DeEvangeliën endeHandelingen vandeApostelen
Inhoudsopgave
EvangelievanMatteüs
EvangelievanMarcus
EvangelievanLucas
EvangelievanJohannes66
HandelingenvandeApostelen85
Mattheus
HOOFDSTUK1
1HetboekvandegeneratievanJezusChristus,dezoon vanDavid,dezoonvanAbraham.
2AbrahamverwekteIsaak,enIsaakverwekteJakob,en JakobverwekteJudasenzijnbroers.
3EnJudasverwekteFaresenZarabijThamar;enFares verwekteEsrom;enEsromverwekteAram; 4EnAramverwekteAminadab;enAminadabverwekte Naässon;enNaässonverwekteSalmon;
5EnSalmonverwekteBoosbijRachab;enBoosverwekte ObedbijRuth;enObedverwekteIsaï;
6EnIsaïverwekteDavid,dekoning,enDavid,dekoning, verwekteSalomobijhaardiedevrouwvanUriawas geweest;
7EnSalomogewonRoboam;enRoboamgewonAbia;en AbiaverwekteAsa;
8EnAsaverwekteJosafat;enJosafatverwekteJoram;en JoramverwekteOzias;
9EnOziasgewonJoatham;enJoatamgewonAchaz;en AchazgewonEzekia;
10EnEzekiagewonManasse;enManasseverwekteAmon; enAmongewonJosias;
11JosiaverwekteJechonjaenzijnbroers,toenzijnaar Babelwerdenweggevoerd
12EnnadatzijnaarBabelwarengebracht,verwekte JechoniasSalathiël,enSalathiëlverwekteZorobabel;
13EnZorobabelgewonAbiud;enAbiudgewonEljakim; enEljakimgewonAzor;
14EnAzorverwekteSadok,enSadokverwekteAchim,en AchimverwekteEliud;
15EnEliudverwekteEleazar,enEleazarverwekte Matthan,enMatthanverwekteJakob.
16EnJakobverwekteJozef,demanvanMaria,uitwie geborenwerdJezus,dieChristusgenoemdwordt.
17AlduszijndegeslachtenvanAbrahamtotDavid veertiengeslachten,envanDavidtotdewegvoeringnaar Babelveertiengeslachten,envandewegvoeringnaar BabeltotChristusveertiengeslachten
18DegeboortevanJezusChristusvondopdezewijze plaats:Maria,zijnmoeder,wasondertrouwdmetJozef; voordatzijgingensamenwonen,bleekzijzwangertezijn vandeHeiligeGeest
19ToenwildeJozef,haarman,haarnietinhetopenbaar toteenschandebrengenenwildehijhaarinhetgeheim verstoten
20Terwijlhijhierovernadacht,verscheenhemineen droomeenengelvandeHeer,diezei:Jozef,zoonvan David,weesnietbangMaria,uwvrouw,totutenemen, wantwatinhaarverwektis,isuitdeHeiligeGeest.
21Enzijzaleenzoonbaren,engijzultHemdenaam Jezusgeven,wantHijzalZijnvolkzaligmakenvanhun zonden.
22Ditallesisgebeurd,opdatvervuldzouwordenwatde Heeregesprokenheeftdoordeprofeet,diezegt:
23Zie,demaagdzalzwangerwordeneneenzoonbaren, enmenzalHemdenaamImmanuelgeven,hetgeen betekent:Godmetons
24ToenJozefuitzijnslaapwasopgestaan,deedhijzoals deengelvandeHeerhemhadbevolenennamzijnvrouw totzich.
25Enhijhadgeengemeenschapmethaar,totdatzijhaar eerstgeborenzoongebaardhad;enhijgafhemdenaam Jezus.
HOOFDSTUK2
1ToenJezusgeborenwasinBethleheminJudea,inde dagenvankoningHerodes,zie,daarkwamenwijzenuit hetoostennaarJeruzalem,
2Enzijzeiden:WaarisdepasgeborenKoningderJoden? Wantwijhebbenzijnsterinhetoostengezienenzijn gekomenomHemteaanbidden.
3ToenkoningHerodesdithoorde,raaktehijinverwarring, enheelJeruzalemmethem
4Toenhijalleoverpriestersenschriftgeleerdenvanhet volkbijeenhadgeroepen,vroeghijhunwaardeChristus geborenzouworden
5EnzijzeidentotHem:TeBethleheminJudea;wantzois hetgeschrevendoordeprofeet:
6Enjij,Bethlehem,inhetlandvanJuda,bentzekernietde minsteonderdevorstenvanJuda,wantuitjouzaleen Leidsmanvoortkomen,DiemijnvolkIsraëlzalhoeden
7ToenriepHerodesinhetgeheimdemagiërsbijzichen vroeghunnauwkeurighoelaatdesterwasverschenen.
8EnhijzondhennaarBethlehem,enzeide:Gaatheenen doetnauwkeurigonderzoeknaarhetkindeke,enwanneer gijhetgevondenhebt,berichthetmijopnieuw,opdatook ikkomeenhetaanbidde
9Nadatzijdekoninghaddenaangehoord,gingenzijop wegEnzie,desterdiezijinhetoostenzagen,gingvoor henuit,totdathijbleefstaanbovendeplaatswaarhetkind was.
10Toenzedesterzagen,werdenzebuitengewoonblij. 11Toenzijhethuisbinnengingen,zagenzijhetKindmet Maria,zijnmoeder,enzijvielenneerenaanbadenHem. ZijopendenhunschattenenbodenHemgeschenkenaan: goud,wierookenmirre
12EnnadatGodhenineendroomhadgewaarschuwddat zijnietnaarHerodesmochtenterugkeren,vertrokkenzij langseenanderewegnaarhunland
13Entoenzijvertrokkenwaren,zie,daarverscheende engelvandeHeeraanJozefineendroomenzei:Staop, neemhetkindenzijnmoedermeeenvluchtnaarEgypte, enblijfdaartotdatikhetuvertel,wantHerodeszalhet kindzoekenomhettedoden
14Toenhijopstond,namhijhetkindenzijnmoeder's nachtsmeeenvertroknaarEgypte.
15EnhijbleefdaartotaandedoodvanHerodes,opdat vervuldzouwordenwatdoordeHeeregesprokenisdoor deprofeet,diezegt:UitEgyptehebIkMijnZoongeroepen.
16ToenHerodeszagdathijdoordewijzenwasbedrogen, werdhijzeertoornigHijstuurdeermannenopuitomin Bethlehemenindeheleomgevingallejongetjesvantwee jaarenjongertelatendoden,overeenkomstigdetijddiehij nauwkeurigbijdewijzenhadnagevraagd
17Toenwerdvervuldwatgesprokenisdoordeprofeet Jeremia,diezei:
18InRamawerdeenstemgehoord,geweeklaag,geween engrootgerouw.Rachelweendeomhaarkinderenen wildezichnietlatentroosten,omdatzeernietmeerwaren
19MaartoenHerodesgestorvenwas,zie,eenengelvande HeerverscheenineendroomaanJozefinEgypte, 20Zijzeiden:Staop,neemhetkindenzijnmoederenga naarhetlandvanIsraël,wantzijdiehetkindnaarhetleven stonden,zijndood.
21Toenstondhijop,namhetkindenzijnmoedermeeen kwaminhetlandvanIsraël
22MaartoenhijhoordedatArchelaüsinJudearegeerdein deplaatsvanzijnvaderHerodes,vreesdehijdaarheente gaanMaarnadatGodhemineendroomhad gewaarschuwd,weekhijafnaardestrekenvanGalilea
23EnHijkwamenwoondeineenstad,genaamdNazareth, opdatvervuldzouwordenwatdoordeprofetengesproken was:HijzaleenNazarenergenoemdworden
HOOFDSTUK3
1IndiedagenkwamJohannesdeDoperindewoestijnvan Judeaprediken,
2Enzeiden:Bekeertu,wanthetKoninkrijkderhemelenis nabijgekomen
3Wantdezeishetoverwiegesprokenisdoordeprofeet Jesaja,toenhijzei:Destemvaniemanddieroeptinde woestijn:BereiddewegvandeHeer,maakzijnpaden recht.
4EndezeJohanneshadkledingvankameelhaareneen lerengordelomzijnlendenen;zijnvoedselbestonduit sprinkhanenenwildehoning.
5ToengingenJeruzalem,heelJudeaendehelestreek rondomdeJordaantothemuit,
6EnzijlietenzichdoorhemdopenindeJordaan,terwijl zijhunzondenbeleden
7ToenHijzagdaterveelFarizeeënenSadduceeënnaar Zijndoopkwamen,zeiHijtegenhen:Adderengebroed, wieheeftueenwaarschuwinggegevenomtevluchten voordekomendetoorn?
8Brengdaaromvruchtenvoortdiedebekeringwaardig zijn
9Endenknietbijuzelf:WijhebbenAbrahamtotvader WantikzegudatGodbijmachteisuitdezestenen Abrahamkinderenteverwekken
10Ennuligtookdebijlaandewortelvandebomen; daaromwordtiedereboomdiegeengoedevruchtdraagt, omgehakteninhetvuurgeworpen
11Ikdoopuwelmetwatertotbekering,maarHijDiena mijkomt,issterkerdanik;ikbennietwaardigHemzijn schoenennatedragen;HijzaludopenmetdeHeilige Geestenmetvuur.
12Hijheeftdewaninzijnhandenhijzalzijndorsvloer grondigreinigenenzijntarweindeschuurbijeenbrengen, maarhetkafzalhijmetonblusbaarvuurverbranden
13ToenkwamJezusvanGalileanaardeJordaan,naar Johannes,omdoorhemgedooptteworden
14MaarJohannesprobeerdeHemtegentehoudenenzei: IkhebnodigdatikdoorUgedooptword,enkomtUtot mij?
15EnJezusantwoorddeenzeidetothem:Laathetnu geschieden,wantaldusbetaamthetonsallegerechtigheid tevervullenToenlietHijhethemtoe
16EntoenJezusgedooptwas,kwamHijmeteenopuithet waterEnzie,dehemelenwerdenHemgeopend,enHij
zagdeGeestvanGodnederdalenalseenduifenopZich komen.
17Enzie,eenstemuitdehemelenzei:Ditismijngeliefde Zoon,inwieIkmijnwelbehagenheb.
HOOFDSTUK4
1ToenwerdJezusdoordeGeestweggeleidnaarde woestijnomdoordeduivelverzochtteworden
2Ennadathijveertigdagenenveertignachtenhadgevast, kreeghijhonger
3ToendeverzoekerbijHemkwam,zeiHij:AlsUde ZoonvanGodbent,zegdandatdezestenenbroden worden
4MaarHijantwoorddeenzeide:Erstaatgeschreven:De menszalnietvanbroodalleenleven,maarvanelkwoord datuitdemondGodskomt
5ToennamdeduivelHemmeenaardeheiligestaden zetteHemopdebovenrandvandetempel,
6EnHijzeitegenHem:IndienGijGodsZoonzijt,werp Uzelfdannaarbeneden,wanterstaatgeschreven:Hijzal ZijnengelenvoorUbevelen,enzijzullenUophun handendragen,opdatGijUwvoetnietaaneensteenstoot
7Jezuszeitegenhem:Erstaatookgeschreven:Uzultde Heer,uwGod,nietopdeproefstellen.
8VervolgensnamdeduivelHemmeenaareenzeerhoge bergentoondeHemaldekoninkrijkenvandewerelden hunheerlijkheid,
9Enhijzeitegenhem:Ditalleszalikugeven,alsuzich neerwerptenmijaanbidt
10ToenzeiJezustegenhem:Gaweg,satan,wanterstaat geschreven:DeHeer,uwGod,zultuaanbiddenenHem alleendienen
11ToenlietdeduivelHemalleen,enzie,engelenkwamen endiendenHem
12ToenJezushoordedatJohannesindegevangeniswas geworpen,vertrokHijnaarGalilea.
13EnHijverlietNazarethengingwoneninKapernaüm, dataandezeekustligt,inhetgebiedvanZebulonen Naftali.
14opdatvervuldzouwordenwatgesprokenisdoorde profeetJesaja,diezei:
15HetlandvanZebulonenhetlandvandeNaftali,aande wegnaardezee,overdeJordaan,Galileavandeheidenen; 16Hetvolkdatinduisterniszat,heefteengrootlicht gezien,envoorhendiezateninhetlandvandeschaduw vandedood,isereenlichtopgegaan
17VanafdietijdbegonJezustepredikenentezeggen: Bekeeru,wanthetKoninkrijkderhemelenis nabijgekomen
18EnJezuslieplangsdezeevanGalileaenzagtwee broers,namelijkSimon,diePetrusgenoemdwordt,en Andreas,diensbroer,eennetindezeewerpenWantzij warenvissers
19EnHijzeidetothen:VolgMij,enIkzaluvissersvan mensenmaken
20ZijlietenmeteenhunnettenachterenvolgdenHem.
21EntoenHijvandaarverderging,zagHijnogtwee anderebroers:Jakobus,dezoonvanZebedeüs,en Johannes,zijnbroer,inhetschipmetZebedeüs,hunvader, bezigmethetherstellenvandenettenEnHijriephen
22Zijverlietenonmiddellijkhetschipenhunvaderen volgdenhem.
23EnJezustrokrondinheelGalilea,gafonderrichtinhun synagogenenverkondigdehetEvangelievanhet Koninkrijk;Hijgenasalleziektenenkwalenonderhet volk
24EnzijnfaamverspreiddezichdoorheelSyriëMen brachtallendieziekwaren,dieaanallerleiziektenen pijnenleden,diebezetenwarendoordemonen,die maanziekwarenendieverlamdwaren,bijHem,enHij genashen
25EneengrotemenigtemensenvolgdeHem,uitGalilea, Dekapolis,Jeruzalem,JudeaenhetOverjordaanse.
HOOFDSTUK5
1ToenHijdemenigtezag,klomHijdebergopToenHij daarzat,kwamenZijndiscipelennaarHemtoe
2EnHijopendeZijnmond,enleerdehen,zeggende:
3Zaligdearmenvangeest,wantvoorhenishet Koninkrijkderhemelen
4Zaligzijnzijdietreuren,wantzijzullengetroostworden.
5Zaligdezachtmoedigen,wantzijzullendeaardebeërven 6Zaligzijnzijdiehongerenendorstennaarde gerechtigheid,wantzijzullenverzadigdworden.
7Zaligdebarmhartigen,wanthunzalbarmhartigheid geschieden
8Zaligzijndereinenvanhart,wantzijzullenGodzien.
9Zaligdevredestichters,wantzijzullenkinderenvanGod genoemdworden
10Zaligzijnzijdievervolgdwordenomdegerechtigheid, wanthunnerishetKoninkrijkderhemelen
11Zaligzijtgij,wanneermenusmaadtenvervolgten liegendeallerleikwaadtegenuspreekt,omwillevanMij.
12Verheuguenverheugu,wantuwloonisgrootinde hemelWantzohebbenzijdeprofetenvervolgddieervóór ugeweestzijn.
13Gijzijthetzoutderaarde;indiennuhetzoutzijnsmaak verliest,waarmedezalhetgezoutenworden?Hetdeugt nergensmeervoor,danomweggeworpenendoorde mensenvertredenteworden
14JulliezijnhetlichtvandewereldEenstaddieopeen bergligt,kannietverborgenblijven.
15Mensteektookgeenlampaanomdievervolgensonder dekorenmaattezetten,maarmenzethemopdestandaard, enhijgeeftlichtvoorallendieinhethuiszijn.
16Laatzouwlichtschijnenvoordemensen,datzijuw goedewerkenzienenuwVader,dieindehemelenis, verheerlijken
17DenknietdatIkgekomenbenomdeWetofdeProfeten teontbinden;Ikbennietgekomenomteontbinden,maar omtevervullen.
18Wantvoorwaar,Ikzegu:Eerdehemelendeaarde vergaan,zalernietéénjotaofééntittelvergaanvande Wet,eerhetalleszalzijngeschied
19Wiedaneenvandezekleinstegebodenontbindtende mensenzoleert,zaldekleinstegenoemdwordeninhet Koninkrijkderhemelen;maarwiezedoetenleert,diezal grootgenoemdwordeninhetKoninkrijkderhemelen
20WantIkzegu:Alsuwgerechtigheidnietovervloediger isdandievandeschriftgeleerdenendeFarizeeën,zultu hetKoninkrijkderhemelenbeslistnietbinnengaan
21Gijhebtgehoord,dattotdeoudengezegdis:Gijzult nietdoden;enalwiedoodt,zalschuldigzijnaanhet gericht
22MaarIkzegu:Eeniederdietenonrechtetoornigisop zijnbroeder,zalschuldigzijnaanhetgerecht;eniederdie totzijnbroederzegt:Raka,zalschuldigzijnaandeRaad; eniederdiezegt:Dwaas,zalschuldigzijnaanhethelse vuur.
23Wanneerudusuwoffergavenaarhetaltaarbrengtenu zichdaarherinnertdatuwbroederietstegenuheeft, 24Laatdaaruwgavevoorhetaltaarachterengaheen; verzoenueerstmetuwbroederenkomdanterugomuw gaveteofferen.
25Spreeksnelmetuwtegenstanderover,terwijlunogmet hemonderwegbentAnderszaldetegenstanderu overleverenaanderechter,enderechteraande gerechtsdienaar,enuindegevangenisgeworpenworden
26Voorwaar,Ikzegu:Gijzultdaarbeslistnietuitkomen, voordatgijookdelaatstecentbetaaldhebt.
27Gijhebtgehoord,dattotdeoudengezegdis:Gijzult geenoverspelplegen
28MaarIkzegu:Eenieder,dienaareenvrouwkijktom haartebegeren,heeftinzijnhartreedsoverspelmethaar gepleegd
29Enindienuwrechteroogutotzondeverleidt,rukhetuit enwerphetvanuWanthetisbetervooru,datéénuwer ledenverlorengaat,dandatuwgehelelichaamindehel geworpenwordt.
30Enindienuwrechterhandutotzondeverleidt,hakhem afenwerphemvanuWanthetisbetervooru,datéén uwerledenverlorengaat,dandatuwgehelelichaaminde helgeworpenwordt
31Erisgezegd:Wiezijnvrouwwilverstoten,moethaar eenechtscheidingsbriefgeven.
32MaarIkzegu:Eenieder,diezijnvrouwverstoot, behalveomhoererij,brengthaartotoverspel;eneenieder, diemeteenverstotenetrouwt,pleegtoverspel.
33Ookhebtugehoorddatergezegdisdoordeouden:U magdeeednietverbreken,maarumoetuwedenaande HEEREgestanddoen.
34MaarIkzegu:Zweerinhetgeheelniet,ooknietbijde hemel,wantdieisdetroonvanGod
35Enooknietbijdeaarde,wantdieiszijnvoetenbank;en ooknietbijJeruzalem,wantdatisdestadvandegrote Koning
36Enzweerooknietbijuwhoofd,wantukuntnietéén haarwitofzwartmaken
37Maarlaatuwwoordja,jazijn,enneen,neen.Wantal watudaaraantoevoegt,komtvoortuithetkwaad
38Gijhebtgehoord,datergezegdis:Oogomoog,entand omtand
39MaarIkzegu,datgijhetkwadenietmoetweerstaan; maaralsiemanduopderechterwangslaat,keerhemdan ookdeanderetoe
40Enalsiemanduvoorderechterwildagenenuw onderkleedwilafnemen,geefhemdanookuwmantel
41Enalsiemandudwingtoméénmijlmethemtegaan, gaerdantweemethem
42Geefaanhemdievanuvraagt,enwijshemnietafdie vanuwillenen.
43Gijhebtgehoord,datergezegdis:Gijzultuwnaaste liefhebbenenuwvijandzultgijhaten
44MaarIkzegu:Hebuwvijandenlief;zegenhendieu vervloeken;doegoedaanhendieuhaten;enbidvoorhen dieubeledigenenuvervolgen;
45opdatukinderenzultzijnvanuwVader,Dieinde hemelenis.WantHijlaatZijnzonopgaanoverbozenen goedenenlaathetregenenoverrechtvaardigenen onrechtvaardigen
46Wantindiengijhenliefhebt,dieuliefhebben,watvoor loonhebtgij?Doenookdetollenaarsniethetzelfde?
47Enindiengijalleenuwbroedersgroet,waarindoetgij meerdandeanderen?Doenookdetollenaarsniethetzelfde?
48Weesdusvolmaakt,zoalsuwVaderindehemel volmaaktis.
HOOFDSTUK6
1Weesopuwhoededatuuwaalmoezennietdoetvoorhet aangezichtvandemensen,omdoorhengezienteworden; anderszultugeenloonontvangenvanuwVader,Dieinde hemelenis
2Daarom,wanneergijuwaalmoezendoet,laathetniet vooruuitbazuinen,zoalsdehuichelaarsdoeninde synagogenenopdestraten,opdatzijeervandemensen mogenhebbenVoorwaar,Ikzegu,zijhebbenhunloonal
3Maaralsjeeenaalmoesgeeft,laatjelinkerhanddanniet wetenwatjerechterhanddoet
4opdatuwaalmoesinhetverborgenezij;enuwVader, Dieinhetverborgeneziet,zalhetuopenlijkvergelden.
5Enwanneergijbidt,zultgijnietzijnalsdehuichelaars; wantzijbiddengaarnestaandeindesynagogenenopde hoekenderstraten,omdoordemensengezienteworden. Voorwaar,Ikzegu,zijhebbenhunloonal
6Maargij,wanneergijbidt,gainuwbinnenkamer,sluit uwdeurenbidtotuwVader,dieinhetverborgeneis;en uwVader,dieinhetverborgeneziet,zalhetuinhet openbaarvergelden
7Maaralsubidt,gebruikdangeenomhaalvanwoorden, zoalsdeheidenendoenZijdenkennamelijkdatzedoor hunvelewoordenverhoordzullenworden
8Weeshundannietgelijk.WantuwVaderweetwatu nodighebt,nogvoordatutotHembidt
9Bidtdaaromaldus:OnzeVaderdieindehemelenzijt, uwnaamwordegeheiligd.
10UwkoninkrijkkomeUwwilgeschiedeopdeaarde zoalsindehemel
11Geefonshedenonsdagelijksbrood.
12Envergeefonsonzeschulden,zoalsookwijvergeven aanonzeschuldenaren.
13Enleidonsnietinverzoeking,maarverlosonsvande bozeWantvanUishetKoninkrijkendekrachtende heerlijkheid,indereeuwigheidAmen
14Wantindiengijdemensenhunovertredingenvergeeft, zaluwhemelseVaderookuvergeven
15Maaralsudemensenhunovertredingennietvergeeft, zaluwVaderuwovertredingenooknietvergeven
16Wanneergijvast,weesdanniet,gelijkdehuichelaars, meteensombergelaat;wantzijverminkenhunaangezicht, opdatzijdemensenmogenzien,datzijvastenVoorwaar, Ikzegu,zijhebbenhunloonal
17Maargij,wanneergijvast,zalfuwhoofdenwasuw gezicht;
18opdatgijunietaandemensenopenbaartwanneergij vast,maaraanuwVader,Dieinhetverborgeneis;enuw Vader,Dieinhetverborgeneziet,zalhetuvergelden
19Verzamelvooruzelfgeenschattenopaarde,waarmot enroestzeaantastenenwaardieveninbrekenenstelen.
20Maarverzamelvooruschattenindehemel,waarnoch motnochroestzeverterenenwaardievennietinbrekenof stelen.
21Wantwaaruwschatis,daarzalookuwhartzijn
22DelampvanhetlichaamishetoogAlsdanuwoog zuiveris,zalheeluwlichaamverlichtzijn
23Maarindienuwoogslechtis,zozalheeluwlichaam duisterniszijn.Indiendanhetlicht,datinuis,duisternisis, hoegrootisdieduisternis!
24Niemandkantweeherendienen:wantófhijzaldeene hatenendeandereliefhebben,ófhijzaldeeneaanhangen endeandereverachtenGijkuntnietGoddienenènde Mammon
25DaaromzegIku:Weesnietbezorgdvooruwleven,wat gijzulteten,ofwatgijzultdrinken;ooknietvooruw lichaam,watgijzultaantrekkenIshetlevennietmeerdan hetvoedsel,enhetlichaamdandekleding?
26Zietnaardevogelsdeshemels:zijzaaienniet,noch maaien,nochverzameleninschuren;nochtansvoedtuw hemelseVaderze.Zijtgijnietveelbeterdanzij?
27Wievanukandoorbezorgdtezijnéénelaanzijn lengtetoevoegen?
28Enwaarommaaktgijubezorgdoverkleding?Letopde leliëndesvelds,hoezijgroeien;zijarbeidenniet,noch spinnenzij;
29EntochzegIku,datzelfsSalomoinalzijnheerlijkheid nietgekleedgingalséénvanhen
30AlsGoddanhetgrasophetveld,datervandaagisen morgenindeovenwordtgeworpen,zokleedt,zalHiju dannietveelmeerkleden,kleingelovigen?
31Weesdaaromnietbezorgdenzegniet:Watzullenwij eten,of:Watzullenwijdrinken,of:Waarmeezullenwij onskleden?
32WantaldezedingenzoekendeheidenenWantuw hemelseVaderweetdatualdezedingennodighebt.
33MaarzoekeersthetKoninkrijkvanGodenzijn gerechtigheid,enaldezedingenzullenuerbijgegeven worden.
34Maaktudannietbezorgdvoordedagvanmorgen,want dedagvanmorgenzalvoorzichzelfzorgenAandedag zelfisgenoegzaamhetkwaadervan.
HOOFDSTUK7
1Oordeelniet,opdaternietoverugeoordeeldwordt
2Wantmethetoordeel,waarmeegijoordeelt,zultgij geoordeeldworden;enmetdemaat,waarmeegijmeet,zal uwedergemetenworden
3Enwaaromzietuweldesplinterinhetoogvanuw broeder,maarmerktudebalkinuweigenoognietop?
4Ofhoezultgijtotuwbroederzeggen:Laatmijde splinteruituwoogverwijderen,terwijl,zie,ereenbalkin uwoogzit?
5Huichelaar,haaleerstdebalkuitjeeigenoog,endanzul jegoedkunnenzienomdesplinteruithetoogvanje broedertehalen
6Geefhetheiligenietaandehondenengooiuwparels nietvoordezwijnen,opdatzijdienietmethunpoten vertrappenenzichomkerenenuverscheuren
7Bidtenuzalgegevenworden;zoektengijzultvinden; kloptenuzalopengedaanworden.
8Wantiederdiebidt,dieontvangt;enwiezoekt,dievindt; envoorwieklopt,zalopengedaanworden
9Ofiseriemandonderudie,alszijnzoonhemombrood vraagt,hemeensteenzalgeven?
10Ofalshijeenvisvraagt,zalhijhemeenslanggeven?
11Indiendangij,dieslechtzijt,goedegavenweettegeven aanuwkinderen,hoeveeltemeerzaluwVader,Dieinde hemelenis,goedegavengevenaanhen,dieHemdaarom bidden?
12Alleswatuduswiltdatdemensenudoen,moetuhun ookzodoen.WantditisdeWetendeProfeten.
13Gaatindoordenauwepoort,wantwijdisdepoorten breeddeweg,dienaarhetverderfleidt,envelenzijner, diedaardooringaan.
14Wantdepoortisnauwendewegissmaldienaarhet levenleidt,enweinigenzijnerdiehemvinden
15Weesopuwhoedevoorvalseprofeten,diein schaapsklerenopuafkomen,maarvanbinnenroofzuchtige wolvenzijn
16Aanhunvruchtenzultgijzekennen.Pluktmensoms druivenvandoornen,ofvijgenvandistelen?
17Zobrengtiederegoedeboomgoedevruchtenvoort, maareenslechteboombrengtslechtevruchtenvoort.
18Eengoedeboomkangeenslechtevruchten voortbrengen,eneenslechteboomkangeengoede vruchtenvoortbrengen.
19Iedereboomdiegeengoedevruchtvoortbrengt,wordt omgehakteninhetvuurgeworpen
20Daaromzultuhenaanhunvruchtenherkennen.
21NietiederdietotMijzegt:Heere,Heere,zalhet Koninkrijkderhemelenbinnengaan,maarwiedewildoet vanMijnVader,Dieindehemelenis.
22VelenzullenopdiedagtotMijzeggen:Heere,Heere, hebbenwijnietinUwNaamgeprofeteerd,eninUwNaam demonenuitgedreven,eninUwNaamvelekrachten gedaan?
23EndanzalIkhunopenlijkzeggen:Ikhebunooit gekend;gaatwegvanMij,gijwerkersderongerechtigheid.
24Daarom,eenieder,diedezemijnwoordenhoortenze doet,diezalvergelekenwordenmeteenverstandigman, diezijnhuisopderotsbouwde.
25Enderegenvielneer,endewaterstromenkwamenen dewindenwaaiden,enzijstorttenzichopdathuis,enhet storttenietin,wanthetwasopderotsgegrondvest
26Eneenieder,diedezemijnwoordenhoortenzeniet doet,zalvergelekenwordenmeteendwaasman,diezijn huisophetzandbouwde.
27Enderegenvielneer,endewaterstromenkwamen,en dewindenwaaiden,ensloegentegendathuis,zodathet instortte,enzijnvalwasgroot
28Enhetgebeurde,toenJezusdezewoordengeëindigd had,datdeschareversteldstondvanZijnleer.
29Wanthijonderweeshenalsgezaghebbendiemand,en nietzoalsdeschriftgeleerden
HOOFDSTUK8
1ToenHijvandebergafkwam,volgdenHemgrote menigten.
2Enzie,erkwameenmelaatsenaarHemtoeenaanbad Hem,zeggende:Heere,indienGijwilt,Gijkuntmij reinigen
3EnJezusstrektezijnhanduitenraaktehemaan, zeggende:Ikwilhet,wordreinEnterstondwerdzijn melaatsheidgereinigd
4EnJezuszeidetothem:Zietoe,datgijhetaanniemand vertelt;maargaheen,toonUaandepriester,enofferde gave,dieMozesgebodenheeft,toteengetuigenisvoorhen.
5ToenJezusinKapernaümkwam,kwamereenhoofdman overhonderdnaarHemtoe,dieHemsmeekte:
6Enhijzei:Heere,mijnknechtligtthuisverlamdenlijdt vreselijkepijn
7EnJezuszeitegenhem:Ikzalkomenenhemgenezen 8Dehoofdmanoverhonderdantwoorddeenzei:Heere,ik bennietwaardig,datGijondermijndakkomt;maar spreekslechtseenwoord,enmijnknechtzalgenezen worden.
9Wantikbeneenmandieondergezagstaatensoldaten ondermijheeftEnalsiktegendeeenzeg:Ga,dangaathij; entegeneenander:Kom,dankomthij;entegenmijn dienaar:Doedit,dandoethijhet
10ToenJezusdithoorde,verwonderdeHijzichenzei tegenhendieHemvolgden:Voorwaar,Ikzegu,zo'ngroot geloofhebIkzelfsinIsraëlnietgevonden
11EnIkzegu,datervelenzullenkomenuithetoostenen hetwesten,enzijzullenaanliggenmetAbraham,Izaken JakobinhetKoninkrijkderhemelen
12Maardekinderenvanhetkoninkrijkzulleninde buitensteduisterniswordengeworpen;daarzalhetgeween zijnenhettandengeknars
13EnJezuszeidetotdenhoofdmanoverhonderd:Gaheen, enugeschiedegelijkgijgeloofdhebt.Enzijndienstknecht werdinhetzelfdeuurgenezen
14ToenJezusbijPetrusthuiskwam,zagHijdatzijn schoonmoedermetkoortslagteslapen.
15EnHijraaktehaarhandaan,endekoortsverliethaar; enzijstondopenbediendehen
16Toenhetavondgewordenwas,brachtenzevelendie doordemonenbezetenwaren,bijHemEnHijdreefde bozegeestenuitmetZijnWoordengenasallendieerziek vanwaren.
17opdatvervuldzouwordenwatgesprokenisdoorde profeetJesaja,diezei:HijheeftonzezwakhedenopZich genomenenonzeziektengedragen
18ToenJezuseengrotemenigteomzichheenzag,gafHij bevelnaardeoverkanttegaan
19EnerkwameenschriftgeleerdenaarHemtoe,dietot Hemzei:Meester,ikzalUvolgen,waarGijookheengaat 20EnJezuszeidetothem:Devossenhebbenholen,ende vogelsdeshemelsnesten,maardeZoondesmensenheeft geenplaatswaarHijZijnhoofdkanneerleggen
21EneenandervanzijndiscipelenzeitegenHem:Heere, stamijtoeeerstterugtegaanenmijnvadertebegraven
22MaarJezuszeitegenhem:VolgMijenlaatdedoden hundodenbegraven.
23ToenHijinhetschipstapte,volgdenZijndiscipelen Hem
24Enzie,erontstondeengrotestormopzee,zodathet schipdoordegolvenwerdbedekt;maarHijsliep.
25EnzijndiscipelenkwamenbijHemenmaaktenHem wakker,enzeiden:Heere,redons,wijvergaan.
26EnHijzeidetothen:Waaromzijtgijliedenbevreesd,gij kleingelovigen?ToenstondHijopenbestraftedewinden endezee;enhetwerdvolkomenstil
27Maardemensenverwonderdenzichenzeiden: Hoedanigisdezetoch,datzelfsdewindendezeeHem gehoorzaamzijn?
28ToenHijaandeoverkantinhetlandvandeGergesenen kwam,kwamenHemtweebezetenentegemoetZij kwamenuitdegravenenwarenzogevaarlijkdatniemand langsdiewegkongaan
29Enzie,zijriepenenzeiden:WathebbenwijmetUte maken,Jezus,ZoonvanGod?BentUhiergekomenom onstepijnigenvóórdetijd?
30Eneeneindjevanhenvandaanliepeengrotekudde zwijnentegrazen.
31ToensmeektendedemonenHemenzeiden:AlsUons uitdrijft,laatonsdanindekuddezwijnengaan
32EnHijzeidetothen:Gaatheen.Enalszijuitgegaan waren,gingenzijindekuddezwijnen;enziet,degehele kuddezwijnenstorttevandesteilteafindezee,enverging inhetwater.
33Enzijdiehenbewaarden,vluchttenengingennaarde stad,enverteldenalhetnieuws,ookwatermetdedoorde duivelsbezetenengebeurdwas.
34Enzie,dehelestadliepuitomJezusteontmoetenEn toenzeHemzagen,smeektenzeHemofHijuithungebied wildeweggaan.
HOOFDSTUK9
1Enhijgingineenschip,stakoverenkwaminzijnstad 2Enzie,zijbrachteneenverlamdemantotHem,liggende opeenbed.EnJezuszaghungeloofenzeitotdeverlamde: Zoon,weesgoedsmoeds,uwzondenzijnuvergeven
3Enzie,sommigenvandeschriftgeleerdenzeidenbij zichzelf:DezemanlastertGod.
4EnJezuskendehungedachtenenzei:Waaromdenktu kwaadinuwhart?
5Wantwatisgemakkelijker,tezeggen:Uwzondenzijnu vergeven,oftezeggen:Staopenwandel?
6MaaropdatuzultwetendatdeZoondesmensenmacht heeftopdeaardezondentevergeven,zeiHijtotde verlamde:Staop,neemuwbedopenganaaruwhuis 7Toenstondhijopengingnaarzijnhuis.
8Toendemenigtedatzag,verwonderdenzijzichen verheerlijktenGod,Diezulkeenmachtaandemensen gegevenhad
9EntoenJezusvandaarwegging,zagHijeenman,met nameMattheüs,zittenbijhettolhuis;enHijzeidetotHem: VolgMijEnhijstondopenvolgdeHem 10Enhetgebeurde,toenJezusinhethuisaanlag,zie,er kwamenveeltollenaarsenzondaarsenzijzatenmetHem enZijndiscipelenaan.
11ToendeFarizeeëndatzagen,zeidenzetegenzijn discipelen:WaaromeetuwMeestermetdetollenaarsen zondaars?
12MaartoenJezusdathoorde,zeiHijtegenhen:Zijdie gezondzijn,hebbengeendokternodig,maarzijdieziek zijn
13Maargaatheenenleertwathetzeggenwil: BarmhartigheidwilIkengeenslachtoffer;wantIkbenniet gekomenomrechtvaardigenteroepen,maarzondaarstot bekering
14ToenkwamendediscipelenvanJohannesnaarHemtoe envroegen:WaaromvastenwijendeFarizeeëndikwijls, enuwdiscipelenvastenniet?
15EnJezuszeidetothen:Kunnendebruidskinderen treuren,zolangdebruidegombijhenis?Maardedagen zullenkomen,datdebruidegomvanhenzalworden weggenomen,endanzullenzijvasten
16Niemandzeteenlapnieuwestofopeenoudkleed,want destofdieerinwordtgestopt,tasthetkleedaanende scheurwordterger
17Mendoetookgeenjongewijninoudezakken,anders brekendezakkenenlooptdewijneruitengaandezakken verlorenMaarmendoetjongewijninnieuwezakken,en beideblijvenbehouden
18TerwijlHijdittothensprak,zie,daarkwameenleider vandestad,dieHemaanbadenzei:Mijndochterisnet gestorven;maarkomenleguwhandophaar,danzalzij leven.
19EnJezusstondopenvolgdehem,enookzijndiscipelen 20Enzie,eenvrouw,diealtwaalfjaaraaneen bloedvloeiingleed,kwamvanachterennaarHemtoeen raaktedezoomvanZijnkleedaan
21Wantzezeibijzichzelf:Alsikmaarzijnkleedaanraak, zalikgezondworden.
22MaarJezuskeerdezichom,enhaarziende,zeideHij: Dochter,weeswelgemoed;uwgeloofheeftubehoudenEn devrouwwerdbehoudenvandieureaf.
23ToenJezusinhethuisvandeoverstekwamende zangersenhetvolkzagdatlawaaimaakte,
24Hijzeidetothen:Maaktplaats,wanthetmeisjeisniet dood,maarslaaptEnzijlachtenhemuit
25Maartoenhetvolknaarbuitenwasgebracht,ginghij naarbinnen,namhaarbijdehandenhetmeisjestondop.
26Enderoephiervanverspreiddezichdoorheeldatland
27ToenJezusvandaarwegging,volgdenHemtwee blinden,dieriepen:ZoonvanDavid,ontfermUoverons.
28EntoenHijinhethuisgekomenwas,kwamende blindentotHem;enJezuszeidetothen:Gelooftgij,datIk ditkandoen?ZijzeidentotHem:Ja,Heere.
29ToenraakteHijhunogenaanenzei:Ugeschiedenaar uwgeloof.
30Enhunogenwerdengeopend,enJezusgeboodhun nadrukkelijk:Ziettoe,datniemandhetweet
31Maartoenzijvertrokkenwaren,verspreiddenzijzijn geruchtinheeldatland.
32Toenzijnaarbuitengingen,zie,zijbrachteneen stommemanbijHem,diedooreenduivelbezetenwas
33Entoendeduiveluitgeworpenwas,sprakdestomme Endemenigteverwonderdezichenzei:ZoietsisinIsraël nognooitgezien.
34MaardeFarizeeënzeiden:Hijdrijftdedemonenuit doordeoverstederdemonen
35EnJezustrokrondlangsallestedenendorpen,gaf onderrichtinhunsynagogenenverkondigdehetevangelie
vanhetKoninkrijk,engenaselkeziekteenelkekwaal onderhetvolk.
36ToenHijdemenigtezag,werdHijmetontfermingover henbewogen,omdatzijuitgeputenverstrooidwaren,als schapenzonderherder.
37ToenzeiHijtegenZijndiscipelen:Deoogstiswel groot,maarerzijnweinigarbeiders
38BiddaaromtotdeHeervandeoogstdatHijarbeiders naarzijnoogstzalsturen
HOOFDSTUK10
1EnnadatHijzijntwaalfdiscipelenbijZichgeroepenhad, gafHijhunmachtoverdeonreinegeesten,omdieuitte drijven,enomalleziektenenkwalentegenezen
2Denamenvandetwaalfapostelenzijndeze:deeersteis Simon,diePetrusgenoemdwordt,enAndreas,zijnbroer; Jakobus,dezoonvanZebedeüs,enJohannes,zijnbroer; 3FilippusenBartholomeüs,ThomasenMattheüs,de tollenaar,Jakobus,dezoonvanAlfeüs,enLebbéüs, bijgenaamdTaddeüs,
4SimondeKanaänietenJudasIskariot,dieHemook verradenheeft
5DezetwaalfheeftJezusuitgezondenenhunhetvolgende bevelgegeven:Wijktnietafopeenwegnaardeheidenen engaatnietbinnenineenstadvandeSamaritanen
6Maargalievernaardeverlorenschapenvanhethuisvan Israël.
7Enalsuopweggaat,predikdanenzeg:HetKoninkrijk derhemelenisnabijgekomen
8Geneeszieken,reinigmelaatsen,wekdodenop,drijf demonenuitUhebthetvoornietsontvangen,geefhet voorniets
9Zorgervoordatergeengoud,zilverofkoperinuw beurzenzit, 10Enookgeenreistasvooronderweg,geentwee onderkleren,geenschoenen,enookgeenstokken.Wantde arbeideriszijnvoedselwaard
11Enwelkestadofwelkdorpuookbinnengaat, onderzoekwiehetdaarinwaardis;enblijfdaartotdatu vertrekt
12Enwanneergijeenhuisbinnengaat,groethetdan
13Enindienhethuishetwaardis,laatuwvrededaarover komen;maarindienhetdatnietwaardis,laatuwvredetot uterugkeren
14Enalsiemandunietontvangtennietnaaruwwoorden luistert,verlaatdandathuisofdiestadenschudthetstof vanuwvoeten.
15Voorwaar,Ikzegu:hetzalvoorhetlandvanSodomen Gomorradraaglijkerzijnopdedagvanhetoordeeldan voordiestad
16Zie,Ikzendualsschapentemiddenvandewolven; weesdaarombedachtzaamalsdeslangenenoprechtalsde duiven
17Maarweesopuwhoedevoordemensen,wantzij zullenuoverleverenaanderaadsherenenzijzullenu geseleninhunsynagogen;
18EnuzultomwillevanMijvoorstadhoudersen koningengeleidworden,toteengetuigenistegenhenende heidenen.
19Maarwanneerzijuoverleveren,weesdannietbezorgd hoeofwatuzultspreken.Wanthetzaluopdatzelfde momentgegevenwordenwatuzultspreken
20Wanthetzijnnietjulliediespreken,maardeGeestvan jullieVader,dieinjulliespreekt.
21Endebroerzaldebroeroverleverenomgedoodte worden,endevaderhetkind;endekinderenzullentegen hunoudersopstaanenhenterdoodbrengen.
22Enjulliezullendoorallemensengehaatworden omwillevanmijnNaam;maarwievolhardttotheteinde, diezalbehoudenworden
23Maarwanneermenuindeenestadvervolgt,vluchtdan naareenandere.Wantvoorwaar,Ikzegu:Uzultdesteden vanIsraëlniethebbendoorkruist,voordatdeZoondes mensengekomenis
24Eenleerlingstaatnietbovenzijnmeester,eneen dienaarnietbovenzijnheer
25Hetisgenoegvoordediscipeldathijalszijnmeesteris, endedienaaralszijnheer.Alszijdeheerdeshuizes Beëlzebubhebbengenoemd,hoeveeltemeerzullenzijhen vanzijnhuisnoemen?
26Weesdaaromnietbevreesdvoorhen,wanterisniets bedekt,datnietonthuldzalworden,enverborgen,datniet bekendzalworden
27WatIkuindeduisterniszeg,spreektdatinhetlicht;en watuinhetoorhoort,prediktdatopdedaken
28Enweesnietbevreesdvoorhendiehetlichaamdoden endezielnietkunnendoden.Weesveeleerbevreesdvoor Hemdiezowelzielalslichaamkanvernietigenindehel 29Wordenniettweemussenvooreenduitverkocht?En nietééndaarvanzalopdegrondvallenzonderuwVader.
30Maarzelfsdeharenopuwhoofdzijnallegeteld 31Weesdusnietbang,julliezijnmeerwaarddaneen heleboelmussen.
32EeniederdandieMijbelijdenzalvoordemensen,die zalIkookbelijdenvoorMijnVader,Dieindehemelenis 33MaariederdieMijverloochentvoordemensen,diezal ookIkverloochenenvoorMijnVader,Dieindehemelen is
34DenknietdatIkgekomenbenomvredetebrengenop deaardeIkbennietgekomenomvredetebrengen,maar hetzwaard
35WantIkbengekomenomtweedrachttebrengentussen eenmanenzijnvader,entusseneendochterenhaar moeder,entusseneenschoondochterenhaar schoonmoeder.
36Eniemandshuisgenotenzullenzijnvijandenzijn
37WievaderofmoedermeerliefheeftdanMij,isMijniet waard;enwiezoonofdochtermeerliefheeftdanMij,is Mijnietwaard
38EnwiezijnkruisnietopneemtenMijnavolgt,isMij nietwaard.
39Wiezijnlevenvindt,zalhetverliezen,maarwiezijn levenverliestomwillevanMij,zalhetvinden
40Wiejullieontvangt,ontvangtMij;enwieMijontvangt, ontvangtHemDieMijgezondenheeft
41Wieeenprofeetontvangtomdathijeenprofeetis,zal hetloonvaneenprofeetontvangenEnwieeen rechtvaardigeontvangtomdathijeenrechtvaardigeis,zal hetloonvaneenrechtvaardigeontvangen.
42Enalsiemandeenvandezekleineneenbekerkoud watertedrinkengeeft,alleenmaaromdathijeenleerlingis,
voorwaar,Ikzegu:zijnbeloningzalhembeslistniet ontgaan.
HOOFDSTUK11
1Enhetgebeurde,toenJezuszijntwaalfdiscipelen geëindigdhadmetzijnopdrachten,datHijvandaarvertrok ominhunstedenteonderwijzenenteprediken.
2ToenJohannesindegevangenisdewerkenvanChristus hoorde,stuurdehijtweevanzijndiscipeleneropuit,
3EnHijzeidetotHem:ZijtGijhet,diekomenzou,of moetenwijeenanderverwachten?
4Jezusantwoorddeenzeitegenhen:Gaheenenvertel Johannesnogmaalswatjulliehorenenzien
5Blindenwordenziende,kreupelenkunnenlopen, melaatsenwordengereinigd,dovenkunnenhoren,doden wordenopgewektenaanarmenwordthetevangelie verkondigd
6Enzaligishij,dieaanMijgeenaanstootneemt.
7Entoenzijheengingen,begonJezustotdemenigteover Johannestezeggen:Watzijtgijindewoestijngaanzien? Eenrietdatdoordewindheenenweerbewogenwordt?
8Maarwatzijtgijuitgegaanomtezien?Eenmangekleed inzachteklederen?Zie,diezachteklederendragen,zijnin dehuizenderkoningen.
9Maarwatzijtgijuitgegaanomtezien?Eenprofeet?Ja, Ikzegu,zelfsmeerdaneenprofeet
10Wantdezeishet,overwiegeschrevenstaat:Zie,Ik zendMijnbodevoorUwaangezichtuit,dieUwwegvoor Uheenzalbereiden
11Voorwaar,Ikzegu:Onderhendieuitvrouwengeboren zijn,iserniemandopgestaandiegroterisdanJohannesde DoperMaardeminsteinhetKoninkrijkderhemelenis groterdanhij.
12EnvandedagenvanJohannesdeDoperaftotnutoe wordthetKoninkrijkderhemelengeweldaangedaan,en geweldenaarsgrijpenernaar.
13WantalleprofetenendeWethebbentotJohannes geprofeteerd
14Enindiengijhetwiltaannemen:hijisElia,diekomen zou 15Wieorenheeftomtehoren,diemoetluisteren 16Maarwaarmeezalikditgeslachtvergelijken?Hetis gelijkaandekinderendieopdemarktenzittenenhun kameradentoeroepen:
17Enzijzeiden:Wijhebbenvooruopdefluitgespeeld, engijhebtnietgedanst;Wijhebbenoverurouwbedreven, engijhebtnietgeweeklaagd.
18WantJohannesisgekomen,nochetende,noch drinkende,enzijzeggen:Hijheefteenduivel
19DeZoondesmensenisgekomen,etendeendrinkende, enzijzeggen:Zie,eenvraatzuchtigmens,eneen wijndrinker,eenvriendvantollenaarsenzondaars;maarde wijsheidwordtgerechtvaardigddoorhaarkinderen 20Toenbegonhijdesteden,waardemeestevanzijn wonderenwarengedaan,teverwijtendatzijzichniet bekeerden.
21Weeu,Chorazin,weeu,Betsaïda!WantindieninTyrus enSidondekrachtenwarengeschieddieinuhebben plaatsgevonden,danzoudenzijzichallanginzakenas hebbenbekeerd
22MaarIkzegu:HetzalvoorTyrusenSidondraaglijker zijnopdedagvanhetoordeeldanvooru.
23Enjij,Kapernaüm,dietotaandehemeltoeverhoogd bent,jezultindehelneergeworpenworden.Wantindien inSodomdekrachtengebeurdwarendieinjougebeurd zijn,danzouhettotopdedagvanvandaaggeblevenzijn
24MaarIkzegu,dathetvoorhetlandvanSodom draaglijkerzalzijnopdedagdesoordeelsdanvooru.
25IndietijdantwoorddeJezusenzei:IkdankU,Vader, Heervandehemelenvandeaarde,datUdezedingenvoor wijzenenverstandigenverborgenhebt,enzeaanjonge kinderenhebtgeopenbaard
26Ja,Vader,wantzoheefthetUbehaagd.
27AlledingenzijnMijovergegevendoorMijnVader,en niemandkentdeZoondandeVader,enniemandkentde VaderdandeZoon,enhijaanwiedeZoonhetwil openbaren
28Komnaarmijtoe,allendievermoeidenbelastzijn,en ikzalurustgeven.
29NeemmijnjukopuenleervanMij,wantIkben zachtmoedigennederigvanhart;engijzultrustvinden vooruwzielen.
30Wantmijnjukiszachtenmijnlastislicht
HOOFDSTUK12
1IndietijdgingJezusopdesabbatdoordekorenvelden Zijndiscipelenkregenhongerenbegonnenarenteplukken enteeten
2ToendeFarizeeëndatzagen,zeidenzetegenHem:Zie, Uwdiscipelendoenietswatopdesabbatdagniet geoorloofdis
3MaarHijzeitegenhen:HebtunietgelezenwatDavid deedtoenhijenzijdiebijhemwarenhongerhadden?
4HoehijhethuisvanGodbinnengegaanisenvande toonbrodengegetenheeft,diehijnietmochteten,nochde mensendiebijhemwaren,maaralleendepriesters?
5Ofhebtunietindewetgelezendatdepriestersopde sabbatdagenindetempeldesabbatontheiligenentoch onschuldigzijn?
6MaarIkzegu,datopdezeplaatsIemandis,diegroteris dandetempel
7Maaralsubegrepenhadwatditbetekent: BarmhartigheidwilIkengeenoffer,danzouude onschuldigenietveroordeeldhebben
8WantdeMensenzoonisHeer,ookoverdesabbatdag.
9EntoenHijvandaarvertrokkenwas,gingHijnaarhun synagoge.
10Enziet,erwaseenman,wienshandverdordwasEnzij vroegenhem,zeggende:Ishetgeoorloofdopde sabbatdagentegenezen?opdatzijhemzoudenkunnen beschuldigen.
11EnHijzeidetothen:Welkmensonderuzalerzijn,die éénschaapheeft,enalshetopdesabbatdagineenkuilvalt, zalhijhetnietgrijpeneneruittillen?
12Hoeveelisdaneenmensbeterdaneenschaap?Daarom ishetgeoorloofdopdesabbatdagenweltedoen.
13Toenzeihijtotdeman:StrekuwhanduitEnhij strektehemuit,enhijwerdgeheelhersteld,gelijkde andere.
14ToengingendeFarizeeënnaarbuitenenhieldeneen raadsvergaderingtegenHem,hoezijHemuitdeweg zoudenruimen
15MaartoenJezusdatwist,gingHijvandaarweg.Eneen grotemenigtevolgdeHem,enHijgenashenallen.
16Enhijgeboodhundatzijhemnietbekendzouden maken
17Opdatvervuldzouwordenwatgesprokenisdoorde profeetJesaja,diezei:
18Zie,mijndienaar,dieIkhebuitverkoren,mijngeliefde, inwieMijnzieleenwelbehagenheeftIkzalMijnGeest ophemleggen,enhijzalaandeheidenenhetrechttonen
19Hijzalniettwisten,nochschreeuwen,enniemandzal zijnstemopdestratenhoren
20HetgeknakterietzalHijnietbreken,endewalmende vlaswiekzalHijnietuitblussen,totdatHijhetoordeelheeft uitgezondentotoverwinning
21Enopzijnnaamzullendeheidenenvertrouwen
22ToenwerderiemandbijHemgebrachtdiedooreen duivelbezetenwas,dieblindwasennietkonpratenEn Hijgenashem,zodatdeblindeendestommezowel kondensprekenalszien.
23Enhethelevolkwerdverbaasdenzei:Isditnietde ZoonvanDavid?
24ToendeFarizeeëndithoorden,zeidenze:Dezedrijftde demonennietuit,maardoorBeëlzebul,deoverstevande demonen
25EnJezuskendehungedachtenenzeidetothen:Ieder koninkrijk,dattegenzichzelfverdeeldis,wordtverwoest; engeenenkelestadofhuis,dattegenzichzelfverdeeldis, zalstandhouden.
26Enindiendesatandesatanuitdrijft,ishijtegenzichzelf verdeeld;hoezalzijnkoninkrijkdanstandhouden?
27EnindienIkdoorBeëlzebuldeduivelenuitdrijf,door wiedrijvenuwkinderenzedanuit?Daaromzullenzijuw rechterszijn
28MaaralsIkdoordeGeestvanGoddedemonenuitdrijf, danishetKoninkrijkvanGodbijugekomen
29Hoekaniemandandershethuisvaneensterkeman binnengaanenzijnhuisraadroven,alshijnieteerstde sterkemanbindt?Danzalhijzijnhuisplunderen 30WienietmetMijis,dieistegenMij;enwienietmet Mijsamenbrengt,dieverstrooit.
31DaaromzegIku:Allezondeengodslasteringzalde mensenvergevenworden,maardelasteringtegende HeiligeGeestzaldemensennietvergevenworden.
32EneeniederdieeenwoordspreekttegendeZoondes mensen,hetzalhemvergevenworden;maareeniederdie tegendeHeiligeGeestspreekt,hetzalhemnietvergeven worden,nochindezewereld,nochindetoekomstige
33Maakdeboomgoed,danookzijnvruchtOfmaakde boomslecht,danookzijnvrucht.Wantaanzijnvrucht kentmendeboom
34Hoekuntu,dieslechtbent,ietsgoedszeggen?Wantuit deovervloedvanhethartspreektdemond
35Eengoedmensbrengtuitdegoedeschatvanhethart goededingenvoort,eneenslechtmensbrengtuitde slechteschatslechtedingenvoort
36MaarIkzegu:Vanelkijdelwoorddatdemensen zullenspreken,zullenzijrekenschapmoetenafleggenop dedagvanhetoordeel
37Wantnaaruwwoordenzultugerechtvaardigdworden, ennaaruwwoordenzultuveroordeeldworden.
38ToenantwoorddenenkeleschriftgeleerdenenFarizeeën enzeiden:Meester,wijzoudengraageentekenvanUzien.
39MaarHijantwoorddeenzeidetothen:Eenboosen overspeliggeslachtverlangteenteken,enhunzalgeen tekengegevenworden,danhettekenvandeprofeetJona
40WantzoalsJonadriedagenendrienachtenindebuik vandewalviswas,zozaldeMensenzoondriedagenen drienachteninhethartvandeaardezijn
41DemannenvanNinevezulleninhetoordeelopstaan metditgeslachtenhetveroordelen,omdatzijzichbekeerd hebbenopdepredikingvanJona.Enzie,meerdanJonais hier
42DekoninginvanhetZuidenzalinhetoordeelopstaan metditgeslachtenhetveroordelen,wantzijisvande eindenderaardegekomenomdewijsheidvanSalomote horen;enzie,meerdanSalomoishier
43Wanneerdeonreinegeestuitdemensisweggegaan, gaathijdoordorreplaatsenzwerven,opzoeknaarrust, maarhijvindtdieniet
44Danzegthij:Ikzalterugkerennaarmijnhuis,waarik vandaangekomenbenEnalshijkomt,vindthijhetleeg, geveegdenopgeruimd
45Dangaathijheen,enneemtmetzichzevenandere geesten,bozerdanhijzelf,enzijgaaninenwonendaar;en hetlaatstevandiemensisergerdanheteersteAlzozalhet ookzijnmetditbozegeslacht.
46Terwijlhijnogmetdemenigtesprak,stondendaar opeenszijnmoederenzijnbroersbuitenZewildenmet hemspreken.
47ToenzeiiemandtegenHem:Zie,uwmoederenuw broersstaanbuitenenwillenmetUspreken
48MaarHijantwoorddeenzeidetothemdiehethem gezegdhad:Wieismijnmoeder,enwiezijnmijnbroers?
49EnHijstrekteZijnhanduitnaarZijndiscipelenenzei: Zie,MijnmoederenMijnbroers!
50Wanteenieder,diedewildoetvanMijnVader,Diein dehemelenis,dieisMijnbroederenMijnzusterenMijn moeder.
HOOFDSTUK13
1DiezelfdedagverlietJezushethuisengingaandezee zitten
2EnerverzameldezicheengrotemenigtebijHem,zodat Hijinhetschipgingzitten,terwijlheeldemenigteopde oeverbleefstaan.
3EnHijspraktothenveledingeningelijkenissen, zeggende:Zie,eenzaaierginguitomtezaaien;
4Toenhijzaaide,vieleendeelvanhetzaadlangsdeweg, endevogelskwamenenatenhetop.
5Eenanderdeelvielopsteenachtigeplaatsen,waarhet nietveelaardehad;enhetschootmeteenop,omdathet geendiepeaardehad
6Toendezonopkwam,verbranddenze,enomdatzegeen wortelhadden,verdorddenze.
7Eneenanderdeelvielindedoornen,endedoornen schotenopenverstiktenze
8Maareenanderdeelvielingoedeaardeenbrachtvrucht voort,sommigenhonderdvoudig,anderenzestigvoudig,en weeranderendertigvoudig
9Wieorenheeftomtehoren,diehore 10EndediscipelenkwamennaarHemtoeenzeiden: WaaromspreektUtotheningelijkenissen?
11Hijantwoorddeenzeitegenhen:Omdathetugegeven isdegeheimenissenvanhetKoninkrijkderhemelente kennen,maarhunisdatnietgegeven
12Wantaaniederdieheeft,zalgegevenworden,enhijzal overvloedhebben;maarwienietheeft,ookwathijheeft, zalhemontnomenworden
13DaaromspreekIktotheningelijkenissen,omdatzij ziendenietzien,enhorendeniethorenennietbegrijpen
14EndaarinwordtdeprofetievanJesajavervuld,diezegt: Methetgehoorzultgijhorenennietverstaan;enziende zultgijzienennietbemerken
15Wanthethartvanditvolkisdikgeworden,enhunoren zijnhardhorend,enhunogenhebbenzijgesloten,opdatzij nietmethunogenzoudenzien,enmethunorenzouden horen,enmethunhartzoudenverstaan,enzijzoudenzich bekeren,enIkhenzougenezen.
16Maaruwogenzijnzalig,omdatzijzien,enuworen, omdatzijhoren
17Wantvoorwaar,Ikzegu,datveleprofetenen rechtvaardigenhebbenverlangdtezienwatuziet,enzij hebbenhetnietgezien;entehorenwatuhoort,enzij hebbenhetnietgehoord.
18Hoortdaaromdegelijkenisvandezaaier
19WanneeriemandhetwoordvanhetKoninkrijkhoorten hetnietverstaat,dankomtdebozeenrooftwegwatinzijn hartgezaaidisDezeishetdielangsdeweggezaaidis
20Maarwiehetzaadinsteenachtigeplaatsenheeft ontvangen,dieishetdiehetWoordhoortenhetdadelijk metblijdschapaanneemt;
21Maarhijheeftgeenwortelinzichzelf,maariseen tijdlangstandvastig.Wanneererverdrukkingofvervolging komtomdewilvanhetWoord,komthijalsneltenval
22Wietussendedistelsgezaaidis,dieishijdiehetWoord hoort.Endezorgvandezewereldendeverleidingvande rijkdomverstikkenhetWoordenhetwordtonvruchtbaar
23Maarbijwiehetzaadindegoedeaardeisgezaaid,die ishijdiehetWoordhoortenverstaat,dieookvruchtdraagt envoortbrengt,sommigenhonderdvoudig,anderen zestigvoudig,enweeranderendertigvoudig
24Hijhieldhunnogeengelijkenisvoorenzei:Het Koninkrijkderhemelenistevergelijkenmeteenmensdie goedzaadzaaideinzijnakker
25Maarterwijldemensensliepen,kwamzijnvijanden zaaideonkruidtussendetarwe,engingweg
26Toenhetgewasopkwamenvruchtvoortbracht,kwam ookhetonkruidtevoorschijn
27Toenkwamendedienarenvandeheerdeshuizesnaar hemtoeenzeiden:Heer,hebtunietgoedzaadopuwakker gezaaid?Waarkomtdanditonkruidvandaan?
28Hijzeidetothen:EenvijandheeftditgedaanDe dienarenzeidentotHem:WiltGijdan,datwijheengaanen zeverzamelen?
29Maarhijzei:Nee,opdatubijhetweghalenvanhet onkruidniettegelijkookdetarweuittrekt.
