© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 2: 1956-1957 - cursus 2 – Geestelijke ontwikkeling Les 1 – Aspecten van de menselijke psyche
GEESTELIJKE ONTWIKKELING
Inleiding. De geestelijke ontwikkeling van de mens brengt met zich, dat hij door verschillende stadia van stoffelijk bestaan heen uiteindelijk komt tot een geestelijke bereiking. In deze geestelijke bereiking blijft de stofuiting voor hem een mogelijkheid en kan zij onder omstandigheden een noodzaak worden. Zeker is het, dat naarmate het geestelijk bewustzijn verder openbloeit, het eigen vermogen tot bewuste beheersing van en de uiting in de stof steeds groter wordt. In onze beschouwingen is het niet mogelijk alle aspecten der geestelijke ontwikkeling zonder meer aan te stippen. Wij zullen dan ook trachten in de loop van onze betogen hoofdzakelijk uit te gaan vanuit het menselijk standpunt en in dit menselijk standpunt neer te leggen alle kennis, die wij bezitten omtrent zowel de eigen innerlijke toestand, van de mens, als zijn relatie tot het Goddelijke. Daarnaast hoop ik U in de verschillende lezingen, die mij zijn toegewezen gedurende deze cursus, ook enige richtlijnen te kunnen verstrekken, die het U misschien mogelijk maken ook zelf tot een groter geestelijke ontwikkeling te komen.
EERSTE LES - ASPECTEN VAN DE MENSELIJKE PSYCHE
Het wezen, dat wij mens noemen, bestaat uit vele verschillende graden van voertuigen plus een kernkracht, die wij kortheidshalve "ziel" noemen, volgens de terminologie, die bij de Orde gebruikelijk is. De voertuigen moeten worden gezien als overblijfselen van een voorgaande ontwikkeling. Dit zal U duidelijk worden, wanneer U zich tracht in te denken, hoe de psyche, die U thans bezit, oorspronkelijk tot stand kwam. In den beginne was de Alkracht. En deze Alkracht uitte Zich in wat wij kennen als de Schepping. Hierbij werd een persoonlijk zijn geboren. Maar een persoonlijk zijn, dat nog geen persoonlijk bewustzijn betekende. Naarmate de persoonlijkheid meer en meer zichzelf leerde kennen en begrenzen, ontstond een afpaling binnen het gebied, waarin zij vertoefde. Men is vaak geneigd aan te nemen, dat hierbij alleen de grove materie een rol speelde. Ik zou dit willen bestrijden op grond van de volgende punten: In de eerste plaats: de mens – of beter gezegd de ziel - moest zich uiten in de materie, toen deze nog in een volkomen toestand van chaos verkeerde. Chaos betekent: fijnste materiedelen, geschapen, maar nog geen vorm. Deze fijnste materiedelen vinden wij terug in voertuigen, die gaan tot ver boven de z.g. Zomerlandsfeer. Wij vinden verder, dat een vormbewustzijn moest worden verworven, voordat ook maar enigszins een eigen ervaren binnen die omgeving mogelijk was. Begrenzingen vinden wij zelfs nog in de sfeer van kleur en licht, waarin soms als lichtende bollen de zielen met hun voertuig een bewust bestaan voeren en de eenheid met het Goddelijke terugvinden. Dan, om te komen tot een aanvaarding van een stoffelijk voertuig, moet een bewustzijn omtrent behoefte - dus ook reeds omtrent de gevormde buitenwereld - aanwezig zijn. Dit brengt weer met zich mee, dat dus ook de voertuigen, zoals we die kennen in het werkelijk Zomerland, aanwezig moesten zijn, en méér dan dat, de reeds verdichte fijne materie, die wij ook kennen in de vorm van gebonden levensvitaliteit: het astraal gebied.
1
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 2: 1956-1957 - cursus 2 – Geestelijke ontwikkeling Les 1 – Aspecten van de menselijke psyche Over n.l. deze voertuiglijke mogelijkheden moet dus reeds de ziel beschikken, voor ze kan komen tot een grofstoffelijke uiting. In deze grofstoffelijke uiting kan zij haar ervaringen steeds verder tot een bewustzijn maken, dat tevens op haar voertuigen – de fijnere materie invloed heeft. Het voertuig vervormt dus in zijn uitdrukking, maar blijft gelijk in zijn geaardheid. De menselijke psyche bevat dus buiten de stoffelijke aspecten n.l. deze geestelijke aspecten en wel in een vormuitdrukking, die voor het huidig stoffelijk uitingspeil bepalend. Wanneer wij vanuit een menselijk standpunt echter het psychisch zijn en ook welzijn nagaan, dan blijkt ons, dat het menselijk bewustzijn in zijn stoffelijke vorm reeds splitsbaar is in verschillende gebieden. Hierover is in vorige lezingen reeds zoveel gezegd, dat het mij niet noodzakelijk lijkt hierop veel verder in te gaan. Kortheidshalve som ik ze dus op. Verklaringen kunnen dan zo nodig later worden gegeven. Bewustzijn, waakbewustzijn, omvattende het direct weten en kennen. Onderbewustzijn, omvattende volgens menselijke voorstelling het totaal der niet-bewuste acties en reacties, schuilend in het lichaam, plus alle ervaringsbeelden die voor het bewustzijn niet realiseerbaar zijn. Daarnaast zien wij ziele-bewustzjn, een kernbewustzijn van het eigen geestelijk wezen, waarbij de ziel dus de vorige levensvormen en ervaringen gedeeltelijk weerspiegelt binnen de huidige menselijke uiting. Buitendien bestaan dan nog bovenbewustzijn, gebaseerd op een eenheid met gedachten van anderen. Deze eenheid kan o.a. gevonden worden, indien men de telepathie nader beschouwt. Naast bet bovenbewustzijn vinden wij het groepsbewustzijn, waarin reeksen van eigenschappen worden uitgedrukt, die elk voor zich een volledig beeld geven van de stoffelijke grondvorm en als zodanig van deze vorm - en niet direct geestelijk - inwerken op je geest zelve. Blijft ons nog te herinneren aan de kosmische kracht, die onder omstandigheden - maar lang niet te allen tijde - deel kan uitmaken van bet bewustzijn. Deze zal ik kort neder omschrijven. Volgens de scheppingstheorie, die wij kennen, d.w.z. vanuit het Goddelijke plotseling en éénmalig ontstaan, dat in zichzelf geen evolutie of involutie meer kennende, zichzelf gelijk blijft vanuit goddelijk standpunt, kunnen we zeggen, dat het totaal van al het gebeuren, dus van al wat in het verleden ligt of in de toekomst zal zijn vanuit ons standpunt, hierin volledig is vastgelegd en uitgedrukt. Daar deze kosmische kracht in zichzelf één is met de fijnst voertuigelijke kracht, die wij kennen, n.l. het onmiddellijk voertuig van de ziel, dat we geest noemen, zijnde loutere kracht zonder directe stoffelijke beperkingen of eigenschappen, mogen wij aannemen, dat het menselijk bewustzijn door deze verwantschap soms bewust, soms onbewust, zal kunnen putten uit het totaal der wetenschap, vastgelegd in de kosmos. Dit houdt in, dat het verleden niet teloor kan gaan en dat je toekomst geen geheim is voor de ware ingewijde. En na deze opsomming van de componenten waaruit ook U, mijne vrienden, bestaat, moet U mij toestaan enkele aspecten te belichten, die in het zuiver menselijk leven zo sterk naar voren komen. Het menselijk zijn wordt geregeerd door twee factoren: angst en begeren. Wij kunnen trachten door ons eigen voorstellingsvermogen, onze innerlijke waardering hiervan te veranderen. Aan de feitelijke invloed is geen verandering aan te brengen. Dit houdt in, dat het totaal van Uw bestaan dus een voortdurende reeks van schakeringen betekent waarbij angst en begeren t.o.v. elkaar voortdurend worden afgewogen. In het aspect angst kennen wij onmiddellijk het aspect zelfbehoud. Wanneer een angst optreedt, onverschillig op stoffelijk of geestelijk terrein, zal de persoon trachten zich aan de oorzaak van die angst te onttrekken. Hij gebruikt hiervoor twee methoden, al naar gelang van zijn eigen instelling en waardering van eigen persoonlijkheid. Namelijk agressie, waarbij dus aanvallenderwijze men tracht de ontstane weerstand, die angst veroorzaakte, te overwinnen, en daarnaast minstens zo vaak voorkomende het vluchtsymptoom, waarbij men tracht ófwel geheel aan het gevreesde te ontkomen, danwel althans het bewustzijn te sluiten voor de 2
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 2: 1956-1957 - cursus 2 – Geestelijke ontwikkeling Les 1 – Aspecten van de menselijke psyche gevreesde factoren. In Uw stoffelijk leven zullen deze beide factoren voortdurend hun invloed doen gelden. Angsten, die voor U te zwaar waren brengen bij U een automatische afweer teweeg tegen elke gelijksoortige invloed. U ontkent dan dus krachtens een éénmalige ervaring een geheel deel der ervaringsmogelijkheden. En dit gedurende het gehele leven. Verder zult U juist in Uw angst voor het leven vaak daar aanvallend optreden, waar in feite geen aanval noodzakelijk is, om de doodeenvoudige reden, dat lange tijd geleden een dergelijke aanval U succes of schijnbaar succes bezorgd heeft. Het is goed deze beide punten voor Uzelf nader te overwegen. Wij kunnen moeilijk gaan analyseren en U gaan zeggen: Dáár liggen de oorzaken van Uw eigen handelingen. Maar U zult Uzelf ongetwijfeld bewust worden bij nadere overweging, dat ook bij U angst én voor agressie en voor ontwijking voortdurend aansprakelijk is. Het tweede aspect van het stóffelijk bestaan, het begeren, toont ons zo mogelijk nog grotere conflictwaarden. Want door het bewustzijn, dat de mens zich heeft verworven, begrijpt hij in vele gevallen het vanuit geestelijk standpunt niet-aanvaardbaar zijn van de stoffelijk begeerde punten, objecten, en belevingen. Als resultaat zal in de doorsnee-mens zelfs een zekere angst tegenover het begeren schuilen. Dit brengt weer met zich mee, dat hij dus - in zijn begeren geketend - komt tot een voor hem niet meer natuurlijke leefwijze, met alle gevolgen van dien. Dit laatste aspect zullen wij in het verder verloop der cursus nogmaals uitvoeriger belichten. Wanneer wij nu deze drijfveren vanuit het stoffelijke hebben vastgesteld, wordt het noodzakelijk als volgende aspect van het psychisch bestaan te zien: onze stoffelijke mogelijkheid. Want is deze niet mede bepalend voor de wijze, waarop wij geestelijk - dus tot in de ziel toe - zelfs beleven? De stoffelijke mogelijkheden voortdurend te zijn aangepast aan eigen behoeften, terwijl eigen begeren moet worden aangepast aan het bewustzijn omtrent werkelijke noodzaak. Een wijze geleerde in de tijd van Hammoerabi heeft eens - nu bijna 4000 jaar geleden alweer gezegd: “Wee hen, die begeren omwille van het begeren. Want waar zij hun krachten geven aan het begeerde, gaan zijzelf onder. Maar gelukkig zij, die weten, wat hun noodzaak is. Want in het vervullen der noodzaak vinden zij de kracht verder begeren te verwerpen." Hierin is kort het gehele stoffelijke leven van de mens geschetst. Stoffelijk bestaan betekent vanuit psychisch standpunt een voortdurend jezelf beperken en gelijktijdig een zoeken naar de mogelijkheid om jezelf niet te zeer te binden, zodat je door lichamelijke tekorten geen verdere bewuste ervaring kunt opdoen. Hierna wil ik het stoffelijke een ogenblik wat laten rusten. Ik wil - het onderbewustzijn overslaande - onmiddellijk gaan spreken over het zielebewustzijn van de mens. Juist waar deze factor in het menselijk bestaan - meestal - niet zo goed begrepen wordt, ja, veelal geheel verwaarloosd, is het noodzakelijk, dat wij aan het begin van deze cursus ook dit aspect leren begrijpen en voor onszelf leren dit te hanteren. Een zielebewustzijn kan worden uitgedrukt als het totaal van eigen ervaringen plus het bewustzijn van eenheid met het Goddelijke. Het zielsbewustzijn is de kracht, die binnen mens en geest drijft tot een voortdurend zoeken van eenheid. Een eenheid, die vaak op vreemde en gedwongen wijze wordt gerealiseerd (dit is afhankelijk van de sfeer of wereld, waarin men vertoeft), maar die te allen tijde een behoefte blijft. Door nu te begrijpen, dat de eenheid, die wij zoeken, van het Goddelijke bestaat, zullen wij leren de drang om b.v. iets voor anderen te doen, om met anderen gezamenlijk iets te volbrengen, enz. te herleiden tot een deel van de goddelijke kracht, door ons geuit. Dit brengt met zich mede het grote voordeel, dat men niet meer als eenling, (en dus met bewustzijn van eigen onvermogen) zijn pogingen zal volbrengen. Dat men verder eigen succes of slagen niet meer zal trachten af te meten aan voor het stoffelijk bewustzijn bevatbare waarden. Het is zeer belangrijk, dat U juist dit begrijpt. Want, mijne vrienden, de kern van alle kracht, die wij in de psyche kunnen putten, die ons in staat, stelt om zelfs de stoffelijke problemen te overwinnen, is de zielekracht. En deze zielekracht kunnen wij slechts in onszelf wekken door een ontkennen van het eenling zijn, van het alleen zijn. De ziel staat dicht bij God. Zij is tijdloos. Het is begrijpelijk, dat de kracht der ziel evenzeer tijdloos is. En dat de werkingen, die van haar uitgaan, niet kunnen worden gemeten met menselijke tijd of geestelijke ervaringsrijkdom. Deze kracht is en werkt in ons. Indien ons zielebewustzijn in staat is het zijn 3
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 2: 1956-1957 - cursus 2 – Geestelijke ontwikkeling Les 1 – Aspecten van de menselijke psyche van deze kracht in ons leven te realiseren, en af te drukken in het stoffelijk wezen en bestaan, zullen wij met een bewustzijn - ook stoffelijk, ofschoon niet redelijk verklaarbaar of aanvaardbaar - omtrent algemene eenheid en in ons levende grote kracht, aan onze werkelijke bestemming sneller kunnen beantwoorden. Dan zijn er punten, die ofschoon niet zo belangrijk als het voorgaande toch kort dienen aangestipt te worden. De menselijke geest, bestaande uit vele verschillende voertuigen, is niet geheel gebonden aan het menselijk lichaam, noch bestaat er tussen deze voertuigen zelve een volledige en hechte binding. Er is een contact, een beroeringspunt, zeer zeker waar. Maar dit contact en beroeringspunt houdt niet in, (uitdrukkelijk niet in) dat de voertuigen gebonden zijn. In de praktijk zal men hiervan niet zoveel bemerken zij het dan misschien, dat in een toestand van uittreding, of van droom men een ogenblik vertoeft op astraal gebied met zijn bewustzijn. In feite leeft echter elke mens voortdurend en te allen tijde op elk gebied, waarvan hij het voertuig binnen zich draagt. En dit betekent voor ons allen dus een voortdurende uiting, op alle gebieden, die binnen de menselijke bewustzijnsvorm tot uiting kwamen en die mede aan de vormgeving ook van het menselijk bewustzijn hebben gewerkt. Het is me nog niet helemaal duidelijk, wat U bedoelt met menselijke geest in vele voertuigen. Kunt u dat nog een klein beetje nader uitleggen? Onder menselijke geest verstaan wij de krachtkern, die - zich groeperende om de ziel en mede als deze bestaande uit goddelijke kracht - het totaal der bewustzijnsimpressies der verschillende sferen opvangt. Dat wil dus zeggen, dat zij op zichzelf b.v. niet één is met het astraal lichaam en de verschillende andere levenslichamen, die er bestaan. Elk van deze lichamen, bevoertuigingen, is dus niets anders dan een middel, waarmee de geest zich beweegt, waarneemt en leeft in een bepaalde sfeer. Waar het bewustzijn van de geest niet vereenzelvigd kan worden met het stoffelijk bewustzijn, kan ofschoon dat voor een mens moeilijk voorstelbaar is voor de geest een gelijktijdig leven zich op verschillende vlakken afspelen. Dit is niet noodzakelijkerwijze zo, maar het is een mogelijkheid, die zeker niet geheel misacht mag worden. Is het hiermee duidelijker? Ja, maar het gevolg is dan dat dit zal voortgaan als we als mens zijn overgegaan en leven in de geestelijke sfeer. Inderdaad. Dit gaat zelfs zover voort, dat ofschoon U geen bevoertuiging meer heeft in de stof U toch op zekere wijze met de stof gebonden blijft. Er bestaat een voortdurende wisselwerking tussen wat in de materie gebeurt en de geest tot in de hoogste sferen. En deze wisselwerking betekent dus - ook in andere sferen - een bepaalde ervaringsmogelijkheid. Ik zou zeggen: ook weer een aspect van de psyche daar, zij het dan, dat die evenmin volledig wordt uitgedrukt als bij U b.v. het onderbewustzijn. Is het duidelijk geworden? In het geestelijk aspect met zijn meervoudige belevingsmogelijkheid kan - ook wanneer de mens in stoffelijke vorm bewust is zich dus een gelijktijdig beleven op andere vlakken afspelen. Dit beleven zal ongetwijfeld op de geest - de kern dus van alle bewustzijn - zijn eigen afdruk geven. En deze wordt weerkaatst naar de materie. Zo kan een beleven op één geestelijk niveau een totale omslag van eigen bewustzijn en bewustzijnswaarden in de stof betekenen. Deze veranderingen kunnen echter bij strijdigheid in de persoon leiden tot wat men hier noemt een aberratie der geestelijke vermogens. Er blijft dan naast het nieuwe bewustzijn een gewijzigd stofbewustzijn bestaan. En de strijdigheid tussen deze beide brengt een gedrag tot stand, dat volgens menselijke normen niet redelijk genoemd mag worden. Verder is het ongetwijfeld belangrijk vast te stellen, dat, slechts dan de geest kwetsbaar is in een der sferen, wanneer het totaal van haar lichamen binnen die sfeer ook inderdaad aanwezig is. Buiten deze eenheid kan één voertuig worden getroffen, maar dit wordt niet bewust verwerkt. Er is dus dan geen beleving van de vernietiging, slechts een vaststelling. Op elk terrein is men aantastbaar in het voertuig van dat gebied. Een mens, die zich dus op astraal gebied beweegt met zijn astrale lichaam, zal op dit gebied evenzeer gewond kunnen worden, gedood kunnen worden, enz. als in het zuiver stoffelijke lichaam. In dergelijke gevallen zullen tekenen daarvan door de beïndrukking van zenuwkanalen ook in het stoflichaam kunnen worden gespiegeld. Het is dus zaak voor ons, dat wij te allen tijde leren, wanneer wij al geestelijk gaan werken, de gevaarlijke gebieden te ontsnappen. En dit houdt in, dat zo het enigszins mogelijk is, geen enkele mens, die streeft naar het licht, zich buiten het lichaam met zijn bewustzijn mag bewegen in een astraal 4
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 2: 1956-1957 - cursus 2 – Geestelijke ontwikkeling Les 1 – Aspecten van de menselijke psyche voertuig. Dit is te sterk aantastbaar. En nu enkele punten, die weer meer het stoffelijke beroeren. Psychologisch gezien is het totaal van het menselijk bewustzijn een opeenhoping van indrukken en associaties die een uiteindelijk wereldbeeld vormen en een waarneming binnen de stoffelijke wereld ook met het verstand mogelijk maakt. Waar deze indrukken in vele gevallen verdrongen worden door latere, ofwel verdrongen worden doordat men ze vreest, is het belangrijk op te merken, dat de invloed op het stoffelijk bestaan niet kan worden uitgeschakeld. Dit houdt dus in dat een misdaad b.v. stoffelijk geheel ongewroken en verborgen kan blijven, door de persoon in kwestie vergeten kon worden (verdringingsverschijnsel dus) en toch zijn volledige invloed kan blijven uitoefenen binnen het menselijk leven. Een verstandelijk leven alleen is dus niet voldoende. Er moet ook een evenwichtig leven zijn. En dit kunnen wij het best bereiken door tegenover elk punt, dat wijzelf als kwaad ervaren, een andere beleving te stellen, een andere daad of handeling, die voor ons uitdrukkelijk goed is geheten. Het evenwicht, dat wij zo binnen het menselijk deel der psyche scheppen, zal voorkomen, dat wij te sterk door onbewuste waarden worden beïnvloed. Stelregel: Hoe evenwichtiger men leeft zonder buitengewoon goed of buitengewoon slecht te zijn, maar voortdurend strevende naar een opheffing van alle kwade aspecten door goede, dan zal men in staat zijn verstandelijk en redelijk die beslissen te treffen, die werkelijk passen binnen de belevingsmogelijkheid, die de wereld biedt. Is men op deze wijze niet evenwichtig, dan komt er een beïnvloeding bij, die verstandelijk nóch begrepen noch mede verwerkt kan worden en als resultaat krijgen we een afwijking bij elke handeling van het direct redelijk pad, waardoor een vergroting van ongemak maar ook van schuldbewustzijn vaak ontstaat. Wij dienen dit ten koste van alles te voorkomen, zodat voor ons wel degelijk de spreuk van Rabbi Ben Jockaï mag gelden: "In mij ken ik de volledige waarde. Maar waar mijn denken weigert deze te aanvaarden, moet ik zoeken naar de rust, waarin mij de beleving geestelijk mogelijk wordt, terwijl mijn lichaam voortgaat zonder vrezen of begeren." Evenwichtstoestand is noodzakelijk. Deze is de basis van alle werkelijke bewustwording, gaande over het weten en dus ook het verstand in menselijke vorm. Naast dat onderbewustzijn kennen wij verder een gedeelte der psyche - ook stoffelijk - dat instinctief of automatisch een groot gedeelte van de handelingen regelt. Praktisch 9/10 van Uw gebaren, van Uw reacties elke dag weer, bestaat uit automatismen of instinctieve handelingen. Dit betekent, dat de doorsnee-mens dus slechts voor 1/10 invloed heeft op zijn eigen lichaam. Toch is de beheersing van het lichaam noodzakelijk, indien men een geestelijk bewustzijn stoffelijk volmaakt wil uitdrukken. Degene, die zoekt naar een geestelijke bewustwording zal dus uit de aard der zaak ook tevens trachten te komen tot een redelijke lichamelijke beheersing. Men verwerft deze door acties, die normalerwijze instinctief of onbewust worden verricht, ná te denken. Dat wil zeggen, nadat de handeling is verricht, realiseert men zich, wat hiervoor nodig is. Men tracht zich zo goed mogelijk zenuw- of spierwerkingen voor te stellen. Men beoordeelt het resultaat van de instinctieve handeling. Heeft men dit enige tijd gedaan, dan blijkt, dat over het algemeen nog rationeler en meer naar de gewilde indruk, gebaar of handeling kan worden herhaald op bewuste wijze. Gelijktijdig dienen wij er aandacht aan te schenken, dat onze levensritmes zijn aangepast niet slechts aan de uiterlijke omstandigheden, maar ook aan onze innerlijke behoeften. Daarvoor is het noodzakelijk, dat we de volgende punten weten, die niet bij het onderwerp zelf behoren: Een mens neemt een groot gedeelte van zijn vitaliteit en energie op uit de omringende atmosfeer. Hij vergroot dus eigen prana als od-kracht door de inademing plus de wijze, waarop dus zijn lichaam én omgeving in wisselwerking bestaan. Waar de uiterlijke omstandigheden niet volledig gelijk blijven, zal men moeten trachten de ademhaling zowel als het ritme zelfs van de hartenklop aan te passen aan de behoeften, die geestelijk op een bepaald ogenblik ontstaan. Hiertoe is het raadzaam eenvoudige ademhalingsoefeningen te verrichten, mits men deze niet overdrijft - waarbij ze gevaarlijk kunnen worden - terwijl men zich verder door een voortdurend voorstellen van de wenselijke toestand steeds meer gewent deze ook van de weg der concentratie bij zichzelf tot stand te brengen. Hierdoor kan men 5
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 2: 1956-1957 - cursus 2 – Geestelijke ontwikkeling Les 1 – Aspecten van de menselijke psyche optimale condities verwerven voor een geestelijk beleven. De psyche, die zich uit binnen een dergelijk beheerst lichaam, heeft de mogelijkheid veel bewuster te werken op elk terrein dan zonder dit mogelijk zou kunnen worden. Dit houdt dus ook in, dat U alleen door een regelmatig ademhalen, door een bedwingen van Uw lichaam, kunt komen tot een scherper opnemen van hetgeen men U b.v. zegt. U kunt mnemotechniek, dus geheugenkunde of -kunst, gaan beoefenen alleen door de juiste instelling tijdens het luisteren. Daarbij komt nog een eigenaardigheid van het stoffelijk denken, vooral van het geheugen, naar voren. Het geheugen is in staat waarden te reproduceren, die niet bewust werden gerealiseerd. Men kan door zich aan te wennen een totaal beeld in zich op te nemen, dit later in zich realiseren en daarbij op de duur alle details erkennen. Ik geloof, dat ook dit op de duur voor de meeste mensen, bereikbaar en bruikbaar is. Het gebruik maken van alle lichamelijke en psychische capaciteiten is noodzakelijk voor onverschillig, welke bereiking. Stoffelijke bereiking, zonder gebruikmaking van de geestelijke kracht en vermogens is niet aanvaardbaar. Evenmin kan een geestelijke bereiking worden gebaseerd op een negeren van de stoffelijke waarden en mogelijkheden. Slechts uit de eenheid van beide kan het juiste bewustzijn worden geboren. Voor ik besluit wil ik daarom nog één punt toelichten, dat wel degelijk met de psyche samenhangt. In tegenstelling met wat men zich vaak voorstelt, zetelt het geestelijk bewustzijn niet in de hersenen. Weliswaar is het menselijk bewustzijn met zijn vele factoren daar ondergebracht en is het direct stoffelijk kenvermogen daar te vinden. Doch de geest zelve heeft via haar verschillende voertuigen over het algemeen meerdere aanrakingspunten met elk lichaam, waarin ze zich openbaart. Voor de mens zijn dit de z.g. chaka's die samenvallen met zenuwknooppunten. En hierbij kunnen we dan opmerken, dat dus de geest op de onbewuste actie en reactie van de mens wel degelijk invloed kan hebben. M.a.w. de invloeden van de geest door de mens vanuit zijn stoffelijk bewustzijn is echter slechts mogelijk via de hersenen, via het voorstellingsvermogen. Door de voortdurende wisselwerking niet onderhevig aan realisaties op een bepaald vlak, kan de geest in zich alle feiten en toestanden realiseren, ook de punten, die stoffelijk niet waarneembaar zijn, of stoffelijk opzettelijk worden genegeerd. De geest is dus een compendium van ál hetgeen - tot in het laatste detail - dat werd beleefd, waargenomen, enz.. Bij een verdere ontwikkeling van onze stellingen zullen wij ook nog trachten er op te wijzen, hoe men door zich in te stellen op deze geestelijke waarden voor zichzelf een volkomen en in alle details juist beeld kan terugwinnen van alle handelingen en gebeurtenissen van het eigen leven, plus van alle waarden, die in de stof zijn behouden. Dit laatste sluit dus in erfelijke waarden - in zoverre met het lichaam onmiddellijk verknoopt - die teruggrijpen over de geboorteperiode naar de ouders en bij sterke indrukken soms nog geslachten verder. Uit het ontworpen beeld zult U ongetwijfeld de veelzijdigheid der menselijke psyche hebben leren kennen en ik druk de hoop uit, dat met de nadere belichtingen, die wij in de volgende lessen zullen geven, voor U hieruit een persoonlijke, door Uzelf geleide geestelijke bewustwording kan voortvloeien. VRIJMOEDIGHEID EN SCHROOM Vrijmoedig ben ik, wanneer ik mijzelf ken en durf te aanvaarden, voor wat ik ben. Indien ik weet klein en nietig te zijn, maar ook weet deel van God te zijn, dan zal ik zeker niet schromen in Gods lichtende kracht te treden, ja, mij in haar schromen voor Gods licht te baden en te zuiveren. Maar indien ik geen begrip heb van mijn eigen wezen, indien ik niet begrijp, hoe ikzelf sta in de wereld, dan zal een schroom mij terughouden van de vele dingen, die ik in mijn wezen verlang en begeer, die rechtmatig behoren tot datgene, wat ook in mijn leven belangrijk is. Schroom betekent niet slechts één overdenken, een zekere terughoudendheid. Schroom betekent een angst om te handelen. Het is een ontkenning van jezelf en de mogelijkheden, die
6
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 2: 1956-1957 - cursus 2 – Geestelijke ontwikkeling Les 1 – Aspecten van de menselijke psyche in jezelf en in het leven schuilen. Schroom te overwinnen kost moeite. En toch is juist deze schroom, waarmee wij de dingen benaderen, voor ons zo vaak nadelig. Wanneer wij vol schroom tot God gaan, durven wij de blik niet tot Hem op te richten. Wanneer wij vol schroom naar het goede proberen te streven, dan zal onze eigen weifelmoedigheid ons terughouden van een werkelijk bereiken. Beschroomd zijn is geen goede eigenschap. Vrijmoedigheid daarentegen wel. Vrijmoedig zijn wil zeggen: je realiseren, wat jezelf bent. Ook jezelf realiseren, wat je voor de wereld bent. Maar deze twee dingen slechts dan achten, wanneer je je doel eerst hebt nagestreefd. Het is zo makkelijk om te zeggen: "Met enige schroom tracht ik tot een geestelijk bereiken te komen." In werkelijkheid zegt ge dan: "Ik zou wel willen streven hiernaar, maar ik durf niet." Iemand, die vrijmoedig is, denkt er niet over na, of hier nu wel of niet sprake zou zijn van slagen. "Dit is in mijn wezen," zegt hij, "en daarom uit ik het. En wanneer die wereld daarop reageert op een onaangename manier, nou ja, dan moet ik dat dragen: maar ik moet toch mijzelf zijn." Vrijmoedigheid is geen brutaliteit, geen misachting van hetgeen anderen zijn of betekenen. Vrijmoedig zijn betekent jezelf durven zijn en de consequenties van wat in jezelf leeft te durven dragen. Is er iets meer noodzakelijk voor ons dan een vrijmoedigheid bij het benaderen van onze levensproblemen? Vrijmoedigheid in ons streven ook naar geestelijke waarheid. Hoe velen onder U luisteren niet met enige schroom naar hetgeen een spreker naar voren brengt. En die schroom belet hen vragen te stellen, die noodzakelijk zijn. Hoe velen onder U hebben niet in zich een zekere terughoudendheid, waardoor zij niet zichzelf met de gehele persoonlijkheid op een geestelijke bereiking durven te werpen. Neen. Wanneer wij moeten mediteren over schroom, dan kunnen wij zeggen: "Schroom is de rem, die - in het ik bevat - je terughoudt van geestelijk bereiken." Schroom is de kracht, die in je leeft en je belet op te zien tot het goddelijk licht. Schroom is de kracht, die je in het leven terughoudt van slagen, die je belet te zijn, wat je behoort te zijn. Maar vrij moedigheid daarentegen is de durf om jezelf te zijn. Om te zeggen wat je meent. Om te streven naar wat je verlangt. Vooral ook om de ogen op te slaan, ook al schijnt het doel nog zo groot, nog zo hoog. Om de ogen niet neer te slaan, ook al lijkt het toch soms te gaan door duistere krachten. Jezelf te zijn is de grootste gave die er bestaat. Het woord "Ken Uzelve" staat op zovele gebouwen, zovele wanden gegrift, in zo menig boek geschreven, het wordt door zovele leraren verkondigd. O, hoe kunt ge Uzelve kennen, wanneer ge beschroomd nadert? Schroom kan ons niet helpen. Dit is iets, wat wij moeten overwinnen, desnoods tegen onze eigen gedachten ingaande een ogenblik. Ik weet het, het zal vaak een wagen worden om vrijmoedig te zijn, een waagstuk, een avontuur. Maar heel ons leven is avontuur en heel ons leven is in de hand Gods. Wij zoeken, wij streven, wij menen onder te gaan of op te staan in nieuw leven, in nieuwe sfeer. Uiteindelijk zijn wij niet anders dan wat God ons heeft gemaakt. En dat te durven erkennen en dan te durven zoeken naar de waarheid, die God in ons heeft gelegd, met open oog voor alle dingen, met een eerlijk en oprecht woord voor alle gedachten, dat is de zegen der vrijmoedigheid. Laten wij dan voor onszelf voor wij gaan het voornemen maken de schroom te overwinnen. Ons niet te laten overbluffen door schijnbare hoogheid of grootheid, door schijnbare laagheid. Laten wij trachten onszelf te zijn zo goed als wij kunnen en dit in de wereld te uiten. Dan zullen wij ongetwijfeld - in welke sfeer wij ook leven, waar wij ook zijn of hoe wij ook zijn - de kracht vinden om verder te gaan. Maar vooral het bewustzijn, dat vreugde geeft, de vrede, die het resultaat is van een eerlijk streven en pogen. Een leven zonder zelfbedrog en een vrijmoedige uiting is de weg, die God ons allen toont, ons voerende tot Hem in Zijn rijk des lichts.
