopen. N a h et v oltooien v an i edere s tap, k wamen z ij t ot c onsensus. De resultaten van dit onderzoek geven weer over welke situa9es er zijn gesproken als het gaat om zelfvertrouwen in rolstoelgebruik onder kinderen en jongeren. De situa9es werden verwerkt in een tabel en waar mogelijk onderverdeeld in de zes thema’s van de huidige WheelCon-‐M. Hierbij werd aangegeven of de situa9e correspondeerde (+), al dan niet met aanpassingen (±), met een item uit de WheelCon-‐M voor volwassenen. Het betreffende itemnummer werd tevens aangegeven met een #. Daarnaast werden er ook situa9es genoemd die niet corresponderend (-‐) waren met items uit de
Resultaten
WheelCon-‐M voor volwassenen. Door middel van OJ (ouders jongeren), OK (ouders kinderen), J (jongeren) en K (kinderen) is af te lezen in welke focusgroep(en) een bepaalde situa9e werd geschetst. Het thema ‘omgaan met sociale situa9es’ vertoont het minste overeenkomsten met de WheelCon-‐M voor volwassenen (tabel 1). Benieuwd naar de volledige resultatentabel? Scan de QR-‐code bovenaan de poster!
Tabel 1. Resultaten thema 5.
‘’(OJ) als hij niet bekend is ergens dan zal hij niet zeggen dat hij mee wil doen….daar heeM het zelfvertrouwen echt wel mee te maken’’ ‘’(J) en misschien omdat je bang bent voor reac&e van anderen….dat sommige mensen nega&ef op je zullen reageren’’
Discussie
Sterke punten + Analyses zijn uitgevoerd door twee onaiankelijke onderzoekers.4 + Methoden triangula9e en scep9cal peer review zijn toegepast.5 + Er is gebruik gemaakt van professionals om focusgroepen vorm te geven. Zwakke punten -‐ Verschillen in geschetste situa9es door ouder en het kind/de jongere. -‐ Las9g te onderscheiden of zelfvertrouwen wordt bepaald door gebruik rolstoel of door het karakter van een persoon.6 -‐ Verschillende interviewers zorgen voor interviewer bias.7 -‐ Externe validiteit beperkt door geen gebruik van kinderen die op latere lee$ijd in een rolstoel zijn gekomen.7 -‐ Selec9ebias door onevenredige groo^e focusgroepen en verdeling geslacht.7
Der9g items van de WheelCon-‐M voor volwassenen zijn, al dan niet met aanpassingen, toepasbaar in een bruikbare variant voor kinderen. Met name in het thema ‘omgaan met sociale situa9es’ werden er veel nieuwe
Conclusie
Referen&es
1. Furumasu J, Guere^e P, Ter D. Relevance of the pediatric powered wheelchair screening test for children with cerebral palsy. Developmental medicine & child neurology 2004;46(7):468-‐474. 2. Huhn K, Guarrera-‐Bowlby P, Deutsch JE. The clinical decision-‐making process of prescribing power mobility for a child with cerebral palsy. Pediatric physical therapy 2007;19(3):254-‐260.ysical medicine and rehabilita9on 2013;94:1031-‐1037. 3. Sakakibara BM, Miller WC, Souza M, Nikolova V, Best KL. Wheelchair skills training to improve confidence with using a manual wheelchair among older adults: a pilot study. Archives of physical medicine and rehabilita9on 2013;94:1031-‐1037. 4. Gale NK, Heath G, Cameron E, Rashid S, Redwood S. Using the framework method for the analysis of qualita9ve data in mul9-‐disciplinary health research. BMC Medical Research Methodology 2013;13:117 5. Boeije H. A proposeful approach to the constant compara9ve method in the analysis of qualita9ve interviewers. Quality & quan9ty 2002;36(4):391-‐409. 6. He^ema JM, Neale MC, Kendler KS. A review and meta-‐analysis of the gene9x epidemiology of anxiety disorders. American journal of psychiatry 2001;158:1568-‐1578. 7. Pannucci CJ, Wilkins EG. Iden9fying and avoiding bias in research. Plas9c recont surg 2010;126(2):619-‐625.
situa9es genoemd, die niet corresponderend zijn met de WheelCon-‐M voor volwassenen. Het is aan te bevelen deze situa9es mee te nemen in de WheelCon-‐M voor kinderen en jongeren.
Lisanne.broer@student.hu.nl
Het effect van rolstoelvaardigheidstraining bij kinderen met een motorische beperking in een handbewogen rolstoel Meran Gaasbeek, Masterthesis Marleen Sol MSc, Mirjam van Eck MSc, Dr. Janke de Groot.
Fit for the Future! heeft als doel het bevorderen van kennistransfer van onderzoeksresultaten op het gebied van fitheid en fysieke activiteit bij kinderen met een chronische aandoening. De Hogeschool Utrecht, Stichting Fitkids, K-J Projects,de NVFK, Revalidatiecentrum de Hoogstraat, het WKZ (UMCU), Erasmus MC en VUMC voeren dit project gezamenlijk uit.
Fit for the Future!