30Laatzeallebeisamenopgroeientotdeoogst,eninde oogsttijdzaliktegendemaaierszeggen:Verzameleerst hetonkruidenbindhetinbossenomhetteverbranden, maarbrengdetarwebijeeninmijnschuur
31Hijhieldhunnogeengelijkenisvoorenzei:Het Koninkrijkderhemelenisgelijkaaneenmosterdzaadje, datiemandnameninzijnakkerzaaide
32Hetiswelhetkleinstevanallezaden,maaralshet opgroeit,ishetdegrootsteonderdekruidenenwordthet eenboom,zodatdevogelsdeshemelsinzijntakken komennestelen
33Hijverteldehunnogeengelijkenis:HetKoninkrijkder hemelenisgelijkaanzuurdeeg,dateenvrouwnamenin driematenmeelverborg,totdathethelemaalzuurdeegwas 34DitallessprakJezustotdeschareningelijkenissen,en zondergelijkenissprakHijtothenniet
35opdatvervuldzouwordenwatgesprokenisdoorde profeet,diezei:IkzalMijnmondopendoenin gelijkenissen,Ikzaldingenverkondigendieverborgenzijn geweestvanafdegrondleggingvandewereld.
36ToenlietJezusdemenigteweggaanengingnaarhuis EnzijndiscipelenkwamennaarHemtoeenzeiden: Verklaaronsdegelijkenisvanhetonkruidopdeakker.
37Hijantwoorddeenzeitegenhen:Wiehetgoedezaad zaait,isdeZoondesmensen;
38Deakkerisdewereld;hetgoedezaadzijndekinderen vanhetkoninkrijk;maarhetonkruidzijndekinderenvan deboze;
39Devijanddiehetzaait,isdeduivel;deoogstishet eindevandewereld;endemaaierszijndeengelen
40Zoalshetonkruidverzameldeninhetvuurverbrand wordt,zozalhetookgaanaanheteindevandezewereld.
41DeZoondesmensenzalzijnengelenuitzendenenzij zullenuitzijnkoninkrijkverzamelenalwatergernis veroorzaaktenhendieongerechtigheiddoen,
42Enzijzullenhenindevurigeovenwerpen;daarzal geweenzijnentandengeknars
43Danzullenderechtvaardigenstralenalsdezoninhet KoninkrijkvanhunVaderWieorenheeftomtehoren,die hore
44HetKoninkrijkderhemelenisgelijkaaneenschat, verborgenineenakkerAlsiemanddieontdektheeft, verbergthijdie,enuitblijdschapdaarovergaathijheenen verkooptalwathijheeft,enkooptdieakker.
45HetKoninkrijkderhemelenisgelijkaaneenkoopman dieschoneparelszoekt
46Toenhijeenkostbareparelhadgevonden,ginghijalles verkopenwathijhadenkochtdie
47HetKoninkrijkderhemelenisgelijkaaneennet, neergelatenindezee,datallerleisoortenvisbijeenbrengt.
48Toenhetvolwas,haaldenzehetopdeoever,gingen zittenenverzameldenhetgoedeinvaten,maarhetslechte gooidenzeweg
49Zozalhetookzijnbijdevoleindingvandewereld:de engelenzullenuitgaanendegoddelozenuithetmidden vanderechtvaardigenafscheiden,
50Enzijzullenhenindevurigeovenwerpen;daarzal geweenzijnentandengeknars
51Jezuszeidetothen:Hebtgijditallesverstaan?Zij zeidentotHem:Ja,Heere
52ToenzeiHijtegenhen:Daaromisiedere schriftgeleerdedieonderwezenisinhetKoninkrijkder hemelen,gelijkaaneenheerdeshuizes,dieuitzijn voorraadnieuweenoudedingentevoorschijnhaalt.
53Enhetgebeurde,toenJezusdezegelijkenissen geëindigdhad,datHijvandaarvertrok
54ToenHijinZijnvaderlandgekomenwas,onderwees Hijheninhunsynagoge,zodatzijversteldstondenen zeiden:WaarheeftHijdezewijsheidendezekrachten vandaan?
55Isditnietdezoonvandetimmerman?Heetzijnmoeder nietMariaenzijnbroersJakobus,Joses,SimonenJudas?
56Enzijnzusters,zijnzijnietallenbijons?Vanwaarheeft dandezemanaldezedingen?
57EnzijnamenaanstootaanHemMaarJezuszeidetot hen:Eenprofeetisnietzondereer,behalveinzijn vaderlandeninzijnhuis
58EnHijdeeddaarnietveelkrachten,vanwegehun ongeloof.
HOOFDSTUK14
1IndietijdhoordeHerodes,deviervorst,vanderoemvan Jezus,
2EnHijzeidetotZijndienaren:DitisJohannesdeDoper; Hijisopgewektuitdedoden,endaaromopenbarenzich krachteninHem
3WantHerodeshadJohannesgegrepen,geboeideninde gevangenisgezetterwillevanHerodias,devrouwvanzijn broerFilippus
4WantJohanneszeitegenHem:Hetisunietgeoorloofd haartehebben
5Entoenhijhemwildedoden,washijbangvoorhetvolk, omdatzehemvooreenprofeethielden.
6ToendeverjaardagvanHerodeswerdgevierd,danstede dochtervanHerodiasvoorhen,enzijbevielHerodes
7Toenbeloofdehijhaarmeteeneeddathijhaaralleszou gevenwatzezouvragen
8Enzij,dievantevorendoorhaarmoederonderrichtwas, zei:GeefmijhierhethoofdvanJohannesdeDoperineen schaal
9Endekoningwasbedroefd;maarterwillevandeeeden vanhendiemethemaantafelzaten,bevalhijdathethaar gegevenzouworden
10EnhijstuurdeiemandenonthoofddeJohannesinde gevangenis.
11Enzijnhoofdwerdopeenschaalbinnengebrachtenaan hetmeisjegegeven;enzijbrachthetnaarhaarmoeder
12Enzijndiscipelenkwamen,namenhetlichaamopen begroevenhet,engingenheenenberichttenhetaanJezus
13ToenJezusdithoorde,vertrokHijvandaarperschip naareeneenzameplaats,eenzaamenafgelegen.Toende mensendithoorden,volgdenzeHemtevoetbuitende steden.
14EnJezusgingnaarbuitenenzageengrotemenigte,en Hijwerdmetontfermingoverhenbewogen,enHijgenas hunzieken
15Toenhetavondgewordenwas,kwamenzijndiscipelen naarhemtoeenzeiden:Dezeplaatsiseenzaamendetijd isalverstrekenStuurdemenigteweg,zodatzenaarde dorpenkunnengaanenvoedselvoorzichzelfkunnen kopen
16MaarJezuszeitegenhen:Hetisnietnodigdatze weggaan;geeftuhunteeten
17EnzijzeidentotHem:Wijhebbenhierslechtsvijf brodenentweevissen.
18Hijzei:Brengzehierbijmij
19EnHijgebooddemenigteophetgrastegaanzitten,en Hijnamdevijfbrodenendetweevissen,enHijkeekop naardehemel,sprakdezegenuit,enHijbrakdebrodenen gafzeaanZijndiscipelen,endediscipelengavenzeaande menigte.
20EnzijatenallenenwerdenverzadigdEnmenhaalde vandeovergeblevenbrokkentwaalfvollemandenop 21Endegenendiegegetenhadden,warenongeveer vijfduizendmannen,vrouwenenkinderenniet meegerekend
22EnterstonddwongJezuszijndiscipeleninhetschipte gaanenvóórHemnaardeoverkanttevaren,terwijlHijde scharenzouwegsturen.
23NadatHijdemenigtehadweggestuurd,gingHijde bergopomindeeenzaamheidtebiddenToenhetavond werd,wasHijdaaralleen.
24Hetschiplaginmiddelsmiddenopzeeenwerddoorde golvenheenenweergeslingerd,omdatdewindhem tegenstond.
25EnindevierdenachtwakekwamJezusnaarhentoe, lopendoverdezee
26ToendediscipelenHemopdezeezagenlopen,raakten zeinpaniekenzeiden:Hetiseenspook!Enze schreeuwdenvanangst
27MaarJezussprakhenterstondaanenzei:Wees welgemoed,Ikbenhet;weesnietbevreesd
28EnPetrusantwoorddeHemenzeide:Heere,indienGij hetzijt,gebiedmijdanoverhetwaternaarUtoetekomen.
29Enhijzeide:Kom!EntoenPetrusuithetschipwas afgedaald,liephijophetwater,omtotJezustegaan
30Maartoenhijzaghoehevigdewindwas,werdhijbang; entoenhijbegontezinken,schreeuwdehij:Heere,redmij!
31EnterstondstrekteJezuszijnhanduit,greephemvast enzeitegenhem:Kleingelovige,waaromhebtugetwijfeld?
32Toenzijinhetschipstapten,gingdewindliggen
33Toenkwamendeinzittendenvanhetschipnaarhemtoe enaanbadenhem,zeggende:Waarlijk,GijzijtdeZoonvan God
34Toenzijovergestokenwaren,kwamenzijinhetland Gennesaret.
35Toendemannenvandieplaatsvanhemhoorden, stuurdenzijbodennaardehelestreekeromheenen brachtenallendieziekwarenbijhem.
36EnzijsmeektenHemdatzijalleendezoomvanZijn kleedmochtenaanrakenEnallendiedatdeden,werden volkomengezond.
HOOFDSTUK15
1ToenkwamenerschriftgeleerdenenFarizeeënuit JeruzalemnaarJezusenzeiden:
2Waaromovertredenuwdiscipelendeoverleveringvande oudsten?Zijwassenhunhandenniet,wanneerzijbrood eten
3MaarHijantwoorddeenzeidetothen:Waarom overtreedtookgijhetgebodGods,dooruwoverlevering?
4WantGodheeftgeboden:Eeruwvaderenuwmoeder, en:Wiezijnvaderofmoedervervloekt,moetdedood sterven
5Maargijzegt:Alwietotzijnvaderofmoederzegt:Al hetgeengijvanmijhadtkunnenverkrijgen,iseengave,die zalhijaanzijnvaderofmoedergeven
6Eneerzijnvaderofzijnmoederniet,hijzalvrijzijn AldushebtgijhetgebodGodskrachteloosgemaaktdoor uwoverlevering
7Huichelaars,terechtheeftJesajaoverugeprofeteerd, toenhijzei:
8DitvolkeertMijmetdelippen,maarhunhartisvervan Mij
9MaartevergeefsvererenzijMij,wantzijonderwijzen leringendiegebodenvanmensenzijn
10EnHijriepdemenigtebijzichenzeidetothen:Hoort enverstaat
11Nietwatdemondingaat,maaktdemensonrein,maar watdemonduitkomt,datmaaktdemensonrein.
12Toenkwamenzijndiscipelenenzeidentegenhem: WeetudatdeFarizeeënaanstootnamentoenzedeze woordenhoorden?
13MaarHijantwoorddeenzei:ElkeplantdieMijn hemelseVadernietgeplantheeft,zaluitgeroeidworden 14Laathengaan;zijzijnblindeleidersderblinden.En indiendeblindedeblindeleidt,zullenzijbeideninde grachtvallen
15ToenantwoorddePetrusenzeitegenHem:Legons dezegelijkenisuit
16EnJezuszei:Zijtookgijnogzonderinzicht?
17Begrijptunognietdatalleswatdemondingaat,inde buikterechtkomtendoordemondwordtuitgestoten?
18Maarwatuitdemondkomt,komtuithethartvoort,en datmaaktdemensonrein.
19Wantuithethartkomenbozeoverleggingen,moord, overspel,hoererij,diefstal,valsegetuigenissen, godslasteringen.
20DatzijndedingendiedemensonreinmakenMaarmet ongewassenhandeneten,maaktdemensnietonrein
21ToengingJezusvandaarenvertroknaarhetgebiedvan TyrusenSidon
22Enzie,eenKanaänitischevrouwkwamuitdatgebied enrieptotHem:Weesmijgenadig,Heere,ZoonvanDavid! Mijndochterwordtvreselijkgekwelddooreenduivel
23MaarHijantwoorddehaarnietéénwoordEnZijn discipelenkwamenenbadenHem,zeggende:Laathaar weg,wantzijroeptonsna
24MaarHijantwoorddeenzeide:Ikbenslechtsgezonden totdeverlorenschapenvanhethuisvanIsraël.
25Toenkwamzijnaarhemtoe,boogvoorhemneerenzei: ‘Heer,helpmij!’
26MaarHijantwoorddeenzeide:Hetisnietgoedhet broodvandekinderentenemenenhetaandehondenvoor tewerpen.
27Enzijzeide:Ja,Heere,wantookdehondenetenvande kruimels,dievandetafelhunnerherenvallen
28ToenantwoorddeJezusenzeidetothaar:Ovrouw, grootisuwgeloof;ugeschiedegelijkgijwilt.Enhaar dochterwerdgezondvandatzelfdeuuraf
29EnJezusvertrokvandaarenkwamdichtbijhetmeer vanGalilea;HijklomdebergopenzetteZichdaarneer
30EnerkwamengrotemenigtennaarHemtoe,die kreupelen,blinden,stommen,verminktenenveleanderen bijzichhadden,enzijwierpenhenaandevoetenvanJezus, enHijgenashen
31Daaromverwonderdedemenigtezich,toenzijzagen datdestommenkondenspreken,deverminktengezond
kondenworden,dekreupelenkondenlopenendeblinden kondenzien.EnzijverheerlijktendeGodvanIsraël.
32ToenriepJezuszijndiscipelenbijzichenzei:Ikheb medelijdenmetdemenigte,wantzezijnnualdriedagen bijMijgeblevenenhebbennietsteeten.Ikzalzeniet zondervoedselwegsturen,wantanderszoudenze onderwegbezwijken
33EnzijndiscipelenzeidentotHem:Waarzoudenwijin dewoestijnzoveelbroodvandaanhalen,datwijzulkeen grotemenigtekunnenverzadigen?
34EnJezuszeidetothen:Hoeveelbrodenhebtgij?Enzij zeiden:Zevenenenkelevisjes
35Enhijgebooddemenigte,datzijopdegrondmoesten gaanzitten
36EnHijnamdezevenbrodenendevissen,sprakhet dankgebeduit,brakzeengafzeaanZijndiscipelen,ende discipelengavenzeaandemenigte
37EnzijatenallenenwerdenverzadigdEnzijhaalden hetovergeblevenevanhetgebrokenvleesop,zevenvolle manden
38Enzijdiegegetenhebben,warenvierduizendmannen, nietmeegerekenddevrouwenenkinderen.
39Enhijlietdemenigteheengaan,gingaanboordvaneen schipenkwamindeomgevingvanMagdala
HOOFDSTUK16
1OokdeFarizeeënkwamenmetdeSadduceeënen verzochtenHemomhuneentekenuitdehemeltelaten zien
2Hijantwoorddeenzeidetothen:Wanneerhetavond wordt,zegtgij:Hetzalmooiweerzijn,wantdeluchtis rood
3En'smorgenszalhetslechtweerzijnvandaag,wantde luchtisroodendonkerGijhuichelaars,gijkunthet aanschijndeshemelsonderscheiden,maarkuntgijde tekenendertijdennietonderscheiden?
4Eengoddeloosenoverspeliggeslachtverlangteenteken; enhunzalgeentekengegevenworden,danhettekenvan Jona,denprofeet.Enhijverliethenengingheen.
5Toenzijnleerlingenaandeoverkantkwamen,warenze vergetenbroodmeetenemen
6ToenzeiJezustegenhen:Weesopuwhoedevoorde zuurdesemvandeFarizeeënendeSadduceeën
7Enzijoverlegdenonderelkanderenzeiden:Datkomt, omdatwijgeenbroodhebbenmeegenomen.
8ToenJezusditbegreep,zeiHijtegenhen: Kleingelovigen,waaromoverlegtuonderelkaar,omdatu geenbroodhebtmeegebracht?
9Begrijptuhetnogsteedsniet,enherinnertuzichnog steedsnietdevijfbrodenvandevijfduizend,enhoeveel mandenuhebtopgepakt?
10Ooknietdezevenbrodenvandevierduizend,en hoeveelmandenjulliehebbenopgepakt?
11Hoekomthetdatunietbegrijptdatikunietoverbrood hebgezegddatuopuwhoedemoetzijnvoorde zuurdesemvandeFarizeeënendeSadduceeën?
12ToenbegrepenzijdatHijhunnietophunhoedehad voorhetzuurdeeginhetbrood,maarvoordeleervande FarizeeënenSadduceeën.
13ToenJezusindeomgevingvanCaesareaFilippi gekomenwas,vroegHijzijndiscipelen:Wiezeggende mensendatdeMensenzoonis?
14Enzijzeiden:Sommigenzeggen,datGijzijtJohannes deDoper;anderen,datGijEliazijt,enanderen,datGij Jeremiazijtofeenvandeprofeten
15Hijzeitegenhen:MaarwiezegtudatIkben?
16EnSimonPetrusantwoorddeenzeide:Gijzijtde Christus,deZoonvandelevendeGod
17EnJezusantwoorddeenzeidetothem:Zaligzijtgij, SimonBarjona,wantvleesenbloedhebbenudatniet geopenbaard,maarMijnVader,Dieindehemelenis 18EnIkzegu,datgijPetruszijt,enopdezepetrazalIk Mijngemeentebouwen,endepoortenderhelzullenhaar nietoverweldigen
19EnIkzaludesleutelsvanhetKoninkrijkderhemelen geven,enalwatgijopdeaardebindt,zalindehemel gebondenzijn,enalwatgijopdeaardeontbindt,zalinde hemelontbondenzijn.
20ToengeboodHijzijndiscipelendatzijaanniemand mochtenzeggendatHijJezus,deChristus,was
21VanafdietijdbegonJezusaanzijndiscipelentelaten ziendatHijnaarJeruzalemmoestgaanenveelmoest lijdenvandekantvandeoudsten,deoverpriestersende schriftgeleerden,endatHijgedoodzouwordenenopde derdedagzouopstaan
22ToennamPetrusHemonderzijnhoedeenbegonHem tebestraffen,zeggende:Heere,ditgeschiedeUniet!
23MaarHijkeerdeZichomenzeitegenPetrus:Gaweg vanMij,satan,jijbenteenstruikelblokvoorMij,wantje bedenktnietdedingenvanGod,maardievandemensen.
24ToenzeiJezustegenzijndiscipelen:Alsiemandachter Mijaanwilkomen,moethijzichzelfverloochenen,zijn kruisopnemenenMijvolgen.
25Wantiederdiezijnlevenwilbehouden,zalhet verliezen;maariederdiezijnlevenverliestomwillevan Mij,zalhetvinden.
26Wantwatbaatheteenmens,alshijdehelewereldwint, maarschadelijdtaanzijnziel?Ofwatzaleenmensgeven inruilvoorzijnziel?
27WantdeZoondesmensenzalkomenindeheerlijkheid vanzijnVader,metzijnengelen,endanzalhijieder vergeldennaarzijndaden.
28Voorwaar,Ikzegu:Erzijnsommigenvandehier aanwezigen,diededoodnietzullensmaken,voordatzijde Mensenzooninzijnkoninkrijkhebbenzienkomen.
HOOFDSTUK17
1EnnazesdagennamJezusPetrus,JakobusenJohannes, zijnbroer,meeenbrachthenalleenopeenhogeberg,
2EnHijveranderdevoorhunogenvangedaante;Zijn gezichtstraaldealsdezonenZijnkledingwerdwitalshet licht
3Enzie,aanhenverschenenMozesenElia,diemetHem spraken
4ToenantwoorddePetrusenzeidetotJezus:Heere,hetis goed,datwijhierzijnIndienGijwilt,latenwijhierdrie tentenmaken,éénvoorU,éénvoorMozesenéénvoor Elia.
5TerwijlHijnogsprak,zie,eenlichtendewolk overschaduwdehen,enzie,eenstemuitdewolkzei:Ditis
MijngeliefdeZoon,inWieIkMijnwelbehagenheb; luisternaarHem.
6Toendediscipelendithoorden,wierpenzezichmethet gezichtteraardeenwerdenzeerbevreesd.
7EnJezuskwambijhen,raaktehenaanenzei:Staopen weesnietbang
8Entoenzijhunogenopsloegen,zagenzijniemand, behalveJezusalleen.
9Toenzijvandebergafdaalden,geboodJezushun:Vertel niemandwatuhebtgezien,totdatdeMensenzoonuitde dodenisopgewekt
10EnzijndiscipelenvroegenHem:Waaromzeggende schriftgeleerdendandatEliaeerstmoetkomen?
11EnJezusantwoorddeenzeidetothen:Eliazalweleerst komenenallesherstellen
12MaarIkzegu,datEliasalgekomenis,enzijhebben hemnietgekend,maarhebbenhemgedaanalwatzij wilden;alzozalookdeZoondesmensendoorhenlijden
13ToenbegrependediscipelendatHijtothenover JohannesdeDopersprak
14Toenzijbijdemenigtekwamen,kwamereenmannaar Hemtoe,dievoorHemopdeknieënvielenzei:
15HEERE,weesmijnzoongenadig,wanthijismaanziek enheeftveelpijnHijvaltnamelijkdikwijlsinhetvuuren inhetwater.
16Enikhebhembijuwdiscipelengebracht,maarzij kondenhemnietgenezen
17ToenantwoorddeJezusenzeide:O,ongelovigen verkeerdgeslacht,hoelangzalIknogbijuzijn?Hoelang zalIkunogverdragen?BrenghemhierbijMij
18EnJezusbestraftededuivel,endezegingvanhemweg; enhetkindwerdvandatzelfdemomentafgenezen
19ToenkwamendediscipelenalleenbijJezusenzeiden: Waaromkondenwijhemnietuitwerpen?
20EnJezuszeidetothen:VanwegeuwongeloofWant voorwaar,Ikzegu,indiengijeengeloofhadalseen mosterdzaad,gijzoudttotdezebergzeggen:Verplaatsu vanhiernaardaar,enhijzalzichverplaatsen,ennietszalu onmogelijkzijn
21Maarditsoortgaatalleenuitdoorgebedenvasten.
22EnterwijlzijinGalileaverbleven,zeiJezustothen:De Zoondesmensenzalovergeleverdwordenindehanden vanmensen.
23EnzijzullenHemdoden,entenderdendagezalHij opgewektwordenEnzijwerdenzeerbedroefd 24ToenzijteKapernaümkwamen,kwamende incasseerdersvandeschattingnaarPetrusenzeiden: Betaaltuwheerdeschattingniet?
25Hijzei:JaEntoenhijinhethuisgekomenwas, voorkwamJezushem,zeggende:Watdunktu,Simon?Van wieheffendekoningenderaardetolofschatting?Vanhun eigenkinderen,ofvanvreemden?
26PetruszeidetotHem:VanvreemdenJezuszeidetot hem:Danzijndekinderenvrij
27Maaropdatwijhungeenaanstootgeven,gajijnaarde zee,werpeenvishaakuitenhaaldeeerstevisdie bovenkomtboven.Doezijnbekopenenjezulteen geldstukvindenNeemdatengeefhethunvoormijen voorjou
HOOFDSTUK18
1OpdatzelfdemomentkwamendediscipelennaarJezus toeenvroegen:WieisdegrootsteinhetKoninkrijkder hemelen?
2EnJezusriepeenkleinkindbijZich,enzettedatinhet middenvanhen,
3EnHijzeide:Voorwaar,Ikzegu,indiengijuniet bekeertenwordtalsdekinderen,zultgijhetKoninkrijk derhemelenvoorzekernietbinnengaan
4Wiezichdusvernedertalsditkind,dieisdegrootstein hetKoninkrijkderhemelen
5Enwiezo’nkindinmijnnaamontvangt,ontvangtmij.
6Maarwieeenvandezekleinen,dieinMijgeloven,tot zondeverleidt,hetzoubetervoorhemzijndateen molensteenomzijnnekwerdgehangenenhijindediepte vandezeewerdverzwolgen
7Weedewereldvanwegedestruikelblokken,wanthetis onvermijdelijkdaterstruikelblokkenkomen.Maarweede mensdoorwiedestruikelblokkenkomen!
8Indiendanuwhandofuwvoetutotzondeverleidt,hak zeafenwerpzevanu.Hetisbetervoorukreupelof verminkthetlevenintegaan,danmettweehandenoftwee voeteninheteeuwigevuurgeworpenteworden
9Enalsuwoogutotzondeverleidt,rukhetdanuiten werphetvanuHetisbetervoorumetéénooghetlevenin tegaan,danmettweeogeninhethelsevuurgeworpente worden.
10LetopdatunietéénvandezekleinenverachtWantIk zegudathunengelenindehemelaltijdhetaangezicht aanschouwenvanMijnVader,Dieindehemelis.
11WantdeZoondesmensenisgekomenomzaligte makenwatverlorenwas
12Watdunktu?Alsiemandhonderdschapenheeftenéén daarvanraaktafgedwaald,zalhijdannietde negenennegentigachterlatenenindebergenhet afgedwaaldezoeken?
13Enindienhethemlukthettevinden,voorwaar,Ikzegu, danverheugthijzichmeeroverdateneschaapdanoverde negenennegentigdienietverdwaaldwaren.
14ZoishetooknietdewilvanuwVaderindehemel,dat éénvandezekleinenverlorengaat
15Enwanneeruwbroedertegenuzondigt,gadanheenen wijshemterechtinpersoon,ondervierogenIndienhij naaruluistert,hebtuuwbroedergewonnen
16Maaralshijnietnaaruluistert,neemdannogeenof tweegetuigenmee,zodatindemondvantweeofdrie getuigenelkwoordvaststaat.
17Enindienhijnietnaarhenluistert,zeghetdanaande gemeente;enindienhijnietnaardegemeenteluistert,dan zalhijvooruzijnalseenheideneneentollenaar
18Voorwaar,Ikzegu:Alwatgijopdeaardebindt,zalin dehemelgebondenzijn;enalwatgijopdeaardeontbindt, zalindehemelontbondenzijn
19Ikzegunogmaals:alstweevanuopdeaardeiets eenstemmigvragen,zalhethuntendeelvallenvanmijn Vader,dieindehemelenis.
20Wantwaartweeofdrieinmijnnaambijeenzijn,daar benikinhunmidden
21ToenkwamPetrusnaarHemtoeenzei:Heere,hoe vaakzalmijnbroedertegenmijzondigenenikhem vergeven?Totzevenmaaltoe?
22Jezuszeitegenhem:Ikzegje,niettotzevenmaaltoe, maartotzeventigmaalzevenmaal.
23DaaromishetKoninkrijkderhemelentevergelijken meteenkoningdierekeningwildehoudenmetzijn dienaren.
24Toenhijbegonafterekenen,werderiemandbijhem gebrachtdiehemtienduizendtalentenschuldigwas
25Maartoenhijnietkonbetalen,gafzijnheerbeveldat hijverkochtmoestworden,samenmetzijnvrouw,zijn kinderenenalleswathijhad,endatdebetalinggedaan moestworden
26Dedienaarvielneer,aanbadHemenzei:Heere,heb geduldmetmij,enikzalUallesbetalen.
27Toenkreegdeheervandiedienaarmedelijden,liethem gaanenscholdhemdeschuldkwijt
28Maardiezelfdeslaafgingnaarbuitenentrofeenvan zijnmedeslavenaan,diehemhonderdpenningenschuldig wasHijgreephemvast,greephembijdekeelenzei: Betaalmijwatjeschuldigbent.
29Toenvielzijnmedeslaafaanzijnvoetenneeren smeektehem:Hebgeduldmetmij,danzalikualles betalen.
30Maarhijwildeniet,maargingheenenwierpheminde gevangenis,totdathijdeschuldbetaaldzouhebben
31Toenzijnmededienarenzagenwatergebeurdwas, werdenzeergbedroefdZegingennaarhunheeren verteldenhemalleswatergebeurdwas
32Toenlietzijnheerhemroepenenzeitegenhem: Slechtedienaar,ikhebjealdieschuldkwijtgescholden, omdatjehetmijgevraagdhebt
33Hadookjijgeenmedelijdenmoetenhebbenmetje medeslaaf,zoalsikmedelijdenhadmetjou?
34Enzijnheerwerdtoornigenleverdehemoveraande pijnigers,totdathijallesbetaaldzouhebbenwathijhem schuldigwas
35ZozalookmijnhemelseVadermetudoen,alsuniet vanhartevergeeft,eeniederzijnbroederzijn overtredingen
HOOFDSTUK19
1Enhetgebeurde,toenJezusdezewoordengeëindigdhad, datHijvertrokuitGalileaenkwaminhetgebiedvanJudea, overdeJordaan
2EneengrotemenigtevolgdeHem,enHijgenashendaar 3OokdeFarizeeënkwamennaarHemtoeomHemopde proeftestellenenzeidentegenHem:Isheteenman geoorloofdzijnvrouwomallerleiredenenteverstoten?
4EnHijantwoorddeenzeidetothen:Hebtgijnietgelezen, datHij,Diehenvandenbeginnegemaaktheeft,henman envrouwgemaaktheeft,
5Engezegd:Daaromzaleenmanzijnvaderenmoeder verlatenenzichaanzijnvrouwhechten,endietweezullen totéénvleeszijn
6Daaromzijnzijnietmeertwee,maaréénvleesWatGod dansamengevoegdheeft,scheidedemensniet
7ZijzeidentotHem:WaaromheeftMozesdangeboden eenscheidingsbrieftegevenenhaartochteverstoten?
8Hijzeitegenhen:Mozesheeftvanwegedehardheidvan uwharttoegestaandatuuwvrouwverstootte.Maarvan hetbeginafishetzonietgeweest
9EnIkzegu:Wiezijnvrouwverstoot,behalveom hoererij,eneenanderetrouwt,diepleegtoverspel.Enwie meteenverstotenetrouwt,pleegtoverspel
10ZijndiscipelenzeidentegenHem:Alsdezaakvaneen manmetzijnvrouwzois,ishetnietgoedomtetrouwen.
11MaarHijzeitegenhen:Nietiedereenkanditwoord aanvaarden,behalvezijaanwiehetgegevenis
12Wanterzijnontmanden,diezogeborenzijnuitde baarmoedervanhunmoeder;enerzijnontmanden,die doordemensenontmandzijn;enerzijnontmanden,die zichzelfontmandhebbenomhetKoninkrijkderhemelen Wiehetkanontvangen,dieontvangehet
13ToenwerdenerkleinekinderenbijHemgebracht,opdat HijhundehandenzouopleggenenzoubiddenEnde discipelenbestraftenhen
14MaarJezuszei:Laatdekinderenbegaanenverhinder hennietbijMijtekomen,wantvoorzodanigenishet Koninkrijkderhemelen
15EnHijlegdehundehandenopenvertrokvandaar.
16Enzie,iemandkwamnaarHemtoeenzei:Goede Meester,watvoorgoedsmoetikdoenomheteeuwige leventebeërven?
17EnHijzeidetotHem:WaaromnoemtGijMijgoed? NiemandisgoeddanEén,namelijkGod;maarindienGij tothetlevenwiltingaan,onderhouddegeboden.
18HijzeidetotHem:Welke?Jezuszeide:Gijzultniet doden,gijzultgeenoverspelplegen,gijzultnietstelen,gij zultgeenvalsgetuigenisafleggen,
19Eeruwvaderenuwmoeder,en:Uzultuwnaaste liefhebbenalsuzelf
20DejongelingzeitegenHem:Aldezedingenhebik onderhoudenvanmijnjeugdafWatontbreektmijnog?
21Jezuszeitegenhem:Alsjevolmaaktwiltzijn,gadan heen,verkoopwatjehebtengeefhetaandearmen,enje zulteenschatindehemelhebben;komdanterugenvolg Mij
22Toendejongemandezewoordenhoorde,ginghij bedroefdweg,wanthijhadveelbezittingen
23ToenzeiJezustegenzijndiscipelen:Voorwaar,Ikzegu, dateenrijkemoeilijkhetKoninkrijkderhemelenzal binnengaan
24EnnogmaalszegIku:Hetisgemakkelijkerdateen kameeldoorhetoogvaneennaaldgaat,dandateenrijke hetKoninkrijkvanGodbinnengaat
25Toenzijndiscipelendithoorden,warenzezeer verbaasdenzeiden:Wiekanerdanbehoudenworden?
26MaarJezuskeekhenaanenzeitegenhen:Voorde mensenisdatonmogelijk,maarvoorGodzijnalledingen mogelijk
27ToenantwoorddePetrusenzeidetotHem:Zie,wij hebbenallesverlatenenzijnUgevolgd;watzalonsdan overkomen?
28EnJezuszeidetothen:Voorwaar,Ikzegu,datgij,die Mijgevolgdzijt,indewedergeboorte,wanneerdeZoon desmensenzalzittenopdetroonvanZijnheerlijkheid, ookgijzultzittenoptwaalftronenendetwaalfstammen vanIsraëlzultoordelen.
29Eniederdiehuizen,broersofzusters,vaderofmoeder, vrouw,kinderenofakkersheeftverlatenommijnsnaams wil,zalhonderdvoudigontvangenenheteeuwigeleven beërven
30Maarveeleerstenzullendelaatstenzijn,enveel laatstendeeersten.
HOOFDSTUK20
1WanthetKoninkrijkderhemelenisgelijkaaneenheer deshuizes,die'smorgensvroegeropuitgingomarbeiders voorzijnwijngaardintehuren.
2Ennadathijmetdearbeidersovereenstemminghad bereiktovereenpenningperdag,stuurdehijhennaarzijn wijngaard
3Enomstreekshetderdeuurginghijnaarbuitenenzag anderenwerkeloosopdemarktstaan,
4Enzeidetothen:Gaatookgijliedenindenwijngaard,en watbillijkis,zalikugevenEnzijgingenheen
5Omstreekshetzesdeennegendeuurginghijopnieuwop padendeedhetzelfde
6Enomstreekshetelfdeuurginghijweernaarbuitenen vondnoganderenwerkloosstaan.Hijzeitegenhen: Waaromstaanjulliehierdeheledagwerkloos?
7Zijzeidentothem:Omdatniemandonsgehuurdheeft Hijzeidetothen:Gaatookgijliedenindewijngaard,en watbillijkis,datzultgijontvangen
8Toenhetavondgewordenwas,zeideheervande wijngaardtegenzijnrentmeester:Roepdearbeidersen betaalhunhetloon,tebeginnenbijdelaatstenenzototde eersten
9Toendemannenkwamendieomstreekshetelfdeuur ingehuurdwaren,ontvingenzijiedereenpenning
10Maartoendeeerstenkwamen,meendenzedatzemeer zoudenontvangen;enookzijkregeniedereenpenning.
11Entoenzijhetontvangenhadden,mordenzijtegende heerdeshuizes,
12Zijzeiden:Dezelaatstenhebbenslechtséénuur gewerkt,enGijhebthengelijkgesteldaanons,diedelast endehittevandedaghebbengedragen
13MaarHijantwoorddeeenvanhenenzeide:Vriend,ik doeugeenonrecht;zijtgijhetnietmetmijeensgeworden overeenpenning?
14Neemwatvanuisengaheen;ikzalaandezelaatste geven,evenalsaanu
15Ishetmijnietgeoorloofdmethetmijnetedoenwatik wil?Isuwoogboos,omdatikgoedben?
16Zozullendelaatstendeeerstenzijn,endeeerstende laatstenWantvelenzijngeroepen,maarweinigen uitverkoren.
17EnJezusgingopnaarJeruzalemennamdetwaalf discipelenapartopdeweg,enzeitegenhen:
18Zie,wijgaanopnaarJeruzalem,endeZoondes mensenzalovergeleverdwordenaandeoverpriestersende schriftgeleerden,enzijzullenHemterdoodveroordelen, 19EnzijzullenHemoverleverenaandeheidenen,om Hemtebespotten,entegeselen,entekruisigen,enopde derdedagzalHijopstaan
20ToenkwamdemoedervanZebedeüsmethaarzonen naarHemtoeZeaanbadHemenvroegHemomiets
21Enhijzeidetothaar:Watwiltgij?Zijzeidetothem: Geef,datdezemijntweezonenmogenzitten,deeenaan uwrechterhand,endeanderaanuwlinkerhand,inuw koninkrijk.
22MaarJezusantwoorddeenzeide:Gijweetniet,watgij vraagtKuntgijdrinkenuitdebeker,dieIkzaldrinken,en
Mattheus gedooptwordenmetdedoop,waarmeeIkgedooptword? ZijzeidentotHem:Wijkunnen.
23EnHijzeidetothen:GijzultweluitMijndrinkbeker drinken,enmetdedoop,waarmeeIkgedooptword,zult gijgedooptworden;maarhetzittenaanMijnrechterhand enaanMijnlinkerhandisnietaanMijomtegeven,maar hetzalgegevenwordenaanhenvoorwiehetbestemdis doorMijnVader.
24Toendetienanderendithoorden,werdenzewoedend opdetweebroeders
25MaarJezusriephenbijZichenzei:Uweetdatde leidersvandevolkenheerschappijoverhenuitoefenen,en derijkenoefenenmachtoverhenuit.
26MaarzomaghetonderunietzijnWieonderugroot wilworden,moetuwdienaarzijn
27Enwieonderudeeerstewilzijn,moetuwdienaarzijn.
28ZoalsookdeMensenzoonnietgekomenisomgediend teworden,maaromtedienenenzijnleventegevenals losprijsvoorvelen.
29ToenzijuitJerichovertrokken,volgdeHemeengrote menigte
30Enzie,tweeblinden,dielangsdewegzaten,hoorden datJezusvoorbijgingenriepen:Weesonsgenadig,Heere, ZoonvanDavid!
31Endemenigtebestraftehen,datzijmoestenzwijgen; maarzijschreeuwdendestemeerenzeiden:Weesons genadig,Heere,ZoonvanDavid!
32EnJezusbleefstaan,riephenbijzichenzei:Watwiltu datIkvoorudoenzal?
33ZijzeidentotHem:Heere,laatonzeogengeopend worden.
34Jezuswerdmetontfermingoverhenbewogenenraakte hunogenaanEnmeteenkondenhunogenzienenzij volgdenHem.
HOOFDSTUK21
1EntoenzijJeruzalemnaderdenenbijBethfagé,aande Olijfberg,kwamen,zondJezustweediscipelenuit,
2Enhijzeitothen:Ganaarhetdorpdattegenoveruligt, enterstondzultueenezelinvindendievastgebondenis, meteenveulenbijhaarMaakzelosenbrengzetotMij
3Enindieniemandietstotuzegt,zultgijzeggen:De Heereheeftzenodig;enHijzalzeterstondzenden
4Ditallesisgebeurd,opdatvervuldzouwordenwat gesprokenisdoordeprofeet,diezegt:
5ZegtegendedochtervanSion:Zie,uwKoningkomttot u,zachtmoedigenzittendopeenezelinenopeenveulen, hetjongvaneenezelin
6EndediscipelengingenheenendedenzoalsJezushun gebodenhad,
7Enzijbrachtendeezelinenhetveulen,endedenhun klerendaarop,enzijzettenhemdaarop
8Eneenzeergrotemenigtespreiddehunklerenuitopde weg;anderenhaktentakkenvandebomenafenstrooiden dieopdeweg
9Endemenigte,dievooraanenachteraanliep,riep: HosannavoordeZoonvanDavid!GezegendisHij,Die komtindeNaamdesHeren;Hosannaindehoogste hemelen.
10ToenHijinJeruzalemaankwam,raaktedehelestadin repenroer,enmenvroeg:Wieisdit?
11Endemenigtezeide:DitisJezus,deProfeetuit NazarethinGalilea.
12EnJezusgingdetempelvanGodbinnenenwierpallen eruitdieindetempelverkochtenenkochten,enHijkeerde detafelsvandewisselaarsom,endestoelenvanhendie deduivenverkochten,
13EnHijzeidetothen:Erstaatgeschreven:Mijnhuiszal eenhuisvangebedgenoemdworden,maargijhebthettot eenroversholgemaakt
14EnerkwamenblindenenkreupelennaarHemtoeinde tempel,enHijgenashen
15Toendeoverpriestersendeschriftgeleerdende wonderenzagendieHijdeed,endekinderenindetempel riepenenzeiden:Hosanna,deZoonvanDavid,werdenzij zeerverontwaardigd
16EnzeidetotHem:HoortGij,watdezenzeggen?En Jezuszeidetothen:Ja,hebtgijdannooitgelezen:Uitde mondderkinderkensenderzuigelingenhebtGijde lofprijzingvolbracht?
17HijverliethenengingdestaduitnaarBethanië,waar hijovernachtte
18Toenhijdevolgendemorgenindestadterugkwam, kreeghijhonger
19Entoenhijeenvijgenboomopdenwegzag,kwamhij tothem,envondernietsaan,danalleenbladeren,enzeide tothem:Laatervannuafaangeenvruchtaanugroeienin eeuwigheidEnterstondverdordedevijgenboom
20Toendediscipelendatzagen,verwonderdenzijzichen zeiden:Hoespoedigverdordtdevijgenboom!
21Jezusantwoorddeenzeitegenhen:Voorwaar,Ikzegu: alsugeloofhebtenniettwijfelt,zultunietalleendoenwat ermetdevijgenboomisgebeurd,maarookalsutegen dezebergzegt:Wordopgehevenenindezeegeworpen, danzalhetgebeuren.
22Enalwatuinhetgebedgelovigvraagt,zultu ontvangen
23ToenHijindetempelgekomenwas,kwamende overpriestersendeoudstenvanhetvolknaarHemtoe, terwijlHijaanhetonderwijzenwas,enzeiden:Opgrond vanwelkebevoegdheiddoetUdezedingen?Enwieheeft Udezebevoegdheidgegeven?
24EnJezusantwoorddeenzeidetothen:OokIkzaluéén dingvragen;alsgijhetMijzegt,zalIkhetueveneens zeggen,opgrondvanwelkebevoegdheidIkdezedingen doe
25DedoopvanJohannes,vanwaarwasdie?Uitdehemel, ofvandemensen?Enzijoverlegdenbijzichzelf,zeggende: Indienwijzeggen:Uitdehemel,zozalHijtotonszeggen: Waaromhebtgijhemdannietgeloofd?
26Maaralswijzeggen:Uitdemensen,danvrezenwijhet volk,wantallenbeschouwenJohannesalseenprofeet
27EnzijantwoorddenJezusenzeiden:Wijwetenhetniet. EnHijzeidetothen:EnIkzeguookniet,doorwelke machtIkdezedingendoe
28Maarwatdunktu?Eenzekermenshadtweezonen;en hijkwamtotdeeerste,enzeide:Zoon,gahedeninmijn wijngaardwerken.
29Hijantwoorddeenzei:IkwilnietMaarlaterkreeghij berouwenging
30Enhijkwamtotdetweede,enzeidehetzelfde.Enhij antwoorddeenzeide:Ikga,mijnheer;engingniet
31Ofvandietweedewilvanzijnvadergedaanheeft?Zij zeidentothem:Deeerste.Jezuszeidetothen:Voorwaar, Ikzegu,datdetollenaarsendehoerenuvoorgaaninhet KoninkrijkGods.
32WantJohannesistotugekomenopdewegvande gerechtigheid,enuhebthemnietgeloofdDetollenaarsen dehoerenhebbenhemechterwelgeloofdEnu,diehet gezienhebt,hebtulaternietbekeerd,zodatuinhemzou geloven
33Luisternaareenanderegelijkenis:Erwaseenheerdes huizesdieeenwijngaardplantte,ereenhegomheenzette, ereenwijnpersingroefeneentorenbouwde,enhij verhuurdehemaanwijnbouwers,engingnaareenverland.
34Toendetijdvandevruchtaanbrak,stuurdehijzijn dienarennaardelandbouwers,opdatzijdevruchtenervan zoudenontvangen.
35Toennamendelandbouwerszijnknechten,sloegende ene,dooddendeandereenstenigdeneenderde
36Hijstuurdeopnieuwanderedienaren,meerdaneerst,en zijdedenmethenhetzelfde
37Maartenslottestuurdehijzijnzoonnaarhentoeenzei: ‘Zezullenontzaghebbenvoormijnzoon.’
38Toendelandbouwersdezoonzagen,zeidenzeonder elkaar:DatisdeerfgenaamKom,latenwehemdodenen zijnerfenisinbezitnemen.
39Enzijgrepenhem,wierpenhembuitendewijngaarden dooddenhem
40Wanneerdeheervandewijngaardkomt,watzalhijdan metdiewijnbouwersdoen?
41ZijzeidentotHem:Hijzaldieslechtemannenopeen ellendigewijzeombrengenenZijnwijngaardaanandere wijnbouwersverpachten,dieHemopdejuistetijdde vruchtenzullenafdragen
42Jezuszeitegenhen:HebtunooitindeSchriftengelezen: Desteendiedebouwershebbenafgekeurd,istoteen hoeksteengewordenDitishetwerkvandeHeerenhetis wonderbaarinonzeogen?
43Daaromzegiku:HetkoninkrijkvanGodzalvanu wordenweggenomenengegevenaaneenvolkdatde vruchtendaarvanvoortbrengt.
44Iedereendieopdezesteenvalt,zalverpletterdworden Maariedereenopwiehijvalt,zaldoordesteenvermalen worden.
45ToendeoverpriestersendeFarizeeënzijngelijkenissen hoorden,begrepenzedathijoverhensprak
46Maartoenzehemwildengrijpen,warenzebangvoor demenigte,wantzehieldenhemvooreenprofeet
HOOFDSTUK22
1EnJezusantwoorddeensprakwederomtothendoor gelijkenissen,enzeide:
2HetKoninkrijkderhemelenisgelijkaaneenkoningdie eenbruiloftvoorzijnzoonorganiseerde,
3Enhijzondzijndienarenuitomdegenodigdenvoorde bruiloftteroepen,maarzijwildennietkomen
4Hijstuurdeweeranderedienareneropuitenzei:Zeg tegendegenodigden:Zie,ikhebmijnmaaltijd klaargemaakt;mijnrunderenenmijnmestveezijngeslacht enallesisgereed;komnaardebruiloft.
5Maarzijsloegenergeenachtopengingenheen,deeen naarzijnakker,deandernaarzijnkoopwaar
6Enhetoverblijfselgreepzijndienaren,mishandeldehen endooddehen.
7Toendekoningdithoorde,werdhijwoedendHij stuurdezijnlegerseropuit,dooddedemoordenaarsenstak hunstadinbrand.
8Toenzeihijtegenzijndienaren:Debruiloftisgereed, maardegenodigdenwarenhetnietwaard
9Gadaaromnaardehoofdwegenennodigiedereendieu tegenkomtuitvoordebruiloft
10Diedienarengingendusnaardewegenenverzamelden iedereendiezetegenkwamen,zowelslechtenalsgoeden Endebruiloftszaalwerdvolmetgasten
11Toendekoningbinnenkwamomdegastenteoverzien, zaghijdaareenmandiegeenbruiloftskleedaanhad
12Enhijzeidetothem:Vriend,hoezijtgijhier binnengekomen,zonderbruiloftskleedaantehebben?En hijwerdsprakeloos
13Toenzeidekoningtegendedienaren:Bindhemaan handenenvoeten,neemhemmeeenwerpheminde buitensteduisternisDaarzalgehuilzijnentandengeknars 14Wantvelenzijngeroepen,maarweinigenuitverkoren 15ToengingendeFarizeeënheenenberaadslaagdenhoe zijHeminZijnwoordenkondenverstrikken
16Enzijzondenhundiscipelen,metdeHerodianen,naar Hemtoe,enzeiden:Meester,wijweten,datGijwaarachtig zijtendewegGodsinwaarheidleertGijtrektUnaar niemandaan,wantGijzietdepersoondermensennietaan 17Zegonsdan:Watdunktu?Ishetgeoorloofdbelasting tebetalenaandekeizer,ofniet?
18MaarJezusbegreephunslechtheidenzei:Waaromstelt uMijopdeproef,huichelaars?
19ToonmijhetschattingsgeldEnzijbrachtenhemeen penning
20EnHijzeidetothen:Vanwieisditbeeldendit opschrift?
21ZijzeidentotHem:DeskeizersToenzeideHijtothen: Geefdandenkeizer,watdeskeizersis,enGod,watGods is
22Toenzijdezewoordenhoorden,warenzijverbaasdZij verlietenHemengingenheen.
23OpdiezelfdedagkwamendeSadduceeënnaarHemtoe, diebewerendatergeenopstandingis,envroegenHem:
24Mozeszei:Meester,alsiemandsterftzonderkinderente hebben,moetzijnbroermetdiensvrouwtrouwenenvoor zijnbroernageslachtverwekken
25Erwarennuzevenbroedersbijons.Deeerstewas getrouwdmeteenvrouwenwasgestorvenOmdathijgeen kinderenhad,liethijzijnvrouwnaaanzijnbroer.
26Evenzodetweede,endederde,totenmetdezevende 27Enhetlaatststierfookdevrouw
28Indeopstandingdan,vanwievandezevenzalzijde vrouwzijn?Wantzijhebbenhaarallengehad.
29Jezusantwoorddeenzeitegenhen:Julliedwalen, omdatjulliedeSchriftennietkennenenooknietdekracht vanGod
30Wantindeopstandingtrouwenzenietenwordenze nietuitgehuwelijkt,maarzezijnalsengelenvanGodinde hemel
31Maarwatdeopstandingvandedodenbetreft,hebtu nietgelezenwatGodtotugesprokenheeft,toenHijzei:
32IkbendeGodvanAbraham,deGodvanIsaakende GodvanJakob.GodisnieteenGodvandoden,maarvan levenden
33Toendemenigtedithoorde,raaktenzeverbijsterdover zijnleer.
34ToendeFarizeeënhoordendatHijdeSadduceeëntot zwijgenhadgebracht,kwamenzebijeen
35Eneenvanhen,eenwetgeleerde,steldeHemeenvraag omHemopdeproeftestellenenzei:
36Meester,watishetgrootstegebodindewet?
37Jezuszeitegenhem:HebdeHeer,uwGod,liefmet heeluwhart,metheeluwzielenmetheeluwverstand
38Ditisheteersteenhetgrotegebod.
39Enhettweede,daaraangelijk,is:Gijzultuwnaaste liefhebbenalsuzelf
40AandezetweegebodenhangtheeldeWetende Profeten
41TerwijldeFarizeeënbijeenwaren,vroegJezushun:
42Zeggende:WatdunktuvandeChristus?Wienszoonis Hij?ZijzeidentotHem:DeZoonvanDavid
43Hijzeitegenhen:HoekanDavidHemdanindegeest Heernoemen,alshijzegt:
44DeHEEREzeidetotmijnHeere:ZitGijaanMijn rechterhand,totdatIkUwvijandengemaakthebtoteen voetbankvoorUwvoeten.
45AlsDavidHemdanHeernoemt,hoekanHijdanzijn zoonzijn?
46Enniemandkonhemeenwoordantwoorden,envanaf diedagdurfdeniemandhemnogvragentestellen
HOOFDSTUK23
1ToensprakJezustotdemenigteentotzijndiscipelen:
2Zezeiden:DeschriftgeleerdenendeFarizeeënzittenop destoelvanMozes
3Alleswatzijuduszeggen,moetuinachtnemenendoen Maardoetnietnaarhunwerken,wantzijzeggenhetwel, maardoenhetniet
4Wantzijbindenlastensamendiezwaarenmoeilijkte dragenzijn,enleggendieopdeschoudersvandemensen, maarzelfwillenzijzemethunvingernietverroeren
5Maaralhunwerkendoenzijomdoordemensengezien teworden:zijmakenhungebedsriemenbreedenvergroten dezomenvanhunkleren,
6Enhebdeeersteplaatsenbijdefeestenlief,ende ereplaatsenindesynagogen,
7Enopdemarktenwordenzijgegroetendoordemensen aangesproken:Rabbi,Rabbi.
8Maarlaatunietrabbinoemen,wantéénisuwMeester, namelijkChristus,enubentallenbroeders
9Ennoemniemanduwvaderopdeaarde,wanteriséén Vadervooru,namelijkHijdieindehemelenis.
10Laatuookgeenmeestersnoemen,wantéénisuw
Meester:Christus
11Maarwieonderudegrootsteis,zaluwdienaarzijn
12Enalwiezichzelfverhoogt,zalvernederdworden,enal wiezichzelfvernedert,zalverhoogdworden.
13Maarweeu,schriftgeleerdenenFarizeeën,huichelaars, wantusluithetKoninkrijkderhemelenafvoordemensen Ugaaterzelfnietbinnenenulaatdegenendiewillen binnengaan,erooknietbinnen
14Weeu,schriftgeleerdenenFarizeeën,huichelaars,want ueetdehuizenvandeweduwenopenbidtvoordeschijn langDaaromzultueenzwaarderoordeelontvangen
15Weeu,schriftgeleerdenenFarizeeën,huichelaars,want ubereisdtzeeenlandoméénproseliettewinnen,en wanneeruhemeenmaalgewonnenhebt,maaktuhemtot eenkindvandehelinhetkwadraat
16Weeu,blindeleidslieden,diezegt:Alsiemandbijde tempelzweert,betekentdatnietsMaaralsiemandbijhet goudvandetempelzweert,ishijeenschuldenaar 17Gijdwazenenblinden!Wantwatismeerwaard,het goudofdetempeldiehetgoudheiligt?
18En:Wiezweertbijhetaltaar,danisdatniets;maarwie zweertbijdegavediedaaropligt,isschuldig
19Gijdwazenenblinden!Wantwatisgroter,degaveof hetaltaar,datdegaveheiligt?
20Wiedusbijhetaltaarzweert,zweertdaarbijenbijalles watdaaropis
21Enwiebijdetempelzweert,zweertdaarbijenbijhem diedaarinwoont
22Enwiezweertbijdehemel,zweertbijdetroonvanGod enbijHemDiedaaropzit.
23Weeu,schriftgeleerdenenFarizeeën,huichelaars,want ugeefttiendenvandemunt,dedilleendekomijn,enu laathetgewichtigstevandewetna:hetoordeel,de barmhartigheidendetrouwDezedingenhadumoeten doenenderestnietnalaten
24Blindeleiders,diedemuguitziftendekameeldoorslikt.
25Weeu,schriftgeleerdenenFarizeeën,huichelaars,want ureinigtdebuitenkantvandebekerendeschotel,maar vanbinnenzijnzevolroofenonmatigheid.
26BlindeFarizeeër,reinigeerstwatindebekereninde schotelis,danwordtookdebuitenkantervanrein
27Weeu,schriftgeleerdenenFarizeeën,huichelaars,want ulijktopwitgepleisterdegraven,dieervanbuitenwelmooi uitzien,maarvanbinnenzijnzevoldoodsbeenderenen allerleionreinheid.
28Zolijktookuvanbuitenrechtvaardigvoordemensen, maarvanbinnenbentuvolhuichelarijenongerechtigheid
29Weeu,schriftgeleerdenenFarizeeën,huichelaars,want ubouwtdegravenvandeprofetenenversiertdegraven vanderechtvaardigen,
30Enzeg:Alswijindedagenvanonzevaderengeleefd hadden,zoudenwijnietmethendeelhebbengehadaanhet bloedvandeprofeten
31Daaromgetuigtuzelfdatukinderenbentvanhendie deprofetengedoodhebben
32Maakdandemaatvanuwvaderenvol.
33Slangen,adderengebroed,hoezultuaande verdoemenisvandehelontkomen?
34Daarom,zie,Ikzendtotuprofeten,wijzenen schriftgeleerden;ensommigenvanhenzultgijdodenen kruisigen,enanderenvanhenzultgijgeseleninuw synagogenenvervolgenvanstadtotstad
35Opdatoverukomtalhetrechtvaardigebloeddatopde aardevergotenis,vanafhetbloedvanderechtvaardige AbeltothetbloedvanZacharias,dezoonvanBerechja,die ugedoodhebttussendetempelenhetaltaar
36Voorwaar,Ikzegu:aldezedingenzullenoverdit geslachtkomen.
37Jeruzalem,Jeruzalem,datdeprofetendoodtenstenigt wietotugezondenzijn,hoevaakhebIkuwkinderen
willenbijeenbrengen,zoalseenhenhaarkuikensonder haarvleugelsbijeenbrengt,engijhebtnietgewild! 38Zie,uwhuiswordtaanuovergelatenalseenwoestenij 39WantIkzegu:UzultMijvannuafaannietmeerzien, totdatuzegt:GezegendisHijDiekomtindeNaamvande Heer
HOOFDSTUK24
1EnJezusgingwegenverlietdetempelEnZijn discipelenkwamennaarHemtoeomHemdegebouwen vandetempeltetonen
2EnJezuszeidetothen:Ziengijditallesniet?Voorwaar, Ikzegu,erzalhiergeensteenopdeanderesteengelaten worden,dienietafgebrokenzalworden
3EntoenHijopdeOlijfbergzat,kwamendediscipelen alleennaarHemtoeenzeiden:Zegons,wanneerzullen dezedingengebeuren?EnwatishettekenvanUwkomst envandevoleindingvandewereld?
4EnJezusantwoorddeenzeidetothen:Ziettoe,dat niemanduverleide
5Wantvelenzullenkomenondermijnnaamenzeggen:Ik bendeChristus,enzijzullenvelenmisleiden
6Engijzulthorenvanoorlogenengeruchtenvanoorlogen Ziettoe,wordtnietverschrikt,wantaldezedingenmoeten geschieden,maarheteindeisernogniet
7Wanthetenevolkzaltegenhetanderevolkopstaan,en hetenekoninkrijktegenhetanderekoninkrijk;enerzullen hongersnoden,besmettelijkeziektenenaardbevingenzijn inverscheideneplaatsen
8Ditallesishetbeginvandeweeën.
9Danzullenzijuoverleverenaanverdrukkingenudoden, enuzultdoorallevolkengehaatwordenomwillevanmijn Naam.
10Endanzullenervelenaanstootnemen,enzijzullen elkaarverradenenelkaarhaten
11Enerzullenveelvalseprofetenopstaanenzijzullener velenverleiden
12Enomdatdeongerechtigheidtoeneemt,zaldeliefde vandemeestenverkillen.
13Maarwievolhardttotheteinde,diezalbehouden worden
14EnditEvangelievanhetKoninkrijkzalindegehele wereldgeprediktwordentoteengetuigenisvooralle volken;endanzalheteindekomen
15Wanneergijdandegruwelderverwoesting,waarvan gesprokenisdoordeprofeetDaniël,zultzienstaanopde heiligeplaats(wiehetleest,laathijdaaropletten)
16LatendandegenendieinJudeazijn,vluchtennaarde bergen
17Wieophetdakis,moetnietnaarbenedengaanomiets uitzijnhuismeetenemen.
18Enwieophetveldis,moetooknietterugkerenomzijn klerenoptehalen
19Enweedezwangerenendezogendenindiedagen!
20Biddatuwvluchtnietindewintervalt,enooknietop eensabbatdag.
21Wanterzaldaneengroteverdrukkingzijn,zoalserniet geweestisvanafhetbeginvandewereld,totnutoe,en zoalserooknooitmeerzijnzal.
22Enindiendiedagennietingekortwerden,zougeen vleesbehoudenworden;dochterwillevande uitverkorenenzullendiedageningekortworden
23Alsdaniemandtotuzegt:Zie,hierisdeChristus,of daar,geloofhetniet.
24Wanterzullenvalsechristussenenvalseprofeten opstaanenzijzullengrotetekenenenwonderendoen,zó datzij–alshetmogelijkzouzijn–ookdeuitverkorenen zoudenmisleiden
25Zie,Ikhebhetualeerdergezegd
26Alsmendantotuzegt:Zie,hijisindewoestijn,gaer nietheen;zie,hijisindebinnenkamers,geloofhetniet
27Wantzoalsdebliksemvanuithetoostenkomtenschijnt totinhetwesten,zozalookdekomstvandeZoondes mensenzijn
28Wantwaarhetkadaveris,daarverzamelenzichde arenden
29Enterstondnadeverdrukkingvandiedagenzaldezon verduisterdwordenendemaanzalhaarschijnselniet gevenendesterrenzullenvandehemelvallenende machtenvandehemelenzullengeschoktworden
30EndanzalhettekenvandeZoondesmensen verschijnenaandehemel;endanzullenallestammenvan deaarderouwbedrijven,enzijzullendeZoondesmensen zien,komenopdewolkenvandehemel,metgrotekracht enheerlijkheid
31EnHijzalZijnengelenuitzendenmetluid bazuingeschal,enzijzullenZijnuitverkorenen bijeenbrengenuitdevierwindstreken,vanheteneuiterste vandehemelentothetandere
32Leernudezegelijkenisvandevijgenboom:Wanneer zijntakalzachtwordtendebladerenuitspruiten,weetu daaraandatdezomernabijis
33Zomoetenookjullie,wanneerjulliealdezedingenzien, wetendathetnabijis,voordedeur
34Voorwaar,Ikzegu:Ditgeslachtzalzekerniet voorbijgaan,voordataldezedingengeschiedzijn.
35Hemelenaardezullenvoorbijgaan,maarmijnwoorden zullennooitvoorbijgaan
36Maarwanneerdiedagendatuurzullenkomen,weet niemand,ookdeengelenindehemelniet,maaralleenmijn Vader
37MaarzoalshetwasindedagenvanNoach,zozalook dekomstvandeZoondesmensenzijn
38Wantzoalszijindedagenvóórdezondvloedbezig warenmetetenendrinken,mettrouwenentenhuwelijk geven,totopdedagdatNoachindearkging,
39Enzijwistenhetniet,totdatdezondvloedkwamenhen allenwegnam;zozalookdekomstvandeZoondes mensenzijn
40Danzullenertweeophetveldzijn;deeenzalworden meegenomen,deanderachtergelaten.