7
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 2: 1956-1957 - cursus 2 – Geestelijke ontwikkeling Les 2 – Het leven in de sferen
TWEEDE LES – HET LEVEN IN DE SFEREN
Wanneer U zich herinnert, hoe wij een vorige maal een groot aantal mogelijkheden maar ook aspecten van de menselijke geest belicht hebben, juist vanuit het stoffelijke bezien, zult U ongetwijfeld op het ogenblik begrip hebben voor de moeilijkheid, die het onderwerp "Leven in de Sferen" ons biedt. Een volstaan met een reeks van beschrijvingen is hier n.l. niet voldoende. Sta me allereerst toe voor U het woord "sfeer" nog even te definiëren. Sfeer of sferen noemt men de bewustzijnstoestand, waardoor het ik een bepaalde wereld waarneemt en voor zich als werkelijkheid aanvaardt. Dat is een sfeer. U zult nu heel goed kunnen begrijpen, dat de verschillende ontwikkeling van de mensen, hun verschillen in sensitiviteit, de onderlinge samenwerking - of ook wel strijd - tussen de verschillende delen van de menselijke psyche, bepalend zijn voor wat geestelijk wordt beleefd. Dit proces zou door een bekwaam psycholoog waarschijnlijk gevolgd kunnen worden, zo hij in staat zou zijn om voldoende helderziende waarnemingen te doen. In de eerste plaats: de overgang. De overgang is een wisseling tussen twee sferen en wordt dus van Uwe zijde gebruikt om aan te geven, dat het bewustzijn van een mens zich verplaatst naar een terrein, dat minder grof materieel is dan Uw eigen wereld. Hierbij dient in de eerste plaats gerekend te worden op aanpassing. Een je aanpassen aan de nieuw optredende omstandigheden, een begrip ook voor je nieuwe mogelijkheden en onmogelijkheden is noodzakelijk. Naarmate de geest minder in staat is zich los te maken van haar gedachten aan aardse beperking en ook stoffelijke vrijheden, zal zij ook minder in staat zijn een geestelijk leven te aanvaarden. Er is enerzijds geen uitingsmogelijkheid volgens het geestelijke - gezien het vasthouden aan de stofbeelden anderzijds geen mogelijkheid tot stoffelijke uiting - althans onmiddellijk - door een gebrek aan een stoffelijk voertuig om bepaalde tendensen in de geest te uiten. Een sfeer van buitengewoon veel verwarring en ook van wanhoop. Wij mogen dit niet verwarren met het astrale gebied. Het astrale gebied is de omschrijving van een fijn-stoffelijke wereld. Deze eerste sfeer kruist die astrale wereld. Dat wil zeggen een groot aantal van de wezens, die bestaan in de fijn-stoffelijke of astrale wereld, zijn in staat zich kenbaar te maken en te tonen als realiteit aan degenen, die na de overgang nog in hun eerste sfeer zijn blijven hangen, deze sfeer van chaos. Maar er is geen overeenkomst verder. Er is een mogelijkheid elkaar te benaderen en te bereiken, meer niet. Dus denkt U nooit, dat een mens kan overgaan naar het astrale gebied. Hij gaat over naar wat wij kunnen noemen de eerste sfeer of overgangssfeer, die haar chaotisch karakter vooral uitdrukt in het afwezig zijn van elk beeld. Vandaar dat U hoort spreken over een sfeer van nevel, van grauwheid. En dat U het einde van deze sfeer hoort aanduiden als "Land van Schemering." Deze aanduidingen betrekken zich niet op de eigenlijke toestand van een wereld, maar op de wijze, waarop een geest zijn omgeving beleeft. Wanneer U niet in staat bent Uw wereld juist te interpreteren, zoals b.v. een klein kind, dan is die hele wereld grauwig en wazig. Naarmate het kind groeit, krijgt de wereld meer beeld en kunnen wij dus spreken van "schemer". Er is nog geen associatie van beelden mogelijk, maar men kan reeds vermoeden, dat er een samenhang bestaat. Dit vermoeden, dat er een samenhang bestaat, is de vreugde van de schemersfeer, waar men reeds een lichtend land vooruit ziet. Dit lichtend land is een gedachte: de gedachte, die in de geest leeft omtrent wat zo dadelijk de werkelijkheid blijkt te zijn, wanneer hetgeen zij thans nog niet met elkaar kan verenigen tot eenheid zal zijn geworden. Het kost vaak zeer veel moeite om mens en geest te doen realiseren, dat er in al deze gevallen - ook in de hogere sferen - nooit sprake is van een wereld of van een begrensde wereld zelfs. Ondanks alle gegevens omtrent beelden, kleuren, toestanden moeten wij in de eerste plaats steeds weer teruggrijpen naar het feit, dat het het eigen bewustzijn is, plus het eigen denken,
8
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 2: 1956-1957 - cursus 2 – Geestelijke ontwikkeling Les 2 – Het leven in de sferen dat de wereldaanvaarding tot stand brengt en daarmee ook het wereldbeeld, dat ontvangen wordt. Hebben wij deze sfeer van schemering bereikt, dan wordt natuurlijk voor de geest een totaal nieuwe toestand merkbaar. Want in de nevel dwaalde zij: d.w.z. zij kon geen werkelijk doel vinden, meende er soms een te zien, maar haar gedrag was zeer erratisch, ze wist eigenlijk niet, wat zij deed, wiste vaak haar impuls van het ene ogenblik het daaropvolgend ogenblik weer uit, kortom zij doolde. In het schemerland is geen dolen meer noodzakelijk. Want het bewustzijn omtrent het lichte land, omtrent de eenheid der dingen, die nog wel niet gerealiseerd wordt, maar die toch kenbaar is geworden, betekent hier een streven naar het licht. We moeten dus in de lagere - of beter gezegd lichtst bij de aarde gelegen - sfeer wel in de eerste plaats bepalen, dat zij bestaat uit twee afzonderlijke delen. Er is nog een tussentrap naar het duister, waarbij dus de menselijke wereld in fantasie weer wordt opgebouwd, maar deze bespreek ik zo dadelijk met U. Maar dus twee delen, die doorlopen moeten worden, wanneer wij naar het licht gaan. Het ogenblik van verwarring, het ogenblik van realisatie van de lichte wereld: en eerst daarna a.h.w. een hernieuwde overgang: de aanvaarding van de lichte wereld. Een geest, die in deze sfeer leeft, deze sfeer van mist, van schemering, is niet in staat haar eigen gedachtebeelden aan te vullen met nieuwe impulsen. Immers in de mist, in de nevel. was zij practisch alleen, ontmoette zij zo nu en dan misschien een gestalte, maar kon geen doel noch vorm vinden. Haar gehele denken moest dus worden teruggebracht tot aards denken, op een andere wijze kon zij zichzelf niet realiseren. In het schemerland was er geen begrip voor de reeds waargenomen mogelijkheden rond het ik en als zodanig ook nog geen aanvulling van de toestand van twijfel. Ook hier geen nieuwe ervaring. Dit brengt met zich mede, dat wij in de laagste lichte sfeer dus een bewustzijn zullen zien, dat alle van buitenaf komende waarden interpreteert volgens stoffelijke waardering. Deze stoffelijke waarderingen gaan gepaard met stoffelijke gedachtebeelden. Vandaar de landschappen, de tuinen, de bezigheden, ja, de reproductie van een stoffelijk leven in een ietwat zorgelozer, ietwat gelukkiger en verbeterde stijl. Eerst wanneer de geest binnen deze wereld dus met zijn aan de stof herinnerende vormen, met zijn steeds weer het aardse benaderende idealisaties, werkelijk gaat beleven, krijgt zij een nieuw ervaren. Vandaar dat een Zomerlandsfeer practisch nooit kan worden overgeslagen. Evenmin als je van een kind een aansprakelijkheid kunt verwachten, die een volwassene eerst op rijpere leeftijd zou kunnen aanvaarden, zo is het ook met de geest. Zomerland noemt men wel eens het Land van Rust. Ik zou het willen noemen: Het Land van ontwaken tot de Werkelijkheid. Dit is ook weer heel logisch: eerst door een voortdurend vergelijken van eigen gedachtebeelden en het bewustzijn, dat men met anderen deelt - dus de wereld, waarin men leeft - maakt het mogelijk bepaalde stoffelijke opvattingen, gedachtegangen, vertalingen van invloeden uit de kosmos en dergelijke te veranderen. Die veranderingen zijn mogelijk door de structuur van Zomerland. Ook hier vinden wij drie afdelingen. Er zijn ook onderverdelingen in zeven, maar die zijn m.i. te fijn, te pietepeuterig. Maar drie grote afdelingen kunnen we aanvaarden. In de eerste plaats de zuiver op de stof gelijkende, gelukkige wereld. In de tweede plaats de werkende, zich nog stoffelijke beelden bouwende wereld. En in de derde plaats de werkende, maar het stoffelijk, beeldverwerpende wereld. Vandaar dat wij daar drie landschappen kunnen zien, die beurtelings worden beschreven. Het laagste gedeelte toont ons huizen, mensen, sociëteiten, wegen, ja, winkels, auto's zijn daar zeker even gewoon als op Uw wereld. Alleen: alles is onvolledig. Want alles is slechts zover volledig, als het volgens het voorstellingsvermogen van degenen, die daar zijn, noodzakelijk is. Iemand, die dus geen verstand heeft van een motor in een auto, rijdt in een auto zonder motor. Want hij stelt zich dit niet voor en vult zo niet aan. Iemand, die in een huis slechts twee kamers gebruikt, woont in een huis, waarin twee kamers - soms als lege schillen - hangen te midden van een soort Niet. Deze wereld van onvolledigheid gaat langzaam maar zeker over in een wereld, waarbij het menselijk beeld - dus het artefact, het door het menselijk wezen, door denkende wezens gemaakte - op de achtergrond komt. Zij toont ons nog enkele tempels, meestal op berg. Toppen gelegen, grote reeksen van samenkomstplaatsen, veelal nog voorzien van banken en tafels, grootse wouden, spiegelende vijvers, kortom, al wat de natuur aan schoonheid kent. 9
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 2: 1956-1957 - cursus 2 – Geestelijke ontwikkeling Les 2 – Het leven in de sferen Dat is begrijpelijk. De geest tracht vanuit haar stoffelijke wereld terug te komen tot de natuurlijke wereld. En om die natuurlijke wereld te bereiken, moet zij allereerst het door de mens gemaakte - dus niet zelflevende, natuurlijk zijnde - elimineren. Vandaar dat deze tweede afdeling met zijn verschillende mogelijkheden en afdelingen, die natuurlijk daarin weer te vinden zijn, levend is. Hier vinden we b.v. ook geen genotsmiddelen meer, of een lust daarnaar. Dat moet eerst overwonnen zijn. Het deel van de sfeer, dat daarop volgt, zou ik als volgt willen schetsen: Een mens, die in eenzaamheid woont op een hoge berg aan de rand van een afgrond. Die afgrond is het vormloze, de nieuwe wereld, waarin de ik-vorm blijft bestaan, maar de persoonlijkheidsvorm volgens menselijke voorstelling geheel verlaten wordt. In dit deel van de sfeer is alle nevelig. Want hier is het bewustzijn gedeeltelijk gericht op de afgrond, dus eigenlijk op het vormloze. Het staat zozeer minachtend tegenover elk vormbewustzijn, elke behoefte aan vorm, dat het zelf daardoor zijn omgeving minder omschreven en minder duidelijk maakt. Degenen, die daar leven, zijn als kluizenaars, die boven de wolken leven. Hun wereld is een werkelijke wereld. Maar wat beneden hen ligt, zien zij niet meer, tenzij door een bewust afdalen. Zoals de kluizenaar zeker van zijn hoge berg door de nevel der wolken kan heengaan tot het land, waaruit hij eens die berg is opgegaan. Ook de behoefte van een geest zal zich natuurlijk wijzigen. Zullen we in de laagste sferen van het Zomerland de gezelligheidsdrang vinden (dus het gezamenlijk zingen, het gezamenlijk dansen en spelen, het praten en ook het werken reeds, zij het in beperkte mate, het gezamenlijk genieten), in het tweede deel vinden we het contact op een heel andere basis. Hier wordt de gezelligheid vervangen door - ik zou willen zeggen - Naastenliefde. Dus een hartelijke verhouding met onderlinge samenwerking tussen allen die daar leven, maar gelijktijdig al weer: lering tot het doel maken van dit samenleven. Dus in deze tweede afdeling kunt U dan zeggen, dat de samenleving niet meer gericht is op directe voldoening van het ik, maar in de eerste plaats op bewustwording van het ik. In de derde sfeer wordt de bewustwording hoofdzaak en alle arbeid, die wordt verricht, is onderdanig aan deze behoefte tot bewustzijn. Ja, dan komen we in sferen, die voor U misschien nog moeilijker te begrijpen zijn, sferen, die geen vorm meer kennen. Maar zoals muziek voor U een landschap kan tekenen, zo kan een gevoel voor een geest hetzelfde doen. Het gevoel kan even fijn gevarieerd zijn als muziek en misschien nog beter, nog juister scanderend, wat leeft in bepaalde zielen, wat leeft in de kosmos. Om daaraan uiting te geven, krijgen wij dan een uitwisseling, die wij noemen: klank, of muziek. Zij is dit in feite niet. Alle werelden van de geest zijn stil: d.w.z. stoffelijk brengen zij geen geluid voort. Voor de stof zijn zij niet hoorbaar. Slechts de gedachtebeelden zijn wel hoorbaar. Slechts door middel van de gedachten kan men dan ook de wereld weer bereiken. Wanneer deze wereld met zijn klanken dus wederom verder is gegaan en in plaats van het nog steeds zoeken naar bewustzijn in het bewust leven gaat treden, dan krijgen we de werelden met lichtere sferen, met licht. Wij zeggen "licht" omdat - ofschoon de schakeringen zeker even veelvuldig en even schoon zijn als in het voorgaande gebied - de geest hier geen behoefte meer heeft aan de gevormde gedachte. Zij geeft de gevoelsinhoud weer. En de gevoelsinhoud zelve is a.h.w. een stemming, die je wekt in anderen. Een groot verschil dus met de vorige, waar wel degelijk nog gedachten werden uitgedrukt. Hier wordt a.h.w. een gevoel, een toestand uitgedrukt. Door deze uitdrukking is hier een grotere eenheid mogelijk. Ook hier vinden wij verschillende trappen, waarbij we in het begin ons specialiseren op bepaalde emoties, die dus ons bijzonder aantrekken, maar naarmate wij verdergaan meer all-round de emoties van anderen gaan begrijpen. Komen wij hierboven, dan is de schakering ook weggevallen. Want het doel van het streven is dan niet meer met enkelen of een groep één te zijn, maar één te zijn met de kosmos. Wij spreken daarom daar van éénkleurig licht. Het is het aanvoelen, neen, het méévoelen in de kosmos. Vanuit al deze sferen echter kan nog gewerkt worden in lager gelegen gebieden. En dit wordt gedaan, omdat men voortdurend eigen gevoelsinhoud - vooral in de hogere sferenwil toetsen aan een werkelijkheid, die men eens heeft gekend. Door het vergelijken van eigen toestanden kan men n.l. komen tot een juiste waardering van het eigen wezen. En dit is een noodzaak, wil men vanuit de wereld, waarin slechts één licht bestaat, zijn eigen richting verder kiezen, zijn laatste binding met anderen opofferen en daarvoor in de plaats ervaren de 10
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 2: 1956-1957 - cursus 2 – Geestelijke ontwikkeling Les 2 – Het leven in de sferen éénmalige en - is ze tot stand gebracht - de eeuwige binding met het Hogere, dat het persoonlijk contact begint uit te sluiten. Vanuit deze laatste sfeer zien wij geen werkers meer, die tot andere sferen, of tot de aarde afdalen. Wel stellen zij soms uitverkorenen, die in harmonie zijn met hen, in staat hun ervaren of hun gevoel - hoe moet ik dat zeggen - met hen te delen. De gebieden daarboven onttrekken zich aan elke redelijke beschrijving, maar ik geloof U hier in het begin althans duidelijk te hebben gemaakt, dat het leven in de sferen direct afhankelijk is van eigen bewustzijnstoestand. Dat het eigen bewustzijn voortdurend bepalend blijft voor al, maar werkelijk ook al, wat beleefd wordt, voor alle vormgeving van elke wereld, die men binnen de geest zal menen te ontdekken Naast de sferen, die een vergroting van bewustzijn betekenen, bestaan er echter ook sferen, die een vernauwing van bewustzijn betekenen. Wanneer men in de nevelsfeer komt – zoals ik U reeds zei - is dit het punt, waarop voor een ieder de geestelijke ontwikkeling begint. Dan kan ik deze grauwheid zozeer verwerpen, dat ik verkies te dromen i.p.v. te leven. Ik sluit mij van de buitenwereld af en ik ben slechts bereid om contact op te nemen met iemand, die met mij mee droomt. Maar mijn droom is egoïstisch en die van anderen zal noodzakelijkerwijze ook egoïstisch zijn. Wanneer twee egoïsten moeten samenwerken, zal het resultaat nooit goed zijn. Want hun belangenstrijd tegen elkaar zal de volmaaktheid van hun gezamenlijk bereiken altijd verhinderen. Het is dan ook begrijpelijk, dat de sferen, die gevormd worden onmiddellijk onder de nevelsfeer, plaatsen zijn, die de aarde reproduceren, het stoffelijk leven reproduceren, maar met minder schoonheid. Want waar een ieder tracht in de eerste plaats zichzelf te bevredigen, zichzelf datgene te geven, wat hij belangrijk vindt - ook ten koste van anderen zal een voortdurende strijd elke werkelijke schoonheid en perfectie uit deze werelden wegnemen. Het is verder wel zeker, dat deze werelden soms aan plotselinge veranderingen onderhevig zijn. Zij doen ons denken aan inrichtingen, waar krankzinnigen worden verpleegd of zenuwzieken. Er zijn zeker in deze eerste lage sfeer ook ogenblikken van vrede. Ogenblikken, dat je zou zeggen: Nu wordt het normaal menselijk leven gereproduceerd met zijn zon, met zijn regen, kortom met alles, wat er bij hoort. Maar die rust is bedrieglijk. Want dan steekt de storm op en dan wordt plotseling de rust tot een strijdtoneel. Dan tracht een ieder, die rust te beleven, zoals hij dat belieft. De een wil regen, de ander zon. De een wil schaduw, de ander een kale vlakte. De een wil zee, de ander bos. En al die aspecten van gedachten lopen door elkaar. Ik weet niet, of U wel eens hebt geprobeerd om gelijktijdig te luisteren naar een radio, naar iemand, die bij U in de buurt spreekt, naar een telefoon, om ondertussen nog Uw gedachten op papier te zetten met pen of schrijfmachine. Wanneer U die proef neemt, dan zult U merken, hoe gevaarlijk dit is. Want U kunt die waarden niet meer gescheiden houden. U tikt niet meer wat Uw gedachte is, maar wat tot U gezegd wordt. En in de telefoon geeft U antwoord op hetgeen de radio zo-even beweerde. Een dergelijke verwarring is in deze sferen het Om deze sferen te helpen - dat hoort ook bij het leven in de sferen - dalen geesten, vooral uit het tweede en derde gebied van Zomerland, maar ook soms hogeren, af tot in deze werelden. Zij accepteren die, dat is noodzakelijk. Je kunt geen enkele sfeer binnendringen, tenzij je eerst bereid bent die sfeer te accepteren volgens haar eigen waardering, volgens de waardering van allen, die haar gezamenlijk hebben opgebouwd. Maar de innerlijke zekerheid, die men in deze lagere sferen niet bezit, is de kern van het wezen van een ieder, die in het licht leeft. Hierdoor bestaat een zekere veiligheid, een zekerheid tegenover mogelijke kwaadwillendheid, een onaantastbaar zijn voor wat ik het vuil en het slijk zou willen noemen van deze toestand. Aan de andere kant voldoende eenheid door de aanvaarding, om vanuit eigen zekerheid anderen te bereiken, te overtuigen misschien. Bij lagere sferen wordt het steeds moeilijker. Want in deze eerste sfeer - en vooral in het bovenste deel daarvan – vonden wij nog gemeenschap. Die gemeenschap wordt weliswaar beperkter, treuriger en somberder, naarmate wij ons verder verwijderen van het vrije bewustzijn omtrent de waarheid, maar ze blijft nog bestaan. De daaronder liggende sfeer kent dit niet meer. Hier is het weten zozeer in zichzelf besloten, dat - ofschoon degenen, die op gelijk bewustzijnspeil leven, voor ons als groepen kenbaar zijn elk van hen zichzelf eenzaam 11
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 2: 1956-1957 - cursus 2 – Geestelijke ontwikkeling Les 2 – Het leven in de sferen waant. Hier krijgen we de repeterende gedachtebeelden: het voortdurend ondergaan van een bepaald lijden, het voortdurend bijna volbrengen van een bepaalde taak, enz.. Geen van deze wezens realiseert zich, dat deze taak slechts door het ik wordt opgelegd aan het ik. Geen van hen begrijpt, dat de waarden, die zij rond zich menen te kunnen vergaren, slechts waarde kunnen hebben voor dat ik. Dat ze slechts geschapen worden door de gedachte. In het begin doet een dergelijke sfeer - dus het dichtst bij het licht gelegen - ons nog denken aan een mens, die bezig is in een vertrek met een zekere bezigheid en deze tot vervelens toe moet herhalen. Naarmate wij dieper komen, valt de vorm meer en meer weg. Er is geen sprake meer van iets menselijks in de vormgedachte, het wordt een soort afzichtelijk, amorf monster, dat nu eens deze dan gene vorm aanneemt en dat voortdurend streeft naar het volbrengen van een menselijke taak, die niet meer te volbrengen is. Daaronder kennen wij het gebied, dat - geloof ik,- de hel wel het dichtst nabij komt. Hierbij wordt de omgeving uiteindelijk verloochend en tracht men het ik te loochenen. Maar elke poging om het ik te loochenen betekent natuurlijk een versterking van je denken omtrent jezelf. De wereld verloochenen kun je. Daar kan je je voor afsluiten. Maar nooit voor jezelf. Vandaar dat hier eerder moet worden gesproken van giftige dampen - denkt U maar eens aan zwavelwolken -, dus iets, wat onsmakelijk van kleur en geur is, dat voortdurend door elkaar draait en ademt, zonder ooit een werkelijke vorm te bereiken of zich volledig op te lossen in de, omgeving. Hiermee heb ik dan ook de duistere sferen gekarakteriseerd. Het leven van de geest is echter - onverschillig in welke sfeer, dus in welke bewustzijnstoestand ze zich bevindt - steeds terug te brengen tot haar eenheid (enkele of meerdere malen) met de stof. Daar ligt haar vlak van referentie. Vanuit deze basis bouwt zij haar bewustzijn op. Het is dus logisch, dat alle aspecten, die wij in de menselijke psyche vinden als mogelijkheid of als werkelijkheid tijdens een leven op aarde, zich op dezelfde of zelfs sterkere wijze in de geest kunnen uiten. De geest kan evenzeer ziek, vrolijk, blij, droevig, waanzinnig zijn, als een mens op aarde dat kan zijn. Een geest kan evenzeer trachten zelfmoord te plegen als een mens. Een geest kan ook even gelukkig zijn als een mens. En deze parallel met de menselijke wereld maakt het leven in de sferen toch ook voor de mens buitengewoon belangrijk. Want indien er een parallel is, maar bovendien het stoffelijk leven voor de geest als bron geldt van eigen toestand, dan zal de innerlijke houding tegenover eigen toestand zich voortdurend weerspiegelen bij elk contact, dat men bereiken kan met een stoffelijke wereld. Anders gezegd: een ieder, die leeft in een wereld van onrust of haat, zal - indien hij contact kan krijgen met de aarde - daar ook onrust en onvrede zaaien. Degene, die in haat en beperking leeft, zal trachten deze beperking algemeen te maken voor de aarde. Degene, die tracht zichzelf te vernietigen, zal ook trachten de aarde te vernietigen. Dat wat de slechte sferen betreft. Bij de hogere sferen zal natuurlijk ieder steeds trachten de aarde – de bakermat van het eigen bewustzijn - op te trekken tot het peil van het eigen bewustzijn. We zijn er zeker van dat men daarin nooit zal slagen. De verschillen tussen stof en geest zijn te groot en te daadwerkelijk, om hier te kunnen gaan spreken van een mogelijkheid zelfs. Maar .... wij kunnen te allen tijde toch in de stof werken. Wij vanuit de geest. En U kunt vanuit de stof te allen tijde in de geest werken. Wanneer U streeft op een geestelijk terrein, of uittreedt in een geestelijke sfeer, dan doet U uiteindelijk niet veel anders dan vooruit beleven, wat U later toch moet beleven. Wanneer wij teruggrijpen naar de stof en daarin handelen, dan is het alsof wij handelen om datgene te volbrengen, wat wij vroeger in ons aards bestaan niet konden volbrengen. Deze factoren moogt U niet vergeten. U vooruit, indien U geestelijk gaat werken: maar wij achteruit - dus ingrijpend in ons eigen verleden - wanneer wij werken op de wereld. Dit is zo belangrijk, omdat het U hierdoor mogelijk wordt het werk van de geest, de wijze, waarop het wordt gebracht, te waarderen volgens de juiste maatstaven. De geest volbrengt op aarde datgene, wat hij vroeger niet heeft kunnen volbrengen. De filosoof, die faalde op de wereld en in de geest een bewustwording krijgt, zal trachten zijn vroeger falen in de filosofie op aarde goed te maken. De arts, die niet kon genezen, zal op aarde gaan genezen, enz.. Het is een soort eeuwige wisselwerking. Deze wisselwerking kan nu de mens, die in de stof leeft, te stade komen, wanneer hijzelf vooruit wil streven en dus bewuster wil worden van geestelijke gaven en krachten. Dat is ook heel begrijpelijk, want de geest tracht datgene, wat zij thans weet, in haar eigen verleden vast te leggen in de stoffelijke 12
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 2: 1956-1957 - cursus 2 – Geestelijke ontwikkeling Les 2 – Het leven in de sferen wereld. Wanneer U streeft naar datzelfde, dus naar het opheffen van de wereld of van Uw eigen wezen tot de wereld van de geest, dan ontstaat er tussen U en die geest een eenheid. Deze eenheid is dan gebaseerd op geestelijke kwaliteiten, d.w.z. dat het zuiver bewustzijn hier meestal weinig mee te maken heeft, het onderbewustzijn iets, maar vooral de geestelijke kwaliteiten zeer veel. Omgekeerd kunnen we zeggen, dat alles, wat in een kwade sfeer leeft en zich op aarde werpt om daar in te halen, wat men thans niet meer kan doen, zich zal richten tot de zuiver stoffelijke factoren. Dus is de geest voor U in de eerste plaats een stoffelijke leidsman, vraag U dan af: waarom. Zeg tegen Uzelf: Ziet, deze wil mij brengen tot het verbeteren van handelingen, die hijzelf vroeger fout heeft gesteld. Maar is de uiteindelijke strekking daarvan materieel, dan moet ik ook aannemen, dat deze geest nog slechts een materiële belangstelling kent. En dit is voor mij het bewijs, dat zij niet behoort tot de werkelijk lichte sferen. Begrijpt U? Gebruik maken van deze maatstaf zal ongetwijfeld U allen een werken met de geest, een streven dus in contact met andere werelden. vergemakkelijken. Want deze factoren komen altijd te voorschijn. De behoefte naar een stoffelijke verwerkelijking is voor de geest uit het halfduister of het duister de gespleten voet, die altijd wordt getoond, bewust of onbewust. De mooiste woorden blijken uiteindelijk te slaan op zuiver stoffelijke dingen. Is het omgekeerde het geval, dan kunt U aannemen, dat hier een hoger geestelijk doel wordt nagestreefd. Wij kunnen hier slechts één uitzondering maken: Wanneer de directe geesten van de chaos tot U spreken, dan is ook hun spreken geestelijk, want zij wensen een vernietiging van de stof evenzeer als een vernietiging van de geest. En indien de stof vernietigd wordt, zal de geest niet meer bewust kunnen worden. Denkt U aan hetgeen toegeschreven wordt aan de opstandige Lucifer in Genesis. Hij kan het niet aanvaarden, dat deze aarde een tuin is, waarin mensen wonen, die aan hem gelijk zijn. Zijn haat is niet in de eerste plaats tegen de mensen. De mensen zijn de oorzaak van zijn haat tegen de wereld. Dat hij de mens daarbij haat is secundair. Want de mens is als werktuig voor hem bruikbaar en zal dus niet onmiddellijk vernietigd worden. Maar zijn wereld, de materie, moet ten onder gaan. Daarom maakt ook de geest der duisternis zelve gebruik van bepaalde geestelijke factoren. Maar ook hier is weer een zeker middel, om te onderkennen, dat deze invloed werkzaam is. De geest uit het duister wenst een vernietiging. Deze vernietiging maakt het hem makkelijk alles te geven, waarvan hij weet, dat door de vervulling van de daaraan verbonden consequenties en voorwaarden, dit tenslotte toch te niet zal gaan. Een demonische geest uit het duister is guller dan de Schepper Zelve - in schijn -. Zij geeft rijkelijk aan goederen en aan vermogens. Zij geeft alles, wat U begeert, zonder daarvoor de eis te stellen, dat een geestelijke bewustwording wordt bereikt. Zij geeft U vele mooie woorden om Uw eigen stoffelijke fouten te verontschuldigen. Zij geeft U niet de waarheid, maar de schijnwaarheid, die het grote gevaar is voor alle mensen. Hiermee zou ik U allen willen verzoeken rekening te houden. U zult dan - wanneer U streeft naar het geestelijke - minder snel misleid worden door de invloed, die zegt: "Indien gij dit doet, zal ik U daarvoor de stoffelijke baten geven."
