4 Sectorspecialist Rabobank Dave Marcus: ’Maak een bewuste keuze’ 5 Commentaar: Kort 6 Hoveniers stappen uit stichting De Groene Stad 8 Ergernis over langslepende waterschadezaken 10 Oprins Plant: ’Een pleister was niet genoeg’ 12 Kwekers in Oirschot werken aan samenwerking 14 Desch Plantpak: ’Plastic recyclen moet normaal zijn’ 25 Column Coen Dekkers: Lief FloraHolland... 26 Michiel de Haan: ’Kwekers die vooroplopen, zijn winnaars van morgen’ 30 Gezamenlijke passie leidt tot start van kwekerij in Zuid-Frankrijk 32 In beeld: Weer natuurlijk aanplanten 41 Ongekend: Aster ageratoides 42 Vakgeluiden: Veredelingen harden af 44 Met kippen onkruid en insecten te lijf 46 Slechts belangstelling voor bescheiden sortiment Sorbus 48 Kuilhoek biedt nog altijd kansen, maar ook risico's 52 ’Wij kunnen leren van Japanse kwaliteit’ 54 Teeltadvies: Zorg dat coniferen de winter goed doorkomen 58 Markt & Afzet: Haagconiferen en Thuja renderen weer 61 Hoe loopt ’t? 62 LTO Nederland Vakgroep Bomen en Vaste planten 63 Vaktaal en Agenda
klimaatneutraal natureOffice.com | NL-077-331716
gedrukt
„Toen ik mijn tuin wilde inrichten, had ik een idee in welke maanden ik bloei wilde en welke kleuren. Maar er is geen enkele site die het mij mogelijk maakt zo te kiezen. Ik kreeg allemaal verschillende namen van planten. Ik dacht toen als consument ’wat maakt het me nou uit hoe een plant heet; ik wil gewoon kiezen op weinig onderhoud, bloeiperiode en mooie kleuren’. Wat ik daarmee wil zeggen is dat we als ondernemers vergeten te denken vanuit het perspectief van de consument. Waarom vraag je niet eens aan je klant ’wat kan ik nu doen om je het leven makkelijker te maken en dat jij mij meer gaat betalen?’ Waarom niet? Misschien leert het nieuwe inzichten op.” Dave Marcus wond er geen doekjes om tijdens een drukbezochte netwerklunch van de Stichting Belangenbehartiging Greenport Boskoop vrijdag 1 december. In zijn lezing presenteerde hij resultaten uit onder-
zoek die ontwikkelingen laten zien die kwekers kansen bieden; technologie, de vergrijzing of internetverkoop bijvoorbeeld. Maar dat vergt wel dat je keuzes maakt en je bedrijf erop inricht om die kansen te pakken.
„Als je een bepaald product produceert, weet dan goed waarom je dat doet en voor wie je dat doet. En zorg er voor dat je product en dienst aansluit op een bepaalde doelgroep. Maar maak daarin wel een bewuste keuze. Wat we vaak zien in de praktijk is dat die keuze niet of nauwelijks wordt gemaakt; ’we maken gewoon wat we maken omdat we het altijd al zo doen’. Wat ik graag zou willen is dat je in gesprek met je bank of adviseur het daar eens over hebt: waarom kies je voor dit sortiment, wat is je gedachte daarbij en wat is je positie in de keten?”
„Ondernemers die op die manier ondernemen, verdienen nog geld en zijn succesvol. Ik wil jullie niet beledigen maar wel uitnodigen: wees je bewust van wat voor soort ondernemer je bent en maak een bewuste keuze. Want als je dat soort dingen niet opzoekt, niet onderneemt en niet onderzoekt, dan is het de vraag of je voldoende perspectief houdt in de sector. Want ja, jullie hebben goud in handen. Maar alleen als je gaat samenwerken en je dingen anders gaat doen dan je altijd al hebt gedaan.” „Wees je heel bewust van de rol die je speelt en wat je zelf moet doen om mee te liften op de positieve wind. En als dat voor jou betekent: ’ik wil gewoon nog tien jaar door en dan stoppen’, ook prima. Maar ook dan moet je daar je keuzes op aanpassen. Ga op tijd in gesprek over de richting die je op wilt met je bedrijf. Wacht niet te lang je onderneming te sturen naar jouw stip op de horizon.” <
Als deze beurzen onder ĂŠĂŠn dak zitten, ga ik eerst naar: Ik ga in 2018 mijn klanten vragen wat zij echt willen
De VHG legt in een brief aan haar leden omstandig uit hoe zij tot dit besluit zijn gekomen. De organisatie zegt zich ’naar de uitgang geduwd’ te voelen door voorwaarden die de organisaties van kwekers – Anthos en de LTO Vakgroep Bomen en Vaste planten – stelden over zaken die te maken hebben met de financiering van de activiteiten van Stichting De Groene Stad. Het conflict tussen de dragende organisatie liep op naar het moment waarop de aftrap voor de Groene Charta gepland stond (zie kader). Die Groene Charta moet een oplossing bieden voor het financieringsvraagstuk waar de stichting voor staat. Onderzoek dat tot nu toe is uitgevoerd en een wetenschappelijke onderbouwing biedt voor de claims dat groen in de leefomgeving een goede investering is, is tot nu toe betaald met restanten van geld van het Productschap
Tuinbouw. Nu die pot leeg is, wordt gezocht naar alternatieve financieringsbronnen. De Groene Charta is er daar één van. De stichting hoopt dat ook niet-groene organisaties en bedrijven dat manifest willen tekenen en in woord en daad bij willen dragen aan de activiteiten.
Kern in het conflict is de wens van de kwekersorganisaties om ook boomkwekerijen de gelegenheid te geven de Charta te ondertekenen. De VHG is bang dat de onafhankelijkheid van de stichting daarmee op de tocht komt te staan. Het beeld kan dan ontstaan dat pro-groen onderzoek wordt betaald door bedrijven die er belang bij hebben, en de boodschap dus aan kracht verliest. Anthos-voorzitter en voorzitter van de Stichting De Groene Stad Henk
Westerhof vertelt echter dat de kwekers die wens hebben laten varen. „En daarmee hebben we toegegeven aan de VHG.” Daarop is gesteld dat de VHG niet zou mogen meebeslissen over de besteding van twee geldstromen binnen de stichting: 1. een nog resterend bedrag afkomstig van het productschap dat is bijeengebracht door kwekers en 2. mogelijk uit Brussel te ontvangen subsidie. Die subsidie is aangevraagd via de internationale kwekersorganisatie ENA, waar Anthos en LTO lid van zijn, maar de VHG niet. Dat gegeven en subsidievoorwaarden maken het onmogelijk een derde partij als de VHG zeggenschap te geven over de besteding daarvan, meent Westerhof. Tot slot hebben de kwekersorganisaties de VHG gevraagd hun promotieactiviteiten met de stichting af te stemmen. Voor de VHG zijn deze eisen aanleiding om uit de stichting te stappen.
De Unie van Waterschappen heeft praktijkvoorbeelden van combinatiebedrijven geaccepteerd, wat betekent dat een kweker die binnen en buiten kweekt, zelf afspraken kan maken met het waterschap om te voldoen aan de zuiveringsplicht voor restwater uit kassen. Dat kwam uit overleg met Henk Raaijmakers. Namens LTO Vakgroep Open teelten schuift hij nu aan bij het Platform Duurzame Glastuinbouw, met als doel instandhouding van alle gewasbeschermingsmiddelen in kassen als het bedrijf voldoet aan de zuiveringsplicht.
Oud-boomkweker Jan Broos (75) uit Oudenbosch is medio november overleden. Hij heeft allerlei ideeën ontwikkeld om het werk in met name spillen te vereenvoudigen en verbeteren. Zoals de eerste zelfrijdende plantmachine met boor en het eerste prototype voor automatische diktemeting.
Boomkwekerij-keurmeester Jan van den Brandhof (65) is 1 december vanwege zijn pensionering gestopt bij Naktuinbouw, na een dienstverband van 42 jaar.
In Teeltadvies van Margareth van der Horst (Plant Care Education) in het vorige vakblad (24) is per ongeluk een verkeerd middel genoemd. Tegen trips waren correctiebespuitingen nodig, onder andere met ’Atrazin’, maar dit moet zijn: Azatin.
De VHG heeft de eisen veel te zwaar opgevat, vindt Westerhof. Hij heeft tot het laatste moment tevergeefs geprobeerd de organisatie van gedachten te laten veranderen. VHG gaat zich nu beraden op samenwerking met andere partijen „om aan de voorlichting en bewustwording over de waarde van groen te blijven werken”, aldus de organisatie
in een brief aan haar leden. Bij de ondertekening van de Groene Charta daags na het besluit van de VHG, waarschuwde Henk Westerhof voor versnippering. „Het is efficiënter als we vanuit dat ene platform werken. Dan kunnen we met energie en elan nieuwe kennis ontwikkelen over de effecten van groen op de leefomgeving.” <
Volgens een groep snijbloemenkwekers gaan veel klokaanvoerders veel meer betalen dan de veiling hun voorspiegelt. Volgens hen loopt de verhoging op tot 14%, de veiling spreekt van gemiddeld 8%. Voorzitters van de adviesraden pleiten middels een brief juist vóór de veilingtarieven. Van boomkwekers zijn geen klachten omtrent de tarieven bekend. Ook handelaren die veel op de klokken inkopen zien volgens Stuurgroep Lijnrijders Bedrijven hun veilingkosten per 1 januari stijgen.
De omzet van hoveniers steeg in het derde kwartaal van dit jaar met 10,1% ten opzichte van een jaar eerder. Dit is het derde kwartaal op rij dat de omzet met meer dan 10% groeit. Dat blijkt uit cijfers van het CBS.
De vier register-taxateurs zijn Wil de Bresser, Pieter Schalk, John Steenbakkers en Jan P. Mauritz. Zij constateren dat de waterschadezaken vaak uitmonden in een lang juridisch gevecht met de verzekeringsmaatschappijen van de aansprakelijkgestelde partijen, meestal overheden zoals waterschappen en gemeenten. De overheden doen
vaak beroep op overmacht. En het is vervolgens aan de kwekers om aan te tonen dat er sprake is van bijvoorbeeld nalatigheid. Daarbij lopen de taxateurs tegen het probleem aan dat zij niet de gegevens krijgen om met feiten aan te tonen dat een overheid fouten heeft gemaakt ook al beschikt een overheid daar wel over; bijvoorbeeld meetge-
gevens van peilbuizen. „Je moet het bewijzen en dat is als kleine kweker niet te doen”, zegt register-taxateur Jan P. Mauritz. „En als je vraagt om gegevens, krijg je die niet.” Kwekers krijgen voor de rechter bovendien niet zelden te maken met geslepen advocaten van verzekeringsmaatschappijen. Ze worden daardoor overbluft. „Die advocaten en juristen walsen over ze heen.” De taxateurs ergeren zich ook aan wat zij ’weinig ter zake kundige ’taxateurs’ van de tegenpartij’ noemen. Dat draagt ertoe bij dat schadeafhandeling en rechtszaken soms lang voortslepen. Voor kwekers is dat lange proces moeilijk vol te houden. Het wordt ervaren als een ongelijk gevecht. Het kan voor betrokken kwekers bovendien betekenen dat ze daardoor onnodig in financiële problemen komen.
De vier register-taxateurs hebben met elkaar afgesproken samen te gaan werken. Door het uitwisselen van hun kennis en ervaring rond de waterschadezaken, moet meer vaart te brengen zijn in de schadeafhandeling en lopende rechtszaken, is het idee. Dat moet leiden tot een betere en snellere oplossing van deze schadegevallen. Zij pleiten ook voor het opstellen van een protocol waarbij gecertificeerde taxateurs, volgens uitgangspunten waarover vooraf overeenstemming bestaat, de schade inschatten en de oorzaak vaststellen. De taxateurs zeggen ook bereid te zijn met de schadeveroorzakers in gesprek te gaan om in der minne te schikken en langslepende juridische gevechten te voorkomen. <
Vorige week stemde een meerderheid van de EU-landen uiteindelijk voor verlenging van de toelating van glyfosaat. Dat zorgde gelijk voor tegenactie: zo riep Greenpeace op om de particuliere verkoop in Nederland te verbieden, zoals al in Vlaanderen het geval is. In de Nederlandse openbare ruimte mag glyfosaat trouwens ook al niet meer worden gebruikt. Het middel blijft dus wel behouden voor de land- en tuinbouw. Henk Raaijmakers, voorzitter LTO Vakgroep Bomen en Vaste planten, reageert blij. „Omdat wij weinig alternatieven hebben om met name direct rond de plant te kunnen gebruiken, waar mechanische bestrijding niet goed mogelijk is.” Maar hij is niet blij met de manier waarop de discussie over de toelating in Europa is gevoerd. „Vooral op basis van emotie, niet op basis van wetenschappelijke feiten.”
Glyfosaat ligt al jaren onder vuur. Want in hoeverre is die stof nu schadelijk voor de gezondheid van mensen, dieren, gewassen en het milieu? In onderzoeken is geprobeerd de schade aan te tonen, maar een uitslag wordt weer onderuitgehaald of afgezwakt. Zo concludeerde het Internationaal Agentschap voor Kankeronderzoek dat glyfosaat ’waarschijnlijk kankerverwekkend’ is. Daarna concludeerde de Europese
autoriteit voor voedselveiligheid juist dat het ’onwaarschijnlijk is dat glyfosaat voor verhoogd risico op kanker’. Vlak voordat de Europese Commissie eind oktober voor het eerst stemde over een nieuwe toelating, bracht een internationale groep wetenschappers onder leiding van Wageningen University & Research naar buiten dat glyfosaat in 45% van landbouwgronden zit. Dat was onderzocht in tien EU-landen waaronder Nederland. In die bodems zat ook AMPA, het meest stabiele afbraakproduct van glyfosaat. Door hechting aan bodemdeeltjes bestaat er volgens de onderzoekers een grote kans op verdere verontreiniging.
Al decennia geleden bleek dat glyfosaat zich kan ophopen in de grond. Als het middel was gespoten op groenbemesters of grasland, moest je een periode wachten met beplanten omdat het nieuwe gewas schade kon ondervinden. Dat is weleens waargenomen in de boomkwekerij, na het spuiten volgens een etiketdosering.
Glyfosaat mag je nu nog maar beperkt toepassen. Door verbeterde spuittechnieken is nu 1 l/ha in de praktijk al haalbaar. „Daar worden nog steeds stappen in gezet, zoals dat op mechanisch vlak ook al fors is gedaan”, aldus Raaijmakers. Glyfosaat wordt nog steeds in de boomkwekerij gebruikt, zij het dan minimaal, omdat het een systemisch middel is dat bovendien goedkoop is. Door de werking pakt het ook wortelonkruiden en grassen aan, wat Basta en Finale niet afdoende lukt. Vroeger werden groenbemesters doodgespoten met glyfosaat, maar dat lijkt nergens meer de praktijk, mede door de beperkingen, maar ook doordat kwekers afstappen van chemische gewasbescherming uit oogpunt van henzelf, omgeving en afzet. Groenbemesters worden nu geklepeld en in de grond gewerkt. Er zitten alternatieven voor glyfosaat in de pijplijn, maar de vraag is of die nog een toelating krijgen, sinds chemische gewasbescherming in het algemeen onder druk staat. De komende vijf jaar mag je in elk geval wettelijk glyfosaat toepassen. <
Oprins Plant stond op omvallen, nu keert het tij:
’Een pleister was niet genoeg’ Vorig jaar was voor het Belgische Oprins Plant het jaar van de waarheid. Het bedrijf moest noodgedwongen reorganiseren. „We waren breed georiënteerd, nu focussen we ons voornamelijk op Ilex crenata en Fargesia en maken we weer winst”, zegt algemeen directeur Wouter Marques Tekst: Ron Barendse
Reageren? r.barendse@hortipoint.nl
Bij Oprins Plant in het Belgische Rijkevorsel is het bedrijf de laatste jaren rigoureus op de schop gegaan. „Daarbij hebben onze schuldeisers helaas in de klappen moeten delen”, zegt Marques. Met name in de Belgische pers is ruimschoots aandacht geweest voor de problemen van Oprins Plant. Nu het bedrijf de weg naar boven weer heeft gevonden hecht Marques er aan om terug te kijken op deze roerige periode. De algemeen directeur kwam in 2013 binnen bij het Belgische bedrijf. Hoofdaandeelhouder Oprins was op dat moment bijna zestig jaar en zocht iemand om de continuïteit van het bedrijf te waarborgen. Marques: „Hij zit vol ideeën en bouwde als passioneel plantenliefhebber het bedrijf uit tot een grote speler in de sector. Ik ben naast bio-ingenieur toch eerder een man van cijfers.. De recente beslissingen die genomen zijn op basis van cijfers, zorgden bij anderen soms voor een bloedend hart.” Marques was – toen hij bij het bedrijf binnen kwam – naar eigen zeggen verbaasd over het beperkte gebruik van cijfers. „Ik was gewend om op data te sturen en op basis van data analyses te maken. Ik ben hiervoor meer de verkoop- en productiecijfers gaan gebruiken dan voorheen werd gedaan.”