41Tweevrouwenzullenaandemolenaanhetmalenzijn; deenezalwordenaangenomen,deandereachtergelaten
42Weesdaaromwaakzaam,wantgijweetnietopwelkuur uwHeerkomt
43Weetdit:alsdeheerdeshuizesgewetenhadinwelke nachtwakedediefzoukomen,zouhijgewaakthebbenen inzijnhuisniethebbenlateninbreken
44Daarommoetenookjulliebereidzijn,wantopeenuur waaropjehetnietverwacht,zaldeZoondesmensen komen
45Wieisdandetrouweenverstandigedienaar,diezijn heeroverzijndienstvolkheeftaangesteldomhunoptijd voedseltegeven?
46Zaligdiedienaar,diezijnheerbijzijnkomstzobezig vindt.
47Voorwaar,Ikzegu,dathijhemoveralzijnbezittingen zalaanstellen
48Maaralsdieslechteslaafinzijnhartzouzeggen:Mijn heerblijftuit,
49Enhijzalbeginnenzijnmededienstknechtenteslaan,en metdedronkaardsteetenentedrinken;
50Deheervandiedienaarzalkomenopeendagdathij hetnietverwacht,enopeenuurdathijnietweet,
51Enzijzullenheminstukkenhakkenenheminhetlot vandehuichelaarsdoendelen;daarzalgeweenzijnen tandengeknars.
HOOFDSTUK25
1DanzalhetKoninkrijkderhemelengelijkzijnaantien maagden,diehunlampennamenenuitgingen,de bruidegomtegemoet.
2Vijfvanhenwarenwijs,envijfwarendwaas
3Dedwazennamenhunlampenmee,maargeenolie
4Dewijzennamennaasthunlampenookoliemeeinhun kruiken
5Terwijldebruidegomuitbleef,werdenzeallemaal slaperigensliepenin.
6Entemiddernachtklonkereengeroep:Zie,de bruidegomkomt;gaatuitomhemteontmoeten
7Toenstondenaldiemeisjesopenmaaktenhunlampen inorde
8Endedwazezeidentotdewijzen:Geefonsvanuwolie, wantonzelampengaanuit.
9Maardewijzenantwoorddenenzeiden:Neen,opdater nietteveelzouzijnvooronsenvooru;gaatlievernaarde verkopersenkooptvooruzelf.
10Terwijlzijheengingenomtekopen,kwamde bruidegom,enzijdiegereedwaren,gingenmethemnaar binnennaardebruiloft,endedeurwerdgesloten.
11Daarnakwamenookdeanderemaagdenenzeiden: Heer,Heer,doeonsopen!
12MaarHijantwoorddeenzeide:Voorwaar,Ikzegu,Ik kenuniet
13Weesdanwaakzaam,wantuweetnietopwelkedagof opwelkuurdeMensenzoonkomt.
14WanthetKoninkrijkderhemelenisgelijkaaneenmens die,toenhijnaareenverlandreisde,zijndienarenriepen hunzijngoederentoevertrouwde
15Enaandeeengafhijvijftalenten,aaneenandertwee, enaaneenderdeéén;iedernaarzijnbekwaamheid;enhij reisdemeteenweg.
16Hijdiedevijftalentenontvangenhad,gingerhandel meedrijvenenverdiendeernogeensvijftalentenbij
17Enopdezelfdewijzewondegenedieertweeontvangen had,erooknogtweebij
18Maarhijdiehetenegeldontvangenhad,gingheenen groefeengatindegrondenverborghetgeldvanzijnheer
19Nalangetijdkwamdeheervandiedienarenenhield methenrekening.
20Endiedevijftalentenontvangenhad,kwamenbracht nogeensvijftalenten,zeggende:Heere,vijftalentenhebt
Gijmijtoevertrouwd;zie,ikhebernogvijftalentenbij verdiend.
21Zijnheerzeitegenhem:Goedgedaan,goedeentrouwe dienaar.Overweinigbentutrouwgeweest,overveelzalik uaanstellen.Gabinnenindevreugdevanuwheer.
22Ookdiedetweetalentenontvangenhad,kwamnaar vorenenzei:Heer,tweetalentenhebtumijtoevertrouwd; zie,ikhebernogtweetalentenbijverdiend.
23Zijnheerzeitegenhem:Goedgedaan,goedeentrouwe dienaarOverweinigbentutrouwgeweest,overveelzalik uaanstellenGabinnenindevreugdevanuwheer
24Toenkwamhijdiehetenetalentontvangenhad,enzei: Heer,ikwistvanudatueenhardvochtigmensbent.U maaitwaarunietgezaaidhebtenhaaltbijeenwaaruniet gestrooidhebt
25Toenwerdikbevreesdenbenikuwtalentindegrond gaanverbergenZie,daarhebtuhetvanu
26Zijnheerantwoorddeenzeidetothem:Gijslechteen luieslaaf,gijwistdatikmaaiwaariknietgezaaidheben bijeenbrengwaarikniethebuitgestrooid;
27Uhaddusmijngeldaandewisselkantoormoetengeven, danhadikhetbijmijnterugkomstmetrenteteruggekregen.
28Neemhemdanhettalentafengeefhetaanhemdiede tientalentenheeft
29Wantaaneenieder,dieheeft,zalgegevenworden,en hijzalovervloedighebben;maarvanhem,dienietheeft, zalookwathijheeft,afgenomenworden
30Enwerpdeonnutteslaafuitindebuitensteduisternis; daarzalhetgeweenzijnenhettandengeknars
31WanneerdeMensenzoonkomenzalinzijnheerlijkheid enaldeheiligeengelenmethem,danzalhijplaatsnemen opdetroonvanzijnheerlijkheid
32EnvoorHemzullenaldevolkenbijeengebrachtworden, enHijzalzevanelkaarscheiden,zoalsdeherderde schapenvandebokkenscheidt
33Endeschapenzalhijaanzijnrechterhandzetten,maar debokkenaanzijnlinkerhand.
34DanzaldeKoningtothen,dieaanzijnrechterhandzijn, zeggen:Komt,gezegendenvanmijnVader,beërfthet koninkrijk,datvoorubereidisvanafdegrondleggingvan dewereld
35WantIkhadhongerenuhebtMijteetengegevenIk haddorstenuhebtMijtedrinkengegeven.Ikwaseen vreemdelingenuhebtMijgehuisvest
36IkwasnaaktenjulliehebbenmijgekleedIkwasziek enjulliehebbenmijbezocht.Ikzatindegevangenisen julliekwamennaarmijtoe
37DanzullenderechtvaardigenHemantwoorden, zeggende:Heere,wanneerhebbenwijUhongeriggezien enhebbenwijUteetengegeven,ofdorstigenhebbenwij Utedrinkengegeven?
38WanneerhebbenwijUalsvreemdelinggezienen gehuisvest,ofnaaktenhebbenUgekleed?
39OfwanneerhebbenwijUziekofindegevangenis gezienenzijnnaarUtoegekomen?
40EndeKoningzalantwoordenentothenzeggen: Voorwaar,Ikzegu,voorzoveruditaaneenvandeze minstebroedersvanMijgedaanhebt,hebtudataanMij gedaan
41DanzalHijooktothenaandelinkerhandzeggen:Ga wegvanMij,vervloekten,inheteeuwigevuur,datvoorde duivelenzijnengelenbereidis
42WantIkhadhongerenuhebtMijnietteetengegeven IkhaddorstenuhebtMijniettedrinkengegeven.
43Ikwaseenvreemdelingenuhebtmijnietopgenomen Ikwasnaaktenuhebtmijnietgekleed.Ikwasziekenin degevangenisenuhebtmijnietbezocht.
44DanzullenookzijHemantwoordenenzeggen:Heere, wanneerhebbenwijUhongeriggezien,ofdorstig,ofals vreemdeling,ofnaakt,ofziek,ofindegevangenis,en hebbenUnietgediend?
45DanzalHijhunantwoordenenzeggen:Voorwaar,Ik zegu:voorzoveruditaaneenvandezeminstenniethebt gedaan,hebtuhetookaanMijnietgedaan 46Endezenzullengaannaardeeeuwigestraf,maarde rechtvaardigennaarheteeuwigeleven
HOOFDSTUK26
1Enhetgebeurde,toenJezusaldezewoordengeëindigd had,datHijtotZijndiscipelenzei:
2JulliewetendatovertweedagenhetfeestvanhetPascha is,endanzaldeMensenzoonovergeleverdwordenom gekruisigdteworden.
3Toenkwamendeoverpriesters,deschriftgeleerdenende oudstenvanhetvolkbijeeninhetpaleisvande hogepriester,dieKajafasheette,
4EnzijberaamdeneenlistomJezustegrijpenentedoden
5Maarzijzeiden:Nietophetfeest,opdatergeen opschuddingontstaatonderhetvolk.
6ToenJezusinBethaniëwas,inhethuisvanSimonde melaatse,
7ErkwameenvrouwnaarHemtoemeteenalbastenfles volkostbareolieZijgootdieoverZijnhoofduit,terwijl Hijaantafelzat
8Toenzijndiscipelendatzagen,werdenzeboosenzeiden: Waartoedientdezeverspilling?
9Wantdezezalfhadvoorveelgeldverkochtkunnen wordenenaandearmengegevenkunnenworden.
10ToenJezusdatbegreep,zeiHijtegenhen:Waaromvalt udevrouwlastig?WantzijheefteengoedwerkaanMij gedaan.
11Wantdearmenhebtualtijdbiju,maarMijhebtuniet altijd
12Wanttoenzijdezezalfopmijnlichaamgoot,deedzij datvoormijnbegrafenis
13Voorwaar,Ikzegu:overalwaarditEvangelie verkondigdzalwordenindehelewereld,zalooktothaar gedachtenisgesprokenwordenoverwatdezevrouw gedaanheeft.
14Toengingeenvandetwaalf,JudasIskariotgenaamd, naardeoverpriesters,
15Enzijzeidentothen:Watwiltgijmijgeven,enikzal hemuoverleveren?Enzijsloteneenverbondmethem voordertigzilverlingen
16Envanafdatmomentzochthijnaareengelegenheidom Hemteverraden
17Opdeeerstedagvanhetfeestvandeongezuurde brodenkwamendediscipelennaarJezustoeenvroegen hem:Waarwiltudatwijvoorbereidingentreffenzodatu hetPaschakunteten?
18EnHijzeide:Ganaardestadtoteenzekermanenzeg tothem:DeMeesterzegt:Mijntijdisnabij;Ikzalbijuhet PaschahoudenmetMijndiscipelen
19Endediscipelendeden,zoalsJezushunopgedragenhad, enzijmaaktenhetPaschagereed.
20Toenhetavondgewordenwas,gingHijaanliggenmet detwaalf.
21Enterwijlzijaten,zeiHij:Voorwaar,Ikzegu,dateen vanuMijzalverraden
22Enzijwerdenzeerbedroefdenbegonneniedervanhen totHemtezeggen:Heere,benikhetniet?
23EnHijantwoorddeenzeide:WiemetMijzijnhandin deschoteldoopt,diezalMijverraden
24DeZoondesmensengaatheen,zoalsoverHem geschrevenstaatMaarweediemens,doorwiedeZoon desmensenverradenwordt.Hetzougoedvoordiemens zijn,alshijnietgeborenwas
25ToenantwoorddeJudas,dieHemverradenhad,en zeide:Benikhet,Meester?HijzeidetotHem:Gijhebthet gezegd
26Enterwijlzijaten,namJezuseenbrood,sprakdezegen uit,brakhetengafhetaanZijndiscipelen,enHijzeide: Neemt,eet,ditisMijnlichaam
27EnHijnamdebeker,sprakhetdankgebeduitengaf hundie,zeggende:Drinktallendaaruit;
28Wantditishetbloedvanmijnverbond,datvoorvelen vergotenwordttotvergevingvanzonden
29MaarIkzegu:Ikzalvannuafaannietmeervande vruchtvandewijnstokdrinken,totopdedagdatIkermet unieuwvanzaldrinkeninhetKoninkrijkvanMijnVader 30Nadatzijdelofzanggezongenhadden,gingenzijnaar deOlijfberg
31ToenzeiJezustegenhen:Julliezullenallemaalaanstoot aanMijnemenindezenacht,wanterstaatgeschreven:Ik zaldeherderslaanendeschapenvandekuddezullen verstrooidworden
32MaarnadatIkuitdedoodbenopgewekt,zalIkjullie voorgaannaarGalilea
33PetrusantwoorddeenzeitegenHem:Alzoudenallen aanstootaanUnemen,ikzalnooitaanstootnemen.
34Jezuszeitegenhem:Voorwaar,Ikzegu:dezenacht, voordatdehaankraait,zultuMijdriemaalverloochenen
35PetruszeidetotHem:AlmoestikmetUsterven,ikzal UtochnietverloochenenAlzozeidenookaldediscipelen
36ToengingJezusmethennaareenplaatsdieGetsemane heette,enzeitegendediscipelen:Gahierzitten,terwijlIk daargabidden
37EnhijnamPetrusendetweezonenvanZebedeüsmet zichmee,enhijbegonbedroefdenzeerbedroefdte worden
38ToenzeiHijtegenhen:Mijnzieliszeerbedroefd,tot stervenstoe;blijfhierenwaakmetMij
39EnnadatHijeenweinigverdergegaanwas,wierpHij Zichmethetaangezichtteraardeenbad,zeggende:Mijn Vader,indienhetmogelijkis,laatdezedrinkbekerMij voorbijgaan;dochnietgelijkIkwil,maargelijkGijwilt
40EnHijkwambijdediscipelenenvondhenslapende,en HijzeitegenPetrus:KondenjullienietéénuurmetMij waken?
41Waakenbid,opdatunietinverzoekingkomt;degeest iswelgewillig,maarhetvleesiszwak
42OpnieuwgingHijvoordetweedekeerwegenbad, zeggende:MijnVader,indiendezebekernietaanMijkan voorbijgaan,tenzijdatIkhemdrink,zogeschiedeUwwil
43EnHijkwamterugenvondhenweerslapende,want hunogenwarenzwaargeworden.
44EnHijliethenachter,gingopnieuwheenenbadvoor dederdekeer,terwijlHijdezelfdewoordensprak.
45ToenkwamHijbijZijndiscipelenenzeitegenhen: SlaapnumaarverderenrustuitZie,hetuurisnabijdatde Zoondesmensenwordtovergeleverdindehandenvan zondaars.
46Staop,latenwijgaanZie,daarishijdieMijverraadt
47TerwijlHijnogsprak,zie,daarkwamJudas,eenvande twaalf,enmethemeengrotemenigte,metzwaardenen stokken,gestuurddoordeoverpriestersendeoudstenvan hetvolk.
48EndegenedieHemverraadde,gafhuneentekenenzei: DieIkkussenzal,dieishet;grijpHemvast
49EnterstondginghijnaarJezustoe,zei:Weesgegroet, Heer!enkusteHem
50EnJezuszeidetothem:Vriend,waarvoorzijtgijhier?
Toenkwamenzij,sloegendehandenaanJezusengrepen Hem
51Enzie,eenvanhendiebijJezuswaren,stakzijnhand uit,trokzijnzwaard,trofdedienaarvandehogepriesteren sloeghemhetooraf
52ToenzeiJezustegenhem:Doejezwaardweeropzijn plaats,wantallendienaarhetzwaardgrijpen,zullendoor hetzwaardomkomen
53DenktudatIknuniettotMijnVaderkanbiddenendat HijMijterstondmeerdantwaalflegioenenengelenzal sturen?
54HoezoudendandeSchriftenvervuldworden,die zeggendathetaldusmoetgebeuren?
55IndatzelfdeuurzeideJezustotdescharen:Zijtgijlieden uitgegaanalstegeneendiefmetzwaardenenstokken,om Mijtegrijpen?Ikzatdagelijksbijuindetempelte onderwijzen,engijhebtMijnietgegrepen
56Maarditallesisgeschied,opdatdeSchriftender profetenvervuldzoudenworden.Toenverlietenalde discipelenHemenvluchtten
57EnzijdieJezusgegrepenhadden,leiddenHemweg naardehogepriesterKajafas,waardeschriftgeleerdenen deoudstenbijeenwaren
58MaarPetrusvolgdeHemopeenafstand,totaanhet paleisvandehogepriester,engingnaarbinnenenbleefbij dedienarenzittenomheteindetezien
59Deoverpriesters,deoudstenendeheleRaadzochten naareenvalsegetuigenistegenJezus,omHemterdoodte kunnenbrengen
60Maarzijvondenergeen;ja,hoewelervelevalse getuigenkwamen,vondenzijertochgeenTenlaatste kwamenertweevalsegetuigen,
61Enhijzeide:Dezeheeftgezegd:IkkandetempelGods afbrekenenindriedagenopbouwen.
62ToenstonddehogepriesteropenzeitegenHem: AntwoordtUniets?WatgetuigendezentegenU?
63MaarJezuszweegEndehogepriesterantwoorddeen zeidetotHem:IkbezweerUbijdelevendeGod,datGij onszegt,ofGijzijtdeChristus,deZoonvanGod.
64Jezuszeitegenhem:UhebthetgezegdIkzegu:Van nuafaanzultudeZoondesmensenzienzittenaande rechterhandvandeMachtenkomenopdewolkenvande hemel
65Toenscheurdedehogepriesterzijnklerenenzei:Hij heeftGodgelasterd;waartoehebbenwijnoggetuigen nodig?Zie,nuhebtuzijngodslasteringgehoord
66Watdunktu?Zijantwoorddenenzeiden:Hijis schuldigaandedood.
67Toenspuwdenzeheminhetgezichtensloegenhem metvuisten;enanderensloegenhemmetdepalmenvan hunhanden,
68Enzijzeiden:Profeteerons,Christus,wiewashetdieU geslagenheeft?
69PetruszatbuitenindevoorzaalErkwameenmeisje naarhemtoeenzei:‘JijwasookbijJezus,deGalilese’ 70Maarhijontkendehetvoorallenenzei:Ikweetnietwat uzegt
71EntoenHijnaarbuitenging,naardevoorhal,zageen anderdienstmeisjeHem,enzeitegenhendiedaarwaren: DezewasookbijJezusvanNazareth
72Enopnieuwontkendehijmeteeneed:Ikkendieman niet.
73Ennaeentijdjekwamendegenendieerbijstondennaar hemtoeenzeidentegenPetrus:Zeker,ookjijbenteenvan hen,wantjewoordenverradenje.
74Toenbegonhijtevloekenentezweren,zeggende:Ik kendienmannietEnterstondkraaidedehaan
75EnPetrusherinnerdezichhetwoordvanJezus,dietot hemgezegdhad:Eerdehaangekraaidheeft,zultgijMij driemaalverloochenenEnhijginguitenweendebitterlijk
HOOFDSTUK27
1Toenhetmorgenwerd,beraadslaagdenalleoverpriesters enoudstenvanhetvolktegenJezusomHemterdoodte brengen
2EnnadatzeHemgeboeidhadden,leiddenzeHemweg enleverdenHemoveraanPontiusPilatus,destadhouder 3ToenJudas,dieHemverradenhad,zagdatHij veroordeeldwas,kreeghijberouwenbrachtdedertig zilverlingenterugnaardeoverpriestersendeoudsten, 4Zeggende:Ikhebgezondigd,datikonschuldigbloed verradenheb.Enzijzeiden:Watgaatonsdataan?Zietgij dattoe
5Enhijwierpdezilverlingenindetempel,gingheenen verhingzichzelf.
6Toennamendeoverpriestersdezilverstukkenenzeiden: Hetisnietgeoorloofdzeindeofferkistteleggen,wanthet isdeprijsvanhetbloed.
7Enzijberaadslaagdenenkochtenerhetakkerlandvande pottenbakkerbij,omervreemdelingentebegraven.
8Daaromwordtdieakkertotopdedagvanvandaag ‘bloedakker’genoemd
9Toenwerdvervuldwatgesprokenwasdoordeprofeet Jeremia,diezei:Enzijnamendedertigzilverlingen,de prijsvandegewaardeerde,diezijvandekinderenIsraëls geschathadden;
10Enikgafzevoorhetakkerwerkvandepottenbakker, zoalsdeHEEREmijhadopgedragen
11EnJezusstondvoordestadhouder,endestadhouder vroeghem,zeggende:ZijtGijdeKoningderJoden?En Jezuszeidetothem:Gijzegthet
12Entoenhijdoordeoverpriestersendeoudstenwerd beschuldigd,antwoorddehijniets
13ToenzeiPilatustegenHem:HoortUniethoeveel dingenzetegenUgetuigen?
14Enhijantwoorddehemmetgeenwoord,zodatde stadhouderzichzeerverwonderde.
15Opdatfeestwashetdegewoontedatdestadhoudereen gevangenevrijlietvoorhetvolk,wiezijmaarwilden
16Enzijhaddentoeneenaanzienlijkegevangene,die Barabbasheette.
17Toenzijdanbijeengekomenwaren,zeiPilatustothen: Wiewiltgijdatikuloslaat?Barabbas,ofJezus,die Christusgenoemdwordt?
18Wanthijwistdatzehemuitafgunsthadden overgeleverd.
19Toenhijopderechterstoelwasgezeten,stuurdezijn vrouwhemdeboodschap:Hebnietstemakenmetdie rechtvaardige,wantikhebvandaagineendroomveelom hemgeleden
20Maardeoverpriestersendeoudstenovertuigdende menigteervandatzijBarabbasmoestenvragenomJezuste doden
21Destadhouderantwoorddeenzeidetothen:Wievande tweewiltgij,datikuloslaat?Zijzeiden:Barabbas.
22Pilatuszeitothen:WatmoetikdandoenmetJezus,die Christusgenoemdwordt?ZijzeidenallentotHem:Laat Hemgekruisigdworden.
23Endestadhouderzeide:WatheeftHijtochkwaad gedaan?Maarzijschreeuwdendestemeer,zeggende:Dat Hijgekruisigdworde.
24ToenPilatuszagdathijnietskonuitrichten,maardater veeleeropschuddingontstond,liethijwaternemenen wastezijnhandentenaanschouwenvandemenigte,terwijl hijzei:Ikbenonschuldigaanhetbloedvandeze rechtvaardige;ziezelfmaar
25Toenantwoorddeheelhetvolkenzei:Zijnbloedkome overonsenoveronzekinderen
26ToenliethijBarabbasvoorhenlos,maarnadathij Jezusgegeseldhad,gafhijHemoveromgekruisigdte worden
27ToennamendesoldatenvandestadhouderJezusmee naarhetstadhuisenverzameldendeheleafdelingbijHem.
28Toentrokkenzehemzijnklerenuitendedenhemeen scharlakenroodgewaadom
29Enzijvlochteneenkroonvandoornen,zettendieop ZijnhoofdengavenHemeenrietstokinZijnrechterhand ToenknieldenzijvoorHemneerenbespottenHem, zeggende:Gegroet,GijKoningderJoden!
30Toenspuwdenzenaarhem,namenderietstoken sloegenhemopzijnhoofd.
31EnnadatzeHemzohaddenbespot,trokkenzeHemde manteluit,dedenHemzijneigenklerenweeraanen leiddenHemwegomHemtekruisigen
32Toenzenaarbuitengingen,troffenzeeenmanuit Cyreneaan,SimongenaamdZedwongenhemzijnkruis tedragen
33EntoenzijbijeenplaatskwamendieGolgotha genoemdwerd,datwilzeggenSchedelplaats, 34Zegavenhemazijntedrinken,gemengdmetgal.Toen hijervanproefde,wildehijnietmeerdrinken
35EnzijkruisigdenHemenverdeeldenZijnklerendoor hetlottewerpen,opdatvervuldzouwordenwatgesproken isdoordeprofeet:ZijhebbenMijnklerenonderelkaar verdeeldenoverMijngewaadhebbenzijhetlotgeworpen
36Enzijblevendaarzittenenkekenhemna;
37Enbovenzijnhoofdliethijeenaanklachtopschrijven: DITISJEZUS,DEKONINGDERJODEN
38ToenwerdenerooktweemisdadigersmetHem gekruisigd,éénaanZijnrechterhandenéénaanZijn linkerhand
39EndevoorbijgangersbeschimptenHem,terwijlzijhun hoofdschudden,
40Enzeggende:Gij,Diedetempelafbreekt,enindrie dagenopbouwt,verlosUzelfIndienGijdeZoonvanGod zijt,komafvanhetkruis
41Opdezelfdewijzebespottenookdeoverpriesters,de schriftgeleerdenendeoudstenHemenzeiden:
42AnderenheeftHijgered,zichzelfkanHijnietredden AlsHijdeKoningvanIsraëlis,laatHijdannuvanhet kruisafkomen,enwijzulleninHemgeloven.
43HijheeftopGodvertrouwd;laatDiehemnuverlossen, alsHijHemwilhebbenWantHijheeftgezegd:Ikbende ZoonvanGod.
44OokderoversdiemetHemgekruisigdwaren,wierpen Hemhetzelfdeaan
45Vanafhetzesdeuurkwamerduisternisoverhethele land,totaanhetnegendeuur
46EnomstreekshetnegendeuurriepJezusmetluidestem, zeggende:Eli,Eli,lamasabachtani?datis:MijnGod,mijn God,waaromhebtGijMijverlaten?
47Toensommigenvandeomstandersdathoorden,zeiden zij:DezeroeptElia.
48Enmeteenliepeenvanhentoe,nameenspons,vulde diemetzurewijn,stakzeopeenrietstokengafHemte drinken.
49Deanderenzeiden:LatenweeenskijkenofEliakomt omhemteredden
50Jezusriepopnieuwmetluiderstemengafdegeest.
51Enzie,hetvoorhangselvandetempelscheurdein tweeën,vanboventotbeneden;deaardebeefdeende rotsenscheurden.
52Endegravenwerdengeopend,envelelichamenvande heiligendieontslapenwaren,werdenopgewekt,
53Ennazijnopstandinggingenzijuitdegraven,gingen naardeheiligestadenverschenenaanvelen
54Toendehoofdmanoverhonderdenzijdiemethem Jezusbewaakten,deaardbevingzagenenwatergebeurde, werdenzijzeerbevreesdenzeiden:Werkelijk,ditwaseen ZoonvanGod
55Enerwarendaarvelevrouwen,dieJezusvanuitGalilea gevolgdwarenenvoorHemzorgden,envanverre toekeken.
56OnderhenwarenMariaMagdalena,Maria,demoeder vanJakobusenJoses,endemoedervandekinderenvan Zebedeüs
57Toenhetavondgewordenwas,kwamereenrijkman uitArimathea,metnameJozef,dieookeenleerlingvan Jezuswas
58HijgingnaarPilatusenvroegomhetlichaamvanJezus ToengafPilatusbevelhetlichaamovertedragen
59ToenJozefhetlichaamhadweggenomen,wikkeldehij hetineenzuiverlinnendoek,
60Hijlegdehetinzijnnieuwegraf,dathijinderotsenhad latenuithouwen.Nadathijeengrotesteenvoordeingang vanhetgrafhadgerold,ginghijweg
61EnMariaMagdalenazattegenoverhetgraf,samenmet deandereMaria.
62Endevolgendedag,dievolgdeopdedagvande Voorbereiding,kwamendeoverpriestersendeFarizeeën bijeenbijPilatus,
63Enzijzeiden:Heer,wijherinnerenonsdatdieverleider, toenhijnogleefde,gezegdheeft:Nadriedagenzalik opstaan.
64Geefdaarombeveldathetgrafbewaaktmoetworden totdederdedagAnderskomenzijndiscipelen'snachts, stelenhemenzeggentegenhetvolk:Hijisopgewektuitde doodDanzaldelaatstedwalingergerzijndandeeerste 65Pilatuszeitegenhen:Julliehebbeneenwacht;gaheen enzorgdathetzogoedmogelijkgebeurt
66Zijgingendusheenenverzekerdenhetgraf, verzegeldendesteenenplaatsteneenwacht.
HOOFDSTUK28
1Laatindesabbat,toenhetlichtbegontewordenopde eerstedagvandeweek,kwamenMariaMagdalenaende andereMariaomnaarhetgraftekijken.
2Enzie,erontstondeengroteaardbeving,wanteenengel vandeHeerdaaldeuitdehemelneer,gingernaartoe,rolde desteenvandedeurafengingeropzitten.
3Zijngelaatwasalseenbliksem,enzijnkledingwitals sneeuw
4Endebewakersbeefdenvanangstvoorhemenwerden alsdoden
5Endeengelantwoorddeenzeidetotdevrouwen:Weest gijliedennietbevreesd,wantikweet,datgijJezuszoekt, Diegekruisigdwas
6Hijishierniet,wantHijisopgewekt,zoalsHijgezegd heeft.Kom,ziedeplaatswaardeHeergelegenheeft.
7EngasnelheenenzegaanzijndiscipelendatHijis opgewektuitdedodenEnzie,Hijgaatjullievoornaar Galilea;daarzullenjullieHemzien.Zie,Ikhebhetjullie gezegd
8Enzijgingenhaastigvanhetgrafweg,metvreesen groteblijdschap,ensneldenheenomhetaanzijn discipelentemelden
9EntoenzijheengingenomhetZijndiscipelente berichten,zie,Jezuskwamhuntegemoet,zeggende:Wees gegroet!Enzijkwamen,grepenHembijdevoetenen aanbadenHem
10ToenzeiJezustegenhen:Weesnietbang.Ganaarmijn broedersenzegdatzenaarGalileamoetengaan,endaar zullenzeMijzien.
11Terwijlzijonderwegwaren,zie,sommigenvande wachtkwamenindestadenberichttenaandeoverpriesters alleswatergebeurdwas
12Entoenzijmetdeoudstenvergaderdwarenen beraadslaagdhadden,gavenzijdesoldatenveelgeld,
13Hijzei:Zeg:Zijndiscipelenzijndesnachtsgekomenen hebbenHemgestolen,terwijlwijsliepen
14Enalsditdestadhouderterorekomt,zullenwijhem overtuigenenuveiligheidbieden.
15Zijnamenhetgeldaanendedenzoalshunwas opgedragenDitverhaalwordtonderdeJodennogsteeds algemeenverkondigd.
16ToengingendeelfleerlingennaarGalilea,naardeberg waarJezushenhadontboden
17EntoenzijHemzagen,aanbadenzijHem,maar sommigentwijfelden.
18EnJezuskwamnaarhentoeenspraktothen,zeggende: Mijisgegevenallemachtindehemelenopdeaarde.
19Gaatdanheen,maaktaldevolkentotmijndiscipelen endoopthenindeNaamvandeVaderendeZoonende HeiligeGeest
20Enhunlerendedatzezichmoetenhoudenaanalleswat IkjulliegebodenhebEnzie,Ikbenmetjulliealdedagen, totaandevoleindingvandewereldAmen
HetEvangelievan Marcus
HOOFDSTUK1
1HetbeginvanhetevangelievanJezusChristus,deZoon vanGod;
2Zoalsgeschrevenstaatindeprofeten:Zie,IkzendMijn bodevoorUwaangezichtuit,dieUwwegvoorUheenzal bereiden
3Eenstemroeptindewoestijn:Bereiddewegvande Heer,maakzijnpadenrecht
4Johannesdoopteindewoestijnenprediktededoopvan bekeringtotvergevingvanzonden.
5EnheelhetlandJudeaendeinwonersvanJeruzalem trokkennaarHemtoe,enzijlietenzichallendoorHem dopeninderivierdeJordaan,terwijlzijhunzonden beleden.
6EnJohanneswasgekleedinkameelhaarenmeteenleren gordelomzijnlendenen;enhijatsprinkhanenenwilde honing;
7Enhijpredikteenzeide:ErkomtnamijIemand,sterker danik;Ikbennietwaardig,datiknederbuigenderiemvan Zijnschoenenlosmaak
8Ikhebumetwatergedoopt,maarHijzaludopenmetde HeiligeGeest.
9EnhetgebeurdeindiedagendatJezusvanNazarethin GalileakwamendoorJohannesindeJordaangedoopt werd.
10Enterstond,toenHijuithetwateropsteeg,zagHijde hemelengeopendendeGeestalseenduifopZich neerdalen.
11Enerklonkeenstemuitdehemel,diezei:Jijbentmijn geliefdeZoon,inwieIkmijnwelbehagenheb
12EnmeteendreefdeGeesthemdewoestijnin.
13EnHijbleefdaarindewoestijnveertigdagen,waarHij doorSatanopdeproefwerdgesteld,enHijwasbijde wildedieren,endeengelendiendenHem.
14NadatJohannesindegevangeniswasgezet,kwam JezusnaarGalileaenprediktehetevangelievanhet KoninkrijkvanGod,
15enzeiden:DetijdisvervuldenhetKoninkrijkGodsis nabijgekomen;bekeertuengeloofthetEvangelie
16ToenHijlangshetmeervanGalilealiep,zagHijSimon enzijnbroerAndreasbezigmethetuitwerpenvaneennet inhetmeerWantzijwarenvissers
17EnJezuszeitegenhen:KomachterMijaan,enIkzal makendatjullievissersvanmensenworden
18Enterstondlietenzijhunnettenindesteekenvolgden Hem.
19EntoenHijeeneindjeverdergegaanwas,zagHij Jakobus,dezoonvanZebedeüs,enJohannes,zijnbroer, dieookinhetschipbezigwarenmethetherstellenvanhun netten
20EnterstondriepHijhenbijzichZijlietenhunvader Zebedeüsinhetschipachtermetdedagloners,engingen hemachterna
21ZijkwameninKapernaüm,enterstondopdesabbatdag gingHijnaardesynagogeenonderweesHem
22Enzijstondenversteldoverzijnleer,wanthij onderweeshenalsgezaghebbendennietzoalsde schriftgeleerden.
23Enerwasinhunsynagogeeenmanmeteenonreine geest,enhijriep:
24Zeggende:Laatonsmetrust;wathebbenwijmetUte maken,JezusvanNazareth?ZijtGijgekomenomonste verderven?Ikweet,wieGijzijt:deHeiligeGods
25EnJezusbestraftehemenzei:Zwijgengauithemweg. 26Ennadatdeonreinegeesthemhadopengeretenenmet luidestemhadgeroepen,ginghijuithemweg
27Enzijwarenallenverbaasd,zodatzijonderelkaar vroegen:Watisdit?Watisditvooreennieuweleer?Want metgezaggebiedtHijzelfsdeonreinegeesten,enzij gehoorzamenHem.
28Enonmiddellijkverspreiddezijngeruchtzichdoorde gehelestreekrondomGalilea
29Enzodrazijuitdesynagogekwamen,gingenzijmet JakobusenJohanneshethuisvanSimonenAndreas binnen
30MaardeschoonmoedervanSimonlagmetkoortsop bed,enmeteenverteldenzehemoverhaar
31EnHijgingnaarhaartoe,namhaarbijdehanden richttehaarop.Enterstondverliethaardekoorts,enzij bediendehen
32Entoendezononderging,brachtenzijallendieziek warenendoordemonenbezeten,bijHem.
33Endehelestadverzameldezichbijdedeur
34EnHijgenasvelendieaanallerleiziektenleden,enHij wierpveledemonenuitEnHijlietdedemonenniet spreken,omdatzijHemkenden
35Endesmorgensvroeg,nogdiepindenacht,stondHij op,gingnaarbuitenenbegafZichnaareeneenzameplaats omdaartebidden
36EnSimonenzijdiebijhemwaren,volgdenhem.
37Toenzehemgevondenhadden,zeidenzetegenhem: Iedereenzoektnaarjou
38EnHijzeidetothen:Latenwijnaardenaburigedorpen gaan,opdatikookdaarpredikWantdaarvoorbenIk uitgegaan
39EnHijpredikteinhunsynagogendoorheelGalileaen dreefdedemonenuit
40EneenmelaatsekwamnaarHemtoe,smeekteHem,en vielvoorHemopdeknieën,enzeitotHem:AlsUwilt, kuntUmijreinigen
41EnJezuswerdmetontfermingbewogen,stakzijnhand uit,raaktehemaanenzeitegenhem:Ikwilhet,wordrein.
42Enzodrahijgesprokenhad,verdweenmeteende melaatsheidbijhemenwerdhijgereinigd
43Enhijgafhemeenstrengbevelenliethemterstond gaan;
44Enhijzeitegenhem:Zegtegenniemandiets,maarga heen,laatuaandepriesterzienenoffervooruwreiniging watMozesgebodenheeft,toteengetuigenisvoorhen
45Maarhijgingnaarbuitenenbegonhetveelte verkondigenendezaakrondtebazuinen,zodatJezusniet meeropenlijkdestadkonbinnengaan,maarbuitenop eenzameplaatsenbleefEnvanallekantenkwamenze naarHemtoe.
HOOFDSTUK2
1EnenigedagenlaterkwamHijweerinKapernaüm,en menhoordedatHijinhuiswas.
2Enterstondstroomdenervelensamen,zodatergeen ruimtewasomhenteontvangen,zelfsnietbijdedeurEn HijverkondigdehetWoordaanhen
3EnzijkwamenbijHem,enbrachteneenverlamdemee, diedoorvieranderengedragenwerd
4EnomdatzijvanwegedemenigtenietbijHemkonden komen,haaldenzijdedakbedekkingeraf,waarHijlag Nadatzijhetdakhaddenopengebroken,lietenzijhetbed waaropdeverlamdelag,naarbeneden.
5ToenJezushungeloofzag,zeiHijtegendeverlamde: Zoon,uwzondenwordenuvergeven
6Maarerzatendaarenigeschriftgeleerden,dieinhunhart overlegden:
7Waaromspreektdezemanzulkegodslasteringen?Wie kanzondenvergevendanGodalleen?
8EntoenJezusterstondinzijngeestbegreepdatzijzobij zichzelfoverlegden,zeiHijtegenhen:Waaromoverlegtu dezedingeninuwhart?
9Watisgemakkelijkeromtegendeverlamdetezeggen: Uwzondenzijnuvergeven,ofomtezeggen:Staop,neem uwbedopenloop?
10MaaropdatuweetdatdeZoondesmensenmachtheeft opdeaardezondentevergeven,(zegtHijtotdeverlamde): 11Ikzegu:Staop,neemuwbedopenganaaruwhuis.
12Enhijstondmeteenop,namhetbedopengingvoorde ogenvanallennaarbuiten,zodatzijallenversteldstonden enGodverheerlijkten,zeggende:Zoietshebbenwijnog nooitgezien
13EnHijgingweernaardezee,endehelemenigtekwam bijHembijeen,enHijonderweeshen.
14Enalshijvoorbijging,zaghijLevi,dezoonvanAlfeüs, zittenbijhettolhuis,enhijzeidetothem:VolgmijEnhij stondopenvolgdehem.
15Enhetgebeurde,toenJezusinZijnhuisaanlag,datook veletollenaarsenzondaarsmetHemenZijndiscipelen aanzaten.Wanterwarenervelen,enzijvolgdenHem.
16ToendeschriftgeleerdenendeFarizeeënHemmet tollenaarsenzondaarszageneten,zeidenzijtotZijn discipelen:HoekanHijmettollenaarsenzondaarsetenen drinken?
17ToenJezusdithoorde,zeiHijtegenhen:Zijdiegezond zijn,hebbengeendokternodig,maarzijdieziekzijn.Ik bennietgekomenomrechtvaardigenteroepen,maar zondaarstotbekering.
18EndediscipelenvanJohannesendeFarizeeënvastten EnzijkwamenenzeidentotHem:Waaromvastende discipelenvanJohannesendeFarizeeën,enwaaromvasten uwdiscipelenniet?
19EnJezuszeidetothen:Kunnendebruidskinderen vasten,zolangdebruidegombijhenis?Zolangde bruidegombijhenis,kunnenzijnietvasten
20Maarerzullendagenkomendatdebruidegomvanhen zalwordenweggenomen,endanzullenzijindiedagen vasten
21Niemandnaaiteenlapnieuwestofopeenoudkleed, wantanderszaldenieuwelapwaarmeehijdeoudekleed opvulde,afbrekenendescheurwordterger
22Enniemanddoetjongewijninoudezakken,anderszou dejongewijndezakkendoenbarstenenzoudewijneruit stromenenzoudendezakkenbedorvenwordenMaar jongewijnmoetmeninnieuwezakkendoen.
23Enhetgebeurde,datHijopdesabbatdagdoorde korenveldenging;enterwijlzijonderwegwaren,begonnen Zijndiscipelenarenteplukken
24EndeFarizeeënzeidentotHem:Zie,waaromdoenzij opdesabbatdagwatongeoorloofdis?
25EnHijzeidetothen:HebtgijnooitgelezenwatDavid deed,toenhijgebrekleedenhongerhad,hijenzij,diebij hemwaren?
26HoehijindedagenvandehogepriesterAbjatharhet huisvanGodbinnengingendetoonbrodenat,diealleende priestersmochteneten,enhoehijzeookaanhengafdie bijhemwaren?
27EnHijzeidetothen:Desabbatisgemaaktomdemens, ennietdemensomdesabbat
28DaaromisdeMensenzoonookHeervandesabbat.
HOOFDSTUK3
1EnHijgingopnieuwdesynagogebinnen,endaarwas eenmanmeteenverschrompeldehand
2EnzijhieldenHemindegaten,ofHijHemopde sabbatdagzougenezen,omHemtekunnenbeschuldigen 3EnHijzeitegendemanmetdeverschrompeldehand:Ga staan.
4EnHijzeidetothen:Ishetgeoorloofdopdesabbatdagen goedtedoen,ofkwaadtedoen?Eenleventebehouden,of tedoden?Maarzijzwegen.
5EntoenHijhenrondommettoornhadaanschouwd, bedroefdzijndeoverdehardheidhunnerharten,zeideHij totdenmens:Strekuwhanduit.EnHijstrektezeuit,en zijnhandwerdhersteld,zooalsdeandere
6ToengingendeFarizeeënnaarbuitenenberaadslaagden meteenmetdeHerodianenoverdemanierwaaropzijHem uitdewegkondenruimen
7MaarJezustrokzichmetzijndiscipelenterugnaarde zee.EneengrotemenigteuitGalileaenJudeavolgdeHem, 8EnuitJeruzalem,IdumeaenhetoversteJordaangebied, enuitdeomgevingvanTyrusenSidon,kwameengrote menigtenaarHemtoe,toenzijhoordenwatvoorgrote dingenHijgedaanhad
9EnHijzeitegenZijndiscipelendatereenkleinschipop Hemmoestwachtenvanwegedemenigte,zodatzijHem nietzoudenverdringen
10WantHijhadervelengenezen,zodatzijbijHem aandrongenomHemaanteraken,allendieziekwaren 11EntoendeonreinegeestenHemzagen,vielenzijvoor Hemneerenriepen:UbentdeZoonvanGod
12EnhijverboodhuntenzeerstedatzijHembekend zoudenmaken
13EnHijgingdebergopenrieptotHemwieHijwilde; enzijkwamentotHem
14Enhijsteldeertwaalfaan,opdatzijbijhemzoudenzijn enopdathijhenzouuitzendenomteprediken, 15Enommachttehebbenomziektentegenezenen demonenuittedrijven
16EnSimongafhijdebijnaamPetrus;
17EnJakobus,dezoonvanZebedeüs,enJohannes,de broervanJakobus;enhijgafhundebijnaamBoanerges, watbetekent:Zonendesdonders
18EnAndreas,Filippus,Bartholomeüs,Mattheüs,Thomas, Jakobus,dezoonvanAlfeüs,ThaddeüsenSimonde Kanaäniet, 19EnJudasIskariot,dieHemookverradenhadEnzij gingeneenhuisbinnen.
20Endemenigtekwamweerbijeen,zodatzijzelfsgeen broodkondeneten
21Toenzijnverwantendithoorden,gingenzenaarbuiten omhemtegrijpenWantzezeiden:Hijisbuitenzinnen
22Endeschriftgeleerden,dievanJeruzalemgekomen waren,zeiden:HijheeftBeëlzebul,endoordeoversteder duivelendrijftHijdeduivelenuit
23EnHijriephenbijZichenzeitotheningelijkenissen: Hoekandesatandesatanuitdrijven?
24Enindieneenkoninkrijkinnerlijkverdeeldis,kandat koninkrijknietstandhouden.
25Enindieneenhuisinnerlijkverdeeldis,kandathuis nietblijvenbestaan
26Enalsdesatantegenzichzelfopstaatenverdeeldraakt, kanhijnietbestaan,maarheefthijeeneinde
27Niemandkanhethuisvaneensterkeman binnendringenenzijnbezittingenroven,tenzijhijeerstde sterkemanbindt;endanzalhijzijnhuisplunderen
28Voorwaar,Ikzegu:allezondenzullende mensenkinderenvergevenworden,ookdegodslasteringen waarmeezijgelasterdhebben
29MaarwietegendeHeiligeGeestlastert,krijgtgeen vergevingineeuwigheid,maarisschuldigaaneeuwige verdoemenis
30Omdatzezeiden:Hijheefteenonreinegeest
31Toenkwamenzijnbroersenzijnmoeder,entoenzij buitenstonden,zondenzijnaarHemtoeomHemteroepen 32EndemenigtezatomHemheen,enzijzeidentotHem: Zie,uwmoederenuwbroersbuitenzoekenU.
33EnHijantwoorddehun,zeggende:Wieismijnmoeder, ofwiezijnmijnbroeders?
34EnHijkeekrondomnaarhendieomHemheenzaten, enzeide:Zie,mijnmoederenmijnbroeders!
35WantiederdiedewilvanGoddoet,dieismijnbroeder, enmijnzuster,enmijnmoeder.
HOOFDSTUK4
1EnHijbegonopnieuwteonderwijzenaandekantvande zee.EnerverzameldezicheengrotemenigtebijHem, zodatHijineenschipgingenindezeegingzittenEnde helemenigtewasaandekantvandezee,ophetland
2EnHijleerdehunveledingendoorgelijkenissen,en zeidetotheninZijnonderricht:
3Luister!Zie,daargingeenzaaieruitomtezaaien
4Enhetgebeurde,toenhijzaaide,dateendeellangsde wegviel,endevogelsdeshemelskwamenenatenhetop
5Eneenanderdeelvielopdesteenachtigegrond,waarhet nietveelaardehad,enhetschootmeteenop,omdathet geendiepeaardehad
6Maartoendezonopkwam,verschroeidehet,enomdat hetgeenwortelhad,verdordehet.
7Eneenanderdeelvielindedistels,endedistelskwamen openverstiktenhet,zodathetgeenvruchtvoortbracht
8Eneenanderdeelvielingoedeaarde,engafvrucht,die opkwamengroeide;enbrachtdertig,zestigenhonderd voort
9EnHijzeidetothen:Wieorenheeft,diehore.
10ToenHijalleenwas,vroegendetwaalfdiebijHem waren,Hemnaardegelijkenis
11EnHijzeidetothen:Aanuishetgegevende verborgenheidvanhetKoninkrijkGodstekennen,maartot hen,diebuitenzijn,geschiedtditallesingelijkenissen:
12Opdatzijziendezienennietopmerken,enhorende horenennietverstaan,opdatzijnietopenigmoment bekeerdworden,enhunzondenhunvergevenworden
13EnHijzeidetothen:Verstaatgijdezegelijkenisniet? Enhoezultgijdanallegelijkenissenverstaan?
14Dezaaierzaaithetwoord
15Enditzijnzij,dielangsdeweghetWoordgezaaid hebbenEnzodrazijhetgehoordhebben,komtdesatan onmiddellijkenneemthetWoord,datinhunharten gezaaidis,weg.
16Endezenzijnheteveneens,dieopsteenachtigeplaatsen gezaaidworden;zij,alszijhetWoordhoren,ontvangenhet terstondmetblijdschap,
17Zijhebbengeenwortelinzichzelfenzijnslechtsvoor eentijdontvankelijkMaaralserlaterverdrukkingof vervolgingontstaatomwillevanhetWoord,rakenzij terstondgeërgerd
18Endezenzijnhet,dietussendedoornengezaaid worden,namelijkzij,diehetWoordhoren,
19Endezorgenvandezewereld,hetbedrogvande rijkdomendebegeertennaaralhetanderekomenerbijen verstikkenhetwoord,enhetwordtonvruchtbaar.
20Endezenzijnhet,dieingoedeaardegezaaidzijn:zij, diehetWoordhoren,hetaannemenenvruchtdragen, sommigendertigvoudig,sommigenzestigvoudig,en sommigenhonderdvoudig
21EnHijzeidetothen:Wordteenkaarsgebrachtom onderdekorenmaatofonderhetbedgezetteworden?En nietomopdekandelaargezetteworden?
22Wanterisnietsverborgen,datnietopenbaarzalworden; enerisnietsgeheimgehouden,behalvedathetaanhet lichtzoukomen
23Alsiemandorenheeftomtehoren,laathijdanluisteren 24EnHijzeidetothen:Ziettoe,watgijhoort;metdemaat, diegijmeet,zalugemetenworden;enaanu,diehoort,zal meergegevenworden
25Wantwieheeft,hemzalgegevenworden;maarwieniet heeft,ookwathijheeft,zalhemontnomenworden
26Enhijzeide:AlzoishetKoninkrijkGods,alsofeen menszaadindeaardezaait;
27Enofhetnuslaapt,ofhetopstaat,nachtendag,enhet zaadopkomtenopschiet,hijweetniethoe
28Wantdeaardebrengtvanzelfvruchtvoort:eerstde halm,daarnadeaar,daarnahetvollekorenindeaar
29Maarzodradevruchtisopgekomen,slaathijermeteen desikkelin,omdatdeoogstgekomenis
30EnHijzeide:WaarmedezullenwijhetKoninkrijkGods vergelijken?Ofmetwelkevergelijkingzullenwijhet vergelijken?
31Hetisalseenmosterdzaadje,dat,alshetindeaarde gezaaidwordt,minderisdanalhetanderezaaddatinde aardeis
HetEvangelievanMarcus
32Maaralshetgezaaidis,schiethetopenwordtgroter danalleandereplantensoortenenvormtgrotetakken,zodat devogelsindeluchtindeschaduwervankunnennestelen
33EnHijsprakhetWoordtothendoormiddelvanveel vanzulkegelijkenissen,voorzoverzijhetkondenhoren.
34MaarHijsprakniettothenzondergelijkenissenEn toenzijalleenwaren,legdeHijallesaanZijndiscipelenuit 35Entoenhetavondgewordenwas,zeiHijtegenhen: Latenwenaardeoverkantoversteken
36Entoenzijdemenigtehaddenweggezonden,namenzij Hemmee,zoalsHijinhetschipwasEnerwarenook anderekleineschepenbijHem
37Enerstakeenzwarestormwindop,endegolven sloegentegenhetschip,zodathetalvolwaterliep
38EnHijlagachterinhetschipopeenkussenteslapen ToenmaaktenzijHemwakkerenzeidentotHem:Meester, kanhetUnietschelendatwijvergaan?
39EnHijstondop,bestraftedewind,enzeidetotdezee: Weesstil,weesstil!Endewindgingliggen,enerwerd grotestilte
40EnHijzeidetothen:Waaromzijtgijzobevreesd?Hoe komthet,datgijgeengeloofhebt?
41Enzijwerdenzeerbevreesdenzeidentotelkander:Wie istochdezemens,datzelfsdewindendezeeHem gehoorzaamzijn?
HOOFDSTUK5
1Enzijkwamenaandeoverkantvandezee,inhetland vandeGadarenen
2EntoenHijuithetschipging,kwamHemterstonduitde graveneenmantegemoet,bezetendooreenonreinegeest, 3Dietemiddenvandegravenwoonde,enniemandkon Hembinden,zelfsnietmetketenen.
4Omdathijdikwijlsmetboeienenkettingenwas vastgebonden,endekettingendoorhemwarenlosgerukt endeboeieninstukkenwarengebroken,konniemandhem temmen
5Envoortdurend,dagennacht,washijindebergenenin degraven,terwijlhijschreideenzichzelfmetstenen verwondde
6MaartoenhijJezusvanverrezag,sneldehijnaarhem toeenaanbadhem,
7Enhijriepmetluiderstemenzeide:WathebikmetUte maken,Jezus,GijZoonvandeallerhoogsteGod?Ik bezweerUbijGod,datGijmijnietpijnigt.
8WantHijzeitegenhem:Gauitvandieman,onreine geest.
9Enhijvroeghem:Hoeisuwnaam?Enhijantwoordde enzeide:MijnnaamisLegioen,wantwijzijnmetvelen
10Enhijdrongerbijhemopaandathijhennietuithet landzouwegsturen.
11Nuwasdaar,dichtbijdebergen,eengrotekudde zwijnenaanhetgrazen
12EnalledemonensmeektenHemenzeiden:Stuurons naardezwijnen,zodatwijdaarinkunneningaan
13EnJezusgafhunterstondverlof.Endeonreinegeesten gingenuitenvoerenindezwijnen;endekuddestorttemet geweldvaneensteilehellingindezee,(zewarenongeveer tweeduizend)enstikteindezee.
14Enzij,diedezwijnenhoedden,vluchtten,enberichtten hetindestadenophetland.Enzijgingenuitomtezien watergebeurdwas
15EnzijkwamenbijJezusenzagenhemzitten,die bezetenwasdoordeduivelenhetlegioeninzijnhandhad, gekleedengoedbijzijnverstandEnzijwerdenbevreesd 16Enzijdiehetzagen,verteldenhunwatergebeurdwas metdebezetene,enookmetdezwijnen.
17EnzijbegonnenHemtebidden,datHijuithungebied zouweggaan
18Entoenhijinhetschipging,baddebezetenetothem dathijbijhemmochtblijven
19MaarJezusliethethemniettoe,maarzeitegenhem: Ganaarhuis,naaruwvrienden,envertelhunwelkegrote dingendeHeereaanugedaanheeft,enwelkeontferming Hijoveruheeftgehad.
20EnhijvertrokenbegoninDekapolisteverkondigen welkegrotedingenJezusaanhemgedaanhad;enallen verwonderdenzich.
21EntoenJezusweermethetschipnaardeoverkantwas gegaan,verzameldezicheengrotemenigtebijHemHij wasnudichtbijhetmeer.
22Enzie,daarkwameenvandeoverstenvandesynagoge, Jaïrusgenaamd;entoenhijhemzag,vielhijaanzijn voeten,
23EnhijsmeekteHemdringend,zeggende:Mijn dochtertjeligtopsterven;komtochenlegUwhandenop haar,opdatzijgenezenworde,enzijzalleven.
24EnJezusgingmethemmee,eneengrotemenigte volgdeHemenverdrongHem
25Eneenvrouwdietwaalfjaarlangbloedvloeiinghad gehad,
26Enzijhadveelgeledenvanveledokters,enhadalles uitgegevenwatzijhad,enwasnietverbeterd,maarwas veeleerergergeworden,
27ToenzijvanJezushoorde,kwamzijindemenigte achterhenaanenraaktezijnkleedaan.
28Wantzijzei:Alsikmaarzijnklerenaanraak,zalik gezondworden
29Enterstonddroogdedebronvanhaarbloedop,enzij voeldeaanhaarlichaamdatzijvandieplaaggenezenwas 30EnJezus,dieterstondbijZichzelfwist,daterkracht vanHemuitging,keerdeZichomnaarhemindemenigte enzeide:WieheeftMijnklerenaangeraakt?
31EnzijndiscipelenzeidentotHem:Gijzietdemenigte dieUverdringt,enzegtGij:WieheeftMijaangeraakt?
32Enhijkeekomzichheenomtezienwieditgedaanhad
33Maardevrouw,diebangwasenbeefde,wistwatermet haargebeurdwasZekwamnaarhemtoe,vielvoorhem neerenverteldehemdehelewaarheid
34EnHijzeidetothaar:Dochter,uwgeloofheeftu behouden;gaheeninvredeenweesgenezenvanuwkwaal.
35TerwijlHijnogsprak,kwamenersommigenuithet huisvandeoverstevandesynagoge,diezeiden:Uw dochterisgestorven;waaromvaltudeMeesternoglanger lastig?
36ZodraJezushetwoordhoordedatgesprokenwerd,zei Hijtegendeoverstevandesynagoge:Weesnietbang, geloofalleen
37EnhijlietniemandtoeomHemtevolgen,behalve Petrus,JakobusenJohannes,debroervanJakobus
HetEvangelievanMarcus
38ToenHijbijhethuisvandeoverstevandesynagoge kwam,zagHijdeopschuddingendemensendiehevig weendenenrouwden
39ToenHijbinnenkwam,zeiHijtegenhen:Waarom maaktuzoveeldrukteengehuil?Hetmeisjeisnietdood, maarslaapt
40EnzijlachtenhemuitMaartoenhijzeallemaalhad weggestuurd,namhijdevaderendemoedervanhet meisjeendegenendiebijhemwaren,engingnaarbinnen waarhetmeisjelag
41EnHijnamhetmeisjebijdehandenzeitothaar: Talithakoemi!Datbetekent:Meisje,Ikzegu,staop 42Enterstondstondhetmeisjeopenliep;wantzijwas twaalfjaaroudEnzijwerdenmetgroteverbazing verbijsterd
43Enhijgeboodhunnadrukkelijkdatniemandhetmocht weten,endatmenhaarietsteetenmoestgeven
HOOFDSTUK6
1EnHijgingvandaarwegenkwaminZijnvaderland,en ZijndiscipelenvolgdenHem.
2Entoendesabbataangebrokenwas,begonHijtelerenin desynagogeEnvelendieHemhoorden,stondenversteld enzeiden:WaarheeftDezedezedingenvandaan?Enwat isditvoorwijsheid,dieHemgegevenis,datookzulke krachtendoorZijnhandengedaanworden?
3Isditnietdetimmerman,dezoonvanMaria,debroer vanJakobusenJosesenvanJudaenSimon?Enzijnzijn zustersniethierbijons?Enzijnamenaanstootaanhem
4MaarJezuszeitegenhen:Eenprofeetisalleenongeëerd inzijnvaderstad,onderzijnverwanteneninzijnhuis
5EnHijkondaargeenwonderendoen,behalvedatHij Zijnhandenopeenaantalziekenlegdeenhengenas.
6EnHijverwonderdeZichoverhunongeloofEnHijging dedorpenrond,lerende
7EnHijriepdetwaalfbijZichenbegonhentweeaan tweeuittezenden,enHijgafhunmachtoverdeonreine geesten,
8EnHijgeboodhun,datzijnietsvooronderwegzouden meenemen,danalleeneenstaf;geenreistas,geenbrood, geengeldinhunbeurs
9Maardraagsandalenendraaggeendubbelemantel.
10EnHijzeidetothen:Waargijookeenhuisbinnengaat, blijftdaar,totdatgijvandaaruitvertrekt
11Enalwieunietontvangt,nochnaaruluistert,schudt, alsgijvandaarweggaat,hetstofvanuwvoetenaf,toteen getuigenistegenhen.Voorwaar,Ikzegu,hetzalSodomen Gomorraverdraaglijkerzijnindedagdesoordeels,dandie stad
12Enzijgingenheenenprediktendatdemensenzich moestenbekeren.
13Enzijdrevenveledemonenuit,enzalfdenvelezieken metolie,engenazenhen
14EnkoningHerodeshoordevanHem(wantzijnnaam waswijdverspreid)enhijzei:JohannesdeDoperisuitde dodenopgewekt,endaaromopenbarenzichkrachtenin hem
15Anderenzeiden:DathetEliaisEnanderenzeiden:Dat heteenprofeetis,ofalseenvandeprofeten.
16MaartoenHerodesdithoorde,zeihij:HetisJohannes dieikhebonthoofd;hijisuitdedoodopgewekt
17WantHerodeshadzelfJohanneslatenarresterenen gevangengezet,terwillevanHerodias,devrouwvanzijn broerFilippus,diemethaargetrouwdwas
18WantJohanneshadtegenHerodesgezegd:Hetisuniet geoorloofddevrouwvanuwbroertehebben.
19DaaromkreegHerodiasruziemethemenwildehem doden,maarzijkonniet
20WantHerodeswasbevreesdvoorJohannes,omdathij wistdathijeenrechtvaardigenheiligmanwasHijsloeg hemgadeAlshijnaarhemluisterde,deedhijveelenhij luisterdemetvreugdenaarhem
21Entoenereengeschiktedagaangebrokenwas,gaf Herodesopzijngeboortedageenmaaltijdvoorzijnvorsten, zijnhoofdmannenenzijnvorstenvanGalilea
22ToendedochtervanHerodiasbinnenkwamendanste, endaarmeeHerodesendegenendiebijhemzatenbeviel, zeidekoningtegenhetmeisje:Vraagmijwatjemaarwilt, enikzalhetjegeven
23Enhijzwoerhaar:Watjeookvanmijvraagt,ikzalhet jegeven,alishetdehelftvanmijnkoninkrijk
24Enzijgingheenenzeidetothaarmoeder:Watzalik vragen?Enzijzeide:HethoofdvanJohannesdeDoper.
25Enzijgingterstondmetspoednaardekoningenvroeg: Ikwildatumijstraksopeenschaalhethoofdvan JohannesdeDopergeeft.
26Endekoningwaszeerbedroefd;tochwildehijhaar, omwillevanzijneedenomwillevanhendiebijhemzaten, nietverwerpen.
27Enterstondzonddekoningeenbeulengafbevelzijn hoofdtebrengen;endezegingheenenonthoofddehemin degevangenis,
28Enhijbrachtzijnhoofdopeenschaalengafhetaanhet meisje;enhetmeisjegafhetaanhaarmoeder
29Toenzijndiscipelendithoorden,gingenzezijnlijk halenenlegdenhetineengraf
30EndeapostelenverzameldenzichbijJezusen berichttenHemalles,zowelwatzijgedaanhaddenalswat zijonderwezenhadden
31EnHijzeidetothen:Komtallen,alleen,naareen eenzameplaatsenrusteenweinig;wanterwarenvelendie kwamenengingen,enzijhaddenzelfsgeentijdomteeten 32Enzijvertrokkeninhetschipnaareeneenzameplaats, zonderonderscheid.