Inleiding Rolstoelgebruikers lopen tegen verschillende mobiliteits- en participatieproblemen aan. De laatste jaren komt er steeds meer aandacht voor de rolstoelvaardigheid (RSV). Mogelijk verhoogt RSV de fysieke activiteit, zelfstandigheid en het zelfvertrouwen van de kinderen in een rolstoel.1 De RSV-trainingen worden gegeven door K-J Projects.2 Het doel van deze pilot studie is het toetsen van de hypothese dat RSV-training bij kinderen een positief effect heeft op hun RSV.
Vraagstelling Wat is het verschil in rolstoelvaardigheid, gemeten met de ‘Rolstoelvaardigheidstest voor kinderen’, voor en na de rolstoelvaardigheidstraining van K-J Projects bij kinderen tussen de 5 en 13 jaar met een motorische beperking die gebruik maken van een eigen, aangemeten, handbewogen rolstoel?
Methode
Resultaten T0 n= 12 / T1 = 11
• 12 kinderen geïncludeerd • Training gericht op balansvaardigheid, krachtsopbouw en roltechniek • Persoonlijke doelstellingen
Aan de totale ability scores van voor (T0) en na (T1) de training is te zien dat negen kinderen vooruit zijn gegaan en twee kinderen gelijk zijn gebleven. Er zijn geen kinderen achteruitgegaan (figuur 1). In plaats van elf kinderen had nog maar één kind zijn anti-kiepwielen uitgeklapt (figuur 2). De grote van de gemeten verschillen op de RSV-test variëren van klein (d=0,02) tot heel groot (d=1,3) met een gemiddelde van d=0,48 (tabel 1). Uit de Wilcoxon Signed Ranks Test komt naar voren dat bij 10 van de 21 items een significant verschil bestaat tussen T0 en T1 (tabel 1).
www.kjprojects.com • Voor en na de trainingen zijn de kinderen getest middels de RSV-test voor kinderen
Analyse • • • • • •
Tijdscore van de eerste poging, tenzij mislukt Ability-score (item 13, 14, 15, 16, 17 en 21) Niet alle data normaal verdeeld Non-parametrische statistiek Wilcoxon Signed Ranks Test Cohen’s Effect Size Effect Size Cohen´s (d)
1. 10 meter voorwaarts rijden
Asymp. Sig. (2-tailed) 0,075
2. 5 meter achterwaarts rijden
0,004*
0,92
3. Slalom
0,047*
0,42
4. 90° bocht naar rechts- voorwaarts
0,028*
0,53
5. 90° bocht naar rechts- achterwaarts
0,021*
0,69
6. 90° bocht naar links- voorwaarts
0,563
0,38
7. 90° bocht naar links- achterwaarts
0,010*
0,68
8. 180° linksom draaien, op dezelfde plek
0,091
0,53
9. 180° rechtsom draaien, op dezelfde plek
0,013*
0,53
10. Stoppen op commando
0,286
0,35
11. Over een drempel rijden
0,262
0,41
12. Over een gymmat rijden
0,594
0,02
13. Een verhoging van 5 cm oprijden
0,445
0,004
14. Een verhoging van 5 cm afrijden
0,182
0,41
15. Een verhoging van 10 cm oprijden
-
-
16. Een verhoging van 10 cm afrijden
0,050*
0,31
17. Een helling van 1:5 oprijden
0,044*
0,41
18. Een helling van 1:5 afrijden
0,139
0,33
19. Rijdt door een deur (van je af) 20. Rijdt door een deur (naar je toe)
0,006* 0,286
0,85 0,35
21. Wheelie
0,015*
1,13
Testitems
Discussie - Kleine populatie - Verschil in test tussen T0 en T1; - Verschil in pogingen per item + Instructie gelijk, belasting lager
0,42
Figuur 1 - Totale ability score voor en na de training per proefpersoon.
+ Algeheel betere controle rolstoel + Verandering op activiteiten-, participatieniveau en mogelijk zelfvertrouwen
Conclusie
Figuur 2 - Aanwezigheid anti-kiepwielen.
Uit deze pilot studie naar het effect van RSVtraining kan geconcludeerd worden dat de RSV-training een positief effect heeft op de RSV van de participanten. Op alle items van de RSV-test is vooruitgang te zien. Ook zijn de kinderen in staat activiteiten uit te voeren die zij voorheen niet konden, waardoor ze zelfstandiger kunnen rijden en de zelfredzaamheid is vergroot.