’Verlies gevende activiteiten afgestoten’
Ilex crenata deed bedrijf bijna de das om
Streep door Spaanse Phyllostachys Een van de eerste onderdelen waar op initiatief van Marques een streep door heen ging was de Spaanse vestiging met Phyllostachys (bamboe) dat zo’n 12 jaar geleden werd gestart. Het bedrijf was volgens Marques niet goed toegerust voor de teelt en de markt voor woekerende bamboe kende een sterke terugval. Daarnaast bleek ook de logistiek een bottleneck. Pluggen werden naar Spanje gestuurd en daar werd vervolgens een eindproduct gemaakt van veelal 2 m tot 4 m hoog. Phyllostachys groeit hard en dat zorgt niet alleen voor veel volume bij transport, maar zorgt er ook voor dat de planten snel moeten worden verkocht als ze groot genoeg zijn. „Kijk, hier stond het vorig jaar nog helemaal vol met Phyllostachys”, zegt Marques wijzend naar de grote lege loods en een leeg containerveld. „Het zorgde voor heel veel werk, heel veel omzet, maar qua marge was het niet interessant. Het afstoten ervan was een moeilijke beslissing. Het zorgde bovendien voor een afschrijving op de
10
De Boomkwekerij 25/26 (8 december 2017)
balans van € 1 miljoen.” Naast het Spaanse project stopte het bedrijf ook met de handelstak die zij jarenlang heeft gehad. Want Oprins Plant leverde niet alleen vanaf eigen kwekerij, jarenlang deed zij ook in- en verkoop om beplantingslijsten voor hoveniers compleet te maken. „Op het oog leek het een activiteit die geld opleverde, maar na een analyse hebben we er korte metten mee gemaakt”, zegt Marques En verder is ook afscheid genomen van een grote voorraad bomen in een breed sortiment. „We hadden te maken met een markt met veel aanbod en weinig vraag.” Tijd voor de versnipperaar vond Marques, die naar eigen zeggen geen groene vingers heeft.
’Sommige kwekers voelen zich door ons sterk benadeeld’
Maar wat volgens de algemeen directeur het bedrijf echt bijna de das om deed was een grote voorraad van Ilex crenata. „Al zo’n 15 jaar geleden waren er problemen met Cylindrocladium in Buxus – we kweekten toen zelf ook nog Buxus – en zijn we gestart met het zoeken naar alternatieven.” Die zoektocht leidde onder andere tot de Ilex crenatacultivars ’Blondie’ en ’Dark Green’ en in 2013 had het bedrijf zo’n miljoen stuks op voorraad. „Een dergelijk aantal was op dat moment teveel”, zegt Marques. „De markt was – anders dan nu – nog niet massaal klaar voor Ilex als Buxus-vervanger en daardoor bleef de vraag achter. We waren te vroeg, onze timing was verkeerd. En het vervelende was: klanten hadden een voorkeur voor ’Dark Green’ boven ’Blondie’, en dat terwijl wij juist ambitieus hadden ingezet op ’Blondie’. Dit alles viel samen in een periode dat de sector moeilijke jaren kende, waarbij ook twee klanten uit onze top vijf op de fles gingen.” De situatie zoals deze hierboven is geschetst, zorgde er alles bij elkaar voor dat Oprins Plant financieel in zwaar weer terecht kwam.
Wet Continuïteit Ondernemingen Om het bedrijf tijdelijk te beschermen tegen schuldeisers, koos het voor de in België beschikbare weg van Wet Continuïteit Ondernemingen (WCO) (zie kader: Oprins Plant overleeft dankzij WCO).
Foto: Ron Barendse
Doorstart
Wouter Marques, algemeen directeur van Oprins Plant met Fargesia en Ilex crenata. „Dit zijn de twee pijlers van ons bedrijf om weer gezond te worden.”
Een belangrijk onderdeel van de WCO vormde de afwikkeling en kwijtschelding van openstaande facturen. Oprins Plant vroeg daarbij om 80% kwijtschelding en kreeg daarin de schuldeisers mee. Het betrof hier onder andere de bank en leveranciers van grondstoffen en diensten. Maar ook een aantal boomkwekers die planten hadden geleverd voor de handelstak van Oprins Plant. „Met name in Zundert kochten we redelijk wat planten en daar voelt een aantal van hen zich benadeeld door de afwikkeling van onze WCO.” Aan Marques dan ook de vraag waarom het bedrijf koos voor 80% kwijtschelding van schulden in plaats van een lager percentage? „Een pleister was niet genoeg, een flinke herstructurering was nodig om het bedrijf de kans te geven gezond te worden”, zegt hij daarover.
en gezamenlijk voorzien ze een groot deel van de markt van Ilex crenata ’Dark Green’. „Aanhoudende problemen in Buxus, waaronder de Buxus-mot zorgen ervoor dat de groei nog niet uit dit product is.”
Goede gevoel Marques kijkt met een goed gevoel naar de cijfers van afgelopen boekjaar. „We draaien veel minder omzet dan voorheen maar maken wel weer winst. De afgelopen jaren was het toch vooral een snoeiverhaal, ik wil nu verder werken aan een groeiverhaal. Dat is toch fijner.” <
ACHTERGROND Fargesia en Ilex crenata Om verder gezond te worden richt Oprins Plant zich momenteel met name op twee pijlers: Fargesia en Ilex crenata. Voor Fargesia kiest het bedrijf omdat ze daarin volgens Marques een voorsprong hebben in know-how als het gaat om vermeerdering via weefselkweek ten opzichte van andere bedrijven. Inmiddels is Fargesia goed voor 50% van de bedrijfsomzet en laat de omzet een stijgende lijn zien. Trots laat hij de partijen Fargesia in de kassen zien: „Kijk eens wat een uniform product. Weefselkweek zorgt ervoor dat we grote en uniforme partijen kunnen leveren. We willen ons daarmee dan ook meer op de grootschalige retail richten dan voorheen.” De andere pijler, Ilex crenata, is na een aarzelend begin nu goed voor een tweede plaats qua bedrijfsomzet en deze is volgens Marques ’zeer snel stijgend’. Oprins werkt samen met kwekers in Nederland, België en Duitsland
Oprins Plant overleeft dankzij WCO In België bestaat de Wet Continuïteit Ondernemingen. Deze wet beschermt een bedrijf tegen schuldeisers waardoor het kan werken aan een doorstart. Om in aanmerking te komen voor WCO moet een bedrijf een rechter overtuigen levensvatbaar te zijn. Onderdeel van de WCO van Oprins Plants was een collectief akkoord over het reorganisatieplan inclusief schuldregeling met schuldeisers. Bij zo’n akkoord is het nodig dat een meerderheid van de schuldeisers, én met een meerderheid van schuld, akkoord gaat. Dit was bij Oprins Plant het geval. Hierdoor vielen ook overige schuldeisers onder het akkoord, waarbij een groot deel van de schuld door de schuldeisers werd kwijtgescholden. Als onderdeel van de WCO werd flink gereorganiseerd. Van zo’n 100 ha vollegrond een paar jaar geleden, ging het bedrijf naar ruim 50 ha in 2017. De omzet ging van ruim € 6 miljoen in 2012 naar ruim € 3,5 miljoen in 2017. Het personeelsbestand op kantoor daalde van negen naar vier fte. Na jaren van verlies werd in het afgelopen boekjaar weer winst gemaakt. De Boomkwekerij 25/26 (8 december 2017)
11
„We blijven allemaal onze eigen verkoop doen, dat wil ik wel nadrukkelijk gezegd hebben.” Het is een van de dingen die kweker Jan van Rulo als eerste naar voren brengt in een gesprek over samenwerking waarbij – zo blijkt – nog wel wat hobbels zijn te overwinnen.
Voor de aanleiding van het ontstaan van Greencentre Oirschot moeten we ruim twee jaar terug. Als bestuurslid van het afdelingsbestuur OirschotDe Beerzen van ZLTO vond Van Rulo dat ’zijn’ organisatie wel wat meer
zichtbaar mocht zijn voor boomkwekers in de regio. De vraag ’wat moet er dan gebeuren?’, stelde Van Rulo vervolgens aan z’n achterban. Op een eerste bijeenkomst kwamen 21 boomkwekers uit de gemeente Oirschot af, die allen de open vraag kregen voorgelegd. Twee onderwerpen waar volgens kwekers winst was te halen sprongen er in eerste instantie uit: afzet en logistiek.
Het is volgens Van Rulo geen vreemde gedachte dat kwekers die op een steenworp afstand van elkaar zitten
denken aan samenwerking op logistiek gebied. Maar al snel bleek dit in de praktijk toch minder voordelen op te leveren dan gedacht. Zo is er een behoorlijke diversiteit van bedrijven waarbij een kweker van spillen vaak een ander klantenpakket heeft dan een kweker van laanbomen. En een kweker met containerteelt heeft op zijn beurt ook weer een ander klantenpakket en werkt veelal ook nog eens met andere logistieke dragers dan spillen- of laanboomkwekers. Bovendien, en dat is misschien wel de belangrijkste reden waarom kwekers weinig heil zien in logistieke samenwerking, is dat afnemers veelal zelf de kosten van transport op zich nemen en er voor kwekers op dit vlak minder winst te halen valt. Vooralsnog is logistiek daarom geen issue meer voor Greencentre Oirschot.
Wat wel een issue is, en daar zijn kwekers het over eens, is dat de regio Oirschot haar afnemers een totaalaanbod aan boomkwekerijproducten kan bieden. En dat is iets, dat veel meer naar buiten gebracht kan worden volgens de deelnemers. Oftewel: Oirschot moet als leverancier van boomkwekerijproducten beter op de kaart worden gezet. De regio Oirschot ligt op een steenworp van de boomkwekerijgebieden van zowel Sint-Oedenrode als Haaren; versterkte samenwerking met een van deze gebieden is echter niet aan de orde. Daarvoor is de afstand van 15 km naar beide kernen wellicht net iets te groot, maar lijkt er toch ook sprake van een andere belevingswereld, waarbij Van Rulo voorzichtig formuleert: „We hebben vooral ons eigen plan getrokken, zonder al te veel naar andere samenwerkingsverbanden te kijken.”
Verschillende scenario’s om Oirschot op de kaart te zetten passeerden
Van Rulo: „Er is bij de acht deelnemers sprake van overlap in sortiment.” En daarin schuilt volgens hem een risico voor een gezamenlijke aanbodlijst. „Je moet uitkijken dat wat je aan de ene kant opbouwt niet aan de andere kant weer afbreekt”, doelend op het feit dat een afnemer wel eens makkelijker bij een collegakweker zou kunnen gaan kopen.
En omdat één aanbodlijst niet aan de orde is, is een gezamenlijke verkoper vanzelfsprekend ook een brug te ver. „Ieder bedrijf blijft z’n eigen verkoop doen. Dat is op dit moment de uitkomst van de gesprekken”, aldus Van Rulo. Ook het idee van een gezamenlijke beursstand, bijvoorbeeld op GrootGroenPlus is besproken. Hierbij zouden kwekers onder hun eigen naam, maar onder de vlag van Greencentre Oirschot kunnen staan. Het idee haalde het niet omdat ook hier kwekers met overlappend sortiment niet staan te trappelen om naast elkaar plaats te nemen.
volgens Van Rulo de revue. Een van de ideeën was om de verkoop gezamenlijk op te pakken. Maar tot een gezamenlijke aanbodlijst kwam het niet. Ook niet nadat– na verloop van tijd – het aantal kwekers dat zich aan
Greencentre Oirschot committeerde, tot een overzichtelijk aantal was gereduceerd: van de 21 kwekers die op de eerste bijeenkomst afkwamen bleef uiteindelijk een kern van acht kwekers over.
Dus: geen logistieke samenwerking, geen gezamenlijke aanbodlijst, geen eigen verkoper en geen gedeelde beursstand. De vraag dringt zich op waar bij Greencentre Oirschot dan de samenwerking qua afzet in zit. „Het is een groeiproces” zegt kweker Johan van Overbeek. „We moeten uitdragen dat de kwekers van Greencentre Oirschot gezamenlijk een compleet pakket boomkwekerijproducten kunnen leveren. Hiermee kunnen we klanten stimuleren meer in de regio te kopen. In het afgelopen jaar is het een paar keer voorgekomen dat we klanten naar elkaar hebben doorverwezen. Daarin zit de winst van onze samenwerking. Uiteindelijk moet dit leiden tot een steeds hechter collectief”, aldus Van Overbeek. <
Via een netwerk van afvalverwerkers en groothandels komt de fabriek aan herbruikbaar polypropeen en polystyreen, onder meer van de eigen trays en potjes die bij de retail en stekbedrijven zijn ingezameld. Maar recyclebaar product komt ook uit een andere hoek. „Drie kilometer hier vandaan ontmantelt het bedrijf Coolrec oude koelkasten. Daar komt ook veel goed plastic uit. Alle reststromen uit de eigen fabriek worden al zolang deze bestaat intern hergebruikt. In die zin is recyclen voor ons helemaal niet bijzonder", aldus Wieringa. „Misschien treden we er daarom wel te weinig mee naar buiten." Onlangs nam Jan Willem Wieringa, managing director bij Desch Plantpak, op de basisschool van zijn zoon deel aan een project over duurzaamheid. „Toen de kinderen hoorden dat ik bij een bedrijf werk dat plastic plantenpotten maakt, keken ze zeer bedenkelijk. Na een bezoek aan onze fabriek dachten ze er gelukkig anders over." Wieringa laat ook aan anderen met plezier, in dit geval samen met Wouter Zieck, directeur sales en marketing, de hoofdvestiging in Waalwijk zien.
Al aan het begin van de productielijn blijkt dat de plantenpotten en trays van Desch Plantpak niet bijdragen aan de plastic afvalberg, maar die juist verminderen. Vooraan de productielijn stort in trechters een veelkleurig mengsel van plastic snippers en korrels die al een eerder leven hebben gehad. „Onze producten worden gemaakt van tot 100% gerecycled plastic”, bevestigt Wieringa.
Grondstoffen hergebruiken is één route naar minder afval. Producten maken met minder plastic helpt ook. Een kwart eeuw geleden was de fabriek in Waalwijk de eerste die polypropeen potten en trays ging maken via het thermovorm-proces. Waar bij spuitgieten vloeibaar plastic via een mal de gewenste vorm krijgt, worden bij thermovormen de producten uit vlakke platen plasticfolie geperst. Dit geeft iets minder vormvrijheid en het productieproces is vooral rendabel bij grote volumes. „Maar met thermovormen gebruik je minder dan de helft van het materiaal dat voor het spuitgieten van een vergelijkbare pot nodig is”, aldus Zieck. Hij geeft aan dat het bedrijf blijft kijken of door slimmer vormgeven nog meer materiaalreductie mogelijk is, maar dat die mogelijkheden begrensd zijn. „De functionaliteit is leidend en die wordt bepaald door de kwekers. Zij zijn immers onze directe klanten.”
In de fabriekshal persen extrusiemachines gesmolten plasticsnippers uit als een meerlaags folie. Door te variëren met het aantal lagen en verschillende soorten plastic en additieven, krijgt de folie de benodigde eigenschappen en kleuren. Op rollen gaat de plasticfolie naar de eigenlijke thermovorm-machines. Hier wordt de dikke folie voorverwarmd en door een metalen matrijs gevoerd, die er de gewenste vormen in aanbrengt. Een station verder maakt de machine de benodigde gaten, waarna de laatste aanhechtingspunten worden doorgesneden. Dan zijn de trays of packs klaar. De machine verzamelt de weggesneden folieresten om als grondstof voor nieuwe producten te dienen. Acht thermovorm-machines staan in de fabriekshal naast elkaar. In het vroege voorjaar draaien die allemaal zes dagen per week 24 uur per dag. Een hal verderop staat sinds een jaar het paradepaardje van de fabriek: een nieuwe machine die op ongekend hoge snelheid polypropeen potten kan thermovormen. Een fikse investering. „We hadden er ook acht spuitgietmachines van kunnen kopen, maar deze machine stelt ons in staat om nog beter te doen waar we toch al goed in zijn”, verklaart Wieringa de keuze. Een andere nieuwigheid die Desch Plantpak de laatste jaren ontwikkelde is een reeks composteerbare producten
op basis van het natuurlijke polymelkzuur (PLA). Vooral bij keukenkruiden en de slateelt worden de D-Grade potjes al veel toegepast. „Na de oogst van sla blijven de potjes met wortels over. Het scheiden van die wortelresten was altijd lastig. Met D-Grade kan gewoon alles composteren”, aldus Wieringa. De toepassing van de biobased potten in de boomkwekerij is volgens Zieck nog beperkt. „D-Grade is tot nu toe enkel beschikbaar in de kleine potmaten p9 tot en met p13. En de potjes kosten driemaal zoveel als polypropeen potjes.”
Desch Plantpak ziet de afbreekbare potten ook niet als het belangrijkste spoor naar de toekomst. „A priori blijven wij een kunststoffabrikant”, aldus Wieringa. Dat Desch Plantpak D-Grade ontwikkelde, kwam voor een deel voort uit onvrede over de afbreekbaarheid van andere plastics in de kunststoffenindustrie. Wieringa: „Dat zijn vaak plastics die uiteenvallen in kleine deeltjes, maar in die vorm in het milieu achterblijven. Dat willen wij niet. Een alternatieve grondstof moet écht biobased en volledig afbreekbaar zijn. Die andere afbreekbare plastics vervuilen alleen maar de plasticstroom naar de recyclingindustrie en verstoren zo de circulariteit. Dan ben je beter af met polypropeen en polystyreen.” <
Keurmerk voor Duurzame Boomkwekerijproducten Vakmanschap, duurzaamheid, kwaliteit en garantie.
‘Groenkeur voldoet aan maatschappelijk verantwoord inkopen en is dé norm in groenbestekken.’
Stichting Groenkeur info@groenkeur.nl www.groenkeur.nl @groenkeur
Een onjuiste btw-aangifte kan worden gecorrigeerd door het indienen van een suppletie. Vanaf 1 januari 2018 kunt u de suppletie alleen nog digitaal indienen via de website van de belastingdienst, uw eigen software of de aangiftesoftware van uw adviseur. Tot en met het einde van dit jaar is het nog mogelijk per post een suppletieformulier in te dienen.