33Toendemensenhenzagenweggaan,herkendenzehem enliepenzeuitallestedentevoetdaarheenZe verzameldenzichbijhem.
34ToenJezusuithetschipging,zagHijeengrotemenigte enHijwerdmetontfermingoverhenbewogen,omdatzij warenalsschapendiegeenherderhebbenEnHijbegon hunveeldingenteleren
35Toenhetallaatwerd,kwamenzijndiscipelennaarhem toeenzeiden:Dezeplaatsisverlatenenhetisallaat.
36Stuurhenweg,zodatzenaardeomliggendedorpenen stedenkunnengaanenbroodvoorzichzelfkunnenkopen Wantzehebbennietsteeten
37Hijantwoorddeenzeidetothen:Geeftgijhunteeten EnzijzeidentotHem:Zullenwijheengaanenvoor tweehonderdpenningenbroodkopen,enhunteetengeven?
38Hijzeidetothen:Hoeveelbrodenhebtgij?Gaatheen enziet.Enalszijhetverstonden,zeidenzij:Vijfentwee vissen
HetEvangelievanMarcus
39Enhijgafhunbeveldatzijalleningroepenophet groenegrasmoestengaanzitten.
40Enzijgingenzitteninrijen,ingroepenvanhonderden ingroepenvanvijftig.
41EntoenHijdevijfbrodenendetweevissengenomen had,keekHijomhoognaardehemel,sprakdezegenuiten brakdebrodenengafzeaanZijndiscipelenomzehun voortezetten;endetweevissenverdeeldeHijonderallen.
42Enzijatenallenenwerdenverzadigd
43Enzijhaaldentwaalfmandenvolmetstukkenvleesen vissenop
44Enhetaantalmannendatvandebrodengegetenhad, bedroegongeveervijfduizend.
45EnterstonddwongHijzijndiscipeleninhetschipte gaanenalvastnaardeoverkanttevaren,naarBetsaïda, terwijlHijdemenigtezouwegsturen.
46NadatHijhenhadweggestuurd,gingHijnaardeberg omtebidden
47Toenhetavondwerd,bevondhetschipzichmiddenin dezeeenwashijalleenophetland
48EnHijzagdatzijzichinspandenbijhetroeien,omdat dewindhuntegenstond.Enomstreeksdevierde nachtwakekwamHijnaarhentoe,lopendopdezee,en wildehenvoorbijgaan
49ToenzijHemechteropdezeezagenlopen,meendenzij datheteenspookwas,enzijriepen:
50WantzijzagenHemallen,enwerdenontroerdEnHij sprakterstondmethen,enzeidetothen:Weestwelgemoed, Ikbenhet;vreestniet
51EnHijklomnaarhentoeinhetschipEndewindging liggen.Enzijwerdenbuitengewoonverbaasden verwonderdenzich
52Wantzijlettennietophetwondervandebroden,want hunhartwerdverhard.
53Toenzijovergestokenwaren,kwamenzijinhetland vanGennesaretenlegdenaanophetstrand
54Entoenzijuithetschipgingen,herkendenzijhem terstond,
55EnHijdoorzochthetgehelegebiedenbegondezieken, dieHijhadgehoord,opbeddenrondtedragen.
56EnoveralwaarHijkwam,indorpen,stedenofophet platteland,legdenzedeziekenopstraatneerensmeekten HemofzealleenmaardezoomvanZijnkleedmochten aanrakenEnallendieHemaanraakten,werdengezond
HOOFDSTUK7
1ToenkwamendeFarizeeënenenkeleschriftgeleerdenuit JeruzalembijHembijeen
2Toenzijzagendatsommigenvanzijndiscipelenmet onreine,datwilzeggenongewassen,handenbroodaten, vondenzijverwerpelijk.
3WantdeFarizeeënenalleJodenetenniet,tenzijzijhun handendikwijlswassen,omdatzijzichhoudenaande overleveringvandeoudsten
4Enalszijvandemarktkomen,etenzijniet,tenzijzij zichgewassenhebben.Enerzijnnogveelanderedingen diezijontvangenhebbenomvasttehouden,zoalshet wassenvanbekersenpotten,koperenvatenentafels
5ToenvroegendeFarizeeënendeschriftgeleerdenHem: WaaromlevenUwdiscipelennietvolgensdeoverlevering
vandeoudsten,maaretenzijbroodmetongewassen handen?
6Hijantwoorddeenzeidetothen:TerechtheeftJesaja overu,huichelaars,geprofeteerd,zoalsgeschrevenstaat: DitvolkeertMijmetdelippen,maarhunhartisvervan Mij
7MaartevergeefsvererenzijMij,wantzijonderwijzen leringendiegebodenvanmensenzijn.
8WantuverwaarloosthetgebodvanGodenhoudtuaan deoverleveringenvanmensen,zoalshetwassenvan kannenenbekers,ennogveelmeervandergelijkedingen doetu
9EnHijzeidetothen:GijsteltterechthetgebodGods terzijde,omuweigenoverleveringinstandtehouden
10WantMozesheeftgezegd:Eeruwvaderenuwmoeder, en:Wiezijnvaderofmoedervervloekt,zaldedood sterven
11Maargijzegt:Indieniemandtotzijnvaderofzijn moederzegt:Hetiskorban,datiseengave,indiengijvan mijvoordeelhadtkunnenhebben,danzalhijvrijzijn
12Enlaathemnietmeerietsdoenvoorzijnvaderofzijn moeder;
13UondermijnthetwoordvanGoddoordeoverlevering dieuhebtovergeleverdEnudoetnogveelmeervan dergelijkedingen.
14EnnadatHijalhetvolkbijZichgeroepenhad,zeiHij tothen:LuistertallennaarMijenverstaat
15Erisnietsdatvanbuitenafindemenskomt,dathem onreinkanmaken;maardedingendieuithemkomen,die zijnhetdiedemensonreinmaken
16Alsiemandorenheeftomtehoren,laathijdanluisteren.
17ToenHijvandemenigtehethuiswasbinnengegaan, vroegenZijndiscipelenHemnaardegelijkenis
18EnHijzeidetothen:Zijtgijookzozonderbegrip?
Begrijptgijniet,datalwatvanbuitenafindemenskomt, hemnietkanverontreinigen?
19Omdathetnietinhethartkomt,maarindebuik,ener indedrinkbakuitkomt,enalhetvoedselreinigt?
20EnHijzeide:Hetgeenuitdemensuitgaat,dat verontreinigtdemens.
21Wantvanbinnenuit,uithethartvandemensen,komen dekwadeoverleggingen,overspel,hoererij,moord, 22Diefstal,hebzucht,slechtheid,bedrog,losbandigheid, eenboosoog,godslastering,hoogmoed,dwaasheid: 23Aldezeslechtedingenkomenvanbinnenuitenmaken demensonrein.
24Envandaarstondhijopengingnaardegrenzenvan TyrusenSidon,engingeenhuisbinnen,enwildedat niemandhettewetenkwam,maarhijkonnietverborgen blijven
25Wanteenvrouw,wierdochtertjeeenonreinegeesthad, hoordevanHem,enkwamnaarHemtoeenvielaanZijn voeten
26DevrouwwaseenGriekse,eenSyrofenicischevrouw, enzijsmeekteHemdeduiveluithaardochtertedrijven
27MaarJezuszeitegenhaar:Laateerstdekinderen verzadigdworden,wanthetisnietgoedhetbroodvande kinderentenemenenhetaandehondjesvoortewerpen
28EnzijantwoorddeenzeidetotHem:Ja,Heere!dochde hondenonderdetafeletenvandekruimelsderkinderen.
29EnHijzeidetothaar:Omditwoordgaheen;deduivel isuituwdochteruitgevaren
HetEvangelievanMarcus
30Toenzijinhaarhuiskwam,zagzijdatdeduivelwas uitgegaanendathaardochteropbedlag.
31EnHijverlietopnieuwhetgebiedvanTyrusenSidon enkwambijhetmeervanGalilea,dwarsdoorhetgebied vanDekapolis.
32EnzijbrachteniemandbijHemdiedoofwasen gebrekkigsprak,ensmeektenHemomHemdehandopte leggen.
33Enhijnamhemapartvandemenigte,stakzijnvingers inzijnoren,spuwdeenraaktezijntongaan;
34EnHijsloegZijnogenopnaardehemel,zuchtteenzei tegenHem:Effata,datbetekent:Gaopen!
35Enterstondwerdenzijnorengeopend,endebandvan zijntongwerdlosgemaakt,enhijkonduidelijkspreken
36Enhijgeboodhun,datzijhetaanniemandzouden vertellen.Maarhoemeerhijgebood,destemeermaakten zijhetbekend
37Enzijwarenbuitengewoonontzetenzeiden:Hijheeft alleswelgedaan;Hijmaaktzoweldovenhorenals stommenspreken
HOOFDSTUK8
1Indiedagenwasdemenigtezeergrootenhadnietste eten.Jezusriepzijndiscipelenbijzichenzeitegenhen:
2Ikhebmedelijdenmetdemenigte,wantzijzijnnualdrie dagenbijMijenhebbennietsteeten
3Enalsikhennuchternaarhuisstuur,zullenzijonderweg bezwijkenWantvelenvanhenzijnvanvergekomen
4EnzijndiscipelenantwoorddenHem:Waarkaniemand hierindewoestijndezemannenmetbroodverzadigen?
5EnHijvroeghun:Hoeveelbrodenhebtu?Enzijzeiden: Zeven
6EnHijgebooddeschareopdegrondtegaanzitten;en Hijnamdezevenbroden,sprakhetdankgebeduit,enbrak ze,engafzeaanZijndiscipelenomzehunvoortezetten; enzijzettenzeaandescharevoor.
7Enzijhaddeneenpaarkleinevissen;enhijzegendehen engebooddatzijdieookvoorhenmoestenneerleggen
8Zijatenenwerdenverzadigd.Enzijhaaldenvanhet overgeblevenvleeszevenmandenop
9Enhetaantalpersonen,diegegetenhadden,was ongeveervierduizend;enhijliethengaan.
10EnmeteengingHijmetZijndiscipelenineenschipen kwaminhetgebiedvanDalmanutha 11EndeFarizeeënkwamennaarvorenenbegonnenmet HemtetwistenZijverlangdenvanHemeentekenuitde hemelenwildenHemopdeproefstellen.
12Enhijzuchttediepinzijngeestenzei:Waarom verlangtditgeslachtnaareenteken?Voorwaar,Ikzegu: Erzalaanditgeslachtgeentekengegevenworden
13EnHijliethenachter,gingweeraanboordenvoernaar deoverkant
14Deleerlingenwarenvergetenbroodmeetenemen,en zehaddenooknietmeerdanéénbroodbijzichinhetschip 15EnHijgeboodhun,zeggende:Ziettoe,weestopuw hoedevoordezuurdesemderFarizeeënenvoorde zuurdesemvanHerodes
16Enzijoverlegdenonderelkanderenzeiden:Datkomt, omdatwijgeenbroodhebben.
17EntoenJezusditwist,zeiHijtegenhen:Waarom redeneertu,omdatugeenbroodhebt?Uziethetnogniet enubegrijpthetnogniet?Hebtuuwhartnogverhard?
18Gijhebtogenenzietniet,engijhebtorenenhoortniet, enherinnertuzichniet?
19ToenIkdevijfbrodenbrakonderdevijfduizend, hoeveelvollemandenmetbrokkenhebtutoenopgehaald? ZijzeidentotHem:Twaalf.
20Entoendezevenonderdevierduizendwaren,hoeveel vollemandenmetbrokkenhebtuopgehaald?Enzijzeiden: Zeven
21EnHijzeidetothen:Hoekomthet,datgijhetniet begrijpt?
22ToenHijinBetsaïdakwam,brachtenzeeenblindebij HemenvroegenHemHemaanteraken
23EnHijnamdeblindebijdehandenleiddehembuiten hetdorp;ennadatHijinzijnogengespuugdhadenhemde handenopgelegdhad,vroegHijhemofhijietszag
24Enhijkeekopenzei:Ikziemensenalsbomenlopen.
25DaarnalegdeHijdehandenweeropzijnogenenliet HemopkijkenEnHijwerdhersteldenkoniedereenweer goedzien.
26Enhijstuurdehemnaarhuis,metdewoorden:Ganiet naardestadenvertelhetaanniemandindestad
27EnJezusgingmetzijndiscipelennaardedorpenvan CaesareaFilippiEnonderwegvroegHijzijndiscipelenen zeitothen:WiezeggendemensendatIkben?
28Enzijantwoordden:JohannesdeDoper,maar sommigenzeggen:Elia,enanderen:Eenvandeprofeten
29EnHijzeidetothen:Maargij,wiezegtgij,datIkben? EnPetrusantwoorddeenzeidetotHem:Gijzijtde Christus
30Enhijgeboodhundatzijniemandoverhemzouden vertellen.
31EnHijbegonhunteonderwijzendatdeZoondes mensenveelmoestlijdenenverworpenwordendoorde oudsten,deoverpriestersendeschriftgeleerdenengedood worden,ennadriedagenopstaan
32EnHijsprakditwoordopenlijkEnPetrusnamHem onderzijnhoedeenbegonHemtebestraffen.
33MaartoenHijZichomkeerdeenZijndiscipelen aankeek,bestrafteHijPetrusenzei:GawegvanMij,satan, wantjijbedenktnietdedingendievanGodzijn,maarde dingendievandemensenzijn
34EnnadatHijdemenigte,enookZijndiscipelen,tot Zichgeroepenhad,zeiHijtothen:AlsiemandachterMij aanwilkomen,moethijzichzelfverloochenen,zijnkruis opnemenenMijvolgen.
35Wantiederdiezijnlevenwilbehouden,zalhet verliezen;maariederdiezijnlevenverliestomMijnentwil enomhetEvangelie,diezalhetbehouden
36Wantwatzouheteenmensbaten,alshijdehelewereld wint,maaraanzijnzielschadelijdt?
37Ofwatzaleenmensgeveninruilvoorzijnziel?
38WiezichdanvoorMijenvoorMijnwoordenschaamt inditoverspeligeenzondigegeslacht,voorhemzalookde Zoondesmensenzichschamen,wanneerHijkomtinde heerlijkheidvanZijnVader,metdeheiligeengelen
HOOFDSTUK9
1EnHijzeidetothen:Voorwaar,Ikzegu,dater sommigenzijnvanhen,diehierstaan,diededoodniet zullensmaken,voordatzijhetKoninkrijkGodsmetkracht hebbenzienkomen
2EnnazesdagennamJezusPetrus,JakobusenJohannes metZichmeeenleiddehenopeenhogeberg,alleenmet henEnHijwerdvoorhunogenvangedaanteveranderd
3Enzijnkledingwerdblinkendwit,zowitalssneeuw, zoalsgeenvolleropaardezewitkanmaken
4EnaanhenverscheenElia,samenmetMozes,enzij sprakenmetJezus.
5EnPetrusantwoorddeenzeidetotJezus:Meester,hetis goed,datwijhierzijn;latenwijdrietentenmaken,één voorU,enéénvoorMozes,enéénvoorElia.
6Hijwistnietwathijmoestzeggen,wantzijwarenzeer bevreesd
7Enerkwameenwolk,diehenoverschaduwde,ener klonkeenstemuitdewolk,diezei:Dezeismijngeliefde Zoon;luisternaarHem
8Enplotseling,toenzeomzichheenkeken,zagenze niemandmeer,behalveJezus,diealleenbijhenwas
9Toenzijvandebergafdaalden,geboodHijhunaan niemandtevertellenwatzijgezienhadden,totdatde Mensenzoonuitdedoodzouzijnopgewekt
10Enzijbewaardenditwoordbijzichzelf,terwijlzijonder elkaarondervroegen,watdebetekeniswasvande opstandinguitdedoden
11EnzijvroegenHem:Waaromzeggende schriftgeleerdendatEliaeerstmoetkomen?
12EnHijantwoorddeenzeidetothen:Welnu,Eliakomt eerstenhersteltalles,enzoalsoverdeZoondesmensen geschrevenstaat,datHijveelmoetlijdenentenietgedaan worden
13MaarIkzegu:Eliaiswerkelijkgekomen,enzijhebben methemgedaanalwatzijwilden,zoalsoverhem geschrevenstaat
14ToenHijbijZijndiscipelenkwam,zagHijeengrote menigteomhenheen,endeschriftgeleerdenwarenmet henindiscussie
15Enterstondwerdenallemensen,toenzijHemzagen, zeerverbaasd;enzijliepenopHemtoeengroettenHem.
16EnHijvroegdeschriftgeleerden:Watvraagtgijmet hen?
17Eniemanduitdemenigteantwoorddeenzeide:Meester, ikhebmijnzoontotUgebracht,dieeenstommegeest heeft;
18Enwaarhijhemookgrijpt,hijverscheurthem;enhij schuimt,enknarstmetzijntanden,enkwijntwegEnik hebtotuwdiscipelengesproken,datzijhemuitzouden werpen;enzijkondenhetniet.
19Hijantwoorddehemenzeide:O,ongeloviggeslacht, hoelangzalIknogbijuzijn?HoelangzalIkunog verdragen?BrenghemtotMij
20EnzijbrachtenhembijHemEntoenHijhemzag, verscheurdedegeesthemterstond;enHijvielopdegrond enbegonteschuimen
21Enhijvroegaanzijnvader:Hoelangishetgeleden,dat hemditoverkomenis?Enhijantwoordde:Vaneenkind.
22Endikwijlsheefthetheminhetvuureninhetwater geworpenomhemtedoden.MaarindienGijietskuntdoen, hebmedelijdenmetonsenhelpons
23Jezuszeitegenhem:Alsukuntgeloven,danzijnalle dingenmogelijkvoorhemdiegelooft.
24Enterstondriepdevadervanhetkindenzeimettranen: Ikgeloof,Heere!Kommijnongelooftehulp
25ToenJezuszagdatdemensensamenstroomden, bestrafteHijdeonreinegeestenzeitegenhem:Jij,stomme endovegeest,Ikbeveelje:gauithemwegenkomniet meerinhemterug
26EndegeestschreeuwdeenscheurdeHemhevig,en gingvanHemuit;enHijwerdalsdood,zodatvelenzeiden: Hijisdood
27MaarJezusgreephembijdehand,richttehemopenhij stondop.
28ToenHijinhethuiskwam,vroegenZijndiscipelen Hemalleen:WaaromkondenwijHemnietuitwerpen?
29EnHijzeidetothen:Ditgeslachtkandoorniets uitbreken,dandoorgebedenvasten
30EnzijvertrokkenvandaarentrokkendoorGalilea,en Hijwildenietdatiemandhettewetenzoukomen.
31WantHijonderweesZijndiscipelenenzeitegenhen: DeMensenzoonwordtovergeleverdindehandenvan mensen,enzijzullenHemdoden,ennadatHijgedoodis, zalHijopdederdedagopstaan
32MaarzijbegrependatwoordnietendurfdenhetHem niettevragen.
33EnHijkwamteKapernaüm,entoenHijinhethuiswas, vroegHijhun:Waaroverhebtuonderwegmetelkaar gediscussieerd?
34Maarzijblevenstil,wantonderweghaddenzij onderlingonenigheidgehadoverdevraagwiede belangrijkstezouzijn.
35EnHijgingzitten,riepdetwaalfbijzichenzeitegen hen:Alsiemanddeeerstewilzijn,zalhijdelaatstevan allenzijnendeslaafvanallen.
36EnHijnameenkind,enzettehetinhunmidden;en nadatHijhetinZijnarmengenomenhad,zeiHijtothen:
37Wieéénvanzulkekinderenontvangtinmijnnaam, ontvangtmijEnwiemijontvangt,ontvangtnietmij,maar hemdiemijgezondenheeft
38EnJohannesantwoorddeHem,zeggende:Meester,wij hebbeniemandgezien,dieinUwNaamdemonenuitdreef, enhijvolgtonsniet;enwijhebbenhethemverboden, omdathijonsnietvolgt.
39MaarJezuszei:‘VerbiedhethemnietErisimmers niemanddieinmijnnaameenwonderdoet,diezo lichtzinnigkwaadvanmijkanspreken’
40Wantwieniettegenonsis,isaanonzekant
41Wantalsiemanduinmijnnaameenbekerwaterte drinkengeeftomdatuChristustoebehoort,voorwaar,ik zegu:zijnloonzalhembeslistnietontgaan
42Enwieeenvandezekleinen,dieinMijgeloven,tot zondeverleidt,hetisbetervoorhemdateenmolensteen omzijnhalswerdgehangenenhijindezeewerd geworpen.
43Enindienuwhandutotzondeverleidt,hakhaarafHet isbetervooruverminkthetlevenintegaan,danmettwee handenindehelterechttekomen,inhetonuitblusbare vuur
HetEvangelievanMarcus
44Waarhunwormnietsterftenhetvuurnietwordt uitgeblust.
45Enindienuwvoetutotzondeverleidt,hakhemafHet isbetervoorukreupelinhetlevenintegaan,danmettwee voetenindehelgeworpenteworden,inhetonuitblusbare vuur
46Waarhunwormnietsterftenhetvuurnietwordt uitgeblust.
47Enindienuwoogutotzondeverleidt,rukhetuitHetis betervoorumetéénooghetKoninkrijkGodsbinnente gaan,danmettweeogeninhethelsevuurgeworpente worden
48Waarhunwormnietsterftenhetvuurnietwordt uitgeblust
49Wanteeniederzalmetvuurgezoutenworden,enelk offerzalmetzoutgezoutenworden.
50Hetzoutisgoed;maarindienhetzoutzijnkracht verliest,waarmeezultgijhetopsmaakbrengen?Hebtzout inuzelf,enhebtvredeonderelkander.
HOOFDSTUK10
1EnHijstondvandaaropenkwaminhetgebiedvan Judea,aandeoverzijdevandeJordaanEnhetvolkkwam weerbijHem,enHijonderweeshenwederom,zoalsHij gewoonwas
2ToenkwamendeFarizeeënnaarHemtoeenvroegen Hem:Isheteenmangeoorloofdzijnvrouwteverstoten?
ZijprobeerdenHemopdeproeftestellen
3EnHijantwoorddeenzeidetothen:WatheeftMozesu geboden?
4Enzijzeiden:Mozesheefttoegestaaneenscheidbriefte schrijvenenhaarteverstoten
5EnJezusantwoorddeenzeidetothen:Methetoogopde hardheiduwerhartenheeftHijuditgebodgeschreven
6MaarvanafhetbeginvandescheppingheeftGodhenals manenvrouwgemaakt.
7Daaromzaleenmanzijnvaderenmoederverlatenen zichaanzijnvrouwhechten;
8Endietweezullentotéénvleeszijn.Danzijnzijniet meertwee,maaréénvlees
9WatGodheeftsamengevoegd,magdemensniet scheiden.
10ThuisondervroegenzijnleerlingenHemopnieuwover dezelfdekwestie
11EnHijzeidetothen:Alwiezijnvrouwverstooteneen anderetrouwt,pleegtoverspeljegenshaar
12Enwanneereenvrouwhaarmanverstootenmeteen andertrouwt,pleegtzijoverspel
13EnzijbrachtenkleinekinderenbijHem,opdatHijze zouaanrakenEnZijndiscipelenbestraftendegenendie henbrachten.
14MaartoenJezusdatzag,werdHijzeerverontwaardigd enzeitegenhen:LaatdekinderenbijMijkomenen verhindertzeniet,wantvoorzodanigenishetKoninkrijk vanGod
15Voorwaar,Ikzegu:WiehetKoninkrijkGodsniet ontvangtalseenkind,zalhetvoorzekernietbinnengaan
16EnHijnamzeinZijnarmen,legdeZijnhandenophen enzegendehen.
17EntoenHijopwegwas,kwameriemandaanlopen,die voorHemopdeknieënvielenHemvroeg:GoedeMeester, watmoetikdoenomheteeuwigeleventebeërven?
18EnJezuszeidetothem:WaaromnoemtgijMijgoed? NiemandisgoeddanEén,namelijkGod.
19Gijkentdegeboden:Gijzultgeenoverspelplegen,gij zultnietdoden,gijzultnietstelen,gijzultgeenvals getuigenisafleggen,gijzultniemandbedriegen,eeruw vaderenuwmoeder
20EnhijantwoorddeenzeidetotHem:Meester,aldeze dingenhebikonderhoudenvanmijnjeugdaf
21EnJezuskeekhemaan,kreeghemliefenzeitegenhem: Eéndingontbreektu:gaheen,verkoopalleswatuhebten geefhetaandearmen,enuzulteenschathebbeninde hemel;enkomdanterug,neemhetkruisopenvolgMij 22Enhijwerdbedroefdoverdatwoordengingbedroefd weg,wanthijhadvelegoederen
23EnJezuskeekrondomenzeitegenzijndiscipelen:Hoe moeilijkzullenzijdierijkzijn,hetKoninkrijkvanGod binnengaan?
24Endediscipelenwarenverbaasdoverzijnwoorden MaarJezusantwoorddewederomenzeidetothen: Kinderen,hoemoeilijkishetvoorhen,dieoprijkdommen vertrouwen,omintegaaninhetKoninkrijkGods!
25Hetisgemakkelijkervooreenkameelomdoorhetoog vaneennaaldtegaan,danvooreenrijkeomhet KoninkrijkvanGodbinnentegaan
26Enzijwerdenbuitengewoonverbijsterdenzeidentot elkaar:Wiekandanzaligworden?
27EnJezuskeekhenaanenzei:Bijdemensenishet onmogelijk,maarnietbijGod,wantbijGodzijnalle dingenmogelijk
28ToenbegonPetrustotHemtezeggen:Zie,wijhebben allesverlatenenzijnUgevolgd.
29EnJezusantwoorddeenzeide:Voorwaar,Ikzegu,eris niemand,diehuisofbroersofzustersofvaderofmoeder ofvrouwofkinderenofakkersheeftverlatenom MijnentwilenomhetEvangelie,
30Maarhijzalhonderdvoudigterugkrijgen,nuindezetijd, aanhuizenenbroersenzustersenmoedersenkinderenen akkers,metvervolgingen;enindetoekomstigewereldhet eeuwigeleven
31Maarveeleerstenzullendelaatstenzijn,enveel laatstendeeersten
32Enzijwarenopweg,opgaandenaarJeruzalem;en Jezusgingvoorhenuit;enzijwarenverbaasd;enalszij Hemvolgden,werdenzijbevreesdEnHijnamdetwaalf wederom,enbegonhuntevertellenwatHemoverkomen zou,
33Zijzeiden:Zie,wijgaanopnaarJeruzalem,endeZoon desmensenzalovergeleverdwordenaandeoverpriesters endeschriftgeleerden,enzijzullenHemterdood veroordelenenHemoverleverenaandeheidenen
34EnzijzullenHembespottenenHemgeselenenHem bespuwenenHemdoden,maaropdederdedagzalHij opstaan
35EnJakobusenJohannes,dezonenvanZebedeüs, kwamennaarHemtoeenzeiden:Meester,wijwillendatU vooronsdoetalwatwijverlangen
36EnHijzeidetothen:Watwiltgij,datIkvoorudoenzal?
37ZijzeidentotHem:Geefonsdatwijmogenzitten,de eenaanUwrechterhandendeanderaanUwlinkerhand,in Uwheerlijkheid
38MaarJezuszeitegenhen:Julliewetennietwatjullie vragen.KunnenjulliedebekerdrinkendieIkdrink?En gedooptwordenmetdedoopwaarmeeIkgedooptword?
39EnzijzeidentotHem:WijkunnenhetEnJezuszeide tothen:Gijzultweldrinkenuitdendrinkbeker,dienIk drink;enmetdendoop,waarmedeIkgedooptword,zult gijgedooptworden
40Maarwieaanmijnrechter-oflinkerhandzalzitten,is nietaanmijomtebepalen;hetzalgegevenwordenaanhen voorwiehetbestemdis.
41Toendetienanderendithoorden,werdenzeergboos opJakobusenJohannes
42MaarJezusriephenbijZichenzeitegenhen:Jullie wetendatzijdiealsleidersoverdevolkengelden, heerschappijoverhenuitoefenen,endatderijkenmacht overhenuitoefenen.
43MaarzozalhetonderunietzijnWieonderugrootwil worden,zaluwdienaarzijn
44Enwieonderudevoornaamstewilzijn,moetde dienaarvanallenzijn
45WantookdeZoondesmensenisnietgekomenom gediendteworden,maaromtedienenenzijnlevente gevenalslosprijsvoorvelen
46ZijkwamenteJerichoToenHijmetzijndiscipelenen eengrotemenigteJerichoverliet,zatdezoonvanTimeüs, Bartimeüs,deblinde,langsdewegtebedelen
47ToenhijhoordedathetJezusvanNazarethwas,begon hijteschreeuwenentezeggen:Jezus,ZoonvanDavid, ontfermUovermij
48Envelenverzochtenhem,dathijzouzwijgen;maarhij riepdestemeer:ZoonvanDavid,ontfermUovermij.
49EnJezusbleefstaan,engeboodhemteroepenEnzij riependeblinde,zeggendetothem:Weeswelgemoed,sta op;hijroeptu.
50Enhijwierpzijnkleedaf,stondopengingnaarJezus toe
51EnJezusantwoorddeenzeidetothem:Watwiltgij,dat Ikudoenzal?DeblindezeidetotHem:Heere,datik ziendeworde
52EnJezuszeidetothem:Gaheen,uwgeloofheeftu behoudenEnterstondwerdhijziende,envolgdeJezusop deweg
HOOFDSTUK11
1EntoenzijJeruzalemnaderden,bijBethfageenBethanië, aandeOlijfberg,zondHijtweevanZijndiscipelenuit, 2Enhijzeitegenhen:Gaatnaarhetdorpdatvooruligt Enalsudaarbinnenkomt,zultueenveulenvindendat vastgebondenis,waaropnognooitiemandheeftgezeten Maakhetlosenbrenghet
3Enalsiemandtotuzegt:Waaromdoetudit?Zegtdatde Heerhemnodigheeft,enHijzalhemterstondhierheen zenden.
4Toenzijhunwegvervolgden,vondenzijhetveulen vastgebondenbijdedeur,opeenplaatswaartweewegen samenkwamen.Enzijmaaktenhetlos.
5Ensommigenvandeomstanderszeidentothen:Wat doetgij,datgijhetveulenlosmaakt?
6Enzijzeidentothen,zoalsJezusgebodenhad,enzij lietenhengaan.
7EnzijbrachtenhetveulenbijJezus,enlegdenhunkleren opHem,enHijgingeropzitten.
8Velenspreiddenhunklerenuitopdeweg,anderen haktentakkenvandebomenafenstrooidendieopdeweg 9Enzij,dievoorgingenenzij,dievolgden,riepen, zeggende:Hosanna!GezegendisHij,Diekomtinde NaamdesHeren!
10GezegendzijhetkoninkrijkvanonzevaderDavid,dat komtindenaamvandeHeerHosannaindehoogste hemelen!
11EnJezusgingJeruzalemendetempelbinnen.Ennadat HijallesrondomZichhadbezichtigd,enhetinmiddels avondwasgeworden,gingHijmetdetwaalfnaarBethanië 12Endevolgendedag,toenzijuitBethaniëkwamen,had Hijhonger
13Entoenhijindeverteeenvijgenboomzagdiebladeren had,ginghijernaartoeomtezienofhijerietsaanzou vindenEntoenhijerbijkwam,vondhijnietsdanbladeren, wanthetwasnognietdetijdvoorvijgen
14EnJezusantwoorddeenzeidetothem:Niemandzal meervruchtvanuetenineeuwigheidEnzijndiscipelen hoordenhet
15EnzijkwamenteJeruzalem,enJezusgingdetempel binnenenbegonhendieindetempelverkochtenen kochten,uittedrijvenOokkeerdeHijdetafelsvande wisselaarsendestoelenvanhendiededuivenverkochten om
16Enzijwildenniettoestaandatiemandenigvoorwerp doordetempeldroeg.
17EnHijonderweesenzeidetothen:Staaterniet geschreven:Mijnhuiszalvoorallevolkeneenhuisvan gebedgenoemdworden?Maargijhebtereenrovershol vangemaakt
18Toendeschriftgeleerdenendeoverpriestersdithoorden, zochtenzijnaareenmanieromHemuitdewegteruimen. ZijwarennamelijkbevreesdvoorHem,omdathethele volkversteldstondvanZijnleer
19Toenhetavondgewordenwas,verliethijdestad.
20Toenze'smorgensvoorbijkwamen,zagenzedatde vijgenboomtotaandewortelstoeverdordwas
21EnPetrusherinnerdezichditenzeitegenHem:Meester, zie,devijgenboomdieUvervloekthebt,isverdord
22EnJezusantwoorddeenzeidetothen:Hebgeloofin God.
23Wantvoorwaar,Ikzegu:alwietotdezebergzal zeggen:Wordopgehevenenindezeegeworpen,eninzijn hartnietzaltwijfelen,maarzalgelovendatwathijzegt, zalgebeuren,hemzalallesoverkomenwathijzegt 24DaaromzegIku:Alwatubidtenbegeert,gelooftdatu hetontvangenzult,enhetzalutendeelvallen.
25Enwanneergijstaattebidden,vergeeftwatgijtegen iemandhebt,opdatookuwVader,Dieindehemelenis,u uwovertredingenvergeeft
26Maaralsunietvergeeft,zaluwVader,Dieinde hemelenis,uwovertredingenooknietvergeven.
27EnzijkwamenwederomteJeruzalem;enterwijlHijin detempelwandelde,kwamendeoverpriesters,de schriftgeleerdenendeoudstentotHem,
HetEvangelievanMarcus
28EnzegtotHem:Opgrondvanwelkebevoegdheiddoet Gijdezedingen?EnwieheeftUdebevoegdheidgegeven dezedingentedoen?
29EnJezusantwoorddeenzeidetothen:OokIkzaluéén vraagstellen,enalsgijMijantwoordt,zalIkuzeggenop grondvanwelkebevoegdheidIkdezedingendoe 30DedoopvanJohannes,wasdieuitdehemelofuitde mensen?Geefmijantwoord.
31Enzijoverlegdenbijzichzelfenzeiden:Indienwij zeggen:Uitdehemel,danzalHijzeggen:Waaromhebtu Hemdannietgeloofd?
32Maaralswijzeggen:Uitdemensen,danvreesdenzij hetvolk.WantallenbeschouwdenJohannes,dathij werkelijkeenprofeetwas
33EnzijantwoorddenenzeidentotJezus:Wijwetenhet niet.EnJezusantwoorddeenzeidetothen:OokzegIku niet,doorwelkemachtIkdezedingendoe
HOOFDSTUK12
1EnHijbegontothentesprekendoorgelijkenissenEen zekermensplantteeenwijngaard,enzetteeenhegrondom dien,engroefeenplaatsvoorhetwijnvat,enbouwdeeen toren,enverhuurdedienaanlandbouwers,engingnaareen verland.
2Enophetjuistemomentstuurdehijeenknechtnaarde wijnbouwers,omvandewijnbouwerswatvandevrucht vandewijngaardinontvangsttenemen.
3EnzijgrepenHem,ensloegenHem,enzondenHemmet legehandenweg
4Enopnieuwstuurdehijeenanderedienaarnaarhentoe, enzijgooidenstenennaarhem,verwonddenhemaanhet hoofdenlietenhemsmadelijkbehandeldweggaan
5Ennogmaalszondhijeenander,endiedooddenzij,en nogveleanderen;sommigensloegenzij,enanderen dooddenzij
6Hijhadnogéénzoon,zijngeliefde,enstuurdehemook hetlaatstnaarhentoe,metdewoorden:Voormijnzoon zullenzeontzaghebben
7Maardielandbouwerszeidenonderelkaar:Datisde erfgenaamKom,latenwehemdoden,danzaldeerfenis vooronszijn
8Toengrepenzehem,dooddenhemenwierpenhem buitendewijngaard
9Watzaldandeheervandewijngaarddoen?Hijzal komenendewijnbouwersombrengen,enhijzalde wijngaardaananderengeven
10EnhebtgijditSchriftwoordnietgelezen:Desteendie debouwersverworpenhebben,istoteenhoeksteen geworden
11DitishetwerkvandeHeer,enhetiswonderbaarin onzeogen.
12EnzijprobeerdenHemtegrijpen,maarzijwarenbang voorhetvolk,wantzijwistendatHijdegelijkenistegen henhadgesprokenDaaromlietenzijHemachteren gingenheen
13EnzijstuurdenenigenvandeFarizeeënenHerodianen naarHemtoe,omHemopzijnwoordentevangen
14Toenzijgekomenwaren,zeidenzijtotHem:Meester, wijweten,datGijwaarachtigzijtendatGijUomniemand bekommert;wantGijtrektdepersoondermensennietaan,
maarleertdewegGodsinwaarheidIshetgeoorloofdden keizerbelastingtebetalen,ofniet?
15Zullenwijgeven,ofzullenwijnietgeven?Maarhij, hunhuichelarijkennende,zeidetothen:Watverzoektgij Mij?BrengtMijeenpenning,opdatikdienzie.
16EnzijbrachtenhetEnHijzeidetothen:Vanwieisdit beeldenopschrift?EnzijzeidentotHem:Vandekeizer
17EnJezusantwoorddeenzeidetothen:Geefdenkeizer, watdeskeizersis,enGod,watGodsisEnzij verwonderdenzichoverHem
18ToenkwamendeSadduceeënnaarHemtoe,diezeggen datergeenopstandingis,enzijvroegenHem,zeggende:
19Meester,Mozesheeftonsgeschreven:Wanneer iemandsbroersterftenzijnvrouwachterlaatengeen kinderennalaat,moetzijnbroerdiensvrouwnemenen voorzijnbroernageslachtverwekken.
20ErwarennuzevenbroersDeeerstenameenvrouw, maartoenhijstierf,liethijgeennageslachtna
21Endetweedenamhaarenstierf,maarlietgeen nageslachtna;endederdedeedhetzelfde
22Endezevenhaddenhaar,enlietengeenzaadna;ten laatstestierfookdevrouw.
23Indeopstandingdan,wanneerzijopstaan,vanwievan henzalzijdandevrouwzijn?Wantdezevenhaddenhaar totvrouw.
24EnJezusantwoorddeenzeidetothen:Dwaaltgijdan niet,omdatgijdeSchriftennietkentenookdekrachtGods niet?
25Wantwanneerzijuitdedodenopstaan,trouwenzijniet enwordenzijniettenhuwelijkgegeven,maarzijnalsde engelenindehemel.
26Enwatdedodenbetreft,datzijopstaan:hebtuniet gelezeninhetboekvanMozes,hoeGodindebraamstruik tothemsprakenzei:IkbendeGodvanAbraham,deGod vanIzakendeGodvanJakob?
27HijisnieteenGodvandedoden,maareenGodvande levenden.Daaromdwaaltuzeer.
28EneenvandeschriftgeleerdenkwamnaarHemtoeen hoordehenonderelkaarredenerenToenHijzagdatHij hungoedhadgeantwoord,vroegHijHem:Watishet eerstevanallegebod?
29EnJezusantwoorddehem:Heteerstevanallegeboden is:Hoor,Israël!DeHeere,onzeGod,iseenenigHeere.
30EngijzultdeHEERE,uwGod,liefhebbenmetgeheel uwhartenmetgeheeluwzielenmetgeheeluwverstand enmetgeheeluwkracht.Ditisheteerstegebod.
31Enhettweedeishieraangelijk,namelijkdit:Gijzultuw naasteliefhebbenalsuzelf.Erisgeenandergebodgroter dandeze
32EndeschriftgeleerdezeidetotHem:Welnu,Meester, Gijhebtdewaarheidgesproken,wanteriséénGodeneris geenanderdanHij.
33EnHemliefhebbenmetheelhethart,metheelhet verstand,metheeldezielenmetheeldekracht,ende naasteliefhebbenalszichzelf,ismeerdanallebrandoffers enslachtoffers
34EntoenJezuszagdathijopeenverstandigemanier antwoordde,zeihijtothem:Ubentnietvervanhet KoninkrijkGodsEnniemanddurfdehemdaarnanogiets tevragen.
HetEvangelievanMarcus
35EnJezusantwoorddeenzeide,terwijlHijindetempel onderwees:Hoezeggendeschriftgeleerden,datde ChristusdeZoonvanDavidis?
36WantDavidzelfheeftdoordeHeiligeGeestgezegd:De HEEREheefttotmijnHeeregesproken:ZitaanMijn rechterhand,totdatIkUwvijandentoteenvoetbankvoorU gemaaktheb
37DavidnoemtHemdanzelfHeer;enwaarisHijdanzijn zoon?Enhetvolkhoordehemmetblijdschap
38EnHijzeidetotheninZijnonderricht:Weesopuw hoedevoordeschriftgeleerden,dieerzovanhoudenomin langeklerentegaanenbegroetingenopdemarktplaatsen teverlangen,
39Endeereplaatsenindesynagogen,endeeersteplaatsen bijdefeesten:
40Diedehuizenderweduwenopetenenvoordeschijn langegebedenuitspreken;dezenzullenzwaarderoordeel ontvangen
41EnJezusgingtegenoverdeofferkistzittenenzaghoe demenigtegeldindeofferkistwierpEnveelrijken wierpenerveelin
42Enerkwameenarmeweduwe,dieertweekoperstukjes inwierp,wateenduitis
43EnHijriepZijndiscipelentotZichenzeidetothen: Voorwaar,Ikzegu,datdezearmeweduwehetmeestein deofferkistgeworpenheeftvanallen,dieerietsin geworpenhebben
44Wantzijhebbenallenvanhunovervloederingeworpen, maarzijheeftvanhaararmoedeeringeworpenalwatzij had,heelhaarlevensonderhoud
HOOFDSTUK13
1ToenHijdetempelverliet,zeieenvanZijndiscipelen tegenHem:Meester,kijkeenswatvoorstenenenwatvoor gebouwenhierzijn!
2EnJezusantwoorddeenzeidetothem:Zietgijdezegrote bouwwerken?Erzalgeensteenopdeanderegelaten worden,dienietafgebrokenzalworden
3EnterwijlHijopdeOlijfbergtegenoverdetempelzat, vroegenPetrus,Jakobus,JohannesenAndreasHeminhet geheim:
4Zegons,wanneerzullendezedingengebeuren?Enwat zalhettekenzijnwanneeraldezedingeninvervulling gaan?
5EnJezusantwoorddehunenzei:Pasopdatniemandu misleidt
6Wantvelenzullenkomenondermijnnaamenzeggen:Ik bendeChristus,enzijzullenvelenmisleiden
7Wanneeruhoortvanoorlogenengeruchtenvanoorlogen, weesdannietverontrustWantzulkedingenmoeten gebeuren,maarheteindeisernogniet.
8Wanthetenevolkzaltegenhetanderevolkopstaan,en hetenekoninkrijktegenhetanderekoninkrijk;enerzullen aardbevingenzijninverscheideneplaatsen,enerzullen hongersnodenzijn,enonheilenDatzijndeaanvangvande weeën.
9Maarweesopuwhoede,wantzijzullenuoverleveren aanderechtszittingen,enindesynagogenzultugeslagen worden,enuzultomwillevanMijvoorstadhoudersen koningengeleidworden,toteengetuigenistegenhen
10Enhetevangeliemoeteerstonderallevolken verkondigdworden.
11Maarwanneerzijuzullenwegvoerenenoverleveren, weesdannietbezorgdvantevorenwatuzultzeggen,en bedenkhetooknietvantevoren;maarwatuopdat momentgegevenzalworden,moetuspreken;wanthet bentnietudiespreekt,maardeHeiligeGeest
12Deenebroerzaldeandereoverleverenomhemte doden,endevaderdezoonDekinderenzullentegenhun oudersopstaanenhenterdoodbrengen
13EngijzultdoorallengehaatwordenomwillevanMijn Naam;maarwievolhardttotheteinde,diezalbehouden worden.
14Maarwanneergijdegruwelderverwoesting,waarvan doordeprofeetDaniëlgesprokenis,zultzienstaanopde plaatswaarhijniethoort(laathijdiehetleest,eropletten), latendanzijdieinJudeazijn,vluchtennaardebergen
15Enwieophetdakis,moetnietnaarbenedengaaninhet huis,nochdaarinbinnengaanomietsuitzijnhuismeete nemen
16Enwieophetveldis,moetnietterugkerenomzijn kleedoptehalen.
17Maarweedezwangerenendezogendenindiedagen! 18Bidookdatuwvluchtnietindewinterzalplaatsvinden
19Wantindiedagenzalereenverdrukkingzijn,zoalser nietgeweestisvanafhetbeginvandeschepping,dieGod geschapenheeft,totnutoe,enzoalserooknietmeerzijn zal.
20EnindiendeHEEREdiedagenniethadingekort,zou geenvleesbehoudenworden;maarterwillevande uitverkorenen,dieHijhaduitverkoren,heeftHijdedagen ingekort
21Enalsdaniemandtotuzegt:Zie,hierisdeChristus,of zie,Hijisdaar,geloofhemniet.
22WanterzullenvalseChristussenenvalseprofeten opstaanenzijzullentekenenenwonderendoenom,indien hetmogelijkzouzijn,ookdeuitverkorenenteverleiden.
23Maarletop:zie,Ikhebuallesvantevorenverteld
24Maarindiedagen,nadieverdrukking,zaldezon verduisterdwordenendemaanzalhaarlichtnietgeven, 25Endesterrenvandehemelzullenvallenendemachten dieindehemelzijn,zullenwankelen
26EndanzullenzijdeMensenzoonzienkomenopde wolken,metgrotekrachtenheerlijkheid
27EndanzalHijZijnengelenuitzendenenZijn uitverkorenenverzamelenuitdevierwindstreken,vanhet uiterstederaardetothetuiterstedeshemels
28Leernudezegelijkenisvandevijgenboom:Wanneer zijntakalzachtwordtendebladerenuitspruiten,weetu daaraandatdezomernabijis
29Zomoetooku,wanneerudezedingenzietgebeuren, wetendathetnabijis,voordedeurstaat.
30Voorwaar,Ikzegu,datditgeslachtzekernietzal voorbijgaan,voordataldezedingengebeurdzijn
31Dehemelendeaardezullenvoorbijgaan,maarmijn woordenzullenbeslistnietvoorbijgaan
32Maardiedagendatuurweetniemand,ookdeengelen indehemelniet,enookdeZoonniet,alleendeVader
33Weesopuwhoede,waakenbid,wantuweetniet wanneerdetijdis.
34WanthetismetdeMensenzoonalsmeteenmensdie verwegging,zijnhuisverliet,zijndienarenmachtgafen
iederzijneigentaak,endedeurwachtergeboodomte waken.
35Weesdaaromwaakzaam,wantuweetnietwanneerde heerdeshuizeskomt:indeavond,temiddernacht,bijhet hanengekraaiofindemorgen.
36Opdathijunietplotselingslapendeaantreft
37EnwatIktotuzeg,zegIktotallen:Waak
HOOFDSTUK14
1NatweedagenwashetfeestvanhetPaschaenvande ongezuurdebrodenDeoverpriestersendeschriftgeleerden zochtennaareenmanieromHemmetlisttegrijpenente doden
2Maarzijzeiden:Nietophetfeest,opdatergeen opschuddingonderhetvolkontstaat.
3EnterwijlHijinBethaniëwas,inhethuisvanSimonde melaatse,kwamer,terwijlHijaantafelzat,eenvrouwmet eenalbastenflesjevolkostbarenarduszalf.Zijbrakhet flesjeengootdieoverZijnhoofduit
4Ensommigenwarenverontwaardigdinzichzelfen zeiden:Waaromiserdezeverspillingvandezalfgeweest?
5Wanthethadvoormeerdandriehonderdpenningen verkochtkunnenwordenenaandearmengegevenkunnen worden.Enzijmordentegenhaar.
6EnJezuszeide:Laathaarbegaan;waaromvaltgijhaar lastig?ZijheefteengoedwerkaanMijgedaan
7Wantdearmenhebtualtijdbiju,enwanneeruwilt,kunt uhungoeddoenMaarMijhebtunietaltijd
8Zijheeftgedaanwatzijkon:zijisvantevorengekomen ommijnlichaamtezalvenvoordebegrafenis.
9Voorwaar,Ikzegu:overalwaarditEvangelie verkondigdzalwordenindehelewereld,zalookhetwerk datzijgedaanheeft,toteengedachtenisaanhaarverteld worden
10EnJudasIskariot,eenvandetwaalf,gingnaarde overpriestersomHemaanhenoverteleveren.
11Entoenzijdathoorden,warenzijblijenbeloofdenhem geldtegevenEnhijzochthoehijhemgemakkelijkkon verraden.
12Enopdeeerstedagvanhetfeestvanhetongezuurde brood,wanneermenhetPaschaslachtte,zeidenzijn discipelentotHem:WaarwiltUdatwijheengaanen voorbereidingentreffen,zodatUhetPaschakunteten?
13EnHijzondtweevanZijndiscipelenuitenzeitegen hen:Ganaardestadendaarzaleenmanjullieontmoeten dieeenkruikwaterdraagt;volgHem 14Enwaarhijookbinnengaat,zegdantegendeheerdes huizes:DeMeesterzegt:Waarisdegastenkamer,waarIk hetPaschametMijndiscipelenkaneten?
15Hijzalueengrotebovenzaallatenzien,diehelemaal ingerichtengereedis.Maakdaarallesvooronsgereed.
16Enzijndiscipelengingennaarbuitenenkwameninde stad,enzijvondenhetzoalsHijhungezegdhad,enzij maaktenhetPaschagereed
17Entoenhetavondwas,kwamHijmetdetwaalf
18Enterwijlzijaanlagenenaten,zeiJezus:Voorwaar,Ik zegu:eenvanu,diemetMijeet,zalMijverraden
19Enzijbegonnenbedroefdtewordenenzeidendeeenna deandertotHem:Benikhet?Enweereenanderzei:Ben ikhet?
20EnHijantwoorddeenzeidetothen:Hetiseenuitde twaalf,diemetMijindeschotelindoopt.
21DeZoondesmensengaatwelheen,zoalsoverHem geschrevenstaat,maarweedemensdoorwiedeZoondes mensenverradenwordt!Hetzougoedvoordiemenszijn alshijnooitgeborenwas
22Enterwijlzijaten,namJezushetbrood,sprakdezegen uit,brakhetengafhethun,enzeide:Neemt,eet,ditis Mijnlichaam
23EnHijnamdebeker,ennadatHijgedankthad,gafHij hundie,enzijdronkenerallenuit
24EnHijzeitegenhen:DitisMijnbloed,hetbloedvan hetnieuweverbond,datvoorvelenvergotenwordt.
25Voorwaar,Ikzegu:Ikzalnietmeervandevruchtvan dewijnstokdrinken,totopdedagdatIkernieuwvanzal drinkeninhetKoninkrijkvanGod.
26Nadatzijdelofzanggezongenhadden,gingenzijnaar deOlijfberg
27EnJezuszeidetothen:GijzultallenaanstootaanMij nemendezenacht,wanterstaatgeschreven:Ikzalde herderslaanendeschapenzullenverstrooidworden
28MaarnadatIkopgewektben,zalIkjullievoorgaannaar Galilea
29MaarPetruszeitegenHem:Alzoudenallenaanstoot nemen,iktochniet.
30EnJezuszeitegenhem:Voorwaar,Ikzegu,vandaag, indezenacht,voordatdehaantweemaalgekraaidheeft, zultuMijdriemaalverloochenen.
31Maarhijspraktesterker:Almoestikmetusterven,ik zaluingeengevalverloochenenEnevenzozeidenzij allen.
32EnzijkwamenopeenplaatsdieGethsemaneheetteEn HijzeitegenZijndiscipelen:Gaathierzitten,terwijlIkbid 33EnHijnamPetrus,JakobusenJohannesmetZichmee, enHijbegonzeerontsteldenzeerangstigteworden; 34EnHijzeidetothen:Mijnzieliszeerbedroefd,totde doodtoe;blijfthierenwaakt.
35EnHijliepeenweinigverder,vielopdegrondenbad dat,indienhetmogelijkwas,datuuraanHemvoorbijzou gaan.
36EnHijzeide:Abba,Vader,alledingenzijnUmogelijk; neemdezedrinkbekervanMijweg;dochnietwatIkwil, maarwatGijwilt.
37EnHijkwamenvondhenslapende,enzeidetotPetrus: Simon,slaaptgij?Kongijnietéénuurwaken?
38Waaktenbidt,opdatgijnietinverzoekingkomt.De geestiswelbereid,maarhetvleesiszwak
39EnopnieuwgingHijheen,badensprakdezelfde woorden
40ToenHijterugkwam,vondHijhenweerslapendHun ogenwarenzwaargewordenZijwistennietwatzijHem moestenantwoorden.
41EnHijkwamvoordederdemaalenzeitegenhen: Slaapnumaarverderenrust;hetisgenoeg,hetuuris gekomenZie,deZoondesmensenwordtovergeleverdin dehandenvanzondaars
42Staop,latenwijgaan.Zie,hijdieMijverraadt,isnabij.
43Enterstond,terwijlHijnogsprak,kwamJudaseraan, eenvandetwaalf,enmethemeengrotemenigtemet zwaardenenstokken,gestuurddoordeoverpriesters,de schriftgeleerdenendeoudsten
HetEvangelievanMarcus
44EndegenedieHemverraadde,hadhuneenteken gegeven,zeggende:Dieikkussenzal,dieishet;neem Hemaan,envoerHemveiligweg
45Enzodrahijgekomenwas,ginghijmeteennaarhem toe,zei:Meester,Meester!enkustehem.
46EnzijsloegendehandenaanHemengrepenHem
47Eneenvandeomstanderstrokhetzwaard,ensloegde dienaarvandehogepriesterensloeghemzijnooraf.
48EnJezusantwoorddeenzeidetothen:Zijtgij,alstegen eenmisdadiger,metzwaardenenstokkenuitgetrokkenom Mijgevangentenemen?
49Ikwasdagelijksbijuindetempelomteonderwijzen, enuhebtMijnietmeegenomen.MaardeSchriften moestenvervuldworden
50EnzijallenverlietenHemenvluchtten
51EneenzekerejongemanvolgdeHem,meteenlinnen kleedomZijnnaaktelichaamgeslagen;ende jongemannengrepenHem
52Hijliethetlinnenkleedachterenvluchttenaaktvanhen weg
53EnzijleiddenJezuswegnaardehogepriester,enbij hemkwamenalleoverpriesters,deoudstenende schriftgeleerdenbijeen
54EnPetrusvolgdeHemopeenafstand,totinhetpaleis vandehogepriester,enhijzatdaarmetdedienarenen warmdezichbijhetvuur
55EndeoverpriestersendeheleRaadzochtennaareen getuigetegenJezus,opdatzijHemterdoodzouden brengen,maarzijvondenergeen
56WantvelenlegdeneenvalsgetuigenistegenHemaf, maarhungetuigenissenstemdennietovereen.
57Enerstondensommigenopenlegdeneenvals getuigenistegenHemaf,zeggende:
58Wijhebbenhemhorenzeggen:Ikzaldezetempel,die methandengemaaktis,afbrekenenbinnendriedageneen anderebouwen,dienietmethandengemaaktis
59Maarookhungetuigenwarenhetnietmetelkaareens.
60Endehogepriesterstondinhetmiddenopenvroeg Jezus:AntwoordtUniets?WatgetuigendezentegenU?
61Maarhijzweegenantwoorddeniets.Opnieuwvroegde hogepriesterhem,enzeidetothem:ZijtgijdeChristus,de ZoondesGezegenden?
62EnJezuszeide:DatbenIk,engijzultdeZoondes mensenzien,zittendaanderechterhandderMacht,en komendeopdewolkendeshemels
63Toenscheurdedehogepriesterzijnklerenenzei: Waarvoorhebbenwijnoggetuigennodig?
64Gijhebtdegodslasteringgehoord;watdunktu?Enzij veroordeeldenhemallentotdedoodstraf
65EnsommigenbegonnenHemtebespuwen,enZijn gezichttebedekken,enHemmetvuistenteslaan,entot Hemtezeggen:Profeteer!EndedienarensloegenHem metdehandpalmen
66EnterwijlPetrusbenedenindehofwas,kwameenvan dedienstmaagdenvandehogepriester
67ToenzijPetruszag,diezichaanhetwarmenwas,keek zijhemaanenzei:EnjijwasookbijJezusvanNazareth.
68Maarhijontkende,zeggende:Ikweethetniet,enik verstaniet,watgijzegtEnhijginguitinhetvoorhuis,en dehaankraaide.
69Eneendienstmeisjezaghemweerenbegontegende mensendieerbijstondentezeggen:Ditiseenvanhen
70EnhijontkendehetwederomEneenweinigdaarna zeidendegenendieerbijstondenwederomtotPetrus:Gij zijtwaarlijkeenvanhen;wantgijzijteenGalileër,enuw sprekenstemtdaarmeeovereen.
71Maarhijbegontevloekenentezweren:Ikkendeze Manniet,overWiegijspreekt
72EndehaankraaidevoordetweedekeerEnPetrus herinnerdezichhetwoord,datJezustothemgezegdhad: Eerdehaantweemaalgekraaidheeft,zultgijMijdriemaal verloochenenEnalshijdaaraandacht,weendehij
HOOFDSTUK15
1Enmeteendevolgendemorgenhieldendeoverpriesters eenvergaderingmetdeoudstenendeschriftgeleerdenen degeheleRaad;enzijboeidenJezus,enleiddenHemweg, enleverdenHemoveraanPilatus
2EnPilatusvroegHem:ZijtGijdeKoningderJoden?En HijantwoorddeenzeidetotHem:Gijzegthet.
3EndeoverpriestersbeschuldigdenHemvanveledingen, maarHijantwoorddeniets
4PilatusondervroegHemopnieuwenzei:AntwoordtU niets?Kijkeens,hoeveeldingengetuigenzijtegenU?
5MaarJezusantwoorddenogsteedsniets,zodatPilatus zichverbaasde.
6Opdatfeestliethijhunééngevangenevrij,wiezijmaar wilden
7ErwasookiemanddieBarabbasheetteendiegevangen zatbijdeopstandelingen,dieindeopstandeenmoord haddengepleegd
8EndemenigtebegonluidteschreeuweneneistedatHij hetzelfdezoudoenalsHijhunooithadgedaan
9MaarPilatusantwoorddehunenzeide:Wiltgijdatikde KoningderJodenvooruvrijlaat?
10Hijwistnamelijkdatdeoverpriestershemuitafgunst haddenovergeleverd
11Maardeoverpriestersspoordenhetvolkaan,dathij lieverBarabbasaanhenzouvrijlaten
12Pilatusantwoorddeenzeiopnieuwtegenhen:Watwilt udandatikdoemethemdieudekoningvandeJoden noemt?
13Enzijriepenopnieuw:KruisigHem!
14ToenzeiPilatustothen:WatheeftHijdanvoorkwaad gedaan?Enzijschreeuwdendesteluider:KruisigHem 15PilatuswildehetvolktevredenstellenenlietBarabbas voorhenlos.Jezusgafhijgegeseldoveromgekruisigdte worden
16Endesoldatenleiddenhemwegnaardezaal,die Praetoriumgenoemdwerd,enzijriependehelebende bijeen
17EnzijkleeddenHemmetpurper,envlochteneenkroon vandoornen,enzettendieopZijnhoofd, 18EnzijbegonnenHemtegroeten:Gegroet,Koningder Joden!
19EnzijsloegenHemmeteenrietstokophethoofden bespuwdenHemEnzijknieldenneerenaanbadenHem 20ToenzeHemzohaddenbespot,trokkenzeHemhet purperenomhulseluit,dedenHemZijnklerenaanen leiddenHemnaarbuitenomHemtekruisigen
21EnzijdwongeneenzekereSimonvanCyrene,dievan hetlandkwamenvanAlexanderenRufuswas,omzijn kruistedragen
HetEvangelievanMarcus
22EnzijbrachtenHemnaardeplaatsGolgotha,wat vertaaldbetekent:Schedelplaats.
23EnzijgavenHemwijn,gemengdmetmirre,tedrinken, maarHijnamdieniet.
24Nadatzehemgekruisigdhadden,verdeeldenzezijn klerendooreromteloten,watiederkrijgenzou
25Enhetwashetderdeuur,toenzijHemkruisigden
26Enhetopschriftvanzijnbeschuldigingwasbovenhet hoofdgeschreven:DEKONINGDERJODEN
27EnmetHemkruisigdenzijtweemisdadigers,deeen aanZijnrechterhandendeanderaanZijnlinkerhand
28EndeSchriftwerdvervuld,diezegt:EnHijwerdmet deovertredersgeteld.
29EndevoorbijgangersscholdenHemuit,schuddenhet hoofdenzeiden:Ach,Gij,diedetempelafbreektenindrie dagenopbouwt,
30Reduzelfenkomvanhetkruisaf
31Opdezelfdewijzezeidenookdehogepriestersende schriftgeleerdenspottendonderelkaar:AnderenheeftHij gered,ZichzelfkanHijnietredden
32LaatChristus,deKoningvanIsraël,nuvanhetkruis afkomen,opdatwijhetzienengeloven.Enzijdiemet Hemgekruisigdwaren,hebbenHembeschimpt
33Toenhetzesdeuuraanbrak,vielerduisternisoverhet heleland,totaanhetnegendeuur.
34EnophetnegendeuurriepJezusmetluidestem, zeggende:Eloi,Eloi,lamasabachtani?hetgeenvertaald wordt:MijnGod,MijnGod,waaromhebtGijMijverlaten?