13
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 2: 1956-1957 - cursus 2 – Geestelijke ontwikkeling Les 3 – Werkzaamheden in en uit de geest
DERDE LES - WERKZAAMHEDEN IN EN UIT DE GEEST
De geest, levend in haar eigen wereld en sfeer, gedreven door haar eigen angsten, begeerten, door haar verlangens en haar bewustzijn, zoekt altijd weer naar een vergroting van haar eigen mogelijkheden. Dat deze feitelijk is gelegen in het vinden van een perfect innerlijk evenwicht moge al bekend zijn, het is voor ons practisch niet te realiseren. Daarom zal men in de sferen te allen tijd weer werkzaamheden beginnen, dus een taak op zich nemen. Met deze taak hoopt men dan voor het eigen ik de mogelijkheden te vergroten. In deze zin is men er ook van overtuigd - juist door deze werkzaamheden – het begeerde innerlijke punt van vrede te kunnen bereiken. Nu zal natuurlijk de wijze van uiting en van werkzaamheid zeer kunnen verschillen, waar het geestelijk peil van degene, die werkt, hier bepalend is. De lage sfeer en de lagere en laagste sferen werken natuurlijk ook. Met hun werkzaamheden wil ik vandaag beginnen om hierdoor duidelijk te maken, dat de beïnvloeding van deze wereld grotendeels door deze wereld zelf gewenst en verlangd wordt. Als U zich goed herinnert, wat ik in de vorige les heb gezegd, n.l. dat er een voortdurende zee is van haat en angst, van begeerte en frustratie, dan is het begrijpelijk dat de geest, die in het duister vertoeft, elke gelegenheid zal aangrijpen om althans iets van haar ongeluk af te reageren. De werkzaamheden, die de geest uit de duisternis op aarde verricht, zijn dus in de eerste plaats een bevrediging van de in het ik levende verlangens. En al is die bevrediging nog zo klein, al is het ontvluchten aan de angst ook nog zo kort, nog zo gering, voor deze geest heeft dit grote betekenis. Zij richt zich daarbij op die gebieden, die voor haar bereikbaar zijn, d.w.z. de gebieden, waarmee zij zelve geestelijk onmiddellijk verwant is. De geest uit de lagere sfeer wordt dus door de begeerten van anderen te stimuleren en door haar eigen gedachtegang, haar eigen verlangen zoveel mogelijk aan anderen op te leggen, gedreven. Indien haar dit niet gelukt, wil ze ook wel een ander spel spelen. Ze tracht dan de eigen wroeging en angst op een ander over te brengen, om in het lijden van deze ander voor zichzelf een verlichting van lijden te ervaren. Voor de mens die op aarde leeft, is het dus wel zeer belangrijk te begrijpen De geest uit de duisternis werkt niet slechts op Uw begeerten, Uw hartstochten en gevoelens, maar ook op hetgeen gij Uw geweten noemt. Zij zal U altijd benaderen vanuit Uw eigen zwakke punt, mits zij daarmede verwant is. Is er geen enkel punt, waarop gij zo laag staat als een geest uit deze sfeer, dan zal zij U niet kunnen beroeren en benaderen. Gebrek aan beheersing, lichamelijk en geestelijk, maakt U vatbaar voor invloeden, die gij anders van U af zoudt kunnen werpen. Gij zult U deze invloeden niet snel realiseren, maar indien gij ze U realiseert, zult ge begrijpen, hoe Uw gehele eigen leefwijze hierdoor wordt gedrongen in een richting, die U in wezen vreemd is. Met deze punten heb ik getracht weer te geven, wat deze geest uit het duister dus doet. Zij werkt met U, maar kan zich - waar zij zich op eigen begeerten en angsten blijft richten - niet door deze werkzaamheden bevrijden. Ge kunt dus voor de geest in een duistere sfeer niets doen door toe te geven aan hetgeen zij U verzoekt te doen. Wel kunt gij trachten de invloeden, die gij ondergaat, bewust om te buigen ten goede. Hier kan n.l. een vergroting van lijden voor de geest uit het duister uit voortkomen, maar gelijktijdig een begrip omtrent de mogelijkheid eigen lijden te verkleinen. Komen wij in de wat minder duistere sferen, in het land van nevel, van onbegrip, dan vinden we ook daar de arbeid. Maar niet als een bewuste taak. In de duisterste sferen vinden we dat wel. Ook in de lichtere sferen. Maar in dit nevelachtig terrein weet niemand eigenlijk, wat hij precies wil doen. Vandaar dat op dit terrein de geesten ronddwalen die terloops doorkomen op kruis en bord, haast onwillekeurig bezit nemen van iemand, die mediamiek is, geesten die trachten goede raad te geven, maar eigenlijk niet veel anders doen dan hun eigen ikje uiten. Omtrent deze geesten zouden we het volgende kunnen zeggen: 14
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 2: 1956-1957 - cursus 2 – Geestelijke ontwikkeling Les 3 – Werkzaamheden in en uit de geest De geest uit het Nevelland is geneigd al haar bekwaamheden te gebruiken om haar eigen wezen op de voorgrond te stellen. Zo zal zij voorspellingen doen, mededelingen geven, enz. in de hoop hierdoor de aandacht van de aardmens sterk te boeien. De betrouwbaarheid daarvan is niet altijd buiten twijfel. Ofschoon zij niet geneigd is kwaad te doen, zal de geest uit Nevelland door haar onbegrip voor stoffelijke, zowel als geestelijke waarden impulsen uitzenden, die de mens geestelijk beroerend, lichamelijk beïnvloedend op het verkeerde pad kunnen brengen. Wanneer deze beïnvloeding U treft en uzelf ten goede streeft en ook deze impuls ten goede weet te richten zult gij daardoor waarschijnlijk de bewoner van het Nevelland licht geven, zodat deze zich kan bevrijden. Ook hier weer een twijfelachtig werken, een twijfelachtige taak. Het werk zelf wordt zonder overleg gedaan, de resultaten zijn op een bevrediging van het ik gericht. Nu is een van de grootste punten in dit Nevelland, van de pijnlijkste ook, wel de eenzaamheid. Wanneer men daar vertoeft, is er zo nu en dan eens contact met gelijken, maar heel vaak toch een dwalen in een eeuwige nevel, zonder te weten, waar men heengaat. Een dergelijke geest zal zich vaak zeer getrokken voelen tot kleine kringen, die experimenteren, tot gevoelige personen, die de mogelijkheid tot uiting zouden kunnen scheppen. Haar werken wordt hier gestimuleerd door de beloning: een terugkeer tot het contact met mensen, een tijdelijk verdrijven van de nevelgedachte. Ik geloof, dat wij t.o.v. beide klassen mogen zeggen: Het is voor de mens goed, wanneer hij zich realiseert, dat deze invloeden bestaan. En het is zeer goed, wanneer deze mens ook bovendien zijn eigen weg blijft gaan, ongeacht de beïnvloeding, die hem - onverschillig van welke zijde – wordt gegeven. Nu komen we aan de lichtere sferen. In de lichtere sferen is er een bewustzijn omtrent een toekomstig doel: daarnaast een bewustzijn omtrent de noodzaak met anderen gezamenlijk dit doel toe te streven. Hoe lager de lichte sfeer is, hoe directer de benadering op de persoon zal zijn. Er is dus in de eerste plaats sprake van een persoonlijk samengaan in de lagere lichte sfeer. Hier krijgen wij het contact, dat in zijn hoogste vorm de persoonlijke leider toont. Even daarboven vinden we de leiding van groepen. Hier vinden we sprekers zoals wij, maar ook inspiratieve krachten, die - hetzij op wetenschappelijk of kunstzinnig gebied - trachten hun persoonlijkheid te uiten op een wijze, die dienstig is aan de geestelijke ontwikkeling van de mensheid. Over deze sferen zou ik het volgende willen noemen als zeer belangrijk: Geesten in deze sferen zijn zich niet van de volmaakte waarheid bewust. In het bezit van een groot gedeelte hunner vroegere persoonlijke eigenschappen zullen zij deze - of zij willen of niet - steeds op de voorgrond moeten plaatsen. Hoe meer zij het persoonlijk contact trachten te benaderen, hoe zekerder wij kunnen zijn, dat zij in de lagere lichte sfeer zijn. Naarmate de geest zich wendt tot een groter gebied, op minder persoonlijke wijze tracht de gehele wereld te beïnvloeden, kunnen wij ook aannemen, dat zij stamt uit hogere lichte gebieden. In al deze gevallen echter moet worden aangenomen dat zij óf stammen uit de vormenwereld (het z.g. Zomerland) dan wel uit de onmiddellijk daarop volgende lichte sferen Boven deze persoonlijkheden, die zich nog onmiddellijk tot de mens trachten te richten, vinden wij de invloeden, die manipuleren. Zij manipuleren de mensheid door het veranderen van condities, niet door het onmiddellijk beïnvloeden van de mens zelf. Men zou kunnen zeggen, dat deze geesten het decor wijzigen en trachten daardoor mede de handelingen van de mens te bepalen. Van hen kunnen wij zeggen, dat zij over het algemeen zowel in ruimte als tijd zeer goed bewust zijn en in staat zijn dus grotere perioden van bestaan te overzien. Hun streven wordt over het algemeen niet meer geleid - zeker niet in de hogere gebieden van de werkers door een zich richten op de persoonlijke belevingen van de mens. Zij zullen vaak en zonder enig aarzelen veel lijden veroorzaken op de wereld. Zij doen dit echter om daardoor de mensheid een nieuwe weg tót bewustwording te openen, waar volgens hun inzien de oude wegen óf niet voldoende zijn dan wel langzaam maar zeker zijn dichtgeslibd. Hierboven vinden wij de geesten, die zich niet meer met kleinere groeperingen of met delen van een omgeving bezighouden, maar alleen b.v. met een planeet. Deze zijn zeer belangrijk 15
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 2: 1956-1957 - cursus 2 – Geestelijke ontwikkeling Les 3 – Werkzaamheden in en uit de geest en zijn voor ons niet meer geheel te benaderen. We kennen hen wel, maar kunnen hen niet zo benaderen dat ik hieromtrent veel zou kunnen zeggen. De werkzaamheden, die de geest verricht zijn dus krachten, die voorvloeien uit haar eigen geaardheid, haar eigen wensen. Om deze nu echter te bepalen tegenover de wereld is het noodzakelijk te begrijpen, hoe het verband is tussen de wereld van de geest en de wereld van de stof. Dan vinden we in de eerste plaats, dat zeer veel dingen, die voor de werkelijk vrije geest onbelangrijk zijn, als mentale factoren in de mens en in de gebonden geest of duistere geest blijven voortbestaan. Vanuit het licht gezien, is het b.v. zeer onbelangrijk, hoe men paart en met wie, hoe men eet, drinkt, rookt of iets anders doet. Deze dingen op zichzelf zijn nietig en tellen niet. Wat wel telt, is de wijze, waarop men zelve dit beleeft. Dit beleven is de hoofdfactor. De wereld van de geest kiest dus een oplossing, die volgens haar eigen wezen bevredigend is. Dit houdt in, dat menige geest uit de lichte gebieden de mensheid zal aanzetten tot handelingen, die volgens de mensen eigenlijk verkeerd zijn. Hier is bij deze geest dan geen begrip meer voor de aardse waarderingen, of een zeer gebrekkig begrip ervan, en zij tracht haar eigen bewustzijnsnorm nu op aarde voor te leggen als normaal. Dit kan leiden tot conflicten. Maar - let wel - deze conflicten bestaan alleen dan, wanneer de mens zelf gebonden blijft door de wetten van zijn omgeving. (Wij mogen hier wel vermelden dat dit practisch altijd in meerdere of mindere mate het geval zal zijn.) De geest uit het duister daarentegen werkt met mentale waarderingen. Dat wil zeggen, de werkingen van die geest zijn gericht op Uw eigen verstandelijk gebied. Zo is de beïnvloeding door een geest uit het duister en beïnvloeding van het onderbewustzijn vaak vergezeld van een prikkeling van bepaalde zuiver stoffelijke waarden, die via het zenuwstelsel of het mentale gebied bereikt kunnen worden. Voor de geest echter, die uit het hogere licht stamt, is er geen sprake meer van een lichamelijke of zelfs mentale impuls. Zij kan niet meer komen tot een voorstellingswereld, die in overeenstemming is met wat men op aarde als aanvaardbaar, redelijk en goed ziet. Het resultaat is, dat het zuiver geestelijk contact vertaald moet worden door de mens zelf. Hoe hoger de geest dus, die U benadert, hoe meer Uzelf aansprakelijk zult zijn voor de interpretatie van de ontvangen tendensen. Hoe dichter de geest in het licht bij Uw eigen wereld staat, hoe zuiverder, hoe scherper haar conclusies U zullen toeschijnen. Want dan kan zij zich richten op Uw persoonlijk leven. Hoe meer de geest in het duister komt, hoe meer Uw begeerteleven tegen de rede in wordt gestimuleerd, en hoe meer U zich als slachtoffer zult gaan gevoelen van omstandigheden, die toch werkelijk buiten Uw macht liggen. Deze feiten doen ons vragen, waaruit dan de taak van de geest kan bestaan. De geest in het duister verricht voor zichzelf de volgende taken: Zij bevordert egoïsme, woede en roes. Egoïsme, omdat de daad van zelfbehoud, die in haar ogen de egoïstische daad toch altijd is, een bevrediging geeft, een idee van vergrote zekerheid. Zij zal de roes verkiezen, omdat de roes een verdoving betekent, waarbij de gevoelswereld losraakt van de werkelijkheid en zij haar eigen werkelijkheid kan ontvluchten. Over het algemeen is haar werk dan ook uit te drukken als: bevordering van dronkenschap, diefstal, het opwekken van woedevlagen. (Hierbij wordt dus de wraakimpuls of zelfs de impuls van zelfbestraffing tijdelijk op de wereld geuit.) Zij houdt zich verder bezig met het inspireren van bepaalde soorten kunst, het inspireren van wetgevingen, en kan zich in sommige gevallen zelfs richten tot een sterk dogmatisch denkend mens om deze zo te maken tot een soort Messias, een soort van demagoog op geestelijk terrein. Soortgelijke geesten nemen verder bezit van mensenlichamen, wanneer het mogelijk is en zijn zo de oorzaak van bezetenheid en waanzin in sommige gevallen, zijn ook de oorzaak van plotselinge ongelukken. Want hun eigen onvermogen om te reageren op zuiver stoffelijke waarden, zoals dat volgens de huidige normen noodzakelijk is, doet vaak hun poging tot inspireren en meeleven met de mens voor die mens zelf ontaarden in ongelukken b.v. in het verkeer. In het verkeer zal de reactie van een geest uit het duister anders zijn dan van een mens, die aan het moderne wegverkeer is gewend. Resultaat: onverwachte bewegingen, te trage of verkeerde reacties en het ongeval. De geest in Schaduwland of Nevelland zal heel vaak trachten haar eigen beroep voort te zetten. Wij vinden hier b.v. soldaten, die zich ook nu nog bezighouden met 16
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 2: 1956-1957 - cursus 2 – Geestelijke ontwikkeling Les 3 – Werkzaamheden in en uit de geest oorlogshandelingen, zich bezighouden met kazerneleven, kortom overal waar een autoritair optreden en een training om mensen te doden op de voorgrond komen. Haar bedoeling hiermee is haar eigen leven zoveel mogelijk voort te zetten, te continueren. Zij kan soms zeer nuttig zijn, waar zij ervaring geeft, die men zelf niet bezit in de strijd. Daar staat tegenover, dat zij vaak bewust strijd doet ontbranden, waar deze strijd voor haar de enige mogelijkheid tot zelfuiting is. Hierbij richt zij zich meestal tot autoritair denkenden. De geest van een medicus kan verder gaan met medische praktijken. Ze kan dus diagnoses stellen, zelfs trachten behandelend op te treden. De diagnoses zijn over het algemeen goed, de behandeling daarentegen is vaak minder goed. En dat laatste is weer begrijpelijk, want vanuit het geestelijke kan men de stoffelijke medicamenten niet meer op de juiste wijze voorschrijven en toedienen, noch hun gevolgen volkomen juist gadeslaan. Daarentegen heeft men nog niet de kracht verkregen om geestelijk werkzaam te zijn en geestelijk genezende krachten in te schakelen. Op dezelfde wijze kan vanuit dit gebied worden gepredikt, al of niet door middel van een medium, en kunnen zelfs kunstzinnige inspiraties worden gegeven. Eigenaardig genoeg blijft de technologie op dit gebied practisch buiten beschouwing. Vanuit Nevelland zullen we zelden of nooit technische reacties zien komen: inspiraties op dit gebied worden van daaruit dan ook normalerwijze niet verwacht. In de lagere lichte sferen bestaat een tweeledig arbeidsveld, dat door sommigen afwisselend, door anderen slechts als ’n veld met volledige inspanning daarop wordt verkozen. Het eerste veld, dat het meest verwant is aan deze sfeer is het zoeken en helpen van al degenen, die lager staan dan deze geest en die men door hen tot bewustzijn van het licht te brengen ook tevens kan brengen tot het delen van hun ervaringen en zo tot een mogelijkheid van bewustzijnsuitbreiding. Daarnaast ziet men een vermindering van invloeden, die schadelijk zijn, als gevolg van deze werking. Zeer velen houden zich hiermee bezig. Ze worden over het algemeen in een reeks van klassen ingedeeld, waarvan ik enkele hoofdklassen zal noemen. In de eerste plaats: de lichtbrengers, die onmiddellijk zelven als een licht verschijnen in bepaalde duistere sferen en zich daar kenbaar trachten te maken door middel van een verandering van de omgeving. Zij vagen de gedachtebeelden van degenen, die in eigen gedachten gevangen zijn, weg en geven daarvoor tijdelijk een impuls van schoonheid. Dezen dringen soms tot de allerdiepste sferen door en maken gebruik van alle bekende wijzen van uiting om dit licht te wekken. Daar horen o.a. bij muziek, schone voorstellingen, beroep op zekere begeerten, beroep op zekere goede zijden van een persoonlijkheid. Daarnaast en bijna gelijkwaardig daarmede vinden wij de z.g. zendelingen. Dezen gaan in de duistere sferen, en trachten contact te krijgen met een geest, die in zichzelf besloten is. Zij blijven een lange tijd in diens eigen omgeving zijn gezel en trachten tenslotte deze geest te bewegen de omgeving te verlaten en een nieuwe werkelijkheid te aanvaarden. Direct met hen verwant en vaak een soort van tweede beroep van deze zendelingen is dan ook het leiden van reddingsséances. Dan vinden we verder nog op dit gebied de z.g: verpleging. Die verpleging is natuurlijk een heel andere, dan U op aarde kent en kan het best worden omschreven als het scheppen van een volkomen harmonische sfeer rond een geest, die zwak is, angstig is en dergelijke. Natuurlijk zou ik hier ook mede moeten vermelden - ofschoon dit door practisch iedereen wordt gedaan - het afhalen van overgeganen, waarbij de geest dus bewust wordt gemaakt van zijn nieuwe omgeving en beschermd wordt in de tijd van introspectie, waarbij het vroeger leven wordt herbeschouwd. Werkzaam op de wereld, direct en dus zonder tussenpersoon, zijn de inspiratoren en de geleidegeesten. Degene, die inspireert, leidt het gedachteproces van de mens. Het is niet zo, dat volledig de gedachten van zo'n persoon in kwestie, van zo'n inspirator dus, worden afgedrukt in de stofmens, maar diens eigen gedachten worden op een zeer kunstige wijze zo gedirigeerd, dat het gewenste resultaat er het gevolg van zal zijn. De geleidegeest kent U ongetwijfeld allen. Ze houdt zich bezig met het helpen van de mens op aarde en dit helpen moet dan worden gezien als een voortdurend wijzen op consequenties van goede en kwade handelingen. Een geleidegeest, die werkelijk goed is, is dus een extensie van Uw eigen bewustzijn, waardoor U in staat bent - indien U dit althans wenst - Uw eigen handelingen en 17
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 2: 1956-1957 - cursus 2 – Geestelijke ontwikkeling Les 3 – Werkzaamheden in en uit de geest de consequenties daarvan scherper en duidelijker te beoordelen. Een middel wordt gebruikt door degenen, die de volgende takken van werk, van wetenschap - hoe moet ik dat zeggen gebruiken: degenen, die medisch ingrijpen. Zij, die dit doen als z.g. geestelijke doktoren, d.w.z. zuiver vanuit de geest trachten door het toezenden van kracht en het manipuleren daarmede binnen het lichaam wijzigingen te veroorzaken, werken door middel van een persoon, uit wie zij een zekere kracht kunnen putten. Soms kan dit vanuit de patiënt zelve geschieden. Wij kennen verder kunstzinnige inspiratoren en een dergelijke inspirator zal dus niet slechts gedachteprocessen leiden, maar gaat een graad verder. Wij krijgen een toestand van zeer lichte trance bij het sujet, dat dus gevoelig moet zijn voor deze beïnvloeding en het eigen denkproces wordt gedeeltelijk stilgelegd. Hierbij krijgen wij een automatisch schrijven, dat soms zelfs in de slaap wordt voortgezet. Op deze wijze wordt zowel muziek, als kunstwerk, literair werk vervaardigd. Op een dergelijke wijze kan men ook tekenen, schilderen, enz.. Deze inspiratoren zijn dus niet onmiddellijk uitbeeldende kunstenaars of scheppende kunstenaars zonder meer, maar zij geven hun eigen gedachte-inhoud zo volledig mogelijk weer en gebruiken daarbij als middel een persoonlijkheid, die zij gedeeltelijk uitschakelen, om daardoor zelf een zuiverder uitdrukking te vinden. Dan kennen we verder de sprekers, zoals wij zijn, dus degenen, die van een medium in meerdere of mindere mate in trance gebruik maken. In dit geval wordt de eigen persoonlijkheid terzijde gesteld en kan de tussenpersoon, dus de spreker zijn eigen wezen practisch geheel weergeven. Wij kennen op deze wijze ook kunstenaars, zodat ook andere arbeid als tekenen, schilderen, boetseren, musiceren onder deze bezieling tot stand kan worden gebracht. Dan kennen wij verder de inwijders, waarover ik weinig mag zeggen, aangezien hun taak een zuiver persoonlijke blijft. Zij benaderen diegenen, die een zeker inzicht verworven hebben en geven hun de middelen, in een zeer korte periode vaak, waarmee zij een lange tijd aan hun eigen ontwikkeling verder kunnen werken. Wij zouden kunnen zeggen, dat zij de wapens in handen geven aan de mens om zijn eigen geestelijke vooruitgang van het leven af te dwingen. Nu heb ik er zo verschillende genoemd uit deze gebieden, die nog betrekkelijk met de wereld verwant zijn. Dan krijgen we bijna gelijk daarmee en toch iets daarboven de groepsgeesten, dus geestelijke entiteiten, die - hetzij in een door een groep geschapen voertuig, hetzij onmiddellijk - een groep beïnvloeden en diens lot ten goede trachten te leiden. Met deze beïnvloeding wordt het bewustzijn zelve niet aangetast, maar over het algemeen wel een bepaalde behoefte geschapen, een grootste gemene deler, waardoor de groep als geheel in een zekere richting zal streven met een redelijke individuele vrijheid voor de delen, waaruit de gemeenschap is samengesteld. Daarboven vinden wij de geesten, die gehele rijken beheersen en de ontwikkeling van wezens in de hand hebben. Zij kunnen b.v. zoogdieren ontwikkelen tot een zeker peil, planten ontwikkelen, enz.. Daarboven krijgen we invloeden, die een gehele planeet beheersen, of een gehele ster. Hun taak is het scheppen van ontwikkelingsmogelijkheid gedurende een bepaalde tijd, waarbij zij, om de ontwikkeling zo eenvoudig mogelijk te maken, trachten hun eigen wezen mede uit te drukken in de planeet of ster, die zij beheersen. Daarboven liggen anderen, waarvan wij helaas niet veel weten. Ik heb U hiermee een overzicht gegeven van het werk, dat dus gebeurt door de geest. Sta me toe hieraan nog een opmerking, een kleine les toe te voegen. Elke mens wordt - of hij dit weet of niet, of hij dit verlangt of niet - voortdurend beïnvloed door krachten rond hem, die wij geest noemen. Deze krachten kunnen echter nooit de mens beïnvloeden, tenzij hijzelf medewerkt. Indien ge dus U beïnvloed voelt om bepaalde dingen te doen, die ge zelf afkeurt, zeg tegen Uzelf: "Ik wil niet." En deze wilsacte alleen zal U vaak zeer ver voeren. Het begin is echter zeer moeilijk. Dan verder: Ik neem aan, dat ge U voortdurend bezighoudt met de geest, de overgang, het leven hiernamaals en dergelijke. Onthoud echter, dat de invloeden van al deze gebieden door U kunnen worden aangetrokken, ook wanneer Uw gedachten een 18
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 2: 1956-1957 - cursus 2 – Geestelijke ontwikkeling Les 3 – Werkzaamheden in en uit de geest verkeerde kant uitgaan. Elke tendens, die in U bestaat – of dat er nu een van wanhoop of van geluk is - brengt contact met zekere krachten. En dezen zullen altijd weer trachten Uw zwakste punten aan te tasten of te benaderen, indien ze U kwaad wensen te doen. Dus tracht voor Uzelf vast te stellen, waar Uw werkelijk zwakke punten schuilen. Tracht deze te beheersen en ge zult wederom ontdekken, dat niet alleen Uw leven maar Uw gehele denken en bewustzijn een sterke verandering ondergaan. Aan een ieder, die séanceert, aan een ieder, die ooit zich bezighoudt met magie, zou ik nog het volgende willen zeggen: "Reinig Uzelf, voordat gij met een zitting of een magische procedure begint. Wanneer Uw gedachten onzuiver zijn, kunnen zij een stimulans verkrijgen, juist omdat deze bijeenkomsten een contactpunt vormen tussen twee werelden en hierdoor ook anderen van lagere sferen toegang geven. Zelfs wanneer de geest, die zo'n bijeenkomst leidt, voortdurend zal trachten deze geesten te weren, is het toch practisch onmogelijk, dat dit gedurende alle tijd gebeurt. Gedurende een seance, ja. Maar daarna op de huisgang, in de nacht, de dag daarop, kan het contact, dat op een seance werd verworven, werkzaam worden. Wanneer die contacten ten goede zijn, zijn ze natuurlijk begerenswaardig. Het is echter Uw taak te zorgen, dat U niet bij voorbaat harmonisch bent met kwade elementen.
19
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 2: 1956-1957 - cursus 2 – Geestelijke ontwikkeling Les 4 – De betekenis van materie voor de geest
VIERDE LES - DE BETEKENIS VAN MATERIE VOOR DE GEEST
Na onze beschouwingen over de magie, die geborgen ligt in de werking van de geest binnen een materiële omgeving, na ons ook bezig te hebben gehouden met de geestelijke krachten, die op de materie inwerken is het noodzakelijk, dat wij gaan begrijpen, hoe de geest de materie beschouwt, erkent en begrijpt. Dit vraagt in de eerste plaats een algemene definitie en omschrijving van materie als zodanig. Nu heeft eens een geestig scheikundige gezegd. "Materie, dat is een stelletje punten met een hoop ruimte er om heen, zodanig gegroepeerd dat het lijkt, of het iets is." En daar is zeker veel voor te voelen. Want alle materie, die voor U vast is, bestaat in zichzelf uit meer ruimte dan werkelijk vaste punten. Dat is punt 1. De beweging van deze punten door die ruimte geeft het materieel aspect aan en doet dus voor U de materie als vast en vormbaar optreed. Die vormbaarheid wordt weer bepaald door de vaste banen, waarin de kleinste deeltjes zich t.o.v. elkaar bewegen. Een mens is gewend om vaste stof te zien als iets, waar je niets aan kunt veranderen. Materie is materie en daarmee basta. Misschien, wanneer hij wat verder gaat, dat hij zich realiseert, dat je hout of een andere stof in elementen kunt ontleden en dat zelfs die elementen onder omstandigheden zouden kunnen overgaan in andere elementen. En verder komt de mens niet. Het beweeglijk aspect van alle materie ontgaat hem geheel. Waaraan zou dit te wijten zijn? In de eerste plaats natuurlijk aan zijn eigen waarnemingsvermogen, aan de wereld, waarin hij leeft. Want wanneer de mens in de materie leeft is dit voor hem zijn thuis. En elke instabiliteit van dat thuis is iets dat hij met hartstocht van zich afwerpt. Hij houdt er niet van om te denken, dat hij in een beweeglijke wereld zit. De vastheid, die tevens geen belang betekent, is voor hem zozeer van belang, dat zelfs als een onbewust erkennen van de betrekkelijk vluchtige eigenschappen, die in alle materie verborgen zitten, zou oprijzen, hij dit nog zou verwerpen. Menselijk gezien wordt de vastheid der materie bepaald door de mate van beweging der verschillende kleinste delen t.o.v. elkaar. Wordt de vastheid iets minder, dan krijgt U te maken met een amorfe stof, een vloeistof of uiteindelijk misschien met een gas. Dan is het de verdeling van de grotere deeltjes - de moleculen - in de ruimte, die dit aanzie voor U bepaalt. Nu weten wij uit ervaring, wanneer wij op aarde leven, dat stoffen onder de invloed van temperatuur kunnen veranderen. Water kan tot ijs worden, maar ook tot waterdamp. Breng ik water in beroering met elektriciteit, dan ontleed ik het in twee gassen. Kortom, de onderlinge beweeglijkheid der kleinste delen is – zelfs in menselijke zin - variabel. Verbindingen met zuurstof veroorzaken verbranding, een verandering in hardheid, soms ook vorm, kwaliteit en geaardheid, die ook voor de mens zichtbaar is. Hoe kan deze mens zich nu voorstellen, wat materie betekent voor een geest? Want de geest afgestemd op veel hogere frequenties in zij waarneming dan de mens - ziet bewegingen, die voor de mens niet kenbaar zijn. Wat meer is, de vaste materie, die voor de mens een thuis vormt voor hem dus noodzakelijkerwijze vast moet zijn (hij kan zich zijn omgeving niet anders indenken), mag voor de geest heel rustig voortdurend wisselend zijn. Ze mag vol van beweging en verandering zijn. Want voor de geest is dit slechts een fenomeen, dat hij waarneemt. Hoe veranderlijker de waarden voor een mens worden, hoe minder deze mens zich thuis gevoelt, maar ook hoe minder hij tot een absoluut kennen en erkennen kan overgaan. Wanneer men naar wolken kijkt, ziet men daarin een ogenblik b.v. een mensenkop, die verandert in een draak, de draak in een paard, en tenslotte blijft er een vormloze vlek aan de hemel. Nu zou de mens kunnen zeggen: "Mijn hele wereld is zo." Maar hij ziet ook nog in de tijd de voorkomende veranderingen zo langzaam, dat hij van vaste veranderingen spreekt. Een vaste verandering is b.v. die van een boom, die in zijn levensverschijnselen van kaal tot met knop, bloesem, blad, vrucht en weer kaalheid gaat. Elk van deze vormen is voor de mens een afzonderlijke. Zij vertegenwoordigt een periode, een fase, in zijn beleven. De mens is niet in 20
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 2: 1956-1957 - cursus 2 – Geestelijke ontwikkeling Les 4 – De betekenis van materie voor de geest staat om een snelle voorbijganger of een samenvallen van al deze factoren ook maar als mogelijk te zien. Vanuit ons standpunt, het geestelijk standpunt, is dat betrekkelijk dwaas. Zeker, wij kennen de geaardheid der materie zeer goed. Waarschijnlijk beter dan de meeste mensen. Wij zijn er toe gekomen de materie te ontleden tot de wervelende kracht, waaruit ze oorspronkelijk tot stand kwam. Wij weten meer dan de mens omtrent de krachtvelden en verhoudingen, die door de ultrasnelle wervelingen, in de kleinste delen geschapen, uiteindelijk banen van kleinere delen, ook de wervelingsnelheid daarvan en hun eigenlijke potentie of lading t.o.v. de omgeving betekenen. Wij kennen dit alles, de mens niet. En dit betekent, dat het voor mij zeer moeilijk zal zijn U duidelijk te maken, hoe de materie vanuit de geest ervaren wordt. Om U enig inzicht te geven in de wijze, waarop wij de materie aanvaarden zal ik - ook al valt mij dit zwaar - trachten te ontleden, hoe ik materie zie, hoe ik mij daarin gevoel en hoe zij voor mijn waarnemingsvermogen zich voordoet. Ik moet hierbij er wel op wijzen dat ik hier vanuit mijn persoonlijke ervaring ga spreken. Dit houdt dus in, dat voor andere sferen en toestanden wijzigingen op dit grondschema mogelijk en zelfs zeer waarschijnlijk zijn. Maar toch meen ik aan de hand van mijn eigen ervaring een voldoende beeld te kunnen geven, om U de instelling van de geest tegenover de stof duidelijk te maken. In de eerste plaats: Wij zien de materie als een enorme beweeglijkheid. Uit deze beweeglijkheid ontstaat - wat U zoudt noemen - licht of straling. Het zijn partikels - zo klein, dat ze door U meestal niet gekend of gemeten kunnen worden - die in deze werking voortdurend loskomen. Een elektron lost zich op. Een proton verandert in een neutron. Er zijn veel van die dingen, die op het ogenblik aan de wetenschap nog niet bekend zijn, die voor ons voortdurend redelijk blijven. En daarbij komen dan deeltjes kracht vrij. Wij zien hoe de verandering, b.v. in een atoom, waarbij één of meerdere elektronen vrijkomen, waardoor een verstoring van evenwicht ontstaat, van zeer wankel evenwicht, ook weer het vrijkomen van zekere krachten teweeg brengt. Maar wat wij zien is eigenlijk niet het deeltje zelf. Wanneer ik voor mijzelf moet spreken: die deeltjes ontgaan mij: ik zie alleen, wat zij voortbrengen, wat er uit is voortgekomen. En dit zie ik dan als een reeks van stralingen, die niet zo veel verschillen van hetgeen U b.v. ziet, wanneer licht breekt in een wolk en U zo een regenboogeffect krijgt. Dit regenboogeffect is voor mij bijzonder betekenend. Want in de verschillende kleuren lees ik frequenties af. En frequenties zijn eigenschapbepalend. Ook bij U. Maar dat weet U nog niet. Zo ontstaat een wereld, die een mens waarschijnlijk waanzinnig zou maken. Al zou een schilder ook nog zo futuristisch, zo irreëel, zo abstract mogelijk denken, hij zou niet in staat zijn de warreling van kleuren te scheppen, die voor ons elk ogenblik, dat we de materie waarnemen, opdoemt. Daarbij komt, dat in deze materie voortdurend levende stromingen. zijn. Neem b.v. Uw eigen bestaan. Bij U is er niet alleen sprake van materie met haar eigen werkingen, maar bovendien nog van een geestelijk veld, daaraan opgelegd, waardoor die stromingen in een zekere richting worden gedwongen. Daar komt verder nog een voortdurende wisselwerking bij, die men leven noemt, en die daarmede ook al weer een grote reeks van vaste kleurlijnen schept. Stel U een geest, die een mens waarneemt, maar voor als een onderzoeker met een spectroscoop. Hij gaat na welke kleuren niet voorkomen. En uit de donkere banden in een mens krijgt hij een zuiver overzicht van diens gebreken. Vervolgens gaat hij na, welke kleurbanden meer dan normaal breed zijn. Deze geven aan, welke eigenschappen of kwaliteiten vanuit het materiële gezien - in deze mens wel degelijk tegenwoordig zijn. Dan wordt dit vergeleken met de geestelijke uitstraling van die mens en komen we tot een heel redelijk beeld. Nu is de mens een leven met een geestelijke achtergrond. Maar hoe vager de band wordt tussen geest en materie, hoe scherper voor ons het onderscheid kenbaar wordt tussen de zuiver materiële eigenschap en de mogelijke geestelijke richting, die aan de wording van deze materie, aan haar beweging, wordt gegeven. Zo wordt voor ons eigenlijk de materie tot een soort van zeepbel, soms vol mooie kleuren, soms met een onaangename en hatelijke weerkaatsing, geboren voor een ogenblik, verdwijnend overgaande in iets anders, zonder enige kenbare reden. U zult begrijpen, dat een mens tegenover een zeepbel betrekkelijk weinig gehechtheid kan hebben. In de eerste plaats is het bestaan te kort, in de tweede plaats maakt de bewondering al gauw plaats voor de behoefte iets nieuws te zien, iets nieuws te ontdekken. 21
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 2: 1956-1957 - cursus 2 – Geestelijke ontwikkeling Les 4 – De betekenis van materie voor de geest Zo gaat het ons. Voor de materie en haar vormen hebben wij geen werkelijke genegenheid. Wat ons in de eerste plaats beroert, wanneer wij naar de materie toestreven, is dan ook het erkennen van onszelf in de geestelijke uitstralingen, die vormen opleggen aan de materie. Dit is zeer belangrijk. Wanneer U dit beseft, zult U misschien begrijpen, waarom veel van hetgeen voor U vreemd of onaanvaardbaar is, voor de geest volledig onbelangrijk, ja, eigenlijk tot het uiterste onbetekenend is. Een ongeluk, dat U lichamelijk leed toebrengt, kan voor U zeer onaangenaam zijn. Voor de geest zal het niet veel anders kunnen betekenen dan een verstoring in het patroon, dat op zichzelf al onbelangrijk is, met daarnaast een geestelijke reactie, die - door de verwantschap met ons eigen wezen – de eigenlijke belangrijke factor wordt in de waarneming. Zo sta je dan ook tegenover de stof heel anders, dan een mens ooit kan. Zonder enige binding en gehechtheid. Eerder met de koele, nuchtere interpretatie van iemand, die experimenteert. Nu moet U niet denken, dat de materie ons doet denken aan een marionettenspel, waarbij je zelf de poppen hanteert. Want deze poppen hebben een eigen leven, en het leven van die poppen is belangrijk. Verder ontdekt de geest natuurlijk geestelijke achtergronden ook, waar deze voor de mens niet of bijna niet kenbaar zijn. In dode stof voor U dus materie, waarin je kunt hakken, waarmee je kunt knutselen naar hartelust, want er zit toch geen leven in, leven soms entiteiten - voor ons kenbaar en waarneembaar -, die meewerken in de vormingen en vervormingen, die binnen alle materie nu eenmaal voortdurend plaats vinden. En zij zijn voor ons het belangrijke. Zo lééft voor ons veel meer van de materie dan voor U. Daarentegen is de vorm van de materie op zichzelf onbelangrijk en de vastheid, die de mens er aan toekent, is zeker niet iets, wat voor ons van belang kan zijn. Integendeel, wanneer wij vastheid zien in de materie, nemen wij haast aan, dat er bij ons een gebrek in de waarneming bestaat. Want voor ons is de hele wereld, het ganse heelal, één voortdurende activiteit, een voortdurende wisseling van elementen binnen tijd en ruimte. Nu zult U zich gaan afvragen. Waarom werken dan al die geesten, waarover U een vorige keer hebt gesproken, nu juist in de materie, wanneer deze zo weinig interesse biedt? In de eerste plaats zou ik willen wijzen teruggrijpend op mijn vroeger voorbeeld - op het genoegen, dat b.v. een kind kan hebben in het blazen van zeepbellen. En hoe zelfs wijzere en oudere mensen zich vaak bezighouden met de problemen van oppervlaktespanning, waardoor een niets, een onbetekenendheid, tijdelijk schoonheid verwerft. Zo gaan ook wij in de materie vaak aan het spelen. En ons spelen is gelijktijdig leren. Het is iets, dat je terzijde zet, wanneer je het niet meer nodig hebt. Want per slot van rekening, wanneer ik in de materie gewerkt heb met dit lichaam, dan interesseert dit lichaam mij toch verder niet meer. Ik heb het zeker niet nodig om me te bewegen, want dit kan ik zonder dat veel beter. Ik heb het ook niet nodig om werk te verrichten, want wat er aan werkelijke werkzaamheden bestaat, doe ik met mijn gedachten - dus als bewustzijn -, en niet met uiterlijke activiteit. De interesse, die ik in het lichaam zou kunnen hebben, is eventueel een volgend gebruik. Dan vergelijk ik het weer bij een mens. U heeft papier. Papier is op zichzelf iets, dat je makkelijk kunt weggooien, want het is niet belangrijk. Maar als er op dat papier iets geschreven staat, dat wel belangrijk is, dan, zult U het bewaren en soms zelfs in een kluis bergen. Zo gaat het met ons, wanneer wij werken met bepaalde delen der materie. Datgene, wat voor ons belangrijk is, om wat het voor ons betekent door zijn inhoud - niet vanwege zijn stoffelijke kwaliteiten - wordt door ons vaak beschermd. Soms - dat geef ik toe – heel zelfzuchtig. Naarmate ik meer spreek over dit onderwerp, word ik mij bewust van de grote moeilijkheid om U duidelijk te maken, dat wij niet harteloze experimentatoren zijn, die in Uw wereldje nu wat spelen: en dat we toch geen belangstelling hebben voor wat U zo belangrijk noemt. Het gaat ons om de essence van de dingen. Een essence, die kan liggen in een reeks van gedachten die er uit ontwaken. Zo kan b.v. een kathedraal voor ons belangrijk worden. Deze grootse kerk toont ons niets van haar artistieke schoonheid. Maar zij is doordesemd van een gedachtesfeer, die voor ons de plaats inneemt van alle schilder- en beeldhouwwerken, van alle schone architectonische lijnen. Een eenvoudig huis met gewone mensen, waaraan U voorbijgaat kan voor ons soms tot een tempel van wijsheid of een school worden. Het gaat om de inhouden der dingen. En die inhouden zijn zozeer belangrijk voor alle geest, dat alle geest zich zal beijveren de voorwaarden, waaronder ze ontstaan, te helpen handhaven. 22