Heeft u dit jaar of in de afgelopen 5 jaar te weinig btw aangegeven en betaald? Dan moet u dit zo snel mogelijk te corrigeren met een suppletie omzetbelasting. Met de betaling ervan moet u wachten totdat u een naheffingsaanslag heeft ontvangen. Is correctie van uw aangifte nodig? En blijkt dat u €1.000 of minder moet betalen? Dan mag u deze verwerken in de eerstvolgende aangifte. Verwerk de correcties in de juiste rubrieken van de aangifte.
Houd er rekening mee dat u dan geen naheffingsaanslag krijgt en tijdig moet betalen.
Ook als u dit jaar of de afgelopen 5 jaar te veel btw hebt aangegeven en betaald, kunt u dit corrigeren met een suppletie omzetbelasting. Na het indienen hiervan krijgt u binnen enkele weken een teruggaafbeschikking. Vervolgens wordt het te ontvangen bedrag gestort op uw bankrekening of wordt het verrekend met openstaande belastingschulden. Ook hier geldt weer dat, indien blijkt dat u €1.000 of minder terugkrijgt, er geen suppletie nodig is. U mag de correctie dan verwerken in de eerstvolgende aangifte. Houd er rekening mee dat u dan geen teruggaafbeschikking krijgt.
Als u te weinig btw aangeeft, moet u mogelijk belastingrente
en een boete betalen: > Stuurt u het suppletieformulier binnen 3 maanden na afloop van het jaar waarin u de btw moest betalen? Dan betaalt u geen belastingrente. Wel kunt u een verzuimboete krijgen van 3% van het btwbedrag dat u moet betalen met een minimum van €50 en een maximum van €5.278. > Stuurt u geen suppletieformulier terwijl u te weinig btw hebt aangegeven? Dan kunt u een vergrijpboete krijgen die meestal hoger is dan een verzuimboete.
In de laatste aangifte van het jaar neemt u afrekeningen op over het afgelopen kalenderjaar. U betaalt dan onder andere voor privégebruik van goederen en diensten die tot uw bedrijf behoren een gedeelte van de btw terug die u eerder hebt afgetrokken. Heeft u nog vragen neem dan contact op met uw btw-adviseur. <
daardoor redelijk objectief en onpartijdig kan zijn en dat is voor de huidige situatie, waarin veel moeilijke keuzes moeten worden gemaakt, een voordeel. Aan de andere kant: ik mag dan boomkweker zijn, maar dat is niet altijd zo geweest. Mijn ouders kweekten Kentia en pas eind jaren ’90 zijn we volledig overgestapt op laurier. Die beide werelden – die van boomkwekers én kamerplanten – ken ik dus goed. Waar ik in het begin van mijn voorzitterschap wél extra aandacht aan heb gegeven zijn de snijbloemenkwekers. Bij hen is echt sprake van een heel andere dynamiek. De zomerbloemenkweker met dagverse producten versus onze laurier die tot acht jaar nodig heeft om te groeien. Dat was voor mij een eyeopener en toonde ook direct de diversiteit van de sector. Een diversiteit die veel veilingzaken ook niet makkelijker maakt.”
„Dan zeg ik dat ik een kwekerij heb, samen met m’n broer. En ook al besteed ik momenteel 90% van mijn tijd aan Royal FloraHolland, de kwekerij (Gova, in Nispen, red.) is mijn basis. Mijn familie denkt overigens dat ik inmiddels meer dan 90% aan veilingzaken besteed en daar kunnen ze wel eens gelijk in hebben.”
„Mijn broer en ik hebben een heldere taakverdeling waarbij mijn broer vooral de teelt doet. Ik doe met name de verkoop maar sinds mijn voorzitterschap hebben we daarvoor iemand anders aangenomen. Voor klanten was het misschien even wennen. Voorheen kregen ze altijd iemand van de familie aan de telefoon, eerst m’n ouders en daarna meestal mij, maar nu dus voor het eerst iemand anders. Ik ben erg blij met deze situatie, een klant moet nou eenmaal altijd direct antwoord kunnen krijgen.”
„Soms mis ik het. Ik heb afgelopen zomer drie weken het bedrijf gedraaid en dat was wel weer lekker. We hebben een automatiseringspakket dat voor ons bedrijf op maat is gemaakt. Hiervoor schrijf ik ook zelf software en ook daarvoor had ik afgelopen zomer weer eens tijd.”
„Mijn aanstelling als voorzitter, nu anderhalf jaar geleden, is best een bijzondere geweest. Als boomkweker én niet afkomstig uit het westen van het land, (Goossens komt uit het Brabantse Nispen, red.) lag het zeker niet voor de hand dat de veiling mij naar voren zou schuiven. Maar in mijn achtergrond zit zeker een voordeel. Ik denk dat ik
„Ik denk het wel. Als Gova zijn we lid van kwekersvereniging Decorum. Als ik daar in de stand sta, bijvoorbeeld tijdens Plantarium of de Royal FloraHolland Trade Fair, praat ik tegenwoordig de helft van mijn tijd met kwekers over veilingzaken. Maar dat is prima, dat hoort erbij.”
„We zijn altijd lid van de veiling geweest. Mijn ouders hadden op Aalsmeer een aanvoernummer met slechts drie cijfers. Dan ben je volgens mij héél lang lid. Onze achtergrond vanuit de kamerplanten speelde natuurlijk een rol om lid te worden, maar van de klok werd nooit gebruik gemaakt. Als boomkwekers doen we onze verkoop zelf en daarbij speelt de klok tegenwoordig een beperkte rol. We klokken een paar procent van onze handel, alleen om aan de start van het seizoen te laten zien dat we er weer zijn.”
„Het complexe systeem van lidmaatschappen moest eenvoudiger. Straks zijn er nog twee vormen: lid-aanvoerder en aanvoerder. Dat boomkwekers de laatste jaren de kans hadden om aspirant-lid te zijn was goed. Daarmee hebben we hen meer naar de veiling toe kunnen halen. Accountmanagers van de veiling zullen binnenkort met hen in gesprek gaan om gezamenlijk te kijken voor welke van de twee vormen zij komend jaar het beste kunnen kiezen. En in het algemeen geldt dat vanaf volgend jaar door verlaging van de tarieven de instapdrempel voor aanvoerders – dus ook voor boomkwekers – wordt verlaagd.”
>
„Uiteindelijk is het de directie, dus Lucas Vos en Steven van Schilfgaarde, die het definitieve tarievenvoorstel maakt. Maar in de negen maanden die daaraan vooraf gingen hebben we input gevraagd aan de leden middels FloraHolland 2020 sessies. Hiervan zijn verschillende rondes geweest. Uit de eerste ronde kwamen drie belangrijke uitgangspunten naar voren: leden wilden korting naar omzet, meer toe naar het kostenmaker-kostendragerprincipe, en een aantrekkelijke marktplaats behouden. Met die punten zijn we vervolgens de tweede sessies ingegaan.”
„Daaruit kwam onder andere naar voren dat leden vonden dat het verschil tussen leden en niet-leden groter mocht zijn. En ook is verder ingegaan op het kostenmaker-kostendragerprincipe. Tijdens de sessies bleek dat voor kleine en middelgrote klokkwekers de tarieven te veel zouden stijgen. In dat stadium zijn die geluiden al meegenomen en zijn de tarieven van karheffing voor de klok verlaagd. Als we voor de klok strikt kostenmakerkostendrager zouden hanteren werd de klok nog veel duurder. Daarom is door veel leden gezegd dat subsidiëring van de klok door directe handel mag om de kloktarieven betaalbaar te houden. Alle punten uit de sessies zijn door de directie meegenomen in het uiteindelijke tarievenvoorstel dat aan de Raad van Commissarissen is voorgelegd en goedgekeurd. Dit voorstel is tijdens de recente regiobijeenkomsten aan de leden gepresenteerd.” (Tijdens de algemene ledenvergadering van 7 december is hierover gestemd, red.)
„Mensen die er nu pas achter komen dat ze het ergens niet mee eens zijn, hebben eerdere kansen laten lig-
gen. Het klopt dat de karheffing is verhoogd. Kwekers die karren met weinig waarde per kar aanvoeren gaan hogere kosten betalen. Maar we hebben tot in den treure iedereen benaderd om aan de sessies deel te nemen. Ook telefonisch. Ik ben er namelijk echt van overtuigd dat de input aan de voorkant van het proces moet zitten. Maar ik constateer ook dat niet iedereen er voor heeft gekozen om mee te praten, dat geldt ook voor een aantal van de kwekers die nu kritiek heeft.”
„Ik ben op ons bedrijf inderdaad degene die over de cijfers gaat, maar ik heb de tarieven niet doorgerekend voor onze situatie. Ik wil hierdoor namelijk niet – al is het onbewust – beïnvloed worden. Ik heb wel een keer een berekening gemaakt voor een lid-aanvoerder en een aanvoerder om te zien waar een omslagpunt ligt of waar gevoeligheden liggen. Maar voor ons bedrijf vormen veilingkosten geen kostenpost van belang. Kosten van marketing, onderzoek en productontwikkeling zijn dat wel. Bij de hoogte van veilingkosten speelt beeldvorming overigens ook een rol. Als kosten met 10% stijgen hebben we het bij 5% kosten in zo’n geval over 5,5%. Maar ik besef dat voor sommige bedrijven veilingkosten wel echt van belang zijn.”
„Ik heb een groot geloof dat alle leden bij elkaar meer kennis hebben dan een paar mensen aan de top. De vraag is dan wel hoe je die kennis moet delven. En over de aanpak van het afgelopen jaar durf ik te zeggen dat het werkt. Over de tarieven kan je het eens zijn of niet, binnen negen maanden ligt er nu wel een voorstel waarbij we de collectieve intelligentie van onze aanvoerders hebben benut. Hierbij moeten we accepteren dat 100% consensus niet lukt. Maar wat mij betreft hebben we de
sleutel gevonden en is deze werkwijze een opmaat voor de invoering van een ledenraad. Het feit dat ook andere grote coöperaties, zoals Friesland Campina en Avebe, interesse tonen in de manier waarop wij dit jaar hebben gewerkt versterkt het vertrouwen in onze werkwijze.”
„De werkwijze komt overeen met de manier waarop we het afgelopen jaar al als pilot hebben gewerkt. We hebben een regieteam geformeerd waarin kwekers zitten die met elkaar een goede afspiegeling vormen van alle veilingaanvoerders. Deze regieteamleden hebben een voortrekkersrol gehad bij de FloraHolland 2020 sessies. De rol van regieteamleden is vergelijkbaar met de rol die we voor een lid van de ledenraad voor ogen hebben. (Boomkweker Alex Schoemaker was een van de regieteamleden, red.) Dit jaar zijn dus met name de veilingtarieven als onderwerp ter sprake gekomen in de sessies, maar voor ieder ander belangrijk onderwerp kan deze werkwijze worden gevolgd. Belangrijk verschil wordt bij invoering dat niet de algemene ledenvergadering (alv) de besluiten neemt, maar dat de ledenraad dat doet.”
„Momenteel staat invoering van de ledenraad zelf als onderwerp op de planning bij sessies die in de komende periode plaatsvinden. In maart-april hopen we als Raad van Commissarissen hiervoor een voorstel te ontvangen waarover vervolgens in de algemene ledenvergadering in juni kan worden gestemd.”
„Veel mensen hebben moeite met veranderingen, dat is niet alleen bij de veiling zo. Maar ik constateer dat bij kwekers de bereidheid tot verandering groter is geworden, bovendien zien ze dat er bij de veiling ook daadwerkelijk dingen veranderen. Een van die voorbeelden is de introductie van Floriday. Maar er worden door andere partijen ook platforms geïntroduceerd zoals Blueroots (initiatief van onder andere Dutch Flower Group en FleuraMetz, red.) en New Green Market (initiatief van onder ander FloraMedia, red.). Dat betekent dat kwekers nu ook echt over keuzes moeten nadenken. Waarbij wij als veiling er naar streven dat Floriday hèt platform wordt
aan aanbodszijde waar andere partijen aan handelskant op kunnen aansluiten.”
„Leden hebben gebruik gemaakt van hun recht om een extra alv aan te vragen, alleen hoorde de besluitvorming rondom beeldveiling niet bij de alv. Kwekers hebben wel hun ongenoegen kunnen uiten en ik denk dat de meeste aanwezigen met een goed gevoel naar buiten gingen. Voor mij was dat een leermoment. Ik denk dat de communicatie vanuit de veiling beter had gekund en dat we moeten leren hoe we moeten veranderen. Ik ben er van overtuigd dat als we de besluitvorming rondom beeldveilen ook via FloraHolland 2020 sessies hadden gedaan, het traject beter was verlopen. Ik vind dan ook dat de veiling een plicht heeft om informatie te brengen bij de leden, maar dat kwekers op hun beurt ook de informatie moeten ophalen.”
„Dat zijn de uitrol van Floriday, project Integrale Logistieke Besturing (ILB) en het verbeteren van de dagelijkse dienstverlening. Daarnaast is er ook nog de pilot rondom de ledenraad. Bij ILB streven we onder andere naar harmonisatie van processen van de verschillende vestigingen. Dit is heel ingrijpend, maar moeten we doen. Het komt er op neer dat we de winkel goed draaiend moeten houden. Investeren in karren, fust en mensen is daarvan een essentieel onderdeel om te komen tot verbetering van onze dienstverlening. Ik zie ook in de toekomst voor de veiling veel toegevoegde waarde in het leveren van logistieke diensten. De transactieverkleining zet door. In plaats van één keer tien planten wordt nu – mede onder invloed van webshops – steeds vaker tien keer één plant besteld die allemaal apart moeten worden verdeeld. Dat logistiek goed regelen biedt mogelijkheden voor de toekomst.”
„Absoluut. Veel zaken zijn complex, maar ik zie wel de oplossingen. Het komt er in ieder geval op neer dat we echt keuzes moeten maken. Marco van Zijverden, CEO van Dutch Flower Group zei onlangs dat komend jaar misschien wel het belangrijkste jaar wordt in de geschiedenis van de coöperatie. Daar kan ik me wel in vinden. Komend jaar is het jaar van de waarheid.” <
de ziekte blijft zich op natuurlijke wijze verspreiden. Dat is nog steeds belangrijk in bosbeheer. De essenprachtkever is wel een belangrijk issue. Agrilus planipennis is nog niet in de EU geïntroduceerd, maar de kever is al wel bij Moskou gezien. Vooruitlopend op introductie – dat gaat een keer gebeuren – zijn we al wel bezig met biologische middelen, met het identificeren en verzekeren dat die ook werken. Hiervoor werken we met Amerika samen, waar de kever al langer heerst. Andere belangrijke issues zijn voor ons bijvoorbeeld Thekopsora minima, die roest in Vaccinium veroorzaakt, en de rozenrozetziekte, die veroorzaakt wordt door een virus en verspreid wordt door een mijt.”
„We doen aanbevelingen over fytosanitaire issues, het zijn technische adviezen die we geven aan de landen die bij EPPO zijn aangesloten, en ook aan de Europese Commissie in Brussel. Ons werk overlapt in enige mate met het werk van de EFSA, de Europese autoriteit voor voedselveiligheid. De EFSA heeft bijvoorbeeld de risicoanalyse van Xylella fastidiosa uitgevoerd. Ons werk verschilt wel met dat van het Permanent Fytosanitair Comité in Brussel, waarin vertegenwoordigers van alle EU-fytosanitaire diensten – zoals de NVWA – zitten. Zij verordenen regels, wij geven technische adviezen.”
„Op wetenschappelijk onderzoek, niet alleen in de EPPOregio, maar we raadplegen experts uit de hele wereld. Dat hangt af van het issue. Als een organisme bijvoorbeeld al lang voorkomt in een ander werelddeel, nog niet in onze regio maar ons wel bedreigt: dan halen we daar informatie vandaan.”
„Jazeker kan dat, we staan altijd open om contacten te maken. Maar we moeten wel weten wie een organisatie vertegenwoordigt, nationaal of internationaal.”
„Xylella is inderdaad nog steeds een van de belangrijkste onderwerpen waar we mee worstelen. Want de ziekte is inmiddels aanwezig in de EU, maar in hoeverre zal die zich nog gaan verspreiden? Chalara fraxinea is niet meer zo’n belangrijk issue voor EPPO. Toen die nieuw was hebben we landen wel geholpen met het delen van relevante informatie, maar
„Nog niet, en vanuit EPPO volgen we de ontwikkelingen op dat gebied. Ook Frankrijk, Finland en andere landen hebben bijvoorbeeld al interessante benaderingen om risico’s te prioriteren. We stimuleren landen wel om informatie met elkaar uit te wisselen. Er zijn verschillen in klimaatzones, maar het lijkt mij niet zinvol als elk land een risicoanalyse van hetzelfde organisme uitvoert terwijl ergens anders al veel info is. Er is altijd wel een bepaalde onzekerheid over een organisme. De mate van verspreiding in een gebied kan misschien niet duidelijk worden.”
„Daar hebben we standaarden voor, zoals PM9 (Phytosanitary Measures) waarin technische aanbevelingen staan die een land kan gebruiken voor een nationaal plan tegen een organisme. Een land moet voor zichzelf bepalen wie de maatregelen voor zijn rekening neemt. Voor bijvoorbeeld het dennenhoutaaltje, Bursaphelenchus xylophilus, is al een PM9. Zo ook voor Ralstonia solanacearum die verwelkingsziekte veroorzaakt in kasrozen. Sinds vorig jaar is er ook een PM9 voor Popillia japonica, de Japanse kever die aanwezig is in Italië.”
„Ja, en er is nog een derde factor belangrijk: meer kennis. Misschien dachten we dat een organisme niet aanwezig zou zijn in een regio, maar door nieuwe diagnostieken en meer gevoelige detectiemethoden komen we steeds meer te weten over introductie en verspreiding.”