35Toensommigenvanhendieerbijstonden,dithoorden, zeidenzij:Zie,hijroeptElia
36Eniemandliepsnelweg,vuldeeensponsmetzurewijn, stakzeopeenrietstokengafHemtedrinken,enzei:Laat hetmetrust;latenweeenszienofEliakomtomHemweg tehalen.
37EnJezusriepmetluidestemengafdegeest
38Enhetvoorhangselvandetempelscheurdeintweeën, vanboventotbeneden.
39Toendehoofdmanoverhonderd,dietegenoverhem stond,zagdathijzoschreeuwde,gafhijdegeestenzei: Werkelijk,dezemenswasdeZoonvanGod.
40Ookstondenervaneenafstandvrouwentoetekijken, onderwieMariaMagdalenaenMaria,demoedervan JakobusdeJongereenvanJoses,enSalome;
41(dieHemookgevolgdzijnenvoorHemgezorgd hebbentoenHijinGalileawas)enveleanderevrouwen diemetHemnaarJeruzalemopgegaanwaren.
42Entoenhetavondgewordenwas,omdathetde voorbereidingsdagwas,datisdedagvóórdesabbat, 43JozefvanArimathea,eenaanzienlijkraadsman,dieook hetKoninkrijkGodsverwachtte,kwamengingvrijmoedig naarPilatusomhetlichaamvanJezustevragen
44EnPilatusverwonderdezich,datHijalgestorvenwas; enhijriepdehoofdmanoverhonderdbijzichenvroeg hem,ofHijalgestorvenwas
45Toenhijhetvandehoofdmanvernam,gafhijhet lichaamaanJozef
46Enhijkochtfijnlinnen,namHemvanhetaltaar, wikkeldeHeminhetlinnenenlegdeHemineengraf,dat inderotswasuitgehouwen,enhijroldeeensteenvoorde ingangvanhetgraf.
47EnMariaMagdalenaenMaria,demoedervanJoses, kekentoewaarHijgelegdwerd
HOOFDSTUK16
1Toendesabbatvoorbijwas,haddenMariaMagdalena, Maria,demoedervanJakobus,enSalomespecerijen gekochtomHemtekomenzalven.
2Enheelvroegopdeeerstedagvandeweekgingenzij naarhetgraf,toendezonopkwam
3Enzijzeidentotelkander:Wiezalvooronsdesteenvan deingangvanhetgrafwegrollen?
4Toenzekeken,zagenzedatdesteenwasweggeroldHij wasnamelijkheelgroot
5Toenzehetgrafbinnengingen,zagenzeaande rechterkanteenjongemanzitten,gekleedineenlang,wit gewaadZewerdenergbevreesd
6EnHijzeidetothen:Weestnietbevreesd;gijzoektJezus deNazarener,Diegekruisigdwas;HijisopgewektenHij ishierniet;ziedeplaatswaarzijHemgelegdhadden
7MaargaheenenzegaanzijndiscipelenenaanPetrusdat hijjullievoorgaatnaarGalilea.Daarzuljehemzien,zoals hijjulliegezegdheeft
8Enzijgingenhaastignaarbuitenenvluchttenvanhet graf,wantzijbeefdenenwarenverbijsterd.Enzijzeiden tegenniemandiets,wantzijwarenbevreesd
9ToenJezusvroegopdeeerstedagvandeweekuitde doodwasopgewekt,verscheenHijheteerstaanMaria Magdalena,bijwieHijzevendemonenhaduitgedreven 10EnzijgingheenenverteldehetaanhendiebijHem warengeweest,terwijlzijrouwdenenweenden.
11Toenzijhoorden,datHijleefdeendoorhaargezien was,geloofdenzijhetniet
12DaarnaverscheenHijineenanderegedaanteaantwee vanhen,terwijlzijopwegwarennaarhetplatteland 13Enzijgingenheenenberichttenhetaandeoverigen, maarookzijgeloofdenhenniet.
14DaarnaverscheenHijaandeelf,terwijlzijaantafel zaten,enHijverweethunhunongeloofenhun hardvochtigheid,omdatzijgeengeloofhaddengeschonken aanhendieHemnaZijnopstandinghaddengezien
15EnHijzeidetothen:Gaatheenindegehelewereld, predikthetEvangelieaandeganseschepping.
16Wiegelooftenzichlaatdopen,zalbehoudenworden, maarwienietgelooft,zalveroordeeldworden
17Enhen,diegeloofdhebben,zullendezetekenenvolgen: inmijnnaamzullenzijdemonenuitdrijven,innieuwetalen zullenzijspreken,
18Slangenzullenzijopnemen,enalszijietsdodelijks drinken,zalhethunnietschaden,enopziekenzullenzijde handenleggen,enzijzullengenezen.
19NadatdeHeerdittothenhadgezegd,werdHij opgenomenindehemelennamplaatsaanderechterhand vanGod
20Enzijgingenuitenprediktenoveral,endeHeere werktemethenmeeenbevestigdehetWoorddoorde tekenendieeropvolgdenAmen
Lucas
HOOFDSTUK1
1Aangezienvelenhetopzichhebbengenomeneenverslag optestellenvandedingendieonderonshetmeest vaststaandgeloofdzijn,
2Zoalszij,dievanhetbeginafooggetuigenendienaren vanhetWoordgeweestzijn,henaanonsovergeleverd hebben,
3Hetleekmijookgoed,naallesvanhetbeginaf nauwkeurigtehebbenonderzocht,uditinordelijke volgordeteschrijven,hoogedeleTheophilus,
4opdatudebetrouwbaarheidvandezakenwaarinu onderwezenbent,zouerkennen
5IndedagenvanHerodes,dekoningvanJudea,leefdeer eenpriester,metnameZacharias,behorendtotdeafdeling vanAbiaZijnvrouwwasuitdedochtersvanAäronen haarnaamwasElisabet
6ZijwarenbeidenrechtvaardigvoorGodenwandelden onberispelijkvolgensallegebodenenbepalingenvande Heer
7Enzijhaddengeenkinderen,omdatElisabet onvruchtbaarwasenzijbeidenalophogeleeftijdwaren gekomen
8Enhetgebeurde,terwijlhijhetpriesterambtvoorGod bediende,naardeordevanzijnafdeling,
9Volgensdegewoontevanhetpriesterambtwashetlot aanhemtoegewezenomreukwerktebrandenwanneerhij detempelvandeHeerbinnenging
10Enheeldemenigtevanhetvolkwasbuitenaanhet bidden,ophetuurvanhetreukoffer.
11EnaanhemverscheeneenengelvandeHeer,dieaande rechterkantvanhetreukaltaarstond.
12ToenZachariashemzag,raaktehijinpaniekenwerd doorvreesovervallen
13Maardeengelzeitegenhem:Weesnietbang,Zacharias, wantjegebedisverhoordenElisabet,jevrouw,zaljeeen zoonbaren,enjemoethemdenaamJohannesgeven 14Envreugdeenblijdschapzullenervooruzijn,envelen zullenzichoverzijngeboorteverheugen
15WanthijzalgrootzijnvoordeHeer,engeenwijnof sterkedrankzalhijdrinken,enhijzalvervuldwordenmet deHeiligeGeest,alvandemoederschootaf
16EnhijzalvelenvandeIsraëlietentotdeHEERE,hun God,bekeren.
17EnhijzalvoorHemuitgaanindegeestendekrachtvan Elia,omdehartenvandevaderentebekerentotde kinderenendeongehoorzamentotdebedachtzaamheidvan derechtvaardigen,omvoordeHEEREeentoegerustvolk gereedtemaken
18EnZachariaszeidetotdeengel:Hoezalikditweten?
Wantikbenoudenmijnvrouwisophogeleeftijd gekomen
19Endeengelantwoorddeenzeidetothem:Ikben Gabriël,dievoorGodsta,enikbengezondenomtotute sprekenenudezeblijdeboodschapteverkondigen 20Enzie,gijzultstomzijnennietkunnenspreken,totop dedagdatdezedingengebeuren,omdatgijmijnwoorden nietgeloofdhebt,dieophuntijdvervuldzullenworden
21EnhetvolkwachtteopZachariasenwasverbaasddat hijzolangindetempelbleef
22ToenHijnaarbuitenkwam,konHijniettothenspreken. ZijbegrependatHijeenvisioenindetempelhadgezien ToenHijnaarhenwenkte,bleefHijsprakeloos
23Enhetgebeurde,zodradedagenvanzijnbediening voorbijwaren,dathijnaarzijnhuisvertrok
24EnnadiedagenwerdElisabet,zijnvrouw,zwangeren verborgzichvijfmaandenlang,terwijlzijzei:
25ZoheeftdeHEEREaanmijgedaanindedagendatHij opmijheeftgeletommijnsmaadonderdemensenwegte nemen.
26EnindezesdemaandwerddeengelGabriëldoorGod gezondennaareenstadinGalilea,genaamdNazareth, 27Aaneenmaagddieondertrouwdwasmeteenman, genaamdJozef,uithethuisvanDavidDenaamvande maagdwasMaria
28Endeengelkwambijhaarbinnenenzei:Weesgegroet, gijbegenadigde,deHeereismetu;gijzijtgezegendonder devrouwen
29Toenzijhemzag,raaktezijinverwarringoverzijn woordenenvroegzichafwatdebetekenisvandezegroet moestzijn.
30Endeengelzeitegenhaar:Weesnietbang,Maria,want jehebtgenadegevondenbijGod
31Enzie,uzultzwangerwordeneneenzoonbaren,enu zultHemdenaamJEZUSgeven.
32HijzalgrootzijnendeZoonvandeAllerhoogste genoemdworden,enGod,deHeere,zalHemdetroonvan ZijnvaderDavidgeven
33HijzaloverhethuisvanJakobkoningzijntotin eeuwigheid,enaanzijnkoningschapzalgeeneindezijn.
34ToenzeiMariategendeengel:Hoekandat,aangezien ikgeengemeenschaphebmeteenman?
35Endeengelantwoorddeenzeidetothaar:DeHeilige GeestzaloverukomenendekrachtdesAllerhoogstenzal uoverschaduwen;daaromookzalhetheilige,datuitu geborenwordt,ZoonvanGodgenoemdworden.
36Enzie,uwnichtElisabetiseveneenszwangervaneen zoon,inhaarouderdomHetisnudezesdemaandvoor haar,dieonvruchtbaargenoemdwerd.
37WantvoorGodzalgeendingonmogelijkzijn
38EnMariazeide:Zie,dedienstmaagddesHeren;mij geschiedenaaruwwoord.Endeengelgingvanhaarweg.
39IndiedagenmaakteMariazichgereedenreisdemet spoednaarhetbergland,naareenstadvanJuda, 40EnzijkwaminhethuisvanZachariasengroette Elisabet
41Enhetgebeurde,toenElisabetdegroetvanMaria hoorde,dathetkindopspronginhaarschoot;enElisabet werdvervuldmetdeHeiligeGeest
42Enzijriepmetluidestemenzeide:Gezegendzijtgij onderdevrouwenengezegendisdevruchtvanuwschoot.
43Enhoekanikditbegrijpen,datdemoedervanmijn Heernaarmijtoekomt?
44Wantzie,zodradestemvanuwgroetinmijnoren klonk,spronghetkindvanvreugdeopinmijnbuik
45Enzaligiszijdiegeloofdheeft,wantwathaarvande zijdevandeHEEREgezegdis,zalvervuldworden.
46EnMariazei:MijnzielmaaktgrootdeHeer, 47EnmijngeestverheugtzichinGod,mijnRedder
48WantHijheeftachtgeslagenopdenederigheidvanZijn dienares.Wantzie,vannuaanzullenallegeslachtenMij zalignoemen
49WantHij,Diemachtigis,heeftmijgrotedingengedaan; enheiligisZijnNaam.
50EnZijnbarmhartigheidisvangeneratieopgeneratie overhendieHemvrezen
51Hijtoontkrachtdoorzijnarm,Hijverstrooithendie hoogmoedigzijnindeverbeeldingvanhunhart
52Hijheeftmachtigenvanhuntroongestoten,ende nederigenheeftHijverhoogd
53HongerigenoverlaadtHijmetgaven,maarrijkenlaat Hijmetlegehandenweggaan.
54HijheeftzijnknechtIsraëlgeholpen,doorzijn goedertierenheidtegedenken;
55ZoalsHijtotonzevaderengesprokenheeft,tot Abrahamentotzijnnageslacht,vooreeuwig
56EnMariableefongeveerdriemaandenbijhaaren keerdedaarnaterugnaarhaarhuis.
57ToendetijdrijpwasvoorElisabeth,zouzijbevallen,en zijbrachteenzoonterwereld
58Enhaarburenennevenhoordenhoegrootde barmhartigheidvandeHeervoorhaarwas,enzij verheugdenzichmethaar
59Enhetgebeurdeopdeachtstedagdatzijkwamenom hetkindtebesnijden;enzijnoemdenhetZacharias,naar denaamvanzijnvader
60Maarzijnmoederantwoorddeenzeide:Neen,maarhij zalJohannesheten
61Enzijzeidentothaar:Erisniemandinuw broederskringdiezogenoemdwordt.
62Enzijmaaktengebarennaarzijnvader,hoehijwilde dathijgenoemdzouworden
63Enhijvroegomeenschrijftafeltje,enschreef,zeggende: ZijnnaamisJohannesEnzijverwonderdenzichallen
64Enterstondwerdzijnmondgeopendenzijntong losgemaakt,enhijsprakenpreesGod.
65Enerkwamvreesoverallendierondomhenwoonden, enaldezewoordenwerdenverspreidinheelhetbergland vanJudea.
66Enallen,diehethoorden,namenhetterharte,zeggende: Watzaldittochvooreenkindwezen!Endehanddes Herenwasmethem.
67EnZacharias,zijnvader,werdvervuldmetdeHeilige Geestenprofeteerde,zeggende:
68GeprezenzijdeHEERE,deGodvanIsraël,wantHij heeftZijnvolkbezochtenverlost, 69EnHijheeftonseenhoorndesheilsopgerichtinhet huisvanDavid,Zijnknecht, 70ZoalsHijgesprokenheeftdoordemondvanZijn heiligeprofeten,dieervanoudshergeweestzijn:
71Opdatwijverlostzoudenwordenvanonzevijandenen uitdehandvanallendieonshaten,
72omdebarmhartigheidtebewijzendieaanonzevaderen beloofdisenomtedenkenaanzijnheiligverbond,
73DeeeddieHijaanonzevaderAbrahamgezworenheeft, 74opdatHijonszougeven,datwij,verlostuitdehandvan onzevijanden,Hemzoudendienenzondervrees, 75Inheiligheidengerechtigheidvoorzijnaangezicht,al dedagenvanonsleven.
76Enjij,kind,zulteenprofeetvandeAllerhoogste genoemdworden,wantjijzultvoorhetaangezichtvande Heeruitgaanomzijnwegentebereiden;
77omaanzijnvolkkennisvandezaligheidtegevendoor devergevingvanhunzonden,
78DoordetederebarmhartigheidvanonzeGod,waardoor dedageraaduitdehoogteonsbezochtheeft,
79omlichttegevenaanhendieleveninduisternisenin deschaduwvandedood,omonzevoetenteleidenopde wegvandevrede
80Enhetkindgroeideopenwerdsterkerindegeest,en hijverbleefindewoestijntotdedagdathijaanIsraëlwerd getoond.
HOOFDSTUK2
1Enhetgebeurdeindiedagen,datereenbeveluitging vankeizerAugustus,datheelhetrijkbeschrevenmoest worden.
2(Dezebelastingwerdvoorheteerstopgelegdtoen CyreniusgouverneurvanSyriëwas)
3Enzijgingenallenopwegomzichtelateninschrijven, iedernaarzijneigenstad
4OokJozefgingopwegvanGalilea,uitdestadNazareth, naarJudea,naardestadvanDavid,dieBethlehemheet, omdathijuithethuisenhetgeslachtvanDavidwas 5OmzichtelateninschrijvensamenmetMaria,zijn ondertrouwdevrouw,diezwangerwas.
6Enterwijlzijdaarwaren,brakdedagaandatzijzou baren
7EnzijbaardehaareerstgeborenZoon,wikkeldeHemin doekenenlegdeHemineenkribbe,omdatervoorhen geenplaatswasindeherberg
8Enerwarenherdersindiezelfdestreek,diezich ophieldeninhetopenvelden'snachtsdewachthielden overhunkudde
9Enzie,eenengelvandeHeerstondbijhen,ende heerlijkheidvandeHeeromscheenhen,enzijwerdenzeer bevreesd
10Endeengelzeitegenhen:Weesnietbang,wantzie,ik verkondigugroteblijdschap,dievoorheelhetvolkwezen zal
11WanthedenisudeZaligmakergeboren,indestadvan David;HijisChristus,deHeere
12Enditzalvooruhettekenzijn:uzulthetKindvinden, gewikkeldindoeken,liggendineenkribbe.
13Enplotselingwaserbijdeengeleenmenigtevande hemelselegermacht,dieGodloofdeenzei:
14ErezijGodindehoogstehemelen,envredeopaarde, inmenseneenwelbehagen
15Enhetgebeurde,toendeengelenvanhenwaren weggegaannaardehemel,datdeherderstotelkaarzeiden: LatenwijdannaarBethlehemgaanenhetwoordziendat geschiedisendatdeHeereonsheeftbekendgemaakt
16EnzijgingenerhaastigheenenvondenMariaenJozef enhetKindliggendeindekribbe
17Toenzijhetzagen,maaktenzijoveralbekendwathun overditKindgezegdwas
18Enallendiehethoorden,verwonderdenzichover hetgeenhundoordeherderswerdverteld.
19Mariabewaardealdezewoordeninhaarhartenbleef erovernadenken
20Endeherderskeerdenterug,terwijlzijGod verheerlijktenenprezenomalleswatzijgehoordengezien hadden,zoalshungezegdwas
21Entoenerachtdagenverstrekenwarenvoorde besnijdenisvanhetkind,werdzijnnaamJezusgenoemd, zoalsdeengelhemgenoemdhadvoordathijinde baarmoederwerdontvangen
22Toendedagenvanhaarreinigingvolgensdewetvan Mozesvoorbijwaren,brachtenzehemnaarJeruzalemom hemaandeHeervoortestellen
23(ZoalsgeschrevenstaatindewetvandeHeer:Alwat mannelijkisendebaarmoederopent,zalheiliggenoemd wordenvoordeHeer.)
24Enomeenoffertebrengenovereenkomstighetgeenin dewetvandeHeergezegdis:eenpaartortelduivenoftwee jongeduiven.
25Enzie,erwaseenmaninJeruzalem,wiensnaam Simeonwas;endezemanwasrechtvaardigengodvruchtig, enhijverwachttedevertroostingvanIsraël;endeHeilige Geestwasophem
26EnhemwerddoordeHeiligeGeestgeopenbaard,dat hijdedoodnietzouzien,voordathijdeChristusvande Heeregezienzouhebben
27EnHijkwamdoordeGeestindetempelEntoende oudershetKindJezusbinnenbrachtenommetHemtedoen overeenkomstigdegewoontevandewet,
28Toennamhijheminzijnarmen,loofdeGodenzei:
29NulaatGij,HEERE,Uwdienaarinvredegaan, overeenkomstigUwwoord
30WantmijnogenhebbenUwheilgezien,
31DieGijbereidhebtvoorhetaangezichtvanallevolken, 32Eenlichttotverlichtingderheidenen,entotluistervan UwvolkIsraël
33EnJozefenzijnmoederverwonderdenzichoverwater overhemgezegdwerd
34EnSimeonzegendehenenzeidetotMaria,zijnmoeder: Zie,ditKindisgesteldtoteenvalenopstandingvanvelen inIsraël,entoteenteken,datweersprokenzalworden;
35(Ja,ookdooruweigenzielzaleenzwaardgaan),opdat degedachtenvanvelehartenopenbaarworden.
36Enerwaseenprofetes,Anna,eendochtervanFanuel, uitdestamAserZijwasophogeleeftijdenhad,vanaf haarmaagdelijkheid,zevenjaarmethaarmangeleefd.
37Zijwaseenweduwevanongeveervierentachtigjaar oudZijbleefindetempelendiendeGodmetvastenen gebeden,dagennacht.
38Enzijkwamopdatzelfdemomentdaarheenenloofde opdezelfdewijzedeHeer,ensprakoverHemtotallendie inJeruzalemverlossingverwachtten
39ToenzijallesvolgensdewetvandeHeerhadden gedaan,keerdenzijterugnaarGalilea,naarhunstad Nazareth.
40Enhetkindgroeideopenwerdkrachtigindegeest,en hetwerdvervuldmetwijsheid,endegenadeGodswasop Hem
41ZijnoudersgingenelkjaarnaarJeruzalemvoorhet Pesachfeest.
42Toenhijtwaalfjaaroudwas,gingenzenaarJeruzalem, zoalsgebruikelijkwasvoorhetfeest
43Toendedagenvoorbijwarenenzijterugkeerden,bleef hetkindJezusinJeruzalemachterJozefenzijnmoeder wistenernietsvan
44MaarzijdachtendatHijzichbijhetreisgezelschap bevondengingeneenheledagopreis.ZijzochtenHem onderhunverwantenenbekenden
45ToenzijHemnietvonden,keerdenzijweerterugnaar Jeruzalem,Hemzoekend.
46EnhetgebeurdenadriedagendatzijHemindetempel vonden,waarHijtemiddenvandeleraarszatHijluisterde naarhenensteldehunvragen.
47Enallendiehemhoorden,stondenversteldvanzijn inzichtenzijnantwoorden
48Toenzijhemzagen,warenzijverbaasdEnzijnmoeder zeitegenhem:Kind,waaromhebjeonsditaangedaan? Zie,jevaderenikhebbenjemetsmartgezocht.
49EnHijzeidetothen:HoehebtgijMijgezocht?Wistgij niet,datIkindedingendesVadersmoetzijn?
50EnzijbegrepenhetwoordnietdatHijtothensprak.
51EnHijgingmethenmeeenkwamteNazareth,enHij washunonderdanigMaarZijnmoederbewaardealdeze woordeninhaarhart.
52EnJezusnamtoeinwijsheidengrootteeningenadebij Godendemensen
HOOFDSTUK3
1InhetvijftiendejaarvanderegeringvankeizerTiberius, toenPontiusPilatusstadhouderwasvanJudea,Herodes viervorstvanGalilea,zijnbroerFilippusviervorstvan ItureaenvanhetgebiedTrachonitis,enLysaniasviervorst vanAbilene,
2TerwijlAnnasenKajafashogepriesterswaren,kwamhet woordvanGodtotJohannes,dezoonvanZacharias,inde woestijn
3EnhijkwaminhetgehelegebiedrondomdeJordaanen prediktededoopvanbekeringtotvergevingvanzonden; 4Zoalsgeschrevenstaatinhetboekmetdewoordenvan deprofeetJesaja:Eriseenstemvaniemanddieroeptinde woestijn:BereiddewegvandeHeer,maakzijnpaden recht
5Elkdalzalwordenopgevuld,enelkebergenheuvelzal wordenverlaagd;dekrommewegenzullenrechtworden gemaakt,endeoneffenwegenzulleneffenworden;
6EnallevleeszaldezaligheidGodszien
7ToenzeiHijtegendemenigtedienaarvorenkwamom doorHemgedooptteworden:Adderengebroed,wieheeftu eenwaarschuwinggegevenomtevluchtenvoorde komendetoorn?
8Brengtdanvruchtenvoortdiepassenbijdebekering,en begintnietbijuzelftezeggen:WijhebbenAbrahamtot vaderWantikzegudatGodbijmachteisuitdezestenen kinderenvoorAbrahamteverwekken
9EnnuligtookdebijlaandewortelvandebomenIedere boomdandiegeengoedevruchtvoortbrengt,wordt omgehakteninhetvuurgeworpen
10EndescharenvroegenHem:Watmoetenwijdandoen?
11Hijantwoorddeenzeidetothen:Wietweeonderkleren heeft,moetdelenmethemdieergeenheeft;enwie voedselheeft,moethetzelfdedoen.
12Toenkwamenerooktollenaarsomgedooptteworden, enzijzeidentotHem:Meester,watmoetenwijdoen?
13EnHijzeidetothen:Vraagnietmeerdanhetu opgelegde
14Endesoldatenvroegenhemeveneens,zeggende:En watzullenwijdoen?Enhijzeidetothen:Doetniemand geweldaan,enbeschuldigtniemandvals;enweestevreden metuwloon.
15Enterwijlhetvolkvolverwachtingwaseniedereenin zijnhartoverJohannesnadacht,ofhijdeChristuswasof niet, 16Johannesantwoorddeenzeidetotallen:Ikdoopuwel metwater,maarerkomtIemand,Diesterkerisdanik,en ikbennietwaardigderiemvanZijnschoenenlostemaken; HijzaludopenmetdeHeiligeGeestenmetvuur 17Hijheeftdewaninzijnhandenhijzalzijndorsvloer grondigreinigenenhetkoreninzijnschuurbijeenbrengen, maarhetkafzalhijmetonblusbaarvuurverbranden
18Ennogveleanderedingenverkondigdehijaanhetvolk inzijnvermaningen.
19MaarHerodes,deviervorst,werddoorhemberispt vanwegeHerodias,devrouwvanzijnbroerFilippus,en vanwegealhetkwaaddatHerodeshadgedaan, 20MaarhijvoegdeervooralaantoedathijJohannesinde gevangenisopsloot
21Entoenalhetvolkgedooptwas,enJezusookgedoopt wasenaanhetbiddenwas,gebeurdehetdatdehemel geopendwerd,
22EndeHeiligeGeestdaaldeopHemneerindegedaante vaneenduif,enerklonkeenstemuitdehemel,diezei:Jij bentmijngeliefdeZoon,injouhebIkmijnwelbehagen
23EnJezuszelfwastoenongeveerdertigjaaroud,naar menaannamdezoonvanJozef,diedezoonwasvanEli, 24DiedezoonwasvanMatthat,diedezoonwasvanLevi, diedezoonwasvanMelchi,diedezoonwasvanJanna, diedezoonwasvanJozef,
25DiedezoonwasvanMattathias,diedezoonwasvan Amos,diedezoonwasvanNaum,diedezoonwasvan Esli,diedezoonwasvanNagge,
26DiedezoonwasvanMaath,diedezoonwasvan Mattatias,diedezoonwasvanSemei,diedezoonwasvan Jozef,diedezoonwasvanJuda,
27DiedezoonwasvanJohanna,diedezoonwasvan Rhesa,diedezoonwasvanZorobabel,diedezoonwas vanSalathiël,diedezoonwasvanNeri,
28DiedezoonwasvanMelchi,diedezoonwasvanAddi, diedezoonwasvanKosam,diedezoonwasvan Elmodam,diedezoonwasvanEr,
29DiedezoonwasvanJose,diedezoonwasvanEliëzer, diedezoonwasvanJorim,diedezoonwasvanMatthat, diedezoonwasvanLevi,
30DiedezoonwasvanSimeon,diedezoonwasvanJuda, diedezoonwasvanJozef,diedezoonwasvanJonan,die dezoonwasvanEljakim,
31DiedezoonwasvanMelea,diedezoonwasvan Menan,diedezoonwasvanMattatha,diedezoonwasvan Nathan,diedezoonwasvanDavid,
32DiedezoonwasvanIsaï,diedezoonwasvanObed, diedezoonwasvanBooz,diedezoonwasvanSalmon, diedezoonwasvanNaäson,
33DiedezoonwasvanAminadab,diedezoonwasvan Aram,diedezoonwasvanEsrom,diedezoonwasvan Fares,diedezoonwasvanJuda,
34DiedezoonwasvanJakob,diedezoonwasvanIzak, diedezoonwasvanAbraham,diedezoonwasvanThara, diedezoonwasvanNachor,
35DiedezoonwasvanSaruch,diedezoonwasvan Ragau,diedezoonwasvanPhalek,diedezoonwasvan Heber,diedezoonwasvanSala,
36DiedezoonwasvanKenan,diedezoonwasvan Arpachsad,diedezoonwasvanSem,diedezoonwasvan Noë,diedezoonwasvanLamech,
37DiedezoonwasvanMathusala,diedezoonwasvan Henoch,diedezoonwasvanJared,diedezoonwasvan Maleleël,diedezoonwasvanKenan,
38DiedezoonwasvanEnos,diedezoonwasvanSet,die dezoonwasvanAdam,diedezoonwasvanGod
HOOFDSTUK4
1EnJezus,volvandeHeiligeGeest,keerdeterugvande JordaanenwerddoordeGeestnaardewoestijngeleid, 2VeertigdagenlangwerdhijverzochtdoordeduivelEn indiedagenathijnietsEntoendievoorbijwaren,kreeg hijhonger.
3EndeduivelzeitegenHem:AlsUdeZoonvanGod bent,zegdantegendezesteendathijbroodwordt
4EnJezusantwoorddehem,zeggende:Erstaatgeschreven, datdemensnietvanbroodalleenzalleven,maarvanelk woordGods
5EndeduivelnamHemmeenaareenhogebergentoonde Hemineenogenbliktijdsaldekoninkrijkenvandewereld 6EndeduivelzeitegenHem:AldezemachtzalikU gevenenhunheerlijkheid,wantzeismijovergegeven,en ikgeefzeaanwieikwil
7Alsumijdusaanbidt,zalallesvanuzijn
8EnJezusantwoorddeenzeidetothem:GawegvanMij, satan,wanterstaatgeschreven:GijzultdeHeere,uwGod, aanbiddenenHemalleendienen
9EnHijbrachtHemnaarJeruzalem,zetteHemopderand vandetempelenzeitegenHem:IndienGijdeZoonvan Godzijt,werpUzelfdanvanhiernaarbeneden
10Wanterstaatgeschreven:HijzalZijnengelen aangaandeUbevelen,datzijUbewaren;
11Enzijzullenuopdehandendragen,opdatgijuwvoet nietaaneensteenstoot.
12EnJezusantwoorddeenzeidetothem:Erisgezegd:Gij zultdeHeere,uwGod,nietverzoeken
13Entoendeduivelalleverzoekingvolbrachthad,verliet hijHemvooreentijd
14EnJezuskeerdedoordekrachtvandeGeestterugnaar Galilea,enhetgeruchtoverHemverspreiddezichdoorde geheleomgeving
15EnHijgafonderwijsinhunsynagogenenwerddoor allengeprezen
16EnHijkwaminNazareth,waarHijwasopgegroeid,en gingvolgensZijngewoonteopdesabbatdagnaarde synagogeenstondopomvoortelezen.
17EnhemwerdhetboekvandeprofeetJesaja overhandigdEntoenhijhetboekopende,vondhijde plaatswaargeschrevenstond:
18DeGeestvandeHeerisopmij,omdathijmijgezalfd heeftomaanarmenhetevangelieteverkondigen;hijheeft mijgezondenomtegenezendiegebrokenvanhartzijn, omaangevangenenvrijlatingteverkondigenenaan blindenhetgezicht,omgebrokenenheentezendenin vrijheid, 19OmhetaangenamejaarvandeHeerteverkondigen
20Enhijsloothetboek,engafhetdendienaarweder,en gingzitten.Endeogenvanallen,dieindesynagogewaren, werdenopHemgevestigd
21EnHijbegontothentezeggen:HedenisdezeSchriftin uworeninvervullinggegaan.
22Enallengavenhemgetuigenis,enverwonderdenzich overdegenadigewoorden,dieuitzijnmondkwamenEn zijzeiden:IsdezenietdezoonvanJozef?
23EnHijzeidetothen:GijzultMijditspreekwoord zeggen:Geneesheer,geneesUzelf!Alhetgeenwijgehoord hebben,datinKapernaümgeschiedis,doedatookhier,in uwvaderland
24EnHijzeide:Voorwaar,Ikzegu,geenprofeetis welgevalliginzijneigenland
25MaarIkzeguvoorwaar:Erwarenveelweduwenin IsraëlindedagenvanElia,toendehemeldriejaarenzes maandengeslotenbleefenergrotehongersnoodheerste overhetheleland
26MaarEliawerdnaarniemandvanhengezonden, behalvenaarSarepta,eenstadbijSidon,naareenvrouw dieweduwewas
27EnindetijdvandeprofeetElisawarenerveel melaatseninIsraël;enniemandvanhenwerdgereinigd, behalveNaäman,deSyriër
28Enallenindesynagogewerdenmettoornvervuld,toen zijdezedingenhoorden,
29Enzijstondenop,duwdenHemdestaduitenleidden Hemnaarderandvandeberg,waarophunstadgebouwd was,omHemvandesteilteaftegooien
30Maarhijgingmiddentussenhendoorengingweg,
31EnHijkwaminKapernaüm,eenstadinGalilea,en onderweeshenopdesabbatdagen
32Enzijstondenversteldoverzijnleer,wantzijnwoord wasmetkracht.
33Enindesynagogewaseenman,dieeengeestvaneen onreineduivelhad,enhijriepmetluidestem:
34Zeggende:Laatonsmetrust;wathebbenwijmetUte maken,JezusvanNazareth?ZijtGijgekomenomonste verderven?Ikweet,wieGijzijt:deHeiligeGods
35EnJezusbestraftehem,zeggende:Zwijgstilengauit vanhemEndeduivel,heminhetmiddengeworpen hebbende,ginguitvanhem,endeedhemgeenkwaad
36Enzijwerdenallenbuitenzichzelfensprakenonder elkander,zeggende:Watisditvooreenwoord!Wantmet machtenkrachtgebiedtHijdeonreinegeesten,enzijgaan uit.
37Enhetgeruchtoverhemverspreiddezichnaaralle plaatsenindeomgeving.
38EnHijstondopuitdesynagoge,enginginSimonshuis EnSimonsschoonmoederwasmeteengrotekoorts bevangen,enzijbadenHemvoorhaar
39EnHijboogzichoverhaarheenenbestraftedekoorts, endekoortsverliethaar;enterstondstondzijopen bediendehen
40Toendezononderging,brachtenallendiezieken haddendieaanallerleikwalenleden,diebijHemEnHij legdeiedervanhendehandenopengenashen.
41Energingenookduivelenuitvanvelen,roependeen zeggende:GijzijtdeChristus,deZoonvanGodEnHij bestraftehen,liethunniettoetespreken;wantzijwisten, datHijdeChristuswas
42Toenhetdaggewordenwas,vertrokHijengingnaar eeneenzameplaats.DemenigtezochtHemop,kwambij HemenhieldHemop,zodatHijnietvanhenzouweggaan 43EnHijzeidetothen:Ikmoetookaananderestedenhet KoninkrijkGodsverkondigen,wantdaarvoorwordIk gezonden
44EnHijpredikteindesynagogenvanGalilea
HOOFDSTUK5
1Enhetgebeurde,toenhetvolkzichophemverdrongom hetwoordvanGodtehoren,dathijaanhetmeervan Gennesaretbleefstaan,
2Enhijzagtweeschepenaandeoevervanhetmeerliggen Devisserswareneruitgegaanenwarenbezighunnettente spoelen.
3Enhijgingineenvandeschepen,dievanSimonwas,en badhem,dathijeenweinigvanhetlandzouafvarenEn hijgingzitten,enleerdehetvolkvanhetschip.
4ToenHijophieldmetspreken,zeiHijtegenSimon:Ga naardiepwaterenwerpjenettenuitomtevangen
5EnSimonantwoorddeenzeidetotHem:Meester,wij hebbendegehelenachtgewerktennietsgevangen; nochtanszalikopUwwoordhetnetuitwerpen
6Toenzijditgedaanhadden,vingenzijeengrotemenigte vissenop,enhunnettenscheurden
7Enzijwenktenhunmakkers,dieinhetandereschip waren,datzijzoudenkomenenhenhelpen.Enzijkwamen, envuldenbeideschepen,zodatzijbegonnentezinken
8ToenSimonPetrusdatzag,vielhijaandeknieënvan Jezusenzei:Gawegvanmij,Heere,wantikbeneen zondigmens
9Wanthijenallendiebijhemwaren,warenverbaasdover devangstvandevissendiezijgevangenhadden.
10EnalzowashetookmetJakobusenJohannes,dezonen vanZebedeüs,diemetgezellenwarenvanSimonEnJezus zeidetotSimon:Vreesniet;vannuafzultgijmensen vangen
11Toenzijhunschepenaanlandhaddengebracht,lieten zijallesachterenvolgdenHem.
12Enhetgebeurde,toenHijineenvandestedenwas,zie, daarwaseenmanvolmelaatsheidToenhijJezuszag, wierphijzichopzijnaangezichtensmeekteHem, zeggende:Heere,indienGijwilt,Gijkuntmijreinigen
13Enhijstrektezijnhanduit,raaktehemaan,zeggende: Ikwilhet,wordrein.Enterstondweekdemelaatsheidvan hem
14Enhijgeboodhemhetaanniemandtevertellen;maar gaheen,vertoonuaandepriesterenbrengeenoffervoor uwreiniging,zoalsMozesgebodenheeft,toteen getuigenisvoorhen
15MaardestemeerverbreiddezichhetgeruchtoverHem, enerkwamengrotemenigtensamenomHemtehorenen zichdoorHemtelatengenezenvanhunziekten
16Enhijtrokzichterugindewoestijnenbad
17Enhetgebeurdeopeenvandiedagen,terwijlHijaan hetlerenwas,daterFarizeeënenwetgeleerdenbijzaten, dieuitallestedenvanGalilea,JudeaenJeruzalem gekomenwarenEndekrachtvandeHeerewaseromhen tegenezen.
18Enzie,erwerdeenmanopeenbedbinnengebrachtdie verlamdwas.Zezochtennaareenmanieromhembinnen tebrengenenvoorhemneerteleggen
19Enomdatzij,vanwegedemenigte,nietkondenvinden hoezijHembinnenkondenbrengen,gingenzijnaarhet dakenlietenHem,metzijnrustbed,doordetegelsheenin hetmiddenzakken,vóórJezus
20ToenHijhungeloofzag,zeiHijtegenHem:Mens,uw zondenzijnuvergeven
21EndeschriftgeleerdenendeFarizeeënbegonnente overleggen,zeggende:Wieisdeze,diegodslasterlijketaal spreekt?Wiekandezondenvergeven,danGodalleen?
22MaarJezuswistwatzijdachtenenantwoorddeenzei tegenhen:Watredeneertuinuwhart?
23Watisgemakkelijker,tezeggen:Uwzondenzijnu vergeven,oftezeggen:Staopenwandel?
24MaaropdatuzultwetendatdeZoondesmensenmacht heeftopdeaardezondentevergeven,zeiHijtotde verlamde:Ikzegu:Staop,neemuwbedopenganaaruw huis
25Enterstondstondhijvoorhunogenop,namhetbed waarophijgelegenhad,envertroknaarzijnhuis,God verheerlijkende
26Enzijwerdenallenbuitenzichzelf,enzijverheerlijkten God,enwerdenvervuldmetvrees,zeggende:Wijhebben hedenwonderlijkedingengezien
27Ennadezedingenginghijnaarbuitenenzageen tollenaar,metnameLevi,bijhettolhuiszitten.Enhijzei tegenhem:Volgmij
28Enhijlietallesachter,stondopenvolgdeHem
29Levirichttevoorhemeengrootfeestmaalaaninzijn huisErwaseengrotemenigtetollenaarsenanderendie methenaanzat
30MaarhunschriftgeleerdenenFarizeeënmordentegen zijndiscipelenenzeiden:Waaromeetendrinktumet tollenaarsenzondaars?
31EnJezusantwoorddeenzeidetothen:Zij,diegezond zijn,hebbengeendokternodig,maarzij,dieziekzijn
32Ikbennietgekomenomrechtvaardigenteroepen,maar zondaarstotbekering.
33EnzijzeidentotHem:Waaromvastenenbiddende discipelenvanJohannesdikwijls,enevenzodediscipelen vandeFarizeeën,terwijlgijeetendrinkt?
34EnHijzeidetothen:Kuntgijdebruidskinderenlaten vasten,terwijldebruidegombijhenis?
35Maarerzullendagenkomendatdebruidegomvanhen zalwordenweggenomen,endanzullenzijindiedagen vasten.
36EnHijverteldehunookeengelijkenis:Niemandzeteen lapvaneennieuwkleedopeenoudkleed;indienditniet hetgevalis,danscheurthetnieuwekleedendelapdieuit hetnieuwekleedgenomenwerd,komtnietovereenmethet oude
37Enniemanddoetjongewijninoudezakken,anderszal dejongewijndezakkendoenbarstenenoverstromen,en dezakkenzullenverlorengaan
38Maarjongewijnmoetmeninnieuwezakkendoen,en beideblijvenbewaard
39Niemanddieoudewijngedronkenheeft,kanmeteen nieuwebegeren.Wanthijzegt:Deoudeisbeter.
HOOFDSTUK6
1Enhetgebeurdeopdetweedesabbatnadeeerste,datHij doordekorenveldenging;enZijndiscipelenpluktenaren enatenze,terwijlzijzeinhunhandenuitwreven.
2EnsommigenvandeFarizeeënzeidentothen:Waarom doetgijiets,watopdesabbatnietgeoorloofdis?
3EnJezusantwoorddehunenzeide:Hebtgijookditniet gelezen,watDaviddeed,toenhijzelfenzij,diebijhem waren,hongerhadden?
4HoehijhethuisvanGodbinnengegaanis,ende toonbrodengenomenengegetenheeft,enzeookaanhen gegevenheeftdiebijhemwaren,waarvanniemandmag etendanalleendepriesters?
5EnHijzeidetothen:DeZoondesmensenisookHeer vandesabbat.
6Enhetgebeurdeookopeenanderesabbat,datHijinde synagogegingenleerdeEndaarwaseenman,wiens rechterhandverschrompeldwas.
7EndeschriftgeleerdenendeFarizeeënhieldenHem nauwlettendindegaten,omtezienofHijopdesabbatdag zougenezen.ZijwildenmisschienietsvindenwatHem zoukunnenbeschuldigen
8MaarHijkendehungedachten,enzeidetotdenman,die deverschrompeldehandhad:Staop,engainhetmidden staanEnhijstondop,engingstaan
9ToenzeiJezustegenhen:Ikwiluééndingvragen:ishet opdesabbatgeoorloofdgoedtedoenofkwaadtedoen, eenleventebehoudenoftevernietigen?
10Enalshijrondomhenallenzag,zeihijtotdemens: Strekuwhanduit.Enhijdeedhet,enzijnhandwerd geheelhersteld,gelijkdeandere
11Enzijwerdenrazendensprakenmetelkaaroverwatzij metJezuszoudendoen.
12Enhetgebeurdeindiedagendathijnaardebergging omtebidden,enhijbrachtdenachtdoorinhetgebedtot God.
13Entoenhetdaggewordenwas,riepHijzijndiscipelen bijzich,enkoosertwaalfuit,dieHijookapostelen noemde.
14Simon,diehijookPetrusnoemde,enAndreas,zijn broer,JakobusenJohannes,FilippusenBartholomeüs, 15MattheüsenThomas,Jakobus,dezoonvanAlfeüs,en Simon,dieZelotesgenoemdwordt,
16EnJudas,debroervanJakobus,enJudasIskariot,die ookdeverraderwas.
17EnHijgingmethenmeeenstondindevlakte,metde menigtevanZijndiscipeleneneengrotemenigtevan mensenuitheelJudeaenJeruzalemenvanhetzeegebied vanTyrusenSidon,diegekomenwarenomHemtehoren engenezentewordenvanhunziekten
18Ookzijdiedooronreinegeestengekweldwerden, werdengenezen
19EndehelemenigtewildeHemaanraken,wanterging krachtvanHemuitenHijgenashenallen
20EnHijsloegZijnogenop,keekZijndiscipelenaanen zei:Zaligzijnjulliearmen,wantvanjullieishet KoninkrijkGods
21Zaligzijtgij,dienuhongert,wantgijzultverzadigd worden.Zaligzijtgij,dienuweent,wantgijzultlachen.
22Zaligbentu,wanneerdemensenuhaten,uuithun middenverstoten,usmadenenuwnaamalsslecht verwerpen,omwillevandeZoondesmensen
23Verheuguopdiedagenspringopvanvreugde,want zie,uwloonisgrootindehemel.Wantopdezelfdewijze dedenhunvaderenmetdeprofeten
24Maarweeu,dierijkbent,wantuhebtuwvertroosting alontvangen.
25Weeu,dieverzadigdzijt,wantgijzulthongerenWeeu, dienulacht,wantgijzulttreurenenwenen
26Weeu,wanneerallemensengoedoveruspreken!Want zodedenhunvaderenooktegenoverdevalseprofeten
27MaarIkzegtotudieluistert:Hebuwvijandenlief,doe goedaanhendieuhaten,
28Zegenhendieuvervloeken,enbidvoorhendieu beledigen.
29Enbiedhemdieuopdewangslaat,ookdeandereaan Enverhinderhemdieuuwkleedafneemt,ookuw onderkleednietaantenemen.
30Geefaanieder,dievanuvraagt;enalsiemanduwbezit afneemt,vraagerdannietnaarterug
31Enzoalsuwiltdatdemensenubehandelen,moetuhun ookbehandelen
32Wantindiengijhenliefhebt,dieuliefhebben,welke dankhebtgijdan?Wantookzondaarshebbenlief,diehen liefhebben
33Enindiengijgoeddoetaanhen,diegoedaanudoen, welkedankhebtgij?Wantookzondaarsdoenhetzelfde.
34Enindiengijleentaanhen,vanwiegijhooptterugte ontvangen,welkedankhebtgijdan?Wantookzondaars lenenaanzondaars,omevenveelterugteontvangen.
35Maarhebtuwvijandenlief,endoetgoed,enleent zondertehopenietsterugtekrijgen;enuwloonzalgroot zijn,engijzultkinderenvandeAllerhoogstezijn,wantHij isgoedertierenvoordeondankbarenenslechten
36Weesdusbarmhartig,zoalsookuwVaderbarmhartigis
37Oordeelniet,danzultunietgeoordeeldworden; veroordeelniet,danzultunietveroordeeldworden; vergeef,danzultuvergevenworden
38Geeft,enuzalgegevenworden;eengoede,gedrukte,en geschudde,enoverlopendemaatzalmeninuwschoot gevenWantmetdezelfdemaat,waarmedegijmeet,zalu wedergemetenworden.
39EnHijspraktotheneengelijkenis:Kaneenblindeeen blindeleiden?Zullenzijnietbeidenindeputvallen?
40Eenleerlingstaatnietbovenzijnmeester,maarieder dievolmaaktis,zalzijnalszijnmeester
41Enwaaromzietuweldesplinterinhetoogvanuw broeder,maardebalkinuweigenoogmerktunietop?
42Ofhoekuntgijtotuwbroederzeggen:Broeder,laatmij desplinteruituwooghalen,alsgijzelfdebalknietziet, dieinuweigenoogis?Gijhuichelaar,doeeerstdebalkuit uweigenoog,endanzultgijduidelijkzienomdesplinter uittehalen,dieinhetoogvanuwbroederis
43Wanteengoedeboombrengtgeenslechtevruchten voort,eneenslechteboombrengtgeengoedevruchten voort.
44Wantelkeboomwordtaanzijneigenvruchtgekend Wantvandoornenpluktmengeenvijgen,envaneen braamstruikpluktmengeendruiven.
45Eengoedmensbrengthetgoedevoortuitdegoede schatvanzijnhart,eneenslechtmensbrengthetslechte
voortuitdeslechteschatvanzijnhartWantwaarhethart volvanis,daarvanspreektdemond.
46EnwaaromnoemtgijMij:Heere,Heere,endoetniet watIkzeg?
47EeniederdietotMijkomt,enMijnwoordenhoorten zedoet,Ikzalutonenaanwiehijgelijkis
48Hijisalseenmandieeenhuisbouwde,enhijgroefeen diepgatenlegdehetfundamentopderots.Toendevloed kwam,beuktedewaterstroomtegendathuisaan,maarkon hetnietaanhetwankelenbrengen,wanthetwasopderots gegrondvest
49Maarwiehoortennietdoet,isgelijkaaneenman,die eenhuisbouwdeopdeaardezonderfundament.Toende waterstroomertegenaansloeg,storttehetterstondin,ende valvandathuiswasgroot
HOOFDSTUK7
1ToenHijalZijnwoordentenaanhorenvanhetvolkhad uitgesproken,gingHijnaarKapernaüm
2Endedienaarvaneenhoofdmanoverhonderd,diehem dierbaarwas,wasziekenlagophetpunttesterven.
3ToenhijoverJezusgehoordhad,stuurdehijdeoudsten vandeJodennaarHemtoemethetverzoekofHijwilde komenenzijndienaarwildegenezen.
4ToenzijbijJezuskwamen,vroegenzijHemdringend: HijwashetwaardvoorwieHijditzoudoen
5Wanthijheeftonsvolkliefgehadenheeftvooronseen synagogegebouwd
6ToengingJezusmethenmeeEntoenHijnunietver vanhethuiswas,zonddehoofdmanoverhonderdvrienden totHem,dietotHemzeiden:Heere,neemdemoeiteniet; wantikbennietwaardig,datGijondermijndakzoudt ingaan.
7Daaromhebikmijzelfooknietwaardiggeachtomtotu tekomen;maarspreekmetéénwoord,enmijnknechtzal genezenworden.
8Wantookikbeneenmens,ondergezaggesteld,enheb soldatenondermijEnikzegtotdeeen:Ga,enhijgaat;en totdeander:Kom,enhijkomt;entotmijndienaar:Doedit, enhijdoethet
9ToenJezusdithoorde,verwonderdeHijzichoverhem HijkeerdezichomenzeitegendescharedieHemvolgde: Ikzegu:Zo'ngrootgeloofhebIkzelfsinIsraëlniet gevonden
10Toenzijdiegezondenwaren,naarhuisterugkeerden, vondenzijdeziekeslaafgezond
11EnhetgebeurdedevolgendedagdatHijnaareenstad gingdieNaïnheetteEnvelenvanZijndiscipeleneneen grotemenigtegingenmetHemmee
12ToenHijbijdestadspoortkwam,zie,daarwerdeen dodeuitgedragen.Hetwasdeenigezoonvanzijnmoeder, enzijwasweduweErwaseengrotemenigteuitdestad bijhaar
13ToendeHeerhaarzag,werdHijmetontfermingover haarbewogenenzeitegenhaar:Weenniet
14EnHijkwamenraaktedebaaraan;endieHemdroegen, blevenstaanEnHijzeide:Jongeling,Ikzegu,staop 15Endedodezatovereindenbegontespreken,enHijgaf hemaanzijnmoeder.
16Enerkwamvreesoverallen,enzijverheerlijktenGod, zeggende:EengrootProfeetisonderonsopgestaan,en GodheeftZijnvolkbezocht
17EnditgeruchtoverHemverspreiddezichdoorheel Judeaendoordeheleomgeving.
18EndediscipelenvanJohannesberichttenHemditalles
19EnJohannesrieptweevanzijndiscipelenbijzichen zondhennaarJezus,metdevraag:BentUhet,diekomen zou?Ofverwachtenwijeenander?
20ToendemannenbijHemgekomenwaren,zeidenzij: JohannesdeDoperheeftonsnaarUtoegezondenen gevraagd:BentUdegenediekomenzou?Ofverwachten wijeenander?
21EnindatzelfdeuurgenasHijvelenvanhunziektenen kwalenenvanbozegeesten;enaanveelblindengafHij hetgezichtterug.
22ToenantwoorddeJezusenzeidetothen:Gaatheenen berichtJohanneswatgijgezienengehoordhebt,dat blindenziendeworden,kreupelenlopen,melaatsen gereinigdworden,dovenhoren,dodenopgewektworden enaanarmenhetEvangelieverkondigdwordt
23Enzaligishij,dieaanMijgeenaanstootneemt.
24EntoendebodenvanJohannesweggegaanwaren, begonhijtothetvolktesprekenoverJohannes:Watzijt gijliedenindewoestijngaanzien?Eenriet,doordewind bewogen?
25Maarwatzijtgijuitgegaanomtezien?Eenman gekleedinzachteklederen?Ziet,dieprachtiggekleedzijn enweelderigleven,zijnindehovenderkoningen
26Maarwatzijtgijuitgegaanomtezien?Eenprofeet?Ja, Ikzegu,veelmeerdaneenprofeet.
27Ditishijoverwiegeschrevenstaat:Zie,IkzendMijn bodevoorUwaangezichtuit,dieUwwegvoorUheenzal bereiden.
28WantIkzegu:Onderhendieuitvrouwengeborenzijn, isergeengroterprofeetdanJohannesdeDoper;maarde minsteinhetKoninkrijkvanGodisgroterdanhij.
29EnalhetvolkdatnaarHemluisterde,enookde tollenaars,rechtvaardigdenGod,doordatzijgedoopt werdenmetdedoopvanJohannes.
30MaardeFarizeeënendewetgeleerdenverwierpende raadvanGodmetbetrekkingtotzichzelf,omdatzezich nietdoorhemlietendopen.
31EndeHEEREzeide:WaarmedezalIkdandemannen vanditgeslachtvergelijken?Enwaaraangelijkenzij?
32Zelijkenopkinderendieopdemarktzittenenelkaar toeroepen:Wijhebbenvooruopdefluitgespeeld,maaru hebtnietgedanst;wijhebbenrouwoverubedreven,maar uhebtnietgehuild
33WantJohannesdeDoperisgekomen,hijatgeenbrood endronkgeenwijnEnuzegt:Hijheefteenduivel
34DeZoondesmensenisgekomen,eetendrinkt,engij zegt:Zie,eenvraatzuchtigeneenwijndrinker,eenvriend vantollenaarsenzondaars!
35Maardewijsheidwordtgerechtvaardigddooralhaar kinderen
36EneenvandeFarizeeënverzochtHem,datHijmet HemzouetenEnHijginginhethuisvandeFarizeeëren gingaanzitten
37Enzie,eenvrouwindestad,dieeenzondareswas, vernamdatJezusinhethuisvandeFarizeeëraanlag,en brachteenalbastenflesmetzalf,
38EnzijstondachterHemaanZijnvoeten,wenend,en begonZijnvoetenmettranentewassen,endroogdezeaf methethaarvanhaarhoofd,enkusteZijnvoeten,en zalfdezemetdezalf.
39ToendeFarizeeërdieHemuitgenodigdhad,ditzag,zei HijbijZichzelf:AlsDezeManeenprofeetwas,zouHij welwetenwieenwatvooreenvrouwditisdieHem aanraakt,wantzijiseenzondares.
40EnJezusantwoorddeenzeidetothem:Simon,Ikhebu ietstezeggenEnhijzeide:Meester,zegvoort
41Erwaseenseenschuldeiserdietweeschuldenaarshad Deeenwashemvijfhonderdpenningenschuldig,deander vijftig.
42Entoenzijnietshaddenomtebetalen,vergafhijhun beidenopenlijkZegmijdan,wievanhenzalhemhet meestliefhebben?
43Simonantwoorddeenzeide:Ikachthetdie,aanwien hijhetmeestevergevenheeftEnhijzeidetothem:Gij hebtrechtgeoordeeld.
44EnHijkeerdeZichtotdevrouwenzeidetotSimon: Zietgijdezevrouw?Ikbeninuwhuisgekomen;water voorMijnvoetenhebtgijMijnietgegeven;maarzijheeft Mijnvoetenmettranennatgemaaktenmethethaarvan haarhoofdafgedroogd
45Gijhebtmijnietgekust,maardezevrouwheeft,sinds ikhierben,nietopgehoudenmijnvoetentekussen
46MijnhoofdhebtGijnietmetoliegezalfd,maardeze vrouwheeftmijnvoetenmetzalfgezalfd.
47DaaromzegIku:Haarzondenzijnhaarvergeven,ook alwarenzetalrijk,wantzijheeftveelliefgehad;maaraan wieweinigvergevenwordt,dieheeftweiniglief.
48EnHijzeidetothaar:Uwzondenzijnuvergeven
49EnzijdiemetHemaanlagen,begonnenbijzichzelfte zeggen:WieisDeze,Dieookdezondenvergeeft?
50EnHijzeidetotdevrouw:Uwgeloofheeftubehouden; gainvrede
HOOFDSTUK8
1EnhetgebeurdedaarnadatHijrondtrokvanstadtotstad envanvlektotvlek,predikendeenverkondigendehet evangelievanhetKoninkrijkGods;endetwaalfwarenmet Hem,
2Enerwarenvrouwen,dievanbozegeestenenkwalen genezenwaren,namelijkMaria,dieMagdalenagenoemd werd,vanwiezevenduivelsuitgingen,
3EnJohanna,devrouwvanChuza,derentmeestervan Herodes,enSusanna,enveleanderen,diehemvanhun vermogendienden
4Entoenereengrotemenigtebijeenwasgekomenenmen uitallestedennaarHemtoekwam,sprakHijdooreen gelijkenis:
5Toeneenzaaiergingzaaien,vieleendeelvanhetzaad langsdeweg,enhetwerdvertrapt,endevogelsindelucht atenhetop
6Eneenanderdeelvielopderots,enzodrahetopkwam, verdordehet,omdathetgeenvochtmeerhad.
7Eneenanderdeelvielindedoornen,endedoornen schotentegelijkmethetfruitopenverstiktenhet
8Enhetanderevielopgoedeaarde,enhetschootop,en brachthonderdvoudigevruchtvoortEnalsHijditgezegd had,riepHij:Wieorenheeftomtehoren,diehore
9EnzijndiscipelenvroegenHem:Watzoudezegelijkenis betekenen?
10EnHijzeide:Aanuishetgegevendegeheimenissen vanhetKoninkrijkGodstekennen,maaraandeanderen doorgelijkenissen,opdatzijziendenietzoudenzienen horendenietzoudenverstaan
11Degelijkenisisdeze:HetzaadishetwoordvanGod 12Dielangsdewegliggen,zijnzijdiehoren.Daarnakomt deduivelenneemthetWoorduithunhartweg,opdatzij nietgelovenenbehoudenworden
13Dieopderotszijn,zijnzijdie,wanneerzijhetwoord horen,hetmetvreugdeaannemen;endezenhebbengeen wortel:zijgelovenvooreenkortetijd,maarineentijdvan beproevingvallenzijaf
14Enwatindedistelsviel,zijnzijdie,nadatzijervan gehoordhebben,weggaanenverstiktwordendoorde zorgen,derijkdomendegenoegensvanditleven,engeen vruchttotvolmaaktheidbrengen
15MaarhetgoedeisvoorhendiehetWoordhoren,hetin eeneerlijkengoedhartbewareneninvolhardingvrucht dragen
16Niemand,dieeenkaarsaansteekt,bedektdiemeteen vatofzethaarondereenbedNee,hijzethaaropeen standaard,zodatwiebinnenkomen,hetlichtkunnenzien
17Wanterisnietsverborgen,datnietopenbaarzalworden, ennietsgeheim,datnietbekendzalwordenenaanhetlicht zalkomen
18Letdanop,hoeuhoort.Wantaanwieheeft,zal gegevenworden,maarwienietheeft,ookdatgenewathij meenttehebben,zalhemafgenomenworden
19Toenkwamenzijnmoederenzijnbroersnaarhemtoe, maarzijkondenhemnietbereikenvanwegedemenigte
20Enhetwerdhemdoorsommigenverteld,diezeiden: Uwmoederenuwbroersstaanbuitenenbegerenutezien.
21EnHijantwoorddeenzeidetothen:Mijnmoederen mijnbroederszijndezen,diehetWoordGodshorenenhet doen.
22Enhetgeschieddeopeenvandiedagen,datHijineen schipgingmetZijndiscipelen;enHijzeidetothen:Laat onsovervarennaardeanderezijdevanhetmeer.Enzij stakenaf
23Maarterwijlzijvoeren,vielhijinslaapToenstaker eenstormwindophetmeerop,zodatzijvolwaterkwamen testaaneningevaarraakten
24EnzijkwamentotHem,enwektenHemop,zeggende: Meester,Meester,wijvergaan!ToenstondHijop,en bestraftedewindendewoedenvanhetwater;enzij hieldenop,enerwerdstilte.
25EnHijzeidetothen:Waarisuwgeloof?Enzij, bevreesd,verwonderdenzich,enzeidentotelkander:Wie istochdezeman?WantHijgebiedtzelfsdewindenenhet water,enzijgehoorzamenHem.
26EnzijkwameninhetlandvandeGadarenen,dat tegenoverGalilealigt
27EntoenHijaanlandging,kwamHembuitendestad eenmantegemoet,dieallangdoordemonenbezetenwas Hijdroeggeenklerenenverbleefingeenenkelhuis,maar alleenindegraven
28ToenhijJezuszag,schreeuwdehijhetuit,vielvoor Hemneerenzeimetluiderstem:WathebikmetUte maken,Jezus,ZoonvandeAllerhoogsteGod?IksmeekU, pijnigmijniet
29(WantHijhaddeonreinegeestgebodenuitdemenste gaan.Wantdikwijlshaddiehemgegrepen,enhijwerdmet kettingeneninboeiengehouden;enhijverbrakdebanden, enwerddoordeduivelindewoestijngedreven.)
30EnJezusvroeghem,zeggende:Hoeisuwnaam?Enhij zeide:Legioen,wantveleduivelenwareninhemgevaren
31EnzijsmeektenHem,datHijhunnietzoubevelennaar dedieptetegaan.
32Enerwasaldaareenkuddevanvelezwijnen,dieop denbergweidde;enzijbadenHem,datHijhunzou toestaaninhentegaanEnHijliethethuntoe
33Toengingendedemonenuitdemenswegenvoerenin dezwijnen.Endekuddestorttevandesteilehellinghet meerinenstikte
34Toendeherderszagenwatergebeurdwas,namenzede vluchtenverteldenhetindestadenophetland.