Aanbeveling • Vervolg onderzoek bij grotere populatie, gericht op de kwaliteit van RSV en het zelfvertrouwen • Kwalitatieve score RSV-test
Tabel 1 – Items van de RSV-test, Wilcoxon, Effect Size. *: p≤0,05 m.gaasbeek@molengaard.nl
Referenties 1. Bloemen, M.A.T., et al. Personal and environmental factors to consider when aiming to improve participation in physical activity in children with Spina Bifida: a qualitative study. BMC Neurology 2015;15:11 2. Klooster, K-J van het, (2010). Welkom op de website van K-J Projects. Geraadpleegd op 15 november 2014, van http://www.kjprojects.com
Validatie Activ8 bij rolstoelgebonden kinderen en adolescenten met een chronische beperking C. Hoekstra, kinderfysiotherapeut i.o., K. Lankhorst MSc. Pt. Lectoraat Leefstijl en Gezondheid, docent Master, J. De Groot PhD, M. van Eck Msc
Fit for the Future! heeft als doel het bevorderen van kennistransfer van onderzoeksresultaten op het gebied van fitheid en fysieke activiteit bij kinderen met een chronische aandoening. De Hogeschool Utrecht, Stichting Fitkids, K-J Projects,de NVFK, Revalidatiecentrum de Hoogstraat, het WKZ (UMCU), Erasmus MC en VUMC voeren dit project gezamenlijk uit.
Fit for the Future!
Inleiding: Om inactiviteit te doen verminderen en activiteiten inzichtelijk te maken kan het objectiveren van activiteiten door middel van een meetinstrument waardevol zijn voor de therapie en voor het kind. De reeds gevalideerde VitaMove (VM) is duur in aanschaf en niet handig in de eerste lijns praktijk. De Activ8 (A8) is een activiteitenmonitor (AM) die relatief goedkoop is en handig in gebruik. De A8 is voor volwassenen met en zonder beperking gevalideerd, maar nog niet voor kinderen en adolescenten. (1) Vraagstelling: Is de A8 een valide meetinstrument voor rolstoelrijdende kinderen en adolescenten met CP en SB vergeleken met de gouden standaard, de videocamera? Als subvraag wordt gekeken of de A8 een valide meetinstrument is vergeleken met de reeds gevalideerde VM. Methode:
10 deelnemers hebben een activiteitenprotocol uitgevoerd waarbij ze de A8 en VM droegen die de verschillende fysieke activiteiten detecteerden. De overall agreement, de sensitiviteit en specifiteit werden berekend van de A8 vergeleken met de camera en de ICC en Bland-Altman plot voor de A8 vergeleken met de VM.
Resultaten: De overall agreement van alle activiteiten is voor de A8 vergeleken met videocamera uitstekend (93%). De sensitiviteit van de A8 is 93% en de specificiteit 98%, wat beide uitstekend is. De ICC van de A8 met de VM is <7, tafel dekken laat de grootste overeenkomst zien in een Bland-Altman plot.
Discussie: + gecombineerde activiteiten en onderscheiden van activiteiten.(2,3,4,5) + zowel actieve als sedentaire activiteiten - aantal kinderen (N=10) - Missing Values en lagere scores van de VM vergeleken met de A8 Conclusie: De A8 is een valide meetinstrument bij rolstoelgebonden kinderen en adolescenten met CP en SB vergeleken met de videocamera Aanbevelingen: - vervolgonderzoek met N>10 - aanpassen van activiteitenprotocol en softwareprogramma van de A8 Referenties 1. 2. 3. 4. 5.
Horemans, H.L.D., Kooijmans, H., van den Berg, H.J.G., Bussmann, J.B.J. The Activ8 Activity monitor: Detection of body postures and movements, Journal of Physical Activity & Health, sept-okt 2015 Nooijen C.F., de Groot J.F. et al. Validation of an activity monitor for children who are partly or completely wheelchair-dependent.J Neuroeng Rehabil. 2015 Feb 6;12(1):11 O'Neil M.E., Fragala-Pinkham M.et al. Reliability and Validity of Objective Measures of Physical Activity in Youth With Cerebral Palsy Who Are Ambulatory. Phys Ther. 2015 Jun 18 Bania T. Measuring physical activity in young people with cerebral palsy: validity and reliability of the ActivPALâ&#x201E;˘monitor. Physiother. Res. Int. 2014 22:186-192 Clanchy K.M., Tweedy S.M.et al. Validity of accelerometry in ambulatory children and adolescents with cerebral palsy.: Eur J Appl Physiol. 2011 111:2951-2959
Validatiestudie van een activiteiten monitor, de Activ8, voor kinderen met en zonder beperking
Fit for the Future! heeft als doel het bevorderen van kennistransfer van onderzoeksresultaten op het gebied van fitheid en fysieke activiteit bij kinderen met een chronische aandoening. De Hogeschool Utrecht, Stichting Fitkids, K-J Projects,de NVFK, Revalidatiecentrum de Hoogstraat, het WKZ (UMCU), Erasmus MC en VUMC voeren dit project gezamenlijk uit.
A.C.M. Klop, K. Lankhorst MSc. Pt. Lectoraat Leefstijl en Gezondheid, docent Master, J. De Groot PhD, M. Van Eck,PPt,MSc. Fit for the Future! Inleiding:
Vraagstelling:
Methode:
Inactiviteit en sedentaire leefstijl bij kinderen komt steeds meer voor.ยน Het inzichtelijk maken van fysiek gedrag dmv een activiteitenmonitor (AM) kan waardevol zijn voor de therapie en het kind. 2,3,4 Er is een nieuwe AM, de Activ8, waarbij nog geen informatie bekend is over de validiteit bij kinderen met en zonder beperking.