>
import zich kan introduceren, maar het is niet makkelijk om risico’s te voorspellen.” „We gebruiken klimaatmodellen, en een standaardscenario voor klimaatverandering. We zijn ook geïnteresseerd in verspreidingsmodellen. Veel wetenschappers hebben daaraan gewerkt. Op basis van zo’n verspreidingsmodel kan bijvoorbeeld een geschikte omvang van een bufferzone worden aanbevolen, zoals de 10 km-zone bij een uitbraak van Xylella. Maar het is moeilijk om antwoord te geven op de vraag: hoe groot mag de kloof zijn tussen besmet en onbesmet gebied? Daarvoor kunnen we modellen nog niet routinematig gebruiken.”
„Omdat de EU, op advies van de EFSA, vrij snel heeft gereageerd op de eerste uitbraak, in Zuid-Italië. We overwegen om die ervaring op te nemen in een PM9-standaard. We hebben jarenlang gewaarschuwd voor de risico’s van Xylella, maar de specifieke bedreiging voor olijfbomen was niet voorspeld. We moeten naar de realiteit kijken en ons afvragen wat via
„Ja, zeker als die uitbraak in een kwekerijgebied is. De impact van elk quarantaine-organisme kan overal groot zijn. Een van mijn eerste taken bij EPPO was: breng als oefening de impact voor Kew Gardens in kaart, als in die beroemde tuinen in Londen Anoplophora chinensis zou worden gevonden. Welke bomen zullen aangetast worden door die Oost-Aziatische boktor, en welke niet? EPPOlanden kunnen dan leren van zo’n case om het probleem, na een vondst of uitbraak, te kunnen oplossen.”
„Geen enkel systeem kan indammen 100% garanderen. Kijk maar naar Nieuw-Zeeland. Het land ligt geïsoleerd in een oceaan, de fytosanitaire controle is heel strikt en het publieke bewustzijn rond uitheemse organismen is heel groot. En toch kunnen nieuwe organismen nog steeds NZ binnenkomen. Als je een uitbraak van Xylella in bijvoorbeeld Boskoop wilt voorkomen, zijn EU-regels niet genoeg.”
„Ja, neem zeker hygiënische maatregelen. En bekijk met welke maatregelen je het risico verkleint en minimaliseer de impact van een vondst. Dat begint bij traceerbaarheid: weet waar je materiaal vandaan komt.”
„De Verenigde Staten en Canada zijn streng aan hun grenzen, maar ik zou zeggen dat Europa, en ook bijvoorbeeld Nieuw-Zeeland, nog strengere regels heeft. Insleep van bodempathogenen is een risico, en daarom stelt het Europese regime dat import van grond als zodanig verboden is. Verrassend genoeg kun je planten in grond wel importeren. We adviseren daarom alleen import van substraten die zorgvuldig geëvalueerd zijn.”
„We hebben EPPO-landen geholpen met campagnes om het publiek te informeren over bepaalde organismen, bijvoorbeeld met posters op luchthavens. Dat gaan we ook meer doen, maar het is aan een land of een regio zelf om een publiekscampagne op te zetten, in de eigen taal. Zoals Lombardije in Italië rond de boktor. Het is ook belangrijk dat mensen weten hoe ze op een vondst moeten reageren, wie ze moeten bellen. EPPO werkt nu aan een handleiding om landen hierbij te helpen. Men moet wel voorzichtig zijn en niet verkeerde informatie geven.”
„Ja, door media. Toen essentaksterfte voor het eerst in het Verenigd Koninkrijk was, werd gezegd dat alle Britse essen binnen een paar jaar dood zouden zijn. Sindsdien krijgen wij kritiek, we zouden paniek zaaien, terwijl veel essen nog steeds gezond zijn. Dat was niet informatie van Defra, het ministerie waar ik werkte, en ook niet informatie van EPPO. Het was de interpretatie van journalisten. Dat kun je niet onder controle houden.”
„Daar kan ik geen commentaar op geven. Als het VK uit de EU is, verwacht ik wel dat het VK lid zal blijven van EPPO. Noorwegen en Zwitserland horen bij 23 landen die lid zijn van EPPO, maar niet in de EU zitten.”
„Dat is moeilijk te zeggen; we monitoren niet alle eisen die landen stellen. EPPO heeft het liefst dat alle landen heldere importregels opstellen en publiceren. Maar we hebben nog een weg te gaan; in veel gevallen zijn regels opgesteld als onderdeel van bilaterale afspraken. De technische basis van die regels is niet altijd helder.”
„Ja, dat is waar, en daar moet je op kunnen vertrouwen. Het traceren van boomzaden is bijvoorbeeld moeilijk. Zaden kunnen voor een jaar in een land worden opgeslagen, dan verplaatst worden naar een ander land, en vervolgens in weer een ander land worden uitgezaaid. Dat maakt controle van plantgezondheid niet makkelijk. Plantgezondheid is nu zo’n belangrijk thema. Daarom is 2020 uitgeroepen tot het Internationale Jaar van Plantgezondheid. Dat is gepromoot door Finland en zal gesponsord worden door de Verenigde Naties. EPPO zal meedoen om het bewustzijn van plantgezondheid te vergroten.”
„Welk organisme weten we niet, maar wat we wel weten is dat er nog meer nieuwe organismen op ons af komen. Soms zien we die niet eens komen, zoals gebeurde met Xylella in olijfbomen. Daarom is het noodzakelijk dat we de horizon blijven scannen op mogelijk nieuwe organismen die onze bomen en planten kunnen bedreigen.” <
beleid vastgelegd. We hebben onze positionering aangescherpt en duidelijk gemaakt wie we als Lemkes willen zijn en waar we voor staan. Daarnaast hebben we een duurzaamheidsvisie ontwikkeld en de ambities voor 2020 op papier gezet.”
Op de vraag wie Michiel de Haan is, begint hij eerst te vertellen dat hij drie kinderen heeft. Vader zijn is de belangrijkste rol in zijn leven. Daarnaast wordt tijdens het gesprek duidelijk dat hij een idealist is. Zijn persoonlijke missie is liefde geven, mensen zichzelf laten zijn en de wereld een stukje mooier achterlaten dan dat hij al is. Deze levenswijze hanteert hij eveneens bij Royal Lemkes, waar hij twee jaar geleden algemeen directeur werd.
„Helemaal. Ik heb geen kennis van planten, maar gelukkig hebben we een zekere schaal en hebben we hier de goede mensen rondlopen. Hiervoor was ik werkzaam in de retail: bij BCC, Dirk van den Broek en Praxis. Dat zijn mooie bedrijven en merken, maar van een heel ander kaliber. Hier sta ik eens per maand in het kantoor op de zeepkist om mijn verhaal te doen. Het familiegevoel overheerst hier. Ik vind het een prachtig bedrijf en we handelen in een mooi product. Alleen heeft dat prachtige product niet alleen maar een positieve impact op de wereld door de manier waarop het wordt gekweekt en getransporteerd.”
„De vorige en huidige aandeelhouders, Hans Lemkes en Cees van der Meij, zijn twee mannen met protestantse roots. Zij willen het zo goed mogelijk doen voor de medemens en het milieu. Zo werd in 2012 het grootste zonnepanelendak van Nederland op ons dak geplaatst. Puur vanuit een missie. Daarnaast hebben we de laatste jaren geïnvesteerd in warmtepompen en ledverlichting. Sinds kort spelen we ook voor energieleverancier. We produceren meer energie dan we gebruiken en die groene stroom stellen wij weer beschikbaar aan onze medewerkers. Gaaf toch? Er wordt dus heel veel gedaan op het gebied van duurzaamheid. Vorig jaar hebben we dit in een helder
„Onze visie op duurzaamheid bestaat uit zes thema’s: drie op het gebied van ’People’ en drie op het gebied van ’Planet’. Denk aan klimaat, personeel en biodiversiteit. Thema’s die belangrijk zijn voor het bedrijf en de totale keten. Maatschappelijk verantwoord en duurzaam ondernemen houdt niet op bij de poort van ons bedrijf. We kunnen het niet alleen. Daarom ben ik erg blij, én trots, dat we met diverse toonaangevende partijen het manifest ’Samen duurzaamheid en transparantie versnellen’ hebben opgesteld. Samen met Dutch Flower Group, Waterdrinker, Royal FloraHolland en sinds kort FleuraMetz trekken we de kar om de totale keten duurzamer en transparanter te laten zijn. We willen er zeker van zijn dat bloemen en planten op verantwoorde wijze zijn geproduceerd en werken aan transparantie in de keten.”
„Nog niet iedereen, maar het gaat steeds beter. Je moet een leidende coalitie hebben en dan volgt de rest vanzelf. Samen kun je het verschil maken. Onze slogan is niet voor niets Let’s plantify the future. Together. Wij opereren vanuit ons groene hart en willen met planten de wereld een beetje mooier maken.”
„Duurzaamheid is een reis zonder einde. Op vlak van CO2-reductie hebben we onze footprint sinds 2012 meer dan gehalveerd. Wij willen voor onze eigen activiteiten in Bleiswijk in 2020 CO2-neutraal te zijn. Op het vlak van biodiversiteit gaat het om het verduurzamen van de planteninkoop. We hebben met de coalitie vijf bijeenkomsten voor kwekers georganiseerd en de nut en noodzaak van onder andere certificering uitgelegd. Het is een feit dat kwekers allerlei lijstjes krijgen van klanten over wat wel en niet gebruikt mag worden. De meeste kwekers lopen achter de markt aan. De ambitie van Royal Lemkes, en de coalitie, is om in 2020 90% van het aanbod duurzaam in te kopen en te verhandelen. Kwekers moeten minimaal MPS GAP-gecertificeerd zijn.”
„Wij vinden dat echt de basis. Nu is 70% van ons aanbod gecertificeerd. Wij willen het gebruik van gewasbescher-
>
mingsmiddelen meer inzichtelijk maken en zo nodig ook een tegengeluid laten horen. De eisen moeten niet te ver gaan, dus we moeten goed de impact op het milieu in kaart brengen. Je kan het ene middel verbieden, maar als je dan vier keer extra een ander middel moet gebruiken is de impact daarvan misschien wel veel groter. Dat moet transparant worden. Als je als branche geen leiderschap toont, gaan anderen bepalen wat je moet doen.”
„Ja. Neem B&Q, Ikea, OBI, Maxeda of Aldi. Zij kunnen het zich niet veroorloven om het thema duurzaamheid niet serieus te nemen. Ik vind het prachtig om met een partij als Ikea samen te werken. Zij zijn echt een voorloper en geïnteresseerd in de footprint van het product. Wij hebben de footprint voor ons bedrijf dit jaar samen met Benefits of Nature uit laten rekenen. De ontwikkelingen zullen de komende jaren in een stroomversnelling gaan. Je ziet her en der al dingen gebeuren. Aldi heeft bloemen uit het sortiment gegooid vanwege het hoge gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. Zij willen geen risico lopen. ’Het kan niet’, gaat er bij klanten niet in. Kwekers moeten dat begrijpen. We moeten versnellen naar een duurzaam product. Het is de wereld die het vraagt, de klant die het eist en wij die het willen. Kwekers die nu vooroplopen, zijn de winnaars van morgen. Daar ben ik van overtuigd.”
„Het is gevaarlijk om te generaliseren omdat bij beide productgroepen mooie initiatieven worden genomen op het gebied van duurzaamheid. Feit is wel dat kwekers van kamerplanten qua certificering voor lopen op kwekers van buitenplanten.”
„De inkoop van zowel kamerplanten als boomkwekerijproducten vormt voor ons een uitdaging, maar de inkoop van boomkwekerijproducten is door achterblijvende certificering wel iets lastiger. Bovendien is er een spanningsveld tussen wat een partij als Greenpeace wil en wat de mogelijkheden zijn. Als Royal Lemkes is het essentieel om – samen met kwekers – stappen te blijven zetten.”
„Ik gaf eerder het voorbeeld van Aldi dat bloemen uit het schap haalt. Voor boomkwekerijproducten, of tuinplanten in het algemeen, krijg ik van onze klanten die signalen niet. Maar voor de toekomst kan ik niets uitsluiten. Het is een continu wegen van dilemma's, zowel voor ons als voor onze klanten. Retailers willen bijvoorbeeld geen omzet missen maar wel een duurzame ambitie tonen.”
„Ja, het gaat goed. In onze positionering staat dat we streven naar duurzame groei. En dus niet naar maximalisatie van winst. Eén tot anderhalve procent winst is voldoende. De essentie is duurzame groei van onze mensen, onze relaties en de wereld waarin we opereren en leven. Dan groeit de business vanzelf. Onlangs ontvingen we het embleem voor Beste Werkgever van Nederland en werden we ook nog eens genomineerd voor de Tuinbouwondernemersprijs. Dit zijn mooie aanmoedigingen om het elke dag een beetje beter te doen.” <
Hopelijk heb ik dit later financieel niet meer nodig en kan mijn broer het in Nederland helemaal overnemen.”
Boy Jochems (30) en Patricia Mouton(28) hadden al diverse keren kennis gemaakt met de regio net boven Toulouse waar Mouton’s moeder al enige tijd woont. Een heuvelachtig gebied met afwisselend wijn-, appel-, peer- en hazelnootgaarden en grote velden quinoa. Hier en daar een Middeleeuws plaatsje. Lauzerte, de gemeente waarbinnen de kwekerij valt, is daar een bekend voorbeeld van. Jochems: „Heerlijk is hier de rust en het klimaat, extra zijn de gastvrije mensen met hun Brabantse mentaliteit.” Of ze het bourgondische Brabant missen? „Ieder dorpje hier heeft zijn eigen feest, het is moeilijk om hier in de zomer niets te doen.” Jochems is nog altijd mede-eigenaar van zijn vaders bedrijf Boomkwekerij Jochems-Peeters en Zn. in KleinZundert. „Van hieruit kan ik nog prima de in- en verkoop regelen. Ik hou deze werkzaamheden aan vanwege de financiën en omdat ik het simpelweg niet laten kan.
Na aankoop van het terrein vertrok het koppel in februari 2017 voor een maand naar Lauzerte om de laatste formaliteiten af te ronden. „Het is hier beschermde agrarische grond dus konden we probleemloos starten. Sterker nog, de gemeente ontving ons met open armen omdat net voor onze komst een grote boomkweker aan de andere kant van het dorp was gesloten. Vergunningen vormden geen enkel probleem, ook niet om particuliere verkoop aan huis op te zetten.” Na het februaribezoek werd, terug in Klein-Zundert, een eerste partij planten opgepot en op 1 juli verhuisde het duo definitief. Vanaf dat moment werd in Lauzerte het terrein geëgaliseerd en gelijktijdig de beregening en het opvangsysteem van (regen)water aangelegd. Daarna verschenen de tunnels. „Iedereen hier was verbaasd over hoe snel dat ging, het Franse tempo ligt duidelijk lager”. Eind september volgden de planten vanuit Nederland zodat er voor de klanten vanaf 1 oktober meteen wat te kiezen viel. „De grote opening hebben we gepland voor het voorjaar, als alles helemaal klaar is.” Naast twee schaduwtunnels kwamen er ook twee folietunnels. De eerste lijken logisch, de folietunnels blijken nodig voor periodes met vorst. „In 2016 vroor het hier al licht aan het einde van oktober en ook in 2017 was dat het geval. Kwetsbare planten moeten dan zeker beschermd worden, ook gedurende de winters die behoorlijk koud kunnen zijn. Mouton: „Daar komt bij dat ik, ondanks dat ik geen groene achtergrond heb, geïnteresseerd ben
in tropische en subtropische planten die hier goed aftrek vinden als kuipplant. Via zaad vermeerder ik die en uiteraard verlangen zeker die zaailingen een vorstvrije winter.” Voorbeelden van die warmteminnende planten zijn Plumeria, Ceiba, Strelitzia, Leucaena en Delonix. „Planten waarvan het groeiseizoen met de plastic tunnels goed te rekken is en de bloei te vervroegen.”
Waar de keuze van Mouton vooral is ingegeven door wat ze mooi vindt en voor een representatief aanbod voor de bezoekende particulier, kiest Jochems voor een breed sortiment geschikt voor hoveniers en tuinarchitecten. Opgroeiend op de Klein-Zundertse kwekerij ontmoette hij veel klanten die voor sortiment kwamen waarbij zijn enthousiasme werd aangewakkerd door sortimentskwekers als Peter Vanlaerhoven en Chris van der Wurff. „Zo ga ik hier geen beukenhaag planten, maar liever een haag van Carpinus koreana die een prachtige herfstkleur heeft.” Over hun sortimentskeuze is Jochems duidelijk. In het voorjaar komen er zeker eenjarigen en in het najaar was er al de verkoop van bloeiende chrysanten en violen. De groep vaste planten gaat een belangrijk onderdeel vormen, net als de heesters. Bomen worden aangeboden in pot en forse solitairen komen in de volle grond; ’vruchtba-
re klei, gelukkig vrij van stenen.’ Bij die vollegrondbomen draait het om karakteristiek; meerstammig en bijzondere snoeivormen. „Er moet wat te kiezen zijn.” Ook bij het fruit wordt ingezet op minder bekende cultivars. Zo biedt het bedrijf bijvoorbeeld Malus ‘Rosette’ aan, een appel met rood vruchtvlees, en bomen waarop verschillende rassen zijn geënt. Mocht iemand om iets anders vragen dan is dat zo besteld. „Het is dan wel wachten tot de volgende vracht, maar alles is uiteraard te bestellen.” Voor hun klanten willen de twee daarom graag gaan werken met bestellijsten waarvan de planten in Klein-Zundert worden bijeengebracht en vandaar op transport gezet.