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 2: 1956-1957 - cursus 2 – Geestelijke ontwikkeling Les 4 – De betekenis van materie voor de geest En nu weer terug naar onze materie. Want we moeten die eigenschappen der materie nog verder weten te bepalen. Ik had het over snelheid, snelheid van kleinste delen. Snelheid van kleinste delen betekent een meting van hun beweging in tijd en niet slechts in ruimte. Nu zijn tijd en ruimte voor ons juist factoren geworden van nul en generlei waarde. Tijd is ons persoonlijk beleven. Hij ontstaat binnen onszelven en wordt door onszelf afgedrukt op de wereld rond ons. Ruimte is alleen maar een uitbreiden van je bewustzijn, dus het totaal van bestaande gedachtebeelden en krachten, die je omvatten kunt binnen je eigen kennen en weten. Zo zult U begrijpen, dat wanneer ik spreek over die kleinste delen in een voortdurende beweging, dit eigenlijk tot op zekere hoogte een fictie is. Ik zeg "tot op zekere hoogte." Want wij kunnen immers, wanneer wij willen, door ons eigen beschouwen synchroon te stellen in beleven met de snelheid van de kleinste delen deze tot stilstand brengen. Dan is er voor ons geen wijziging meer. Dan zien we de meest wonderlijke patronen van kleine punten, die zich voordoen als licht. Omgekeerd kunnen wij ook deze beweging zozeer versnellen, dat ze U als een fantastische warreling van vervloeiende vormen voor komt, terwijl voor ons eigenlijk alleen maar een nieuwe essence van vastheid wordt gewonnen. En deze vastheid is dan zo groot, dat vormen ontstaan, materiële vormen, die voor ons volledig waarneembaar zijn. Maar het zijn geen vormen, die U kunt kennen, waar zij zich uitstrekken over voor U geldende perioden van honderd, duizenden, ja, miljoenen jaren. Om vaste punten van aanraking met de stof te vinden, maken wij van deze tijd en ruimtelijke factoren vaak gebruik. Dan doen we zo: Wij versnellen voor onszelf tijdelijk het ervaren van alles, wat er op aarde gebeurt. Dan blijkt ons daaruit, dat bepaalde punten vast blijven bestaan, andere daarentegen een voortdurende werveling worden, zoals het golven van een zee. Brekende golven met steeds verschillende vorm en toch een zekere gelijkheid van vlak en niveau. Wat er boven uitsteekt zijn dan waarden, die op aarde buitengewoon belangrijk zijn, ofwel buitengewoon onbelangrijk. Buitengewoon onbelangrijk, wanneer het materie is, welker levensprocessen nog zozeer zwak zijn zozeer onbewust, dat het beleven zelfs trager gaat dan ons overzien van de tijd. Dat wil zeggen, dat wat voor ons een moment van waarneming is en voor U honderdduizend jaar, misschien nog geen seconde is voor hetgeen leeft binnen die materie. Aan de andere kant zijn er sommige vormen, die zozeer doordrenkt worden van bewustzijnswaarden, dat zij blijven bestaan. Om een voorbeeld te noemen: Het beeld van Jezus bestaat op het ogenblik in vaste vormen bijna 1200 jaar. Daarvoor was het variabel in de opbouw, de laatste tijd zou het langzaam maar zeker weer gaan leven, dus gaan veranderen. Daar tussen is de voorstelling zeer star. Deze vaste punten zijn voor ons dan heel vaak ook meteen beelden. Niet één beeld, maar misschien duizenden beelden, die op elkaar gelijke en die - waar daaraan dezelfde gedachtesfeer kleeft - voor ons tot eenheid worden. Op deze manier krijgt dus de materie in de ruimte een geheel andere functie dan bij een mens moeilijk is. De ruimtelijke functie van materie, gezien in de geest, kunnen we dan ook zo uitdrukken. Haar plaatsing is gelijk aan de eigenschap, die zij uit. Haar kwaliteiten zijn voor ons al evenzeer vast, maar op een andere manier dan voor U. Wij zeggen: "De kwaliteit die in een materie schuilt, is inherent aan de verwerkelijkingswaarde, die zij in zich draagt." Dus het gaat ons niet om de vorm, die zij op het ogenblik heeft, maar de vormen, die ze als moge in zich bezit. Bijvoorbeeld. Een zaadje in een appel is voor ons gelijktijdig een appelboom, een appel, en een reeks van appelbomen. Om dan nog niet te spreken over schaduw, hout, enz.. Dit alles ligt in dit ene kleine punt besloten. En de mogelijkheid, die daarin schuilt, betekent dus - geestelijk gezien - haar belangrijkheid. De realiteit, die U stoffelijk dus ervaart in Uw materie, bestaat voor ons practisch niet. Ik kan daarop niet genoeg de nadruk leggen. Aannemende, dat de mens tegenover de materie bewust kan komen tot eenzelfde standpunt als de geest inneemt tegenover de materie krachten haar wezen, dan zou voor de mens een beheersing van vormen op deze wereld zeker mogelijk moeten zijn. Want de geest kan alleen door het uitoefenen van pressie juist die realisatie stimuleren als mogelijkheid binnen de materie, die voor haar belangrijk is. Al het andere valt weg en zou - mits een gelijklopen met de materiële tijd bereikt zou kunnen worden - ook stoffelijk vast kunnen worden uitgedrukt. De waarde, die de stof heeft voor de geest, moet vanuit geestelijk standpunt gezien afhankelijk worden gesteld van haar eigen bewustzijn. Hoe meer materie nog deel uitmaakt 23
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 2: 1956-1957 - cursus 2 – Geestelijke ontwikkeling Les 4 – De betekenis van materie voor de geest van de denkgewoonten, die ook in de geest kan bestaan, hoe meer de materiële vorm haar te zeggen heeft. Ook wanneer haar waarneming niet meer gelijk is aan Uw waarneming, is zij nog zozeer op gelijk tempo, in harmonie a.h.w. met de materiële vormenwereld en al, wat er uit voortvloeit, dat zij deze nog betrekkelijk juist kan interpreteren. Wanneer de geest hoger gaat, betekent voor haar een waarnemen van de materie in een ook voor stoffelijke mensen kenbare en aanvaardbare vorm een zeer sterk beperken van haar eigen vermogens. Hoe verder men dus gaat in geestelijk bereiken, hoe moeilijker het wordt om materieel te beleven en te denken. Dit houdt in, dat de allerhoogste geesten slechts door zeer diepe concentratie voor zeer korte tijd zover kunnen komen, dat zij materie als een mens kunnen zien en ervaren, ook wanneer dit nog steeds gebeuren moet vanuit een geestelijk standpunt. Hiermee hoop ik tevens een verklaring te hebben gegeven voor het feit, dat de hogere geesten zich zo weinig bezighouden met de kleinere verschijningsvormen in de stof. Want voor hen betekent een geestelijke stelregel stellen iets zeer normaals. Het is ook wel een concentratie, het is een werk. Maar dit werk volgt grote lijnen, is een verwerkelijking van kosmische principes, die over enorm lange tijden misschien verwerkelijkt worden ergens in de materie. Het streven daarnaar is voor de hoge geest zeer eenvoudig. Hier kan ze immers haar eigen wezen en ervaring met haar eigen bewustzijn buiten ruimte en tijd uiten, realiseren en terugbrengen tot een factor, die meewerkt ook in de vorming van een stoffelijk Al. Moet een dergelijke hoge geest echter b.v. tot één mens spreken, of zelfs door één mens tot meerdere mensen, dan betekent dit een uitschakelen van alle bekwaamheid, die men bezit, een vernauwen van een bewustzijn, dat - waar tijd een soort meetbare factor is voor ons - van een ver verleden tot een verre toekomst reikt tot het ene moment, dat heden heet. U zult dus hieruit tevens kunnen begrijpen, waarom wij, die onmiddellijk op de aarde werken, met de mensen spreken en streven, over het algemeen behoren tot de lagere soorten van lichtende geest. De werkelijke hoge lichtende geest kan dit werk niet eens volbrengen. Zij is door de grootsheid van haar eigen conceptie van leven en bestaan hierin zozeer beperkt, dat het voor U gemakkelijker zou zijn om met een pincet een elektron uit een baan rond de kern van een atoom te verwijderen, dan voor een dergelijke geest om in te treden en mee te werken in de richting van leven van één mens. Want stelt U zich nu eens voor, dat U een zodanig bewustzijn bezit, dat een miljoen jaren voor U is als één minuut. Dan verder, dat Uw realisatie gedurende deze tijd niet alleen betekent een klein stukje van een wereld, maar een paar miljoen sterren. En nu zoudt U één klein stukje moeten bereiken van tijd, (laten we zeggen een periode van 30 jaren binnen een miljoen jaren) op één klein stukje materie temidden van zo'n grote veelheid van materie en ruimte. Lijkt U dat eigenlijk nog niet veel moeilijker dan een elektron grijpen in zijn loop om een atoomkern? Het besef van de grote geest tegenover de materie is dus niet dat van een pottenbakker, die klei vormt. Het is eerder het bewustzijn van iemand, die door zijn onwillekeurig leven en bewegen ruimte maakt, zoals b.v. iemand in de matras, waarop hij rust. Grote geesten kunnen er niets aan doen, dat zij hun wezen ook in de materie uitdrukken. Het feit alleen, dat zij zijn en denken, betekent een voortdurende beïnvloeding van de materie over zo lange tijd, dat de eigen betrekkelijk lage frequenties van de materie door deze hoge geestelijke invloed steeds meer worden gericht, tot de kleine delen van materie en tijd op de duur als in een magneet alle wijzen in de richting, die deze geest in zijn denken gedurende al deze tijd continu heeft gehandhaafd. De grote geest is dus de geest, die vormend werkt over lange perioden. Hoe kleiner de geest wordt, hoe kleiner haar bewustzijn. Hoe kleiner ook haar overzicht van de grote gangen van de tijd en de materiële vormen. Hoe nauwer omgrensd de reeks van frequenties, die voor haar waarneembaar zijn en ook in haar een voorstelling kunnen wekken. Zo kan zij dus veel gemakkelijker tot Uw wereld komen en met Uw wereld werken. Wanneer ik dan nu probeer om samen te vatten, wat materie is vanuit de geest, dan doe ik dat ook vanuit het standpunt van de kleinere geesten, waaronder ik ook mijzelf reken, die voortdurend trachten in de materie bepaalde dingen te bewerkstelligen en te bereiken en die niet alleen bereid maar ook bekwaam zijn om mede in te grijpen in de materie, wanneer het hoogst noodzakelijk zou zijn. 24
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 2: 1956-1957 - cursus 2 – Geestelijke ontwikkeling Les 4 – De betekenis van materie voor de geest Materie is ijl. Dit klinkt voor U misschien weer eigenaardig. Wanneer wij ons door de materie bewegen en ons gelijktijdig daarvan bewust trachten te zijn, doet ze zich aan ons voor als een ijle nevel, waarin verschillende schakeringen van kleur, van licht en duister aangeven, waar geestelijke begrippen aanwezig zijn, waar nog bijna geen bewustzijn aanwezig is, waar ruimte is volgens menselijke opvattingen en waar een vaste staf is. Wij zien al deze trillingen als een middel om ons - ofschoon het ons moeite kost, zij het niet veel, ons bewust te bewogen langs de banen der geleidelijkheid - de mogelijkheid te bieden om uit deze materie op te vangen, wat noodzakelijk is. Zo is de materie voor ons een nevel, die ons voortdurend iets leert. Maar in deze nevel ontmoeten wij het denkend vermogen. Dit denkend vermogen toont ons aan, dat een beperkter besef van materiële waarden, dan wijzelf bezitten, mogelijk is. Een vergelijking van dit bewustzijn met het onze vormt dan voor ons op de duur een reeks van indrukken, die als "zien" vertaald kunnen worden. En nu bedoel ik dit zien dus als een reeks van beelden. Waar de geest, die in de materie geleefd heeft, in zich alle waarden kent der materie, zoals ze menselijk beleefd worden, zal door een herinnering aan eigen beleven een compleet beeld van een wereld kunnen worden opgebouwd. Met personen, vervoersmiddelen, met bomen en huizen, met zon of regen, met nacht en dag. En deze voorstelling maakt het ons mogelijk het menselijk denken te benaderen. De functie, die deze materie dus heeft, is voor ons niet in de eerste plaats het scheppen van een uitingsmogelijkheid, maar het is een natuurlijk middel, waardoor wij het denken, dat overal bestaat kunnen benaderen en daarin deel hebben. Onze eigen wereld wordt weerspiegeld in de materie. En door ons werken in onze eigen wereld, zullen wij - zij het in grote lijnen of zeer minutieus in zeer kleine ogenblikken en zeer kleine invloeden - altijd weer met de materie in contact zijn. Boven de nevel kunnen wij een lange tijd vertoeven, dat is waar. Maar zelfs daar wordt de uitstraling van de materie nog steeds merkbaar. Het merkbaar zijn van deze materie is een vaststaand deel in het leven van alle geest. De poging van de geest om binnen de materiële omgeving wijzigingen te doen ontstaan, zullen dan ook in de eerste plaats gericht zijn op het veranderen van geestelijke tendensen, waar deze voor haar het meest begrijpelijk zijn en voor haar de meest profitabele ervaringen kunnen wekken. Maar daarnaast zal ze zich bewust zijn, dat door de frequentie, de voortdurende trilling dus van haar eigen vermogen en alle harmoniërende vermogens, opgelegd aan deze stof, deze steeds dichter doet naderen tot haar eigen wereldbegrip en wereldbesef. De geest ontplooit zichzelf buiten de materie, maar erkent zichzelf door haar werkingen in de materie. Dit is geen gezegde van mij, dit is een citaat. Maar in dit citaat wordt uitgedrukt, hoe men vanuit een wereld als de Uwe ons beleven van stof zou kunnen uitdrukken. Voor ons niet een gebonden zijn aan die stof. Voor ons niet een beperking door die stof. Maar een voortdurend onszelf weervinden, gespiegeld zien in die stof. Een voortdurende aanvulling van onze eigen gedachten en impulsen vanuit die stof. Zo groeien wij met de materie mee steeds dichter naar de grens van de tijd. Er komt een ogenblik, dat ons tijdsbeleven volledig vrij staat van elke invloed in het Al. Op het ogenblik, dat het voor ons tot een persoonlijk beleven is geworden, zijn wij één met het werkelijk stoffelijk geschapene. En hier verandert de materie van geaardheid. Voor óns tenminste. Was zij eerst een middel om onszelf te kennen en onszelf te verrijken, nu is zij ons de openbaring van het Goddelijke geworden. Zoals gij in Uw wereld streeft naar de geest en deze wilt zien als de openbaring van het Goddelijke, zo is bij ons de tendens kenbaar om ook in de materie God te vinden. En zoals gij stoffelijk reeds bepaalde werkingen van de geest in Uzelf meent te erkennen, zo erkent de geest krachten, die in haar bestaan, vaak zuiverder in de materie dan in zichzelf. Het resultaat is, dat het streven van de geest altijd op de stof gericht zal blijven, zoals ook de stof, die immers in haar vormingen voortdurend door die geest wordt geholpen en geleid, altijd behoefte zal hebben aan de geest. Een belangengemeenschap, die niet ligt in de noodzaak om binnen elkaar te bestaan, maar in het feit, dat een bewustzijn van eigen bestaan pas gezien en gevonden kan worden in het bestaan van de andere factor. 25
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 2: 1956-1957 - cursus 2 – Geestelijke ontwikkeling Les 4 – De betekenis van materie voor de geest Nabeschouwing Mensen, die spreken over de geest en haar vermogens om in de stof te werken, of - misschien meer religieus denkend - spreken over God en de natuur, zeggen zeer vaak: "Waar waarom dan zo wreed? Wanneer jullie in de geest zoveel kracht hebben, waarom dan oorlog? Wanneer God toch zo volmaakt en liefdevol is, waarom dan al die strijd en al dat lijden? Waarom dan ziekte en dood?" Het antwoord, dat daarop gegeven moet worden, is dit: Wat voor U belangrijk, lang en uitermate pijnlijk lijkt, is vanuit het bewustzijn van een geest niet meer dan een speldenprik in een vierkante meter. Niet meer dan een breukdeel van een seconde tegenover de jaren, die U daarin vindt. De smart, die U geestelijk ervaart, en die U moet verwerken, lijkt voor U buitengewoon lang en buitengewoon zwaar. Maar gezien in het totale beeld van Uw eigen geestelijk leven en werken, is het vaak slechts een honderdste, soms zelfs een duizendste gedeelte van Uw geestelijk bewustzijn, dat dus werkelijk wordt beroerd. Dat Uw redelijk denken zich juist op dit gedeelte concentreert, is iets, wat de geest zich wel kan voorstellen, maar in ware betekenis nooit zal kunnen begrijpen, zelfs niet, wanneer zij het zelf heeft meegemaakt. De totale harmonie van alle dingen, waarnaar de geest streeft, de totale harmonie, die de uitdrukking is van de liefde Gods, houdt zich niet op met deze kleine dingen, omdat zij een zo andere betekenis hebben, wanneer het bewustzijn vrij wordt van de stoffelijke beperking. Daarom is voor ons een liefdevolle God wel te realiseren, voor U soms moeilijk. Daarom is voor ons een oorlog soms een redelijk en geoorloofd middel om bepaalde veranderingen in de materie te bewerkstelligen, terwijl ze voor U een zee van dood en ellende betekent. De waarderingen van stof en geest zijn geheel verschillend. Evenzeer het geloof van stof en geest. Wanneer men in de stof leeft, dan dwingt elk geloven tot een vormvoorstelling, een vast omlijnen. Bij de geest is het geloof het aanvaarden van invloeden, welke zij niet kan vertalen in voor haar zelf reeds vaststaande begrippen, maar die zo desalniettemin als werking binnen zich wil erkennen en dus haar wezen daardoor zal laten leiden bij haar handelingen en daden. Liefde voor een mens is over het algemeen iets, wat een bezitszin in zich draagt. Men hoort zelfs degenen, die alle stoffelijke liefde verwerpen (zoals b.v. zusters in een klooster, paters in een klooster) zeggen, dat zij huwen met de kerk of bruiden van Jezus zijn. Hier wordt de bezitsrelatie dus gesteld tussen een betrekkelijke abstractie en de persoonlijkheid. Maar ook hier is een zeker eigendom en een eigendomsbegrip nog in de liefde inbegrepen. Voor de geest is liefde iets anders. Voor de geest is liefde een volledig deel zijn van elkaar. En dat wil zeggen: een eenheid van gedachten, van gevoelen en ervaren, die een volledige daadvrijheid inhoud voor beide delen, maar een gelijke norm van beleving stelt, en daardoor - via dit gelijk beleven – een overvloeien van krachten uit de een naar de ander, voor zover dit mogelijk of noodzakelijk is. Haat is voor de mens gericht tegen één voorwerp. Zijn haat kan zij uitdrukken op vele wijzen, maar altijd zal er een kern zijn, die noodzakelijkerwijze niet altijd bewust maar dan toch in het onbewuste scherp omschreven kan worden en van redenen voorzien. Haat is dus ondanks haar onredelijke aspecten - voor de mens nog redelijk te noemen. Voor de geest is haat, isolement. Wanneer wij haten, breken wij elk connectie af met anderen, die gelijk staan met ons. Wij richten ons tot alles, wat onder ons ligt, niet om het tot ons op te heffen, maar om het - het vernederend in zijn waarde - te domineren. Er bestaat tussen een duivel - om nu eens de voorstelling te gebruiken - en een mens geen enkele band, die met menselijke haat kan worden vergeleken. De demon heeft geen interesse aan de mens, die hij beheerst. Maar het middel "mens" betekent een extensie van eigen vermogen om zich af te sluiten voor de rest van de wereld. En daarmee bedoelt dan deze demon natuurlijk niet een stoffelijke maar een kosmische wereld. Trots bij een mens betekent een zich verheffen op bereikingen. Bij de geest niet. Bij de geest is trots wederom een begrenzing van zichzelf tegenover anderen, een niet-aanvaarden van waarden, die in anderen leven. U ziet, dat zelfs in de eigenschappen die de mens kent en die ook de geest ervaart, een zeer groot verschil van betekenis wordt gevonden. Dit verschil van betekenis mag nooit vergeten worden, wanneer men tracht geestelijke werkingen op aarde te verklaren of te begrijpen. 26
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 2: 1956-1957 - cursus 2 – Geestelijke ontwikkeling Les 4 – De betekenis van materie voor de geest Twee werelden, die zover van elkaar liggen in bewustzijn als de stof-gebondene en de vrij-geestelijke, kunnen elkaar niet begrijpen, tenzij zij allereerst zich realiseren, hoezeer anders het bewustzijn is gericht bij de tegengestelde partij. De samenwerking van stof en geest is zeer goed mogelijk. Maar daar, waar de geest tracht de stof te helpen, zal zij soms fouten maken, omdat zij stoffelijke aspecten niet in dezelfde relatie tot het "ik" ziet, als de stofgebonden geest. Een voorbeeld: Een mens wenst b.v. een som geld te bezitten. De eenvoudigste oplossing volgens diens bewustzijn is hem zekere verzekeringsgelden te doen toevloeien. De geest die wil helpen, zal geheel te goeder trouw afgaande op de felle begeerte naar geld en de zekere minachting, die voor het ik bestaat, omdat er geen geld is, zo iemand helpen een ongeluk te krijgen, waardoor een hoge verzekeringssom wordt uitgekeerd, maar de persoon in kwestie gelijktijdig levenslang invalide is. Dan zou die mens zeggen: "Ja, maar de geest heeft mij bedrogen." Dat heeft ze niet gedaan en zelfs niet willen doen. Er is hier geen sprake van een duivels pact. Er is alleen maar sprake van een volkomen verkeerde waardering van waarden, die zijn oorsprong vindt in de misachting van eigen stoffelijk zijn t.o.v. dode stoffelijke waarden bij de mens, en daardoor ontstane misvattingen van belangrijkheid bij een geest. U zult zich afvragen: Hoe kan een dergelijke misvatting ontstaan? Deze misvatting kan ontstaan, doordat de geest - trachtend af te dalen tot het stoffelijke - zijn eigen begrip zozeer vernauwt, dat de voorstellingen, die bij de mens op de voorgrond liggen, als de belangrijkste tijdelijk in eigen wereldbeeld komen. Hoe groter de harmonie tussen mens (dus stofgebonden geest) en vrije geest, hoe groter de mogelijkheid, dat dergelijke misvattingen optreden. Dan wil ik nog één definitie geven. En dat is n.l. het verschil van "ik". Voor een mens betekent "ik" niet zijn werk, zijn invloed, datgene, wat hij in anderen en voor anderen betekent: maar lichaam plus denken, beleven en eventueel bezit. De geest stelt daar tegenover als "ik", al datgene wat voorstellingen wekt in mij. Zo kan vooral in de lichtere sferen - ik of ego vaak worden omschreven als iets, wat in meerdere entiteiten gelijktijdig ten dele bestaat: zodat het eigen wezen doordringt in de wezens van anderen en daar - volgens het bewustzijn van die anderen ook weer - deel van uitmaakt. Het is het best voor te stellen als een reeks cirkels, die - gezamenlijk een grote cirkel vormende – in elkaar doordringen, waarbij elke cirkel weer andere binnen zich verenigt. Wanneer U deze ik-conceptie van de geest begrijpt, dan zal ook voor U duidelijk worden, hoe complex vaak de ik-realisatie van de geest moet zijn t.o.v. de stof. En hoe zij daardoor ook de voorstellingen, die U van Uw eigen persoonlijkheid heeft, soms slechts ten dele kan begrijpen. Slechts door uiterste zelfbeperking kan zij tijdelijk Uw eigen ik-beeld ontvangen en zal zichzelf daar voor een deel in erkennen. Juist door die concentratie ontstaat harmonie. En waar perfecte harmonie is, dus perfect, samenklinken, daar ligt ik-heid. Zo zal elke geest, die hetzij als geleidegeest, hetzij op andere wijze - met U samenwerkt, voor een groter of kleiner deel in Uw persoonlijkheid leven gedurende de tijd, dat de harmonie is gehandhaafd. Voor een mens is dit onvoorstelbaar. Voor een geest zou anders geen contact mogelijk zijn.
27
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 2: 1956-1957 - cursus 2 – Geestelijke ontwikkeling Les 5 – De geestelijke ontwikkeling vanuit de stof
VIJFDE LES - DE GEESTELIJKE ONTWIKKELING VANUIT DE STOF
Wanneer de mens van uit zichzelf tracht te komen tot een begrip van kosmos, van sferen en werelden, dan bemerkt hij steeds weer, dat zijn eigen vormen, de voorstelling van zijn wereld en al, wat er mee verknoopt is, hem dit practisch onmogelijk maken. Wij weten, dat deze toestand voor de geest noodzakelijk is. Maar het is misschien nuttig na te gaan hoe dit alles tot stand is gekomen. Daarom juist deze menselijke vorm op aarde tot voertuig is geworden van de geest, die naar bewustzijn streeft. In een zeer ver verleden waren er andere dan menselijke vormen, die evenzeer drager waren van een hoog bewustzijn. Deze vormen, die wat meer aan het insect doen denken dan aan het zoogdier, bleken echter begaafd te zijn met grote organisatorische vermogens, maar daarnaast een gebrek te bezitten aan individueel bewustzijn. Deze vorm werd verlaten, omdat het groepsbewustzijn of bovenbewust zijn in deze levensvormen zo sterk werd uitgedrukt, dat elk individu automatisch in de totaalpersoonlijkheid van ras en groep was ingeschakeld. De geest heeft niet alleen maar een wereldbeleving nodig, maar een wereldbeleving, waarbij zij individueel - dus van uit haar eigen streven en standpunt - kan komen tot nieuwe ontdekkingen omtrent het leven. Zo begon er een cyclus, waarbij vorm na vorm werd geprobeerd en verworpen. Voorvaderen van het paard, begaafd met o.a. mathematische vermogens, waren een korte tijd uitverkoren voertuigen. Maar ook zij werden verlaten. Tenslotte bleek, dat voor een werkelijk individuele ontwikkeling de geest moest beschikken over een lichaam met de volgende eigenschappen: In de eerste plaats: zwak en dus gejaagd. Een jager is door zijn eigen kracht geneigd de gehele wereld te minachten en zoekt niet naar hulpmiddelen, waar hij van zijn eigen gewelddadigheid en vermogen volledig overtuigd is. Het zwakke daarentegen zoekt in de omgeving veiligheid, zoekt aanpassing en komt dus tot een veel betere integratie met de omgeving dan de jager ooit kan doen. De tweede eis, die gesteld moest worden was: Een mogelijkheid tot uitbreiding van bewustzijn. Ook dit werd verworven. De derde eis baarde meer moeilijkheden: Het scheppen van een sterk verschil tussen het bewustzijndragende voertuig en de andere meer dierlijke voertuigen daar omheen. Het spel van vluchten voor het leven, wisselend tussen het ondoorgrondelijk oerwoud, de kale steppen, de grote moerassen, bracht eindelijk de menselijke vorm tot stand. Dierlijk nog, maar toch reeds begaafd met een begripsvermogen, dat het gebruik van werktuigen toestond. Daar vinden wij voor het eerst een voertuig, dat voor een komende ontwikkeling van vele duizenden jaren geschikt, de geest zal helpen om in een stoffelijke wereld een bewustzijn te vinden, dat haar in staat stelt geestelijk vele werelden te erkennen en te begrijpen. Menigeen zal zich afvragen: Waarom zwak? Waarom verschillend? Zwak, omdat alleen datgene dat zwak is, door een innerlijke onzekerheid tot voortdurend streven wordt aangezet. 0mdat het zwakke, dat verstand genoeg heeft om eigen zwakte en de gevaren daarvan te erkennen, gedwongen wordt ter zelfhandhaving voortdurend meer in en uit de omgeving, zich middelen te scheppen om het ik te behouden. Met andere woorden niet slechts een genetische selectie, maar een bewust de omgeving onderdanig, maken aan zichzelf, is de eis, die juist door de zwakte bevestigd wordt. Een ander zal zeggen: Maar dan was het verschil niet nodig geweest. Want hoe vaak zien we niet in de natuur, dat het zwakke zich maskeert als het sterke en daardoor blijft voortbestaan. Wanneer de vroegere mens had getracht in gelijkenis en aanpassing een sterker wezen te tonen aan de omwereld, dan zou zeer zeker uiteindelijk een streven ook naar de aard van dit andere het resultaat geweest zijn. En - gezien het voertuig - een vergeefs streven. Juist daarom speelde bij de selectie van het voertuig voor de bewuste geest de zwakte maar ook de 28
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 2: 1956-1957 - cursus 2 – Geestelijke ontwikkeling Les 5 – De geestelijke ontwikkeling vanuit de stof niet-gelijksoortigheid zo'n sterke rol. Om een ogenblik nu ook in te gaan op de verschillende factoren, die bij het menselijk bewustzijn een rol spelen, blijkt uit het voorgaande reeds, dat de werkelijke ontwikkelingsdrang van de mens in den beginne is voortgekomen uit een eeuwigdurende angst, een voortdurend gebrek, een voortdurend zich ongelijksoortig en daarom uitgestoten voelen uit zijn wereld. De geest, die heden ten dage in de stof leeft, heeft nog steeds een voertuig, welks gronddrijfveren eigenlijk op dezelfde waarden berusten. Angst en gebrek zijn de meesters van de stoffelijke wereld, ondanks alles, wat het mensdom heeft bereikt, ondanks de grote steden, ondanks de beheerste natuur. Van uit deze kern moet nu een begrip worden opgebouwd voor de wereld, dat een redelijk in evenwicht brengen mogelijk maakt. Daarom moest de mens leren te wantrouwen niet op zichzelf, maar te vertrouwen op door hem beheerste en geplaatste delen van zijn omgeving. De mens van heden, die in de eenzaamheid der natuur wordt achtergelaten, zonder de hulpmiddelen, die hij normalerwijze niet zich kan dragen, is arm, angstig, zwak en verloren, meer dan zijn verre voorouders, die eens de opgang naar het mens zijn begonnen. Het is de omgeving, die U het zelfvertrouwen geeft. De beheersing van de wereld rond U, die voortvloeit, niet uit Uw eigen capaciteiten tenminste stoffelijk - maar uit het mentale -, het vermogen om met het denkvermogen dus een beeld te vormen, dat je verwerkelijken kunt in de wereld buiten je. Zo heeft de mensheid voor de geest een zeer belangrijke taak vervuld. Ongetwijfeld krijgt ze nog meerdere taken te vervullen. Maar zeker is voor ons, dat alleen reeds door de noodzaak te leven uit de omgeving en berustend op de omgeving, de geest inzicht heeft gekregen in haar band, met alle andere werelden. Men zegt wel eens - niet geheel fout -: de mens is een kuddedier. En in deze op zichzelf misschien harde uitspraak ligt waarheid. De mens vindt zekerheid in mensen. En waar de mensheid hem schijnt te falen, brengt hij deze gevoelens van gebondenheid over op dieren, op planten, kortom op al datgene in zijn omgeving, dat ook maar enigszins als plaatsvervanger kan dienen voor het contact met de mensheid, dat hij mist. Uit de lering die U de vorige maal werd gegeven, zult U ontdekt hebben, dat het gevoel van eenheid met wezens ook buiten je voor de geestelijke bewustwording van buitengewoon hoog en groot belang is. Welnu, uit de geaardheid van de mens komt deze noodzaak als vanzelf naar voren, ook in de stoffelijke vorm. De geest in de stof wordt dus nolens volens geplaatst in een omgeving, die haar dwingt te steunen op anderen, die haar dwingt mee te werken met anderen, die haar ondanks haar verzet - waarvan in de wereld nog steeds blijken genoeg zijn altijd weer terugbrengt tot het voorname: samenwerking, gezamenlijk streven, het delen van je vreugde en van je leed. Niet altijd in de geschiedenis der mensheid. vinden we echter dit laatste gelijkelijk sterk uitgedrukt. Er is een tijd geweest, een bijna vóór-menselijke tijd, dat, de voertuigen in menselijke vorm te splitsen waren in twee delen: de overheersers, en de slaven. Dat ligt in de periode van Lemurië, het geheimzinnige land, waar velen over spreken en weinigen iets van begrijpen. Het tijdperk, dat de zwakke mens, de slaaf, tenslotte de krachten vergaarde om vrij te worden. Vrij niet, alleen van zijn meesters, maar meer nog, van zijn eigen aanvaarding van bestaande toestand. In deze tijd waren de heersers absolute meesters over het dier: de slaaf. Want anders dan een dier zagen zij hem niet. Zij dwongen de slaaf voor hen te bouwen, voor hen te werken, voor hen te sterven, wanneer hun dat beviel. In hun machtsbewustzijn - iets, dat snel overgaat in een machtswellust - gingen zij ten onder. Ten onder, omdat zij niet begrepen, dat je hoe meer je op de slaven, op de dienaren vertrouwt, hoe meer ook je eigen afhankelijkheid van die slaven toeneemt. De heersers der Lemuren, sterk, machtig en zelfs reeds magisch geschoold, zoals zij meestal waren, hebben het afgelegd tegen de slaven. En de slaven namen een erfdeel mee: de gedachte aan vrijheid. Wanneer we een paar stappen verder gaan in de geschiedenis van de mens, dan vinden we Atlantis. Eveneens een fabelrijk, welks werkelijkheid in de nevelen verdwenen is. In Atlantis drukt de gedachte der vrijheid zich uit in het vormen van vele rijken, die gedeeltelijk democratisch zijn. De overheersing, voor zover die aanwezig is, is in het begin een goddelijke. De theocratie, gevormd door de regerende priesters, leest uit de krachten der natuur - de geheimzinnige stemmen, die het kosmisch, bereiken doordringen - de wetten - volgens welke 29
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 2: 1956-1957 - cursus 2 – Geestelijke ontwikkeling Les 5 – De geestelijke ontwikkeling vanuit de stof een volk moet leven. En, vreemd genoeg, de slaaf al in het begin van zijn vrijheid in staat zijn eenvoudige landbouwstaten te vormen, die in zich de perfecte democratie verwerkelijken én de meest gezonde en redelijke samenleving vormen. Eerst wanneer het bezit, het particuliere bezit, uit deze staten voortkomt, n.l. het eigendom van grond en enkele primitieve productiemiddelen, dan treedt in de geschiedenis van het menselijk ras een nieuwe factor op: de begeerte. De begeerte zal Atlantis leiden tot de werkelijke koninkrijken, met vorsten, die wellustig en rijk zijn. Ze zal tenslotte leiden tot de ondergang, waarbij Atlantis versplinterd wordt en veel van dit rijk ondergaat, hetzij in barbarisme, hetzij in rampen, die in kokende zeeën een deel van het land verslinden. Begeerte. Naast de angst en het zelfbehoud vindt de geest een nieuwe prikkel. Een prikkel, die nu niet alleen meer de beheersing van het zuiver stoffelijke, maar meer ook de binding van de persoonlijkheid doet groeien. In deze tijd gaan de machthebbers bindingen van de ziel aan. In deze tijd ontstaat voor het eerst het ritueel der werkelijke bloedsbroederschap, der bloedsmenging. In deze tijd gaat de mens geestelijke banden erkennen als machtiger dan stoffelijke, omdat hij - door het begeren gedreven - gaat inzien, dat een gezamenlijk denken en handelen, een eenheid van streven, de beste mogelijkheid is om aan het begeren naar meer en beter tegemoet te komen. Voor de geest betekent deze begeerte een verandering in zijn bewustwording en misschien zelfs een vooruitgang. Want het streven, dat - waar zijn doelstellingen materieel geworden zijn - nu de mensheid beheerst, dwingt de geest het "ik" te beschouwen niet alleen als deel van de massa, niet als een individu staande tegenover de massa, maar als een eenheid met stoffelijke waarden, die schijnbaar dood zijn. Het is dan ook geen wonder dat men gelooft, dat in een kroon - indien we althans dit hoofddeksel zo mogen noemen - de geest zetelt van de eerste vorst. Men gelooft dat de kracht der goden brandt in de goudbeslagen zuil, waar in tafelen de rijkswetten aangehangen zijn. Hier is het bewustzijn van contact met anderen door dode stof, het verkrijgen van gezag op anderen door dode stof zo sterk ontwikkeld, dat de stoffelijke magie haar intrede doet. Tot nog toe was de magie een zoeken naar geestelijke leiding. Zoeken dus naar een zekere mate van bewustwording, naar een geestelijke richting van streven. Nu slaat zij om in het materiële. Schijnbaar nadelig, want de zwarte magie regeert tenslotte Atlantis en brengt het ten onder. Anderzijds, vanuit de geest gezien, toch nuttig. Want de geest in de stof leert juist door de zwarte magie begrijpen, dat er een feitelijk verschil kan worden gemaakt tussen de krachten van de geest en van de materie. En zo begint men de eerste weg naar bewustwording te vinden. Deze blijft ons overgeleverd in oude geschriften zo hier en daar. Het is de geschiedenis van de weg, die veel is en één. Schijnbaar een raadselspreuk. Maar kijk nu b.v. eens naar het oude Hindoe-geloof, dat voor deze fase van geestelijke ontwikkeling op aarde een perfecte uitdrukking is. Uitgaande van één bron, tienduizenden goden. Tienduizenden aparte werelden, waarin het geestelijke en het stoffelijke samenkomen met bepaalde eigenschappen en kwaliteiten. En elk van die goden kan voor die stofmens betekenen de omschrijving van én bewustwordingsgang, door de materie: en dus ook voor de geest zijn beeld van de geestelijke ontwikkeling. Het individueel bestaan, tot nog toe vaak op het stoffelijke gebaseerd, langzaam geworden tot het denken als individu, vindt een nieuwe uitdrukking. Buiten de angst, het zelfbehoud en de begeerte doet het persoonlijk geloof zijn intrede. Het persoonlijk geloof. Want er is geen sprake van een gemeenschappelijke band tussen god of goden en een groot deel van de mensheid. Nog niet. Maar in de mens is er een bewustzijn van bovennatuurlijke krachten. En wat meer is, hij is bereid deze krachten te aanvaarden, te dienen en te offeren, om zo voor zichzelve de begeerte te verwerkelijken. Het geloof is voor menigeen de uitdrukking geworden van het niet vervulde begeren. Voor de geest betekent het de mogelijkheid om reeds in de materie te komen tot een transmutatie van stoffelijke waarden tot geestelijke waarden. Naast het leven zelf met zijn vormen dringt nu de essence van het levende soms reeds tot haar door, en kan zij in haar stoffelijke vorm en stoffelijke gebondenheid beperkt deel hebben aan het leven van de sferen rond haar. Heden ten dage vinden we al deze factoren nog terug. Ook thans is het geloof voor menigeen nog een poging om zijn stoffelijk begeren over te brengen in een geestelijke wereld, waar hij vreest voor de verwerkelijking van zijn begeren in deze wereld. Bij menigeen zit achter de edelmoedigheid de 30