35Toengingenzeeropuitomtezienwatergebeurdwas ZekwamenbijJezusenvondendemanvanwiede demonenwarenuitgevaren,aandevoetenvanJezuszitten, gekleedenbijzijnverstandEnzewerdenbevreesd
36Enookzijdiehetzagen,verteldenhunhoededoor demonenbezetenegenezenwas.
37Toenverzochtdehelemenigteuithetgebiedvande GadarenenHemombijhenwegtegaan,wantzijwaren metgrotevreesbevangen.DaaromklomHijinhetschipen keerdeweerterug
38Endeman,vanwiededemonenuitgevarenwaren, verzochtHemdatHijbijHemmochtblijven;maarJezus liethemweggaanenzei:
39Keerterugnaaruwhuisenvertel,watgrotedingenGod ugedaanheeft.Enhijgingheen,enverkondigdedoorde gehelestad,watgrotedingenJezushemgedaanhad
40Enhetgebeurde,toenJezusterugkwam,datdeschare Hemmetblijdschapontving,wantzijverwachttenHem allen
41Enzie,erkwameenman,metnameJaïrus,eenoverste vandesynagoge.HijvielaandevoetenvanJezusen smeekteHemominzijnhuistekomen
42Wanthijhadééndochter,ongeveertwaalfjaaroud,en zijlagopsterven.Maartoenhijheenging,verdrongende mensenzichomhemheen
43Eneenvrouwdiealtwaalfjaaraanbloedvloeiingen leedenalhaarvermogenaandoktershaduitgegeven,kon doorniemandgenezenworden,
44ToenzijvanachterennaarHemtoekwamendezoom vanZijnkleedaanraakte,stopteonmiddellijkhaar bloedvloeiing
45EnJezuszeide:WieheeftMijaangeraakt?Entoenallen hetloochenden,zeidenPetrusendiebijHemwaren: Meester,deschareverdringtenverdringtU,enzegtGij: WieheeftMijaangeraakt?
46EnJezuszei:IemandheeftMijaangeraakt,wantIk merkdaterkrachtuitMijisweggegaan
47Toendevrouwzagdatzijnietonopgemerktwas,kwam zijbevendnaarHemtoe,vielvoorHemneerenvertelde HeminaanwezigheidvanheelhetvolkwaaromzijHem hadaangeraaktenhoezijmeteengenezenwas.
48EnHijzeidetothaar:Dochter,hebgoedemoed,uw geloofheeftubehouden;gainvrede
49Terwijlhijnogsprak,kwameriemandvanhethuisvan deoverstevandesynagoge,dietegenHemzei:Uw dochterisgestorven;valdeMeesternietlastig
50MaartoenJezusdithoorde,antwoorddeHijhemenzei: Weesnietbang,geloofalleenenzijzalbehoudenworden.
51ToenHijhethuisbinnenkwam,lietHijniemand binnengaan,behalvePetrus,Jakobus,Johannesendevader endemoedervanhetmeisje.
52EnallenweendenenbeweendenhaarMaarHijzeide: Weenniet;zijisnietgestorven,maarslaapt
53Enzijlachtenhemuit,wetendedatzijgestorvenwas.
54EnHijstuurdezeallennaarbuiten,greephaarhanden riep:Meisje,staop!
55Enhaargeestkwamweer,enzijstondmeteenop,en Hijgeboodhaarteetentegeven
56Enhaarouderswarenverbijsterd;maarhijgeboodhun datzijniemandmochtenvertellenwatergebeurdwas
HOOFDSTUK9
1ToenriepHijzijntwaalfdiscipelenbijeenengafhun machtenmachtoveralledemonenenomziektente genezen
2EnhijzondhenuitomhetKoninkrijkvanGodte verkondigenenomdeziekentegenezen.
3EnHijzeidetothen:Neemtnietsmeevoordereis,geen staven,geenreistas,geenbrood,geengeld;enlaatieder niettweeonderklerenmeenemen.
4Eninwelkhuisuookbinnengaat,blijfdaarenvertrek vandaar
5Enalsiemandunietwilontvangen,gadanuitdiestaden schudhetstofvanuwvoeten,toteengetuigenistegenhen
6Enzijvertrokkenentrokkendoordedorpen,predikten hetevangelieengenazenoveral.
7EnHerodes,deviervorst,hoordevanalleswatdoorhem gedaanwas,enhijraakteinverlegenheid,omdatvan sommigengezegdwerd,datJohannesuitdedodenwas opgewekt,
8Envansommigen,datEliaverschenenwas,envan anderen,dateenvandeoudeprofetenwasopgewekt.
9EnHerodeszeide:Johanneshebikonthoofd;maarwieis Deze,vanWieikzulkedingenhoor?EnhijverlangdeHem tezien.
10Endeapostelen,toenzijteruggekeerdwaren,vertelden hemalleswatzijgedaanhaddenEnhijnamhenmeeen ginginafzonderingnaareenverlatenplaats,behorendebij destad,genaamdBethsaida
11Entoendescharenditvernamen,volgdenzijHemHij ontvinghen,spraktothenoverhetKoninkrijkvanGoden genashendiegenezingnodighadden
12Toenhetaldonkerbegonteworden,kwamendetwaalf enzeidentegenHem:Stuurdemenigteweg,zodatzenaar deomliggendedorpenendorpenkunnengaanomdaarte overnachtenenvoedseltehalenWantwijzijnhieropeen eenzameplaats.
13MaarHijzeidetothen:GeeftgijhunteetenEnzij zeiden:Wijhebbennietmeerdanvijfbrodenentwee vissen;tenzijwijheengaanenvleeskopenvooralditvolk
14WanthetwarenongeveervijfduizendmanEnHijzeide totZijndiscipelen:Laathenzitten,vijftigineengroep.
15Enzijdedendit,enlietenhenallenzitten
16ToennamHijdevijfbrodenendetweevissen,keek omhoognaardehemel,sprakhetzegengebeduitenbrakze. Hijgafzeaandediscipelenomzeaandemenigtevoorte zetten
17Enzijatenenwerdenallenverzadigd;envanhet overgeblevenbroodwerdvoorhentwaalfmanden opgehaald
18Enhetgebeurde,toenHijalleenwasenbad,datZijn discipelenbijHemwaren.EnHijvroeghun,zeggende: Wiezeggendeschare,datIkben?
19Zijantwoorddenenzeiden:JohannesdeDoper,maar sommigenzeggen:Elia,enanderenzeggen:eenvande oudeprofetenisopgewekt
20Hijzeidetothen:Maarwiezegtgij,datIkben?Petrus antwoorddeenzeide:DeChristusGods
21Enhijgeboodhunnadrukkelijkenbevalhundataan niemandtevertellen;
22EnHijzeide:DeZoondesmensenmoetveellijdenen verworpenwordendoordeoudsten,deoverpriestersende schriftgeleerden,engedoodwordenenopdederdedag opgewektworden
23EnHijzeidetotallen:IndieniemandachterMijwil komen,dieverloochenezichzelf,ennemedagelijkszijn kruisopenvolgeMij
24Wantiederdiezijnlevenwilbehouden,zalhet verliezen;maariederdiezijnlevenverliestomwillevan Mij,diezalhetbehouden
25Wantwatheefteenmenseraan,alshijdehelewereld wint,maarzichzelfverliestofwordtverworpen?
26WantwiezichvoorMijenMijnwoordenschaamt,voor hemzaldeZoondesmensenzichschamen,wanneerHij komenzalinZijnheerlijkheidendievandeVaderenvan deheiligeengelen
27MaarIkzegumetnadruk:Erzijnsommigenvande hieraanwezigen,diededoodnietzullensmaken,voordat zijhetKoninkrijkGodshebbengezien
28Enhetgebeurdeongeveerachtdagennadezewoorden, datHijPetrus,JohannesenJakobusmetZichmeenamen debergopgingomtebidden
29Enterwijlhijbad,veranderdedeaanblikvanzijngelaat enzijnkledingwerdwitenblinkend.
30Enzie,tweemannensprakenmetHem,hetwaren MozesenElia
31Dieverscheeninheerlijkheidensprakoverzijnsterven, datHijinJeruzalemzouvolbrengen
32Petrusendemensendiebijhemwaren,warenindiepe slaapgevallen.Toenzewakkerwerden,zagenzezijn heerlijkheidendetweemannendiebijhemstonden
33Enhetgebeurde,toenzijvanHemheengingen,dat PetrustotJezuszeide:Meester,hetisgoed,datwijhier zijn;enlatenwijdrietentenmaken,voorUéén,envoor Mozeséén,envoorEliaéén,maarhijwistniet,watHijzei.
34Terwijlhijnogsprak,kwamereenwolken overschaduwdehenZijwerdenbangtoenzijindewolk binnengingen
35Enerklonkeenstemuitdewolk,diezei:Dezeismijn geliefdeZoon;luisternaarHem
36Entoendestemvoorbijwas,werdJezusalleen gevondenEnzijhieldenhetgeheim,enverteldenindie dagenaanniemandietsvanwatzijgezienhadden
37Enhetgebeurdedevolgendedag,toenzijvandeberg afkwamen,datHemeengrotemenigtetegemoetkwam
38Enzie,eenmanuitdeschareriep,zeggende:Meester, zietochnaarmijnzoon,wanthijismijnenigkind.
39Enzie,eengeestgrijpthem,enplotselingschreeuwthij hetuit,enhijscheurthemzodathijopnieuwschuimt,en kneusthemenwijktnauwelijksvanhem
40Enikhebuwdiscipelendringendverzochthemuitte werpen,maarzijkondenhetniet.
41EnJezusantwoorddeenzeide:Oongelovigenverkeerd geslacht,hoelangzalIknogbijuzijnenuverdragen? Brenguwzoonhier.
42Enterwijlhijnogkwam,wierpdeduivelhemneeren verscheurdehemEnJezusbestraftedeonreinegeest,en genashetkind,engafhemweeroveraanzijnvader
43Enzijwerdenallenverbaasdoverdegrotekrachtvan God.Maarterwijlzijzichallenverwonderdenoveralwat Jezusdeed,zeiHijtotZijndiscipelen:
44Laatdezewoordeninuworenklinken:wantde Mensenzoonzalovergeleverdwordenindehandenvan mensen
45Maarzijbegrependitwoordniet,enhetwasvoorhen verborgen,zodatzijhetnietbegrepen.Enzijvreesden Hemnaarditwoordtevragen
46Toenontstonderonderhenonenigheidoverdevraag wievanhendegrootstezouzijn.
47EnJezus,diedeoverwegingvanhunhartzag,nameen kindenzettedatbijZich,
48EnHijzeidetothen:Eenieder,dieditKindontvangtin MijnNaam,ontvangtMij;eneenieder,dieMijontvangt, ontvangtHem,DieMijgezondenheeft;wantdeminste onderuallen,diezaldegrootstezijn.
49EnJohannesantwoorddeenzeide:Meester,wijhebben iemandgeziendieinUwNaamdemonenuitdreef,enwij hebbenhethemverboden,omdathijonsnietvolgt.
50EnJezuszeidetothem:Verbiedhethemniet;wantwie niettegenonsis,isvoorons
51Enhetgebeurde,toendetijdgekomenwasdathij opgenomenzouworden,dathijzijnaangezicht vastberadenrichtteomnaarJeruzalemtereizen, 52Enhijzondbodenvoorzijnaangezichtuit.Dezegingen opwegenkwamenineendorpvandeSamaritanenom voorhemdevoorbereidingentetreffen
53EnzijontvingenHemniet,wantZijngezichtwasalsof HijnaarJeruzalemzougaan
54ToenzijndiscipelenJakobusenJohannesditzagen, zeidenze:Heere,wiltGijdatwijzeggendatervuurvande hemelmoetneerdalenenhenverteren,zoalsEliagedaan heeft?
55MaarHijkeerdeZichom,bestraftehenenzei:Jullie wetennietvanwelkegeestjulliezijn
56WantdeZoondesmensenisnietgekomenomdezielen dermensenteverderven,maaromhentebehoudenEnzij gingennaareenanderdorp
57Enhetgebeurde,terwijlzijonderwegwaren,datiemand totHemzeide:Heere,ikzalUvolgen,waarGijookheen gaat
58EnJezuszeidetothem:Devossenhebbenholen,ende vogelsdeshemelsnesten,maardeZoondesmensenheeft geenplaatsomZijnhoofdneerteleggen
59Enhijzeidetoteenander:Volgmij.Maarhijzeide: Heere,laatmijeerstheengaanenmijnvaderbegraven
60Jezuszeitegenhem:Laatdedodenhundodenbegraven, maargajijheenenverkondighetKoninkrijkvanGod.
61Enweereenanderzei:Heere,ikzalUvolgen,maarlaat mijeerstafscheidnemenvanhendieinmijnhuiszijn
62EnJezuszeidetothem:Niemand,diedehandaande ploegslaatenzietnaarhetgeenachterhemligt,isgeschikt voorhetKoninkrijkGods
HOOFDSTUK10
1HiernasteldedeHeernogzeventiganderenaanenzond hentweeaantweevoorZichuitnaarallestedenen plaatsenwaarHijZelfzoukomen
2DaaromzeiHijtegenhen:Deoogstiswelgroot,maarer zijnweinigarbeidersBiddaaromtotdeHeervandeoogst datHijarbeidersuitzendtomteoogsten
3Gaatheen;zie,Ikzendualslammerenonderdewolven.
4Neemgeenbeurs,reistasofschoenenmeeengroet niemandopdeweg
5Eninwelkhuisuookbinnengaat,zegeerst:Vredezij aandithuis
6Enindiendaardezoonvandevredeis,zaluwvredeop hemrusten;indienniet,zalhijzichtotuwenden.
7Enblijfinhetzelfdehuis,eetendrinkwatzijgeven; wantdearbeideriszijnloonwaardigGaatnietvanhuistot huis.
8Eninwelkestaduookkomtenzijuontvangen,eetwat uwordtvoorgezet
9Geneesdeziekendieerzijnenzegtegenhen:Het KoninkrijkvanGodisnabijugekomen
10Maarwelkestaduookbinnengaatenzijuniet ontvangen,gaatdannaardestratenervanenzegt:
11Zelfshetstofvanuwstad,dataanonskleeft,schudden wijtegenuafMaarweeserzekervandathetKoninkrijk vanGodnabijis.
12MaarIkzegu,dathetvoorSodomopdiedag draaglijkerzalzijndanvoordiestad
13Weeu,Chorazin,weeu,Betsaïda!Wantindienin TyrusenSidondezelfdewonderengebeurdwarendiebiju gebeurdzijn,danzoudenzijzichreedslangbekeerd hebbeneninzakenasgezetenhebben.
14MaarvoorTyrusenSidonzalhetdraaglijkerzijninhet oordeeldanvooru
15Enjij,Kapernaüm,dietotdehemeltoeverhoogdbent, zultindehelneergeworpenworden
16Wienaaruluistert,luistertnaarMijEnwieuveracht, verachtMij.EnwieMijveracht,verachtHemDieMij gezondenheeft
17Endezeventigkeerdenweerterugmetblijdschap, zeggende:Heere,ookdedemonenonderwerpenzichaan onsinUwNaam
18EnHijzeidetothen:Ikzagdesatanalseenbliksemuit dehemelvallen
19Zie,Ikgeefudemachtomopslangenenschorpioenen tetredenentegendegehelelegermachtvandevijand,en nietszaluopenigerleiwijzeschadetoebrengen.
20Maarverheuguhieroverniet,datdegeestenaanu onderworpenzijn,maarverheuguveeleer,omdatuw namenopgeschrevenzijnindehemel
21TerzelfdertijdverblijddeJezusZichindeGeestenzei: IkdankU,Vader,Heervandehemelenvandeaarde,dat Udezedingenvoorwijzenenverstandigenverborgenhebt enzeaanjongekinderenhebtgeopenbaardJa,Vader, wantzowashetwelbehageninUwogen.
22AlledingenzijnMijovergegevendoorMijnVader,en niemandweetwiedeZoonis,dandeVader,enwiede
Vaderis,dandeZoon,enhijaanwiedeZoonhetwil openbaren.
23EnHijkeerdeZichtotZijndiscipelenenzeideinhet geheim:Zaligzijndeogen,diezien,watgijziet.
24WantIkzegu,datveleprofetenenkoningenhebben verlangdtezienwatuziet,enzijhebbenhetnietgezien;en tehorenwatuhoort,enzijhebbenhetnietgehoord
25Enzie,erstondeenwetgeleerdeopdieHemopdeproef steldeenzei:Meester,watmoetikdoenomheteeuwige leventebeërven?
26Hijzeitegenhem:WatstaaterindeWetgeschreven? Hoeleestu?
27Enhijantwoorddeenzeide:GijzultdeHEERE,uw God,liefhebbenmetgeheeluwhartenmetgeheeluwziel enmetgeheeluwkrachtenmetgeheeluwverstand;enuw naastealsuzelf.
28EnHijzeidetothem:Gijhebtjuistgeantwoord;doedit engijzultleven
29MaarhijwildezichrechtvaardigenenzeitegenJezus: Enwieismijnnaaste?
30EnJezusantwoorddeenzeide:Eenzekermensgingvan JeruzalemnaarJerichoenvielindehandenvanrovers,die hemzijnklerenuittrokken,hemmishandeldenenhem halfdoodlietenliggen
31Toevalligkwamereenpriesterlangsdiekant,entoen hijhemzag,ginghijaandeoverkantvoorbij
32EnookeenLevietkwam,toenhijbijdieplaatswas,en zaghem,maarhijgingaandeanderekantvoorbij.
33MaareenSamaritaan,dieopreiswas,kwaminzijn nabijheid;entoenhijhemzag,werdhijmetontferming bewogen.
34Enhijgingnaarhemtoe,verbondzijnwonden,gooter olieenwijnop,enzettehemopzijneigenrijdier,bracht hemnaareenherbergenverzorgdehem.
35Endevolgendedag,toenhijvertrok,haaldehijtwee schellingentevoorschijn,gafzeaandewaardenzeitegen hem:Zorgvoorhem,enwatumeerkostenmaakt,zaliku vergoedenopmijnterugkomst
36Wievandezedrie,denktu,isdenaastegeweestvan hemdieinhandenvanderoversgevallenis?
37Enhijzeide:Diehembarmhartigheidgedaanheeft ToenzeideJezustothem:Gaheenendoegijevenzo
38Enhetgebeurde,terwijlzijonderwegwaren,datHijin eenzekerdorpkwamEneenvrouw,metnameMartha, ontvingHeminhaarhuis
39EnzijhadeenzusterdieMariaheette,dieookaande voetenvanJezuszatennaarzijnwoordluisterde 40MaarMarthawasdrukbezigmetbedienen.Zeging naarHemtoeenzei:Heere,trektUzichernietsvanaan datmijnzustermijalleenlaatbedienen?Zeghaardandat zijmijkomthelpen
41EnJezusantwoorddeenzeidetothaar:Martha,Martha, gijzijtbezorgdendrukoverveledingen;
42Maarééndingisnodig:Mariaheefthetgoededeel uitgekozen,dathaarnietzalwordenontnomen
HOOFDSTUK11
1Enhetgebeurde,toenHijergensaanhetbiddenwas,dat eenvanZijndiscipelen,toenHijophield,totHemzei: Heere,leeronsbidden,zoalsookJohanneszijndiscipelen geleerdheeft
2EnHijzeidetothen:Wanneergijbidt,zegt:OnzeVader, Dieindehemelenzijt,UwNaamwordegeheiligd.Uw KoninkrijkkomeUwwilgeschiede,gelijkindehemel, alzoookopdeaarde.
3Geefonselkedagonsdagelijksbrood.
4Envergeefonsonzezonden,wantookwijvergeveneen iegelijk,dieonsschuldigisEnleidonsnietinverzoeking, maarverlosonsvandeboze.
5EnHijzeidetothen:Alsiemandvanueenvriendheeft, enmiddenindenachtnaarhemtoegaatentothemzegt: Vriend,leenmijdriebroden,enhijzalhemdriebroden geven,
6Wanteenvriendvanmijisopzijnreisbijmijgekomen, enikhebnietsomhemvoortezetten?
7Enhijzalvanbinnenuitantwoordenenzeggen:Valmij nietlastig;dedeurisnugeslotenenmijnkinderenenik zijninbed;ikkannietopstaanomutehelpen
8Ikzegu:Alzalhijnietopstaanenhemgeven,omdathij zijnvriendis,tochzalhijvanwegezijnaandringenopstaan enhemgevenwathijnodigheeft
9EnIkzegu:Bidt,enuzalgegevenworden;zoekt,engij zultvinden;klopt,enuzalopengedaanworden.
10Wantiederdiebidt,ontvangt;enwiezoekt,vindt;en voorwieklopt,zalopengedaanworden
11Alseenzoonvaneenvaderombroodvraagt,zalhij hemdaneensteengeven?Ofalshijomeenvisvraagt,zal hijhemvooreenviseenslanggeven?
12Ofalshijomeeneivraagt,zalhijhemdaneen schorpioenaanbieden?
13Indiendangij,dieslechtzijt,weetgoedegavente gevenaanuwkinderen,hoeveeltemeerzaluwhemelse VaderdeHeiligeGeestgevenaanhen,dieHemdaarom bidden?
14EnHijwierpeenduiveluit,endiewasstom.Enhet geschiedde,alsdeduiveluitgegaanwas,datdestomme sprak;enhetvolkverwonderdezich
15Maarsommigenvanhenzeiden:Hijdrijftdedemonen uitdoorBeëlzebul,deaanvoerdervandedemonen
16Enanderen,dieHemopdeproefstelden,verlangden vanHemeentekenuitdehemel.
17MaarHijkendehungedachtenenzeitegenhen:Elk koninkrijkdatinnerlijkverdeeldis,wordtverwoest,eneen huisdatinnerlijkverdeeldis,valt.
18Alsookdesatantegenzichzelfverdeeldis,hoezalzijn koninkrijkdanstandhouden?WantuzegtdatIkdoor Beëlzebuldedemonenuitdrijf.
19EnindienIkdoorBeëlzebuldeduivelenuitdrijf,door wiedrijvenuwzonenzedanuit?Daaromzullenzijuw rechterszijn
20MaaralsIkdoordevingervanGoddedemonenuitdrijf, ishetKoninkrijkvanGodbijugekomen
21Alseensterkgewapendmanzijnpaleisbewaakt,zijn zijngoedereninvrede
22Maarwanneeriemanddiesterkerisdanhij,hem aanvaltenoverwint,danzalhijhemdehelewapenrusting, waarophijvertrouwde,ontnemenenzijnbuitverdelen
23WienietmetMijis,dieistegenMij;enwienietmet Mijbijeenbrengt,dieverstrooit
24Wanneerdeonreinegeestuitdemensisweggegaan, gaathijdoordorreplaatsenomrusttezoeken.Enalshij dienietvindt,zegthij:Ikzalterugkerennaarmijnhuis, waarikvandaanbengekomen
25Enwanneerhijkomt,vindthijhetgeveegdenversierd 26Dangaathijheenenhaaltzevenanderegeestenbijzich, dieslechterzijndanhijzelf;enzijgaannaarbinnenen wonendaar.Enhetlaatstedeelvandiemenswordterger danheteerste.
27Enhetgebeurde,terwijlHijdezedingensprak,dateen vrouwuitdescharehaarstemverhiefentotHemzeide: ZaligisdeschootdieUgedragenheeft,endeborstendie Gijgezoogdhebt
28MaarHijzeide:Veeleerzijnzij,diehetWoordGods horenenhetbewaren
29Toenhetvolkmassaalsamenstroomde,zeihij:Ditis eenboosgeslacht.Zeverlangeneenteken,maarhunzal geentekengegevenworden,behalvehettekenvande profeetJona
30WantzoalsJonaeentekenwasvoordeinwonersvan Nineve,zozalookdeMensenzooneentekenzijnvoordit geslacht
31DekoninginvanhetZuidenzalinhetoordeelopstaan metdemannenvanditgeslachtenhenveroordelen,want zijisvandeeindenderaardegekomenomdewijsheidvan Salomotehoren;enzie,meerdanSalomoishier.
32DemannenvanNinevezulleninhetoordeelopstaan metditgeslachtenhetveroordelen,wantzijhebbenzich bekeerdopdepredikingvanJona;enzie,meerdanJonais hier
33Alsiemandeenkaarsaansteekt,zethijdieooknietop eenverborgenplaats,nochondereenkorenmaat,maarop eenstandaard,zodatiedereendiebinnenkomt,hetlichtkan zien
34Delampvanhetlichaamishetoog.Wanneerdanuw oogzuiveris,isookuwhelelichaamverlichtMaar wanneeruwoogslechtis,isookuwhelelichaamduister
35Leterdanopdathetlichtdatinuis,geenduisternis wordt
36Alsdanheeluwlichaamverlichtisenergeenenkel deeldonkeris,zalhetgeheelverlichtzijn,zoalswanneer hetlichtvaneenlampuverlicht
37EnterwijlHijsprak,nodigdeeenFarizeeërHemuitom bijHemtekomeneten.EnHijgingnaarbinnenenging aantafel
38ToendeFarizeeërdatzag,verwonderdehijzicherover dathijzichnieteersthadgewassenvóórheteten.
39EndeHeerzeitegenhem:Jullie,Farizeeën,reinigen weldebuitenkantvandebekerendeschotel,maarjullie binnensteisvolroofenboosheid.
40Dwazen,heeftHijdiehetbuitenstegemaaktheeft,niet ookhetbinnenstegemaakt?
41Geeflieveraalmoezenvanwatuhebt,enzie,allesis reinvooru
42Maarweeu,Farizeeën,wantugeefttiendenvande munt,dewijnruitenalleanderekruiden,enugaatvoorbij aanhetoordeelendeliefdevoorGodDezedingenhadu moetendoenenderestnietnalaten
43Weeu,Farizeeën,wantubentgesteldopdeereplaatsen indesynagogenenopdebegroetingenopdemarkten
44Weeu,schriftgeleerdenenFarizeeën,huichelaars,want ubentalsgravendienietzichtbaarzijn,endemensendie eroverlopen,wetenhetniet
45Toenantwoorddeeenvandewetgeleerdenenzeidetot Hem:Meester,metdezewoordenverwijtGijookons
46EnHijzeide:Weeooku,wetgeleerden,wantgijlegtde mensenlastenop,diezwaarzijnomtedragen,enzelf raaktgijdielastennietmetéénvanuwvingersaan
47Weeu,wantubouwtdegravenvandeprofeten,enuw vaderenhebbenhengedood.
48Getuigdatudedadenvanuwvaderentoelaat,wantzij hebbenhengedoodenubouwthungraven
49DaaromzegtookdeWijsheidGods:Ikzalprofetenen apostelentothenzenden,maarsommigenvanhenzullen zijdodenenvervolgen
50opdatvanditgeslachthetbloedvanalleprofeten,dat vergotenisvanafdegrondleggingvandewereld,afgeëist zalworden,
51VanhetbloedvanAbeltothetbloedvanZacharias,die omkwamtussenhetaltaarendetempel:voorwaar,Ikzegu: Vanditgeslachtzalhetafgeëistworden.
52Weeu,wetgeleerden,wantuhebtdesleuteltotde kennisweggenomenZelfbentunietbinnengegaanenhen diewildenbinnengaan,hebtutegengehouden.
53EnterwijlHijdittothenzei,begonnende schriftgeleerdenendeFarizeeënHemmetklemaante sporenenHemertoeaantezettenoverveledingente spreken:
54Zijlagenopdeloerenprobeerdenietsuitzijnmondte krijgen,zodatzehemkondenaanklagen.
HOOFDSTUK12
1Intussen,toenereengrotemenigtebijeenwasgekomen, zodatzeelkaarvertrapten,begonHijallereersttotZijn discipelentezeggen:Weesopuwhoedevoorde zuurdesemvandeFarizeeën,datishuichelarij 2Wanterisnietsbedekt,datnietgeopenbaardzalworden, ennietsverborgen,datnietbekendzalworden.
3Daaromzalalleswatuindeduisterniszegt,inhetlicht gehoordworden,enwatuindebinnenkamersinhetoor zegt,zalopdedakenverkondigdworden.
4EnIkzegu,mijnvrienden:Weesnietbevreesdvoorhen diehetlichaamdodenendaarnanietsmeerkunnendoen
5MaarIkzaluduidelijkmaken,voorwiegijvrezenmoet: vreestHem,Die,nadatHijgedoodheeft,machtheeftom indeheltewerpenJa,Ikzegu,vreestHem
6Wordenernietvijfmussenvoortweeduitenverkocht? EnnietééndaarvanwordtvergetendoorGod
7MaarzelfsdeharenvanuwhoofdzijnallegeteldWees daaromnietbevreesd:ubentmeerwaarddanvelemussen.
8EnIkzegu:Eenieder,dieMijbelijdenzalvoorde mensen,diezalookdeZoondesmensenbelijdenvoorde engelenGods
9MaarwieMijverloochentvoordemensen,zal verloochendwordenvoordeengelenvanGod
10Eneenieder,dieeenwoordspreekttegendeZoondes mensen,hetzalhemvergevenworden;maarwietegende HeiligeGeestlastert,hetzalhemnietvergevenworden
11Enwanneerzijubrengenindesynagogenenvoorde overhedenenmachten,maaktudannietbezorgd,hoeof watgijtotverdedigingzultzeggen,ofwatgijzultzeggen.
12WantdeHeiligeGeestzaluophetjuistemomentleren watuzeggenmoet
13EniemanduitdescharezeitegenHem:Meester,zeg tegenmijnbroerdathijdeerfenismetmijmoetdelen
14EnHijzeidetothem:Mens,wieheeftMijtoteen rechterofverdeleroveruaangesteld?
15EnHijzeidetothen:Ziettoeenwachtuvoorde hebzucht,wantiemandslevenbehoortniettotdeovervloed derdingen,diehijbezit.
16EnHijspraktotheneengelijkenis,zeggende:Hetland vaneenrijkmanhadveelopgebracht
17Enhijoverlegdebijzichzelfenzei:Watmoetikdoen, wantikhebgeenruimtewaarikmijnvruchtenkan wegbergen?
18Enhijzeide:Ditzalikdoen:ikzalmijnschuren afbrekenengroterebouwen,enikzaldaarinalmijnvrucht enalmijngoederenbergen.
19Enikzaltotmijnzielzeggen:Ziel,gijhebtveel goederenliggen,opgeborgenvoorvelejaren;neemrust, eet,drinkenweesvrolijk.
20MaarGodzeitegenhem:Dwaas,indezenachtwordtje levenvanjeafgeëistVoorwiezaldandatzijn,watje gereedgemaakthebt?
21Zovergaathethemdievoorzichzelfschattenverzamelt, maarnietrijkisinGod
22EnHijzeidetotZijndiscipelen:DaaromzegIku: Weestnietbezorgdvooruwleven,watgijetenzult,noch voorhetlichaam,watgijaantrekkenzult
23Hetlevenismeerdanhetvlees,enhetlichaamismeer dandekleding
24Letopderaven:zijzaaiennietenmaaienniet,zij hebbengeenvoorraadkamerofschuur,entochvoedtGod zeHoeveeltemeergaatudevogelsteboven?
25Enwievanukan,metzorg,zijnlengtemetéénel vergroten?
26Indiengijdanookhetminstenietkuntdoen,waarom maaktgijudanzorgenoverdeoverigedingen?
27Kijkeensnaardeleliën,hoezegroeien:zewerkenniet, zespinnenniet;entochzegIku,datSalomoinalzijn prachtnietgekleedgingalseenvandeze
28AlsGodnuhetgras,datvandaagophetveldstaaten morgenindeovenwordtgeworpen,zokleedt,hoeveelte meerzalHijukleden,kleingelovigen?
29Envraagnietwatuzultetenofwatuzultdrinken. Weesooknietonzeker
30Wantaldezedingenzoekendevolkenvandewereld EnuwVaderweetdatudezedingennodighebt.
31ZoeklieverhetKoninkrijkvanGod,enaldezedingen zullenuerbijgegevenworden
32Weesnietbang,kleinekudde,wanthetisdewilvanuw Vaderuhetkoninkrijktegeven
33Verkoopwatubezitengeefaalmoezen;maakvoor uzelfbuidelsdienietverslijten,eenschatindehemelendie nietopraakt,waargeendiefbijkankomenengeenmot kanbederven
34Wantwaaruwschatis,daarzalookuwhartzijn.
35Laatuwlendenenomgordzijnenuwlampenbrandende;
36Enweesgelijkaanmensendieophunheerwachten, wanneerhijvandebruiloftterugkeert;zodatzij,wanneer hijkomtenklopt,hemmeteenkunnenopendoen
37Zaligzijndieslaven,diedeheer,alshijkomt,wakende zalvindenVoorwaar,Ikzegu,dathijzichzalomgorden enhenzalnodigenaanzitten,enbijzijnterugkeerzalhij hendienen.
38Enindienhijindetweedeofindederdewakekomten henalzoaantreft,zaligzijndiedienaren
39Enweetdit,datalsdeheerdeshuizesgewetenhadop welkuurdediefzoukomen,hijgewaaktzouhebbenen nietinzijnhuiszouhebbenlateninbreken
40Weestookgijliedenbereid,wantdeZoondesmensen komtopeenuur,waaropgijhetnietverwacht.
41ToenzeiPetrustegenHem:Heere,verteltGijdeze gelijkenistotons,oftotallen?
42EndeHEEREzeide:Wieisdandegetrouween verstandigerentmeester,diezijnheeroverzijndienstvolk zalaanstellenomhunoptijdhundeelvanhetvoedselte geven?
43Zaligdiedienaar,diezijnheerbijzijnkomstzobezig vindt.
44Voorwaar,Ikzegu,dathijhemoveralzijnbezittingen zalaanstellen
45Maaralsdieslaafinzijnhartzouzeggen:Mijnheer blijftuit,enhijzoudeslavenendemaagdengaanslaan,en zougaanetenendrinken,endronkenworden,
46Deheervandieslaafzalkomenopeendagwaarophij hetnietverwacht,enopeenuurwaarophijhetnietweet, enhijzalheminstukkenhakkenenhemzijnlotlaten delenmetdatvandeongelovigen.
47Endeslaafdiedewilvanzijnheergekendheeft,maar zichnietvoorbereidheeftennietnaarzijnwilgehandeld heeft,zalmetveleslagengeslagenworden.
48Maardienietheeftgeweten,endingenheeftgedaan,die slagenwaardigzijn,zalmetweinigeslagengeslagen worden.Wantvaneeniegelijk,wieveelgegevenis,van dienzalveelgeëistworden;enaanwiemenveel toevertrouwdheeft,vandienzalmendestemeereisen 49Ikbengekomenomvuuropdeaardetewerpen.Enwat moetIkdoenalshetalbrandt?
50Maarikmoetmeteendoopgedooptworden,enhoe wordikinhetnauwgedreven,totdathetvolbrachtis!
51Meentgij,datIkgekomenbenomvredetegevenop aarde?Ikzegu:Neen,maarveeleerverdeeldheid
52Wantvannuafaanzullenervijfinéénhuisverdeeld zijn,drietegentwee,entweetegendrie
53Devaderzalverdeeldzijntegendezoon,endezoon tegendevader,demoedertegendedochter,endedochter tegendemoeder,deschoonmoedertegenhaar schoondochter,endeschoondochtertegenhaar schoonmoeder.
54EnHijzeideooktothetvolk:Wanneergijliedeneen wolkzietopgaanvanhetwesten,terstondzegtgij:Erkomt eenregenbui;enhetgeschiedtook.
55Wanneerudezuidenwindzietwaaien,zegtu:Erzal hittezijn;enhetgebeurtook.
56Huichelaars,hetaangezichtvandehemelendeaarde kuntuonderscheidenMaarhoekomthetdatuditmaalniet onderscheidt?
57Enwaaromoordeeltgijdannietoveruzelfwatjuistis?
58Wanneergijmetuwtegenpartijnaardemagistraatgaat, terwijlgijonderwegzijt,doedanuwbestomvanhem verlosttewordenAnderssleurthijuvoorderechter,ende rechterlevertuoveraandegerechtsdienaar,ende gerechtsdienaarwerptuindegevangenis.
59Ikzegu:Umagdaarnietweggaanvoordatuookhet laatstepenningsbedragbetaaldhebt
1Opdatzelfdemomentkwamenermensenbijhemdie hemverteldenoverdeGalileeërs,wierbloedPilatusmet hunoffershadvermengd.
2EnJezusantwoorddeenzeidetothen:Meentgij,dat dezeGalileeërsmeerzondaarswarendanalleGalileeërs, omdatzijdithebbenondergaan?
3Nee,zegIku,maaralsuzichnietbekeert,zultuallen evenzoomkomen
4Ofdieachttien,opwiedetorenbijSiloamvielendie daardoorgedoodwerden,denktudatzijmeerzondaars warendanallemensendieinJeruzalemwonen?
5Nee,zegIku,maaralsuzichnietbekeert,zultuallen evenzoomkomen
6Hijverteldeookdezegelijkenis:Iemandhadeen vijgenboominzijnwijngaardgeplantHijgingernaartoe enzochtnaarvruchteraan,maarhijvondergeen
7Toenzeihijtegendewijngaardenier:Kijk,nualdriejaar komikvruchtzoekenaandezevijgenboom,enikvinder geenHakhemom,waaromneemthijdegrondinbeslag?
8EnhijantwoorddeenzeidetotHem:Heere,laathetook ditjaarnogstaan,totdatikeromheengegravenenbemest heb
9Enalshetvruchtdraagt,ishetgoed;maaralshetgeen vruchtdraagt,moetuhetomhakken
10EnHijgafopdesabbatonderrichtineenvande synagogen.
11Enzie,erwaseenvrouwdiealachttienjaareengeest haddiehaarziekmaakte;zijwaskromgebogenenkonzich opgeenenkelewijzeoprichten.
12ToenJezushaarzag,riepHijhaarbijZichenzeitegen haar:Vrouw,ubentverlostvanuwziekte
13EnHijlegdehaardehandenop,enterstondrichttezij zichopenverheerlijkteGod
14Endeoverstedersynagogeantwoorddeverontwaardigd, omdatJezusopdesabbatdaggenas,enzeidetotdeschare: Erzijnzesdagen,waaropgewerktmoetworden;komtdan opdiedagenenlaatugenezen,ennietopdesabbatdag
15ToenantwoorddedeHEEREhemenzeide:Gij huichelaar,maaktnietiedervanuopdesabbatzijnosof zijnezellosvandestalenleidthemwegomhemtelaten drinken?
16Enzoudezevrouw,dieeendochtervanAbrahamisen diedesatanalachttienjaargebondenheeft,nietopde sabbatdagvandezebandlosgemaaktmoetenworden?
17ToenHijditgezegdhad,werdenalZijntegenstanders beschaamd,enhethelevolkverheugdezichoveralle gloriediedoorHemgedaanwerd
18Toenzeihij:WaaraangelijkthetKoninkrijkvanGod, enwaaraanzalikhetgelijken?
19Hetlijktopeenmosterdzaadje,datiemandnamenin zijntuinwierpHetgroeideopenwerdtoteengroteboom Devogelsuitdehemelnesteldeninzijntakken
20EnwederomzeideHij:WaarmedezalIkhetKoninkrijk Godsvergelijken?
21Hetisgelijkaanzuurdeeg,dateenvrouwnamenindrie matenmeelverborg,totdathetgeheelzuurdeegwas
22Hijtrokdoordestedenendorpen,gafonderrichten reisdenaarJeruzalem.
23ToenzeiiemandtotHem:Heere,zijnerweinigen,die zaligworden?EnHijzeitothen:
24Strijdombinnentegaandoordenauwepoort,want velen,zegIku,zullenproberenbinnentegaan,maar zullenhetnietkunnen
25Wanneerdeheerdeshuizeseenmaalisopgestaanende deurheeftgesloten,engijbegintbuitentestaanenaande deurtekloppen,zeggende:Heere,Heere,doeonsopen!En Hijzalantwoordenentotuzeggen:Ikweetniet,waargij vandaanzijt,
26Danzultubeginnentezeggen:Wijhebbeninuwbijzijn gegetenengedronken,enuhebtinonzestraten onderwezen
27Maarhijzalzeggen:Ikzegu,Ikweetniet,waargij vandaanzijt;gaatwegvanMij,allewerkersder ongerechtigheid
28Daarzalhetgeweenzijnenhettandengeknars,wanneer uAbraham,Izak,JakobenaldeprofeteninhetKoninkrijk vanGodzultzien,terwijluerbuitenwordtgeworpen
29Enzijzullenkomenvanhetoostenenvanhetwesten, vanhetnoordenenvanhetzuiden,enzijzullenaanzitten inhetKoninkrijkvanGod
30Enzie,erzijnlaatsten,diedeeerstenzullenzijn,ener zijneersten,diedelaatstenzullenzijn.
31OpdiezelfdedagkwamenerenkeleFarizeeënnaar Hemtoeenzeiden:Gawegenvertrekvanhier,want HerodeswilUdoden.
32EnHijzeidetothen:Gaatheenenzegttotdievos:Zie, Ikdrijfdeduivelenuitengeneeshedenenmorgen,enop dederdedagzalIkvolmaaktzijn.
33Tochmoetikvandaag,enmorgen,enovermorgen,op padgaanWanthetkannietzozijndateenprofeetbuiten Jeruzalemverlorengaat.
34Jeruzalem,Jeruzalem,datdeprofetendoodtenstenigt wietotugezondenzijn!HoevaakhebIkuwkinderen willenbijeenbrengen,zoalseenhenhaarkuikens bijeenbrengtonderhaarvleugels,engijhebtnietgewild! 35Zie,uwhuiswordtaanuovergelatenalseenwoestenij Envoorwaar,Ikzegu:UzultMijvannietzien,totdatde dagkomtdatuzultzeggen:GezegendisHijDiekomtin deNaamvandeHeere
HOOFDSTUK14
1Enhetgebeurde,toenHijopdesabbatdaginhethuisvan eenvandevoornaamsteFarizeeënkwamombroodteeten, datzijHemgadesloegen
2Enzie,erstondeenmanvoorHemdiewaterzuchthad.
3EnJezusantwoorddeenspraktotdewetgeleerdenen Farizeeën,zeggende:Ishetgeoorloofdopdesabbatdagte genezen?
4EnzijzwegenEnHijnamhem,engenashem,enliet hemgaan;
5Enhijantwoorddehun,zeggende:Wievanu,alszijn ezelofzijnosineenkuilvalt,zalhemernietterstondop desabbatdaguittrekken?
6EnzijkondenHemhieropnietmeerantwoorden
7EnHijverteldedegenodigdeneengelijkenis,toenHij opmerktehoezijdevoornaamsteplaatsenuitkozen,enHij zeidetothen:
8Wanneerudooreenmanuitgenodigdwordtvooreen bruiloft,gadannietindehoogstekamerzitten.Anderszal eriemandvanhogererangdanudoorhemuitgenodigd worden
9Enhijdieuenhemuitgenodigdheeft,komtenzegttotu: Geefdezemaneenplaats;engijbegintmetschandede minsteplaatsintenemen
10Maarwanneerugenodigdwordt,gadanindelaatste plaatszitten.Danzaldegenedieugenodigdheeft,wanneer hijkomt,tegenuzeggen:Vriend,gahogeropDanzultu aanbiddinghebbenindeogenvanhendiemetuaanzitten
11Wantalwiezichzelfverhoogt,zalvernederdworden,en wiezichzelfvernedert,zalverhoogdworden
12Enhijzeideooktothemdiehemgenodigdhad: Wanneergijeenmiddagmaalofeenfeestmaalgeeft,nodig dannietuwvrienden,nochuwbroeders,nochuw verwanten,nochuwrijkeburenuit,opdatookzijuniet opnieuwuitnodigenenuvergeldingzalontvangen
13Maarwanneergijeenfeestmaalgeeft,nodigdande armen,degebrekkigen,dekreupelen,deblindenuit.
14Engijzultgezegendzijn,wantzijkunnenuniet vergelden;wanthetzaluvergoldenwordeninde opstandingderrechtvaardigen.
15ToeneenvanhendiemetHemaanlagen,dithoorde,zei HijtegenHem:ZaligishijdiebroodeetinhetKoninkrijk vanGod.
16ToenzeiHijtotHem:Iemandbereiddeeengroot avondmaalennodigdeervelenuit
17Enhijzondzijndienaaruitopdetijdvanhet avondmaalomtotdegenodigdentezeggen:Komt,want alledingenzijnnugereed
18Enzijbegonnenzichalleneenstemmigte verontschuldigenDeeerstezeidetothem:Ikhebeenstuk grondgekocht,enikmoethetnoodzakelijkgaanbezien;ik bidu,houdmijverontschuldigd.
19Eneenanderzeide:Ikhebvijfspanossengekochtenik gadiekeurenIkbidu,houdmijvoorverontschuldigd
20Eneenanderzei:Ikbengetrouwdendaaromkanikniet komen
21Endieknechtkwam,enberichttezijnheerdezedingen Toenwerddeheerdeshuizestoornigenzeidetotzijn knecht:Gahaastiguitindestratenenstegenderstad,en brengdearmen,endegebrekkigen,endekreupelen,ende blindenhierin.
22Endedienaarzeide:Heere,hetisgeschied,gelijkGij gebodenhebt,entochiserplaats
23Toenzeideheertegendedienaar:Gadewegenende heggenopendwinghenbinnentekomen,zodatmijnhuis volwordt
24WantIkzegu,datniemandvandemannen,die genodigdwaren,vanMijnmaaltijdzalproeven 25EnergingengrotemenigtenmetHemmee.ToenHij Zichomkeerde,zeiHijtothen:
26AlsiemandtotMijkomt,enniethaatzijnvaderen moederenvrouwenkinderenenbroersenzusters,jazelfs zijneigenleven,diekanMijndiscipelnietzijn.
27EnwiezijnkruisnietdraagtenachterMijaankomt, kanMijndiscipelnietzijn
28Wantwievanu,dieeentorenwilbouwen,gaatniet eerstzittenomdekostenteberekenen,omtezienofhij welgenoegheeftomhettevoltooien?
29Opdat,alshijhetfundamentgelegdheeftenhetnietkan voltooien,allendiehetzien,hembeginnentebespotten,
30Hijzei:Dezemanbegontebouwen,maarhijkonhet nietvoltooien
31Ofwelkekoning,dietenstrijdetrekttegeneenandere koning,gaatnieteerstzittenenoverlegtofhijinstaatis mettienduizendmanhethoofdtebiedenaandegenedie mettwintigduizendmantegenhemoptrekt?
32Enzoniet,danstuurthij,terwijldeandernogverweg is,eengezantenvraagtomvredesvoorwaarden
33Zokanniemandvanu,dienietafstanddoetvanalzijn bezittingen,mijndiscipelzijn.
34Zoutisgoed,maaralshetzoutzijnsmaakverliest, waarmeezalhetdanopsmaakgebrachtworden?
35Hetisnochgeschiktvoorhetland,nochvoorde mesthoop;maarmenwerpthetuitWieorenheeftomte horen,diehore.
HOOFDSTUK15
1ToenkwamenalletollenaarsenzondaarsnaarHemtoe omnaarHemteluisteren
2EndeFarizeeënendeSchriftgeleerdenmordenenzeiden: Dezemanontvangtzondaarseneetmethen
3EnHijsprakdezegelijkenistothen,zeggende:
4Steldatiemandonderuhonderdschapenheefteneréén verliestLaathijdannietdenegenennegentiginde woestijnachterengaathijnietopzoeknaarhetverloren schaap,totdathijhetvindt?
5Enalshijhetgevondenheeft,legthijhetvolvreugdeop zijnschouders
6Enalshijthuiskomt,roepthijzijnvriendenenburen bijeenenzegttegenhen:Weesblijmetmij,wantikheb hetschaapgevondendatverlorenwas
7Ikzegudateralzoblijdschapzalzijnindehemelover éénzondaardiezichbekeert,meerdanover negenennegentigrechtvaardigen,diegeenbekeringnodig hebben.
8Ofwelkevrouwdietienpenningenheeft,eneréén verliest,steektnieteenlampaan,veegtniethethuisen zoektnietzorgvuldigtotdatzijhemvindt?
9Enalszijhemgevondenheeft,roeptzijhaarvriendinnen enburenbijeenenzegt:Weesblijmetmij,wantikhebde penninggevondendieikverlorenhad.
10ZozegIku:Erisookblijdschapvoordeengelenvan Godoveréénzondaardiezichbekeert
11EnHijzeide:Eenzekermenshadtweezonen.
12Endejongstevanhenzeidetotzijnvader:Vader,geef mijhetdeelvandegoederen,datmijtoekomtEnhij verdeeldehunzijnvermogen.
13Ennietveeldagenlaterhaddejongstezoonalles bijeengebrachtenwasopreisgegaannaareenverland, waarhijzijnvermogenverkwisttedooreenlosbandig leventeleiden
14Toenhijallesuitgegevenhad,ontstondereenzware hongersnoodindatland,enhijbegongebrektelijden.
15Hijgingnaareenlandgenootendiestuurdehemnaar zijnakkersomdevarkenstehoeden
16Hijverlangdeernaarzijnbuiktevullenmetdeschillen diedevarkensaten,maarniemandgafzehem
17Toenkwamhijtotzichzelfenzei:Hoeveeldagloners vanmijnvaderhebbenbroodinovervloed,enikvergavan dehonger!
18Ikzalopstaanennaarmijnvadergaanentothem zeggen:Vader,ikhebgezondigdtegendehemelenvooru,
19Ikbennietmeerwaarduwzoongenoemdteworden Beschouwmijalséénvanuwdagloners.
20Enhijstondop,enkwamtotzijnvaderMaartoenhij nogvervanhemverwijderdwas,zagzijnvaderhem,en werdmetontfermingbewogen,enlieptoe,envielhemom dehals,enkustehem
21EndezoonzeidetotHem:Vader,ikhebgezondigd tegendehemelenvooru,enbennietmeerwaarduwzoon genoemdteworden
22Maardevaderzeitegenzijnslaven:Haalhetbeste kleedhierentrekhethemaan,doehemeenringaanzijn handenschoenenaanzijnvoeten
23Enbrenghetgemestekalfhier,enslachthet;enlaten wijeten,envrolijkzijn
24Wantdezezoonvanmijwasdood,enisweerlevend geworden;hijwasverloren,enisgevonden.Enzij begonnenvrolijktezijn
25ZijnoudstezoonwasophetlandToenhijdichterbijhet huiskwam,hoordehijmuziekendans.
26Enhijriepeenvandedienarenenvroegwatditte betekenenhad
27Enhijzeidetothem:Uwbroerisgekomen,enuwvader heefthetgemestekalfgeslacht,omdathijhemgezonden welteruggekregenheeft
28Toenwerdhijboosenwildenietnaarbinnengaan. Daaromkwamzijnvadernaarbuitenendrongerbijhem opaan
29Enhijantwoorddeenzeidetotzijnvader:Zie,ikdienu nualzoveeljaren,enhebnooituwgebodovertreden;en tochhebtgijmijnooiteenbokjegegeven,opdatikmet mijnvriendenzouvrolijkzijn.
30Maarzodradiezoonvanugekomenis,dieuwbezitmet hoerenheeftopgemaakt,hebtuvoorhemhetgemestekalf geslacht.
31EnHijzeidetotHem:Kind,Gijzijtaltijdbijmij,enal hetmijneishetuwe
32Wijmoestenfeestvierenenblijzijn,wantdezebroer vanuwasdoodenisweerlevendgewordenHijwas verlorenenisgevonden
HOOFDSTUK16
1EnHijzeideooktotZijndiscipelen:Erwaseenzeker rijkman,dieeenrentmeesterhad,endezewerdbijHem beschuldigd,dathijzijngoederenverkwistte
2Enhijriephemenzeidetothem:Hoekanikditvanu horen?Geefrekenschapvanuwrentmeesterschap,want hetismogelijkdatgijgeenrentmeestermeerzijt.
3Toenzeiderentmeesterbijzichzelf:Watmoetikdoen? MijnheerneemtmijhetrentmeesterschapafGravenkan ikniet;voorbedelenschaamikmij
4Ikweetalwatikmoetdoen,zodatzemij,alsikuitmijn ambtwordgezet,weerinhunhuiskunnenopnemen
5Toenriephijalleschuldenaarsvanzijnheerbijzichen zeitegendeeerste:Hoeveelbentumijnheerschuldig?
6Enhijzeide:HonderdmatenolieEnhijzeidetothem: Neemuwhandschrift,enzithaastigneder,enschrijfvijftig.
7Toenzeidehijtoteenander:Enhoeveelzijtgijschuldig?
Enhijzeide:HonderdmatentarweEnhijzeidetothem: Neemuwhandschrift,enschrijftachtig.
8EndeHeerpreesdeonrechtvaardigerentmeester,omdat hijverstandighadgehandeldWantdekinderenvandeze
wereldzijninhungeneratieverstandigerdandekinderen vanhetlicht.
9EnIkzegu:Maakuvriendenuitdeonrechtvaardige mammon,opdatziju,wanneerutekortschiet,ontvangenin deeeuwigewoonplaatsen.
10Wiegetrouwisinhetminste,isookgetrouwinhet grote;enwieonrechtvaardigisinhetminste,isook onrechtvaardiginhetgrote.
11Indiengijdusmetdeonrechtvaardigemammonniet getrouwzijtgeweest,wiezaludanhetwaregoed toevertrouwen?
12Enindiengijinhetbezitvaneenandernietgetrouwzijt geweest,wiezaludanhetuwegeven?
13Geenenkeleslaafkantweeherendienen:wantófhijzal deenehatenendeandereliefhebben,ófhijzaldeene aanhangenendeandereverachten.GijkuntnietGod dienenèndeMammon
14EnookdeFarizeeën,diegeldgierigwaren,hoordendit allesenzijbespottenHem.
15EnHijzeidetothen:Gijzijthet,dieuzelfrechtvaardigt voordemensen,maarGodkentuwharten;wantwathoog isonderdemensen,iseengruwelindeogenvanGod.
16TotJohanneswarenerdeWetendeProfetenSindsdien wordthetKoninkrijkvanGodverkondigd,eniederdringt zicherinop.
17Engemakkelijkerzoudendehemelendeaardevergaan, dandatééntittelvandewetzouverdwijnen
18Wiezijnvrouwverstootenmeteenandertrouwt,pleegt overspelEnwiemeteenvrouwtrouwtdiedoorhaarman verstotenis,pleegtoverspel
19Erwaseenseenrijkman,diegekleedginginpurperen fijnlinnenendieelkedagprachtigfeestvierde
20Enerwaseenzekerebedelaar,metnameLazarus,die bijzijnpoortlag,volmetzweren,
21Enhijverlangdeernaarzijnhongertestillenmetde kruimelsdievandetafelvanderijkemanvielenMaarook dehondenkwamenenliktenzijnzweren.
22Enhetgebeurdedatdebedelaarstierfendoorde engelenindeschootvanAbrahamgedragenwerdOokde rijkemanstierfenwerdbegraven.
23Entoenhijindehelzijnogenopsloeg,terwijlhijinde pijnwas,zaghijAbrahamvanverreenLazarusinzijn schoot.
24Enhijriepenzei:VaderAbraham,weesmijgenadigen stuurLazarus,opdathijdetopvanzijnvingerinhetwater doopteenmijntongverkoelde,wantiklijdpijnindeze vlam
25MaarAbrahamzei:Kind,bedenkdatjijhetgoedeinje levenhebtontvangen,enLazarushetkwadeopdezelfde wijze;maarnuwordthijvertroost,maarjijlijdtpijn
26Enbovendiengaaptertussenonsenueengrotekloof, zodatzijdievanhiernaaruwillenkomen,datnietkunnen. Enookzijdievandaarwillenkomen,kunnendatniettot ons
27Toenzeihij:Ikbidudan,vader,datuhemnaarhethuis vanmijnvaderstuurt
28Wantikhebvijfbroers;laathijhungetuigenisgeven, opdatookzijnietindezeplaatsvanpijnigingkomen
29Abrahamzeitegenhem:ZehebbenMozesende profeten;latenzenaarhenluisteren.
30Maarhijzei:Nee,vaderAbraham,maaralsiemandvan dedodentothenheengaat,zullenzijzichbekeren
31EnHijzeidetotHem:IndienzijnaarMozesende profetennietluisteren,zullenzijzichooknietlaten gezeggen,indieniemanduitdedodenopstaat
HOOFDSTUK17
1ToenzeiHijtegendediscipelen:Hetisonmogelijkdater geenergernissenkomen.Maarweehem,doorwieze komen!
2Hetzoubetervoorhemzijndateenmolensteenomzijn nekwerdgehangenenhijindezeewerdgeworpen,dan dathijeenvandezekleinentotzondezouverleiden
3Weesopuwhoede:alsuwbroedertegenuzondigt, bestrafhemdan;enalshijberouwheeft,vergeefhem
4Enwanneerhijzevenmaalperdagtegenuzondigt,en zevenmaalperdagtotuterugkeertenzegt:Ikhebberouw, danmoetuhemvergeven
5EndeapostelenzeidentotdeHeer:Geefonsmeergeloof 6EndeHEEREzeide:Indiengijeengeloofhadalseen mosterdzaad,zoudtgijtotdezemoerbeiboomzeggen: Worduitgeruktenindezeegeplant;enhijzouu gehoorzamen.
7Enwievanuzal,alshijeenslaafheeftdieploegtofhet veehoedt,tegenhemzeggen,zodrahijvanhetveldkomt: Gaaantafel?
8Enzalhijnietveeleertothemzeggen:Maakhet avondmaalgereed,omgorduenbedienmij,totdatik gegetenengedronkenheb;endaarnazultuetenendrinken?
9Dankthijdiedienaarsoms,omdathijgedaanheeftwat hembevolenwas?Ikdenkhetniet
10Zomoetookgij,wanneergijallesgedaanhebtwatu bevolenis,zeggen:Wijzijnonnutteslaven;wijhebben gedaanwatwijmoestendoen
11Enhetgebeurde,toenHijnaarJeruzalemreisde,datHij doorSamariaenGalileatrok
12ToenHijeenzekerdorpbinnenging,kwamenHemtien melaatsemannentegemoet,dieopeenafstandblevenstaan.
13Enzijverhievenhunstemenzeiden:Jezus,Meester, ontfermUoverons
14EntoenHijhenzag,zeideHijtothen:Gaatheen, vertoontuaandepriestersEnhetgeschiedde,terwijlzij heengingen,datzijgereinigdwerden
15Eneenvanhenkeerdeterug,toenhijzagdathij genezenwas,enverheerlijkteGodmetluidestem, 16Enhijwierpzichopzijnaangezichtvoorzijnvoetenen dankteHem.EnditwaseenSamaritaan.
17EnJezusantwoorddeenzeide:Zijnnietalletien gereinigd?Enwaarzijndenegen?
18ErzijnergeengevondendieterugkerenomGodeerte geven,behalvedezevreemdeling
19EnHijzeidetothem:Staop,gaheen,uwgeloofheeftu behouden.
20EntoenHijdoordeFarizeeënondervraagdwerd, wanneerhetKoninkrijkGodszoukomen,antwoorddeHij hunenzeide:HetKoninkrijkGodskomtnietop waarneembarewijze
21Menzalooknietzeggen:Zie,hierishet!of:zie,daaris het!Wantzie,hetKoninkrijkGodsisbinneninu
22EnHijzeidetotdediscipelen:Erzullendagenkomen, datgijzultbegereneenvandedagenvandeZoondes mensentezien,engijzultdienietzien
23Enzijzullentotuzeggen:Ziehier,of:ZiedaarGaat hennietachternaenvolgthenniet.
24Wantzoalsdebliksemflitstvandeeneplaatsonderde hemelenlichtgeeftaandeandereplaatsonderdehemel, zozalookdeZoondesmensenzijnopzijndag.
25Maareerstmoethijveellijdenendoorditgeslacht verworpenworden
26EnzoalshetgebeurdeindedagenvanNoach,zozalhet ookzijnindedagenvandeZoondesmensen
27Zijaten,zijdronken,zijhuwdenenzijwerdenten huwelijkgegeven,totopdedagwaaropNoachdeark binnengingendevloedkwamenhenallenverdelgde
28OpdezelfdewijzealsindedagenvanLot:zijaten,zij dronken,zijkochten,zijverkochten,zijplantten,zij bouwden;
29MaaropdedagdatLotuitSodomvertrok,regendehet vuurenzwaveluitdehemelenvernietigdehenallen
30ZozalhetookgaanopdedagwaaropdeZoondes mensengeopenbaardwordt.
31Wieopdiedagophetdakzalzijn,terwijlzijnhuisraad inhuisis,moetnietnaarbenedengaanomhetmeete nemen.Enwieophetveldis,moetevenminterugkeren.
32DenkaanLotsvrouw
33Wiezijnlevenzalproberentebehouden,zalhet verliezen;maarwiezijnlevenverliest,zalhetbehouden.
34Ikzegu:Dienachtzullenertweemanneninéénbed liggen;deeenzalmeegenomenworden,deander achtergelaten.
35Tweevrouwenzullensamenaanhetmalenzijn;deene zalwordenmeegenomen,deandereachtergelaten
36Erzullentweemannenophetlandzijn;deeenzal wordenmeegenomen,deanderachtergelaten
37EnzijantwoorddenenzeidentotHem:Waar,Heere?
EnHijzeidetothen:Waarhetlichaamis,daarzullende arendenvergaderdworden
HOOFDSTUK18
1EnHijsprakeengelijkenistothenmethetoogdaarop, datzijaltijdmoestenbiddenennietverslappen.