Over de contacten met Franse overheidsinstellingen, banken en bedrijven is het koppel positief. De bank en de verzekeringsmaatschappij bijvoorbeeld waren vriendelijk en hulpvaardig. De gekozen boekhouder is gespecialiseerd in het begeleiden van Nederlanders en hielp waar nodig. Potten en bemesting komen uit Nederland, maar potgrond van Greenyard in Bordeaux. Over de toekomst is het koppel optimistisch. Vanaf de start waren de reacties van bezoekers meteen enthousiast. „We denken zeker niet dat het gaat verlopen zoals je vaak ziet in het tv-programma Ik Vertrek.” <
Nederlandse bosbeheerders komen terug van natuurlijke verjonging en gaan weer meer aanplanten. De grootste beheerder was dit najaar bezig in het grootste bos van de Noordoostpolder. Staatsbosbeheer plantte machinaal in het Kuinderbos, op stukken waar natuurlijke verjonging niet heeft gewerkt. Divers bosplantsoen ging de grond in, om te zorgen voor meer biodiversiteit. Begin 2018 zal duidelijk worden waar in Nederland echt nieuw bos komt. Het is nog afwachten wat het nieuwe kabinet en het nieuwe ministerie van Economische Zaken en Klimaat gaan doen
De historie is voelbaar in het oude statige pand aan de rand van Haaren waar Marwin Dekkers zijn kantoor heeft. In de hal hangen portretten van de familie. De directeur stelt vast dat de temperatuur nu gelukkig weer iets oploopt in zijn toch wat tochtige kamer. Buiten regent het pijpenstelen. „Voor mijn gevoel konden we Vershuys.com niet snel genoeg opschalen. Daarom hebben we het verkocht. En toen werd ik benaderd door een headhunter. Deze opdracht lag toch wat van mijn leest af. Maar ja, ik was zo rond 47 jaar oud en de inrichting van de leefomgeving heeft mij altijd geïnspireerd. Je geeft daarmee toch iets mee aan een volgende generatie. Dat vind ik wel een mooi idee. En, bij deze baan komt de problematiek die in veel takken van de agrarische sector speelt terug: hoe kan ik mij onderscheiden met een basisproduct?” Dekkers praat en denkt snel. Met een grote mok koffie in de hand raast hij door zijn geschiedenis. Opvallend is dat hij steeds teruggrijpt naar zijn jeugd. Daarin zijn er altijd raakvlakken geweest met de agrarische sector. Zijn ouderlijk huis in het Noord-Limburgse Kronenberg ligt midden tussen de boeren- en glasgroentebedrijven. Zijn vader werkte bij de Sociaal Economische Voorlichtingsdienst van de LLTB. In zijn jeugd werd hij al geprikkeld door periodiek terugkerende klachten van boeren en tuinders over tegenvallende prijzen en dat zette hem aan het piekeren hoe je je daaraan kunt onttrekken. „Bij mijn studie aan de Twente School of Management kwam ik in aanraking met HAS-studenten. Daarmee discussieerden we over de suikerindustrie bijvoorbeeld. En een goede vriend is vollegrondsgroenteteler met een uitgesproken mening over de veiling. Daardoor is het bij mij altijd blijven borrelen en ben ik geïnspireerd om na te denken over hoe je die branche kunt vernieuwen. Zo heb ik in de loop van de tijd ideeën daarover opgebouwd.”
Dekkers beaamt dat het een hele stap is, van internetondernemer naar directeur van een in traditie gedrenkt familiebedrijf in de boomkwekerij. „Als ik diep ga graven heeft het ook te maken met de reden dat ik weer in mijn eigen dorp Kronenberg ben gaan wonen. Dat heeft te maken met mijn beleving daarbij. Hoe we vroeger voetbalden op een trapveldje, jasjes als doelen op de grond. Dat veldje lag er prachtig bij in het groen met een watertje en rechts groeiden de rozen. Daarom ben ik er graag weer gaan wonen en het heeft mij ook altijd een eigen identiteit gegeven. Het geeft aan dat er veel meer waarde zit in groen. Mij leek het een enorme kans om vanuit die filosofie te werken aan waardevolle leefomgevingen.” „Maar M. van den Oever heeft mij ook aangezogen. De vorige directeur had na de crisis net als bij veel andere boomkwekerijen een efficiencyslag doorgevoerd, om het van daaruit weer te versterken. En ze hadden een concept ingevoerd voor een nieuwe identiteit: wij zijn Leefwereldverbeteraars. Dat vond ik een hele goede. Het sluit precies aan op dat gevoel van mij. Daar kan ik iets mee. En in je leven wil je ook een keer iets bijzonders doen, vanuit sociale bewogenheid denk ik. Daarom dacht ik: we gaan het gewoon doen. Maar wèl met de afspraak dat ik internet zou gaan introduceren, in een traditionele branche die als een van de laatste internet nog niet geheel heeft ontdekt.”
Het bevalt Dekkers goed in de boomkwekerij en in het bijzonder bij de onderneming waar hij nu aan het roer mag staan. „Mijn familie is geworteld in Brabant en NoordLimburg. Ik herken de Peelmentaliteit: aanpakken, niet te lang ergens over lullen maar poetsen. Dat vond ik altijd > wel mooi.”
Met die mentaliteit is Dekkers nu handen en voeten aan het geven aan het concept ’Leefwereldverbeteraars’. Daarbij maakt hij gebruik van wat gesprekken met medewerkers opleverden. Dekkers maakte van die gelegenheid gebruik om te laten zien hoe productgericht de kwekerij in feite nog is. „We zijn erg gericht op het aanbieden van een assortiment van zo’n 8.000 soorten. Dat is een grote kracht, maar wat wil die klant nog meer? Hoe kunnen wij ons voor die klant onderscheiden van de concurrent? Marketing gaat maar om één ding en dat is onderscheid creëren.” In de gesprekken maakte hij weer gebruik van zijn observaties in de glasgroenteteelt. „Je hebt veel bedrijven die echt gaan voor productie en tegen de laagste kosten willen produceren. Maar er waren anderen die dachten, wij gaan een tomaat produceren die smaakvol is en een totaal andere verpakking heeft en die je letterlijk toelacht. Met een verhaal erachter van 100% duurzame teelt. En warempel, die slagen er wel in zo’n product te laten lopen tussen een enorm aanbod van gelijke producten.” Dekkers krijgt bij dat verhaal vaak de tegenwerping dat de boomkwekerij anders in elkaar zit. „Ja, dat is zo. Maar je moet altijd een keuze maken. Want én flexibel zijn met een bijzonder product én de laagste kostprijs hebben, lukt eigenlijk niemand. Wij hebben daarin zondermeer een keuze gemaakt en willen voor die meerwaarde gaan. In de eerste plaats met logistieke ontzorging. We leveren per project multivariant. Projecten worden steeds meer divers en fijnmaziger en we moeten kleinere aantallen leveren; ik noem dat ’eentjes’. Dat betekent dat de logistieke complexiteit en, als je niet alles perfect voor elkaar hebt, ook de kosten omhoogschieten.” ’Wij leveren kluitvers op uw project’ is nu de slogan van M. van den Oever’s logistieke dienst waarmee ze tegemoetkomen aan de wensen van de klant.
Inspelen op wensen van de klant gebeurt ook door het ontwikkelen van een concept rond ’leefomgevingen’. Uit de gesprekken met medewerkers werd duidelijk dat opdrachten gelijkenissen vertonen die te maken hebben met de functies die een ruimte volgens de inrichters moet vervullen. „Toen hadden we snel een eureka-moment. We gaan zes leefomgevingen definiëren, en met onze bomenen groenkennis beschrijven hoe je die waardevoller kunt inrichten. Een groenbeheerder is niet bezig een bepaald type boom te planten, maar creëert een omgeving waar mensen graag wonen of werken. We merken dat de groenkennis bij de klanten afneemt. Een landschapsarchitect heeft een goed beeld van de functies en vormen die een omgeving moet krijgen. Maar die kan dat niet direct vertalen naar de juiste keuze van bomen. Terwijl die bomen toch de grootste meerwaarde van groen bepalen; fijnstofreductie, voeding voor bijen, aantrekkelijkheid in kleur, temperatuurverlaging of wateradaptatie bijvoorbeeld. Wij noemen dat XL-waarden van bomen. De bomen zijn de pijlers van je groenwaarden. Daar past een onderbeplan-
ting met heesters en vaste planten bij. Die hebben wij in zes leefomgevingen op een rij gezet, met lijsten van specifieke planten die daarbij passen om de gewenste functies te leveren.” Dit concept wordt door M. van den Oever ’Green Lifeoplossingen’ genoemd. Daarmee levert de boomkwekerij een kant-en-klaarrecept waarmee een klant zijn doelen kan bereiken. „Ik denk dat dit een goed voorbeeld is van marktgericht produceren”, vat Marwin Dekkers bondig samen.
Duurzaamheid is een andere troef waarmee het bedrijf zich wil onderscheiden. M. van den Oever is daarin al langere tijd koploper, zegt Dekkers. En gelukkig sluiten steeds meer bedrijven zich aan bij de duurzaamheidstrend, meent hij: „Nog niet iedereen gaat erin mee. Helaas zie je in de sector dat hier en daar nog stappen moeten worden gezet. Maar ik denk dat de wal het schip een keer keert. Als je goede connecties hebt met de markt, zie je dat duurzaamheid overal wint. Het is een golf die je niet tegen kunt houden”, zegt hij stellig. „Als je weet dat iets de markt wordt over drie tot vier jaar, dan moet je die beweging nu gaan inzetten en daar overtuigd mee bezig zijn. We zullen op andere manieren moeten produceren ten gunste van moeder aarde. Daar zijn we op ons bedrijf mee bezig. Maar de overheid kan hier ook wat doen. Het is van de gekke hè, dat er geen kruidje op een kluit mag staan. Dat zorgt er voor dat je toch iets moet gebruiken – uiteraard toegestane middelen – om die kluit zwart te houden.”
Duurzaamheid is een vereiste voor wie M. van den Oever wil beleveren. „Als je een samenwerkingsrelatie aangaat is de eerste voorwaarde voor ons dat men absoluut duurzaam denkt en een bedrijfsfilosofie heeft die erop is gestoeld dat je de wereld te leen hebt in plaats van gebruikt.” Maar daar staat wat tegenover, legt Dekkers uit. „Wij kijken met toeleveranciers steeds meer naar een strategische relatie. Ook in een dunne markt proberen we afspraken te maken; wat verwachten we af te gaan nemen, kunnen we daar iets over afspreken, hoe kun je produceren, wat staat daar tegenover? Een soort telersvereniging wordt het dan.” „Ik zie daar een mooie samenwerkingsketen in. Als ondernemer moet je voor jezelf vaststellen wat je wilt, wat je kan en waar je tevreden mee bent. Door samenwerking te zoeken met bedrijven die andere vaardigheden hebben dan jezelf, bouw je een mooi bedrijfsmodel op. Ik denk ook dat dit de meest gezonde structuur is. Als je daarentegen de samenwerking niet opzoekt, dan blijf je producent van een basisproduct waar je continu in een prijsdiscussie zit. Dus denk goed na wie je wilt zijn.” Opnieuw put Dekkers uit zijn observaties in de groentewereld waar de producten van telers op een grote hoop
voor de veilingklok kwamen, maar innovatieve telers zich verenigden en daaraan ontsnapten. „Wil je voor het veilingblok produceren, of op een andere manier samenwerken met partijen en meerwaarde creëren? Dat is voor veel ondernemers een lastige stap om te nemen. Ik denk dat dit wel hele goede keuzes zijn om te maken.” Dekkers beschrijft zo een samenwerkingsketen waarin elk een eigen rol speelt. Kwekers die samenwerken met een partij die ook de commercie en export goed heeft ingericht, kunnen zich toeleggen op bijvoorbeeld produceren van specifieke producten en hoeven niet te investeren in zaken als inkoopkracht, logistiek, IT en marketing.
De carrière van Marwin Dekkers kenmerkt zich tot nu toe door het steeds weer zoeken naar nieuwe uitdagingen en avonturen. De stap naar de boomkwekerij lijkt daarin een bijzondere. „Vrienden zeiden tegen mij ’ga je bomen knuffelen?’ Maar als ik dan uitlegde waar het om gaat dan is het relevanter dan ze dachten. Het is bijzonder dat veel mensen zijn vergeten dat onze wereld en dus de mens niet overleeft zonder groen. Maar dat verandert gelukkig snel.” De gedachte ligt voor de hand dat Dekkers ook bij M. van den Oever geen blijvertje zal zijn. Wanneer is de klus voor Dekkers klaar? „Het eerste jaar is echt zaaien, het tweede water geven en als we het heel goed doen kunnen we in het derde jaar beginnen met de eerste oogst. Wat er ook gebeurt, ik heb gezegd: geef me minimaal vijf jaar. Ik wil laten zien dat wat we samen aanplanten beklijft, groeit en waarde oplevert. Daarna zien we wel. Wie weet, want ik vind het een mooie branche om in te werken.” <
„Er staat in de bijbel ’toen ik een kind was, sprak ik als een kind’. Ik denk dat dat hier wel van toepassing is. Om een bedrijf gezond te houden, is groei noodzakelijk. Zeker na 2001 zijn wij nog fors gegroeid. Maar die extreme groei is wel voorbij als het om de kwekerij gaat. Een lichte groei willen we wel blijven maken. Forse groei, dus een groei van meer dan 20%, willen we niet. Groei in de kwekerij betekent in deze tijd namelijk ook een forse groei in je kapitaalbehoefte, omdat je hier je bedrijf maar ook je voorraden op aan moet passen. De groei die wij nu als kwekerij realiseren is kleiner en minder kapitaalintensief. We realiseren die groei ook niet door meer aantallen te maken, maar door een beter rendement uit de planten te halen.” „Ik zit achter een bureau en heb schone handen, dus ik denk dat je dan ondernemer bent in plaats van kweker. Ik bemoei me in het bedrijf ook niet met de aansturing van de teelt, dat doet mijn neef Bert met wie ik samen het bedrijf heb. Hij doet de teelt, ik doe de verkoop. Het is lang geleden dat ik vieze handen heb gehad.”
„Nee, ik ben voor mezelf begonnen toen ik 17 was. Ik wilde kweker worden, dat leek me een leuk vak en ik voelde me ook kweker. Overigens vind ik kweken nog steeds mooi. Wij hebben een fantastisch vak. Maar als je groter wordt, moet je taken verdelen. Binnen het bedrijf zijn de rollen verdeeld. Ik vind de verkoop ook leuk, het nadenken over mogelijkheden voor presentatie en het verbeteren van de verkoop. Daaruit is in 2008 natuurlijk ook Designstar ontstaan. Wij hebben twee bedrijven; Van der Starre is de kwekerij van klimplanten en Designstar is een bedrijf dat concepten en presentatiemateriaal ontwikkelt voor bloemen en planten.”
„Van der Starre is een kwekerij. Wij zijn in het verleden actief geweest met het ontwikkelen van ons eigen presentatiemateriaal, onze eigen etiketten en dergelijke. Maar wij zijn niet de enige kweker die hier behoefte aan heeft. Designstar is ontstaan uit onze eigen behoefte aan goed POS-materiaal, maar inmiddels heeft het bedrijf een grote klantenkring in zowel de boomkwekerij als de kamerplanten en snijbloemen. Designstar ontwikkelt concepten en verkoopmateriaal voor kwekers maar ook in opdracht van retailers.”
„In de crisis hebben wij het zwaar gehad, net als de hele boomkwekerij. Wij hebben moeten reorganiseren en stevig ook. We zijn als kwekerij weer terug naar onze basis gegaan; het kweken van klimplanten. Met de heesters zijn we gestopt. En we hebben mensen moeten ontslaan. Veel! Verschrikkelijk vond ik dat. Het is echt het ergste wat ik als ondernemer heb moeten doen. Daar heb ik echt slapeloze nachten van gehad. Maar het moest wel. Mede daardoor konden we verder en hebben we de banen van de anderen veilig kunnen stellen. Achteraf kan ik zeggen dat we er goed uit zijn gekomen, als bedrijf en als werkgever. Maar ik vond het als ondernemer maar vooral als persoon echt verschrikkelijk. Wij beseffen dat wij kunnen ondernemen en hard werken wat we willen, maar dat we in alles afhankelijk zijn van de zegen van God.”
„Wij moeten zorgen dat onze klanten meer aan onze producten verdienen. Als zij meer aan onze producten verdienen, kunnen wij ook meer aan onze producten verdienen. Het meer kunnen verdienen aan dezelfde plant, want daar heb je het eigenlijk wel over, is heden ten dage onder andere een kwestie van presentatie. Je moet de consument verleiden om jouw product te kopen en zorgen dat ze daar een bepaald bedrag voor willen betalen. Maar ook op andere vlakken is winst te behalen. Zo hebben wij andere potten ontwikkeld waardoor de beladingsgraad van een Deen ruim 50% verbetert. Dat betekent minder transportkosten en is dus directe winst.”
>
„Wij houden graag alles in eigen beheer. De teelt van onze planten doen wij van a tot z zelf. Ongeveer 97% van onze planten en zo goed als al het uitgangsmateriaal maken wij zelf en we kweken het uiteindelijk af tot kant-en-klaarproduct. Wij hebben onze eigen potten ontwikkeld, maar ook de machine waarmee automatisch de hoekstokken van de planten worden gestoken , is zelf ontworpen en gemaakt. Datzelfde geldt voor de software waar we in ons bedrijf mee werken. Alles, van a tot z, van teelt tot afleverklaar maken wordt vanuit één systeem aangestuurd en dat is in dit bedrijf gemaakt. We hebben hiervoor zelf een programmeur in dienst. Ik denk dus dat wij wel kunnen stellen dat we selfsupporting zijn.”