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 2: 1956-1957 - cursus 2 – Geestelijke ontwikkeling Les 5 – De geestelijke ontwikkeling vanuit de stof angst, die nog steeds weer tot binding met anderen aanzet in het leven en streven. Vooral de drang tot zelfbehoud én tot rechtvaardiging van het ik als individu t.o.v. de menigte, van de massa. Natuurlijk kunnen we hier uit deze grondwaarden al vele psychologische factoren en problemen gaan distilleren. Dat zou ons, echter wel zeer ver voeren in de zuiver materiële waarden van de psyche. Ik meen, dat de geest, in de stof meer is dan dat. En dat haar beleven uit de stof grotendeels misschien door deze psychische, stoffelijk-psychische waarden wordt geregeerd. Maar dat daarnaast de wisselwerking tussen het geheel van de stofmens en de rond hem liggende geestelijke gebieden toch ook in haar bewustwording een grote rol speelt. Het is dan ook opvallend, dat na deze eerste magiërs voor ons de wetmensen opduiken. Er worden vaste regels geschapen. Men zoekt een oplossing voor het aanvaard ziekelijke van een menselijke samenleving, die - als het er op aan komt - niet in staat is de juiste middenweg te kiezen tussen individueel- en groepsbelang. Een geestelijk-menselijke waarde, die nog niet in staat is te begrijpen, waar het "ik" en waar het "ons" geldt. Zo zien wij het ondergegane Atlantis de zaden van zijn magische beschaving rondstrooien over de wereld. Er zijn soms ook al oudere, culturen en beschavingen, maar Atlantis brengt hier een nieuwe impuls. En deze impuls wordt wel het best geuit door het nu plotseling optreden van wetgevende machten. Niet alleen meer is de willekeur van de vorst aansprakelijk voor de regels, die gelden voor zijn onderdanen. Neen, goddelijke krachten grijpen in. Menselijke redeneringen voegen er het hunne aan toe. En er ontstaat een wet, die het leven van het volk regelt, die rechten en plichten vaststelt voor ieder, die deel uitmaakt van de gemeenschap. Deze ontwikkeling moest verdergaan tot een ogenblik, waar de scherpe en zuivere kritiek zou moeten worden gesteld tegenover de vorst en tegenover de mens. Heeft de mens tot op dit ogenblik getracht te rationaliseren en de macht toe te kennen aan iets boven de vorst, de vorst gemaakt tot een incarnatie van het Goddelijke, langzaam maar zeker verandert zijn standpunt. In het oude China in de tijd van de Djzen, dus dat is de periode, die aan de Tsjoe-beschaving voorafgaat, vinden wij voor het eerst de incarnatie van de vorst niet meer als die van een god, maar als van het volk. Een nieuwe fase ook van geestelijk beleven. Want het groepsbewustzijn is geïncarneerd in de kracht, die het individu regeert. De wet wordt door het individu erkend als noodzakelijk voor zijn bestaan. Geen willekeur zonder meer: een werkelijk begrip en een samen werking. Honderden jaren later zullen wij weer horen van andere filosofen. Maar misschien is het meest sprekende voorbeeld, dat ik U kan voorleggen - ook al ligt het in de vervaltijd van het keizerdom in China - wel Klung Fu Tze, Confucius. Deze filosoof had zich sterk verwijderd van alles, wat maar zweemde naar het bovennatuurlijke. Niemand hoort hem ooit een verklaring geven, van wat hij onder "hemel" verstaat. En het lijkt het, of hij het woord "god" angstig mijdt. Een bestaan in het hiernamaals, iets, waarover de mens reeds lang droomt en reeds lang bewustzijn van heeft, verwerpt hij haast. Niet dat hij het ontkent, maar hij acht het onbelangrijk. En daarvoor in de plaats stelt hij zijn weg, zijn Tao, zijn kracht, die door het gedrag en het weten van de mens de juiste relatie tussen mensen moet vaststellen en zo uiteindelijk de wet vormen, die niet alleen de mens en de mensheid, maar de mens en de kosmos verbindt. Het is misschien interessant hier op te merken, dat hij juist hierdoor de aanleiding wordt tot een nieuwe ontwikkeling bij de mystici, die - reeds voor die tijd bestaande - eerst uit de leer der wetmatigheid van Confucius komen tot de leer, die zij noemen "de leer van de geëerde Ouden." Van Lao Tze, of Lao Tzu, naar gelang het deel van het land, waar U verkeert. Zij zeggen: "Zeker, deze wetten zijn er. Maar wij moeten die wetten innerlijk ervaren. Niet slechts als onze binding met de wereld en onze plaatsbepaling tegenover de wereld. Maar wij moeten opgaan juist in het nieuwe, in de geestelijke interpretatie. De mystici verplaatsen in deze periode de wetmatigheid vanuit het redelijke, vanuit de traditie, naar het innerlijk beleven. Ik haal hier China als een voorbeeld aan, dat door U allen te controleren valt. Maar in andere delen, van de wereld heeft een soortgelijke ontwikkeling zich afgespeeld. Wij zien in de vroege Maya-beschaving, in de Maya-cultuur gelijksoortige ontwikkelingen optreden. Kortom, in de hele wereld speelt zich weer iets nieuws af. Naast het stoffelijk beleven treedt nu plotseling op 31
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 2: 1956-1957 - cursus 2 – Geestelijke ontwikkeling Les 5 – De geestelijke ontwikkeling vanuit de stof de innerlijke waardering met de irrationele angst en de irrationele begeerte. Dat wil zeggen twee factoren, die het menselijk leven tot nog toe geleid hebben en zo ook gelijktijdig de stuwing voor de geest in de stof hebben uitgemaakt, worden voor het eerst reeds in de stof getransponeerd op een vlak, dat meer de geest eigen is dan de materie. De ontwikkeling moet verder gaan. En met het groeien van de geestelijke rijkdom en rijpheid komt op de duur de mysticus weer enigszins ten val. De mystiek op zichzelf schept te vele droomwerelden. De mens heeft getracht die dromen in de stof te realiseren. Op verlaten plaatsen in alle werelddelen staan nog de bouwwerken die verkonden, hoe de mens naar de hemel heeft gestreefd in de materie, omdat hij trachtte materieel uit te drukken, want in hem aan niet stoffelijk begeren leefde. En ook, wat hem aan niet-stoffelijke angsten kwelde. Er moet een oplossing komen. En deze oplossing komt weer voort uit het Boeddhisme. Het Boeddhisme, dat - vergeet dit niet - sterk verwant is met de hindoe-wereld. Het Boeddhisme, dat de leer van Tao zal verdrijven, (behalve de mystieke leer van Tao, die helaas voor de meesten overgaat in tovenarij): de leer van waan en werkelijkheid. Voor de mens was tot nog toe alle beleven boven het stoffelijke waan. En werkelijkheid noemde hij zijn eigen wereld. Een nieuw concept treedt op. En de geest zal van nu af aan ook in het stoffelijk bewustzijn geconfronteerd worden met de zekerheid, dat haar beleven in de materie niet waar is. Dat het haar individuele uiting is. En dat boven het individuele een werkelijkheid moet staan, die voor het ik niet volledig te beleven is. De strijd, die dan wordt aangebonden door de meer bewusten onder de stofmensen, is de strijd tegen de angst en de begeerte. Met andere woorden een correctie op de drijfveren, die van het begin af aan de geest hebben geleid in dit stoffelijk leven en daarin bewustzijn hebben gebracht. Dit is niet acceptabel. Een, enkeling, ja. Die vindt de nieuwe weg, de Boeddhistische weg. De weg, die - gesteund door de pijlers, gesteund door de beoefening van de acht deugden - een vrijdom geeft van alle waantoestand en de geest een inzicht geeft in de ware geaardheid der materie. Voor de geest over heel de wereld is dit zeer belangrijk. Want het feit, dat de materiële beleving waan is, is geestelijk reeds lang vastgesteld. Al van af het ogenblik, dat het ik-bewustzijn zo sterk ontwikkeld was, dat men zei: "Ik en de wereld" en de eigen toestand vergeleek met de andere toestanden. Maar nu ligt het ook in de materie vast. Dus kan de geest, die in de stof moet leven, vanaf dit ogenblik een gedeelte van haar geestelijke scholing doormaken in de materie. Ja, wat meer is, zij kan - ondanks de psychische waarden in haar, die dringen tot zekere handelingen en daden - toch komen tot een overwinning van de zuiver dierlijk stoffelijke drijfveren en daarvoor in de plaats stellen een geestelijk beleven, dat - bij een werkelijk doorworstelen van eigen fouten en het verwerpen daarvan - én geest én stof een perfecte harmonie verleent, waarin een erkennen van de ware geaardheid niet alleen van de stof maar zelfs ook van de geest mogelijk wordt. Toch is dat nog niet voldoende. Een geest, die zichzelf als eenheid met anderen tot God wendt, belééft het goddelijk Wezen. Een geest, die als eenling tot het Goddelijke opstreeft, ondergaat het goddelijk Wezen. En daarin ligt een verschil. Vandaar dat nieuwe leerstellingen komen. Leerstellingen, die goed tegenover kwaad stellen als eeuwig worstelende goden. Ja, leerstellingen, die ten slotte het kwade verwerpen op grond van het feit, dat God alleen in het goede erkend kan worden. De wereld wordt rijp. Niet alleen voor de openbaringen, dat er slechts één God is, maar rijp vooral voor de openbaring, dat die God leeft in alle mensen. De verwantschap en de eenheid, die de geest nu kan ondergaan met andere geest, zonder dat er een werkelijk stoffelijke band of een stoffelijke dwang bestaat, leidt haar tot het samenvoegen van stoffelijke handelingen en daden tot een eenheidsbegrip, dat reeds in het Goddelijke bestaat. De aardse geest gaat zich realiseren - ook in haar stofgebonden vorm - te zijn met God. De eenheid tussen de hoogste sferen en de stofgebonden geest kan op deze wijze hersteld worden. De kracht, die in je zelf leeft, kan uitstralen over alle sfeer en putten uit alle bewustzijn. Nog staat de ontwikkeling niet stil. De mensheid en de geest, levend in de mensheid, heeft veel vergeten, heeft veel van deze geestelijke waarden uiteindelijk in het materialisme ingeschoven. En toch komt de tijd nabij, dat een nieuwe ontwikkeling zal plaatsvinden, die stoffelijk misschien enigszins belangrijk, geestelijk buitengewoon belangrijk 32
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 2: 1956-1957 - cursus 2 – Geestelijke ontwikkeling Les 5 – De geestelijke ontwikkeling vanuit de stof wordt. De geest in de stof zal leren zichzelf te zijn en toch één met God. Zichzelf te zijn en toch één met de mens. Zichzelf te zijn en gelijktijdig deel te zijn én van het Goddelijke én van het stoffelijke, als geheel. En daar ligt voorlopig de laatste trap. De ontwikkeling van de geest in de stof, haar beleven in de stof, is nog niet voorbij. Terwijl langzaam de vormen zich wijzigen van het wezen, dat men mens noemt, dit voertuig van hoger bewuste geest op aarde, zal ook langzaam maar zeker de maatschappij, de stoffelijke vormgeving, het begrip van stoffelijke waarden zich wijzigen. In de menselijke psyche, dit samenstel van stoffelijke drijfveren, halfherinnerde angsten en geestelijke bewustzijnsnormen zal de grootste verandering moeten plaatsvinden. Nu nog is daarin een voortdurend conflict. Een conflict tussen geest en tussen stof. Een conflict tussen wens en werkelijkheid. Een conflict tussen aanvaarding en angst voor hetzelve. Maar die tijd gaat voorbij. Deze wereld is op het ogenblik vanuit geestelijk standpunt gezien één draaikolk van psychische problemen. Een draaikolk van een innerlijke strijd, die slechts zo nu en dan maar dan met ontstellend geweld - zich ontlaadt in stoffelijke handelingen en daden. Maar deze spanningen gaan vooraf aan een nieuwe fase. Een fase, waarin de eenheid, die psychisch bereikt wordt tussen stof en geest, de geest als eenling zal toestaan te leven in en met God, in en met de mensheid. Men zou daar eigenlijk eeuwen over kunnen doorpraten. Niet alleen maar een paar uur, maar eeuwen. Het wonderlijke, dat die menselijke geest, dus de geest, die mens wordt op aarde, in dat mens-zijn nieuwe waarden vindt. Het gaat dus niet alleen om ons beleven in de stof van uit de geest. Maar ook ons beleven van stof en geest van uit onze stoffelijke gebondenheid, wanneer we daartoe gekomen zijn. En als men dan ziet, hoe deze hele menselijke geschiedenis met al zijn strijd, met al zijn onrecht, zijn wreedheid, met zijn fantastische beschavingen en culturen, deze eeuwige golfbeweging van meer bewust en minder bewust, meer technisch begaafd en minder technisch begaafd, ondanks dat alles voor de geest steeds weer die mogelijkheden schept, die voor de geest nodig zijn ongeacht de stoffelijke omgeving en vormen, die er dan maar een beetje bij hangen, dan zegt men tegen zichzelf: "Wat een fantastisch wonder is nu eigenlijk deze grote wereld, de maatschappij." Ja, als mens kunt U dat misschien niet zo voelen. Dan zegt U: "Ja, ik zit hier met mijn lichaam, met mijn problemen, met mijn teleurstellingen en met mijn verlangens. En waar moet ik nu eigenlijk naar toe, U praat goed." Dat komt omdat Uzelf nog niet kunt overzien, hoezeer voor Uw geest deze stoffelijke conflicten en problemen eigenlijk een drijfveer, een stimulans worden. Als U het zo goed zoudt hebben op aarde, als U het graag zoudt hebben - U weet het wel, de perfecte schoonheid, de grote rijkdom, de innerlijke vrede, de uiterlijke vrede - dan zou er geen kracht meer zijn, die U zegt verder te gaan. Het is juist deze ongelijkheid van waarden, die voor U geestelijk zo belangrijk is. Dat is eigenlijk het grote wonder. De mensheid streeft naar volmaking vanaf het ogenblik, dat zij begonnen is op aarde. En dat is al aardig lang geleden. Die mensheid doet het steeds op dezelfde manier. Bij de tegenwoordige woningbouw heeft U de woonflats. (Of als U het anders wilt zeggen: verpakkingsdozen voor zoveel mogelijk mensen in zo weinig mogelijk ruimte). Maar datzelfde is niet één keer, maar wel twintig, dertig, veertig keer geprobeerd in vroegere beschavingsvormen. Denkt U, dat de mensheid in deze tijd voor het eerst leert vliegen? O, ze hebben het al zo lang geleden gedaan. Een beetje anders misschien dan nu, maar gedaan hebben ze het. Dacht U, dat U modern was met Uw grote steden. Of met Uw beweging "terug naar het land?" Het is er allemaal geweest. Al deze problemen blijven steeds bestaan. U vindt als mens geen oplossing. Zoudt U als mens de oplossing vinden voor een menselijke vrede en tevredenheid, dan zou geestelijk het nut van de wereld dood zijn. En dat ondanks al dat streven van al die mensen. Dat voortdurende onevenwichtigheid op aarde gehandhaafd blijft is voor mij het grote bewijs, dat er achter heel deze ontwikkeling een hoge leidende kracht zit, die - al lijkt het ons soms nou niet zo prettig en zo aangenaam - dan toch voortdurend de puntjes op de i zet en zorgt, dat de wereld blijft, dat de stof blijft voor de geest datgene, waarvoor ze, misschien zelfs wel geschapen is: de leerschool, waarin de geest - of zij wil of niet - langzaam maar zeker wordt gevoerd tot een bewustzijn van het Goddelijke, waardoor haar een bewust aanvaarden of verwerpen kan worden voorgelegd. En wanneer dat aanvaarden of verwerpen plaats vindt, dan bepaalt daarmede de geest, hoe zij opgaat in God. Onbewust - schaduw of bewust - zon, licht. 33
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 2: 1956-1957 - cursus 2 – Geestelijke ontwikkeling Les 5 – De geestelijke ontwikkeling vanuit de stof Als U nu, over mijn rede wat te zeggen of te vragen heeft, dan wil ik daar nog wel op ingaan. Wat bedoelt U met het verwerpen van de geest? Het verwerpen van het Goddelijke door de geest. U kunt natuurlijk zeggen: "Ik wil opgaan in God' Dat is voor een mens misschien nog niet makkelijk voorstelbaar. Maar er komt een ogenblik, dat je dat inderdaad kunt doen. Daardoor geef je je persoonlijkheid en alles wat je daarvan dacht en meende, eigenlijk een beetje prijs. Het bestaat nog wel, maar het bestaat anders. Als je nu zegt: "Ik wil ik zijn," dan valt dus deze gewillige éénwording met het Goddelijke weg. Maar wat blijft er over. Als je tot die keuze komt en je zegt: "Ik wil ik zijn". dan zit er niets meer om je. En als je in het donker zit, sterven alle herinneringen toch langzaam af. Dan los je i.p.v. in het licht in het duister op. Zo is het de makkelijkste manier om het te zeggen. Het is natuurlijk een vergelijking, maar misschien kunt U dus begrijpen, dat er twee mogelijkheden zijn om op te lossen: in het licht of in het duister. Het licht, dat is voor ons de aanvaarding van de kracht. Dus voor ons de positieve weg. De verwerping van het Goddelijke, de schaduw, het duister, is voor ons de weg. Zij laat ons minder persoonlijk bewustzijn of minder persoonlijke voldoening over. Minder vreugde ook. Want die opgang op zichzelve is een onbeschrijflijke vreugde. Maar zij leidt tot hetzelfde doel. Dus het komt er eigenlijk niet op aan. Als U er niet om geeft. of U geluk vindt of alleen maar eenzaamheid en leed, dan komt het er inderdaad niets op aan. Voor God maakt het niets uit. Het is alleen voor Uzelf, weet U. Daar zal het waarschijnlijk wel wat voor uitmaken. Dat vergeten de meeste mensen. Dan horen ze iets en dan zeggen ze: "Nou, dan komt het er niets op aan." Natuurlijk, het komt er niets op aan, of U gewoon rustig overgaat, of dat men U langzaam aan met de voeten vooruit in een gehaktmolen duwt. Dat maakt niets uit .... voor de kosmos. Maar ik geloof, dat - als U even nadenkt, (er griezelen er hier al een paar), - U de eerste methode verkiest. En zo staat het nu precies geestelijk. Voor het geheel komt het er niets op aan, hoe U in God opgaat. Want opgaan in God doet U. Zoals het er voor de wereld weinig op aan komt, hoe U doodgaat, want doodgaan doet U toch. Maar voor Uzelf maakt het heel veel verschil uit "hoe". Dat "hoe" is ook de reden, waarom wij streven naar het licht. INZICHT Geboren werd ik uit het Licht en Licht was ik reeds voor 't licht bestond. Ik heb de wereld nu gevonden, ik, die 't bestaan der wereld vond reeds lang, voor deze wereld was of voor 't bestaan begon. Ik erken mijzelve in het Zijn en weet mijzelf - onmeetlijk klein deel van het groot geheel. Ik, die, in vorm en wereldsfeer ben Licht en deel van Scheppingskracht, ik ben een deel der grote Macht, Die in 't begin de schepping eens gegrondvest heeft. Ik Ben één met Hem, in Wie, uit Wie en door Wie alles leeft.
34
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 2: 1956-1957 - cursus 2 – Geestelijke ontwikkeling Les 6 – De vrijwording van de geest uit de stof
ZESDE LES - DE VRIJWORDING VAN DE GEEST UIT DE STOF
Zo lang de geest gebonden is in de stof, is haar bewustzijn zeer beperkt. Weliswaar bezit zij op haar eigen vlak haar normale vermogens, maar deze komen zelden of nooit geheel tot uiting op het stoffelijke vlak, waarop zij zich - daden stellende - beweegt. Omgekeerd weten wij ook, dat de geest, die de stof benadert, tracht te hanteren, enz., niet in staat is dit zonder directe éénwording met de stof volledig te doen. Er bestaat echter een mogelijkheid, dat de geest vrij van de stof toch volledige beheersing over de stof behoudt. Ja, wat meer is, dat zij aan de hand van haar ervaring en haar eigen instelling leert om zelfs bij een niet stoffelijk bestaan te zijner tijd - indien gewenst - in de stof terug te keren, zonder de beperkingen van de stof verder te aanvaarden dan voor het korte ogenblik, dat door het voertuig wordt bepaald. U leeft op het ogenblik allemaal in de stofwereld. Uw geest tracht naar buiten te gaan. Dat wil zeggen, U verlangt naar een uittreding en bevrijding van het stoffelijke, zonder daarbij het stoffelijke leven met zijn consequenties achter te laten. Dit streven naar buiten toe is typisch voor de stoffelijke vorm. Ook wanneer wij weten, dat bij de sexen een verschil kan optreden, zodat b.v. de man meer extrovert is dan de vrouw, zo mogen wij daarbij toch niet verwaarlozen, dat alle streven in de stof steeds naar buiten is gericht, dat alle heil van buiten wordt verwacht. Bij de geest zelf is dat echter anders. De geest, levend in haar eigen wereld, weet dat al wat zij aanschouwt, al wat zij ervaart, ook in haar moeten bestaan. Zij kan dus in zich alles beleven en zal buiten zich slechts datgene kunnen veroorloven, wat in haar reeds bestaat en datgene kunnen erkennen, wat in haar reeds een weten is. De weg, die de geest dan ook moet volgen om in de stof vrij te worden, is er in de eerste plaats een van introspectie. Naarmate men meer in zichzelf kerende de waarden van het ik begint te leren zien, zal men ook meer en meer door drongen raken van de volgende grote waarheid (ik citeer deze aan de hand van een oud esoterisch geschrift). In ons leeft de vlam, de levensvlam. Zij is deel van het vuur, het levensvuur of de goddelijke kracht. Deze vlam nu is de werkelijkheid. Wie met deze vlam één zijnde beleeft, beleeft overal en te allen tijde volledig, zonder enige remming, zonder enige belemmering. Dat is een grote consequentie, die hierin is vastgelegd. Wanneer je één wordt met de kern van je eigen wezen, dan ken je geen belemmeringen, geen beperkingen, geen remmingen. Met andere woorden, de geest, die in de stof zou leven, terwijl zij zichzelf geheel kent, zou volledig vrij zijn. Deze vrijheid is natuurlijk te benaderen voor een ieder, die oprecht streeft naar een erkenning van zichzelf. aar dat mag niet inhouden een voortdurende zelfkritiek. Men moet zijn eigen daden, zijn eigen handelingen kritisch beschouwen, gelijktijdig zichzelf als criterium zien voor het al of niet aanvaardbare van beleving, van waardering, waarneming, enz.. Hoezeer de mens ook streeft om tot deze innerlijke vlam te komen, slechts zelden zal het hem volledig gelukken. Het is dus zaak, wanneer wij de vrijwording van de geest uit de stof willen bezien, de fasen te erkennen, waarin deze vrijwording mogelijk is. In de eerste plaats: Zolang de stof ons regeert, onze meester is, zullen wij nooit vrij kunnen zijn. Elke hartstocht, die je overmeestert en die je beheerst, elke begeerte, die je niet kunt overwinnen, elke gedachte, die niet gericht kan worden volgens eigen wensen, is uiteindelijk een keten, die je aan het lichaam, aan de stofwereld, kluistert. Wanneer je echter deze stofwereld wilt verlaten, zul je beginnen met te streven naar een beheersen. Dan kun je dat beheersen op veel verschillende manieren trachten te doen. Het voornaamste lijkt mij echter, dat je deze beheersing tot stand tracht te brengen door een bepaald en belangrijk punt in je leven volledig te beheersen. Zolang men tracht alle dingen gelijktijdig te beheersen, zal men niet in staat zijn om ook maar één van de erkende gebreken en fouten te overwinnen. Maar indien men in zichzelf fouten erkent en één fout tracht te 35
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 2: 1956-1957 - cursus 2 – Geestelijke ontwikkeling Les 6 – De vrijwording van de geest uit de stof overwinnen, komen wij tot grotere zelfbeheersing. Deze zelfbeheersing op zichzelf maakt het ons dan mogelijk ook andere fouten meer en meer in onze macht te krijgen. Op het ogenblik, dat de geest in de stof een beheerst voertuig vindt, een voertuig, waarover zij werkelijk gezag kan uitoefenen, kan zij de volgende schrede doen naar haar bevrijding. De beheersing gevonden hebbende is het haar n.l. ook mogelijk de gedachten te regeren. In het denkproces van de doorsnee-mens speelt zich het volgende af: en prikkel komt van buiten. Deze prikkel wordt gerealiseerd en wekt toestanden in het lichaam. Het lichaam reageert en in deze reactie is vaak een verlangen, een vrees, een begeren geborgen. Het resultaat is, dat deze prikkels op zichzelf waan wekken. Dat zij op zichzelf' ons wegvoeren in die eigenaardige wereld, waar alle verlangen en begeren tenslotte worden teruggebracht tot een uitgesproken ik-zucht. Beheersende kunnen we ontkomen. Door de beheersing wordt mijn gedachte voor mij een instrument. Een instrument, dat ik kan afzenden op de wereld buiten mij, maar ook op de wereld in mij. Bedenk wel, dit is nog niet de geest, of zelfs maar de kracht van de geest. Dit komt nog tot stand door het stoffelijk voertuig en vanuit het stoffelijk voertuig. Maar nu reeds, door de beheerste gedachte, die ik kan uitzenden, is mij een zuiverder realisatie van de wereld mogelijk. In deze realisatie is dan mede een waardering voer mijzelf, mijn eigen leven en ervaren geborgen. In de tweede plaats is het mij mogelijk geworden mijn gedachten op mijzelf te richten, naar binnen toe. De onbeheerste gedachte begint bij een richten op het ik onmiddellijk te dwalen. Zij somt alle gebreken op, alle fouten, alle hangende verplichtingen, zij weeft wat dromen, maar komt niet tot een werkelijk doorbreken van de grens der bewuste gedachte. De bewuste gedachte doorbreken wil zeggen, één gedachte zo intens beleven, dat zij het bewustzijn teloor doet gaan en daarvoor in de plaats stelt een ervaring, die stoffelijk niet meer omschrijfbaar is. Dit kan al in de stof. Wanneer ik dus door deze introspectie, dit in mij zien met de beheerste gedachte, kan komen tot een doorbreken van mijn uiterlijk bewustzijn, ja, van mijn stoffelijk weten, dan ligt een geheel nieuwe wereld voor mij open. Dit vormt dan een derde trap. Op het ogenblik, dat ik in mijzelf beleef, buiten en boven de stoffelijke normen van ervaring, dan zal als resultaat mijn hele wezen dingen weten zonder ze direct te weten. Ervaren zonder deze ervaring bewust mee te maken. Dat wil zeggen, dat mijn stof nu aan een geestelijk regime wordt onderworpen, dat voor de stof als zodanig niet meer erkenbaar is, maar toch in haar bepaalde wijzigingen tot stand brengt. Hierop volgt voor de geest zelf een scherpe realisatie van dit stoffelijk wezen en van haar eigen verhouding ten opzichte daarvan. Hierin vindt zij een middel om zichzelf uit te drukken. Zij kan nu natuurlijk gaan trachten om nu die stof maar helemaal te beheersen, om die stof helemaal tot slaaf te maken van haar geestelijk streven en drijven. Maar dan krijgen we wederom een ik-zucht waarbij de geest haar drang tot beheersing oplegt aan het lichaam, naar buiten toe dus. En dat is juist wat niet gewenst is. Vandaar dat de vierde trap is: uitgrijpen voor jezelf naar een evenwicht, een harmonie tussen stof en geest. Ongetwijfeld heeft U hierover reeds vele malen iets horen verluiden. Toch kunnen we hierop niet voldoende de nadruk leggen. De stof en de geest moeten samengaan. De stof moet zozeer bevredigd worden, dat een te groot verlangen - met storende werkingen daarvan in het lichamelijk bestel en dus beïnvloedingen van de geest - kan worden voorkomen. Door het beheersen van de gedachten plus begeerte- en angst-impulsen kan dat lichaam dan verder aan zichzelf worden overgelaten. En daar gaat het om. Wanneer dit lichaam voort kan gaan, terwijl de geest zich gelijktijdig aan haar eigen leven, haar eigen erkennen wijdt, is het haar mogelijk door te dringen in het ik. De gedachte is ondertussen al lang uitgeklonken. De beeldbeleving, die de eenheid met de geest mogelijk maakte, is ook al verbleekt. Er blijft over een soort automatisch handelen, waarbij telkenmale weer de geest terugkeert in de stof en dan via die stof volgens háár verlangen en weten ervaringen opdoet. In de tussenperiode echter zit de geest terneer en beschouwt zij zichzelf. Het bewustzijn, dat zij daardoor verwerft, kán - niet moet - de volgende waarden omvatten. 1. het bewustzijn omtrent eigen afstamming en vorige incarnaties. 2. herinnering, vooral van kennis, die in vorige incarnaties of toestanden in andere sferen, belangrijk waren. 36
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 2: 1956-1957 - cursus 2 – Geestelijke ontwikkeling Les 6 – De vrijwording van de geest uit de stof 3. een herkrijgen van krachten, die tijdelijk teloor zijn gegaan door de afdaling in de stof. Wanneer ze die drie waarden heeft, kan zij tot zichzelf doordringen. Zij weet nu wie en wat zijzelf is en kan zoeken naar de Kracht, die haar doet voortbestaan. Zo is het streven van de geest op het Goddelijke gericht. Maar nu is op een bepaald moment haar ervaren en beleven geestelijk zo ver gevorderd, dat zij de stof niet meer nodig heeft. Wij kunnen dan de volgende fasen zien optreden: 1. Het afwijzen van de stof. Het lichaam sterft en de geest vervolgt haar weg in andere sferen. 2. Het behouden van de stof, die echter veelal in een toestand van coma, van bewusteloosheid, ergens wordt gedeponeerd en slechts zoveel aandacht krijgt als noodzakelijk is om een ondergang daarvan te voorkomen. Slechts bij enkele gelegenheden wordt het lichaam gebruikt. 3. Het lichaam wordt gebruikt volgens een van te voren vastgelegd plan. Het wordt tot spreekbuis van de geest en haar bewustzijn, zal als zodanig handelen als mens, maar een volledige automaat zijn. Door het feit dat het lichaam als automaat optreedt, bestaat de mogelijkheid de leeftijd betrekkelijk ver te verlengen. De mogelijkheid om met een minimum aan voedsel, enz. enz. het lichaam gezond te doen blijven. In de derde plaats om ongeacht de lichamelijke consequenties een gehele reeks van handelingen en daden in de stof te volvoeren. Bij het laatste punt één opmerking. Zodra de consequentie een ondergang van de stof inhoudt, dus een permanente scheiding van stof en geest zal de geest moeten terugkeren in de stof tot deze scheiding dan voltrokken is. De geest, die op een van voornoemde wijzen met het lichaam werkt dan wel het lichaam verlaat, is dus bevrijd van de stof. Toch is deze bevrijding niet volledig. Zij zal n.l. op de duur toch de behoefte hebben weer om in de stof te regeren, in de stof te ervaren, kortom in handelingen op het lage vlak der materie uit te drukken, wat zij geestelijk ervaart. Slechts zo kan zij haar eigen bewustwording toetsen aan een werkelijkheid. Zo kan zij aan twijfel, die in haar bestaat, ontkomen. Redelijk gezien zou dus een bevrijding van de geest uit de stof op deze wijze een tijdelijke moeten zijn. Gelukkig bestaat er voor de geest een mogelijkheid, die haar nog grotere vrijheid geeft en haar toch het stoffelijke bereik tot uiting overlaat. Wanneer de geest naast het doordringen in zichzelf leert door te dringen in het wezen der materie - krachtens haar vermogen mogelijk is - zal zij overeenkomsten opmerken tussen haar eigen wezen en leven en dat van de z.g. dode materie. Zij zal leren, dat krachten, die in de stof optreden, verwant zijn aan krachten, die zij in haar eigen wereld kent. Dat gevolgen van handelingen in de geest ook op aarde kenbaar worden, en omgekeerd. Het resultaat is, dat zij haar kennis gebruiken gaat om zichzelf een pseudo-voertuig te scheppen, dat al dan niet zichtbaar en kenbaar in de stof een reeks van waarnemingen en handelingen mogelijk maakt. Hierbij is zij nog niet vrij van de stof, maar meester over de stof. Maar nu haar handelingsvrijheid zoveel groter is geworden en zij niet meer beperkt wordt door aardse tijd, niet meer gebonden is aan ruimte, aan plaats, zal zij ongetwijfeld in een zeer korte periode de kritieke punten van haar geestelijk beleven kunnen toetsen aan het stoffelijke. Er kan dan een periode komen, dat de geest terugkeert in de stof. Ik geloof, dat een van de beste voorbeelden, die ik hiervoor gebruiken kan, wel is: Jezus van Nazareth. Van Jezus is natuurlijk veel bekend. Maar de nadruk wordt niet altijd gelegd op de volgende punten: Jezus was mens. Gelijktijdig was hij een bewuste geest en als zodanig was hij meester over de stof. Dit meesterschap openbaart hij regelmatig zowel t.o.v. kennis als t.o.v. daden. Wat is het meest opvallende bij Jezus? Dat hij steeds weer verklaart: "De Vader en ik zijn één." U zou het ook zo kunnen zeggen: De Elohim, de grote Geest, die de Schepper der aarde is, dus het scheppende principe voor deze wereld vertegenwoordigt, deelde volledig Zijn bewustzijn mede aan Jezus, die - bewust en willig - in Hem opging. Uit deze twee-eenheid wordt dan het verschijnsel geboren, dat wij de Christusgeest noemen. Dus de drager van het 37
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 2: 1956-1957 - cursus 2 – Geestelijke ontwikkeling Les 6 – De vrijwording van de geest uit de stof hoger Bewustzijn, dat nu op aarde Zich uiten kan. Deze Jezus heeft natuurlijk vroeger op aarde geleefd. Er bestaat zelfs een hele reeks incarnaties, die aan hem worden toegeschreven. Daarnaast is wel zeker, dat hij reeds voor het bestaan van de mensheid op aarde elders geleefd heeft. Eén zijnde met zijn Schepper brengt hij de waarheid van die Schepper op aarde. Hij beheerst de materie en hij is zo scherpzinnig, dat geen enkele gedachte hem ontgaat, dat geen enkel probleem hem schaakmat kan zetten. Dit gaat voort tot het ogenblik, dat Jezus zelf in levensgevaar komt. Dan krijgen we weer de mens. De mens, die nog weliswaar de Christusgeest in zich draagt, maar die als geest geleefd heeft - zeker de laatste jaren – ontrukt aan de materie, haar voertuig beïnvloedend, stimulerend tot handelingen, maar gelijktijdig in een hoog-geestelijke sfeer actief en bewust levende. En dat is voorbij. Vandaar Jezus' klacht in de Hof der Olijven, vandaar zijn uitroepen aan het kruis, waarin hij zijn eigen bevrijding, zijn hernieuwde één-wording met de kosmos a.h.w. voorvoelt. Zo zou ik hier natuurlijk reeksen van voorbeelden naast kunnen stellen maar ik meen, dat voor ieder van U juist dit voorbeeld het meest spreekt. Zoals Jezus leefde op aarde, kán elke geest op aarde leren leven. En wat meer is, op het ogenblik dat de geest het bewustzijn verwerft, dat zij deel kan zijn van de wereld zonder haar eigen sfeer daarvoor te verlaten of zonder te werken in de materie, zal zij geheel vrij zijn van de stof en toch gelijktijdig de harmonie in het kosmisch bestel daarmee hebben. De bevrijding van de geest uit de stof is dus niet zozeer een proces, waarbij een absolute grens wordt getrokken tussen geest en stof. Of een proces, waarbij de geest de stof verwerpt of verwaarloost. Een bevrijding uit de stof betekent in de eerste plaats voor haar: een bevrijding uit alle beperkingen, die de stof eigen zijn. In de tweede plaats een bevrijding ook van alle behoeften, die aan de stof gebonden zijn. Zo kan de geest - vrij wordende - in deze vrijheid voor zichzelf een deelname in het totaal der schepping verwerven. Vergeet dat niet, mijne vrienden: aan het totaal der schepping. Alle werelden, alle vlakken en sferen, gelijktijdig actief belevend en toch jezelf zijn. Want het zelf-zijn berust op het zelf-kennen. Het zelf-kennen brengt ons - na de analyse van onze uiterlijke persoonlijkheidsanalyse ook van de eigenschappen onzer verschillende voertuigen - tot de goddelijke vlam, de kern. En deze kern zou je het best kunnen uitdrukken, niet alleen als goddelijke vonk (zoals iemand hier denkt), maar als "de kosmos, die in ons leeft." In die vlam is het totaal van hét geschapene tegenwoordig. Het totaal van het geuite. Ja, wat meer is, de niet geuite mogelijkheden liggen in deze vlam voor ons om ze te verwerkelijken. Vrij zijn van de materie betekent, dat je i.p.v. slaaf tot meester wordt. Het betekent, dat je jezelf kunt zijn en toch scheppen, waarvoor je materie nodig hebt. Dat je leiding kunt geven en hulp, zonder je eigen wereld te verlaten. Misschien doe ik het beste, wanneer ik hier weer een kort citaat laat volgen: "De vrije geest is. In haar zijn, is zij zichzelf. In elke uiting van haar zijn kent zij zichzelve. Maar zichzelve kennende kent zij haar Schepper. En haar Schepper kennende schept zij, uitende zichzelve in zichzelve en zo scheppende buiten zichzelve de wereld, die zij in het ik heeft gevonden." Dit geldt voor de hogere sferen, voor de hogere krachten. Maar het geldt ook voor de mens, die zo ver vrij is geworden. Het geldt voor elke geest. De vrijheid vinden uit de materie betekent, dat je eigen wezen zozeer met het scheppend principe verknoopt raakt, dat je eigen beleving - geheel in je eigen vlak - gelijktijdig schepping betekent. Dus uitdrukking op lager vlak en in de materie. Er bestaat hieromtrent een overlevering. Toen de Schepper besloot, dat buiten Zijn engelen ook werelden geschapen zouden worden, zo ging Hij uit om deze werelden te scheppen. En voor al, wat Hij schiep, ontnam Hij een eigenschap aan een Zijner engelen. Het is dit ontnemen van een eigenschap, dat uiteindelijk aan Lucifer zoveel volgelingen bezorgd heeft. Want Lucifer zou het licht moeten missen - hij, zoon des Lichts - om daardoor licht te geven in de ziel van een mens. Het is een overlevering, maar er ligt een kern van waarheid in. In het scheppende proces word aan geestelijke vlakken en krachten iets ontnomen, opdat zo de materiële schepping tot uiting zou komen. Zolang deze geestelijke krachten en vlakken afwijzend staan tegenover de materie deze materie van zich bannen, zijn ze er aan gebonden. 38
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 2: 1956-1957 - cursus 2 – Geestelijke ontwikkeling Les 6 – De vrijwording van de geest uit de stof Want zij kunnen zichzelf niet ontdoen van zichzelven. Dat kan geen mens, dat kan geen geest dat kan ook de Allerhoogste niet. Zelfs God kan Zich niet van Zichzelf ontdoen van een deel van Zichzelf. Dat is vernietiging, onvolledigheid, onvolmaaktheid, disharmonie. Zo zal elke geest moeten streven naar een eenheid, waarbij de materie niet wordt tot iets aparts, maar tot een normaal deel van het wezen waarbij de materie dan wordt gesublimeerd tot een deel van een geestelijke wereld, een deel van jezelf. Bereiking in de zin, waarin ik dat behandeld heb, betekent iets, wat iedere mens eens zal geworden. Niemand van U zal gebonden blijven aan de stof tot aan het einde der tijden. Maar wel zal de een zich sneller, de ander zich langzamer losmaken. Men drukt dit wel eens zo uit: De involutie van de geest, die zichzelf meer en meer bewust wordt geeft aanleiding tot evolutie van stoffelijke waarden, waarbij de stof uiteindelijk zichzelf sublimeert en komt in een geheel nieuwe uitdrukking, en verband, waarbij zij - voor de geest hanteerbaar - niet meer zoals hij dan aan de geest beperkingen zal opleggen. In sommige delen van het Al is dit gerealiseerd. Daar kent men wezens, die U geesten zoudt noemen, ofschoon zij dat niet zijn. Hun stoffelijke voertuigen zijn zo ijl, dat ze voor U onkenbaar en onzichtbaar zijn. Hun bewustzijn is in verhouding zo groot, dat ze U misschien als halfgoden voorkomen. Toch zijn zij mensen, zoals U. Alleen mensen, die veel verder geëvolueerd zijn. Mensen, die de stoffelijk vrije vorm reeds benaderd hebben in een bestaan, dat zich nog bepaalt tot één enkele wereld. U moet zich dat goed realiseren. Wat ik hier beschreven heb, is niet een droom van een toekomst zonder enige reden. Het is zelfs niet de beschrijving van iets, wat voor enkelen mogelijk is. Het is een aanduiding van iets, wat door een ieder bereikt moet en zal worden. Er is slechts één andere keuze: en dat is het rijk van de chaos. Het rijk van de chaos wil zeggen. Door de vorm tot vernietiging van de vorm komen. Dat is het demonische en het duistere. Dat is een voortdurend lijden, waar de vorm vernietigd kan worden maar niet de inhoud ervan, het ik. De sublimatie van de vorm echter tot het onstoffelijke, uiteindelijk tot het haast onbelangrijke deel van het eigen wezen - geest - geeft ons de gelukservaring van de bereiking: en gelijktijdig een grotere harmonie met God, dan op een andere manier mogelijk is. Want in de chaos strevende om jezelf te vernietigen, zal je steeds aan jezelve moeten denken. Maar in de bewustwording - wetend, dat je bent - kun je jezelf verliezen in grotere waarden, omdat het beleven van het ik het normale is. En dus de aanvaarding van het hogere niet een voortdurende definitie vraagt van het ik. Zo kan de bewustwording worden voortgezet tot een zeer hoog peil, een zeer hoog vlak. Dat ligt zelfs ver achter de geestelijke werelden, die wij thans kennen. Onze geestelijke werelden zijn n.l. nog gescheiden van de stof. We hebben een verschil in onszelf t.o.v. de stof. En wij zien die stof als iets, dat je moet proberen te beheersen of te beïnvloeden, dan wel waarin je eens weer jezelf zult moeten beperken. Maar voor degene, die de ware geaardheid van stof en geest tot absolute harmonie brengt, is dit niet noodzakelijk. Deze kan dan - stof en geest gelijk - leven op een vlak, dat hoger ligt, dan wij ons zelfs waarschijnlijk realiseren. Want stof en geest tot eenheid makend in jezelf ben je de absolute eenheid, die juist daardoor het absoluut Goddelijke ook zal kunnen leren aanvaarden.