1) Is de Activ8 een valide meetinstrument voor het meten van fysieke activiteit bij ambulante kinderen met cerebrale parese (CP) en spina bifida (SB) en normaal ontwikkelde kinderen zonder beperking van 10-18 jaar in vergelijking met video-opnames?
- 10 kinderen met SB of CP en 10 normaal ontwikkelde kinderen hebben een aantal activiteiten uitgevoerd volgens een opgesteld protocol. - De video-opname werd gebruikt als criterium meetinstrument.
2) Is er een verschil aanwezig in de activ8 tussen de activiteiten van de kinderen met en zonder beperking?
Activ8: - Klein en licht apparaat om de fysieke activiteiten te meten. - De signalen die de Activ8 krijgt worden omgezet naar houdingen en bewegingen: liggen,zitten,staan,lopen,fietsen en rennen. - De Activ8 werd geplaatst op het bovenbeen van het voorkeursbeen. Data-analyse: - De validiteit werd beoordeeld dmv de total agreement, sensitiviteit en specificiteit. >90% uitstekend, 80%-90% goed, 70%-80% gemiddeld, <70% zwak. 2 - Mann-Whitney-U is afgenomen om te beoordelen of er een verschil is tussen activiteiten van de groep kinderen met een beperking en de normaal ontwikkelde groep. Een p-waarde van <0,05 werd gezien als statistisch significant.
Resultaten: Activiteit
Sensitiviteit % Zitten 100 Onderuit gezakt zitten 100 Staan 88,4 Langzaam lopen 87,9 Normaal lopen 90,8 Snel lopen 81,1 Slalom lopen 84,6 Traplopen 69,1 Stoel & Lopen 86,8 Tafel dekken 89 Knutselen 100 Boek pakken en lezen 97,9 Rennen 91,6 Langzaam fietsen 93,1 Snel fietsen 81,6 Balspel 83,9 Dribbelen 82,1
Agreement % 100 100 92,5 87,6 88,4 83,9 84,9 75,1 89,4 89,4 100 98,7 95,6 93,7 82,3 84,3 85,4
Gemiddelde sensitiviteit en agreement
Activiteit Staan Langzaam lopen Normaal lopen Snel lopen Slalom lopen Traplopen Stoel & Lopen Tafel dekken Boek pakken en lezen Rennen Langzaam fietsen Snel fietsen Balspel Dribbelen
Verschil (p) 60 (0,005 *) 27 (0,625) 30 (0,068) 14 (0,843) 23 (0,212) 11 (0,910) 12 (0,465) 30 (0,068) 1 (0,942) 23 (0,769) 11 (0,584) 24 (0,760) 2 (0,914) 54 (0,017 *)
Verschil activiteiten tussen de 2 groepen
Boxplot staan en dribbelen gemeten met de Activ8 welke het verschil laten zien
Discussie, conclusie en aanbevelingen:
Referenties:
-
1. Warburton, D.E., C.W. Nicol et al. Health benefits of physical activity: the evidence. Cmaj, 2006. 174(6): p. 801-9. 2. Nooijen C.F., de Groot J.F. et al. Validation of an activity monitor for children who are partly or completely wheelchair-dependent.J Neuroeng Rehabil. 2015 Feb 6;12(1):11. 3. van den Berg-Emons, R.J., J.B. Bussmann et al. Accelerometry-based activity spectrum in persons with chronic physical conditions. Arch Phys Med Rehabil, 2010. 91(12): p. 1856-61. 6. 4. Bussmann, J.B., et al., Measuring daily behavior using ambulatory accelerometry: the Activity Monitor. Behav Res Methods Instrum Comput, 2001. 33(3): p. 349-56. 5. Clanchy K.M., Tweedy S.M.et al. Validity of accelerometry in ambulatory children and adolescents with cerebral palsy.: Eur J Appl Physiol. 2011 111:2951-2959. 6. Piripiris M, Graham H.K. Uptime in children with cerebral palsy.: J Pediatr Orthop 2004 24(5):521-528 7. O'Neil M.E., Fragala-Pinkham M.et al. Reliability and Validity of Objective Measures of Physical Activity in Youth With Cerebral Palsy Who Are Ambulatory. Phys Ther. 2015 Jun 18. 8. Nooijen C.F., Slaman J. Inactive and sedentary lifestyles amongst ambulatory adolescents and young adults with cerebral palsy. J Neuroeng Rehabil. 2014 Apr 3;11:49.
De Activ8 laat een goede tot uitstekende validiteit zien voor kinderen die ambulant zijn. Er zijn 2 deelnemers waarbij de Activ8 onvoldoende correct heeft gedetecteerd (18 en 20). Sedentaire activiteiten scoren 100%. Alle activiteiten op traplopen na scoren goed tot uitstekend. Alleen signifiant verschil bij activiteiten staan en dribbelen. Kleine onderzoeksgroep van groep kinderen met beperkingen (CP en SB) waardoor niet extern valide. - Voordeel Activ8 met andere AM: klein en hanteerbaar, goedkoop, onderscheid in activiteiten. - Onduidelijk wat Activ8 doet bij langere draagtijd. - Geen eenduidige instructies in activiteitenprotocol bij de gecombineerde activiteiten.