„Ik weet niet of dat dit de beste oplossing is. Bij ons is het ingegeven vanuit frustratie. Omdat we dingen wilden, waar leveranciers niet aan konden voldoen. Maar ook omdat we bepaalde zaken leuk en uitdagend vinden. Zo is Designstar natuurlijk ontstaan, maar ook de technische innovaties op ons bedrijf. Bert en ik komen alle twee uit een technisch gezin. Onze vaders waren techneuten. De machine die hier draait is een combinatie van onze ideeën over wat we zouden willen en de technische kennis van onze vaders over de mogelijkheden.”
„Iedere tijd heeft zijn eigen thema. Toen wij begonnen was er veel aandacht voor mechanisatie en op dit vlak wilden wij vooroplopen. We hebben waar mogelijk dingen gemechaniseerd. Vervolgens kwam er aandacht voor milieu en nu zitten we in een tijd dat niet de overheid maar de consumenten eisen gaan stellen. Als bedrijf moet je dus modern blijven door mee te bewegen met de ont-
wikkelingen. Als Van der Starre willen we niet alleen meebewegen, we willen aan de basis staan van deze nieuwe ontwikkelingen. Dat maakt dat we een modern bedrijf zijn.”
„De consument bepaalt en de publieke opinie regeert. Voorheen was het de overheid die bepaalde en de randvoorwaarden stelde voor een teelt. Tegenwoordig zijn het de afnemers die bepalen en hun eisen zijn ingegeven door eisen van de consument. Onze vrienden van Greenpeace spelen hier een belangrijke rol. En ik bedoel vrienden in dit geval niet sarcastisch. Ik ben er namelijk van overtuigd dat de huidige ontwikkeling een grote kans voor ons biedt. Als kwekers in Nederland hebben wij altijd aan strengere eisen ten aanzien van milieu en gewasbescherming moeten voldoen. En de huidige eisen van afnemers doen daar nog wel een schepje bovenop, maar wij kunnen ons hierdoor onderscheiden en wij komen eindelijk in een speelveld terecht, waarbij de eisen voor iedereen gelijk zijn. Eisen waar wij aan kunnen voldoen, maar dat zal lang niet voor iedereen gelden. Je moet dit dus als kweker oppakken. Zorgen dat je gehoor geeft aan de vraag van je afnemer, maar hun er wel voor laten betalen.”
„Nee, dat gaan ze niet dankzij de publieke opinie. Greenpeace is in deze echt onze vriend. Een retailer durft het niet aan dat hij aan de schandpaal wordt genageld omdat hij planten verkoopt waarop bij-onvriendelijke middelen zijn gebruikt. Het werken zonder deze middelen, vraagt van ons als producent extra investeringen en incidenteel zal dit zelfs tot uitval leiden als je bij een plaag niet voldoende kan corrigeren. Maar deze kosten zal de afnemer betalen. Als ondernemer moet je daar ook gewoon voor staan.” <
Aster ageratoides is een variabele soort die voorkomt in een groot gebied in Oost-Azië, zuidelijk tot in Noord-India. In 1837 is de soort voor het eerst beschreven door de Russische botanicus Nicolai Turczaninov (1796-1864). In de daaropvolgende eeuw is de plant nauwelijks gekweekt en pas in 1983 verzamelde het Deense Institut for Landskabsplanter materiaal van A. ageratoides in Japan. In de daaropvolgende jaren selecteerden de Denen een superieure cultivar uit het verzamelde materiaal: ’Asran’. Deze werd in 1988 geïntroduceerd en begon vanaf midden jaren ’90 van de vorige eeuw aan een indrukwekkende opmars. Vanaf de introductie waren de positieve eigenschappen overduidelijk. Allereerst zijn de planten bijzonder sterk en ongevoelig voor meeldauw. De uitstoelende pollen zorgen voor dichte bossige planten die bijzonder rijk bloeien. De dichte groei geven onkruiden geen kans. Welbeschouwd zijn er niet veel nadelen aan A. ageratoides, of het moet de beperkte keus aan bloemkleuren zijn. De oudste cultivar ’Asran’, is met een hoogte van circa 80 cm (en hoger onder goede omstandigheden) ook meteen één van de meest forse. De planten kunnen beduidend breder dan 1 m worden. De donkergroene bladeren zijn gezond en vanaf half september tot in november openen de licht violetpaarse bloemen in compacte tuilen. De bloemkleur is wat bleek, maar in combinatie met vallend herfstblad heeft de plant een mooie herfstachtige uitstraling. Een tweede Deense cultivar is ’Ashvi’ met dezelfde habitus als ’Asran’, maar wat lichter groen blad en witte bloemen met een geel hartje. In 2002 en 2003 introduceerde het Praktijkonderzoek Plant & Omgeving in Boskoop twee vroeger bloeiende cultivars uit een eigen veredelingsprogramma: ’Stardust’ en ’Starshine’. ’Stardust’ bloeit vanaf begin september tot
half oktober en ’Starshine’ zelfs vanaf half augustus tot begin oktober. Ze zijn met een hoogte van circa 60 cm iets compacter dan de oudere cultivars. ’Stardust’ bloeit met lilapaarse bloemen met een klein geel hartje en is een verbetering van de Deense cultivar ’Asmø’. ’Starshine’ heeft zuiverwitte bloemen met een geel hartje, bloeit rijk en heeft stevige stengels die ook bij slecht weer niet omvallen.
Een aanplant van A. ageratoides ziet er vanwege de dichte, bossige groei massief uit. Het uitstoelende karakter versterkt deze indruk. Dit maakt ze wat minder geschikt voor toepassing in (kleine) tuinen, maar prima geschikt voor het openbaar groen. En dat is exact wat er de afgelopen decennia is ingezet. Toch kan een plantvak ook hier vrij statisch en eentonig overkomen. Afwisseling met andere (vaste) planten is aan te bevelen. Helaas is het beschikbare kleurenpalet niet groot. Maar daar mogen we niet te veel over klagen; de planten zijn sterk en gezond en geven kleur tijdens zonnige én sombere herfstdagen. <
’Cornus is mooi gecald’
„Cornus is mooi gecald”, zegt Nard van Ooi
ten en cultivars. Soms ook meerlaags; tussen
De hoofdmoot is afgelopen jaar – Van Ooi
tevreden nadat hij even het plastic van een
de roltafels staan ook Deense karren vol met
ent bijna jaarrond – wel goed geslaagd. In een
tunnel, op een roltafel in de afhardingskas,
planten. „We doen het met de ruimte die we
andere kas is eind november de callusvorming
heeft verwijderd.
hebben, zo vol mogelijk stapelen.” Van tevoren
nog flink bezig. Zoals bij Cedrus die in septem-
In september zijn deze Cornus kousa ’Satomi’, en ook andere kornoeljes zoals ’Schmetterling’, geënt middels terzijde zetten onder een lip.
is er wel schoongemaakt, oftewel afgevallen
ber is gezet, en bij Cryptomeria op stam. De
blad verwijderd van potten en kisten.
verwarming staat in deze kas daarom aan, en
Niet alle veredelingen blijken goed geslaagd.
Het is de meest gebruikte vermeerderingstech-
Zoals Acer palmatum gezet op stammen, als
niek op het bedrijf.
gevolg van wat problemen met griffels. De
de schermdoeken aan de zijgevels en tegen het dek zijn dicht om de warmte erin te houden. Met bodem- en buisverwarming houdt Van
stammen zijn nog wel goed, daarom worden
Ooi de temperatuur op 12-14°C. Specifiek
erop. Tot het eind dit jaar ligt Cornus zodoende
die in de winter nogmaals gezet. „Een paar
onder Cedrus staat de bodemverwarming wel
afgedekt, daarna gaat het plastic er defini-
centimeter onder de vorige ent.”
uit. „Omdat dat beter is voor het callen.”
Na het controleren gaat het plastic weer
Het slagingspercentage van enige Magnolia
Tot aan de kerst gaat het enten van andere
gehouden, met hulp van heaters. Van Ooi heeft
is ook minder. „Magnolia is een van de moei-
soorten door. Eind november zijn de wortels
de luchting ingesteld op 3°C. „Daaronder gaan
lijkste soorten in ons sortiment. Als iets niet
van Elaeagnus umbellata-onderstammen
de ramen dicht.”
lukt, kost het werk. Maar het is het risico van
gesnoeid, zodat die in een P7 passen en daarna
ons vak.”
geënt kunnen worden. Daarna volgt Corylus. <
tief vanaf. De afhardingskas wordt vorstvrij
De kas is helemaal vol gezet met geënte soor-
„Alles komt tegelijk”, zegt Jan Boneschansker, „Dat is het hele najaar al zo: half september begonnen met laurier en Taxus met kluit rooien, half oktober met kale wortel.” Eind november is het rustiger. „Kunnen we op adem komen.” De rozenzaailingen zijn er al uit en liggen in de koeling. „Deels gesorteerd, en een ander
’Meidoorns goed op lengte, beuken niet zo’
deel moet nog op reis”, vertelt de kweker, doelend op sorteren in het buitenland via de Rosaco. Zelf is hij nu met twee man meidoorns aan het sorteren, op lengtematen 40-60 en 6090. „Meidoorns hebben het best goed gedaan dit jaar, maar beuken lieten het qua lengtegroei wat afweten. Dat zie je ook bij andere kwekers.” Het wortelgoed heeft hij eind november al behoorlijk wat voorraad binnen liggen, maar van het kluitgoed nog niet. Het rooien gaat dus door, maar nattigheid maakt het niet gemakkelijk. „Tussen de rijen rijden is geen probleem, maar erin en eruit soms wel, want op de kopakkers is al te veel gereden.” Boneschansker heeft op de kopakkers al wel een greppelfrees ingezet. „Om te zorgen dat het water van het land af komt. Als het kapot is gereden, laten we het een jaar over liggen en zaaien we er Tagetes of bladrammenas op.” <
Gerooide vruchtbomen innetten: dat wordt vooral in het buitenland gedaan. En toch ook al een tijd bij Verbeek. „Het is een beetje kiezen tussen twee kwaden”, legt Han Verbeek uit. „Innetten kost extra werk, maar het levert beduidend minder takbreuk op. Daardoor blijft onze kwaliteit behouden. Dat is het belangrijkst.” Het innetten gebeurt in dezelfde gang als het rooien en sorteren. Achter de klembandrooier hangt een sorteerkar met een lopende band, plus een koker. „Daar trekken we de bomen doorheen.” Verbeek gaast alle gerooide bomen in, mits ze goed zijn van kwaliteit. „Als een boom kort is vertakt, doen we het niet.” Het gaas is gemaakt van polypropyleenkorrels, waardoor het stretcht. Door het gaas kunnen ingenette bomen ook weleens aan elkaar haken. „Daar zijn de jongens in de koeling niet zo fan van, als ze bomen moeten verladen.” Ook fruittelers hebben extra werk, want zij moeten het gaas na aflevering weer verwijderen. „Het voordeel van innetten weegt voor ons toch zwaarder dan de nadelen.” Dit najaar rooit Verbeek 1,5 miljoen bomen. Met drie rooiploegen schiet het eind november al aardig op. „We zijn over de helft.” <
’Extra werk, maar beduidend minder takbreuk’
In het Friese Pingjum heeft Beam kerij Ferskaatop zijn website een vraag- en antwoordenlijst over kippen op de kwekerij, speciaal opgesteld voor collega’s. Dat schept verwachtingen: want hoeveel kippen houden ze eigenlijk? „Op dit moment twee”, zegt eigenaar Herke Giliam la chend door de telefoon. De vos heeft huisgehouden. Dat is meteen het belangrijkste probleem bij de inzet van de scharrelaars. De kwekers in dit verhaal zijn allemaal positief over de effectiviteit, maar je moet wel een oplossing vinden voor de roofdieren. Giliam heeft een kwekerij plus tuincentrum met als neventak recre atie. De kippen zijn onderdeel van een samenhangend onkruidbeheer singssysteem. Op de kwekerij en in onze wandeltuin is de grond bedekt met een mulchlaag van verteerde boomsnippers en compost. De laag werkt onkruidwerend en zorgt voor veel wormen. Daar komen de kippen op af en hun gescharrel voorkomt
Voordelen van kippen
nieuwe onkruidgroei. Verder zijn ze gek op de taxuskever. Dat scheelt veel aan gewasschade”, vertelt hij. Sinds de komst van de dieren is het aantal keren schoffelen met de helft teruggelopen. In het begin had hij nog wel last van kweek en zevenblad, maar de combinatie van mulch en gescharrel verbetert de bodemstruc tuur zodanig dat deze onkruiden weinig kans meer krijgen. Behalve op de kwekerij, waar de planten in de grond staan, lopen ze ook tussen de potten in het tuin centrum. „Ze pikken vrijwel geen jong schot. Alleen bij sommige vaste planten zie je wel eens wat. Op de verkoopafdeling veroorzaken ze he lemaal geen schade”, vertelt hij. Niet alle rassen zijn zomaar ge schikt, geeft de ondernemer aan. „Ze moeten in de eerste plaats rustig zijn. Dan kom je uit bij de grotere rassen; die vreten bovendien meer. Verder moeten ze robuust zijn, zon der gezondheidsproblemen.”
Nadelen van kippen
Boomkwekerij Bömer in Zundert heeft nu vier jaar ervaring. Ze heb ben eerst een proefje gedaan en toen dat succesvol verliep, zijn de kippen losgelaten in de hele moerenhoek. David Bömer is zeer te spreken over het resultaat: „In de moerenhoek hoeven we helemaal niet meer te spuiten. We schoffelen de paden in het midden en de kippen pakken het onkruid tussen de planten aan. Verder zorgen ze voor een goede be strijding van de larven van de taxus kever. Dat is echt geweldig.” In de teeltafdeling met geënt ma teriaal lopen geen dieren, omdat de kans op breuk daar te groot is. ’s Nachts gaan ze naar binnen om ze te beschermen tegen roofdieren. In het begin moet je wel even de
hij geen nieuwe exemplaren meer. Bij IBN Kwekerijen in Schaijk – het stekbedrijf ligt midden in de natuur – worden de dieren beschermd door een omheining met schrikdraad er bovenop. Tot nu toe weert dat de vossen goed. Bedrijfsleider Gerard Heldens zag bij zijn huis de effectiviteit van de dieren tegen onkruid en besloot ze ook in de moerenhoek van het stekbedrijf in te zetten. „Maar in de praktijk blijkt de grootste winst bij de bestrijding van insecten te zitten. Dat gaat echt heel goed. We hadden in een hoek met Hydrangea problemen met taxuskevers en met rupsen. We hebben er tijdelijk een fijnmazig hekwerk omheen gezet en de kippen erin gelaten. Binnen een week zag je helemaal geen insectenvraat meer”, vertelt hij. Kippenmest heeft de naam scherp te zijn, maar net als zijn collega’s ziet hij geen enkele schade. Daarvoor is de hoeveelheid toch te klein.
ogen dicht doen, zegt hij. „Het liep eerst gierend uit de klauwen met het onkruid. Maar in de winter werd het helemaal kaal en daarna konden de kippen het goed bijhouden. Er zijn nu stukken waar niets staat en het mos los op de grond ligt. Op andere plekken staat wel iets, maar dat maakt voor griffel en stek niets uit.” Hij ziet de bodem veranderen, doordat hij niet meer spuit en heeft het idee dat het bodemleven actiever is. Verder benadrukt hij het imagovoordeel van deze charmante manier van ’gewasbescherming’. „De tolerantie tegenover chemische bestrijding neemt echt af. Vroeger waardeerde iedereen het als het kraakschoon was. Maar onlangs spoot ik een klein stukje land schoon en werkelijk elke fietser die langs-
reed, had commentaar. Met kippen krijg je een vriendelijkere uitstraling. Het kost eigenlijk niks: de verkoop van de eieren dekt de aanschaf en de voerkosten.” Drie kilometer verderop zit stekleverancier Johan Nouws. Hij werkte vijftien jaar geleden al met kippen in de moerplanten. „In het begin ging dat goed. Ze vraten de larven van de taxuskever allemaal op. Maar in de loop van de jaren werd dat wel minder; ik weet niet waar dat aan lag. Ook het onkruid hielden ze aardig eronder”, vertelt hij. Toch loopt er geen kip meer rond op zijn bedrijf. Twee keer kort achter elkaar werden ze doodgebeten, met zijn dertigen tegelijk. Of het een vos was, of een hond was niet duidelijk. Na de tweede keer was de lol eraf en kocht
René Jochems van Groeibalans, als adviseur gespecialiseerd in bodembiologie, zegt over het aantal bedrijven met kippen: „Het gaat naar schatting om 1 à 2% van het totaal.” Zelf is hij positief over de inzet. „Ze helpen het onkruid beheersen en bemesten tevens het land, zodat er voeding beschikbaar komt”. Daarnaast pakt de combinatie van het scharrelen en weinig/niet spuiten gunstig uit voor de bodembiologie. Je krijgt volgens Jochems meer dynamiek in het bodemleven. „Daardoor komt voeding sneller beschikbaar, zowel voor de bodemorganismen zelf als voor het gewas. Ook de afbraak van lastige stoffen gaat sneller.” Elke toepassing van herbiciden heeft een negatief effect op het bodemleven. De plant stuurt het bodemvoedselweb aan en dat verloopt stukken beter als dat niet verstoord wordt door gewasbeschermingsmiddelen”, aldus Jochems. <
Sorbus telt circa 90 soorten en is lid van de familie van de Rosaceae. Het geslacht heeft, kenmerkend voor de meeste vertegenwoordigers van deze familie, een vaak rijke bloei gevolgd door veelal opvallend gekleurde vruchten. Vogels zijn verzot op die vruchten en dat is de reden waarom de bekendste soort S. aucuparia heet: in die soortnaam zitten de verbasterde Latijnse woorden voor ’vogel’ en ’vangen’. Ondanks de bittere smaak van de bessen gebruikt men ze geregeld voor het bereiden van wijn, likeur en jam. De beste Sorbus uitzoeken is niet zo eenvoudig. De titel van het naslagwerk ’Whitebeams, Rowans and Service Trees of Britain and Ireland’ maakt de diversiteit al snel duidelijk. Onder Whitebeam vallen de soorten met voornamelijk groot blad, onder andere de meelbes (S. aria) hoort hierbij. Deze in Midden- en Zuid-Europa inheemse soort heeft breed ovaal, bijna rond blad dat aan de bovenzijde lichtgroen is, en aan de onderzijde blijvend witviltig behaard. Jonge twijgen zijn grijsviltig behaard, net als de
bladknoppen en het ontluikende blad. S. aria telt ruim 10 cultivars waarvan ’Lutescens’ en ’Majestica’ bekend zijn, maar ’Magnifica’ het meest gekweekt wordt. Tot de Rowan-groep behoren die soorten die bekend zijn onder de naam lijsterbes. Kenmerkend voor deze groep is het geveerde blad. S. aucuparia, die in vrijwel heel Europa inheems is, is veruit de bekendste en telt diverse cultivars die worden vermeerderd. Over het algemeen zijn het klein blijvende bomen, soms meerstammig of struikvormig. S. amabilis bijvoorbeeld is meer struik dan boom. Naast bloem en bes hebben veel vertegenwoordigers uit deze groep een zeer opvallende herfstverkleuring. Bij S. amabilis is deze wijnrood, bij S. americana goudgeel, bij S. x arnoldiana ’Golden Wonder’ lichtgeel tot oranjerood en bij S. discolor intens rood. Ook bij de bessen is kleurverschil te vinden. Bij S. americana en S. ’Dodong’ zijn deze oranjerood, bij S. ’Joseph Rock’ geel, bij S. frutescens wit, bij S. hupehensis ’November Pink’ roze en bij S. latifolia ’Henk Vink’ bruinrood tot oranjegeel.