39
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 2: 1956-1957 - cursus 2 – Geestelijke ontwikkeling Les 7 – Sterven
ZEVENDE LES - STERVEN
Er staat geschreven: Wanneer de mens geboren wordt, zet hij zijn eerste schrede op het pad naar de dood. En dit is in feite waar. Op het ogenblik, dat de mens geboren wordt op aarde, begint hij tevens de beëindiging van zijn leven tegemoet te zien. Aan het proces sterven zelf zijn vele bijzonderheden verbonden, die ik zal trachten zoveel mogelijk afzonderlijk nog toe te lichten. In de eerste plaats echter zou ik gaarne willen wijzen op de betekenis, die de dood heeft in het menselijk leven. Elke mens voelt in zich een behoefte voort te bestaan. Zijn geloof, zijn streven, zijn denken kunnen niet een eindigheid aanvaarden. Deze eindigheid bestaat echter - althans voor onze persoonlijkheid - op stoffelijk terrein wel degelijk. Zo is een van de grote angsten, die de mens jaagt, de angst om te sterven. Gelukkig degene, die deze kan overwinnen. Want waar het gehele leven gebaseerd wordt op een steeds krampachtiger ontwijken van de dood, zal het sterven zelf hiervan zware invloeden ondergaan. Het is niet gemakkelijk om het leven achter te laten. Er zijn zovele banden, die U juist in het stoffelijke binden. Er zijn zoveel verplichtingen, die U nog heeft. Er zijn nog zoveel dingen te genieten, al is het alleen maar de zon, die schijnt. Het resultaat is, dat de doorsnee-mens niets zozeer vreest als de gedachte te sterven. Dat dit sterven gepaard gaat met een herleven in een andere wereld, neemt hij gaarne aan. Het is voor hem een soort zekerheid, dat het leven niet afgelopen is. Desondanks wil bij dit leven niet beëindigen voor het komende leven. De gehele psychologische instelling van de mens is dan ook een voortdurend ontvluchten van het bewustzijn "dood". Dit bewustzijn kan zover doorgaan, dat kort voor het sterven de mens met alle kracht van zijn denken en willen de dood nog tracht af te wenden. Een doodsaanvaarding zonder meer, zoals die in sommige landen voorkomt, is echter evenmin aanvaardbaar. Aanvaarden, dat je sterven moet, is goed. Maar het sterven aanvaarden als een bevrijding, is niet goed, wanneer je nog leven moet. Het stoffelijk leven is een voorbereiding op het sterven. Het sterven zelf is de geboorte in een nieuwe wereld. Wie zich dit realiseert, zal zeker de wereld niet voortijdig willen verlaten. Want de voorbereidingen voor een goede dood zijn: intens leven, intens zoeken. Niet alleen naar de waarden, die op dit ogenblik aanvaardbaar zijn, maar ook naar de waarden in het leven, die - ondanks het wegvallen van materie als onmiddellijk voertuig - bruikbaar zullen blijven om het eigen leven voort te zetten in nieuwe vorm en andere omstandigheden. Wanneer de dood zich gaat aankondigen, zijn de eerste verschijnselen: ziekte of de voortijdige dood van delen van het lichaam. In tegenstelling tot wat men veelal denkt, is sterven niet een plotseling proces. Het wordt niet bepaald door het stilstaan van het hart, ook al wordt wettelijk dit moment als het ogenblik van dood, van sterven, aangenomen. Het lichaam sterft langzaam. Het is geen pijnlijk proces. Het pijnlijke van het sterven is gelegen in de geestelijke aanvaarding daarvan. De geestelijke afweer vooral. Afweer tegen het onbekende, dat men vreest. Lichamelijk gezien zouden wij kunnen zeggen, dat de dood begint met een verval van de omzettingsprocessen in het lichaam. Eerst weigert het lichaam verder voedingsstoffen op de juiste en gebruikelijke wijze om te zetten. Zelfs wanneer een gewelddadige dood plaats vindt, treedt deze conditie eerst in, voordat de feitelijke dood plaats vindt. Het kan zeer kort zijn, maar wanneer het hart stilstaat, dan is levensmogelijkheid nog aanwezig. De stofwisseling, de spijsverteringsorganen, zijn de eerste, die hun normale functie staken. Daarna komen de hersenen aan de beurt. De hersenen, die een langzaam verval vertonen, waarbij de associatieprocessen, die het lichaam tot nog toe hebben geleid en gevoerd, die een stoffelijk denken mogelijk hebben gemaakt, langzaam maar zeker worden verbroken. Na de hersenen komen de organen in het onderlijf aan de beurt, die ook langzaam maar zeker beginnen te vervallen. Eerst dan de longen, het hart, daarna de verdere weefsels. Het 40
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 2: 1956-1957 - cursus 2 – Geestelijke ontwikkeling Les 7 – Sterven zenuwstelsel blijft veelal langer intact dan de gevoeliger organen. Is eenmaal een absolute ontbinding bereikt van het denkvermogen, dan wordt ook geestelijk gezien van dood gesproken. Want waar geen stoffelijke beheersing of levensmogelijkheid meer aanwezig is, zal gelijktijdig een directe scheiding plaats vinden tussen die delen, die voortbestaan en het achterblijvende lichaam. Naarmate men zich meer verzet tegen dit proces, worden de gevolgen van de omschreven fasen erger. Iemand, die de dood aanvaardt, die het sterven dus niet als iets ergs maar als iets onvermijdelijks - misschien zelfs als een prettige oplossing - beschouwt, zal overgaan in een soort van slaap. Meer en meer verzinkt de buitenwereld, minder en minder kunnen indrukken uit die buitenwereld nog tot hem doorklinken. Elk contact met de buitenwereld vraagt een bijzondere wilsinspanning en een bijzondere kracht. Er treedt wel een soort kilte op in het lichaam, maar deze is aanvaardbaar, ja, wordt op de duur een aangename koelte. Een koelte, die een onmiddellijke tegenstelling, een soort helende kracht vormt t.o.v. het innerlijk vuur, dat - naarmate de dood naderbij komt - sterker begint op te laaien in bepaalde delen van het zenuwstelsel, o. n. de ruggengraat. Begrijpelijkerwijze zal iemand, die zo sterft, gelukkig sterven: en in het sterven een reeks geestelijke mogelijkheden verwerven, die voor anderen vaak nog lange tijd vragen. Degene, die zich tegen de dood verzet zal zich bewust worden niet van het langzaam insluimeren, maar van een weigering van het lichaam om aan zijn wensen en verlangens tegemoet te komen. Allereerst: kilte. Een kilte, die overgaat in een verstenende kou. Wordt deze kou aanvaard, dan zal ze zich op het bewustzijn niet sterk afdrukken. Wordt zij echter bestreden, dan wordt zij op zichzelf tot een soort pijn, waaruit een steeds grotere nood ontstaat. Op de duur kunnen daaruit panische gedachten voortkomen met als resultaat een verlies van realiteit, overgaande in een fel verzet, dat gericht kan zijn tegen God en alle krachten, die men in geest en stof meent te erkennen. Een dergelijke dood kan soms in de laatste ogenblikken lijken op een waanzin, die in zichzelf de laatste levenskrachten verteert. Deze stoffelijke processen op zichzelf zijn van weinig belang. Tenminste voor degenen, die in de geest leven. Want in dit stoffelijk proces zullen wij het sterven slechts zien als een vervallen van een voertuig, dat niet meer bruikbaar was, dan wel om andere redenen verlaten moest worden. Kan de menselijke geest en het menselijk bewustzijn een dergelijke instelling bereiken, dan zal ook voor de mens het lichaam onbelangrijk worden. Geestelijk gezien spelen zich natuurlijk ook zekere processen af, die - waar zij vooral op bewustzijnswaarden berusten een buitengewoon interessant beeld geven. In de eerste plaats: een dood, waartegen verzet bestast. Een verzet betekent een inspanning van alle geestelijke krachten. Ik noemde U zo even reeds een panisch denken, waarbij de chaotische gang van gedachten uiterste wilspogingen tot stand brengen om voort te bestaan en de kentekenen van de naderende dood eenvoudig te verdrijven. Ook wanneer het lichaam bewusteloos - dus niet meer in contact met de buitenwereld - zijn verzet heeft gestaakt, kan de geest dit voortzetten. Naarmate de reactie van het lichaam of de wil van de geest minder wordt, wordt dan de verstoordheid, ja, soms de angstige woede van de geest, groter. Het resultaat is, dat zij zich uitput in een nutteloos verbruik van al haar krachten en vermogens óp dit lichaam. Zij is dan absoluut ledig, terneergeslagen op het ogenblik, dat de dood onvermijdelijk blijkt. Zij komt zo niet tot een afstand doen van het lichaam. En toch is dit afstand doen een zeer belangrijk iets. Want naarmate men minder geneigd is afstand te doen, zal men langer met het lichaam verenigd blijven en zo gebonden zijn aan stoffelijke waarden, die - ofschoon voor het ik niet reëel - toch als een realiteit aan den lijve worden ervaren. Dergelijke geesten kunnen zo lang blijven kleven aan de stof, dat zij als een soort geestelijk geraamte, een schijnbeeld, door het astrale gebied wandelen, voortdurend nog trachtend op aarde invloed uit te oefenen en zuiver stoffelijk zich kenbaar te maken Een dergelijk proces maakt het verder mogelijk, dat krachten uit het duister een beroep doen op deze geest, om haar slechtste eigenschappen uit te leven. Waar nu juist de slechtere kwaliteiten van het geestelijk bewustzijn gemakkelijk weerklank vinden op aarde, zal een dergelijke geest een lange tijd gebonden kunnen blijven aan stoffelijke waarden, maar gelijktijdig in de stof steeds sterker demonische krachten wekken, die zij - juist daardoor - ook in zichzelf voortdurend versterkt. Voor haar is het resultaat dan ondergang in het duister, 41
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 2: 1956-1957 - cursus 2 – Geestelijke ontwikkeling Les 7 – Sterven waarin zij - haar invloed ook in de stoffelijke wereld verliezende - uiteindelijk gevangen blijkt te zijn in waanvoorstellingen, die een voortdurende kwelling kunnen betekenen. De geest, die dit proces niet zó lang volhoudt, zal in haar uitputting voor een moeilijke keus komen te staan. Want op het ogenblik, dat zij het lichaam prijs geeft en voor het eerst van haar nieuwe mogelijkheden gebruik maakt door rond zich te zien, door dus waar te nemen, wat in haar omgeving is, zal zij komen tot de ontdekking van meerdere krachten, die haar evenzeer trachten te benaderen. Sommige van deze krachten stammen uit het duister. De krachten n.l., die het diepst in het duister gebannen zijn, kunnen niet zonder meer altijd de stoffelijke wereld bereiken. Maar wel kunnen zij een geest gebruiken, die pas is overgegaan, als een soort voertuig, om zo - dicht bij de aarde zijnde - toch hernieuwd contact daarmee op te nemen en op deze wijze een ogenblik aan hun eigen waan en waanzin te ontsnappen. Aan de andere kant bestaan er de geesten, die wij lichtere krachten noemen. Ik zeg: "lichtere krachten noemen," want licht is een symbool voor een toestand van deze geest, waarbij eerder over een innerlijke verlichtheid dan over een lichtend zijn gesproken mag worden. Over het algemeen zullen alle geesten, dus duister - chaotisch en licht - bewust, zich in ongeveer dezelfde vorm voordoen. Zij moeten n.l. allen een vormprojectie kiezen, die aangepast is aan de wereld, waaruit de overgegane geest zo juist zich heeft bevrijd. De keuze wordt zoveel te moeilijker, waar de verlichte geest niet in staat is om aardse genietingen te beleven. Zij kan slechts rust, vrede en op de duur geluk beleven. De geest uit het duister daarentegen beleeft een mogelijkheid om zelfs nu nog te voldoen aan stoffelijke lusten. Kiest de geest hier ten goede, dan zal zij een rustperiode ondergaan, waarbij het eigen leven opnieuw wordt doorgemaakt. Geheel anders is het voor de geest, die volkomen gerust en zich niet in krachten uitputtende overgaat. In de eerste plaats is zij in het volle bezit van al haar vermogens, wat in het vorige geval niet gezegd zou kunnen worden. Hierdoor kan zij scherper en duidelijker de kern onderscheiden van degenen, die rond haar zijn. In de tweede plaats is zij door de krachten, die zij bezit, in staat zich te onttrekken aan te demonische invloeden of schrikbeelden, die haar zouden benauwen. Waar zij door haar eigen kracht zich hiervan kan verwijderen, zal ook hier nooit een paniek ontstaan zoals in het andere geval mogelijk blijkt. Bij een keuze van het licht en het goede zal deze geest verder in staat zijn bewust door te maken, wat de andere geest een lange tijd eerst onbewust moet ondergaan, tot zij haar eigen krachten heeft herwonnen. Zo is het proces van sterven voor de geest, die de dood in de stof kon aanvaarden, niet slechts aannemelijker en minder smartelijk, maar bovendien ook een vrijer en een geestelijk aangenamer gebeuren. Echter zult U zich realiseren, dat bij dood en overgang meer te pas komt dan alleen het hiervoor genoemde. Geestelijk gezien is elke wisseling van sfeer dood of sterven. Het is een verbleken van de ene wereld en een opleven van de andere. Dit te omschrijven is betrekkelijk moeilijk. Wanneer ik echter teruggrijp naar het stoffelijk stervensproces, zult U misschien begrijpen, wat ik bedoel, wanneer ik zeg, dat een wisselen van sferen een soort sterven is. Wanneer alle invloeden, die het lichaam ondergaat, uitgeschakeld worden, zodat het niet meer reageert op de wereld buiten het ik, blijft dat lichaam nog in staat om - gedreven door de wilskracht van de geest – een ogenblik in die wereld terug te keren. De geest, die overgaat naar een andere sfeer, ziet rond zich alles verbleken. Haar waarneming wordt beperkt tot het ik. Echter kan zij door uiterste krachtsinspanningen ook dan nog contact opnemen met degenen, die in haar sfeer verkeren. Gaat zij echter dood, d.w.z. verliest zij de beheersing over haar voertuig van die sfeer, dan rust zij. Dit proces van rusten zien wij weer voorkomen bij de geest, die de stof verlaat. Zij kan dit bewust of minder bewust doormaken. Maar haar activiteit valt tot practisch nul terug. Een eigen activiteit blijft altijd in dergelijke gevallen ten hoogste beperkt tot processen in het ik. En zoals de geest, die de stof verlaat, in staat is het gehele leven te waarderen en wel - wat vroeger niet mogelijk was - onpartijdig, zo zal ook de geest, die een sfeer verlaat, alle aspecten van die sfeer, alle werkzaamheden daarin en alle belevingen hernieuwd waarderen. En nu van uit een standpunt, dat bevrijd is van de beperkingen, die zo'n sfeer of wereld met zich meebrengen. Het zal U duidelijk zijn, dat de parallel: overgang van sfeer tot sfeer en 42
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 2: 1956-1957 - cursus 2 – Geestelijke ontwikkeling Les 7 – Sterven sterven op aarde, verder kan worden doorgevoerd. Ik wil dit echter op het ogenblik niet doen, om terug te keren naar mijn eigenlijk onderwerp. De ervaringen, die de geest doormaakt, wanneer ze het lichaam verlaat, zijn op z'n minst genomen curieus te noemen. Aan de hand van de ervaring van zeer velen, die wij hierover ondervraagd hebben, aan de hand ook van onze eigen belevingen en hetgeen wij hebben kunnen waarnemen, helpende bij de overgang van anderen, menen wij het volgende beeld als ongeveer juist voor practisch alle mensen te kunnen geven: Het ogenblik van de dood zelve betekent een scheiding van stof en geest. Deze wordt uitgedrukt door een gevoel van explosie, zoals reeds eerder meerdere malen is uiteengezet. Deze explosie resulteert in een zich boven en op een afstand bevinden van het lichaam. Het gevoel zelve veel groter te zijn dan het lichaam doet ons neerschouwen op de wereld en vooral op een betrekkelijk klein stuk daarvan met het gevoel, of we een soort marionettentheater beschouwen. Het kost vaak enige moeite ons te realiseren, dat wij dit zelf zijn. "Hier lig ik." Die gedachte dringt soms pas na langere tijd door. Het kan zelfs gebeuren, dat een geest zich pas realiseert, dat het lichaam dat ten grave wordt gedragen, het zijne is op het ogenblik, dat de eerste aarde op de kist valt. In dergelijke gevallen is de reactie volledig afhankelijk van de eigen instelling t.o.v. de dood. Zal bij deze realisatie een verzet aanwezig zijn, dan begint op dat ogenblik een intens lijden. Zal echter de geest afstand kunnen doen van haar lichaam en haar stoffelijk bestaan, dan wordt zij hierdoor juist gedrongen scherper waar te nemen in haar omgeving. Het verhaal, dat menige geest de eigen begrafenis bijwoont, is niet uit de lucht gegrepen. Velen van degenen, die overgaan, blijven bij het lichaam, totdat het uit de gemeenschap der mensen is gescheiden. Dit komt niet altijd voor, maar wel zeer vaak. Is eenmaal het lichaam uit de gemeenschap weg, hetzij door crematie, begraving of andere wijze van ter aarde bestelling, dan zal de geest in sommige gevallen trachten om de personen, die haar bijzonder dierbaar en lief zijn, nog te volgen. In andere gevallen zal zij trachten haar eigen aardse streven alsnog duidelijk te maken in de hoop, dat iemand anders dat zal voortzetten. Dit leidt er toe, dat vooral de minder bewuste geest, die van de aarde scheidt, soms 7 tot 8 dagen - in enkele gevallen zelfs maanden - op aarde kan blijven en kan trachten daar bepaalde dingen te openbaren en te uiten. Na deze periode is haar dit niet meer mogelijk. Nu wordt er heel vaak op aarde gesproken over een verliezen van het astraal lichaam. Ik moet voorop stellen, dat het astrale lichaam inderdaad fijn materieel is, maar dat de vorming van dit lichaam grotendeels afhankelijk is van het voorstellingsvermogen van de geest en dat het zeer veel voorkomt, dat deze vorm bepaald blijft langere tijd, nadat het wilsvermogen, dat deze vorm heeft gebouwd, zich heeft teruggetrokken. Een astraal voertuig mag nooit en te nimmer beschouwd worden als een werkelijke entiteit. Elk voertuig en elke astrale vormgeving is het resultaat van de wil van een wezen, dat ook elders op een ander plan of in een andere wereld bestaat. Die wereld kan hoger of lager liggen dan het astrale vlak. Het astrale vlak zelf kent geen entiteiten, die daar alléén hun woon hebben. Toch zal de geest op het astrale vlak vaak werkzaam blijven. Wanneer zij bewust is, zal zij vaak na haar eigen leven overwogen te hebben en ofwel de grensgebieden van Zomerland of Zomerland zelve bereikt te hebben, terugkeren op dit astraal gebied en zich daar een voertuig bouwen, dat zij incidenteel gebruikt, ofschoon het voortdurend blijft voortbestaan. Dit impliceert voor degenen, die op aarde wonen, dat de openbaring ven een astraal voertuig in een bepaalde vorm niet te allen tijde tevens betekent, dat de persoonlijkheid zelve geheel aanwezig is. In enkele gevallen is het alleen maar een schim of schil, die niet bezield kan worden door anderen, zolang de wil van iemand in een hogere sfeer deze vormt, maar die alleen bezield is met de eigenschappen, die daarin zijn achter gelaten: dus de voorstelling, die de geest had omtrent haar eigen vorm, haar eigen leven en bewustzijn. Wanneer de geest in het astraal gebied gaat werken, blijkt haar verder, dat ze kwetsbaar is. Is zij zich bewust, dan zal zij zich hieraan zoveel mogelijk onttrekken. Vergelijkenderwijze kan dan worden gezegd, dat het astraal voertuig voor een dergelijke geest niet veel anders is dan een auto die U gebruikt om U van de ene stad naar de andere te verplaatsen. Op gelijke wijze verplaatst via het astraal voertuig de geest zich uit haar eigen lichtere sfeer naar duistere gebieden, of duisterder gebieden. 43
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 2: 1956-1957 - cursus 2 – Geestelijke ontwikkeling Les 7 – Sterven De conclusie is eenvoudig: Bij het sterven mag geen overmatige aandacht worden besteed aan het astraal gebied, noch mogen de verschijnselen van het astrale gebied als beslissend worden gezien omtrent het lot van degene, die is overgegaan. Ik zeg dit hier met nadruk, omdat veelal waarnemingen juist van astrale voertuigen of ook wel schillen op aarde worden gebruikt om mededelingen te doen omtrent het lot van overgeganen. Dit is aan de hand hiervan alleen niet mogelijk. Verder bezit de geest nog een ander voertuig, dat eigenlijk niet zo materieel meer is. Want ik heb U gesproken over een vormbewustzijn. Bij het sterven is dit vormbewustzijn op aarde geboren. Dit vormbewustzijn betekent dus, dat de geest - zich denkend als mens - nog onderhevig is aan vele belemmeringen, die nu eenmaal het menselijk bestaan eigen zijn. Deze belemmeringen worden uit haarzelve geboren en zullen dus teniet gaan op het ogenblik, dat zij dit bewustzijn leert prijsgeven. Daarmee is dan haar z.g. mentale voertuig eveneens vernietigd. De mentale vorm is wel altijd bezield. Zij is niet een afdruk in een andere materie, maar zij is inderdaad geestelijk. Dezelfde uitdrukking en vorm, die wij op mentaal vlak vinden, vinden wij n.l. op elke nog vormkennende geestelijke sfeer en wereld. Dit mentale lichaam heeft nu bijzondere bezwaren voor degen, die b.v. een gewelddadige dood sterven. Bij een gewelddadige dood is het vasthouden aan het laatste levensmoment de oorzaak, dat ondanks het bevrijd zijn van alle materie - het lijden, dat men in deze laatste momenten heeft doorgemaakt, blijft voortduren. Het is noodzakelijk hier maatregelen tegen te treffen. Ofschoon het op deze avond niet mijn allereerste taak is U te leren hoe te sterven, zou ik deze raad willen geven: Op het ogenblijk dat U sterft - onverschillig hoe - en u weet dat u niet meer kunt blijven leven, neem de gedachte in u:” Alles is voorbij". Dit “Alles is voorbij" betekent een verdringen van elke invloed die U mentaal zou dwingen voort te bestaan in een bepaalde vorm. Het betekent gelijktijdig een bevrijding voor Uw eigen bewustzijn, (Uw eigen geestelijk bewustzijn dan) van alle conventies en opvattingen, die met het menselijke gebonden zijn. De bewuste verloochening van de aarde, terwijl men op aarde nog leeft en bewust is, het lichaam nog een ogenblik blijft voortbestaan als levende eenheid, is een van de meest belangrijke dingen, die gedaan kunnen worden voor een vrij en gelukkig ontwaken in een andere wereld van de geest, gelijktijdig . De volgende fase brengt ons direct in contact met Nevelland en Zomerland. De uitdrukkingen "Nevelland en Zomerland" kunnen wij wel degelijk beschouwen als onmiddellijk verwant aan sterven, waar de oplossing van de dood gelijktijdig een ontwaken is in een van deze gebieden. Er bestaat helaas hierover veel misverstand. Menigeen ziet Nevelland als een plaats en Zomerland als een andere plaats. Ik zou de vergelijking willen gebruiken: Wie in Nevelland, leeft, heeft geestelijk een soort zware zonnebril op, waardoor het licht hem niet kan bereiken, de wereld kleurloos wordt, terwijl ze in zich vol van kleur en leven is. Naarmate wij de belemmering voor het werkelijk zien groter maken, zal de wereld somberder, duisterder zijn en minder nauw omschreven vormen kennen. Het bewustzijn van de geest zelve zal bepalen, of deze belemmering inderdaad optreedt of niet. De geest, die de overgang niet of slechts ten dele aanvaardt, belemmert zichzelf daardoor in de erkenning van de lichtende wereld. De geest, die de leiding van degenen, die komen om bij de overgang te helpen, niet aanvaardt, vergroot de mogelijkheid, dat hierdoor het licht zal worden afgewezen en evenzeer een nevelsfeer of Nevelland optreedt. Een van de eigenaardigste kwaliteiten van dit Nevelland is de illusie van eenzaamheid. Een illusie, omdat rond U het gehele wezen der geestelijke sferen met alle entiteiten, daarin vertoevend, voortdurend actief en werkzaam zich openbaart. Maar degene, die in Nevelland denkt te dolen, is hiervoor blind. Elke benadering door de geest middels een afdalen tot deze bewustzijnstrap, brengt de illusie van een schim, die zich vertoont. Angst voor deze schimmen vergroot vaak de eenzaamheid, en brengt een vlucht in het absolute duister, een volledige wereldafgeslotenheid teweeg. Wie zich realiseert, dat alleen de eigen instelling bepaalt, of men in duister, in nevel of in een lichtende sfeer zich bewust is, zal te allen tijde trachten elke beperking, die het ik wordt opgelegd t.o.v. waarneming, elk gevoel van schuld, van onwaardigheid en dergelijke, van zich te zetten. In de plaats daarvan dient te staan een absolute aanvaarding van de reële wereld, die dan rond U is. Deze aanvaarding impliceert vaak de pijnlijke ontdekking, dat men zelve daar nog niet geheel in past. Maar men kan dan altijd mits men dit wil doen - hulp krijgen om zichzelf aan te passen aan die wereld en daarin verder 44
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 2: 1956-1957 - cursus 2 – Geestelijke ontwikkeling Les 7 – Sterven bewust te worden. De moeilijkheid van deze fase der overgang ligt vooral in het bewustzijn, dat wij als geest bezitten. Wanneer een mens geboren wordt op deze wereld, dan gedraagt hij zich ook niet, alsof hij schoon en groot ware en zal hij vele dingen doen, die voor een volwassen mens niet meer passen. Dit wordt gedaan zonder enige inhibitie, omdat het bewustzijn "Volwassen mens" eenvoudig niet aanwezig is. Maar de geest, die overgaat uit de wereld brengt daarmee haar voorstellingen van volwassen mens-zijn veelal mee. Het zijn juist deze voorstellingen, die haar beletten zich als een soort pasgeboren kind te gedragen in de nieuwe wereld. Wie echter deze laatste houding kan aannemen, zal juist daardoor snel en volledig in een lichte sfeer ontwaken. Zo even stipte ik een punt aan, dat ook enige nadere toelichting verdient, n.l. het feit, dat de geest ontvangen wordt door andere entiteiten, zodra zij is overgegaan en het lichaam heeft verlaten. Er bestaan hieromtrent op aarde vele misvattingen. Een daarvan is, dat degenen, die U afhalen, een groep van familieleden zijn, of van entiteiten, die aan U gebonden zijn. Dit laatste kan voorkomen, maar is niet noodzakelijkerwijze altijd waar. Het is heel goed mogelijk, dat U niet in staat bent degenen, die nauw met U verwant zijn, te herkennen op dat ogenblik. Slechts Uw eigen verlangen met een absoluut prijsgeven van alle wereldgedachten, zal het hun mogelijk maken uit hun hogere sfeer zich tijdelijk en vliedend aan U te openbaren. Degenen, die U afhalen en in Uw onmiddellijke nabijheid zijn, behoren over het algemeen tot degenen, die - ofschoon zij reeds in een lichtende sfeer vertoeven - nog zeer dicht bij de aarde staan en daar ofwel voortdurend werkzaam zijn, waardoor zij dus over de voertuigen kunnen beschikken, die daarvoor nodig zijn, dan wel de aarde nog eerst zo kortelings verlaten hebben, dat zij evenzeer nog de beschikking hebben over de mogelijkheden van astraal gebied en dergelijke, die een zich openbaren aan de pas overgegane geesten zeer vergemakkelijken. Degenen, die bij U aanwezig zijn, zouden - volgens de aardse voorstelling - daartoe geroepen worden op het ogenblik van de dood. Ook dit is niet waar. Degenen, die U ontvangen na de overgang, zijn meestal reeds enige tijd vóór de overgang bij U aanwezig. Het begint over het algemeen met een of meer geleidegeesten, die het naderende ogenblik van geboorte in de geestelijke wereld zien aankomen. Zoals men op aarde bij een geboorte reeds tijdig zijn maatregelen neemt, opdat alle hulp aanwezig zal zijn, zo nemen ook deze geleidegeesten hun maatregelen. Zij trachten in de eerste plaats volgens het eigen geestelijk bewustzijn en eigen geestelijk verlangen van de persoon, die zal overgaan, een aantal persoonlijkheden samen te brengen, die een geruststelling betekenen, een afweer van mogelijke schrikbeelden en die gelijktijdig door hun eigen instelling en gedachtestroming in staat zijn mogelijke schrikbeelden, mogelijke panische gevoelens te doorbreken. Dat degenen, die zich met een persoon op aarde veel hebben bezig gehouden en die met zo iemand verbonden zijn, zeer vaak in dergelijke groepen zijn inbegrepen, is duidelijk. Dit is echter geen voorwaarde voor een tot deze groep behoren. De geesten, die overgaan, worden dus reeds enige tijd vóór de overgang omringd door een aantal zorgzame helpers en helpsters. Deze zijn voortdurend in de nabijheid en zullen heel vaak - vooral wanneer enige aanvaarding van de dood aanwezig is - zich reeds kenbaar maken, voordat de scheiding stof en geest zich werkelijk heeft voltrokken. Door de geest voortdurend te beroeren en te wijzen op nieuwe wereld en nieuw ontstaan, krijgen wij dan de symbolische beelden, die soms een stervende nog uitspreekt en weergeeft aan degenen, die met hem zijn. U hoort dan vaak "Het is zo mooi. " Of : "Ik hoor muziek." Of: "Daar is die en die." waarbij dan een overgegane wordt genoemd. Al deze gevallen kunnen worden teruggebracht tot de pogingen van de helpers om de overgang te vergemakkelijken. Naarmate het eerder gelukt de geest reeds tot een aanvaarden van deze nieuwe verschijnselen te brengen, zal de overgang op aarde geleidelijker, met meer vreugde en minder moeilijkheden kunnen geschieden. Naast deze onmiddellijke bezigheid worden heel vaak ook middellijk - d.w.z. door anderen, die op het ogenblik van de overgang vaak zelven niet aanwezig zijn - maatregelen getroffen om een geest, die overgaat, enigszins gerust te stellen omtrent het verder verloop van de stoffelijke zaken, waarin hij nog gemoeid is geweest. In enkele gevallen gaat men daarbij zelfs zo ver, dat een prognose wordt gegeven, waarbij het de geest blijkt, dat - mits zij zichzelf wil overgeven aan betere leiding en zo tot een snelle geestelijke ontwikkeling komen, een ontwaken in de lichtende wereld - zijzelf nog aanwezig zal zijn, wanneer gevolgen van 45
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 2: 1956-1957 - cursus 2 – Geestelijke ontwikkeling Les 7 – Sterven bepaalde stoffelijke handelingen op aarde gerealiseerd worden. De overgegane geest maakt hiervan vaak gebruik en zal juist hierdoor in staat worden gesteld inspiratief of anderszins mee te werken tot het voorkomen van resultaten, die niet gewenst zijn. Na dit beschreven te hebben en hopelijk hiermede geen illusies te hebben verbroken, maar wel een inzicht in de waarheid te hebben verschaft, moet ik verder wijzen op het herleven van het eigen bestaan. Het herleven van het eigen bestaan is een soort afrekening met het mentaal lichaam. Zolang niet het gehele leven gerealiseerd is, is het wel mogelijk om het astrale gebied te verlaten, maar het is niet mogelijk vrij te zijn in de geest. Eerst een volledig kennen van het stoffelijk ik met alle consequenties van alle daden daarin, maakt het mogelijk om het vormbewustzijn prijs te geven en daarvoor in de nieuwe vorm volledig op te gaan. Die herleving zal voor sommigen fragmentarisch zijn. Want bij die herleving is alleen belangrijk, wat voor het ik vormend was. Voor het stoffelijk ik. Daarom worden vele schijnbaar onbelangrijke elementen hier vaak herleefd, terwijl volgens de wereld zeer belangrijke fragmenten van het leven eenvoudig voorbijgaan. Een voorbeeld: Een onbetekenend standje uit de kinderjaren zal volledig worden herleefd met een overzicht omtrent alle oorzaken, die hiertoe leiden, een volkomen realisatie van eigen schuld, alle invloeden van de buitenwereld e.d. Een bekroning van het leven als b.v. een jubileum, zal eenvoudig worden voorbijgegaan, tonzij hier opnieuw invloeden zich deden gelden, die voor het verdere leven beslissend waren. Dit laatste maakt het begrijpelijk, dat men heel verschillend spreekt over het voortbestaan op mentaal gebied. Sommigen menen, dat dit in enkele dagen voorbij is en er dan geen mogelijkheid meer bestaat. Anderen daarentegen menen, dat een onbeperkt bestaan daar mogelijk is. Ik kan geen van beide stellingen bevestigen of ontkennen. Zolang men niet in staat is de objectieve waarde van de het ik-vormende belevenissen te accepteren, zal men op het mentaal gebied blijven voortworstelen. Treedt een onmiddellijke aanvaarding hiervan op, dan zal een mentaal lichaam opgelost worden, d.w.z. dus de vorm (denkt U aan wat ik zo-even gezegd heb) binnen enkele uren soms. Er bestaat hiervoor geen enkele vaste norm. Hier komt dan de laatste belangrijke fase van de overgang. Nadat het sterven voltooid is zeggen wij - begint de geboorte. Wij bedoelen hiermee dat zodra de stof verlaten is een ontwaken in een nieuwe wereld begint. Ook deze stelling is slechts ten dele waar. Voor vele mensen kan het ontwaken in een andere wereld reeds beginnen, voordat het stoffelijk leven beëindigd is. De fasen stoffelijk leven en leven in de geestelijke vormsferen overlappen elkaar vaak voor een belangrijk deel. Naarmate dit leven in beide werelden belangrijker wordt, zal het stoffelijk leven sterker de vormen en de mogelijkheden in het geestelijk leven beïnvloeden. Hierop te wijzen lijkt mij niet overbodig. Want het houdt in, dat naarmate U geestelijke actiever bent en U dus reeds bewust bent in geestelijke sferen, terwijl U op aarde leeft, U sterker - zoals men hier zegt - bouwt aan de woning, die U daar later zult vinden. Deze woning moet niet al te letterlijk worden opgevat. Maar wanneer U ontwaakt in een geestelijke sfeer, vóór het stoffelijk leven ten einde is, dan zult U zeer zeker met elke stoffelijke handeling invloed uitoefenen op het geestelijk ik, dat zich begint te vormen, Dit geestelijk ik is met het lichaam verbonden, tijdelijk daarmee één, tijdelijk daarvan los. Het resultaat is, dat het voorstellingsvermogen van een persoonlijkheid, die reeds geestelijk ontwaakt is, dan veel sterker beïnvloed wordt door alle stoffelijke gebeurtenissen, dan anders mogelijk zou zijn. Een objectief beschouwen kan dan niet al hetgeen in deze tijd geschied is, opheffen, waardoor een volledig hernieuwd bestaan in de sferen niet direct mogelijk is. Het sterven zelf is in dergelijk geval als een soort blende in een film. Dat wil zeggen, dat het ene beeld vervaagt, terwijl het andere - daar doorheen opkomend - steeds sterker wordt, een ogenblik beide beelden gelijktijdig bestaan, waarna ten slotte het laatste beeld overheerst en het eerste beeld sterft, dus wegvalt. Een dergelijke blending zien we heel vaak bij degenen, die een ontwikkeld geestelijk leven hebben gevoerd. Dan wil ik nog enige opmerkingen maken omtrent vorm. Geestelijk gezien is alle vorm afhankelijk niet van eigen verlangen maar van eigen omschrijving van het ik. De ervaring heeft ons geleerd, dat velen lichamelijke gebreken ook blijven behouden in de eerste periode, die zij in de geestelijke sferen doorbrengen. Naarmate deze vorm sterker vergroeid was met hun persoonlijke uitingen zal zij lang blijven voortbestaan. Indien men echter een 46
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 2: 1956-1957 - cursus 2 – Geestelijke ontwikkeling Les 7 – Sterven vormverandering wil doormaken of zich van dergelijke fouten wil bevrijden, is het goed zich vóór het sterven zoveel mogelijk te realiseren, dat ook dit voorbij is. De mens, die overgaat, kan zich in de geest realiseren in elke vorm, die met het ik verknoopt kan worden of is, en voor het ik aanvaardbaar blijft. Dit wil zeggen, dat velen terugkeren tot een stoffelijke vormgeving, echter de vormgeving uit hun prettigste tijd op aarde. Dit gebeurt ongetwijfeld door associaties binnen de persoonlijkheid, die deze vórm doet zien als een uitdrukking van het geluk, dat men thans ervaart. Op grond hiervan kan worden aangenomen, dat degenen, die zich na de overgang oud tonen en daar niet een verjonging in doen zien, nog niet zijn gekomen tot een volledige aanvaarding van de lichtende werelden. Wanneer ouderdom wordt weergegeven als eigenschap van de persoonlijkheid, zal deze ouderdom slechts ten dele zijn. Dat wil zeggen, alleen tot uitdrukking komen op die punten, die noodzakelijk zijn om de persoonlijkheid zijn bijzondere en bepalende eigenschappen te bezorgen. Elk sterven, elke overgang, betekent een verliezen van bepaalde kwaliteiten. Elk verliezen van kwaliteiten bij een overgang wordt gecompenseerd door het zich realiseren van andere in het ik sluimerende kwaliteiten. Het is goed, dat men ook dit zich voortdurend bewust is. In elk wezen - mens of hogere geest of lagere geest - sluimeren zeer vele mogelijkheden. Het totaal der mogelijkheden tezamen vormt het facet van het Goddelijke, zoals het geopenbaard is in de ziel. De wijze waarop wij deze eigenschappen realiseren en tot uiting brengen, is gedeeltelijk aan onszelf overgelaten. Een beperking geldt hierbij. Vele eigenschappen zijn zozeer verwant aan bepaalde gebieden van bestaan, dat zij eerst daar geheel en volledig geuit kunnen worden. Wanneer dus een overgang een verliezen betekent van bepaalde mogelijkheden en kwaliteiten, is dit verlies niet absoluut. Wanneer U sterft, verliest U daarmee niet Uw vermogen om op aarde te leven en U voort te bewegen. Slechts tijdelijk en krachtens een onvolledige realisatie van Uw eigen vermogens, zult U van die aarde verwijderd zijn. Dit gaat zo ver, dat de geest, die zich werkelijk van zijn kwaliteiten en eigenschappen bewust is, zich vanuit elke sfeer door vrije wil en door voldoende wilskracht en inspanning een voertuig kan bouwen voor elke wereld of elke sfeer, waarop zij zich wenst te uiten. Er is dus een tijdelijk verlies van mogelijkheid. Dit tijdelijk verlies brengt het grote voordeel met zich mede, dat men eerst in de nieuwe wereld zich bewust moet worden, eerst in deze nieuwe wereld actief deel van het leven moet zijn geworden, voordat men in staat is terug te zien en terug te grijpen naar vroeger leven. Tracht men dit te doen, voordat men in staat is in de eigen wereld zich volledig vrij te bewegen, dan zal dit een afsluiten van de wereld ten gevolge hebben en een absolute stilstand. Stilstand in het sterven betekent in feite een verlenging (vanuit ons standpunt desnoods mogelijk tot het oneindige) van een bepaalde fase, die in het sterven optreedt. In elke fase van het sterven nu blijft het denken zelf en het bewustzijn zelf gehandhaafd, Zo zullen denken en bewustzijn gehandhaafd blijven in alle mogelijke fasen, waarin de geest zich terugtrekt uit de wereld of haar wereld. In dergelijke gevallen echter zal het onderling spel der gedachten een zeer moeilijke en pijnlijke situatie scheppen. De eigen gedachten n.l. raken op een gegeven ogenblik uitgeput. De geest, die haar wereld niet wil aanvaarden, zal dan trachten door een hergroepering van deze gedachten toch een nieuw beleven voor zichzelf mogelijk te maken. Naarmate dit proces zich vaker afspeelt, wordt het beleven, dat men doormaakt, irriterender, pijnlijker en hopelozer. Ik heb dit naar voren gebracht, om U duidelijk te maken, hoe men komt aan de kwellingen der hel. Want de hel wordt ook heel vaak bij het sterven aangehaald als een der mogelijkheden van voortbestaan. De hel is in feite een voortdurende herhaling van datgene, wat de gedachten beheerst op een zodanige wijze, dat het op de duur uitputtend, hatelijk en verwerpelijk wordt. Het kan zowel studie als stoffelijke genoegens betreffen, het kan practisch alles bevatten, wat in het menselijk leven belangrijk kan zijn. Eenzelfde fase kan voorkomen in elke sfeer, wanneer de geest niet geneigd is haar wereld prijs te geven, terwijl het ogenblik voor haar daartoe gekomen is. Zo wordt elk vertoeven op een wereld, nadat het ogenblik tot sterven, tot overgaan, is aangebroken, pijnlijk en op de duur niet meer houdbaar. 47
Š ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 2: 1956-1957 - cursus 2 – Geestelijke ontwikkeling Les 7 – Sterven Het feit, dat de voortdurende herhaling van gedachten een steeds grotere smart betekent, brengt met zich mede, dat de geest, die hieraan onderhevig is, op de duur bepaalde delen van dit beleven zal gaan uitsluiten van een herbeleving. Hierdoor wordt langzaam maar zeker het eigen bewustzijn tot nil-bewustzijn teruggebracht. Dit bewustzijn nil, dus deze stilstand van denken, resulteert in een rematerialisatie, waarschijnlijk in de wereld, die verlaten werd: in enkele gevallen ook in de wereld, waarin men na de overgang bewust had moeten verder leven. En dan nog een paar raadgevingen voor het leven zelf. Wanneer de mens in het leven te veel aan de dood denkt, dan brengt hij daardoor de gedachte van uitblussing steeds sterker in zich naar voren. Naarmate men sterker aan de dood denkt als een verlaten van een wereld, zal men de dood zelve moeilijker en pijnlijker ondergaan. Degenen, die zich thans reeds willen voorbereiden op een gelukkige dood, zullen dit zeker niet kunnen doen door te veel aandacht hieraan te besteden. Richt al Uw aandacht op het leven. En zo U denkt aan het einde van dit leven, tracht het dan niet te zien als een einde van alle ontwikkelingen en handelingen, maar slechts als een verandering van waarden, niet belangrijker dan een zich verplaatsen van de ene stad naar de andere. Wie op deze wijze tegenover de dood staat, zal haar normaal en natuurlijk kunnen aanvaarden. Wat nog belangrijker is: In het leven zelf zal die dood niet hebben meegespeeld als het einde, zodat niet de drang bestaat terug te keren, bepaalde zaken af te handelen, enz., maar als een continuatie van het bestaan in nieuwe vorm. Hierdoor zal men na de overgang in staat zijn vlugger en redelijker alle eigen capaciteiten, te verwerven, die noodzakelijk zijn voor een eventueel voortzetten van ontwikkelingen, die op aarde begonnen zijn. Op de duur zal degene, die op een dergelijke wijze overgaat, leren deel te hebben aan het wereldleven, het leven dus in de stoffelijke wereld, terwijl gelijktijdig het bestaan op eigen vlak volledig, gelukkig en vredig kan worden voortgezet, tot het ogenblik komt, dat ook de nieuwe wereld verlaten moet worden voor een volgende.