Inspanningsgerelateerde klachten bij kinderen en adolescenten met een neuromusculaire ziekte (NMZ) Inleiding De kinderfysiotherapeut is vaak de eerste hulpverlener die ingeschakeld wordt bij inspanningsgerelateerde klachten bij kinderen en adolescenten. Hij moet in staat zijn om te kunnen inschatten welke klachten kenmerkend zijn voor een NMZ, of welke passen bij gezonde kinderen. Vooralsnog is er geen vragenlijst beschikbaar die dit onderscheid kan maken. In dit onderzoek werd een overzicht van klachten passend bij rhabdomyolyse(1) omgezet in een vragenlijst voor kinderen. Het onderzoeksdoel richtte zich op het aantonen van verschillen in klachten bij inspanning tussen kinderen met een NMZ en gezonde kinderen. Vraagstelling Wat zijn de verschillen in de klachten die ervaren worden bij inspanning tussen kinderen met een NMZ en zonder een NMZ? Methode De onderzoekspopulatie bestond uit 148 kinderen (kinderen met NMZ N=35, gezonde kinderen N=113), in de leeftijd van 4-18 jaar (gemiddeld 12±4 jaar), jongens N=60, meisjes N=30, geslacht onbekend N=58. (figuur 1 en 2) Zij vulden een vragenlijst in over inspanningsgerelateerde klachten. Data werd geanalyseerd middels Chi2-toets en Fisher’s Exact-test. Figuur 1 geslacht
Man Vrouw
Aantal
Onbekend
Gezond
NMZ
Leeftijd in jaren
Figuur 2 leeftijd
NMZ
Gezond
Tabel 1 Resultaten tijdens inspanning Klachten tijdens inspanning Spierpijn
NMZ 33,3%
Gezond Sig. 31,9% .873
Extreme vermoeidheid Kramp
45,5% 37.5%
12.4% 16.8%
.000* .012*
Spierzwakte Meer moeite met bewegen Andere (lichamelijke) klachten
43.8% 51.5% 27.6%
7.1% 11.5% 36.8%
.000* .000* .372
Tabel 2 Resultaten na inspanning Klachten in eerste 3 dagen na inspanning
NMZ
Gezond Sig.
Spierpijn Spierkramp Gevoeligheid Zwelling Stijfheid Kneuzing Spierzwakte Meer moeite met bewegen
33.3% 27.3% 10.0% 6.1% 21.2% 6.3% 48.5% 39.4%
55.0% 13.6% 16.4% 3.6% 27.0% 6.3% 3.7% 18.0%
.029* .066 .566 .620 .502 1.000 .000* .010*
Theekleurige urine Koorts Algehele malaise Misselijkheid Overgeven Verwardheid
3.8% 0% 12.1% 9.1% 0% 0%
1.1% 4.5% 1.8% 2.7% 0% 1.8%
.385 .589 .024* .136 1.000
Geprikkeldheid Verhoogde hartslag
18.2% 0%
5.4% 5.4%
.029* .341
Andere (lichamelijke) klachten
24.1%
19.7%
.628
Resultaten Tijdens inspanning: het is gebleken dat 4 van de 6 klachten significant vaker voorkwamen bij kinderen met een NMZ dan gezonde kinderen, zie tabel 1. Na inspanning: 1 van de 17 klachten kwam significant vaker voor bij gezonde kinderen dan bij kinderen met een NMZ. 4 van de 17 klachten kwamen significant vaker voor bij kinderen met een NMZ dan gezonde kinderen, zie tabel 2. Nader gekeken naar de kinderen met een NMZ, viel op dat alle patienten met Becker myotonie last hadden van kramp tijdens inspanning terwijl geen enkele SMA patient deze klacht had. Spierzwakte tijdens inspanning werd bij kinderen met SMA vaak aangegeven. Na inspanning zagen we bij HMSN vaker dan bij andere patiëntengroepen dat zij meer moeite hadden met bewegen. Algehele malaise werd zelden aangegeven, en kwam alleen voor bij Becker myotonie, HMSN en periodieke paralyse. Discussie + Grote onderzoekspopulatie + Helpt om gerichte vragen te stellen binnen diagnostisch proces - Ongelijke verdeling leeftijd - Interpretatie items vragenlijst
Aanbevelingen Kwalitatief onderzoek naar interpretatie van de items in vragenlijst Vervolgonderzoek naar duur en intensiteit van inspanning Vervolgonderzoek naar duur en intensiteit van de klacht
Marissa Slabbers Onderzoeksleider: B. Bartels MSc Studentbegeleider: M. Bloemen MSc Lectoraat: dr. J. de Groot Literatuur: 1. Sauret JM, Marinides G. Rhabdomyolysis. Am Fam Physician. 2002;65:907-912.
SUPER-lab Utrecht Onderzoekslab voor kinderen en jongeren met een beperking of chronische ziekte. Een samenwerking tussen Hogeschool Utrecht, Wilhelmina Kinderziekenhuis, Universitair Medisch Centrum Utrecht en de Hoogstraat Revalidatie.