Met Service Trees wordt de groep lijsterbessen bedoeld die eetbare vruchten produceert. Enkele vertegenwoordigers van S. aucuparia staan hierom bekend, bijvoorbeeld S. aucuparia var. edulis. Deze smal piramidaal groeiende boom heeft bessen die groter zijn dan bij de soort, tot circa 1,3 cm in doorsnede. Ze smaken zoetzuur en zijn rijk aan vitaminen. S. domestica is een langzaam groeiende boom met oneven geveerd blad en peervormige bessen zo groot als een kers. De soort wordt vooral in Midden-Europa veel aangeplant voor de vruchten: die zijn geelgroen van kleur met een rode blos aan de zonzijde. Overrijp zijn ze eetbaar en worden ze in alcoholische dranken, compote en wildsauzen verwerkt. <
Snel kunnen leveren, makkelijk kleine én grote orders kunnen leveren, werkspreiding. Om allerlei redenen neemt de kuilhoek nog altijd een belangrijke plaats in op bedrijven. Maar er kunnen wel makkelijk kwaliteitsproblemen ontstaan. Eén van de belangrijkste aandachtspunten is dat de kuilhoek in de winter goed droog is. „Als een kuilhoek niet goed is gedraineerd, kan bij vochtig weer wortelrot ontstaan”, weet Gerrit-Jan Huibers van Agro ’De Arend’ in Kesteren. Ook Yvonne Leenaerts van Telermaat in Zundert geeft aan dat te veel water in de winter schadelijk is voor de wortels. „Kwekers kiezen vaak een perceel dat dichtbij ligt, maar het is ook belangrijk dat een perceel hoog ligt en een goede doorlatendheid heeft.” Voor een goede bodemstructuur, en daarmee een goede afwatering, kun je in de zomer een bloemenmengsel of groenbemester zaaien. Daarnaast is het van belang dat je bij nat weer niet te veel met zwaar materieel over de grond rijdt. „Dit kan de bodemstructuur aantasten en leiden tot verslemping.”
Ook het te vroeg rooien van de planten kan in de kuilhoek tot schimmelvorming leiden. „Als er bij het rooien te veel blad aan het gewas zit, kan er in de kuilhoek een vochtige en warme bladlaag ontstaan die kan leiden tot schimmelbroei”, vertelt Marco van Hassel van CLTV Zundert. Patrick Rutten van Mertens in Horst wijst eveneens op kwaliteitsproblemen als gewassen onvoldoende zijn afgehard. „Er kunnen schimmels ontstaan of takken insterven.” Ook schade door uitdroging of bevriezing is een risico. Als gewassen te ondiep worden opgekuild en de wortels niet voldoende zijn ondergestopt, kan dat bij vorst of scherpe zon leiden tot schade. Om dit te voorkomen is een kuilhoek op een beschutte plaats uit de (oosten)wind aan te raden. „Ook kan het een oplossing zijn om de grond aan te wateren of goed aan te drukken.” Om vraatschade door knagers als muizen, woelratten en konijnen te voorkomen, kun je vallen zetten. Schade is ook te voorkomen door de kuilhoek af te rasteren met gaas, of door geurzuilen met Tupoleum te plaatsen.
Daarnaast moet de kuilhoek op een logische plaats liggen, zodat de planten snel uit de kuilhoek kunnen worden gehaald. „Tegenwoordig worden steeds meer orders op het laatste moment afgeroepen, dus een goede bereikbaarheid is zeker belangrijk”, vertelt Leenaerts. Van Hassel sluit zich daarbij aan. „De kuilhoek is het magazijn van de kwekerij. Zorg dat je vanuit kantoor zicht erop hebt, zodat je in een oogopslag kunt zien wat er nog ligt.” Ook bij het uit de kuilhoek halen van de producten kan er het nodige misgaan. Zo wijzen alle toeleveranciers op het belang van het voorkomen van uitdroging. „Eenmaal uit de kuilhoek, is het belangrijk dat de planten snel worden vervoerd en daarbij goed worden beschermd tegen uitdroging”, licht Rutten toe. „Dus in een plantzak, in folie of in dichte boxen of pallets.” Huibers is het daar helemaal mee eens. „Ik ben zelf kweker geweest en weet hoe belangrijk het is om de wortels goed te beschermen. Je bent een paar jaar bezig om een kwalitatief goed product te kweken en dan is het zonde om dat in een uurtje tijd teniet te doen. Daar ben je al die jaren niet voor bezig geweest.”
Als de genoemde punten in de gaten worden gehouden, zijn planten uit de kuilhoek volgens Leenaerts niet minder van kwaliteit of minder vers. „Zeker niet. Ik heb zelfs de ervaring dat ze meer en sneller in rust zijn dan planten op het land. Door het rooien krijgen de planten namelijk lichte stress, waardoor ze beter afharden.” Ze wijst op een praktijkvoorbeeld van enkele jaren geleden, waarbij de planten in de kuilhoek tijdens een strenge winter minder schade hadden dan die op het veld. „De planten op het veld krijgen langer voedingsstoffen, waardoor ze het blad langer vasthouden en er eerder kans is op schade.” Ook Van Hassel is van mening dat een plant in de kuilhoek in principe niet minder goed of minder vers is. „Mits er geen konijnen, hazen of muizen in zitten en het niet te hard vriest. Ook moet je extra alert zijn als er een dik pak sneeuw ligt; je ziet immers niet wat eronder gebeurt.” Dat het op voorraad rooien van partijen als nadeel heeft dat een kweker niet weet of alles wordt verkocht, is het risico van het vak. „Mijn opa zei altijd: ’Het is hout of goud.’ Of je maakt er stookhout van, of je verkoopt het en maakt er goud van”, vertelt Huibers. „En natuurlijk kun je het
niet-verkochte materiaal weer terugplanten, maar je hebt er op dat moment al veel tijd en dus geld inzitten.” Wat de toekomst betreft, zien toeleveranciers de kuilhoek nog niet verdwijnen. Niet in de laatste plaats omdat de afleverpiek in het voorjaar steeds groter wordt. Leenaerts: „Kwekers willen in het voorjaar ook planten. En hoe eerder je klaar bent met rooien, des te eerder je kunt planten. Op voorraad rooien levert in het voorjaar dus voordeel op.” Ook Van Hassel ziet dat de kuilhoek nog altijd een belangrijke rol speelt in het kweek- en verkoopproces. „Zowel de kweker als de klant hebben er baat bij dat de kwaliteit van het product op peil blijft, ook in hectische tijden. De kuilhoek kan daar een belangrijke bijdrage aan leveren.” <
TreeCommerce
HĂŠt digitale communicatie platform voor de boomkwekerij. Meld u aan en vergroot uw verkoopkansen! Volg TreeCommerce ook via twitter: @Treecommerce
Yo u r A d j u v a n t S p e c i a l i s t
Hulpstoffen voor gewasbescherming
www.treecommerce.com
Hasten, elasto G5 en atplus verbeteren de effectiviteit van gewasbeschermingsmiddelen en groeiremmers SURfaPLUS BV, Wageningen tel. 0317-451217 E-mail: info@surfaplus.com www.surfaplus.com
+ '( %$..(5
( ;3(57,6(%85($8
Aan- en verkoop, onteigeningen, taxatie en bedrijfsbegeleiding van boomkwekerijen Engelandlaan 58 2391 PN Hazerswoude-Dorp I ITC Boskoop T: 0172 - 53 48 79 W: www.vdsm.nl E: info@vdsm.nl
Specifieke boomkwekerij schade-expertise bij: • schade aan plantopstanden • schaderegeling • onteigening • planschade • LRGD geregistreerd deskundige • NIVRÉ Register-Expert • Lid N.V.A.E. • Tevens uitgave Prijzenregister Boomkwekerijproducten
Compleet in teeltvloeren Telefoon: 0182 - 351144 • Bergambacht info@houdijkdenboer.nl • www.houdijkdenboer.nl
VDH FOLIEKASSEN BV
De Akker 100, 2743 DP Waddinxveen bakkerexpertise@planet.nl
www.bakkerexpertise.nl
Tel. 0172-235990 | www.foliekassen.com
Leverancier van:
Floramat teeltvloeren · Licht en sterk · Gemakkelijk te verwerken · Uitstekende drainage eigenschappen
www.mastop.nl
com
vaak dat we heel wat zijn en weten, maar als het gaat om productkwaliteit en verpakkingen, lopen ze op ons voor. We waren daar zeker niet alleen om kennis te brengen, ook om kennis te halen.”
Dat Japanners meesters zijn in het kweken van Bonsaibomen, was de meeste studenten van MBO Westland (Lentiz) opleiding Horti Technics & Management wel bekend. Of het nu om Pinus, Gingko biloba of Pyracantha gaat, ze maken er ware kunstwerken van. Tijdens de excursie in Japan werd het de jongeren nu ook duidelijk hoe dat komt. „Japanners zijn heel geduldig, precies en gedisciplineerd. Alles draait er om een kwalitatief hoogwaardig eindproduct en dat mag best wat geld, tijd en aandacht kosten,” vertelt begeleider Martijn Voorwinden. Hij zag dat aan ingepakte peren aan de boom en aan de manier waarop ze peperdure en mierzoete meloenen kweken en verpakken. Maar ook aan het feit dat planten er drie keer zo veel ruimte krijgen om te groeien en dat het uitdunnen van gewassen er heel gewoon is, zodat een beperkt aantal vruchten of bloemen van zoveel mogelijk voedingsstoffen wordt voorzien. „Haast is er niet bij in Japan. Als je twee minuten langer doet over een handeling, maar dat tot betere kwaliteit leidt, is dat geen probleem”, vult boomkweker, docent en begeleider Henk van der Sar aan. De twee zijn het erover eens dat we op dat gebied best wat van de Japanners kunnen leren. „We denken als Hollanders
De groep bezocht in Kochi diverse groenten-, bloemen- en boomkwekers. Veelal kleinschalige familiebedrijven van een halve tot twee hectare groot, waar zeven dagen per week wordt gewerkt. Kassen zijn er gemaakt van zware metalen constructies en bedekt met plastic in plaats van glas om veelvoorkomende aardbevingen en orkanen te kunnen doorstaan. Het klimaat is er gunstig: matige winters, warme zomers en volop water in het regenseizoen. De studenten zagen er onder meer de teelt van Hydrangea, bonsai en Gloriosa en keken hun ogen uit bij kwekers van boompioenen op het eiland Shikoku. Ook de teelt van fruitbomen, Hosta, Oxypetalum en bijzondere Passiflora zijn er belangrijk. Van der Sar: „Japan is een belangrijk tuinbouwproductieland. Met name voor de eigen markt. Voor zover ik weet exporteren ze alleen bonsai-bomen en Gloriosa. Voor Nederlandse kwekers van bomen en tuinplanten zie ik er weinig exportkansen; Japan werpt daarvoor belemmeringen op en het transport er naar toe is erg duur. Maar wel is er voor Nederlandse kwekers fantastisch uitgangsmateriaal te vinden van bijzondere soorten Hydrangea, Bougainvillea en boompioenen.”
De begeleiders zagen dat in Japan Nederlandse toeleveranciers goed vertegenwoordigd zijn. „Jiffy-pluggen, Syngenta-zaad, Hoogendoorn-automatisering, EC-meters met Nederlands opschrift; we zagen ze overal. Dat is ook waar Japanners het meest jaloers op zijn: op ons kennis- en toeleveringssysteem”. Hoewel veilingen in
steden als Tokio niet onder doen voor die in Nederland, was de lokale veiling vooral een ludiek schouwspel voor de studenten. Voorwinden: „De veiling en de markt zijn de belangrijkste afzetkanalen voor de boomkwekers in Kochi. Op een van de vier veilingen in Kochi waar wij op bezoek waren, worden hun producten een keer in de week geveild, volgens een vast weekschema voor de productgroepen bloemen, planten, groenten en bomen. Ze hebben er geen klok en drukknoppen, maar afslag en biedingen gaan in een geheimzinnige gebarentaal. Kopers moeten er de producten van vier lopende banden tegelijk bijhouden.”
Op de zondagmarkt was van de drie kilometer kraampjes, een derde ingeruimd voor tuinplanten. Van der Sar: „Japanners zijn gek van planten en tuinieren. Hun tuinen zien er keurig verzorgd uit, parken zijn prachtig en alle
bomen zijn er voorzien van een informatiebordje. Japanners kopen hun planten op de markt, bij tuincentra en supermarkten. Zelfs op de markt wordt alles keurig verpakt aangeboden en is alles voorzien van labels met informatie en foto’s. Bij tuincentra is de uitstraling nog weer wat beter. Er staat een mooi sortiment van overwegend visuele tuinplanten, wat rijper dan bij ons. De prijzen waren in vergeljking vele malen hoger.”
De excursie was voor Voorwinden ook op andere vlakken een openbaring. „Slapen bij gastgezinnen in traditionele huizen. Niet weten waar je je afval moet laten op straat, totdat je ziet dat Japanners hun lege broodzakjes zelf mee naar huis nemen en daar pas weggooien. Steeds maar met een stille oude man op stap moeten omdat je met mensen op leeftijd meer aanzien geniet in Japan. De cultuurverschillen zullen me nog lang bijblijven.” <
Om ervoor te zorgen dat coniferen voldoende bestand zijn tegen nachtvorst en de insecten-en schimmeldruk afneemt, is het belangrijk dat ze goed afharden. Om het afharden te reguleren, is het zaak om de juiste voedingselementen en meststoffen toe te passen. Denk aan calcium, silicium en kalium. Er zijn diverse producten voorhanden om deze elementen via de bodem of met een bespuiting toe te dienen. Denk aan Patentkali, Wuxal Top K, Natural Green, DCM Mix 6 en Orgamix. Zolang de temperatuur voldoende hoog is, kunt u deze producten inzetten. Daarnaast is het belangrijk dat de bodem voldoende kalk bevat. Calcium zorgt voor stevigheid in de cellen en een betere afharding. Jaarlijks onttrekken gewassen tussen de 200 en 500 kilo calcium per hectare. Voegt u geen kalk toe, dan pleegt u in principe roofbouw op de grond. Het toedienen van kalk (meestal in de vorm van calciumcarbonaat) dient bij voorkeur te gebeuren in de periode tussen november en februari. Het gaat namelijk om harde korrels, waardoor het enige tijd duurt voordat deze zijn opgenomen door de bodem. Daarnaast heeft de inzet van calcium gedurende het groeiseizoen vaak een averechts effect omdat een calciumgift en bemesting niet altijd samengaan.