2Enhijzeide:Erwaseenrechterineenstad,dieGodniet vreesdeenzichgeenmensaantrok
3Enerwaseenweduweindiestad,enzijgingnaarhem toeenzei:Doemijrechttegenovermijntegenpartij
4Eneentijdlangwildehijniet;maardaarnazeihijbij zichzelf:AlvreesikGodnietenalontzieikdemensniet, 5Maaromdatdezeweduwemijlastigvalt,zalikhaarrecht verschaffen.Anderszalzijsteedsterugkomenenmijhet levenzuurmaken
6EndeHEEREzeide:Hoort,watdeonrechtvaardige rechterzegt
7ZalGoddangeenrechtverschaffenaanZijn uitverkorenen,diedagennachttotHemroepen,hoewel Hijhenlaatwachten?
8Ikzegu,datHijhunspoedigrechtzalverschaffenMaar alsdeZoondesmensenkomt,zalHijdangeloofvindenop deaarde?
9EnHijsprakdezegelijkenistotsommigen,dievan zichzelfvertrouwden,datzijrechtvaardigwaren,enalde anderenverachtten:
10Tweemannengingennaardetempelomtebidden;de éénwaseenFarizeeërendeandereentollenaar
11DeFarizeeërstonddaarenbadditbijzichzelf:God,ik dankUdatiknietbenzoalsdeanderemensen:rovers, onrechtvaardigen,overspelersofookzoalsdezetollenaar 12Ikvasttweemaalperweekengeeftiendenvanalleswat ikbezit.
13Endetollenaarbleefvanverrestaanenwildezelfszijn ogennietopheffennaardehemel,maarsloegzichopde borstenzei:God,weesmij,zondaar,genadig.
14Ikzegu:Dezeginggerechtvaardigdnaarhuis,enniet deanderWantiederdiezichzelfverhoogt,zalvernederd worden,enwiezichzelfvernedert,zalverhoogdworden
15EnzijbrachtenookdekleinekinderentotHem,opdat Hijzezouaanraken.Maartoendediscipelendatzagen, bestraftenzijhen
16MaarJezusriephenbijZichenzei:Laatdekinderentot Mijkomenenverhindertzeniet,wantvoorzodanigenis hetKoninkrijkGods
17Voorwaar,Ikzegu:WiehetKoninkrijkGodsniet ontvangtalseenkind,zalhetbeslistnietbinnengaan.
18EneenleidervroegHem:GoedeMeester,watmoetik doenomheteeuwigeleventebeërven?
19EnJezuszeidetothem:WaaromnoemtgijMijgoed? Niemandisgoed,behalveEén,namelijkGod
20Gijkentdegeboden:Gijzultgeenoverspelplegen,gij zultnietdoden,gijzultnietstelen,gijzultgeenvals getuigenisafleggen,eeruwvaderenuwmoeder
21Enhijzeide:Aldezedingenhebikonderhoudenvan mijnjeugdaf.
22ToenJezusdithoorde,zeiHijtegenhem:Eénding ontbreektunog:verkoopalleswatuhebtendeelhetuit aandearmen,enuzulteenschathebbenindehemel.Kom danhier,volgMij
23Toenhijdithoorde,werdhijzeerbedroefd,wanthij waszeerrijk.
24ToenJezuszagdathijzeerbedroefdwas,zeiHij:Hoe moeilijkzullenzijdierijkzijn,hetKoninkrijkvanGod binnengaan!
25Wanthetisgemakkelijkervooreenkameelomdoorhet oogvaneennaaldtegaan,danvooreenrijkeomhet KoninkrijkvanGodbinnentegaan.
26Enzijdiedithoorden,zeiden:Wiekandanzalig worden?
27EnHijzeide:Dedingendieonmogelijkzijnbijde mensen,zijnmogelijkbijGod
28ToenzeiPetrus:Zie,wijhebbenallesverlatenenzijnU gevolgd.
29EnHijzeidetothen:Voorwaar,Ikzegu,erisniemand, diehuis,ouders,broers,vrouwofkinderenheeftverlaten omhetKoninkrijkGods,
30Dienietveelvoudigzalontvangenindezetijd,eninde toekomstigewereldheteeuwigeleven
31ToennamHijdetwaalfbijZichenzeitegenhen:Zie, wijgaanopnaarJeruzalem,enalleswatdoordeprofeten overdeZoondesmensengeschrevenis,zalvervuld worden
32Wanthijzalaandeheidenenovergeleverdworden,en hijzalbespot,mishandeldenbespuwdworden.
33EnzijzullenHemgeselenendoden,enopdederdedag zalHijopstaan
34Enzijbegrepennietsvandezedingen;enditwoordwas voorhenverborgen,enzijbegrepenniethetgeengezegd werd
35Enhetgebeurde,toenHijdichtbijJerichokwam,dater eenblindeaandewegzattebedelen.
36Toenhijdemenigtevoorbijhoordegaan,vroeghijwat ditbetekende.
37EnzijverteldenhemdatJezusvanNazareth voorbijkwam
38Enhijriepenzei:Jezus,ZoonvanDavid,weesmij genadig.
39Endegenendievooropgingen,bestraftenhem,dathij zouzwijgen;maarhijriepdestemeer:ZoonvanDavid, weesmijgenadig!
40EnJezusstonddaarengebooddatmenhembijHem zoubrengen.EntoenHijdichtbijkwam,vroegHijHem: 41Zeggende:WatwiltGij,datikUdoenzal?Enhijzeide: Heere,datikziendeworde
42EnJezuszeitegenhem:Wordziende,uwgeloofheeftu behouden
43EnterstondkonhijweerzienenvolgdeHem,terwijlhij Godverheerlijkte.Entoenhethelevolkdatzag,loofden zijGod
HOOFDSTUK19
1EnJezusgingJerichobinnenengingerdoorheen
2Enzie,erwaseenman,metnameZacheüs,eenoverste dertollenaars,enhijwasrijk
3EnhijzochtJezustezien,wiehijwas;maarvanwegede menigtekonhijdatniet,omdathijkleinvangestaltewas.
4Enhijrendevooruitenklomineenwildevijgenboom omHemtezien;wantHijzoudaarlangskomen
5ToenJezusbijdieplaatskwam,keekHijop,zaghemen zeitegenhem:Zacheüs,komsnelnaarbeneden,want vandaagmoetIkinuwhuisverblijven
6Enhijhaasttezich,kwamnaarbenedenenontvingHem metblijdschap
7Toenzijdatzagen,begonnenzijallentemorrenen zeiden:Hijisweggegaanomtegasttezijnbijeenzondaar.
8ToentradZacheüsopenzeitegendeHeer:Heer,dehelft vanmijnbezittingengeefikaandearmenEnalsik iemandietshebafgenomendoorhemvalstebeschuldigen, geefikhethemviervoudigterug
9EnJezuszeidetothem:Hedenisaandithuiszaligheid gekomen,omdatookhijeenzoonvanAbrahamis.
10WantdeZoondesmensenisgekomenomtezoekenen zaligtemakenwatverlorenwas
11Toenzijdithoorden,verteldeHijnogeengelijkenis, omdatHijdichtbijJeruzalemwasenzijdachtendathet KoninkrijkvanGodonmiddellijkzouaanbreken.
12Hijzeidan:Eenedelmangingnaareenverlandom voorzichzelfeenkoninkrijkinontvangsttenemenen daarnaterugtekeren
13Enhijriepzijntiendienaren,gafhuntienpondenenzei tegenhen:Handelermeetotdatikterugkom
14Maarzijnburgershaattenhemenlietenhemeen boodschapnametdeboodschap:Wijwillennietdatdeze mankoningoveronswordt
15Enhetgebeurde,toenhijterugkwam,nadathijhet koningschaphadontvangen,dathijdiedienarenaanwie hijhetgeldhadgegeven,bijzichlietroepen,opdathijzou weten,hoeveeliedermetdehandelhadverdiend.
16Toenkwamdeeersteenzei:Heer,uwpondheefttien pondenopgebracht
17Enhijzeidetothem:Goedgedaan,goedeslaaf!Omdat gijinhetminstegetrouwzijtgeweest,weesgij machthebberovertiensteden
18Endetweedekwamenzeide:Heere,uwpondheeftvijf pondenopgebracht.
19EnHijzeidetothem:Weesookgijovervijfsteden
20Eneenanderkwamenzei:Heere,zie,hierisuwpond, datikineenzweetdoekbewaardheb.
21Wantikvreesdeu,omdatueenstrengmanbent;uhaalt opwatuniethebtneergelegd,enumaaitwatuniethebt gezaaid
22Enhijzeidetothem:Uituweigenmondzaliku oordelen,gijbozedienstknecht.Gijwist,datikeenstreng manwas,dieopnam,watikniethadneergelegd,enmaaide, watikniethadgezaaid
23Waaromhebtgijdanmijngeldnietopdebankgestort, zodatikbijmijnterugkomsthetmetrentekonopeisen?
24Entotdegenendiedaarbijstonden,zeiHij:Neemhet pondvanhemafengeefhetaanhemdiedetienponden heeft
25(EnzijzeidentotHem:Heere,hijheefttienponden)
26WantIkzegu:Aaneenieder,dieheeft,zalgegeven worden;envanhem,dienietheeft,zalookwathijheeft, afgenomenworden
27Maardevijandenvanmij,dienietwildendatikover henzouregeren,moetenhierheenkomenenvoormijn ogenwordengedood
28NadatHijditgezegdhad,gingHijvooropensteegop naarJeruzalem
29Enhetgebeurde,toenHijBethfageenBethaniënaderde, bijdebergdiedeOlijfberggenoemdwordt,datHijtwee vanZijndiscipelenuitzond,
30Enzijzeiden:Gaatnaarhetdorpdattegenoveruligt; alsudaarkomt,zultueenveulenvindendatvastgebonden is,waaropnognooitiemandgezetenheeft;maakhetlosen brenghethier
31Enalsiemanduvraagt:Waarommaaktuhemlos?Dan moetuhemditantwoorden:OmdatdeHeerhemnodig heeft
32Enzij,diegezondenwaren,gingenheenenvondenhet, zoalsHijhungezegdhad
33Toenzijhetveulenlosmaakten,zeidendeeigenaren ervantothen:Waarommakenjulliehetveulenlos?
34Enzijzeiden:DeHEEREheefthemnodig
35EnzijbrachtenhemtotJezus,enzijlegdenhun klederenophetveulenenlietenJezusdaaropzitten.
36TerwijlHijvoortging,spreiddenzijhunklerenuitopde weg.
37ToenHijdichtbijkwam,juisttoenHijdeOlijfberg afdaalde,begondehelemenigtevandediscipelenzichte verheugenenGodmetluidestemteprijzenomalle wonderendiezijhaddengezien.
38enzeiden:GezegendisdeKoningdiekomtindeNaam vandeHeerVredeindehemeleneerindehoogste hemelen
39EnsommigenvandeFarizeeënuitdemenigtezeiden totHem:Meester,bestrafUwdiscipelen.
40EnHijantwoorddeenzeidetothen:Ikzegu,indien dezenzoudenzwijgen,zoudendestenenterstondroepen
41Entoenhijdichterbijkwam,zaghijdestadenweende overhaar,
42Enzijzeiden:Och,indiengijookopdezedagwist,wat totuwvrededient!Maarnuzijnzijvooruwogen verborgen
43Wanterzullendagenoverukomen,datuwvijanden eenverdedigingslinierondomuzullenopwerpen,enu zullenomsingelen,enuvanallekantenzullenbeletten, 44Enzijzullenumetdegrondgelijkmaken,enuw kindereninuwmidden;enzijzulleninugeensteenopde anderelaten,omdatgijdetijdvanuwbezoekingniethebt gekend
45EnHijgingdetempelbinnenenbegonhendiedaar verkochtenenhendiekochten,eruittedrijven
46enzeidentothen:Erstaatgeschreven:Mijnhuisiseen huisvangebed,maarjulliehebbenereenroversholvan gemaakt
47Enhijleerdedagelijksindetempel.Maarde overpriestersendeschriftgeleerdenendeleidersvanhet volkzochtenhemtedoden,
48Enzijvondennietwatzijmoestendoen,wanthethele volkluisterdeaandachtignaarhem
HOOFDSTUK20
1Enhetgebeurdeopeenvandiedagen,terwijlHijhet volkindetempelleerdeenhetEvangelieverkondigde,dat deoverpriestersendeschriftgeleerdenmetdeoudstentot Hemkwamen,
2EnHijspraktotHem,zeggende:Zegons,opgrondvan welkebevoegdheiddoetGijdezedingen?Ofwieishet,die Udezebevoegdheidheeftgegeven?
3EnHijantwoorddeenzeidetothen:Ikzaluookéénding vragen;enantwoordtMij:
4WasdedoopvanJohannesuitdehemelofvande mensen?
5Enzijoverlegdenbijzichzelfenzeiden:Indienwij zeggen:Uitdehemel,danzalHijzeggen:Waaromhebtgij Hemdannietgeloofd?
6Maaralswijzeggen:Uitdemensen,zalhethelevolkons stenigen,omdatzijervanovertuigdzijndatJohanneseen profeetwas.
7Enzijantwoordden,datzijnietwistenwaarhetvandaan kwam
8EnJezuszeitegenhen:Ikzeguooknietopgrondvan welkebevoegdheidIkdezedingendoe
9ToenbegonHijtothetvolkdezegelijkenistevertellen: Iemandplantteeenwijngaardenverpachttedieaan wijnbouwersDaarnavertrokhijvoorlangetijdnaareen verland.
10Toenhetdejuistetijdwas,stuurdehijeenslaafnaarde wijnbouwers,metdeopdrachthemvandevruchtvande wijngaardtegevenMaardewijnbouwerssloegenhemen stuurdenhemmetlegehandenweg.
11Enhijzondnogeenseenandereslaaf,maarookdie sloegenze,mishandeldenzehemenstuurdenzemetlege handenweg
12Enhijzondnogeenseenderde,maarookhem verwonddenzijenwierpenhemuit.
13Toenzeideheervandewijngaard:Watmoetikdoen? Ikzalmijngeliefdezoonsturen;misschienzullenzehem welontzienalszehemzien.
14Toendelandbouwershemzagen,overlegdenzeonder elkaarenzeiden:Ditisdeerfgenaam.Kom,latenwehem doden,danwordtdeerfenisvoorons
15Toenwierpenzijhemuitdewijngaardendooddenhem. Watzaldandeheerdeswijngaardshundoen?
16Hijzalkomenendezelandliedenverdelgen,ende wijngaardaananderengevenEntoenzijhethoorden, zeidenzij:Datzijverre.
17EnHijkeekhenaanenzeide:Watbetekentditdan,dat geschrevenstaat:Desteen,diedebouwersverworpen hebben,dieistoteenhoeksteengeworden?
18Iedereendieopdiesteenvalt,zalverbrijzeldworden; maaropwiehijvalt,zalhijvermalenworden.
19Endeoverpriestersendeschriftgeleerdenzochten terzelfdertijddehandenaanHemteslaan;enzijvreesden hetvolk,wantzijbegrependatHijdezegelijkenistothen sprak
20Enzijhieldenhemindegatenenzondenverspiedersuit, diezichvoordedenalsrechtvaardigemannen,opdatzijzijn woordenzoudengrijpenenhemalduszoudenoverleveren aandemachtenhetgezagvandestadhouder
21EnzijvroegenHem,zeggende:Meester,wijweten,dat Gijterechtspreektenleert,endatGijdepersoonvan niemandaanneemt,maardewegGodsinwaarheidleert
22Ishetonsgeoorloofdbelastingtebetalenaandekeizer, ofniet?
23MaarHijbemerktehunsluwheidenzeitegenhen: WaaromsteltuMijopdeproef?
24ToonmijeenpenningWiensbeeldenopschriftheeft het?Zijantwoorddenenzeiden:VanCaesar
25EnHijzeidetothen:Geefdanaandekeizerwatvande keizeris,enaanGodwatvanGodis
26Enzijkondenzijnwoordennietverstaaninde tegenwoordigheidvanhetvolk;zijverwonderdenzichover zijnantwoordenzwegen
27ToenkwamenerenkeleSadduceeënnaarHemtoe,die ontkennendatereenopstandingis,enzijvroegenHem:
28Hijzei:Meester,Mozesheeftonsgeschreven:Wanneer iemandsbroersterft,dieeenvrouwheeft,enhijsterft zonderkinderen,moetzijnbroerdiensvrouwnemenen voorzijnbroernageslachtverwekken
29ErwarenduszevenbroersDeeerstenameenvrouwen stierfzonderkinderen.
30Endetweedenamhaartotvrouw,enhijstierf kinderloos
31Endederdenamhaar,enevenzodezeven;enzijlieten geenkinderenna,enstierven
32Tenslottestierfookdevrouw.
33Indeopstandingdan,vanwievanhenzalzijdevrouw zijn?Wantzevenvanhenhebbenhaartotvrouwgehad
34EnJezusantwoorddeenzeidetothen:Dekinderen dezereeuwtrouwenenwordentenhuwelijkuitgegeven; 35Maarzijdiewaardiggeachtwordendiewereldende opstandinguitdedodenteverwerven,trouwennieten wordenniettenhuwelijkgegeven
36Ookkunnenzijnietmeersterven,wantzijzijngelijk aandeengelenenzijnkinderenvanGod,omdatzij kinderenvandeopstandingzijn
37Datdedodenopgewektworden,heeftookMozesbijde doornstruiklatenzien,toenhijdeHEEREdeGodvan Abraham,deGodvanIsaakendeGodvanJakobnoemde
38WantHijisgeenGodvandoden,maarvanlevenden, wantzijlevenHem.
39Toenantwoorddenenkeleschriftgeleerdenenzeiden: Meester,uhebthetgoedgezegd.
40Endaarnadurfdenzehemhelemaalgeenvraagmeerte stellen
41EnHijzeidetothen:Hoezeggenzij,datdeChristusde ZoonvanDavidis?
42EnDavidzelfzegtinhetboekderPsalmen:DeHEERE heefttotmijnHeeregesproken:ZitaanMijnrechterhand, 43TotdatIkuwvijandentoteenvoetbankvoorugemaakt heb
44DavidnoemtHemdanHeer;hoekanHijdanzijnzoon zijn?
45ToenzeiHijtegenzijndiscipelen,terwijlheelhetvolk hemhoorde:
46Weesopuwhoedevoordeschriftgeleerden,diegraag inlangegewadenrondlopenengesteldzijnop begroetingenopdemarkten,opdeereplaatseninde synagogenenopdeereplaatsenbijdefeesten
47Diedehuizenderweduwenopetenenvoordeschijn langegebedenuitspreken,diezullenzwaarderoordeel ontvangen
HOOFDSTUK21
1Enhijkeekopenzagderijkenhungavenindeofferkist werpen.
2Enhijzagookeenarmeweduwe,diedaartwee penningeninwierp
3Enhijzeide:Voorwaar,Ikzegu,datdezearmeweduwe meerdanalleneringeworpenheeft
4Wantzijallenhebbenvanhunovervloedeenofferaan Godgebracht,maarzijheeftvanhaararmoedealhet levensonderhouddatzijhad,eringeworpen
5Entoensommigenoverdetempelspraken,hoedie versierdwasmetprachtigestenenengeschenken,zeihij:
6Watuziet,erzullendagenkomenwaaropergeensteen opdeanderezalwordengelaten,dienietzalworden afgebroken.
7EnzijvroegenHem,zeggende:Meester,wanneerzullen dezedingengeschieden?Enwatzalertekenzijn,wanneer dezedingengeschieden?
8EnHijzeide:Ziettoe,datgijnietverleidt;wantvelen zullenkomenonderMijnNaamenzeggen:Ikbende Christus,endetijdnadert;gaatdannietachterhenaan.
9Wanneeruhoortvanoorlogenenonlusten,weesdanniet bang.Wantdiedingenmoeteneerstgebeuren,maarhet eindeisnognietnabij
10ToenzeiHijtegenhen:Hetenevolkzaltegenhet anderevolkopstaan,enhetenekoninkrijktegenhetandere koninkrijk.
11Erzullengroteaardbevingenzijnopverschillende plaatsen,hongersnodenenbesmettelijkeziektenErzullen vreselijketaferelenengrotetekenenuitdehemelkomen 12Maarvóórditalleszullenzedehandenaanuslaanenu vervolgen.Zezullenuoverleverenaandesynagogenen gevangenissenenuvoorkoningenenstadhoudersleiden omwillevanmijnnaam
13Enhetzalvoorutoteengetuigeniszijn.
14Neemudusterharte,datuvantevorennietnadenkt overwatuzultantwoorden
15WantIkzalueenmondeneenwijsheidgeven,dieal uwtegenstandersnietzullenkunnenweerstaanof ontkennen
16Engijzultverradenworden,zoweldooruwouders,als dooruwbroers,uwverwantenenuwvrienden;enzij zullensommigenvanuterdoodlatenbrengen
17Enjulliezullendoorallemensengehaatworden omwillevanmijnNaam.
18Maarerzalgeenhaarvanuwhoofdverlorengaan
19Bezituwzieleninuwgeduld
20WanneeruzietdatJeruzalemdoorlegersomsingeld wordt,weetdandathaarverwoestingnabijis
21LatendandegenendieinJudeazijn,vluchtennaarde bergen,endegenendieinhetmiddenvandestadzijn,eruit trekken,endegenendieopdeveldenzijn,ernietinkomen 22Wantditzijndagenvanwraak,waarinalwat geschrevenstaat,invervullinggaat
23Maarweedezwangerenendezogendenindiedagen, wanterzalgrotenoodzijninhetlandentoornoverdit volk
24Enzijzullenvallendoordescherptevanhetzwaarden ingevangenschapweggevoerdwordenonderalle heidenvolkenEnJeruzalemzaldoordeheidenenvertrapt worden,totdatdetijdenderheidenenvervuldzullenzijn
25Enerzullentekenenzijnaandezon,enaandemaan,en aandesterren;enopdeaardezalerbenauwdheidzijn onderdevolken,inradeloosheid;dezeeendegolven zullenbruisen;
26Demensenzullenbezwijkenvanangstenvreesvoorde dingendieoverdeaardekomenWantdemachtenvande hemelzullenwankelen.
27EndanzullenzijdeMensenzoonzienkomenopeen wolk,metgrotemachtenheerlijkheid
28Wanneerdezedingenbeginnentegebeuren,kijkdan omhoogenhefuwhoofdop,wantuwverlossingisnabij
29EnHijspraktotheneengelijkenis:Zie,devijgenboom enaldebomen;
30Wanneerzenuuitlopen,weetudatdezomernabijis
31Zomoetooku,wanneerudezedingenzietgebeuren, wetendathetKoninkrijkvanGodnabijis.
32Voorwaar,Ikzegu:ditgeslachtzalzekerniet voorbijgaan,voordathetallesgeschiedis
33Dehemelendeaardezullenvoorbijgaan,maarmijn woordenzullenbeslistnietvoorbijgaan
34Enweesopuwhoededatuwhartnietbezwaardwordt dooronmatigheidendronkenschapendoorzorgenvoordit leven,endatdiedagunietonverwachtsovervalt
35Wantalseenvalstrikzalhijkomenoverallendieophet heleaardoppervlakwonen
36Waakdaaromteallentijdeenbid,datuinstaatzultzijn omteontkomenaanaldiedingendiegebeuren,enomte kunnenbestaanvoordeZoondesmensen.
37OverdaggafHijonderrichtindetempel,en'snachts vertrokHijenverbleefopdebergdiedeOlijfberg genoemdwordt
38Enalhetvolkkwamdevolgendemorgenvroegnaar Hemtoeindetempel,omnaarHemteluisteren.
HOOFDSTUK22
1Hetfeestvandeongezuurdebroden,datPesachgenoemd wordt,wasnabij
2Endeoverpriestersendeschriftgeleerdenzochtennaar eenmanieromHemtedoden,wantzijwarenbangvoor hetvolk
3ToenvoerdesataninJudas,dieookIskariotheette,en dietotdetwaalfbehoorde.
4Enhijgingheenensprakmetdeoverpriestersende hoofdlieden,hoehijHemaanhenzouoverleveren
5Enzijwarenblijenkwamenovereenhemgeldtegeven.
6EnhijbeloofdeenzochteengelegenheidomHemaan henteverraden,terwijldemenigteafwezigwas 7Toenkwamdedagvandeongezuurdebroden,waarop hetPaschageslachtmoestworden
8EnHijzondPetrusenJohanneseropuitomtezeggen: GaatheenenmaaktvooronshetPaschagereed,zodatwij hetkunneneten
9EnzijzeidentotHem:WaarwiltGijdatwijhetbereiden?
10EnHijzeidetothen:Zie,wanneergijindestadkomt, zalueenmantegemoetkomen,dieeenkruikwaterdraagt; volghemtotinhethuis,waarhijbinnengaat.
11Engijzulttotdeheerdeshuizeszeggen:DeMeester zegttotu:Waarisdegastenkamer,waarIkhetPaschamet Mijndiscipelenkaneten?
12Enhijzalueengrotebovenzaallatenzien,diealdaaris ingerichtMaakdaardevoorbereidingen
13EnzijgingenheenenvondenhetzoalsHijhungezegd had,enzijmaaktenhetPaschagereed
14Entoenhetuuraangebrokenwas,gingHijaanzitten,en detwaalfapostelenmetHem.
15EnHijzeidetothen:Ikheberzeernaarverlangddit Paschametuteeten,eerIklijd
16WantIkzegu,Ikzaldaarvannietmeereten,totdathet vervuldisinhetKoninkrijkvanGod
17EnHijnamdebeker,sprakhetdankgebeduitenzei: Neemdezeendeelhemonderelkaar.
18WantIkzegu,Ikzalvandevruchtvandewijnstokniet meerdrinken,totdathetKoninkrijkGodsgekomenis
19EnHijnambrood,sprakdedankzegginguit,brakhet engafhethun,zeggende:DitisMijnlichaam,datvooru gegevenwordt;doetdittotMijngedachtenis
20Evenzodedrinkbekernaheteten,enHijzei:Deze drinkbekerishetnieuweverbondinMijnbloed,datvooru vergotenwordt
21Maarzie,dehandvanhemdieMijverraadt,ismetMij opdetafel
22Enhetiswaar,deZoondesmensengaatheen,zoals beslotenis;maarweediemensdoorwieHijverraden wordt!
23Enzijbegonnenonderelkaarteonderzoekenwievan henhetwasdieditzoudoen
24Erontstondooktwistonderhenoverdevraagwievan hendebelangrijkstezouzijn
25EnHijzeidetothen:Dekoningendervolkenoefenen heerschappijoverhenuit,enzij,diemachtoverhen uitoefenen,wordenweldoenersgenoemd
26Maargijzultnietzozijn;maarwieonderudegrootste is,moetwordenalsdejongste,enwiedeleideris,alswie dient.
27Wantwieismeerder,hijdieaanzit,ofhijdiedient?Is niethijdieaanzit,meerder?MaarIkbeninuwmiddenals iemanddiedient.
28Julliezijnhetdiesteedsbijmijgeblevenzijninmijn verzoekingen
29EnIkbeschikuhetkoninkrijk,zoalsMijnVaderMij beschiktheeft;
30opdatgijinmijnkoninkrijkaanmijntafelzultetenen drinken,enoptronenzultzittenendetwaalfstammenvan Israëlzultrichten.
31EndeHeerezeide:Simon,Simon,zie,desatanheeft zeerbegeerduliedenteziftenalsdetarwe
32MaarIkhebvoorugebeden,datuwgeloofnietzou bezwijkenEnalsgijeenmaaltotinkeergekomenzijt, versterkdanuwbroeders
33EnhijzeitegenHem:Heere,ikbenbereidmetUmee tegaan,zelfsindegevangenisenindedood
34EnHijzeide:Ikzegu,Petrus,dehaanzalhedenniet kraaien,eergijdriemaalzultverloochenen,datgijMijkent
35EnHijzeidetothen:ToenIkuuitzondzonderbeurs,en reistas,enschoenen,hebtgijtoenietstekortgekozen?En zijzeiden:Niets
36ToenzeiHijtegenhen:Maarwienueenbeursheeft, moetdiemeenemen,enevenzozijnreistas.Enwiegeen zwaardheeft,moetzijnkleedverkopenenereenkopen
37WantIkzegu,datwatgeschrevenstaat,noginMij vervuldmoetworden:EnHijisonderdeovertreders gerekend,wantdedingendieMijbetreffen,hebbeneen einde
38Enzijzeiden:Heere,zie,hierzijntweezwaarden.En Hijzeidetothen:Hetisgenoeg
39EnHijgingnaarbuitenenging,zoalsHijgewoonwas, naardeOlijfberg;enookZijndiscipelenvolgdenHem.
40ToenHijbijdieplaatsgekomenwas,zeiHijtegenhen: Biddatjullienietinverzoekingkomen
41EnHijtrokZichvanhenterug,ongeveereensteenworp ver,knieldenederenbad:
42EnHijzeide:Vader,indienGijwilt,neemdezebeker vanMijweg;dochnietMijnwil,maardeUwegeschiede.
43EnerverscheenHemeenengeluitdehemel,dieHem sterkte
44EnHijwerddoodsbangenbaddestevuriger.Enzijn zweetwerdalsgrotedruppelsbloed,dieopdeaardevielen
45EntoenHijvanhetgebedwasopgestaanenbijZijn discipelenwasgekomen,vondHijhenslapendvan droefheid,
46EnHijzeidetothen:Waaromslaaptgij?Staopenbid, opdatgijnietinverzoekingkomt.
47TerwijlHijnogsprak,zie,daarkwameenmenigte,en Judas,eenvandetwaalf,gingvoorhenuitenkwamnaar JezustoeomHemtekussen.
48MaarJezuszeitegenhem:Judas,verraadtudeZoon desmensenmeteenkus?
49ToenzijdiebijHemstonden,zagenwaterzou gebeuren,zeidenzijtotHem:Heere,zullenwijermethet zwaardopinslaan?
50Eneenvanhensloegdedienaarvandehogepriesteren sloeghemzijnrechterooraf
51EnJezusantwoorddeenzeide:Laathettothiertoegaan EnHijraakteZijnooraanengenashem
52ToenzeiJezustegendeoverpriesters,dehoofdmannen vandetempelendeoudstendienaarHemtoegekomen waren:Zijnjulliemetzwaardenenstokkenuitgetrokken alstegeneenmisdadiger?
53ToenIkdagelijksbijuindetempelwas,hebtugeen handnaarMijuitgestokenMaarditisuwuurendemacht vandeduisternis
54ToennamenzijHem,enleiddenHem,enbrachtenHem inhethuisvandenhogepriester;enPetrusvolgdevan verre
55Ennadatzijmiddenindezaaleenvuurhadden aangestokenenbijelkaarzaten,gingPetrusinhunmidden zitten
56Maareendienstmaagdzaghemzittenbijhetvuur,keek hemaandachtigaanenzei:Ookdezemanwasbijhem.
57EnhijverloochendeHemenzei:Vrouw,ikkenHem niet
58Ennaeenkortetijdzageenanderhem,enzeide:Gij zijtookvanhenEnPetruszeide:Mens,ikbenhetniet
59Enomstreekseenuurnadienbevestigdeeenandermet stelligheid,zeggende:Hetiswaar,dezemanwasookbij Hem;wanthijiseenGalileeër
60EnPetruszeide:Mens,ikweetniet,watgijzegt.En terstond,terwijlhijnogsprak,kraaidedehaan
61EndeHeerekeerdeZichom,enzagPetrusaanEn PetrusherinnerdezichhetwoorddesHeeren,hoeHijtot hemgezegdhad:Eerdehaangekraaidheeft,zultgijMij driemaalverloochenen
62EnPetrusgingnaarbuitenenweendebitter.
63EndemannendieJezusvasthielden,bespottenHemen sloegenHem
64Ennadatzehemgeblinddoekthadden,sloegenzehem inhetgezichtenvroegenhem:Profeteer,wieishetdieu geslagenheeft?
65Ennogveelmeerlasterlijkedingensprakenzijtegen Hem
66Enzodrahetdaggewordenwas,kwamendeoudsten vanhetvolk,deoverpriestersendeschriftgeleerdenbijeen enleiddenHeminhunraad,zeggende:
67ZijtGijdeChristus?ZeghetonsEnHijzeidetothen: IndienIkhetuzeg,zultgijnietgeloven;
68EnalsIkudanookvraag,zultumijnietantwoordenen mijnietlatengaan
69VannuafaanzaldeMensenzoonzittenaande rechterhandvandemachtvanGod
70Toenzeidenzijallen:ZijtGijdandeZoonvanGod?En Hijzeidetothen:Gijzegt,datIkhetben.
71Enzijzeiden:Wathebbenwijnogmeergetuigenissen nodig?Wijhebbenhetimmerszelfuitzijnmondgehoord
HOOFDSTUK23
1EndehelemenigtestondopenleiddeHemnaarPilatus. 2EnzijbegonnenHemtebeschuldigen,zeggende:Wij hebbenbevonden,datdezehetvolkinberoeringbrengt,en verbiedtdenkeizerbelastingtebetalen,endatHijvan Zichzelfzegt,datHijdeChristus,deKoning,is
3EnPilatusvroegHem,zeggende:ZijtGijdeKoningder Joden?EnHijantwoorddeHemenzeide:Gijzegthet.
4ToenzeiPilatustegendeoverpriestersenhetvolk:Ik vindgeenenkeleschuldindezeman
5Enzijwerdensteedsheftigerenzeiden:Hijhitsthetvolk openleertingeheelJudea,tebeginnenbijGalileatothier toe.
6ToenPilatusoverGalileahoorde,vroeghijofdeman eenGalileeërwas
7Toenhijeenmaalwistdathijonderhetgezagvan Herodesviel,stuurdehijhemnaarHerodes,diezichopdat momentookinJeruzalembevond
8ToenHerodesJezuszag,werdhijzeerverheugdHijhad Hemnamelijkallangwillenzien,omdathijveeloverHem hadgehoordEnhijhooptedatHijeenwonderzoudoen
9ToenondervroeghijHemmetvelewoorden,maarHij antwoorddeHemniets.
10Endeoverpriestersendeschriftgeleerdenstondenopen beschuldigdenHemheftig
11EnHerodesenzijnkrijgsliedenbespottenHemenlieten Hemeenschitterendgewaadaantrekken,waarnazeHem weernaarPilatusstuurden
12EnopdiezelfdedagwerdenPilatusenHerodesvrienden metelkaar,wantvoorheenleefdenzeinvijandschapmet elkaar.
13EnPilatusriepdeoverpriesters,deleidersenhetvolk bijeen,
14Enzijzeidentothen:Gijhebtdezenmantotmij gebracht,alsiemand,diehetvolkinberoeringbrengt;en zie,ikhebheminuwbijzijnondervraagd,enhebindezen geenschuldgevondenaangaandededingen,waarvangij hembeschuldigt
15OokHerodesniet,wantikhebunaarhemtoegestuurd, enzie,erishemnietsgedaandatdedoodverdient.
16Daaromzalikhemtuchtigenenloslaten
17(Wanthetisnoodzakelijkdathijhunophetfeest iemandloslaat.)
18Enzijschreeuwdeneendrachtig,zeggende:Wegmet dezeman,enlaatvooronsBarabbaslos!
19(Hijwerdwegenseenzekeroproerindestadenwegens moordindegevangenisgeworpen)
20PilatuswildeJezusechtervrijlatenensprakhen opnieuwtoe.
21Maarzijschreeuwden:KruisigHem,kruisigHem!
22EnHijzeidetothentenderdenmale:WatheeftHijtoch kwaadgedaan?IkhebgeenoorzaakdesdoodsinHem gevonden;daaromzalIkHemtuchtigenenHemlatengaan 23EnzijdrongenmetluidestemmenaaneneistendatHij gekruisigdzouworden.Endestemmenvanhenenvande overpriesterskregendeoverhand
24EnPilatusoordeeldedathuneiszouwordenvervuld
25Enhijliethundegenevrijdiewegensoproerenmoord indegevangeniswasgeworpen,omwiezijgevraagd hadden;maarJezusleverdehijoveraanhunwil
26EnterwijlzeHemwegleidden,grepenzeeenzekere SimonvanCyrene,dievanhetlandkwam,enzelegden hemhetkruisop,zodathijhetachterJezusaankondragen
27Eneengrotemenigtevanmensenenvrouwenvolgde Hem,enookzijbeweendenenrouwdenoverHem
28MaarJezuskeerdezichnaarhenomenzei:Dochters vanJeruzalem,weentnietoverMij,maarweentoveruzelf enoveruwkinderen
29Wantzie,erkomendagenwaaropmenzalzeggen: Zaligdeonvruchtbaren,endeschootdienietgebaardheeft, endeborstendienietgezoogdhebben
30Danzullenzebeginnentezeggentotdebergen:Valop ons,entotdeheuvels:Bedekons
31Wantalszijditaaneengroeneboomdoen,watzaler danmeteendorreboomgebeuren?
32Enerwerdennogtweeanderemisdadigersmethem meegevoerdomterdoodtewordengebracht
33EntoenzijbijdeplaatskwamendieGolgothagenoemd wordt,kruisigdenzijHemdaar,endekwaaddoeners,de eenaanderechterzijdeendeanderaandelinkerzijde
34ToenzeideJezus:Vader,vergeefhethun,wantzij wetennietwatzijdoen.EnzijverdeeldenZijnklederen,en wierpenhetlot
35Enhetvolkstondenzagtoe.Enookdeoverstenmet henbespottenHem,zeggende:AnderenheeftHijgered; laatHijZichzelvenredden,indienHijdeChristusis,de uitverkoreneGods
36EnookdesoldatenbespottenHem;zijkwamennaar HemtoeenbodenHemazijnaan,
37Enhijzei:IndienGijdekoningderJodenzijt,verlos Uzelven
38EnbovenhemwaseenopschriftgeschreveninGriekse, LatijnseenHebreeuwseletters:DITISDEKONINGDER JODEN
39Eneenvandemisdadigersdiegehangenwaren,lasterde Hemenzei:AlsUdeChristusbent,verlosdanUzelfen ons
40Maardeanderantwoorddeenbestraftehem:Vreest zelfsuGodniet,nuuhetzelfdevonnisondergaanhebt?
41Enwijdoendatterecht,wantwijontvangenvergelding naarwatwijgedaanhebbenMaardezemanheeftniets verkeerdsgedaan.
42EnhijzeitegenJezus:Heere,denkaanmij,wanneer GijinUwKoninkrijkgekomenzijt
43EnJezuszeidetothem:Voorwaar,Ikzegu,hedenzult gijmetMijinhetparadijszijn
44Enhetwasongeveerhetzesdeuur,enerkwam duisternisoverdegeheleaardetothetnegendeuur.
45Endezonwerdverduisterd,enhetvoorhangselvande tempelscheurdeinhetmidden
46EnJezusriepmetluidestem:Vader,inUwhanden beveelIkMijngeestEnnadatHijditgezegdhad,gafHij degeest
47Toendehoofdmanoverhonderdzagwatergebeurd was,verheerlijktehijGodenzei:Waarlijk,dezemanwas rechtvaardig
48Enalhetvolkdatbijeengekomenwasomdatte aanschouwen,sloegzichopdeborstenkeerdeterug
49EnalzijnbekendenendevrouwendiehemuitGalilea gevolgdwaren,blevenopeenafstandstaanenzagendit gebeuren
50Enzie,erwaseenman,metnameJozef,eenraadsman; enhijwaseengoedenrechtvaardigman.
51DezehadnietingestemdmethunraadendaadHijwas afkomstiguitArimathea,eenstadvandeJoden,enhij verwachtteookzelfhetKoninkrijkvanGod.
52DezemangingnaarPilatusenvroegomhetlichaam vanJezus.
53Toennamhijhetweg,wikkeldehetinlinnenenlegde hetineengrafdatinsteenwasuitgehouwen,waarinnog nooiteenmenswasgelegd
54Hetwasdevoorbereidingsdagendesabbatbrakaan.
55Enookdevrouwen,diemetHemuitGalileagekomen waren,volgdenHemenaanschouwdenhetgrafenhoeZijn lichaamdaarneergelegdwerd
56Toenkeerdenzijterug,maaktenspecerijenenzalven klaarenrusttenopdesabbatdag,overeenkomstighet gebod
1Opdeeerstedagvandeweekgingenzeheelvroeginde morgennaarhetgraf.Zebrachtendespecerijenmeedieze haddenbereid.Ooksommigengingenmethenmee.
2Enzijvondendesteenvanhetgrafweggerold
3Entoenzijnaarbinnengegaanwaren,vondenzijhet lichaamvandeHeereJezusniet.
4Enhetgebeurde,toenzijdaaroverzeerinverlegenheid waren,zie,tweemannenstondenbijheninblinkende klederen
5Entoenzijbevreesdwerdenenhungezichtteraarde bogen,zeidenzijtothen:WaaromzoektgijdeLevendebij dedoden?
6Hijishierniet,maarHijisopgewektHerinneruhoeHij totugesprokenheefttoenHijnoginGalileawas:
7Zijzeiden:DeZoondesmensenmoetovergeleverd wordenindehandenvanzondigemensenengekruisigd worden,enopdederdedagzalHijopstaan.
8Enzijherinnerdenzichzijnwoorden,
9Enhijkeerdeterugvanhetgraf,enverteldealdeze dingenaandeelfenaanaldeanderen.
10HetwarenMariaMagdalena,Johanna,Maria,de moedervanJakobus,enanderevrouwendiebijhenwaren, dieditaandeapostelenvertelden.
11Enhunwoordenlekenhunslechtsholleverhalen,enzij geloofdenzeniet
12ToenstondPetrusopenliepsnelnaarhetgraf.Entoen hijzichbukte,zaghijdelinnendoekenliggen,dieerapart lagenEnhijgingweg,terwijlhijzichverwonderdeover watergebeurdwas.
13Enzie,tweevanhengingendiezelfdedagnaareendorp datEmmaüsheetteendatongeveerzestigstadiënvan Jeruzalemlag.
14Enzijsprakensamenoveraldezedingendiegebeurd waren
15Enhetgebeurde,terwijlzijsamensprakenenoverleg pleegden,datJezusZelfnaarhentoekwamenmethen meeging
16MaarhunogenwerdenzovastgehoudendatzijHem nietherkenden
17EnHijzeidetothen:Watzijnditvoorredenen,diegij, wandelende,onderelkanderverhandelt,enwaaromzietgij somber?
18Eneenvanhen,wiensnaamKleopaswas,antwoordde enzeidetotHem:BentGijalleeneenvreemdelingin Jeruzalem,enweetGijniet,watdaarindezedagen geschiedis?
19EnHijzeidetothen:Wat?EnzijzeidentotHem: AangaandeJezusdeNazarener,DieeenProfeetwas, machtiginwerkenenwoordenvoorGodenalhetvolk:
20EnhoeonzeoverpriestersenleidersHemovergeleverd hebbenomterdoodveroordeeldteworden,enHem gekruisigdhebben
21WijvertrouwdeneropdatHijhetwasdieIsraëlzou verlossenEnbovendienishetvandaagaldederdedag sindsdezedingengebeurdzijn.
22Ookhebbenenkelevrouwenuitonsgezelschap,die vroegbijhetgrafwaren,onsverbaasd
23Entoenzijzijnlichaamnietvonden,gingenzijterugen zeidendatzijookeenvisioenvanengelenhaddengezien, diezeidendathijleefde
24Ensommigenvanhendiebijonswaren,gingennaar hetgrafenbevondenhetzoalsdevrouwengezegdhadden, maarHemzagenzijniet
25ToenzeiHijtegenhen:Oonverstandigenentragenvan hart,omtegelovenalwatdeprofetengesprokenhebben!
26MoestdeChristusnietaldezedingenlijdenenzoin zijnheerlijkheidbinnengaan?
27EnHijbegonbijMozesenbijaldeprofetenenlegde hunuitwatinaldeSchriftenoverHemgeschrevenstond 28Toenzijhetdorpnaderdenwaarheenzijgingen,deed HijalsofHijverderwildegaan
29Maarzijdrongenbijhemaan,zeggende:Blijfbijons; wanthetisbijdeavond,endedagisgedaald.Enhijging inombijhenteblijven
30Enhetgebeurde,terwijlHijmethenaanlag,datHijhet broodnam,hetzegende,brakenhethungaf.
31Enhunogenwerdengeopend,enzijherkendenHem; maarHijverdweenuithungezicht
32Enzijzeidentotelkaar:Wasonshartnietbrandendein ons,toenHijonderwegtotonssprakentoenHijvoorons deSchriftenopende?
33Enzijstondenopdatzelfdeuuropenkeerdenterugnaar Jeruzalem,envondendeelfvergaderd,enhendiebijhen waren,
34enzeiden:DeHeeriswaarlijkopgewektenisaan Simonverschenen
35Enzijverteldenwateronderweggebeurdwas,enhoe Hijdoorhenherkendwasbijhetbrekenvanhetbrood.
36Enterwijlzijaldusspraken,stondJezusZelfinhun middenenzeitothen:Vredeziju
37Maarzijwerdenzeerbevreesdenvreesden,enmeenden datzijeengeestzagen
38EnHijzeidetothen:Waaromzijtgijontsteld,en waaromrijzeneroverleggingenopinuwharten?
39Ziemijnhandenenmijnvoeten,datIkhetZelfben; betastMijenziet,wanteengeestheeftgeenvleesen beenderen,zoalsgijziet,datIkheb.
40EnnadatHijditgezegdhad,toondeHijhunZijn handenenZijnvoeten
41Entoenzijhetvanvreugdenognietkondengelovenen zichverwonderden,zeiHijtothen:Hebbenjulliehieriets teeten?
42EnzijgavenHemeenstukvaneengebakkenvisenvan eenhoningraat
43EnHijnamhetenathetvoorhunogenop
44EnHijzeidetothen:Ditzijndewoorden,dieIktotu sprak,toenIknogbijuwas,datallesvervuldmoest wordenwatoverMijgeschrevenstaatindewetvanMozes, indeprofetenenindepsalmen
45ToenopendeHijhunverstand,zodatzijdeSchriften begrepen,
46EnHijzeidetothen:Aldusstaatergeschreven,enaldus moestdeChristuslijdenenuitdedodenopstaanopde derdedag
47Eninzijnnaammoetbekeringenvergevingvanzonden geprediktwordenonderallevolken,tebeginnenbij Jeruzalem.
48Enjulliezijngetuigenvandezedingen
49Enzie,IkzenddebeloftevanMijnVaderopu;maaru moetindestadJeruzalemblijven,totdatubekleedzultzijn metkrachtuitdehoogte
50EnHijleiddehennaarbuitentotbijBethanië,enHij hiefZijnhandenopenzegendehen.
51Enhetgebeurde,terwijlHijhenzegende,datHijvan hengescheidenwerdenopgenomenindehemel.
52EnzijaanbadenHemenkeerdenmetgrotevreugde naarJeruzalemterug
53Enwijwarenvoortdurendindetempel,loofdenen prezenGod.Amen.
HOOFDSTUK1
1InhetbeginwashetWoordenhetWoordwasbijGoden hetWoordwasGod.
2DitwasinhetbeginbijGod
3AlledingenzijndoorhetWoordgemaakt,enzonderhet Woordisgeendinggemaaktdatgemaaktis
4InHemwaslevenenhetlevenwashetlichtdermensen
5Enhetlichtschijntindeduisternis,endeduisternisheeft hetnietbegrepen
6Erkwameenman,doorGodgezonden,enzijnnaamwas Johannes.
7Hijkwamalsgetuige,omtegetuigenvanhetLicht, opdatallemensendoorHemzoudengeloven
8HijwasnietdatLicht,maarwerdgezondenomvandat Lichttegetuigen
9DatwashetwareLicht,datiedermensverlichtdieinde wereldkomt.
10Hijwasindewereld,endewereldisdoorHem gemaakt,endewereldheeftHemnietgekend
11Hijkwamtothetzijne,maardezijnenhebbenHemniet aangenomen
12MaarallendieHemaangenomenhebben,hunheeftHij machtgegevenomkinderenvanGodteworden,namelijk dieinZijnNaamgeloven
13Dienietuitbloed,nochuitdewilvanvlees,nochuitde wilvaneenman,maaruitGodgeborenzijn.
14EnhetWoordisvleesgewordenenheeftonderons gewoond(enwijhebbenzijnheerlijkheidaanschouwd,een heerlijkheidalsvandeeniggeborenevandeVader),vol vangenadeenwaarheid
15JohannesgetuigdevanHemenriep:Dezewashetvan wieikzei:Hijdienamijkomt,isvóórmijgeworden,want Hijwasereerderdanik
16Enuitzijnvolheidhebbenwijallenontvangen,ook genadevoorgenade.
17WantdewetisdoorMozesgegeven,maardegenadeen dewaarheidzijndoorJezusChristusgekomen
18NiemandheeftooitGodgezien;deeniggeborenZoon, dieaandeboezemvandeVaderis,dieheeftHemons verklaard.
19EnditishetgetuigenisvanJohannes,toendeJoden priestersenLevietenuitJeruzalemstuurdenomhemte vragen:Wiebentu?
20Enhijbekendehetenontkendehetniet,maarhij bekende:IkbendeChristusniet
21Enzijvroegenhem:Watdan?ZijtgijElias?Enhij zeide:IkbenhetnietZijtgijdieprofeet?Enhij antwoordde:Neen
22ToenzeidenzijtotHem:WiezijtGij?opdatwijeen antwoordmogengevenaandegenen,dieonsgezonden hebbenWatzegtGijvanUzelf?
23Hijzei:Ikbendestemvaniemanddieroeptinde woestijn:MaakdewegvandeHeerrecht,zoalsdeprofeet Jesajagezegdheeft
24Endegenendiegezondenwaren,warenuitdeFarizeeën. 25EnzijvroegenHemenzeidentotHem:Waaromdoopt Gijdan,indienGijdeChristusnietzijt,nochElia,nochde profeet?
26Johannesantwoorddehunenzeide:Ikdoopmetwater, maarerstaatEénonderu,Diegijnietkent:
27Hijishet,dienamijkomtenvóórmijwordt,enwiens schoenriemiknietwaardigbenlostemaken
28DitgebeurdeinBethabara,aandeoverkantvande Jordaan,waarJohannesdoopte.
29DevolgendedagzagJohannesJezusnaarzichtoe komenenzei:Zie,hetLamGods,datdezondederwereld wegneemt.
30Dezeishetvanwieikzei:Namijkomteenmandie vóórmijwas,wanthijwasereerderdanik
31EnikkendeHemniet,maaropdatHijaanIsraël geopenbaardzouworden,daarombenikgekomenommet watertedopen
32EnJohannesgetuigdeenzei:IkhebdeGeestuitde hemelzienneerdalenalseenduif,enHijbleefopHem
33EnikkendeHemniet,maarHijdiemijgezondenheeft omtedopenmetwater,Dieheefttotmijgezegd:OpWie gijdeGeestzultziennederdalenenopHemblijven,Dieis hetDiemetdeHeiligeGeestdoopt
34Enikhebgezienengetuigd,datDezedeZoonvanGod is
35DevolgendedagstondJohanneserweermettweevan zijndiscipelen.
36EntoenhijJezuszaglopen,zeihij:Zie,hetLamGods!
37Endetweediscipelenhoordenhemsprekenenvolgden Jezus.
38EnJezuskeerdezichom,enzagdatzijHemvolgden, enzeidetothen:Watzoektgij?ZijzeidentotHem:Rabbi (watvertaaldbetekent:Meester),waarwoontGij?
39Hijzeidetothen:KomtenzietZijkwamenenzagen, waarHijwoonde,enblevendiedagbijHem;wanthetwas omtrenthettiendeuur
40EenvandetweedieJohanneshaddenhorensprekenen hemgevolgdwaren,wasAndreas,debroervanSimon Petrus.
41DezevondeerstzijnbroerSimonenzeitegenhem:Wij hebbendeMessiasgevonden,watvertaaldwordtals Christus
42EnhijbrachthemtotJezusEnJezus,hem aanschouwende,zeide:GijzijtSimon,dezoonvanJona; gijzultCefasgenoemdworden,hetgeenvertaaldwordt: Steen
43DevolgendedagwildeJezusnaarGalileagaanentrof Filippusaan,enzeitegenhem:VolgMij
44FilippuskwamuitBetsaïda,destadvanAndreasen Petrus.
45FilippusvondNathanaëlenzeitegenhem:Wijhebben HemgevondenoverwieMozesindeWetendeProfeten geschrevenheeft:Jezus,dezoonvanJozef,uitNazareth.
46EnNathanaëlzeidetotHem:KanuitNazarethiets goedszijn?FilippuszeidetotHem:Komenzie
47JezuszagNathanaëlnaarZichtoekomenenzeiover hem:Zie,werkelijkeenIsraëlietinwiegeenbedrogis!
48NathanaëlzeidetotHem:VanwaarkentGijMij?Jezus antwoorddeenzeidetothem:VóórFilippusuriep,toengij onderdevijgenboomwaart,zagIku
49NathanaëlantwoorddeenzeitegenHem:Meester,U bentdeZoonvanGod,UbentdeKoningvanIsraël.
50Jezusantwoorddeenzeidetothem:OmdatIktotu gezegdheb,datIkuonderdevijgenboomzag,gelooftgij? Gijzultgroteredingenziendandeze.
51EnHijzeidetotHem:Voorwaar,voorwaar,Ikzegu, vannuafzultgijdehemelgeopendzien,endeengelen GodsopstijgenenneerdalenopdeZoondesmensen
HOOFDSTUK2
1EnopdederdedagwasereenbruiloftteKanainGalilea; endemoedervanJezuswasdaar.
2EnJezuswerd,samenmetzijndiscipelen,uitgenodigd voordebruiloft
3Toenerbijhengebrekaanwijnwas,zeidemoedervan JezustegenHem:Zehebbengeenwijnmeer
4Jezuszeitegenhaar:Vrouw,wathebIkmetutemaken? Mijnuurisnognietgekomen
5Zijnmoederzeitegendedienaren:Alleswathijtegen julliezegt,moetjedoen.
6Ookstondendaarzesstenenwatervaten,volgenshet reinigingsgebruikvandeJoden,elkmeteeninhoudvan tweeofdrievaten.
7Jezuszeidetothen:VuldewatervatenmetwaterEnzij vuldenzetotaanderand
8Enhijzeidetothen:Schepthetnuuit,enbrengthetaan denleidervanhetfeestEnzijdroegenhet
9Toendeceremoniemeesterhetwatergeproefdhad,dat wijngewordenwas,enhijnietwistwaarhetvandaan kwam(maardedienarendiehetwatergeschepthadden, wistenhetwel),riepdeceremoniemeesterdebruidegom, 10Enhijzeitegenhem:Iedereenzeteerstdegoedewijn voor,enalsmenergoedvangedronkenheeft,dande mindere;maarjijhebtdegoedewijntotnutoebewaard
11DitwashetbeginvandewonderendieJezusdeedin KanainGalilea,enHijopenbaardezijnheerlijkheid;en zijndiscipelengeloofdeninhem
12HiernagingHijnaarKapernaüm,Hij,Zijnmoeder,Zijn broersenZijndiscipelenEnzijblevendaarnietlang
13EnhetPaschaderJodenwasnabij,enJezusgingop naarJeruzalem,
14Enzijvondenindetempeldeverkopersvanrunderen, schapenenduiven,endewisselaarszaten
15EnnadatHijeengeselvantouwtjesgemaakthad,dreef Hijzeallenuitdetempel,ookdeschapenenderunderen OokwierpHijhetgeldvandewisselaarsopdegronden gooidedetafelsomver.
16Entothen,diededuivenverkochten,zeideHij:Neem ditallesvanhierweg;maakthethuisvanMijnVaderniet toteenhuisvankoophandel.
17Enzijndiscipelenherinnerdenzichdatergeschrevenis: Deijvervooruwhuisheeftmijverteerd.
18ToenantwoorddendeJodenenzeidentotHem:Welk tekenlaatGijonszien,datGijdezedingendoet?
19Jezusantwoorddeenzeitegenhen:Breekdezetempel afenindriedagenzalIkhemweeropbouwen.
20ToenzeidendeJoden:Zesenveertigjaarisaandeze tempelgebouwd,enGijzulthemindriedagenlaten herrijzen?
21MaarHijsprakoverdetempelvanZijnlichaam
22ToenHijdanuitdedodenwasopgewekt,herinnerden ZijndiscipelenzichdatHijdittothengezegdhad,enzij geloofdendeSchriftenhetwoorddatJezusgesprokenhad
23ToenHijophetPascha,hetfeest,inJeruzalemwas, gingenveleninZijnNaamgeloven,omdatzedetekenen zagendieHijdeed
24MaarJezusvertrouwdeZichzelfnietaanhentoe,omdat Hijhenallenkende, 25Enhetwasnietnodigdatiemandvandemensgetuigde; wantHijwistwatindemenswas.
HOOFDSTUK3
1ErwaseenmanuitdeFarizeeën,genaamdNikodemus, eenoverstevandeJoden
2DezekwamdesnachtsnaarJezustoeenzeitegenHem: Meester,wijwetendatGijzijteenLeraarvanGod gekomen;wantniemandkandezetekenendoendieGij doet,alsGodnietmethemis.
3Jezusantwoorddeenzeitegenhem:Voorwaar,voorwaar, Ikzegu,alsiemandnietopnieuwgeborenwordt,kanhij hetKoninkrijkvanGodnietzien.
4NikodemuszeitegenHem:Hoekaneenmensgeboren wordenalshijoudis?Kanhijvoordetweedekeerinde buikvanzijnmoedergaanengeborenworden?
5Jezusantwoordde:Voorwaar,voorwaar,Ikzegu:tenzij iemandgeborenwordtuitwaterenGeest,kanhijhet KoninkrijkvanGodnietbinnengaan.
6Watuithetvleesgeborenis,isvlees;enwatuitdeGeest geborenis,isgeest
7VerwonderunietdatIktegenugezegdheb:Umoet wederomgeborenworden
8Dewindwaaitwaarheenhijwilenuhoortzijngeluid, maaruweetnietwaarhijvandaankomtofwaarhijheen gaatZoishetmetiedereendieuitdeGeestgeborenis
9NikodemusantwoorddeenzeidetotHem:Hoekunnen dezedingengebeuren?
10Jezusantwoorddeenzeitegenhem:Bentudeleraar vanIsraël,enweetudezedingenniet?
11Voorwaar,voorwaar,Ikzegu:WijsprekenwatWij weten,engetuigenwatWijgezienhebben,engijneemt Onsgetuigenisnietaan
12AlsIkuoveraardsezakenhebgesprokenenugelooft niet,hoezultudangelovenalsIkuoverhemelsezaken spreek?
13Enniemandisopgevarennaardehemel,dandieuitde hemelneergedaaldis,namelijkdeZoondesmensen,diein dehemelis
14EnzoalsMozesdeslangindewoestijnomhoog gehevenheeft,zomoetookdeZoondesmensenomhoog gehevenworden
15opdatiederdieinHemgelooft,nietverlorengaat,maar eeuwiglevenheeft
16WantGodhaddewereldzoliefdathijzijnenigeZoon heeftgegeven,opdatiedereendieinhemgelooft,niet verlorengaat,maareeuwiglevenheeft
17WantGodheeftzijnZoonnietnaardewereldgezonden opdatHijdewereldzouveroordelen,maaropdatdewereld doorhembehoudenzouworden
18WieinHemgelooft,wordtnietveroordeeld;wieniet gelooft,isalveroordeeld,omdathijnietgeloofdheeftinde NaamvandeeniggeborenZoonvanGod
19Enditishetoordeel,dathetlichtindewereldgekomen is,endemensenhebbendeduisternislievergehaddanhet licht,wanthunwerkenwarenslecht
20Wantiederdiekwaaddoet,haathetlichtenkomtniet tothetlicht,opdatzijndadennietbestraftworden
21Maarwiedewaarheiddoet,komttothetlicht,opdat vanzijndadenopenbaarwordtdatzijinGodgedaanzijn.
22HiernakwamenJezusenzijndiscipeleninJudea, blevendaarbijhenendoopten.
23EnookJohannesdoopteinEnonbijSalim,omdatdaar veelwaterwasZijkwamenenlietenzichdopen
24WantJohanneswasnognietindegevangenisgeworpen
25Toenontstondereengeschiltussenenkelediscipelen vanJohannesendeJodenoverdereiniging
26EnzijkwamentotJohannesenzeidentotHem:Rabbi, demandiebijuwasaandeoverzijdevandeJordaan,van wiegijgetuigdhebt,zie,HijdooptenallenkomentotHem 27Johannesantwoorddeenzei:Geenmenskaniets ontvangen,alshethemnietuitdehemelgegevenis
28Ugetuigtzelfvanmijdatikgezegdheb:Ikbennietde Christus,maarikbenvoorHemuitgezonden.
29Diedebruidheeft,isdebruidegom;maardevriendvan debruidegom,dieerbijstaatennaarhemluistert,verheugt zichzeeroverdestemvandebruidegom.Zoismijn blijdschapdanvervuld
30Hijmoetgroterworden,maarikkleiner
31Wievanbovenkomt,staatbovenallen.Wieuitdeaarde is,isaardsenspreektuitdeaardeWieuitdehemelkomt, staatbovenallen
32EnwatHijgezienengehoordheeft,datgetuigtHij;en niemandneemtZijngetuigenisaan
33Wiezijngetuigenisaanvaardt,heeftverzegelddatGod waarachtigis.
34WantHijDieGodgezondenheeft,spreektdewoorden Gods;wantGodgeeftHemdeGeestnietmetmate
35DeVaderheeftdeZoonliefenheeftalledingeninzijn handgegeven
36WieindeZoongelooft,heefteeuwigleven;maarwie deZoonongehoorzaamis,zalhetlevennietzien,maarde toornvanGodblijftophem
HOOFDSTUK4
1ToendeHeerdanvernamdatdeFarizeeënhadden gehoorddatJezusmeerdiscipelenmaakteendooptedan Johannes, 2(HoewelJezuszelfnietdoopte,maarzijndiscipelen,)
3HijverlietJudeaenvertrokopnieuwnaarGalilea.