Verrekt! ‘Relatie tussen de incidentie van blessures op geslacht, leeftijd, en sporten bij kinderen met een chronische beperking’
‘Health in Adapted Youth Sports’ Marlies Olthof, K. Lankhorst MSc. Pt. Lectoraat Leefstijl en Gezondheid, M. Bloemen MSc, J. De Groot PhD
Inleiding Uit onderzoek blijkt dat sporten gezond is voor kinderen. Niet alleen voor zich normaal ontwikkelende kinderen, maar ook voor kinderen met een chronische beperking. Helaas zorgt sporten ook voor een toename in blessures. In Nederland maken vooral jongeren tussen de 10 en 24 jaar kans op een blessure. Onder zich normaal ontwikkelende kinderen hebben leeftijd, geslacht en het niveau van fysiek actief zijn (sport), de meeste invloed op het krijgen van een blessure.
Geslacht t.o.v. blessures. Meisjes blessures Jongens blessures 0%
10%
20%
30%
40%
%
Vraagstelling Wat is de relatie van de incidentie van blessures op leeftijd, geslacht en sporten bij de groep kinderen met een chronische beperking?
Methode In de periode van september 2014 - februari 2015 hebben lopende kinderen en jongeren met een chronische beperking in de leeftijd 10-19 jaar geparticipeerd in dit onderzoek. Zowel sportende, als niet sportende kinderen werden geworven. Naar aanleiding van een vragenlijst werden verschillen tussen, leeftijd, geslacht, sportend – niet sportend, en het hebben van blessures geanalyseerd.
Leeftijd t.o.v. blessures. Blessures 16-19 jaar Blessures 13-15 jaar Blessures 10-12 jaar 0%
10%
20%
30%
40%
%
Resultaten 32 kinderen met een chronische beperking hebben geparticipeerd in dit onderzoek. Jongens hebben in 33,3% van de gevallen een blessure ten opzichte van 27,3% van de meisjes (p=0,725). Van de sportende kinderen had 32,0% een blessure en van de niet sportende kinderen had 28,6% een blessure (p=0,863). Kinderen tussen de 10-12 jaar hebben de minste blessures: 14,3% (p=0.548). Van de jongens sport 85,7% en van de meisjes sport 63,3% (p=0,151). In de leeftijdscategorie 16-19 jaar wordt het meeste gesport: 90,9% (p=0,449). Al deze uitkomsten zijn binnen dit onderzoek niet significant aangetoond.
Sporten t.o.v. blessures. Niet sporten - blessure Sport blessure 26%
28%
30%
32%
34%
%
Conclusie Binnen dit onderzoek, met kleine onderzoekspopulatie, komen ondanks geen significante verschillen wel trends naar voren. - Jongens hebben vaker een blessure, dan meisjes. - Sportende kinderen hebben vaker een blessure, dan niet sportende kinderen. - Binnen de leeftijdscategorie 16-19 jaar worden de meeste blessures opgelopen. - Binnen de hele groep kinderen wordt meer wel, dan niet gesport. - Jongens sporten meer dan de meisjes. - Binnen de leeftijdscategorie 16-19 jaar wordt het meeste gesport.
Aanbeveling Het advies is om dit onderzoek te herhalen als de vragenlijst bij meer kinderen is afgenomen. Aangezien er geen groter risico wordt gevonden, om een blessure op te lopen, wanneer kinderen met een chronische aandoening sporten, wordt er aangeraden om wel te sporten. Sportclubs en/of scholen kunnen in overweging nemen om een blessurepreventieprogramma aan te bieden.
10-12 jaar = 71,4% 13-15 jaar = 71,4%
85,7% jongens Sporten 63,3% meisjes
16-19 jaar = 90,9%
Onderzoek herhalen Sporten Blessurepreventieprogramma
Contact: marliesolthof@hotmail.com Referenties: Adirim e.a. 2003, Bloemers e.a. 2003, Mokkink e.a. 2007, Monschouwer e.a. 2012, Nauta e.a. 2014, Rexen e.a. 2014, Runhaar e.a. 2010, Sinclair e.a. 2008.
SUPER-lab Utrecht Onderzoekslab voor kinderen en jongeren met een beperking of chronische ziekte. Een samenwerking tussen Hogeschool Utrecht, Wilhelmina Kinderziekenhuis, Universitair Medisch Centrum Utrecht en de Hoogstraat Revalidatie.
HAYS ‘Health in Adapted Youth Sports’
Kan de fysiotherapeut de mate van zelfstandigheid beïnvloeden? I.E.Slingerland, K. Lankhorst MSc. Pt. Lectoraat Leefstijl en Gezondheid, docent Master, J. De Groot PhD, J.Rietvelt, C.Muller. Inleiding Fysieke activiteit is belangrijk voor de gezondheid, het kan zorgen voor een verbetering van de fysieke, emotionele en sociale status van kinderen. 1-5 Kinderen en adolescenten met een fysieke beperking en/of chronische aandoening zijn fysiek minder actief dan hun gezonde leeftijdsgenoten. 3-5 Dit kan verschillende oorzaken hebben, waaronder de mate van zelfstandigheid. Hoe kan een fysiotherapeut invloed uitoefenen op de mate van zelfstandigheid tijdens het sporten?