Ook onkruidbestrijding heeft aandacht nodig. Doordat veel gewassen in winterrust zijn, kunt u met bepaalde middelen bovenover spuiten. Vaak hebben die ook een bepaalde koude nodig om te kunnen toedienen, of mogen ze maar in een specifieke periode van het jaar worden ingezet. Winterbespuitingen zijn belangrijk om percelen schoon te krijgen en houden. Er zijn verschillende middelen toegelaten voor de onkruidbestrijding in coniferen; het is raadzaam om met uw adviseur te overleggen over de meest geschikte middelen voor uw situatie. Tot slot is het van cruciaal belang om de komende maanden het humusgehalte van de bodem in de gaten te houden. Humus is de accu van de bodem; het houdt voedingselementen en vocht vast. Hierdoor blijven voedingselementen beter beschikbaar voor het gewas en hoeft u op den duur minder te bemesten. U kunt het humusgehalte van de grond verbeteren door compost op te brengen en humus- offulvinezuren te spuiten. Het op peil houden van de hoeveelheid organische stof in de bodem is iets waar coniferenkwekers over het algemeen nog weinig mee bezig zijn. Dat is jammer, want voldoende humus draagt bij aan een beter wortelgestel, een krachtigere groei en een grotere maatvoering van de gewassen. <
Een winterbespuiting met bodemherbiciden kunt u het best in de periode half decemberhalf januari uitvoeren. Verlaag eventueel de bandenspanning zodat de druk per cm2 verlaagd wordt en er dus minder druk komt op de bodem. Binnenkort is het mogelijk om een bespuiting uit te voeren met Kerb. Gebruik hiervoor een dosering van minimaal 2,5 l/ ha. De grond moet vochtig zijn en de temperatuur laag. Een goede temperatuur is een temperatuur van rond de 5°C. Bij een gewas dat volledig in rust is kan tot begin februari Chloor IPC toegevoegd worden. De maximale dosering hiervan bedraagt 2 l/ha. De winter zorgt voor een versnelde uitspoeling van elementen in de bodem. Het is zaak om de voedingstoestand van de bodem aan te pakken. Het is aan te raden om nieuw aan te planten percelen tijdig te analyseren op bodemaaltjes. Houd bij het maken van een bodemanalyse rekening met de grondbewerking die mogelijk volgt. De zuurgraad (pH) van een bodem is een belangrijke factor bij de opname van verschillende elementen. Uit analyses
van de laatste jaren blijkt dat de pH op veel zandgronden aan de lage kant is. Bekalking is meestal nodig. Dit kan het best worden uitgevoerd wanneer een perceel leeg ligt. Voor de meeste vruchtboomrassen geldt dat een pH-KCl van 5,5 -5,8 wenselijk is. Een onderhoudsbekalking wordt meestal tijdens de teelt achterwege gelaten, vanwege kosten en praktische uitvoerbaarheid. Dit houdt in dat voorafgaand aan de teelt soms grote hoeveelheden kalk moeten worden aangevoerd. Ik raad aan om bij een voorjaarsbekalking op een zandgrond maximaal 2.500-3.000 kg zuurbindende waarde per hectare toe te passen. De werkingssnelheid van een kalkmeststof wordt grotendeels bepaald door de fijnheid en de verdeling van de meststof. Verdeel de kalk goed door de bovenste 15 cm van de bodem. Houd er rekening mee dat het ongeveer drie maanden duurt voordat de kalk begint te werken. Gebruik het winterseizoen verder om de gewasbeschermingsmonitor in te vullen: inventariseer de afgelopen teelt en breng wijzigingen aan voor de komende teelt. Zorg dat de monitor voor 1 maart 2018 klaar is. <
Het complex van klei en humus is een bron van voedingsstoffen. Deze kationen-uitwisselcapaciteit van de bodem (CEC) neemt toe bij een hogere humus- en kleigehalte in de grond, waardoor de bodem meer kationen als kalium, calcium en magnesium kan vasthouden. Bij te veel K en Mg aan het complex treedt verdichting op. Zorg dat nieuwe percelen gecontroleerd worden op pH en CECbezetting en neem zo nodig maatregelen. Reken bij oude monsters de pH-daling mee van de jaren na bemonstering. De pH daalt afhankelijk van het organische stofgehalte ongeveer 0,05 – 0,1 punt per jaar. Bij een lager gehalte stijgt en daalt de pH sneller. Hebben de percelen een lage magnesiumtoestand, dan is bekalken met een magnesiumhoudende kalkmeststof een goede oplossing. Geef zo’n meststof wel in het najaar in verband met de trage werking vanuit de kalk. Indien de pH in orde is, maar de structuur is een probleem, of er is onvoldoende calcium beschikbaar voor de plant, dan kunt u met gips werken. Gips beïnvloedt de pH niet, maar heeft wel invloed op de hoeveelheid beschikbare calcium voor opname. Bij nat-
tere grond kan gips, door de verbetering van de structuur, een zeer positief effect hebben. Daarnaast is verdichting een belangrijk thema in het behoud van bodemvruchtbaarheid. Door het berijden van de grond vindt altijd verdichting plaats, waardoor zuurstof en bodemleven dus afnemen. Om problemen met storende lagen in de ondergrond op te heffen zijn diepwortelende groenbemesters aan te raden (zoals Japanse haver). Past dit niet in het teeltplan, dan zijn diepwerkende grondbewerkingen een mogelijke oplossing. Verdichtingen zijn op te heffen door de ondergrond los te trekken met een voorwoeler/dieptand tot maximaal 55 cm. Dit dient wel te gebeuren onder droge omstandigheden, of in combinatie met klepelen en spitten van de groenbemester. Een dieptand dient rechte tanden te hebben en geen platte uiteinden omdat dit weer voor verdichting zorgt. Bij spitten op klei en zand, tot maximaal 1,3 m diep, is een langzaam roterende machine aan te bevelen, zodat de grondstructuur blijft behouden en vooral verdichtende lagen worden gebroken. <
Uitgebreid assortiment in laanen sierbomen, fruitbomen, spillen, dakplantanen en leilindes (vormbomen).
ZOWEL IN DE VOLLE GROND ALS IN CONTAINER Het juiste adres voor de beste kwaliteit! Kijk op onze website voor meer informatie:
WWW.MABO.NL
Achterstraat 12 | 6668 AA Randwijk T +31 488 49 1271 | F +31 488 49 1342 E info@mabo.nl | I www.mabo.nl
Of het nou de cultivar ’Annabelle’ betreft of planten die onder de handelsnaam Strong Annabelle worden verkocht: kwekers zijn unaniem in hun oordeel over het afgelopen jaar: het was gewoon hartstikke goed. Voor Strong Annabelle wordt een stuk meer reclame gemaakt dan voor de cultivar ’Annabelle’ en dat lijkt z’n vruchten af te werpen. Verschillende kwekers meldden dat de vraag naar vooral Strong Annabelle toeneemt. Voor volgend jaar staat zoals het
zich laat aanzien, een bescheiden uitbreiding van het areaal van Strong Annabelle op stapel en komt deze ook bij meer kwekers beschikbaar dan nu het geval is. Ook kwekers met de cultivar ’Annabelle’ kijken terug op een prima jaar qua afzet. De meningen van kwekers zijn verdeeld als het gaat over hun oordeel over een mogelijk kwaliteitsverschil tussen ’Annabelle’ en Strong Annabelle. Volgens de een is de naam Strong Annabelle slim gekozen, maar zijn de stelen ervan niet, of in ieder geval niet veel sterker dan die van ’Annabelle’. Terwijl een ander overtuigd is dat Strong Annabelle toch minimaal iets sterker is. Sterk verkooppunt van zowel ’Annabelle’ als Strong Annabelle is in ieder geval de witte kleur. Die kleur is in andere Hydrangea-types niet
beschikbaar. De verkoop van Annabelle in kleurtjes, waarvan roze de belangrijkste is, lijkt stabiel en blijft daarmee achter bij de stijgende trend van de witte variant. Kleurtjes hebben volgens kwekers vooral ook concurrentie van Hydrangea macrophylla-cultivars. <
Bij Ahlers Baumschule in het NoordDuitse Westerstede presenteerden – van 21 tot en met 23 november – zes boomkwekers uit de omgeving hun aanbod. Een laagdrempelige beurs, die zich vooral richt op visueel aantrekkelijk sortiment, en dit jaar voor de derde keer werd georganiseerd. Gerard de Regt, mede-eigenaar van Ahlers Baumschule noemt terugkijkend de beurs ’heel goed’. „Klanten komen hier echt om orders te schrijven en doen dat ook om straks niet naast producten te grijpen. En de kans om ergens naast te grijpen is nu groter dan voorheen. De stemming is beter dan vorig jaar en als ik een aantal producten moet noemen die
er uitspringen dan is het de verkoop van kleinfruit en Bloombux. Maar er werd ook nog daghandel voor de kerst gedaan.” Een klein stukje verder bij Pflanzenhandel Lüers werd – op dezelfde dagen, maar voor het eerst – een beurs gehouden waar vier kwekers hun producten lieten zien. „De stemming was goed en we zijn tevreden over de aanloop”, zegt Gerrit Seppenwoolde van het bedrijf. „Wij richten ons vooral op de Duitse markt en hebben veel klanten gezien.” Van november tot februari doen veel bedrijven in de regio mee met Oldenburger Wintermessen waarbij ieder bedrijf individueel haar producten laat zien. Terugblikkend zeggen de organisaties dat een kleinschalige beurs als dit toch extra klanten naar Noord-Duitsland trekt. Zo worden de namen van Waterdrinker, Go Green en Van Vliet Flower Group als bezoekers gemeld. Maar daarentegen ziet niemand van de betrokkenen hier op korte termijn een
grootschalige beurs ontstaan. Op een kleinschalige beurs kan je als bedrijf veel grootser uitpakken dan op een grote beurs, is een van de redeneringen hiervoor. Een aantal van de kwekers op de beurs bij Ahlers Baumschule maakt gebruik van salesmanagement (voorheen persoonlijke verkoop) van Royal FloraHolland. Hans Vlekke, medewerker salesmanagement verwacht dat volgend jaar meer kwekers bij deze beurs zullen aansluiten. <
Een paar jaar geleden was het niet gemakkelijk om rendabel Thuja te kweken. Het aanbod was veel groter gegroeid dan de vraag, met als gevolg dat partijen onverkocht raakten en op percelen geklepeld moesten worden. Dat was met name bij Thuja occidentalis ’Brabant’ de situatie, die voor de gemiddelde handelaar dé groene haagconifeer is, en ook bij dé blauwe haagconifeer Chamaecyparis lawsoniana ’Columnaris’. Th. occidentalis ’Smaragd’ begon
„Die loopt erg terug. Wij zijn een groencentrum, geen tuincentrum. We doen niet mee met de hype rond kerst. Dus geen kerstbomen, wel een heel breed assortiment eenjarigen, vaste planten, heesters en bomen. Mensen zijn nu niet meer bezig met
jaren geleden aan een opmars in Europa, met name de vraag vanuit Oost-Europese landen steeg enorm. Bepaalde klanten geven aan ’Smaragd’ de voorkeur omdat deze wat dichter en compacter groeit dan ’Brabant’, en daardoor ook meer sneeuwdruk kan trotseren. De markt voor Th. occidentalis bestaat nu naar schatting voor 60% uit ’Smaragd’ en 40% uit ’Brabant’. Vraag en aanbod van beide cultivars lijken nu beter in evenwicht te zijn. Daardoor zeggen kwekers dat ze nu nette prijzen kunnen krijgen. Een jaar geleden voerden sommigen al een lichte prijsverhoging door, en dit jaar nog iets erbovenop. Anderen hielden (en houden) vast aan hun prijsniveau, omdat ze – met name door uitgebreide mechanisatie – toch nog rendabel kunnen kweken.
hun tuin. Bomen worden nog wel geplant en bos- en haagplantsoen. Ook onze eigen twaalf hoveniers zijn volop aan het werk.”
Er staan nu nog wel leverbare Thuja op percelen, maar de meeste partijen in de maten 80-100, 100-120 en groter zijn reeds vastgelegd voor levering in het voorjaar. Mits de kwaliteit goed is. In de handel wordt al gesproken over schaarste; dan zullen alle leverbare haagconiferen naar verwachting wel opraken begin 2018. <
bekend om zijn Rhododendron-tuinen. Prairietuinen worden heel veel aangelegd in de stad en nieuwe wijken, met grassen en vaste planten, ingeplant in een lavabed. Puur omdat het heel weinig onderhoud vergt.”
„Alles eigenlijk. We hebben tuinontwerpers en Harrie (Boerhof, red.) ontwerpt zelf ook. Harrie staat echt „Het is heel bijzonder als in november, december een Rhododendron vol in bloei staat, maar het loopt nog geen storm. Mensen hebben toch het idee dat een Rhododendron in april, mei moet bloeien. Nieuwe introducties vergen een lange adem.”
„De voorkeur voor grotere maten, ook bij de vaste planten. Alleen in het voorjaar kiezen mensen nog weleens voor een klein maatje. Langbloeiende soorten, zoals Geranium ’Rozanne’. En verder siergrassen, Echinacea, sierpeer en sierappel in leivorm en overig fruit.” <
LRRIERPHQ ]Ä&#x17D; Q YDQ RXGVKHU LQWLHP YHUERQGHQ PHW KHW ODQGVFKDS 'LW ERHN EHVFKUÄ&#x17D; IW PHHU GDQ ORRIERRPVRRUWHQ HQ K\EULGHQ GLH R D EHODQJUÄ&#x17D; N ]Ä&#x17D; Q YRRU RSHQEDDU JURHQ $DQ ERG NRPHQ KHUNHQQLQJ WRHSDVVLQJ HFRORJLH HQ EHKHHU (HQ VWDQGDDUGZHUN YRRU OLHIKHEEHUV HQ YDNPHQVHQ 0HW YHHO DFKWHUJURQGLQIRUPDWLH HQ UÄ&#x17D; N JHÃ&#x152;OOXVWUHHUG
â&#x20AC;¢ â&#x20AC;¢ â&#x20AC;¢ â&#x20AC;¢ â&#x20AC;¢
Bestel nu voor â&#x201A;¬49,90!
0HHU GDQ VRRUWHQ ORRIERPHQ K\EULGHQ HQ YDULÃ&#x2C6;WHLWHQ HHUNHQQLQJ WRHSDVVLQJ HQ EHKHHU GHVFKLHGHQLV YDQ KHW ERRPJHVODFKW HQ VWDQGSODDWVHQ LÄ&#x17D; VW YDQ FROOHFWLHV YDQ ERRPJHVODFKWHQ HQ PRQXPHQWDOH ERPHQ 0HW PHHU GDQ NOHXUHQIRWRpV
Onmisbaar voor bomenliefhebbers, boomkwekers- en verzorgers, beheerders, hoveniers, tuin- en landschapsarchitecten. HHW ERHN LV WH EHVWHOOHQ YRRU b LQFO EWZ exFO YHU]HQGNRVWHQ GRRU HHQ PDLO WH VWXUHQ QDDU LQIR#KRUWLSRLQW QO
„Op onze beurs half november, in Marki net boven Warschau, was het vrij rustig, want Poolse tuincentra hebben tussen augustus en november vrijwel nooit tuinplanten gereserveerd voor het voorjaar. Tuincentra gaan hier nu bijna allemaal dicht voor drie maanden; de meeste hebben geen kerstshows. Voor de Polen moeten tuinplanten ook winterhard genoeg zijn. De hoofdmoot op onze beurs bestond daarom uit producten als Buxus, Ilex,
Spiraea, Berberis en natuurlijk coniferen als Thuja ’Smaragd’ en Juniperus. We hadden bijna 1.000 monsterpartijen uitgestald. Om een mooi sortiment te laten zien, zat er ook bijvoorbeeld Photinia, Trachycarpus en Oleander bij. Van het beursaanbod was 60% Pools en 40% buitenlands – waarvan 70% Nederlandse producten zijn. Daaronder mixkarren met vaste planten in P11, Buxus, fruitboompjes en coniferen van zowel buitenlandse als Poolse afkomst. Zo konden Polen de meerwaarde zien van buitenlandse producten in mooie potten en met mooie etiketten. Van de reserveringen bestond 65% uit Pools product en 35% uit buitenlands product, dus dat sloot goed aan op het aanbod. Achter Greenery zit Marzena Bartosiewicz, een ondernemer die
zich inzet voor vernieuwingen in de Poolse groene wereld, en ook voorzitter is van de Poolse tuincentrumgroep. „Klanten in het hele voormalige Oostblok willen geld uitgeven aan mooiere planten. De economische groei is echt goed in al hun landen.” <
„De vraag is zowel bij retail- als aanlegklanten gewoon hartstikke goed. De economie zit in de lift, de consument heeft wat meer te makken en er is duidelijk weer geld voor bouwprojecten en beplanting. Bij de retail valt op dat vruchtdragende planten en bomen echt booming business zijn. Al het vruchtgoed, of het nu bessen, kersen, frambozen, cranberries of bramen zijn, doet het stukken beter dan in voorgaande jaren. De komende weken zullen er ook veel coniferen ’Conica’ en ’Ellwoodii’ naar de tuincentra gaan. Ik merk wel dat er steeds meer gaten in het sortiment vallen. Vooral heesters in 3 tot 5-liter potten zijn schaars op het moment. Als dit jaar
ons iets heeft geleerd, dan is het wel dat we steeds meer op voorhand vast moeten gaan leggen. De aanlegmarkt is de afgelopen maanden heel sterk geweest. Nu merk je dat klanten proberen om snel projecten af te ronden voordat de kerstperiode aanbreekt. Er gaan nog wel wat laanbomen weg, maar verder zijn we vooral bezig met de reserveringen voor het voorjaar. Voor de uitlevering van voorjaarshandel, treffen we nu de voorbereidingen. Vaste planten met kale wortel gaan de koeling in om de komende maanden verpakt te worden voor uitlevering. Voorbereidingen treffen we ook al voor de IPM. Dat is voor ons een belangrijk event. We willen de komende tijd met name inzetten op versterking van onze marktpositie in Zuid- en Oost-Europa. Daar biedt de IPM een prima opstap voor. Op de beurs in Moskou, waar we in september van de partij waren, merkte ik vooral op dat men daar steeds meer zelf gaat produceren. Kwekerijen van tig hectaren schieten er als pad-
denstoelen uit de grond. In plaats van eindproducten, zal de Russische vraag steeds meer richting plantgoed gaan. Ze hebben uiteraard nog veel te leren en lastige omstandigheden te overwinnen, maar ik verwacht dat het onze handel op termijn wel gaat beïnvloeden. De laatste maand van het jaar zullen we als vanouds weer veel klanten bezoeken. Ik denk niet dat ik veel negatieve geluiden zal horen. Ik teken dan ook voor nog een jaar als dit.” <
Feestdagen Actie