48
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 2: 1956-1957 - cursus 2 – Geestelijke ontwikkeling Les 8 – De realiteit van de sferen
ACHTSTE LES - DE REALITEIT VAN DE SFEREN
Een sfeer wordt door de mensen op deze wereld gezien als een apart wereldje. Vaak ook als een afzonderlijke plaats, waarop geesten samenkomen, die nu eenmaal een bepaald bewustzijn bezitten. Ondanks het feit, dat we reeds vele malen hebben getracht aan te tonen, dat een sfeer juist dit niet kan zijn, maar eerder alleen moet voortvloeien uit het bewustzijn niet uit de omgeving - zullen we toch vanavond trachten de realiteit - dus het werkelijke bestaan van de sferen – aan te tonen en daarbij tevens te omschrijven, hoe zij dan bestaan, waarom zij zo bestaan en wat hun werkelijke betekenis is voor het bewustzijn, dat zoekt door te dringen naar groter licht en groter waarheid. Allereerst sfeer gedefinieerd vanuit óns standpunt. Onder sfeer wordt verstaan: de wereld waarin men leeft en kan leven krachtens het bewustzijn, zodat elke sfeer is opgebouwd uit datgene van het al-bestaande, dat voor een bepaalde geest waarneembaar, belangrijk en beslissend kan worden geacht. Een geest leeft op aarde in de stof. Die stof zou men ook een sfeer kunnen noemen. Men zegt weliswaar: De materie is de begrenzing van de geest. Men meent daarmee, dat de geest veel vrijer is dan de geest in de stof. Dit alles is echter betrekkelijk waar. Zeer betrekkelijk. Want de geest, die op aarde leeft in een menselijk lichaam, kan wel degelijk gebruik maken van de geestelijke eigenschappen en kwaliteiten, die buiten het materiële en buiten het stoffelijke gelegen zijn. Zo kunnen waarnemingen worden gedaan van zuiver stoffelijke tot zuiver geestelijke geaardheid. Hieruit vloeit voort, dat dus reeds op aarde de geest grotere capaciteiten bezit dan zij normalerwijze gebruikt. Stellen wij nu, dat wanneer enkelen in staat zijn geestelijke belevingen door te maken en buiten het materiële te beleven, waar te nemen, dat ook voor alle anderen mogelijk moet zijn. Want er zijn weliswaar verschillen in geestelijke ontwikkeling, in stoffelijke bouw, in type, in karakter, maar ondanks alles blijft ons steeds de band. In de eerste plaats met het Goddelijke, In de tweede plaats met de bewustzijnsgrenzen, die aansprakelijk zijn voor ons incarneren als mens. Zo stel ik dus de geest kan verder uitgaan dan zij doet. De reden van dit zichzelf beperken moet gelegen zijn in de geest. Het kan niet van buitenaf opgelegd zijn, want in een dergelijk geval zou ook de eenling, ja, zelfs de ingewijde, niet kunnen ontsnappen aan de beperking van zijn eigen wereld. Daarom, de geest is zich niet bewust van haar werkelijk, wezen. Zichzelf niet kennende, vormt zij zich toch een denkbeeld omtrent zichzelf, en handelt zij naar het denkbeeld, dat zij omtrent zichzelf gevormd heeft. Hiermede beperkt zij onbewust haar vermogens en capaciteiten tot zij passen binnen de wereld, waarin zij zichzelf als werkelijkheid aanvaardt. Zoals dat op aarde gebeurt, kan dat in elke geestestoestand evenzo waardevol, evenzo waar ook zijn. Wanneer een geest bevrijd wordt van de stof, heeft zij nog wel degelijk een denkbeeld over zichzelf. Dat denkbeeld kent aan het ik bepaalde mogelijkheden en kwaliteiten toe. Bij alle handelen, alle streven en alle denken, wordt het wezen bepaald en ook beperkt juist door deze aanvaarde begrenzing. Wanneer ik nu een bewustzijn vergroot, zal ik daarmede ook mijn bewustzijn omtrent de wereld, omtrent de mogelijkheden van de wereld vergroten. Hieruit volgt, dat ik een nieuwe visie krijg op mijn eigen wezen, mijn eigen belangrijkheid en mijn eigen mogelijkheden. Elke vergroting van bewustzijn houdt dus in feite een verandering van mijn wereld in. Elke verandering nu zou genoemd kunnen worden: het betreden van een nieuwe sfeer. Waar echter een eenling slechts zeer beperkt een nieuwe wereld beleeft en daarbij voortdurend in contact blijft met zijn oude wereld, is men onzerzijds ertoe overgegaan om slechts dan te spreken over een wisseling van sfeer - een overgang naar hoger sfeer b.v. - wanneer het bewustzijn gelijktijdig een vervreemding van de waarden van de vroegere wereld inhoudt. Dit punt is zeer belangrijk. Zolang n.l. mijn eigen voorstellingsvermogen, mijn beleven, mijn werken slechts een intensifiëring van de waarden betekent, die de wereld zijn, waartoe ik behoor, zal mijn beleven wel op een hogere trap staan, maar ik kan mij dat niet realiseren. Eerst wanneer 49
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 2: 1956-1957 - cursus 2 – Geestelijke ontwikkeling Les 8 – De realiteit van de sferen werkelijk alle betekenis verandert - het gehele beeld, dat ik verwerf van de wereld, die ik beleefd heb, een ander wordt - ben ik werkelijk in een nieuwe sfeer gekomen. Nu kunnen wij ons voorstellen, dat een geest, die tot hoger bewustzijn komt, op een bepaald ogenblik ziet hoe onbelangrijk en klein haar vroegere wereld was: dat zij daarnaast ziet de grote mogelijkheden van het nieuwe bestaan, dat voor haar openligt. Dat is vaak een schok. Er zijn dingen, die heel lang in het geheugen kunnen hangen als een soort zwevende dreiging om plotseling als een bliksemstraal door te breken in het bewustzijn. Dan vraagt men zich af: Is het dan werkelijk zo. En diep van binnen weet men: Het was er wel, maar ik heb er nooit aandacht aan geschonken. Zo ongeveer moet U zich voorstellen, dat het gebeurt, wanneer het bewustzijn een nieuwe sfeer betreed. Allerhande kleinigheden, die reeds in feite aanwezig waren, maar nog niet tot een geheel werden samengevoegd, nog niet een nieuw beeld vormden van het bestaan, vloeien plotseling bijeen. Al het oude verliest zijn betekenis en zijn waarde. Daarvoor liggen nieuwe mogelijkheden open. Die nieuwe mogelijkheden kunnen alleen dan gerealiseerd worden, wanneer wij - ons baserende op ons eigen bewustzijn - ons bewegen als groeiende en lerende wezens in dit nieuwe bestaan. Schijnbaar heb ik hiermede misschien aan de realiteit van een sfeer afbreuk gedaan. Men zou kunnen zeggen: Wanneer een sfeer alleen maar een kwestie van bewustzijn, - dus van denken, van zien en beleven - is, kan ik haar niet als werkelijk kwalificeren. Ik meen daarop echter te kunnen antwoorden: Wanneer een groot aantal personen of persoonlijkheden een reeks van verschijnselen als vaststaande waarheid aanvaardt, ontstaat een delen van een bepaald bewustzijn en een mogelijkheid tot handelen binnen de regelen, die dit bewustzijn stelt. Zo wordt een wereld gevormd, die in zich voor alle deelhebbers volkomen reëel zal zijn. Voorbeeld: Kinderen spelen. Een stoel is tot een auto geworden en een oude canapé misschien tot een zeeroversschip. Voor de kinderen, die gezamenlijk in één fantasie leven, is dit werkelijk. Zó werkelijk, dat zij in staat zijn de consequenties van hun handelingen en daden in hun eigenlijke wereld dan ook te vergeten. Een volwassene ziet wel het spel, maar kan niet de intensiteit van beelden, de drang tot bepaalde handelingen en daden begrijpen, die de kinderen zich soms - van uit volwassen standpunt - als baarlijke duivels doen gedragen. Hij ziet meer van het leven dan het kind en dus gelijktijdig minder. In het meer zien van de grote lijnen van het menselijk bestaan gaat gelijktijdig teloor de speciale aandacht voor de persoonlijke gedachte, voor de persoonlijke fantasie, die in die wereld weinig of geen plaats ingeruimd vindt. Ik geloof, dat het voorbeeld duidelijk is. Elke geest, die in een hogere sfeer vertoeft, beziet onze wereld en ons leven niet als iemand, die daaraan vreemd is, maar als iemand, die daar boven staat, die door zijn overzicht wat voor ons nog zo belangrijk is, als onbetekenend ziet. De consequentie hiervan is, dat alle sferen feitelijk één wereld vormen. Er zijn geen twee of geen drie werelden: geen twee of geen drie sferen van uit geestelijk standpunt. Er is slechts één grote wereld en die omvat zowel het rijk van de geest als het rijk van de stof. Die werelden kunnen zich op één plaats bevinden. Zij kunnen zich ongetwijfeld uitbreiden ook buiten de plaats, die door een bepaald bewustzijn als wereld wordt aanvaard: maar zelfs dan is die beperking deel van een groter geheel. Hoe hoger de sfeer is hoe minder plaats bepaling, begrenzing van plaats en van tijd invloed heeft. De realiteit van de sfeer is dus gelegen in het feit, dat een groot aantal naar bewustzijn strevende wezens elkaar ontmoet en in deze ontmoeting een gezamenlijk wereldbeeld ontwerpt, daarmede handelt, onderling daarover discussieert en onderling daarin kan streven en werken. Elke sfeer, die door een groot aantal wezens wordt gedeeld, zal moeten gehoorzamen aan bepaalde wetten en waarden, die door het gemiddelde bewustzijn van alle deelhebbers in die wereld worden gesteld. Zo kunnen wij sferen vanuit een zuiver stoffelijk standpunt gaan definiëren in termen van licht of duister, van meer licht of meer duister. Wij kunnen daarbij nog spreken over vormwerelden en over vormloze werelden. Om een voorbeeld te geven van uit een zuiver stoffelijk standpunt: De duistere werelden, die dicht aan Uw eigen wereldgrenzen - dus qua bewustzijn daarvan niet zoveel verschillen, maar slechts de nadruk op bepaald begeren b.v. leggen - doen ons denken aan een slechte kwaliteit kopieën van Uw eigen wereld. Zij het dat ze begrensder en beperkter zijn, omdat geen voortdurende vernieuwing daarin optreedt. Het is er duf, het is er doods, maar aan de andere kant: we 50
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 2: 1956-1957 - cursus 2 – Geestelijke ontwikkeling Les 8 – De realiteit van de sferen vinden er huizen, we vinden er kroegen en theaters: we vinden er een dansavond, een bridgeclub en we vinden er werk. Net als op aarde. Een soort schijnbeschaving. Gaan we daarentegen juist even boven de schaduwgrens, dan vinden we daar de lagere lichte sferen. 0ok weer met bossen, weiden, velden, kleine stadjes, mensen die werken, mensen die spelen, zingen en lachen. En we moeten helemaal niet verbaasd kijken, wanneer ons daar een wandelaar voorbij komt met een grote sigaar in de mond, en elders een paar dames gemoedelijk onder een bloeiende boom een kopje thee zitten te drinken. Dit vloeit niet voort uit het werkelijke bestaan, maar uit het feit dat deze handelingen - als gewoonte uit de stof a.h.w. meegenomen - nog als belangrijk gelden voor bepaalde belevingen. Het verschil tussen de materiële wereld en de geestelijke werelden zou misschien het kortst zo omschreven kunnen worden: In de stoffelijke wereld zijn een aantal handelingen noodzakelijk voor het leven. Verder bestaat er een reeks van emoties, die het best in handelingen worden uitgedrukt. Bijvoorbeeld: nervositeit wordt heel vaak uitgedrukt door roken, gemoedelijkheid door een kopje thee of een glas bier, een verfijnd genoegen of een feestelijk samenzijn door een glas wijn of sterkere drank. Een gemeenschappelijke maaltijd kan in vele gevallen de band van een gezin bijzonder sterk uitdrukken. Het zijn deze emoties, die in de aangrenzende sferen zo belangrijk zijn. Wanneer iemand rookt, is dat een herscheppen van een bepaalde innerlijke gesteldheid, die op aarde volgens gewoonte - gepaard ging met roken. Dat geldt voor alle genoemde voorbeelden evenzo. Komen wij echter deze eerste - nog onmiddellijk aan de wereld en aan het bewustzijn van de wereld grenzende - sferen voorbij, dan valt ons op, dat zowel naar duister als naar licht een wijziging van vorm optreedt. De vormen zijn minder nauw omschreven en zullen in het duister komen tot het vormloze van een amoebe, in de lichte sferen tot een stralend licht zonder zichtbare kern. Hier is het beeld van de persoonlijkheid veranderd. In het duister is het amorf, een poging om aan het ik te ontsnappen. Zelfs de vorm wordt ervaren als een belasting, als een hinderpaal. En in het zoeken naar chaos tracht men zich ook daaraan te onttrekken om zo te kunnen opgaan in een niet, waarin men dan meent rust te vinden. In een hogere sfeer daarentegen wordt de eenheid met de levende kracht zoveel sterker in het bewustzijn uitgedrukt als het bewustzijn van vormen en de noodzaak van vorm tot het wekken of uitdrukken van emoties noodzakelijk zouden maken. Zo sterk kan het goddelijk Licht zijn, dat men tenslotte niets meer is dan een vonk van dat licht. Het beleven van het bestaan is licht. Daarom is de uitdrukking van liet leven evenzeer licht. Maar nu komt zo'n wezen uit een lichtende sfeer in een lagere wereld. Wanneer het zich daar in zijn werkelijke gestalte zou vertonen - dus als zuiver licht - zou niemand de aanwezigheid bemerken. Want het licht is a.h.w. diffuus. Het verspreidt zich overal gelijkelijk. Het heeft geen scherp brandpunt meer. Het bewustzijn, dat zo hoog is gestegen omvat immers deze gehele geestelijke bestaanswereld, de gehele groep van entiteiten, ja, vele van deze groepen op verschillende hoog ten gelijktijdig. Daarom is het wezen uit de hogere sfeer niet kenbaar: het bestaat te midden van al deze andere werelden. Naarmate de wezens in al deze werelden geschapen door begrenzing van bewustzijn meer in harmonie zijn met een hogere sfeer, zullen de werkelijke verschijnselen daarvan meer kenbaar worden. Het bewustzijn echter weigert ze te aanvaarden als afzonderlijk verschijnsel en verwerkt ze dus in eigen wereldbeeld. Voorbeeld: De lichtende geest, waarover ik zo-even sprak, komt in Zomerland terecht bij mensen, die nog vormbewust zijn: wezens, die pas aan de stof ontkomen zijn. Dan in het voor hen alsof de zon extra helder schijnt. Zij hebben echter geen flauw bewustzijn van een groter, een sterker, een inténser wezen, dat in hun nabijheid is. Zij zullen misschien beroerd worden door bepaalde stemmingen en impulsen van dit grote wezen, maar dit zullen zij toeschrijven aan omstandigheden in een wereld buiten hun eigen mogelijkheden en beslissing. Ze zullen nooit accepteren, dat een hoger wezen hen nabij is. Moet dat wezen zich daar openbaren, dan moet dat in een vorm geschieden, al is het ook maar een lichtende zuil of een zon. Dus beperkt binnen de grenzen van de eigen bewustzijnswereld en bewustzijnstoestand. Dit leidt er toe, dat van uit de geest voortdurend beschrijvingen over sferen worden gegeven, die telkenmale verschillen, die telkenmale different zijn. 51
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 2: 1956-1957 - cursus 2 – Geestelijke ontwikkeling Les 8 – De realiteit van de sferen Elke wereld is eigenlijk voor degene, die ze beleeft een persoonlijke interpretatie van de binnen eigen bereik vallende mogelijkheden, die zich tonen: een eigen interpretatie. Ook U interpreteert Uw wereld op Uw eigen manier. De één ziet ze wreed: een ander als een leerschool. Een derde misschien weer als iets, dat je moet ondergaan, en zo kunnen we verdergaan. Zo is het in de geest precies hetzelfde. Een geest, die tracht zichzelf te definiëren door te zeggen: "Ik behoor tot die of die sfeer," beperkt bewust of onbewust daarmede zijn eigen persoonlijkheid. Zodra men zegt tot een bepaalde sfeer te behoren, heeft men zich n.l. aangesloten bij een groep van gelijkgezinden en gelijk denken, en wijst men zowel de beneden zich liggende werelden - dus bewustzijnstoestanden - als de boven zich liggende, nog niet bereikte werelden af. Een beperking dus van het wezen. Hoe meer men voorgeeft uit hoge sferen te komen hoe twijfelachtiger het wordt. Want iemand, die gaat spreken over een hoge sfeer, zal ongetwijfeld daarbij een beroep moeten doen op de verschillen, zoals U die op aarde kent, en dan is hogere sfeer zo ongeveer hetzelfde alsof iemand zegt tegen een lagere ambtenaar: "Ja, maar ik ben minister van Financiën." Het is een poging om een verschil in rang of stand tot uitdrukking te brengen. En verschil in rang en stand bestaat er geestelijk niet. Er bestaat slechts een groter of minder groot begrip omtrent de werkelijkheid, waarin wij allen leven. Elke sfeer en elke wereld heeft de vaststaande kentekenen voor degene, die haar van buitenaf beschouwt. Degene, die in een sfeer of wereld leeft, ervaart haar als zijn universum. Degene, die er buiten staat, ziet bepaalde zeer sprekende kentekenen, die schijnbaar voor het gehele gebied van gelijk bewustzijn ongeveer gelijkelijk gelden. Aan de hand daarvan bepaalt hij dan zijn oordeel daarover. Zo zijn verdelingen van sferen in vele trappen gebruikelijk. Wij vinden o.a. 9, 47, 49, 7 en 61 verschillende sferen. Ik noem nog niet eens alle getallen, die gebruikt worden om deze onderverdeling aan te duiden. Maar deze onderverdeling kan alleen gelden vanuit een bepaald bewustzijn, vanuit een bepaalde wereld. Dit kan ik U misschien het beste duidelijk maken door te trachten U te tonen hoe een geest, die hoger staat dan Uw wereld, Uw wereld plus lagen geestelijke gebieden ziet. Dit wordt gezien als één geheel. De lagere geest, die in de vorm gevangen zit, is alleen een minder bewuste versie van degenen, die - aan de vorm gehecht op Uw wereld rondgaan. Het verschil in materie en fijne materie - wel kenbaar - wordt hierbij niet eens zo sterk in aanmerking genomen. Zo zou men zich kunnen voorstellen, dat de hoogste geest dus alle sferen ziet als één gebied, een gebied onder het ik gelegen, waarbij elke afdaling naar een lagere sfeer niet is het verlaten van een wereld, maar een beperken van eigen bewustzijn tot een bepaald detail. Elk detail zal in zich weer verschillende andere details bergen. Naarmate de concentratie scherper wordt, daalt a.h.w. het bewustzijn van detail tot detail terugvliedend, - en zo het eigen ik beperkend - de hogere geest af tot onze sfeer. Voor ons. Voor zichzelf heeft zij zich slechts geconcentreerd op een zeer gering deel van het grote geheel. Degenen, die deze voorstelling in zichzelf kunnen verwerken, zullen ongetwijfeld hierdoor begrijpen hoe het mogelijk is, dat hoge en lage geesten gelijktijdig kunnen werken op deze aarde. Zij zullen begrijpen hoe er geen direct verschil kan bestaan tussen de uiting op aarde van een hoge geest en een lage geest, tenzij in inhoud en streven, dus uiting van bewustzijn. Alleen de uiting van bewustzijn kan het ons mogelijk maken althans enigszins een oordeel te spreken omtrent de origine en sfeer van een bepaalde geest. Niets anders. Naarmate wij sferen minder verdelen en meer als één geheel beschouwen - een soort continuïteit, waarbij het ik steeds groter wordt en dus steeds meer van de Schepping overziet - zullen wij ook gemakkelijker de overgang kunnen aanvaarden niet alleen van stof tot andere sfeer, zoals vorige maal uitvoerig besproken werd, maar ook elke overgang van sfeer tot sfeer geleidelijker en gemakkelijker kunnen ondergaan. De grote moeilijkheid van de grens tussen de sferen is n.l., dat men zich krampachtig vasthoudt aan het beeld van een vroegere wereld, tot men dit - moe geworden en moe gestreden in de poging daarin nog te leven en interesse te vinden - en ook zichzelve en zijn voorstellingen een ogenblik prijs geeft om dit te ontdekken dat men zich slechts oog- en oorkleppen heeft aangemeten, waardoor een deel van de werkelijkheid van het ik verwijderd werd gehouden. Het voorstellingsvermogen, dat is hetgeen waar het om draait: het bewustzijn. Naarmate de intensiteit van het beleven groter wordt, naarmate het inzicht in de werkelijke betekenis der dingen groter wordt, breidt de wereld zich 52
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 2: 1956-1957 - cursus 2 – Geestelijke ontwikkeling Les 8 – De realiteit van de sferen uit. Maar mét de wereld groeien wij. Wat eens belangrijk en overweldigend scheen, is nu klein en onbelangrijk geworden. Wat eens machtig was, is nu onbetekenend. En wat eens ver achter de horizon doemde als een mogelijkheid is nu een werkelijkheid. Dit is het verschil der sferen. Dit is de werkelijke betekenis. De sferen zijn reëel, omdat ze leven in ons. Sferen zijn reëel, omdat wij steeds contact zoekende met de verdere schepping, - gebonden ook aan de verdere schepping door de goddelijke Wil - van bewustzijn tot bewustzijn moeten gaan, van wereld tot wereld, zoals zij in óns voorstelbaar is. De wereld zelve echter is één. Er bestaat geen werkelijke grens en scheiding tussen een grote en een kleine wereld, tussen een hoge sfeer en een lage of tussen stof en geest. Dit alles wordt uit ons geboren. Indien wij er afstand van kunnen doen, zullen wij ongetwijfeld de grote wereld steeds intenser beleven. Maar zelfs als de scheiding in ons bewustzijn is weggevallen, zullen wij moeten groeien om te beseffen wat de nieuwe gebieden, die voor ons open liggen, werkelijk betekenen.