Vraagstelling Bestaat er een verband tussen de ervaren mate van zelfstandigheid, de spierkracht (dominant grip strength en de standing broad jump) en de zelfperceptie bij de kinderen en adolescenten (10-19 jaar oud) met een fysieke beperking en/of chronische aandoening?
Methode Design: transversaal (cross-sectioneel) onderzoek
Resultaten Er is een significante relatie gevonden tussen de ESEhandknijpkracht, ESE-SBJ, handknijpkracht - SBJ. Er is geen significant verband gevonden tussen de ESE en de verschillende onderdelen van de CBSK.
Figuur 1: Uitkomsten Spearman’s Rank Order Correlation
28.8% van de score van de ESE kan verklaard worden door de handknijpkracht, SBJ, BMI, leeftijd, geslacht en sportstatus.
Deelnemers: 70 kinderen tussen de 10-19 jaar met een lichamelijk beperking of een chronische aandoening. 38 jongens 32 meisjes Meetinstrumenten: Exercise self-efficacy vragenlijst Dominant Grip Strength Standing Broad Jump CBSK/CBSA
Data analyse: De relatie tussen de variabelen is geanalyseerd met een Spearman’s Rank Order Correlation en een multiple regressie. De verschillen tussen de groepen zijn geanalyseerd met een Mann Whitney-U test.
Figuur 2: Verklaarde variantie Exercise self-efficacy
Discussie Plafondeffect exercise self-efficacy vragenlijst CBSK
Conclusie Binnen deze populatie is een relatie gevonden tussen de mate van zelfstandigheid en de spierkracht gemeten door middel van de handknijpkracht en de SBJ. Tevens komt naar voren dat de sportende deelnemers binnen dit onderzoek beter scoren op de hiervoor genoemde meetinstrumenten.
Referenties 1. Lindsay S, Kingsnorth S, Mcdougall C, Keating H. A systematic review of self-management interventions for children and youth with physical disabilities. Disabil. Rehabil., vol. 36, no. 4, 2014, pp. 276–88. 2. Manley D, Cowan P, Graff C, Perlow M, Rice P, Richey P, Sanchez Z. Self-efficacy, physical activity, and aerobic fitness in middle school children: examination of a pedometer intervention program. J. Pediatr. Nurs., vol. 29, no. 3, 2014, pp. 228–37. 3. Shields N, Synnot A, Barr M. Perceived barriers and facilitators to physical activity for children with disability: a systematic review,” Br. J. Sports Med., 2012, pp. 989–997. 4. Eime RM, Young J, Harvey JT, Charity MT, Payne WR. A systematic review of the psychological and social benefits of participation in sport for children and adolescents: informing development of a conceptual model of health through sport. Int. J. Behav. Nutr. Phys. Act., 2013. 5. Bloemen MT, Backx FJG, Takken T, Wittink H, Benner J, Mollema J, Groot JF de. Factors associated with physical activity in children and adolescents with a physical disability: a systematic review. Dev. Med. Child Neurol., vol. 57, no. 2, 2015, pp. 137–48
SUPER-lab Utrecht Onderzoekslab voor kinderen en jongeren met een beperking of chronische ziekte. Een samenwerking tussen Hogeschool Utrecht, Wilhelmina Kinderziekenhuis, Universitair Medisch Centrum Utrecht en de Hoogstraat Revalidatie.
HAYS ‘Health in Adapted Youth Sports’ P. Wildeman Pt., K. Lankhorst MSc. Pt., Drs. J. Rietvelt, J. De Groot PhD., Lectoraat Leefstijl en Gezondheid
De invloed van fysieke activiteit op de VO2piek bij kinderen met een chronische aandoening of fysieke beperking 1. Inleiding
10-16% van verschillende chronische aandoeningen wordt veroorzaakt door onvoldoende fysieke activiteit (FA).[1] Kinderen met een chronische aandoening of een fysieke beperking zijn vaak minder fysiek actief omdat zij vaak beperkt zijn in het bewegen en minder participeren bij sportclubs.[2-3] Ook hebben zij een lagere aerobe capaciteit (VO2piek) dan hun gezonde leeftijdsgenoten.[3-5] Bij gezonde kinderen en volwassenen is een relatie aangetoond tussen de VO2piek en de FA.[1,6] Dit is niet eerder onderzocht bij kinderen met een chronische aandoening of fysieke beperking. 2.Vraagstelling Is er een relatie tussen de aerobe capaciteit (VO2piek) en de fysieke activiteit bij kinderen (10-19 jaar) met een chronische aandoening of fysieke beperking? Welke soort fysieke activiteit heeft de grootste invloed op de VO2piek?
3. Methode
Variabelen Afhankelijk -VO2piek
Onafhankelijk -Totale tijdsduur FA in uren -Tijdsduur in uren per soort FA (staan, lopen, fietsen en rennen) -Geslacht, leeftijd, sport/niet-sport, BMI
Metingen -De VO2piek is gemeten middels een maximale inspanningstest met ademgasanalyse -De FA is inzichtelijk gemaakt met een activiteitendagboek en de Activ8 (accelerometer), zie fig. 1. Statistische analyse -Pearsons correlatie -Regressie analyse
Fig. 1: Activ8 uitkomstmaten
4. Resultaten Gemiddelde (SD) N=31 Geslacht
Beta
:18
Draagtijd Activ8 Duur FA VO2piek (ml./kg./min.) Leeftijd Gewicht (kg.)
42,19 15,32 40,22 14,10 54,66
(2,71) (4,41) (7,65) (2,70) (17,82)
Tabel 1: Kenmerken populatie. SD = standaarddeviatie, kg. = kilogram, draagtijd Activ8 en duur FA in uren.
Fig. 2: Percentage per soort FA. Gemeten over drie dagen
Uitkomsten -Er is geen significante relatie tussen VO2piek en totale duur van de FA (r= 0.26, p= 0.17) -De renduur en het BMI hebben een significante relatie met de VO2piek .(rennen: r= 0.54 p= 0.002, BMI: r= -0,46 p= 0,008) -Het BMI en de renduur samen verklaren voor 46% de score van de .VO2piek (tabel 3)
R square
Adjusted R square
Standard error of the estimate
P
Fysiek activiteit
0,26
0,07
0,033
7,53
0,17
Staan Lopen Fietsen Rennen Geslacht Leeftijd Sport BMI
0,07 0,34 0,22 0,54 0,16 0,19 0,13 0,46
0,005 0,17 0,05 0,29 0,03 0,04 0,02 0,22
-0,03 0,09 0,014 0,26 -0,01 0,001 -0,02 0,19
7,77 7,32 7,60 6,57 7,69 7,64 7,72 6,88
0,73 0,06 0,24 0,002* 0,41 0,32 0,48 0,008*
Tabel 2: Uitkomsten univariate regressie, p ≤0,05 = significant*
Rennen en BMI Rennen BMI
Beta
R Square
Adjusted R square
Standard error of the estimate
P
0,68
0,46
0,42
5,83 0,49 -0,42
0,00* 0,002* 0,006*
Tabel 3: Uitkomsten multiple regressie, p ≤0,05 = significant*
5. Conclusie
De totale duur van FA heeft in deze populatie geen invloed op de aerobe capaciteit (VO2piek). Als onderscheidt wordt gemaakt in het soort FA, blijkt dat rennen een matigegoede relatie heeft met de VO2piek. Meer bewegen leidt dus niet altijd tot een stijging van de VO2piek. Om de VO2piek te verbeteren bij deze doelgroep is het advies om ze meer te laten rennen. Hierbij moet rekening gehouden worden met het BMI. Een stijging van het BMI heeft een negatieve invloed heeft op de VO2piek.
6. Discussie
-Groepsgrootte -Grote standard error of the estimate -Maturatie van het kind -Soort aandoening -Niet gemeten voor FA: hartslag, armbewegingen en aaneengesloten tijd per FA
Referenties 1 M. Dobbins, H. Husson, K. DeCorby, and R. L. LaRocca, “School-based physical activity programs for promoting physical activity and fitness in children and adolescents aged 6 to 18.,” Cochrane database Syst. Rev., vol. 2, no. 2, p. CD007651, 2013.,2 M. van Brussel, J. van der Net, E. Hulzebos, P. J. M. Helders, and T. Takken, “The Utrecht approach to exercise in chronic childhood conditions: the decade in review.,” Pediatr. Phys. Ther., vol. 23, no. 1, pp. 2–14, 2011, 3 Murphy N.A. and P. S. Carbone, “Promoting the participation of children with disabilities in sports, recreation, and physical activities.,” Pediatrics, vol. 121, no. 5, pp. 1057–1061, 2008, 4 Rimmer J.A. and J. L. Rowland, “Physical activity for youth with disabilities: a critical need in an underserved population.,” Dev. Neurorehabil., vol. 11, no. 2, pp. 141–148, 2008., 5.Takken T and E. H. Hulzebos, “Exercise testing and training in chronic childhood conditions,” Hong Kong Physiother. J., vol. 31, no. 2, pp. 58–63, 2013., 6. Dencker M., A. Bugge, B. Hermansen, and L. B. Andersen, “Objectively measured daily physical activity related to aerobic fitness in young children.,” J. Sports Sci., vol. 28, no. 2, pp. 139–145, 2010., 7. Caspersen C.J., K. E. Powell, and G. M. Christenson, “Physical activity, exercise, and physical fitness: definitions and distinctions for health-related research.,” Public Health Rep., vol. 100, no. 2, pp. 126–131, 1985., 8. Shephard R.J., C. Allen, a. J. Benade, C. T. Davies, P. E. Di Prampero, R. Hedman, J. E. Merriman, K. Myhre, and R. Simmons, “The maximum oxygen intake. An international reference standard of cardiorespiratory fitness.,” Bull. World Health Organ., vol. 38, no. 5, pp. 757–764, 1968.