53
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 2: 1956-1957 - cursus 2 – Geestelijke ontwikkeling Les 9 – De geestelijke bewustwording in de sferen
NEGENDE LES - DE GEESTELIJKE BEWUSTWORDING IN DE SFEREN
De vorige maal heb ik U er op gewezen, dat een sfeer een realiteit is, een werkelijkheid voor de geest. Zij kan deze niet ontgaan. Zij kan zich daaruit niet zonder meer losmaken. Die sfeer is voor haar een vaststaande wereld. Een wereld met eigen waarden en eigen begrippen. Het is, echter begrijpelijk, dat zij niet in één sfeer kan blijven. Voortdurend groeit zijzelve, groeit haar bewustzijn en in deze groei komt ook het weten omtrent grotere mogelijkheden. Dit weten omtrent grotere mogelijkheden jaagt haar voort en dwingt haar a.h.w. te zoeken naar een nieuwe weg, een nieuwe mogelijkheid, een nieuwe wereld. Een dergelijk begrip noemen wij dan over het algemeen bewustwording, ook wel verhoging in sfeer. Hoe dit zich afspeelt is een punt, waarover veel is geschreven en veel is gesproken. Ik zal hier verschillende dingen naar voren moeten brengen, die een klein beetje ketters klinken in de oren van menige spiritist en spiritualist. Toch kan ik U verzekeren, dat al hetgeen ik U hier zal mededelen volkomen gebaseerd is op onze eigen ervaringen en - behalve voor de hoogste sferen - op dit ogenblik door leden van onze groep is vastgesteld en geconstateerd. Er zijn n.l. geen scholen, zoals men zich die op aarde gaarne voorstelt. Ook zijn er geen grazige weiden, waarop in het wit geklede kinderen ronddansen onder het toezicht van welwillende engeltjes. Het is misschien jammer, dat we met deze romantiek moeten afrekenen. Maar past zij misschien in het denken van de mens, echter zeker niet in het weten van de geest. Voor de geest bestaat er geen groot of klein. Er bestaat ook geen dom of wijs. Er bestaat alleen een bepaald bewustzijn, dat bepaalt in welke omgeving je leeft en wat je kunt waarnemen rond jezelf. Op het ogenblik, dat je bemerkt, dat er meer is dan je voor jezelf kent en ervaart, treedt een verzadiging op met de wereld, die je reeds kende. Je bent er volkomen van overtuigd, dat deze wereld voldoende was, maar dat je eigen wezen dit niet meer beleven kan. Nu moet je zoeken naar lering. Ook wij spreken heel vaak over onze meesters, over onze leraren en helpers. U moet zich dat niet voorstellen in een klassenverband. De bewustwording is het delen van andere gedachten. Wanneer een meester ons een les geeft, dan is dat geen betoog, geen poging om iets te illustreren, dan is het doodgewoon een uitstralen van zijn eigen beléven en zijn eigen wereld naar ons. En dan zijn er voor ons in dat weten hiaten. Elk hiaat vertegenwoordigt een waarde, die tot een hogere sfeer behoort en in de onze niet gerealiseerd wordt. Bij ons eigen beleven zijn we ons niet ervan bewust, dat er bepaalde hiaten in onze wereld bestaan. Maar deze hogere geest kent immers de andere waarden. Door diens denken worden we gewezen op de gebreken van onze eigen wereld, van onze eigen gedachten. Dan begint het proces der bewustwording. Je vraagt je af: "Wat kan er zijn?" Op deze vraag "Wat?" is voorlopig geen antwoord te geven. Maar je kunt gaan combineren. Je kunt zeggen: Het ligt tussen deze twee punten. Bijvoorbeeld tussen wat ik licht noem en wat ik als kleur zie ligt nog een onbekend gebied. Dit moet dus beide waarden klaarblijkelijk in zich dragen. Gelijktijdig echter moet het een verfijning betekenen van mijn eigen wereld. Het hiaat ligt niet precies tussen licht en kleur, maar zal en in licht en in kleur bestaan. Ik voel het er alleen maar tussen. Heb ik dat bewustzijn eenmaal verworven, dan kan ik verdergaan. Nu ga ik trachten om in het denken van mijn leermeester a.h.w. een glimp op te vangen van dit raadselachtige onbekende. En meer en meer word ik mij ervan bewust, dat ik diens gedachtegang, diens methode van levenservaring en levensaanvaarding volgende, kleine, haast onbestemde wijzigingen in mijn eigen beleven maak. Zo stapelen die zich op, hier een kleine verandering, daar een kleine verandering. En dan ben ik bewust en kan ik naar een nieuwe sfeer overgaan. Dat overgaan naar die nieuwe sfeer is soms het resultaat van honderden jaren werken. Honderden jaren zoeken en streven. Want alles, wat ik heb leren aanvoelen, moet ik in mijn eigen wereld voor mijzelf tot werkelijkheid maken. Dit is het voornaamste punt van alle bewustwording in geestelijke werelden. Niet een begrijpen alleen, neen, een werkelijk maken. 54
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 2: 1956-1957 - cursus 2 – Geestelijke ontwikkeling Les 9 – De geestelijke bewustwording in de sferen En hier ligt de verhoging van sfeer eigenlijk in begrepen. Wanneer ik vanuit mijzelf voor mijzelf - meestal ten bate van anderen - alle bewustwordingen metterdaad kan uitdrukken, heb ik daardoor mijn eigen wereld veranderd. En die wereldverandering brengt mij dan in contact met anderen, die de wereld zo reeds kennen. Tot zover is het ongetwijfeld begrijpelijk en eenvoudig. Maar nu het volgende: Bewustwording in de sferen kan gebaseerd worden op zeer vele verschillende richtingen, op zeer veel verschillende methoden van denken. Ik wil er enkele van omschrijven: In de eerste plaats (en dan neem ik een aardmens, pas overgegaan, als beginpunt) een z.g. beroepsontwikkeling. Voorbeeld: Deze mens is geneesheer geweest. Hij ziet het als zijn zending om de stoffelijke kwalen van de mensen te genezen. Deze mens zal dus blijven streven naar het verbeteren van de stof en wel speciaal in organische samenhang. Dit leidt tot een doordringen in zijn materie, zijn studiematerie, op een zodanig intense wijze, als stoffelijk nooit mogelijk is. Een dergelijke geest zoekt en speurt en ziet in het menselijk lichaam het zenuwstelsel volledig in werking. Hij ziet het hart kloppen, hij ziet het bloed gaan en kan elke verandering, onverschillig hoe klein of hoe groot, geheel en volledig volgen. Zo leert hij veel omtrent de samenhangen die bestaan tussen dat menselijk leven, die gezondheid en andere invloeden. Hij leert afwegen van stoffelijke invloeden tegen geestelijke. Hij leert begrijpen, hoe zuiver geestelijke stromingen - in zijn eigen sfeer kenbaar - op aarde stoffelijke effecten hebben. Heeft de mens dit eenmaal begrepen dan kan hij aan een volgende fase van zijn bewustwording gaan werken n.l. een vermindering van zijn belangstelling voor het zuiver stoffelijke en een overdracht van zijn belangstelling op het geestelijke. Zijn volgende periode houdt zich dan ook over het algemeen vooral bezig met het vaststellen van wat men zou kunnen noemen: geestelijke afwijkingen: Hij probeert zich te realiseren, hoe een mens tot bepaalde denkwijzen komt. Hij gaat zich realiseren, hoe de sferen en de verschillende tussengebieden zoals het astrale hun invloed doen gelden op het menselijk lichaam. Hij leert zo de wetten kennen, die de geest en de tussenwerelden beheersen. Hij past nu methoden toe om mensen daardoor te helpen. Dat ziet hij immers als zijn roeping. Het resultaat is dan, dat deze mens op een bepaald ogenblik een geheel ander wereldbeeld heeft verworven. Nog blijft bij hem de drang "genezen" bestaan, maar hij ziet het nu anders, als een geven van bepaalde zuiver geestelijke energieën. Zo gaat zo'n werking voort. Hij geeft nu overal energie, hij tracht aan te vullen, tracht ook overvloed hier en daar te remmen en probeert dus voor zichzelf een evenwicht te handhaven in dat deel van de wereld, dat hij beschouwt als zijn werkterrein. Hier leert hij weer, dat er andere krachten zijn, groter dan hijzelf, die evenzeer ingrijpen. Waar hij niet aan tijd is gebonden, zoals de mens, wordt het hem verder mogelijk in te zien, hoe een schijnbaar verstorend en vernietigend ingrijpen van hogere machten soms toch weer een vormend principe vertegenwoordigt, een bewustwording. Hij is nu al gekomen van de zuiver geestelijke genezing naar een aanvaarden en erkennen van bewustwording door middel van ervaring als hoofdzaak. En zo kan hij verdergaan. Een andere methode is die van geloof. De weg van het geloof betekenis in de eerste sfeer van geestelijke bewustwording veelal een beschaamde verwachting. Op aarde heeft de mens zich een beeld gemaakt van het hiernamaals. Dit beeld werd gebaseerd op zuiver stoffelijke vormen en normen en hij kán zich niet onthouden van een beeld, waarin hij ook zelf paste. Dit beeld blijkt niet te bestaan. Wanneer de teleurstelling is overwonnen en de werkelijkheid wordt geaccepteerd, is toch nog steeds het geloof de drijfveer. Hij gelooft nu i.p.v. dat God hem tot Zich heeft genomen, dat God hem ergens heeft geplaatst om te bewijzen, wat hij is. Hij zoekt dus steeds weer de wil Gods te kennen. Dit zoeken naar de hoogste waarde in al hetgeen hem omringt, brengt hem noodzakelijkerwijze in contact met geesten van hogere orde. Zo wordt wederom een wijziging in wereldbewustzijn, sfeerbewustzijn tot stand gebracht en een langzame stijging mogelijk gemaakt. Een daarop volgende weg is de weg van de rede. Zij is de mooiste, maar misschien ook de moeilijkste weg. Zij is er op gebaseerd, dat het menselijk begrip steeds naar een verklaring zoekt. Iemand, die God heeft verworpen, die niet gelooft aan een voortbestaan na de dood en geplaatst wordt tegenover een feitelijk voortbestaan, zal daardoor genoopt zijn een nieuw 55
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 2: 1956-1957 - cursus 2 – Geestelijke ontwikkeling Les 9 – De geestelijke bewustwording in de sferen beeld van het leven voor zichzelf te ontwerpen. Een beeld, waarin een voortbestaan wél wordt geaccepteerd. Zijn eerste vluchtpoging betekent een zich terugdenken in de wereld, maar dit blijkt niet houdbaar. Dan moet hij dus een tweede, een nieuwe wereld accepteren. Het zoeken naar een verklaring daarvoor brengt hem tegenover de geheimen, die deze wereld voor zijn eigen begripsvermogen nog bezit. Naarmate hij scherper op het onbekende afgaat en het onderzoekt, wordt hij door dit onderzoek tevens weer wijzer en zal hij dus zijn eigen houding tegenover de wereld moeten wijzigen. Gaat die wijziging gepaard met zijn bewustwording, dan zal hij al zeer snel een volgende sfeer kunnen betreden, waar hetzelfde proces - maar nu met minder verwerping van het onbekende - zich herhaalt. Dit nu zijn alle gebeurtenissen, voorkomende in werkelijk geestelijke werelden. Maar er zijn andere omstandigheden, waarbij de geest in de stof ook een geestelijke bewustwording kan doormaken. Ik meende in deze lezing U zeker ook deze gegevens niet te mogen onthouden. Op het ogenblik dat de mens zich bewust wordt van de tweeledigheid van zijn wezen, n.l. een geest en een stoffelijk voertuig, zal hij komen tot een streven, dat in de eerste plaats geestelijk gericht is. Want de geest als hogere, werkelijke persoonlijkheid dient immers het lichaam te beheersen. Op zichzelf heeft dit weinig nut of doel: maar het leert de mens, dat hij zijn geestelijk streven moet weten te verwerkelijken in een stoffelijke wereld. Hoe meer bij tot deze verwerkelijking geneigd is, hoe scherper ook zijn beeld van de geestelijke wereld zich openbaart. Nu heeft die mens over het algemeen zeer bekrompen opvattingen omtrent de werkelijkheden van geestelijk bestaan. In het beeld dat hij zich – nog gebaseerd op stoffelijke werelden schept, zal hij echter toch steeds weer in contact kunnen komen met hogere krachten en hogere geesten. (De wijze, waarop zij zich openbaren, zal ik zo dadelijk nog even bespreken.) Het contact met deze hogere geesten, deze hogere werelden ongeacht het feit, dat de voorstelling daarvan foutief, onjuist is brengt met zich een steeds beter begrip omtrent de mogelijkheden van stoffelijke werkzaamheid. Eveneens een groter begrip omtrent eigen geestelijke mogelijkheden. Naarmate dit wordt uitgebreid, zal de mens geestelijk sterker worden, maar gelijktijdig, zijn verbindingen met hogere, met mooiere sferen dus, ook verinnigen. Hierdoor treedt een periode op waarbij de mens naar willekeur kan leven in de stof en in de geest. Heeft hij dit bereikt, dan speelt zich voor hem een geestelijke bewustwording af, onder dezelfde normen als genoemd voor degenen, die reeds overgegaan zijn. Dit houdt in, dat een geest, die bijzonder wilskrachtig is, bijzonder ook verlangt naar hoge geestelijke waarden, in staat is vanuit de stof reeds de hoogste sferen te betreden en onmiddellijk na het verlaten van het voertuig daarin rechtens te leven en te verkeren. Nu de wijze waarop hogere geesten zich kenbaar kunnen maken. Dit is altijd een beetje een pijnlijk punt. De mens stelt zich voor, dat die hogere geest met luide stem zal komen vertellen, hoe het nu eigenlijk is. Hij stelt zich voor, dat lichtende visioenen hem zullen openbaren, waar de werkelijkheid van het geestelijk bestaan nu eigenlijk in gelegen is. Dit is slechts zelden waar. Wel echter kan de hogere geest zich openbaren in de gedachten. De eerste tekenen van een contact met hogere werelden en sferen zijn altijd weer terug te vinden in een inspiratief denken. Bij dit denken wordt het onredelijk element - volgens zuiver stoffelijke norm - steeds groter. Gelijktijdig echter blijkt een ontstellend grote logica aanwezig te zijn, die wél geheel gebaseerd is op werkelijk bestaande stoffelijke normen. Hierdoor krijgt men een andere methode van leven, een andere wijze van denken. Naarmate men echter verder gaat, ziet men de ideële krachten, de ideële mogelijkheden van de wereld sterker naar voren treden. De tweede fase betekent dan ook over het algemeen een vaak geïnspireerde deelname aan velerlei werk, dat speciaal zich richt tot de medemens, dat de verbetering - moreel, zedelijk maar ook stoffelijk – van alle mensen tracht te bewerkstelligen. Nu komt het hierin zover, dat men op een gegeven ogenblik moe wordt. Het klinkt misschien vreemd, maar men heeft zo het idee, dat het nutteloos is, dat het hopeloos is: en dan trekt men zich terug uit de grote groeperingen en wendt zich over het algemeen of tot een kleinere groep of tot enkele individuen. In het werken daarmee gaat men een steeds groter begrip krijgen voor hetgeen in de wereld gebeurt. Men meent vaak, dat het uit het ik voortkomt, 56
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 2: 1956-1957 - cursus 2 – Geestelijke ontwikkeling Les 9 – De geestelijke bewustwording in de sferen maar dat is niet het geval. In al de omschreven fasen is het de hogere geest, die door de invloed van haar eigen wereld, haar eigen gedachten, de mens brengt tot een reeks van handelingen, die hijzelf slechts ten dele kan accepteren of begrijpen. Is het eenmaal zover gekomen, dan gaat de openbaring in vele gevallen de onbewuste uittreding gebruiken als werkelijk middel. De mens droomt: zijn dromen zijn vaag. De beelden, die hij daarvan onthoudt zijn over het algemeen wazig en vreemd. In feite is dit slechts een beperkte herinnering van zijn werkelijke belevingen door zijn geest weergegeven in het denkvermogen. Hij treedt dan uit, zoals dat heet. In een geval van werkelijke bewustwording in de stof, zal de geest deze uittredingen onder geleide maken. Het is ook wel mogelijk zonder geleider, zonder helper grote tochten te maken in verschillende geestelijke gebieden, maar met een helper kan men hoger stijgen, kan men meer begrijpen dan anders het geval zou zijn. Hier volgt dan a.h.w. een privé cursus, waarbij men door één of door verschillende entiteiten wordt ingeleid in steeds hogere werelden. Op een gegeven ogenblik komt men zover, dat men ook in deze hogere werelden zich naar willekeur kan bewegen. Is dat ogenblik gekomen, dan schakelt het onbewuste veelal op het bewuste uittreden over. Hierbij wordt dus de geest – nu met een volledig bewustzijn, zij het niet omtrent de vormen dan toch wel omtrent de toestanden - naar hogere werelden gezonden en is het lichaam zich volledig bewust van de taak, die de geest op zich heeft genomen zowel als van eigen rusttoestand gedurende de tijd, dat de geest afwezig is. De periode van bewuste uittreding gaat gepaard met het z.g. bewust helpen. Hierbij brengt de geest dus - alsof zij vrij zou zijn van de stof - zowel in stoffelijke als geestelijke werelden haar eigen ervaringen in de praktijk. Zij zet deze praktijken stoffelijk verder voort. Is ook deze fase overwonnen, dan openbaart de hogere geest zich nu plotseling als een redelijk contact. Dat wil zeggen, dat het ik op elke gestelde vraag een onwillekeurig antwoord verwerft en wel een antwoord als gesproken. U moet niet denken, dat het klinkt in Uw oren: het klinkt eerder in de schedel. Maar het is alsof iemand tegen U spreekt. Ook is dat gesproken woord niet een fluistering of een suizing, het is een duidelijke stem. Heeft men dit contact bereikt, dan zal verdere ontwikkeling afhangen van eigen streven, eigen denken en van de leiding, die men zich daardoor weet te verwerven. Gezien de mogelijkheden, die zowel in de sferen als ook reeds in de stof voor de geest bestaan om haar eigen bewustzijn op een zodanige wijze te vergroten, dat zij meer werelden leert kennen en beheersen, wordt het voor ons noodzakelijk het begrip "sfeer" duidelijk uit te drukken als tegengesteld aan een andere sfeer. Men moet zich goed realiseren, dat een bewustzijn aan een norm gebonden is. Zo gaat het bij U op aarde ook. De uitdrukking daarvan is Uw maatschappij. Nu kan men binnen een bepaalde maatschappij bestaan en leven zolang men het grootste aantal der daar heersende omstandigheden en daar gekende waarden voor zichzelf nog aanvaardbaar acht. Op het ogenblik dat dit niet meer het geval is, zoekt men naar een nieuw milieu, naar een nieuwe omgeving, waarin de persoonlijkheid zich wel thuis kan voelen. Een sfeer is eigenlijk niets anders dan een conglomeraat van vele geesten, die ongeveer gelijke eisen kennen, ongeveer dezelfde voorstellingen hebben. Zij kunnen daar op velerlei wijze uitdrukking aan geven, maar waar zij dezelfde normen aanvaardbaar achten, waar zij dezelfde waarden kennen, kunnen zij onderling met elkaar in contact treden en bestaat voor hen de mogelijkheid tot samenwerking en samenleving op voet van volkomen gelijkheid. Op het ogenblik dat de geest niet meer past binnen het milieu, waarin zij zich tot op dat ogenblik heeft bewogen, zal zij moeten zoeken naar een hoger milieu, waarin haar bestreven, haar denken wel acceptabel is voor de meerderheid en zijzelf het denken en streven van de meerderheid als acceptabel kan ervaren. Het is zeer belangrijk dat U dit begrijpt, want het aantal sferen is theoretisch oneindig. In de praktijk echter is het betrekkelijk beperkt. Wij kennen hoofdsferen, (wij hebben er al over gesproken) en in deze hoofdsferen weer verschillende onderverdelingen, waardoor men zou kunnen zeggen: een sfeer is een wereld, de onderafdelingen zijn verschillende landen met een verschillende trap van ontwikkeling, cultuur en beschaving.
57
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 2: 1956-1957 - cursus 2 – Geestelijke ontwikkeling Les 9 – De geestelijke bewustwording in de sferen Nu zeggen wij "sfeer" alleen tegen zo'n wereld. Een overgaan van land tot land zien wij niet als een definitief verlaten van een bepaalde sfeer. Wel als het verlaten van een wereld, dus van een reeks vaststaande concepties om daarvoor in de plaats andere te accepteren. Bij de bewustwording in de geest zal steeds weer de nadruk moeten worden gelegd op het verschijnsel: gemeenschappelijk denken. Gemeenschappelijk denken is hetzelfde als voor U een gemeenschappelijke wereld kennen, een gemeenschappelijk land hebben. Een persoonlijk denken blijft natuurlijk ondanks alles bestaan. Dit persoonlijke denken is te vergelijken met het privé-leven van de mens t.o.v. zijn maatschappelijk leven. In vele gevallen lopen zij ineen. Er blijft echter een bepaald gedeelte van zijn leven, dat voor hem zelf absoluut heilig is en waarin hij geen anderen of slechts enkele anderen toelaat. Op deze manier kent dus elke geest zijn persoonlijke leven naast het gemeenschappelijke en hierin is juist de mogelijkheid gelegen tot snel en met goed resultaat verdergaan. Wanneer n.l. het persoonlijke leven ver boven het aanvaarde maatschappelijke leven uitgaat, kan in sommige gevallen de taak van het ik nog liggen binnen deze gemeenschap, terwijl het eigen bewustzijn zich daaraan onttrekt. Dan krijgen we het eigenaardige geval, dat iemands privé leven a.h.w. op een hogere trap staat dan zijn uiting, zijn maatschappelijke leven. Voorbeeld: Een bedelaar kan een zo groot wijsgeer zijn, dat hij bij professoren en doctoren een graag geziene gast is. Maar in de uitoefening van zijn beroep verkeert hij niet in deze kringen. Dan loopt hij gewoon te bedelen en behoort hij tot de laagste lagen der bevolking, zoals men wel eens zegt. Een geest kan vaak in dezelfde omstandigheden verkeren. Zij kan in haar eigen sfeer gebonden blijven, in haar eigen sfeer moeten werken, terwijl zij tegelijk innerlijk het contact opneemt met hogere milieus en zich daarin beweegt, als of zij daar thuis hoort. Stel. U nu voor, dat die bedelaar plotseling rijk wordt en dus geen noodzaak meer heeft tot bedelen. Dan zal hij zich automatisch verder bewegen in het milieu van degenen, bij wie hij door zijn wijsheid en onderlinge uitwisseling van gedachten een zekere waardering heeft gevonden. Zo is het mogelijk, dat de geest in haar bewustwording - dus haar uitbreiding van bewustzijn - in een bepaalde wereld nog moet leven, terwijl zij gelijktijdig toebehoort aan veel hogere werelden. Op deze manier wordt het voor de mens mogelijk om gelijktijdig als mens een schijnbaar onbelangrijk bestaan te voeren en toch intens deel te nemen aan een uitermate belangrijke, sterke hooggeestelijke beschaving van een veel hogere sfeer. Op deze wijze wordt het de geest mogelijk in het duister af te dalen en gelijktijdig in het licht te blijven. Bij de bewustwording moet men er altijd rekening mee houden: Het licht draagt men in zich, het bewustzijn draagt men in zich. Men zal het slechts zover kunnen uiten, als de omgeving dit toelaat. Weet U dit, houdt U hiermede rekening, dan zal Uw eigen leven soms voor U kunnen blijken te zijn een weg tot groter geestelijke bewustwording. Een bewustwording, die zich niet op aarde maar in de sferen afspeelt. Een bewustwording, waarbij de gebieden van het onstoffelijke Uw eigenlijk thuis worden, terwijl de wereld slechts een oord is, waarin men werkt, meer niet. Ik hoop, dat ik hiermede iets heb duidelijk gemaakt omtrent de bewustwording van de geest in de sferen.
58
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 2: 1956-1957 - cursus 2 – Geestelijke ontwikkeling Les 10 – Onze geestelijke werkelijkheid
TIENDE LES - ONZE GEESTELIJKE WERKELIJKHEID
Wanneer je leeft en je zoekt naar hogere krachten, dan vind je veel verbluffende verschijnselen. Je vindt de grote goden en de kleine goden als werkzame krachten buiten je. Je vindt een geheimzinnige Schepper en een kosmos, die naast de kenbare vele ongeziene gebieden bergt. Je dringt door in het rijk van de menselijke geest en je vindt de samengestelde psyche van de mens als een weerspiegeling van al hetgeen je buiten je hebt leren kennen. Je zoekt naar de inhoud van je bestaan. Je vraagt je af: Welke weg moet ik gaan om te komen tot een aanvaarden van de krachten, die reëel bestaan en die niet beperkt worden door mijn kleine wereld, mijn eigen beperkt begrip. En dan kom je automatisch terecht bij onze geestelijke werkelijkheid. Natuurlijk, er is een kosmische werkelijkheid en deze werkelijkheid kunnen wij altijd beschouwen als ons einddoel. Maar daarnaast bestaat er voor ons zelf iets, wat reëel is. Zo reëel, zo werkelijk, dat we zelfs in de wereld dit niet kunnen verlaten. Ik wil U allereerst een paar voorbeelden geven, waardoor U duidelijk wordt, hoe die geestelijke werkelijkheid voortdurend Uw eigen leven helpt bepalen. Stel dat U een personeelschef bent en U moet een mens aannemen, een ondergeschikte. U zult zich misschien laten leiden door een psycho-test, door getuigschriften en wat dies meer zij. Maar wat beslist? Uiteindelijk Uw eigen opinie. Uw oordeel, dat niet redelijk kan worden verklaard. De geheimzinnige kracht, waarmee U schijnt aan te voelen, dat deze mens betrouwbaar is en die niet. O, U kunt zich vergissen, maar U heeft dat eigenaardige gevoel. U leest honderd werken over filosofie en ineens ontdekt U één denkbeeld, één gedachte, die U altijd bijblijft, die U niet kunt vergeten, waar U over door blijft denken. Waarom? Heeft U misschien buiten het redelijke om iets erkend? Iets teruggevonden? Iets wat U vroeger reeds heeft bezeten? U bent een gewoon mens. U bent nuchter, U staat met beide voeten op de grond, maar U gelooft - of U wilt of niet - aan de kracht van het geweten. En al spreekt U misschien niet van een superego, U weet wel degelijk, dat er in U stemmen zijn, die meer bepalen dan stoffelijk aanvaard baar kan worden gemaakt, dan psychologisch zonder meer kan worden verklaard. Met die paar beelden hoop ik U een inzicht te hebben gegeven van belang: n.l. dat de geestelijke werkelijkheid inderdaad bestaat. Het is niet alleen maar een term. Het is een werkelijkheid, die we gebruiken. En we gaan die werkelijkheid gebruiken door ons eigen leven zo in te stellen, dat we deze geheimzinnige kracht in ons eigen leven voortdurend beamen. Dat we "ja" zeggen tegen het leven. Dat "ja" zeggen kan vele moeilijkheden in zich dragen, ongetwijfeld. Het kan ons soms voor het probleem plaatsen: "Ja, waar is nu de grote Schepper. Waar is nu die Kracht, die ik God noem?" Een ander ogenblik stelt het U voor het probleem: "Maar ben ik dan belangrijk genoeg, dat ik dit mag vergen van het leven, dat ik deze beslissing mag nemen, die anderen misschien veel kost?" Ik wil proberen, die geestelijke werkelijkheid nu kort te schetsen. De realiteit, precies zoals ze is, zoals ze altijd voor U zal blijven, tot U het menselijke verlaat. Naast Uw direct bewustzijn. Uw onderbewustzijn (instinct of freudiaans gezegd: it ), Uw super-ego (complexe persoonlijkheid, wonend in het onderbewustzijn) hebben wij te maken met een oneindige kracht. Deze oneindige kracht in de geest. Deze geest draagt in zich een totaal van ervaringen, die – uit alle levens samengevoegd - zijn geworden tot een complex, maar toch harmonisch beeld omtrent het leven. Geestelijke disharmonie bestaat niet. De geest kan harmonisch of disharmonisch zijn t.o.v. haar omgeving, de wereld, waarin zij beleeft. In zichzelf kan de geest geen disharmonie kennen. Dit in tegenstelling met het lichaam. De geest met dit harmonisch streven komt tot een bepaling van invloeden, die voor haar begeerlijk en belangrijk zijn. Deze invloeden zijn - of de geest dit nu weet of niet – gedeeltelijk 59
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 2: 1956-1957 - cursus 2 – Geestelijke ontwikkeling Les 10 – Onze geestelijke werkelijkheid harmonisch met buiten haar bestaande krachten. Waar die harmonie bestaat krijgen we een wisselwerking tussen b.v. kleine goden en kleine geesten of grote goden en de grootscheppende vermogens, die in de mens zelf factoren versterken en zo maken tot iets, wat de ogenblikkelijke werkelijkheid voortdurend overspoelt. Je kunt daardoor niet de werkelijkheid van je huidig bestaan verlaten, maar je vult haar aan, totdat ze een inhoud en een betekenis krijgt, die normalerwijze in deze vorm van leven niet optreedt. De geest brengt ons dus een voortdurende en steeds sterkere vooruitgang van ons eigen concept der wereld, ongeacht de stoffelijke of geestelijke mogelijkheden, die die wereld voor erkenning buiten het ik in zich houdt. Daarnaast is een tweede deel van de geestelijke werkelijkheid: De reeks van vastgelegde beelden, die - soms volkomen strijdig met de goddelijke werkelijkheid - voor ons een tijdelijke werkelijkheid vormen. Wij kunnen niet ontkomen aan het beeld, dat vastligt in ons eigen wezen. Vooral niet wanneer dit in het geestelijk wezen ligt, want de geest heeft haar ervaringen opgedaan. Ze heeft bepaalde punten in de schepping beleefd als niet met het "ik" harmonisch en blijft deze verwerpen: zelfs op ogenblikken, dat reeds een harmonie tussen deze punten in het eigen wezen mogelijk zou zijn. Het resultaat is een eenzijdigheid van voorstelling, die binnen elke geest in meerdere of mindere mate bestaat. Deze eenzijdige voorstelling, zal op elk leven, dat door die geest wordt gevoerd - onverschillig in welk voertuig - zijn invloed doen gelden. Dit gaat door alle levens, door alle bestaansfasen. Maar naarmate het "ik" verder groeit, wordt uit de eens verworpen wereld een begeren, een behoefte binnen het "ik" gevormd. Want nu is er behoefte ter afronding van het geheel, waar geen andere harmonische uitbreidingsmogelijkheid binnen het geestelijke "ik" bestaat, om juist deze ervaring, dit bewustzijn mede te ontvangen. Het resultaat is, dat de geest dus het verworpene bij voldoende rijpheid voor zichzelf gaat opeisen. Dat zij ervaringen, die eens als volledig demonisch, duister en voor het "ik" schadelijk werden verworpen, tot zich gaat roepen om daardoor een, aanvulling van haar eigen wezen en ervaring te verkrijgen. In de geestelijke werkelijkheid zijn goed en kwaad dus glijdende waarden. Goed is de waarde van het erkende, kwaad van het niet als tot het "ik"-behorend erkende. Het resultaat is dat de uitbreiding van het "ik" een vergroting van goed en een verkleining van kwaad met zich meebrengt. Naarmate het kwaad in ons kleiner wordt, zullen wij ook geestelijk minder krachten der natuur van ons afstoten. Zo ontstaat groter harmonie, groter inzicht, groter begrip. Deze harmonie maakt het contact mogelijk met andere krachten. Het begrip en het inzicht maken het niet alleen mogelijk deze krachten actief binnen het "ik" te gebruiken en te doen werken tot uitbreiding van eigen bewustzijn, maar vooral ook om richting te geven aan eigen ervaringen in het voertuig, dat op het ogenblik voor ons bestaat. Misschien zoudt U een voorbeeld willen hebben van iets eerst verwerpen en later weer tot U trekken. Ik zal het proberen. Wanneer wij stellen, dat de geest iets verwerpt, dat ze later tot zich neemt, dan moet ik hier een stoffelijke vergelijking gebruiken en deze is betrekkelijk moeilijk te geven, gezien de verschillende waarden van stof en geest. Mijn voorbeeld is dus te allen tijde een benadering, maar geen volledige verklaring. Ik stel een tijd, waarin de mens het vuur niet begrijpt. Hij kan het niet hanteren. Deze tijd heeft in de mensheid inderdaad bestaan. Hij verwierp het vuur als pijnlijk, gevaarlijk, dodelijk. Waar het zich bewoog, zag hij er verder een levende demonische kracht in en probeerde het te bezweren en ontvluchtte het zoveel mogelijk. Er kwam echter een ogenblik, dat iemand leerde het vuur te hanteren. Vanaf dat ogenblik was hetzelfde vuur bescherming, dienaar, niet ontdaan van zijn gevaren, maar door zijn goede eigenschappen geworden tot een noodzaak voor de verdere ontwikkeling van de mensheid. In de geest bestaat dezelfde mogelijkheid. Zeggen wij b.v., dat veel van hetgeen kwaad heet op aarde toch behoort tot een kosmische harmonie, dan kunnen wij zo iets, zolang het voor ons kwaad is, niet beroeren zonder schade voor onszelven. De geest zal dus automatisch dit van zich afwijzen als schadelijk voor het ik. Maar er komt een ogenblik, dat juist deze ervaring noodzakelijk is ter afronding van het geestelijk geheel. Op dit ogenblik is er niet slechts een drang, maar vooral een begrip. De begripsmogelijkheid - in het "ik" geboren door de aanwezige factoren die de totale harmonische "ik"- uitbreiding kunnen bevorderen - doet ons 60
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 2: 1956-1957 - cursus 2 – Geestelijke ontwikkeling Les 10 – Onze geestelijke werkelijkheid zoeken naar de mogelijkheid om deze kracht op de juiste wijze te hanteren. Hebben wij dit gevonden, dan wordt de kracht voor ons een normaal deel van het bestaan en deze ervaring een redelijk gedeelte van onze geestelijke werkelijkheid. Wanneer ik nu verderga, dan moet ik voor de geestelijke werkelijkheid het volgende stellen: Geestelijke werkelijkheid is dus voor mij het totaal van de door mij harmonisch ervaren wereld. Hoe groter de harmonie wordt met de krachten der wereld, hoe groter mijn geestelijke werkelijkheid kan worden. Maar in de geest kan slechts datgene werkelijk voor mij zijn, wat zijn tegendelen binnen mijn wezen vindt, zodat het evenwicht van het "ik" - geestelijk gezien - niet verstoord wordt. Om dit te bereiken moeten wij in ons leven voortdurend streven naar al datgene, wat voor ons positief is. Wij mogen niet zeggen: "Ik verwerp dit, omdat de wereld het kwaad vindt." Maar wij zouden moeten zeggen: Al vindt heel de wereld het goed, wanneer ik het persoonlijk niet aanvaardbaar vind, dan moet ik het verwerpen." Want op dat ogenblik schaad ik mijzelf, indien ik mijzelf uitschakel om het oordeel van de wereld te aanvaarden. Dit oordeel, echter geldt alleen voor mijzelf. Verder ligt in de geestelijke werkelijkheid nog een andere consequentie: Er komt een ogenblik, dat mijn eigen wereldaanschouwing en wereldbeschouwing sterk verschilt van die van mijn omgeving. Ik mag nooit aannemen, dat mijn werkelijkheid voor die omgeving aanvaardbaar is. Maar ik mag ook nooit mijn eigen werkelijkheid verloochenen. Geestelijke werkelijkheid wil dus zeggen: je eigen wezen zover mogelijk volledig tot uitdrukking brengen en voortdurend zoeken naar een aanvulling van dat wezen in elke factor, die positief zich uit t.o.v. ons eigen wezen en onze eigen ervaring. Dan zoeken wij verder en dan komen we op een gegeven ogenblik te staan tegenover de reeds genoemde - en in de andere cursus uitvoerig behandelde - grote en kleine goden. Er kan een ogenblik ontstaan in mijn geestelijke werkelijkheid, dat mijn eigen wezen in zich alle factoren draagt van b.v. een kleine godheid (dus een scheppend vermogen van lager orde). Op het ogenblik, dat ik dit bereik, zal ik gelijk zijn - geestelijk – aan dit wezen. Ik heb dan dezelfde capaciteiten en mogelijkheden, maar kan qua inzicht daarvan verschillen. Toch deel ik op dat ogenblik een gezamenlijke werkelijkheid - geestelijk - met deze kleine godheid. Dit betekent, dat de beheersing van de kleine geestelijke kracht, de kleine geestelijke schepper t.o.v. mijn wezen uitvalt. Daarvoor in de plaats, kan ikzelf gaan bevorderen of tegenwerken, wat de kleine scheppende kracht doet. Van tegenwerking zal - gezien de harmonie van begrip, die in een geestelijke werkelijkheid voorkomt - veelal geen sprake zijn. In dit nieuw en scheppend vermogen ga je echter verder en je zult zo langzamerhand steeds sterkere krachten gaan ontmoeten. Op de duur vind je de grote scheppers. De grote scheppers op zichzelf zijn de uitingen van de Godheid. En nu krijgen wij een heel eigenaardig verschijnsel. Er kan van bewustwording binnen het begrip geestelijke werkelijkheid slechts in zoverre sprake zijn, als het ons mogelijk is een begrip te verwerven voor de afzonderlijke acties, instellingen en handelingen van de grootscheppende vermogens, die de wil van de Schepper onmiddellijk in de kosmos uitvoeren. Eerst door een begrip - dus een deel hebben aan het totaal van deze werkingen - kunnen wij voor onszelf komen tot een uitschakeling van een persoonlijke activiteit. Wij worden dan mede-volvoerders van één der scheppende werkingen, door ons als eerste aanvaard. Deze aanvaarding houdt in een vergroting van inzicht voor andere scheppende werkingen en zo een erkennen van de grote kracht, waaruit elke scheppende werking is voortgekomen. Waar wij echter bij elke beschouwing ons ook moeten baseren op het stoffelijke (en wel in hoofdzaak op Uw eigen stoffelijk bestaan door het feit, dat U op de wereld leeft) zullen wij van uit de stof de geestelijke werkelijkheid ook moeten benaderen en omschrijven. We zeggen dan in de eerste plaats: "Hoe ik ook mogelijkerwijze via wijsbegeerte of filosofie kom tot een wereldbeeld, ik zal dit nooit reëel mogen aanvaarden boven de werkelijkheid, die ik van binnen uit kan ervaren." Geen enkele stelling heeft voor mij kracht, tenzij ik haar kan beleven. Indien een stelling mij begerenswaardig voorkomt, zal ik moeten trachten haar te beleven en te verwerkelijken in mijn eigen bestaan. Eerst wanneer ik - stoffelijk althans - een weerkaatsing kan geven van hetgeen voor mij redelijk aanvaardbaar is, kan ik komen tot een totale actie met het geheel van mijn wezen, waarin dus ook uitdrukking wordt gegeven aan het totaal van de erkende waarden. Zo is een bewustzijnsvergroting mogelijk. En deze bewustzijnsvergroting 61
© ORDE DER VERDRAAGZAMEN Sleutels jaargang 2: 1956-1957 - cursus 2 – Geestelijke ontwikkeling Les 10 – Onze geestelijke werkelijkheid betekent - geestelijk - een uitbreiding van de mogelijkheid tot harmonie met de grotere krachten. Indien wij verder stoffelijk een aantal factoren hebben, die ons betrekkelijk onverschillig zijn, die voor ons weinig of geen betekenis hebben, dan zullen wij trachten deze zo te beleven – indien noodzakelijk - dat zij voor anderen noch aanstoot geven, noch ergerlijk, noch schadelijk zijn. Wij zullen echter acties, die ons niet onmiddellijk treffen tot in het diepst van ons wezen, steeds beperken tot het stoffelijk hoogst noodzakelijke. Hierdoor voorkomen wij een belasting van het "ik" met een groot aantal waarden, die geestelijk geen betekenis hebben en dus een verarming van onze geestelijke bewustwording betekenen. Daarnaast zullen wij in de stof een aantal definitieve afkeerpunten hebben. Wij wenden ons van zekere stellingen, mogelijkheden en gebeurtenissen af. Wanneer wij dit niet alleen doen om uiterlijke redenen, burgerlijk aanvaarde moraal, fatsoen e.d., maar van binnen uit, dan zullen we voor onszelf trachten te erkennen, waarom deze dingen voor ons afkeurenswaardig zijn, waarom wij ons afwenden van al hetgeen daarmee in verband staat. Van realisatie van de grondslag van deze afkeer betekent voor ons de mogelijkheid om in het stoffelijk leven. Zelfs van hetgeen ons vijandig is, in onze ontwikkeling een voldoende gebruik te maken ter aanvulling van onze eigen harmonische beleving. De daardoor ontstane mogelijkheid tot groter geestelijke bewustwording, vrienden, vergroot de geestelijke werkelijkheid. En de uitbreiding van geestelijke werkelijkheid op zichzelf verkleint de mogelijkheid, dat ge wederom in een dergelijk klein en gebonden stoffelijk bestaan op aarde zult moeten vertoeven.
62