4EnhijmoestdoorSamariagaan
5ToenkwamhijbijeenstadinSamaria,dieSicharheet, dichtbijhetstuklanddatJakobaanzijnzoonJozefhad gegeven
6EndaarwasdebronvanJakob.Jezusdan,vermoeidvan dereis,zataldusbijdebron;enhetwasomtrenthetzesde uur
7ErkwameenSamaritaansevrouwomwaterteputten Jezuszeitegenhaar:GeefMijtedrinken.
8(Wantzijndiscipelenwarennaardestadgegaanom voedseltekopen)
9ToenzeideSamaritaansevrouwtegenHem:HoekuntU, eenJood,mijomdrinkenvragen,terwijlIkeen Samaritaansevrouwben?WantJodengaannietommet Samaritanen
10Jezusantwoorddeenzeitegenhaar:AlsuwistwatGod geeftenwiehetisdietegenuzegt:GeefMijtedrinken, zouuhetHemhebbengevraagdenHijzouulevendwater hebbengegeven
11DevrouwzeitegenHem:Heer,Uhebtgeenemmerom meetescheppenendeputisdiep.WaarhaaltUdanhet levendewatervandaan?
12BentusomsgroterdanonzevaderJakob,dieonsdeput gafenerzelfuitdronk,metzijnkinderenenzijnvee?
13Jezusantwoorddeenzeitegenhaar:Iedereendievandit waterdrinkt,zalweerdorstkrijgen
14MaarwiedrinktvanhetwaterdatIkhemzalgeven,zal ineeuwigheidgeendorstmeerkrijgenIntegendeel,het waterdatIkhemzalgeven,zalinhemeenbronworden vanwaterdatopwelttotinheteeuwigeleven
15DevrouwzeitegenHem:Heer,geefmijdatwater,dan zalikgeendorstmeerhebbenenhoefiknietmeer hierheentekomenomteputten
16Jezuszeitegenhaar:Gaheen,roepjemanenkomhier 17Devrouwantwoorddeenzeide:Ikhebgeenman.Jezus zeidetothaar:Gijhebtterechtgezegd:Ikhebgeenman
18Wantgijhebtvijfmannengehad,endegene,diegijnu hebt,isuwmanniet.Dathebtgijnaarwaarheidgezegd.
19DevrouwzeitegenHem:Heer,ikziedatUeenprofeet bent
20Onzevaderenhebbenopdezebergaanbeden;engij zegt:inJeruzalemisdeplaatswaarmenmoetaanbidden 21Jezuszeitegenhaar:Vrouw,geloofMij,detijdkomt datjullienochopdezeberg,nochinJeruzalemdeVader zullenaanbidden
22Gijaanbidtwatgijnietweet;wijaanbiddenwatwij weten;wantdezaligheidisuitdeJoden.
23Maardetijdkomtenisnu,datdewareaanbiddersde VaderzullenaanbiddeningeestenwaarheidWantde Vaderzoektzulkeaanbidders.
24GodiseenGeest,enwieHemaanbidden,moetenHem aanbiddeningeesteninwaarheid
25DevrouwzeitegenHem:IkweetdatdeMessiaskomt (dieChristusgenoemdwordt)WanneerDiekomt,zalHij onsallesverkondigen
26Jezuszeitegenhaar:Ikbenhet,diemetuspreek.
27Entoenkwamenzijndiscipelenenverwonderdenzich eroverdathijmetdevrouwsprakNiemandzei:Watzoekt u?of:Waaromspreektumethaar?
28Toenlietdevrouwhaarwaterkruikstaan,gingnaarde stadenzeitegendemannen:
29Kom,zieeenmensdiemijallesverteldheeftwatik gedaanhebZouHijnietdeChristuszijn?
30ToengingenzijdestaduitenkwamenbijHem 31OndertussenvroegenzijndiscipelenHem:Meester,eet.
32MaarHijzeitegenhen:Ikhebvoedselomteeten,dat jullienietkennen.
33Daaromzeidendediscipelentotelkaar:Heeftiemand hemietsteetengebracht?
34Jezuszeitegenhen:Mijnspijsisdatikdewildoevan HemdieMijgezondenheeft,enZijnwerkvolbreng.
35Zegtgijniet:Hetzijnnogviermaanden,endankomt deoogst?Zie,Ikzegu:Slaatuwogenopenaanschouwt develden,wantzijzijnalwitomteoogsten
36Enwiemaait,ontvangtloonenverzameltvruchtvoor heteeuwigeleven,zodatzowelhijdiezaaitalshijdie maaitzichsamenkunnenverblijden
37Enhierinisdatwoordwaar:Deeenzaait,endeander maait.
38Ikhebjullieuitgezondenomteoogstenwaarvoorjullie geenenkeleinspanninghebbengeleverd.Anderenhebben gewerktenjulliezijninhunarbeidbetrokken
39EnvelenvandeSamaritanenuitdiestadgeloofdenin Hem,omhetwoordvandevrouw,diegetuigde:Alleswat ikgedaanheb,heeftHijmijverteld
40ToendeSamaritanenbijHemkwamen,verzochtenzij Hembijhenteblijven.EnHijbleefdaartweedagen.
41Ennogveelmeermensenkwamentotgeloofdoorzijn woord;
42Enzijzeidentotdevrouw:Nugelovenwijnietomuw woord,wantwijhebbenHemzelfgehoordenweten,dat DezewerkelijkisdeChristus,deHeilandderwereld.
43EnnatweedagenvertrokHijvandaarengingnaar Galilea
44WantJezusheeftZelfgetuigd,dateenprofeetinzijn eigenvaderlandgeeneerheeft
45ToenHijinGalileakwam,ontvingendeGalileeërsHem, omdatzijallesgezienhaddenwatHijinJeruzalemophet feestgedaanhadZijwarenimmersooknaarhetfeest gegaan
46ZokwamJezusweerinKanainGalilea,waarHijhet waterwijnmaakteEnerwaseenzekereedelman,wiens zoonziekwasinKapernaüm
47ToenhijhoordedatJezusuitJudeanaarGalileawas gekomen,ginghijnaarHemtoeensmeekteHemommee tegaanenzijnzoontegenezenWantdezelagopsterven
48ToenzeiJezustegenhem:Alsugeentekenenen wonderenziet,zultunietgeloven
49Deedelmanzeitegenhem:Heer,komtochnaar beneden,voordatmijnkindsterft.
50Jezuszeidetothem:Gaheen,uwzoonleeftEndeman geloofdehetwoord,datJezustothemgesprokenhad,en hijgingheen.
51Enterwijlhijafdaalde,kwamenzijndienarenhem tegemoetenberichttenhem:Uwzoonleeft
52Toenvroeghijhunhetuur,waarophijbeterwas gewordenEnzijzeidentothem:Gisterenophetzevende uurverliethemdekoorts
53Devaderwistdathetophetzelfdeuurwas,waarop Jezustegenhemhadgezegd:UwzoonleeftEnhij geloofde,enheelzijnhuis
54DitwasalweerhettweedewonderdatJezusdeed,toen HijvanuitJudeanaarGalileakwam
HOOFDSTUK5
1HiernawasereenfeestvandeJoden,enJezusgingnaar Jeruzalem
2NuiserinJeruzalem,bijdeSchaapsmarkt,eenbadhuis, datinhetHebreeuwsBethesdaheet,endatvijf zuilengangenheeft.
3Daarlageengrotemenigtevanmachtelozemensen, blinden,lammenenverdordemensen,wachtendopde bewegingvanhetwater
4Wantopeengegevenmomentdaaldeereenengelinhet badwaterafenberoerdehetwater.Alsdaniemanderals eersteinstaptenadathetwaterberoerdwas,werdhij genezenvanwelkeziektehijookhad
5Enerwaseenmandiealachtendertigjaarziekwas.
6ToenJezushemzagliggenenwistdathijallangetijdzo lag,zeiHijtegenhem:Wiltugezondworden?
7DeziekeantwoorddeHem:Heer,ikhebgeenmensom mij,zodrahetwaterinberoeringkomt,inhetbadte werpen;enterwijlikonderwegben,daalteenandervóór mijaf.
8Jezuszeitegenhem:Staop,neemuwbedopenloop.
9Enterstondwerddemangezond,enhijnamzijnbedop enliepHetwassabbatopdiedag
10DeJodenzeidendantotdegenezene:Hetissabbat;het isunietgeoorloofduwbedtedragen
11Hijantwoorddehun:Hijdiemijgezondgemaaktheeft, Dieheefttotmijgezegd:Neemuwbedopenwandel
12ToenvroegenzijHem:Wieisdemandietotuzei: Neemuwbedopenloop?
13Endegenediegenezenwerd,wistnietwiehetwas WantJezushadZichteruggetrokken,omdaterveel mensenopdieplaatswaren.
14DaarnavondJezushemindetempelenzeitegenhem: Zie,jebentgezondgewordenZondignietmeer,opdatje nietietsergersoverkomt.
15DemangingwegenverteldedeJodendathetJezus wasdiehemgezondhadgemaakt
16DaaromvervolgdendeJodenJezusenprobeerdenHem tedoden,omdatHijdezedingenopdesabbatdeed
17MaarJezusantwoorddehun:MijnVaderwerkttotnu toe,enIkwerkook.
18DaaromprobeerdendeJodenhemdestemeertedoden, omdathijnietalleendesabbatschond,maarookGodzijn VadernoemdeenzichzelfdaarmeeaanGodgelijkstelde.
19Jezusantwoorddeenzeitegenhen:Voorwaar, voorwaar,Ikzegu:deZoonkannietsvanZichzelfdoen, ofHijmoethetdeVaderziendoen.WantalwatDiedoet, datdoetookdeZoonopdezelfdewijze
20WantdeVaderheeftdeZoonliefentoontHemalwat Hijzelfdoet.EnHijzalHemgroterewerkentonendan deze,zodatuzichverwondert
21WantzoalsdeVaderdedodenopwektenlevendmaakt, zomaaktookdeZoonlevendwieHijwil.
22WantdeVaderoordeeltniemand,maarheefthetgehele oordeelaandeZoongegeven;
23DatallemensendeZooneren,zoalszijdeVadereren. WiedeZoonnieteert,eertdeVaderniet,dieHem gezondenheeft
24Voorwaar,voorwaar,Ikzegu:WieMijnwoordhoort enHemgelooftDieMijgezondenheeft,heefteeuwig levenenkomtnietinhetoordeel,maarisovergegaanuit dedoodinhetleven.
25Voorwaar,voorwaar,Ikzegu:Detijdkomtenisnu, datdedodennaardestemvandeZoonvanGodzullen horen,endatzijdiehaarhoren,zullenleven
26WantzoalsdeVaderlevenheeftinZichzelf,zoheeft HijookdeZoongegevenleventehebbeninZichzelf, 27EnHijheeftHemmachtgegevenomookhetoordeelte voltrekken,omdatHijdeZoondesmensenis
28Verwonderuhieroverniet,wantdetijdkomtdatallen dieindegravenzijn,zijnstemzullenhoren, 29Enzijzullentevoorschijnkomen:zijdiehetgoede gedaanhebben,totdeopstandingtenleven,enzijdiehet kwadegedaanhebben,totdeopstandingterverdoemenis 30IkkanuitMijzelfnietsdoen;gelijkIkhoor,oordeelIk, enMijnoordeelisrechtvaardig,omdatIknietMijneigen wilzoek,maardewilvanHem,DieMijgezondenheeft
31Alsikovermijzelfgetuig,ismijngetuigenisniet betrouwbaar.
32EriseenanderdievanMijgetuigt,enIkweetdathet getuigenisdathijvanMijgetuigt,waaris.
33JulliehebbentotJohannesgezonden,enhijheeftvoor dewaarheidgetuigd
34Maarikneemgeengetuigenisvanmensenaan,maarik zegdit,opdatuzaligwordt.
35Hijwaseenbrandendenschijnendlicht,enuhebtu vooreenkortetijdinzijnlichtwillenverheugen
36Maarikhebeengetuigenisdatgroterisdandatvan JohannesWantdewerkendiedeVaderMijgegevenheeft omtevoltooien,dezelfdewerkendieIkdoe,getuigenvan MijdatdeVaderMijgezondenheeft
37EndeVader,dieMijgezondenheeft,heeftZelfvanMij getuigd.GijhebtZijnstemnooitgehoord,nochZijn gedaantegezien
38Enzijnwoordblijftnietinu,wantdieHijgezonden heeft,diegelooftuniet.
39OnderzoekdeSchriften,wantudenktdaardooreeuwig leventehebben,enzezijnhetdievanMijgetuigen
40EngijwiltniettotMijkomen,opdatgijlevenhebt.
41Ikontvanggeeneervanmensen
42Maarikkenu:uhebtdeliefdevanGodnietinu
43IkbengekomenindenaamvanmijnVaderenu ontvangtMijnietAlseenanderkomt,inzijneigennaam, diezultuontvangen
44Hoekuntugeloven,terwijlueervanelkaarontvangten deeerdiealleenvanGodkomt,nietzoekt?
45DenknietdatIkubijdeVaderzalaanklagen;eris Iemanddieuaanklaagt,namelijkMozes,opwieuhebt vertrouwd
46WantalsuMozeshadgeloofd,zouuMijhebben geloofd,wanthijheeftoverMijgeschreven.
47Maaralsuzijngeschriftennietgelooft,hoezultudan mijnwoordengeloven?
HOOFDSTUK6
1HiernastakJezushetmeervanGalileaover,datwil zeggenhetmeervanTiberias
2EneengrotemenigtevolgdeHem,omdatzijdetekenen zagendieHijaandeziekendeed.
3EnJezusgingdebergopenzatdaarmetzijndiscipelen
4EnhetPascha,hetfeestvandeJoden,wasnabij
5ToenJezusdanzijnogenopsloegenzagdatereengrote menigtenaarHemtoekwam,zeiHijtegenFilippus:Waar zullenwijbroodkopen,zodatdezemensenkunneneten?
6EnditzeiHijomHemopdeproeftestellen,wantHij wistzelfwatHijzoudoen
7FilippusantwoorddeHem:Voortweehonderddenariën broodisvoorhennietgenoeg,zodatiedervanhenermaar eenkleinbeetjevankannemen
8Eenvanzijndiscipelen,Andreas,debroervanSimon Petrus,zeitegenhem:
9Erishiereenjongenmetvijfgerstebrodenentweevisjes Maarwathebbendievoorzoveel?
10EnJezuszei:LaatdemannenzittenErwasnuveelgras opdieplaatsDemannengingenduszitten,ingetal ongeveervijfduizend.
11EnJezusnamdebroden,ennadatHijgedankthad, verdeeldeHijzeonderdediscipelen,endediscipelen
verdeeldenzeonderhendiedaarzatenEvenzoookvande vissen,zoveelalszijwilden.
12Toenzeverzadigdwaren,zeiHijtegenZijndiscipelen: Verzameldeovergeblevenstukken,zodaternietsverloren gaat.
13Zijverzameldenzeenvuldentwaalfmandenmetde stukkenvandevijfgerstebrodendieovergeblevenwaren voorhendiegegetenhadden.
14ToendemannenhetwonderzagendatJezushadgedaan, zeidenze:Ditiswerkelijkdeprofeetdieindewereldzou komen
15ToenJezusbegreepdatzevanplanwarenomhemmet geweldmeetenemenenkoningtemaken,vertrokhijweer helemaalalleennaardeberg
16Entoenhetalavondwasgeworden,daaldenzijn discipelenafnaardezee,
17Engingineenschip,envoeroverdezeenaar KapernaümEnhetwasaldonkergeworden,enJezuswas niettothengekomen.
18Endezeeontstonddooreenhevigewinddiewoei 19Toenzeongeveervijfentwintigofdertigstadiënverder geroeidhadden,zagenzeJezusophetmeerlopenendicht bijhetschipkomenZewerdenbang
20MaarHijzeitegenhen:Ikbenhet;weesnietbang
21Toennamenzehemgewilligopinhetschip.Enmeteen laghetschipaandeoevervandewegwaarheenzegingen 22Toendemenigtedieaandeoverkantvandezeestond, devolgendedagzagdatergeenanderschipwasdandat waarinzijndiscipelenwarengegaan,endatJezusnietmet zijndiscipeleninhetschipwasgegaan,maardatzijn discipelenalleenwarenweggegaan,
23(MaarerkwamennoganderebotenuitTiberiasdichtbij deplaatswaarzijbroodgegetenhadden,nadatdeHeer gedankthad.)
24ToendemenigtezagdatJezusdaarnietwas,enook zijndiscipelenniet,gingenookzijscheepengingennaar KafarnaümomJezustezoeken.
25ToenzijHemaandeoverkantvandezeevonden, zeidenzijtotHem:Meester,wanneerzijtGijhiergekomen?
26Jezusantwoorddehunenzei:Voorwaar,voorwaar,Ik zegu,uzoektMijnietomdatutekenengezienhebt,maar omdatuvandebrodengegetenhebtenverzadigdbent
27Werknietomdespijsdievergaat,maaromdespijsdie blijfttotinheteeuwigelevenDeZoondesmensenzalu diegevenWantHemheeftGod,deVader,verzegeld 28ToenzeidenzijtotHem:Watmoetenwijdoen,opdat wijdewerkenGodsmogendoen?
29Jezusantwoorddeenzeitegenhen:Ditishetwerkvan God:datugelooftinHemdieHijgezondenheeft
30ZijzeidendantotHem:WelktekenlaatGijdanzien, opdatwijUmogengeloven?WatdoetGij?
31Onzevooroudershebbenhetmannaindewoestijn gegeten,zoalsgeschrevenstaat:BrooduitdehemelgafHij hunteeten
32Jezuszeitegenhen:Voorwaar,voorwaar,Ikzegu:niet Mozesheeftuhetbrooduitdehemelgegeven,maarMijn Vadergeeftuhetwarebrooduitdehemel.
33WanthetbroodvanGodisHijdieuitdehemel neerdaaltenaandewereldhetlevengeeft
34ToenzeidenzijtotHem:Heere,geefonsaltijdditbrood.
35EnJezuszeidetothen:IkbenhetBrooddeslevens;wie totMijkomt,zalbeslistgeenhongermeerhebben,enwie inMijgelooft,zalbeslistgeendorstmeerhebben
36MaarIkhebugezegd:OokuhebtMijgezien,maaru gelooftMijniet.
37AlwatdeVaderMijgeeft,zaltotMijkomen;enwietot Mijkomt,zalIkbeslistnietuitwerpen
38WantIkbenuitdehemelneergedaald,nietomMijnwil tedoen,maardewilvanHemDieMijgezondenheeft
39EnditisdewilvanHemdieMijgezondenheeft,datIk nietsverliesvanalleswatHijMijgegevenheeft,maardat Ikhetopwekopdejongstedag
40EnditisdewilvanHemdieMijgezondenheeft,dat iederdiedeZoonaanschouwteninHemgelooft,eeuwig levenheeft;enIkzalhemopwekkenopdelaatstedag
41ToenmordendeJodentegenHem,omdatHijgezegd had:Ikbenhetbrooddatuitdehemelisneergedaald
42Enzijzeiden:IsditnietJezus,dezoonvanJozef,wiens vaderenmoederwijkennen?HoekanHijdanzeggen:Ik benuitdehemelneergedaald?
43Jezusantwoorddeenzeitegenhen:Mornietonder elkaar.
44NiemandkantotMijkomen,tenzijdeVader,DieMij gezondenheeft,hemtrekt;enIkzalhemopwekkenopde jongstedag.
45Erstaatgeschrevenindeprofeten:Enzijzullenallen doorGodgeleerdwordenEeniederdan,dievandeVader gehoordengeleerdheeft,komttotMij.
46NietdatiemanddeVadergezienheeft,behalvehijdie vanGodis;dieheeftdeVadergezien
47Voorwaar,voorwaar,Ikzegu:WieinMijgelooft,heeft eeuwigleven
48Ikbenhetbrooddeslevens
49Uwvooroudershebbenindewoestijnhetmanna gegetenenzijngestorven
50Ditishetbrooddatuitdehemelneerdaalt,opdatde menservaneetennietsterft.
51Ikbenhetlevendebrooddatuitdehemelisneergedaald Alsiemandvanditbroodeet,zalhijineeuwigheidleven EnhetbrooddatIkzalgeven,ismijnvlees,voorhetleven vandewereld
52DeJodentwisttendanookonderelkaarenzeiden:Hoe kandezemanonszijnvleesteetengeven?
53Jezuszeitegenhen:Voorwaar,voorwaar,Ikzegu:alsu hetvleesvandeMensenzoonnieteetenzijnbloedniet drinkt,hebtugeenleveninuzelf.
54Wiemijnvleeseetenmijnbloeddrinkt,heefteeuwig leven,enIkzalhemopwekkenopdelaatstedag.
55Wantmijnvleesiswaarlijkvoedselenmijnbloedis waarlijkdrank
56WieMijnvleeseetenMijnbloeddrinkt,blijftinMijen Ikinhem.
57ZoalsdelevendeVaderMijgezondenheeftenIkleef doordeVader,zozalookhijdieMijeet,levendoorMij
58DitishetbrooddatuitdehemelisneergedaaldHetis nietzoalshetmannadatuwvooroudersatenenwaardoor zijgestorvenzijn.Wievanditbroodeet,zalineeuwigheid leven
59DezedingenzeiHijindesynagoge,toenHijte Kapernaümonderwees.
60Toendanookvelenvanzijndiscipelendithoorden, zeidenzij:Dezewoordenzijnhard;wiekanzeaanhoren?
61ToenJezusbijZichzelfwistdatZijndiscipelenhierover morden,zeiHijtegenhen:Neemtdituindemaling?
62EnalsunueensdeMensenzoonzietopvarennaarde plaatswaarHijeerstwas?
63HetisdeGeestdielevendmaakt,hetvleesheeftgeen enkelnutDewoordendieIktotuspreek,zijngeestenzijn leven
64Maarerzijnsommigenonderudienietgeloven.Want Jezuswistvanhetbeginafwiehetwarendieniet geloofden,enwieHemzoudenverraden
65EnHijzeide:DaaromhebIktotugezegd,datniemand totMijkomenkan,tenzijhethemdoorMijnVader gegevenis.
66Vanafdatmomentgingenvelenvanzijnleerlingen terugengingennietmeermethemmee
67ToenzeiJezustegendetwaalf:Wiltuooknietweggaan?
68SimonPetrusantwoorddeHem:Heere,totwiezouden wijheengaan?Gijspreektwoordenvaneeuwigleven
69Enwijhebbengeloofdenerkend,datGijzijtde Christus,deZoonvandelevendeGod
70Jezusantwoorddehun:HebIknietjullietwaalf uitgekozen?Enéénvanjullieiseenduivel.
71HijbedoeldeJudasIskariot,dezoonvanSimon,want hijwashetdieHemzouoverleveren,eenvandetwaalf
HOOFDSTUK7
1HiernatrokJezusrondinGalilea.Hijwildenamelijkniet inJudearondtrekken,omdatdeJodenHemwildendoden 2HetLoofhuttenfeestvandeJodenwasbijnaaangebroken 3ZijnbroerszeidendantotHem:Gavanhierenganaar Judea,opdatookUwdiscipelendewerkenziendieGij doet
4Wanterisgeenmensdieietsinhetverborgenedoet,en hijzoektzelfopenbaartewordenIndiengijdezedingen doet,vertoonudanaandewereld
5Wantookzijnbroersgeloofdennietinhem.
6ToenzeiJezustegenhen:Mijntijdisnognietgekomen, maarjullietijdisaltijdbereid
7Dewereldkanuniethaten,maarMijhaatzij,omdatIk vanhaargetuig,dathaarwerkenslechtzijn
8Gaatgijliedenopnaarditfeest;Ikganognietopnaardit feest,wantMijntijdisnognietvervuld.
9NadatHijdezewoordentothengesprokenhad,bleefHij inGalilea
10Maartoenzijnbroerswegwaren,gingookhijnaarhet feest,nietopenlijk,maarinhetgeheim
11ToenzochtendeJodenHemophetfeestenvroegen: WaarisHij?
12EnerontstondveelgemoronderhetvolkoverHem Wantsommigenzeiden:HijiseengoedmanAnderen zeiden:Neen,maarHijbedriegthetvolk.
13Maarniemandsprakopenlijkoverhem,uitvreesvoor deJoden
14Toenhetfeestbijnavoorbijwas,gingJezusnaarde tempelengafonderwijs
15EndeJodenverwonderdenzichenzeiden:Hoekan dezemandetaalverstaan,terwijlhijnooitgeleerdheeft?
16Jezusantwoorddehunenzei:MijnleerisnietvanMij, maarvanHemDieMijgezondenheeft.
17AlsiemanddewilheeftomZijnwiltedoen,zalhijvan dezeleerwetenofzijvanGodkomt,danwelofIkuit Mijzelfspreek
18Wieuitzichzelfspreekt,zoektzijneigeneer;maarwie deeerzoektvanhemdiehemgezondenheeft,dieis waarachtigenerisgeenongerechtigheidinhem 19HeeftMozesudewetnietgegeven?Entochhoudt niemandvanudewet.Waaromwiltumijdoden?
20Hetvolkantwoorddeenzeide:Gijhebteenduivelinu; wieisvanplanutedoden?
21Jezusantwoorddeenzeitegenhen:EénwerkhebIk gedaan,enuverwondertzicherallenover
22DaaromheeftMozesudebesnijdenisgegeven,niet omdathetvanMozesis,maaromdathetvandevaderenis Opdesabbatdagmoetueenmensbesnijden
23Wanneeriemandopdesabbatdagbesnedenwordt, zodatdewetvanMozesnietovertredenwordt,zijnjullie danboosopMij,omdatIkopdesabbatdageenmens geheelgezondhebgemaakt?
24Oordeelnietnaardeschijn,maaroordeelrechtvaardig
25ToenzeidensommigenvandeinwonersvanJeruzalem: Isditnietdemandiezijzoekentedoden?
26Maarzie,hijspreektvrijmoedig,enzijzeggennietstot hemWetendeoverstenwel,datdezedeChristuszelfis?
27VandezemenswetenwijechterwaarHijvandaankomt, maarwanneerChristuskomt,weetniemandwaarHij vandaankomt
28Jezusriepindetempel,terwijlHijleerde,enzei:Jullie kennenMijenjulliewetenwaarIkvandaanbenEnIkben nietvanMijzelfgekomen,maarHijDieMijgezonden heeft,iswaarachtig,Diejullienietkennen.
29MaarIkkenHem,wantIkbenvanHem,enHijheeft Mijgezonden
30ToenprobeerdenzeHemtegrijpen,maarniemand greepHem,omdatZijnuurnognietgekomenwas 31EnvelenuithetvolkgeloofdeninHem,enzeiden: WanneerdeChristuskomt,zalHijdanmeertekenendoen dandezeMangedaanheeft?
32ToendeFarizeeënhoordendathetvolkzulkedingen overHembeweerde,stuurdenzijendeoverpriesters dienarenomHemgevangentenemen
33ToenzeiJezustegenhen:NogeenkortetijdbenIkbiju, endangaIknaarHemdieMijgezondenheeft.
34GijzultMijzoeken,maargijzultMijnietvinden;en waarIkben,daarheenkuntgijnietkomen
35ToenzeidendeJodentotelkaar:WaarzalHijheengaan, datwijHemnietvinden?ZalHijnaardeverstrooiden onderdeheidenengaanendeheidenenleren?
36Watbetekentditvooreenwoord,datHijzegt:Gijzult Mijzoekenennietvinden,enwaarIkben,daarheenkunt gijnietkomen?
37Opdelaatste,degrotedagvanhetfeest,stondJezus daarenriep:Alsiemanddorstheeft,laathijdantotMij komenendrinken
38WieinMijgelooft,zoalsdeSchriftzegt,stromenvan levendwaterzullenuitzijnbinnenstevloeien
39DitzeiHijechtervandeGeest,diezij,dieinHem geloven,ontvangenzouden;wantdeHeiligeGeestwaser nogniet,omdatJezusnognietverheerlijktwas
40Toenvelenvanhetvolkdithoorden,zeidenzij: Waarlijk,ditisdeProfeet
41Anderenzeiden:DezeisdeChristusMaarsommigen zeiden:ZaldeChristusuitGalileakomen?
42ZegtdeSchriftnietdatdeChristuskomtuithetgeslacht vanDavidenuithetdorpBethlehem,waarDavidwoonde?
43Erontstondverdeeldheidonderhetvolkvanwegehem.
44EnsommigenvanhenwildenHemgrijpen,maar niemandsloegdehandaanHem
45Toenkwamendedienaarsbijdeoverpriestersende Farizeeënenzeidentegenhen:Waaromhebtuhemniet latenkomen?
46Dedienarenantwoordden:Nooitheefteenmenszo gesprokenalsdezemens
47ToenantwoorddendeFarizeeënhun:Zijtookgij misleid?
48HeeftiemandvandeleidersofvandeFarizeeëninhem geloofd?
49Maarditvolk,datdewetnietkent,isvervloekt
50Nicodemuszeitegenhen:Hijwaseenvanhendie's nachtsnaarJezustoewasgekomen.
51Kanonzeweteenmensoordelen,voordatzijhem gehoordheeftenweetwathijdoet?
52ZijantwoorddenenzeidentotHem:ZijtGijookuit Galilea?Zoekenzie,wantuitGalileastaatgeenprofeetop 53Eniedergingnaarzijneigenhuis
HOOFDSTUK8
1JezusgingnaardeOlijfberg.
2EndesmorgensvroegkwamHijweerindetempel,enal hetvolkkwamnaarHemtoe;enHijgingzittenen onderweeshen.
3EndeschriftgeleerdenendeFarizeeënbrachteneen vrouwtotHem,dieopoverspelbetraptwas;ennadatzij haarinhetmiddenhaddengezet,
4ZijzeidentotHem:Meester,dezevrouwisopheterdaad betraptbijhetplegenvanoverspel
5Mozesheeftonsindewetgeboden,datzulkemensen gestenigdmoestenwordenMaarwatzegtgij?
6Ditzeidenzij,Hemverzoekende,opdatzijHemzouden kunnenbeschuldigen.MaarJezusboogzichnederen schreefmetzijnvingeropdegrond,alsofHijhenniet hoorde
7ToenzijHemblevenondervragen,richtteHijZichopen zeitegenhen:Wievanuzonderzondeis,laatdiealseerste desteennaarhaarwerpen
8EnopnieuwboogHijzichvooroverenschreefopde grond
9Enzijdiedithoorden,werdendoorhuneigengeweten overtuigdengingenéénvooréénweg,tebeginnenbijde oudsten,enzijblevenalleenachter,endevrouwdieinhet middenstond
10ToenJezusopstondenniemandzagbehalvedevrouw, zeiHijtegenhaar:Vrouw,waarzijndieaanklagersvanu? Heeftniemanduveroordeeld?
11Zijzeide:Niemand,Heere!EnJezuszeidetothaar:Ook Ikveroordeeluniet;gaheen,enzondignietmeer
12Jezussprakopnieuwtothenenzei:Ikbenhetlichtder wereld;wieMijvolgt,zalbeslistnietindeduisternis wandelen,maarzalhetlichtdeslevenshebben
13DeFarizeeënzeidendantotHem:GijgetuigtvanUzelf; uwgetuigenisisnietwaar
14Jezusantwoorddeenzeitegenhen:HoewelIkvan Mijzelfgetuig,isMijngetuigenistochwaar.Ikweet namelijkwaarIkvandaankomenwaarIkheengaMaar julliekunnennietwetenwaarIkvandaankomenwaarIk heenga.
15Jullieoordelennaarhetvlees,maarikoordeelover niemand
16Entoch,alsIkoordeel,danisMijnoordeelwaarachtig, wantIkbennietalleen,maarIkendeVaderDieMij gezondenheeft
17Ookstaaterinuwwetgeschrevendathetgetuigenis vantweemensenwaaris
18IkgetuigvanMijzelf,endeVaderdieMijgezonden heeft,getuigtvanMij
19ZijzeidendantotHem:WaarisuwVader?Jezus antwoordde:GijkentMijniet,nochMijnVader;indiengij Mijkendet,zoudtgijookMijnVadergekendhebben
20DezewoordensprakJezusbijdeschatkamer,terwijlHij indetempelonderwijsgaf.EnniemandgreepHem,want Zijnuurwasnognietgekomen
21Jezuszeiopnieuwtegenhen:Ikgaheenenjulliezullen Mijzoeken,maarjulliezulleninjulliezondensterven. WaarIkheenga,kunnenjullienietkomen
22ToenzeidendeJoden:Zalhijzelfmoordplegen?Want hijzegt:Waarikheenga,kuntunietkomen.
23EnHijzeidetothen:Gijzijtvanbeneden,Ikbenvan bovenGijzijtvandezewereld,Ikbennietvandeze wereld.
24DaaromhebIkugezegddatuinuwzondenzultsterven WantalsunietgelooftdatIkhetben,zultuinuwzonden sterven.
25ZijzeidendantotHem:WiezijtGij?EnJezuszeidetot hen:Hetzelfde,datIkuvandenbeginnegezegdheb 26Ikhebnogveeloverutezeggenenteoordelen,maar HijdieMijgezondenheeft,iswaarachtig;enIkspreektot dewereldwatIkvanHemgehoordheb 27ZijbegrepennietdatHijtothenoverdeVadersprak.
28ToenzeiJezustegenhen:WanneerudeZoondes mensenomhooggehevenhebt,zultuwetendatIkhetben endatIknietsuitMijzelfdoe,maardatIkdezedingen spreekzoalsdeVaderMijgeleerdheeft
29EnHijDieMijgezondenheeft,ismetMijHijheeft Mijnietalleengelaten,wantIkdoealtijdwatHembehaagt.
30Toenhijdezewoordensprak,kwamenerveelmensen totgeloofinhem
31JezuszeitegendeJodendieinHemgeloofden:Alsuin Mijnwoordblijft,bentuwerkelijkMijndiscipelen
32Engijzultdewaarheidkennen,endewaarheidzalu vrijmaken
33ZijantwoorddenHem:WijzijnAbrahamsnageslachten zijnnooitaaniemandonderworpengeweestHoekuntGij danzeggen:Gijzultvrijworden?
34Jezusantwoorddehun:Voorwaar,voorwaar,Ikzegu: Eeniederdiedezondedoet,iseenslaafvandezonde
35Endeslaafblijftnietvooreeuwiginhethuis,maarde Zoonblijftvooreeuwig
36WanneerdeZoonudanvrijmaakt,zultuwerkelijkvrij zijn
37IkweetdatuAbrahamsnageslachtbentTochprobeert uMijtedoden,omdatMijnwoordbijugeenplaatsvindt.
38IkspreekoverwatIkbijMijnVadergezienheb;en julliedoenwatjulliebijjullieVadergezienhebben
39ZijantwoorddenenzeidentotHem:Abrahamisonze vader.Jezuszeitothen:IndiengijkinderenvanAbraham waart,zoudtgijdewerkenvanAbrahamdoen
40MaarnuprobeertuMijtedoden,eenmensdieude waarheidheeftgezegd,dieIkvanGodgehoordheb.Dit heeftAbrahamnietgedaan
41GijdoetdewerkenvanuwvaderToenzeidenzijtot Hem:Wijzijnnietuithoererijgeboren;wijhebbenéén Vader,namelijkGod
42Jezuszeitegenhen:AlsGoduwVaderwas,zouuMij liefhebben,wantIkbenvanGoduitgegaanengekomen; nietvanMijzelfgekomen,maarHijheeftMijgezonden 43Waarombegrijptumijnwoordenniet?Omdatumijn woordennietkunthoren
44Gijzijtuituwvaderdenduivel,endebegeertenuws vaderswiltgijdoen.Hijwaseenmoordenaarvanden beginne,enisindewaarheidnietgebleven,omdaterin hemgeenwaarheidisWanneerhijdeleugenspreekt, spreekthijuithetzijne;wanthijiseenleugenaar,ende vaderderleugen
45MaaromdatIkudewaarheidzeg,gelooftuMijniet 46WievanuovertuigtMijvanzonde?EnindienIkde waarheidspreek,waaromgelooftgijMijniet?
47WieuitGodis,luistertnaardewoordenvanGod Daaromluistertuniet,omdatunietuitGodbent.
48ToenantwoorddendeJodenenzeidentotHem:Zeggen wijnietterecht,datGijeenSamaritaanzijtendatGijeen demonhebt?
49Jezusantwoordde:Ikhebgeenduivel,maarIkeerMijn Vader,enuonteertMij
50Enikzoeknietmijneigeneer;erisiemanddiezoekten oordeelt
51Voorwaar,voorwaar,Ikzegu:alsiemandMijnwoord inachtneemt,zalhijdedoodbeslistnietzien.
52ToenzeidendeJodentotHem:Nuwetenwij,datGij eenduivelhebtAbrahamisgestorven,endeprofeten;en Gijzegt:IndieniemandMijnwoordbewaart,diezalde doodnietsmaken
53ZijtGijmeerderdanonzevaderAbraham,diegestorven is?Endeprofetenzijngestorven;wiemaaktGijUzelf?
54Jezusantwoordde:AlsIkMijzelfeer,betekentMijneer niets;hetisMijnVaderDieMijeert,vanWiegijzegt,dat HijuwGodis.
55EngijhebtHemnietgekend,maarIkkenHemEn indienIkzouzeggen:IkkenHemniet,danzouIkeen leugenaarzijn,evenalsgij.MaarIkkenHem,enIk onderhoudzijnwoord
56UwvaderAbrahamheeftzicheropverheugdmijndag tezien;entoenhijdiezag,washijblij
57ToenzeidendeJodentotHem:Ubentnoggeenvijftig jaaroud,enhebtUAbrahamgezien?
58Jezuszeitegenhen:Voorwaar,voorwaar,Ikzegu:vóór Abrahamgeborenwas,benIk
59ToenraaptenzestenenopomnaarHemtewerpen MaarJezusverborgZichenverlietdetempelHijliep middentussenhendoorengingvoorbij
HOOFDSTUK9
1ToenJezusvoorbijging,zagHijeenmandieblindwas vanafzijngeboorte
2EnzijndiscipelenvroegenHem,zeggende:Meester,wie heeftgezondigd,dezemanofzijnouders,dathijblind geborenis?
3Jezusantwoordde:Nochdezemanheeftgezondigd,noch zijnouders,maarditisgebeurd,opdatdewerkenGodsin hemopenbaarzoudenworden
4IkmoetdewerkendoenvanHemdieMijgezondenheeft, zolanghetdagis;erkomteennachtwaarinniemandkan werken
5Zolangikindewereldben,benikhetlichtvandewereld
6ToenHijditgezegdhad,spuwdeHijopdegrond, maaktevanhetspeekselkleienzalfdedeogenvande blindemetdeklei,
7Enhijzeitegenhem:Gaheen,wasuinhetbadwatervan Siloam,hetgeenvertaaldwordtmet:uitgezondenHijging danheen,wastezichenkwamziendeterug.
8Deburendanenzijdievroegergezienhaddendathij blindwas,zeiden:Isditnietdemandiedaarzattebedelen?
9Sommigenzeiden:Dezeishet;anderenzeiden:Hijlijkt opHem;maarHijzei:Ikbenhet
10DaaromzeidenzijtotHem:HoezijnUwogengeopend?
11Hijantwoorddeenzei:EenmandieJezusgenoemd wordt,maakteslijk,zalfdemijnogenenzeitegenmij:Ga naarhetbadwatervanSiloamenwasjeIkgingerheen, wastemeenwerdziende.
12Toenzeidenzijtothem:Waarishij?Hijzei:Ikweet hetniet
13Zebrachtendemandievroegerblindwasgeweest,naar deFarizeeën
14EnhetwasdesabbatdagwaaropJezushetleemmaakte enzijnogenopende.
15ToenvroegenookdeFarizeeënHemweer,hoeHijhet gezichtteruggekregenhadHijzeidetothen:Hijdeedslijk opmijnogen,enikwastemij,enzie.
16DaaromzeidensommigenvandeFarizeeën:Dezemens isnietuitGod,omdathijdesabbatdagniethoudtAnderen zeiden:Hoekaneenmens,dieeenzondaaris,zulke tekenendoen?Enerontstondverdeeldheidonderhen
17Zijzeidenwederomtotdenblinde:Watzegtgijvan Hem,datHijuwogengeopendheeft?Hijzeide:Hijiseen profeet
18MaardeJodengeloofdennietdathijblindwasgeweest enweerkonzien,totdatzedeoudersvandemandieweer konzien,haddengeroepen
19Enzijvroegenhun,zeggende:Isdituwzoon,vanwie gijzegtdathijblindgeborenis?Hoekanhijdannuzien?
20Zijnoudersantwoorddenhunenzeiden:Wijwetendat ditonzezoonis,endathijblindgeborenis.
21Maarhoehijnukanzien,wetenwijniet;enwiezijn ogengeopendheeft,wetenwijnietHijismeerderjarig; vraaghethemzelf;hijzalhetzelfwelzeggen
22Ditzeidenzijnouders,omdatzijbangwarenvoorde JodenDeJodenhaddennamelijkalafgesprokendatals iemandHemalsdeChristuszoubelijden,hijuitde synagogezouwordengeworpen
23Daaromzeidenzijnouders:Hijisoudgenoeg;vraaghet hemzelf.
24Toenriepenzijwederomdemandieblindwasgeweest, enzeidentothem:GeefGoddeeer;wijweten,datdeze menseenzondaaris.
25Hijantwoorddeenzei:OfHijeenzondaaris,weetik nietEéndingweetikwel:ikwasblindennukanikzien
26ToenzeidenzijopnieuwtotHem:WatheeftHiju gedaan?HoeheeftHijuwogengeopend?
27Hijantwoorddehun:Ikhebhetualverteld,maaruhebt nietgeluisterd.Waaromwiltuhetopnieuwhoren?Wiltu ookzijndiscipelenzijn?
28ToenbeschimptenzijHemenzeiden:Gijzijtzijn discipel,enwijzijndiscipelenvanMozes
29WijwetendatGodtotMozesgesprokenheeft;maarvan dezewetenwijnietwaarhijvandaankomt
30Demanantwoorddeenzeidetothen:Watisdittoch wonderlijk,datgijnietweet,waarHijvandaankomt,en tochheeftHijmijnogengeopend
31WijwetennudatGoddezondaarsniethoort.Maarals iemandGoddientenzijnwildoet,naarhemluistertHij
32Sindshetbeginderwereldheeftmennietgehoorddat iemanddeogenvaneenblindgeboreneheeftgeopend.
33AlsdezemannietvanGodwas,zouhijnietskunnen doen
34ZijantwoorddenenzeidentotHem:Gijzijtgeheelin zondengeboren,enleertGijons?EnzijwierpenHemuit 35Jezushoordedatzehemhaddenuitgeworpen,entoen Hijhemhadgevonden,zeiHijtegenhem:Gelooftuinde ZoonvanGod?
36Hijantwoorddeenzei:WieisHij,Heere,datikinHem maggeloven?
37EnJezuszeidetothem:GijhebtHemgezien,enHijis het,Diemetuspreekt
38Enhijzeide:Heere,ikgeloof!EnhijaanbadHem.
39EnJezuszeide:ToteenoordeelbenIkindezewereld gekomen,opdatdeniet-ziendenzoudenzien,endezienden blindzoudenworden.
40ToenhoordensommigenvandeFarizeeën,diebijHem waren,dezewoordenenzeidentotHem:Zijnwijdanook blind?
41Jezuszeitegenhen:Alsjullieblindwaren,zoudenjullie geenzondehebbenMaarnujulliezeggen:Wijzien,blijft julliezonde.
HOOFDSTUK10
1Voorwaar,voorwaar,Ikzegu:wienietdoordedeurde schaapskooibinnengaat,maarergensandersnaarbinnen klimt,dieiseendiefeneenrover.
2Maarwiedoordedeurbinnengaat,isdeherdervande schapen
3Voorhemdoetdedeurwachteropen,endeschapen luisterennaarzijnstem;hijroeptzijneigenschapenbijhun naamenleidtzenaarbuiten.
4Wanneerhijzijnschapennaarbuitenheeftgebracht,gaat hijvóórzeuitendeschapenvolgenhem,omdatzezijn stemkennen
5Eneenvreemdezullenzijnietvolgen,maarzijzullen vanhemvluchten,omdatzijdestemvanvreemdenniet kennen
6DezegelijkenissprakJezustothen,maarzijbegrepen nietwathetbetekendewatHijtothensprak
7Jezuszeiopnieuwtegenhen:Voorwaar,voorwaar,Ik zegu:IkbendeDeurvoordeschapen
8AllendievóórMijgekomenzijn,warendievenenrovers, maardeschapenhebbennaarhennietgeluisterd.
9Ikbendedeur;alsiemanddoorMijbinnenkomt,zalhij behoudenworden;hijzalingaanenuitgaanenweide vinden
10Dediefkomtalleenomtestelen,teslachtenente verdelgen.Ikbengekomen,opdatzijlevenhebbenen overvloed
11IkbendegoedeherderDegoedeherdergeeftzijn levenvoordeschapen.
12Maariemanddieeenhuurlingisengeenherder,en wiensschapennietvanhemzijn,zieteenwolfaankomen, laatdeschapenindesteekenvlucht;endewolfgrijptze enjaagtzeuiteen
13Dehuurlingvlucht,wanthijiseenhuurlingenhij bekommertzichnietomdeschapen
14Ikbendegoedeherder,ikkendemijneendemijnen kennenmij.
15ZoalsdeVaderMijkent,zokenIkdeVader;enIkgeef Mijnlevenvoordeschapen
16EnIkhebnogandereschapen,dienietvandezestalzijn; ookdiemoetIkbinnenbrengen,enzijzullennaarMijn stemluisteren,enhetzalwordenéénkuddeenéénherder 17DaaromheeftdeVadermijlief,omdatikmijnleven geefomhetopnieuwtenemen
18NiemandneemthetMijaf,maarIkleghetuitMijzelfaf Ikhebmachthetafteleggen,enIkhebmachthetweerte nemenDitgebodhebIkvanMijnVaderontvangen
19Erontstonddanookopnieuwverdeeldheidonderde Jodenvanwegedezewoorden.
20Envelenvanhenzeiden:Hijheefteenduivelenis waanzinnig;waaromluistertgijnaarhem?
21Anderenzeiden:Ditzijnnietdewoordenvanhemdie eenduivelheeftKaneenduiveldeogenvanblinden openen?
22Enhetwashetfeestvandetempelinwijdingin Jeruzalem,enhetwaswinter
23EnJezusliepindetempel,indezuilengangvanSalomo 24ToenkwamendeJodenrondomHemenzeidentotHem: HoelanglaatGijonstwijfelen?IndienGijdeChristuszijt, zeghetonsronduit
25Jezusantwoorddehun:Ikhebhetugezegd,maaruhebt hetnietgeloofdDewerkendieIkdoeindeNaamvan MijnVader,diegetuigenvanMij
26Maarugelooftniet,omdatuniettotmijnschapen behoort,zoalsikugezegdheb
27Mijnschapenhorennaarmijnstem,enIkkenzeenzij volgenMij.
28EnIkgeefhuneeuwigleven;zijzullenbeslistniet verlorengaanineeuwigheid,enniemandzalzeuitMijn handrukken
29MijnVader,diezeMijgegevenheeft,ismeerdanallen, enniemandkanzeuitdehandvanMijnVaderroven 30IkendeVaderzijnéén.
31ToenpaktendeJodenopnieuwstenenopomHemte stenigen
32Jezusantwoorddehun:Ikhebuvelegoedewerkenvan deVaderlatenzienOmwelkevandiewerkenwiltuMij stenigen?
33DeJodenantwoorddenHem:Nietomeengoedwerk stenigenwijU,maaromgodslasteringenomdatGij,een mens,UzelfGodmaakt.
34Jezusantwoorddehun:Staaternietinuwwet geschreven:Ikhebgezegd:Ubentgoden?
35AlsHijhengodennoemde,totwiehetWoordvanGod kwam,endeSchriftkannietgebrokenworden, 36ZegtgijtotHem,DiedeVadergeheiligdeninde wereldgezondenheeft:Gijlastert,omdatIkgezegdheb:Ik bendeZoonvanGod?
37AlsIknietdewerkenvanMijnVaderdoe,geloofMij danniet
38MaaralsIkhetdoeenuMijnietgelooft,geloofdande werken,opdatuerkentengelooftdatdeVaderinMijisen IkinHem
39DaaromprobeerdenzijHemopnieuwtegrijpen,maar Hijontkwamuithunhand
40EnhijgingweerwegoverdeJordaan,naardeplaats waarJohanneseerstgedoopthad,enbleefdaar
41EnvelenkwamentotHemenzeiden:Johannesheeft welgeenenkelwondergedaan,maaralleswatJohannes vanDezezei,waswaar
42EnvelengeloofdendaarinHem
HOOFDSTUK11
1Erwasiemandziek,metnameLazarus.Hijkwamuit Bethanië,hetdorpvanMariaenhaarzusterMartha
2(HetwasMariadiedeHeermetoliegezalfdhadenzijn voetenmethaarharenhadafgedroogd,wierbroerLazarus ziekwas)
3Daaromstuurdenzijnzustershemdeboodschap:Heere, zie,hij,dieGijliefhebt,isziek.
4ToenJezusdathoorde,zeiHij:Dezeziekteisniettotde dood,maartoteervanGod,opdatdeZoonvanGoderdoor verheerlijktzouworden.
5JezushadMartha,haarzusterenLazaruslief 6Toenhijhoordedathijziekwas,bleefhijnogtwee dagenopdeplaatswaarhijwas.
7DaarnazeiHijtegenZijndiscipelen:Latenweweernaar Judeagaan
8ZijndiscipelenzeidentotHem:Meester,deJoden hebbenUonlangsgeprobeerdtestenigen;engaatUdaar weerheen?
9Jezusantwoordde:Zijnerniettwaalfurenindedag?Als iemandoverdagwandelt,struikelthijniet,omdathijhet lichtvandezewereldziet
10Maaralsiemand'snachtsloopt,struikelthij,omdater geenlichtinhemis
11DitzeiHij,endaarnazeiHijtothen:Onzevriend Lazarusslaapt;maarIkgaheenomhemuitdeslaapte wekken
12Toenzeidenzijndiscipelen:Heer,alshijslaapt,zalhij beterworden
13JezussprakechteroverzijndoodZijdachtenechterdat hijsprakoverhetrustenindeslaap
14ToenzeiJezusopenlijktegenhen:Lazarusisgestorven.
15Enikbenblijomu,datikdaarnietwas,opdatuzou gelovenLatenwetochnaarhemtoegaan
16ToenzeiThomas,ookwelDidymusgenoemd,tegen zijnmedeleerlingen:Latenwijookgaan,danstervenwij metHem.
17ToenJezusterugkwam,zagHijdatHijalvierdagenin hetgraflag
18BethaniëlagdichtbijJeruzalem,ongeveervijftien stadiëndaarvandaan
19EnerkwamenveelJodennaarMarthaenMariaomhen tetroostenoverhetverliesvanhunbroer.
20ZodraMarthahoordedatJezuskwam,gingzeHem tegemoet.Mariableefechterinhuiszitten.
21ToenzeiMarthategenJezus:Heer,alsUhierwas geweest,zoumijnbroernietgestorvenzijn
22MaarikweetdatGoduooknualalleszalgevenwatu Hemzultvragen.
23Jezuszeitegenhaar:Uwbroerzalopstaan
24MarthazeitegenHem:IkweetdatHijzalopstaaninde opstandingopdelaatstedag
25Jezuszeitegenhaar:Ikbendeopstandingenhetleven WieinMijgelooft,zalleven,ookalishijgestorven.
26Eneenieder,dieleefteninMijgelooft,zalin eeuwigheidnietstervenGelooftgijdit?
27ZijantwoorddeHem:Ja,Heere,ikgeloof,datGijzijtde Christus,deZoonvanGod,Dieindewereldkomenzou
28Ennadatzijditgezegdhad,gingzijheenenriepMaria, haarzuster,inhetgeheim,enzei:DeMeesteriserenhij roeptu
29Toenzijdathoorde,stondzijsnelopengingnaarhem toe.
30Jezuswasnognietinhetdorpaangekomen,maar bevondzichnogopdeplaatswaarMarthaHemontmoette
31ToendeJodendan,diebijhaarinhuiswarenenhaar troostten,zagendatMariasnelopstondennaarbuitenging, volgdenzijhaarenzeiden:Zijgaatnaarhetgrafomdaarte wenen.
32ToenMariabijJezusaankwamenHemzag,vielzeaan zijnvoetenneerenzeitegenHem:Heer,alsUhierwas geweest,zoumijnbroernietgestorvenzijn.
33ToenJezushaarzagwenen,enookdeJodendiemet haarmeegekomenwaren,zagwenen,werdhijontroerdin degeestenraakteinberoering.
34Enzeiden:Waarhebtgijhemgelegd?Zijzeidentot hem:Heere,komenzie
35Jezusweende.
36ToenzeidendeJoden:Zie,hoeliefHijhemhad!
37Ensommigenvanhenzeiden:HadDeze,Diedeogen vandeblindegeopendheeft,ernietvoorkunnenzorgen datookdezemensnietstierf?
38Jezusdan,wederominZichzelfzuchtende,komttothet graf;hetwaseenspelonk,enerlageensteenop.
39Jezuszeide:NeemtdensteenwegMartha,dezuster vandendode,zeidetotHem:Heere,hijriektreeds;want hijisreedsvierdagendood.
40Jezuszeitegenhaar:HebIkunietgezegddatude heerlijkheidvanGodzultzienalsugelooft?
41Toennamenzijdesteenwegvandeplaatswaarde dodegelegdwasEnJezushiefzijnogenopenzei:Vader, ikdankUdatUmijverhoordhebt
42Enikwist,datGijMijaltijdverhoort;maarterwille vandemenigte,dierondomMijstaat,zegikdit,opdatzij zoudengeloven,datGijMijgezondenhebt
43EnnadatHijditgezegdhad,riepHijmetluidestem: Lazarus,komnaarbuiten!
44Endegestorvenekwamnaarbuiten,gebondenaan handenenvoetenmetgrafdoeken,enzijnaangezichtwas omwondenmeteenzweetdoekJezuszeidetothen:Maakt hemlos,enlaathemgaan.
45VeelJodendiebijMariagekomenwarenengezien haddenwatJezusgedaanhad,geloofdeninhem
46MaarsommigenvanhengingennaardeFarizeeënen verteldenhunwatJezusgedaanhad.
47ToenkwamendeoverpriestersendeFarizeeënbijeenin eenraadenzeiden:Watdoenwij?WantdezeMandoet veeltekenen.
48Alswijhemzolatenleven,zullenallemenseninhem gelovenEndanzullendeRomeinenkomenenonszowel onzeplaatsalsonsvolkafpakken.
49Eneenvanhen,metnameKajafas,diedatzelfdejaar hogepriesterwas,zeitegenhen:Julliewetenhelemaalniets, 50Denkerooknietovernadathetbetervooronsisdat éénmenssterftvoorhetvolk,endatniethethelevolk verlorengaat.
51Enditzeihijnietuitzichzelf,maaralshogepriestervan datjaarprofeteerdehijdatJezusvoordatvolkzousterven 52Endatnietalleenvoordatvolk,maarookomde kinderenvanGoddieoverdehelewereldverspreidwaren, bijeentebrengen
53Vanafdiedagberaadslaagdenzijersamenoveromhem terdoodtebrengen
54JezuswandeldedusnietlangeropenlijkonderdeJoden, maargingvandaarnaareenlandstreekdichtbijdewoestijn, naareenstaddieEfraïmheette,enbleefdaarmetzijn discipelen
55HetPaschavoordeJodenwasbijnaaangebroken.Velen gingenvóórhetPaschauithetlandnaarJeruzalemomzich tereinigen
56ToenzochtenzijJezusenzeidenonderelkaar,terwijl zijindetempelstonden:Watdunktu,datHijnietnaarhet feestkomt?
57DehogepriestersendeFarizeeënhaddenopdracht gegevendatalsiemandtewetenkwamwaarHijwas,hij datmoestvertellen,zodatzeHemkondengrijpen
HOOFDSTUK12
1ZesdagenvoorhetPaschakwamJezusinBethaniëaan, waarLazaruswas,diegestorvenwasendieHijuitdedood hadopgewekt
2DaarmaaktenzijvoorHemeenmaaltijdklaar,enMartha bediendeLazaruswasechtereenvandemensendiemet Hemaanlagen
3Marianameenpondkostbarenarduszalfenzalfde daarmeedevoetenvanJezusOokdroogdezezijnvoeten afmethaarharenEnhethelehuiswerdvervuldmetde geurvandezalf.
4Toenzeieenvanzijndiscipelen,JudasIskariot,dezoon vanSimon,dieHemzouverraden:
5Waaromwerddezezalfnietvoordriehonderdpenningen verkochtenaandearmengegeven?
6Ditzeihijnietomdathijzichomdearmenbekommerde, maaromdathijeendiefwas,diedebeursbeheerdeen weghaaldewaterinzat
7ToenzeiJezus:Laathaarmetrust;zijheeftditbewaard totdedagdatikbegravenword
8Wantdearmenhebtualtijdbiju,maarMijhebtuniet altijd.
9VeelJodenwistendusdatHijdaarwasEnzekwamen nietalleenterwillevanJezus,maarookomLazarustezien, dieHijuitdedoodhadopgewekt.
10DeoverpriestersberaadslaagdenechteromookLazarus tedoden
11OmdatvelenvandeJodenomzijnentwilweggegaan wareneninJezusgeloofden.
12Toendevolgendedageengrotemenigtenaarhetfeest gekomenwas,hoordenzijdatJezusnaarJeruzalemkwam.
13Zijnamentakkenvanpalmbomen,gingenHem tegemoetenriepen:Hosanna!GezegendisdeKoningvan Israël,DiekomtindeNaamvandeHEERE
14EntoenJezuseenjongeezelgevondenhad,gingHij daaropzitten,zoalsgeschrevenstaat:
15Weesnietbang,dochtervanSion!Zie,uwKoningkomt, gezetenopeenezelsveulen
16ZijndiscipelenbegrependitaanvankelijknietMaar toenJezusverheerlijktwas,herinnerdenzijzichdatdeze dingenoverHemgeschrevenwarenendatzijdezedingen aanHemgedaanhadden
17DemensendiebijHemwarentoenHijLazarusuithet grafriepenhemuitdedoodopwekte,hebbendaarvan getuigd
18Daaromontmoettenookdemensenhem,diehadden gehoorddathijditwonderhadgedaan
19DeFarizeeënzeidendanonderelkaar:Zietu,datugeen enkelvoordeelhebt?Zie,dewereldgaatHemachterna.
20EnerwarenenigeGriekenonderhendieophetfeest warengekomenomteaanbidden
21DezegingdannaarFilippus,dieuitBethsaïdain Galileakwam,envroeghem:Heer,wijzoudenJezuswel willenontmoeten
22FilippuskwamenverteldehetaanAndreas.Andreasen FilippusverteldenhetopnieuwaanJezus
23EnJezusantwoorddehun,zeggende:Deureisgekomen, datdeZoondesmensenverheerlijktzalworden.
24Voorwaar,voorwaar,Ikzegu:Alsdegraankorrelniet indeaardevaltensterft,blijfthijopzichzelf,maaralshij sterft,brengthijveelvruchtvoort.
25Wiezijnlevenliefheeft,zalhetverliezen,maarwiezijn levenindezewereldhaat,zalhetbehoudenvoorhet eeuwigeleven.
26IndieniemandMijdient,moethijMijvolgen;enwaar Ikben,daarzalookmijndienaarzijnIndieniemandMij dient,zaldeVaderhemeren.
27Nuismijnzielontroerd,enwatzalikzeggen?Vader, verlosmijuitdezeure;maarhierombenikindezeure gekomen.
28Vader,verheerlijkUwNaamToenkwamereenstem uitdehemel,diezeide:IkhebHemverheerlijktenzal Hemwederomverheerlijken.
29Demenigtedieerbijstondenhethoorde,zei:‘Hetheeft gedonderd.’Anderenzeiden:‘Eenengelheefttothem gesproken’
30Jezusantwoorddeenzei:DezestemisnietvanwegeMij gekomen,maarterwillevanu
31Nugaathetoordeeloverdezewereld;nuzaldeoverste vandezewereldbuitengeworpenworden
32EnalsIkvandeaardeverhoogdben,zalIkallentotMij trekken
33Hiermeegafhijaanwelkedoodhijzousterven 34DemenigteantwoorddeHem:Wijhebbenuitdewet gehoord,datChristustotineeuwigheidblijft;enhoezegt Gijdan:DeZoondesmensenmoetverhoogdworden?Wie isdezeZoondesmensen?
35ToenzeideJezustothen:Nogeenheelkleinpoosjeis hetlichtbiju;wandelt,zolanguhetlichthebt,opdatde
duisternisunietovervalle;wantdieindeduisternis wandelt,weetniet,waarhijheengaat.
36Zolanguhetlichthebt,gelooftinhetlicht,opdatu kinderendeslichtsmoogtzijn.DezedingensprakJezus,en Hijgingheen,enverborgZichvoorhen.
37EnhoewelHijzoveelwonderenvoorhunogengedaan had,geloofdenzijtochnietinHem
38OpdathetwoordvandeprofeetJesajavervuldzou worden,dathijgesprokenheeft:Heere,wieheeftonze predikinggeloofd?EnaanwieisdearmdesHeeren geopenbaard?
39Daaromkondenzijnietgeloven,omdatJesajaopnieuw gezegdhad:
40Hijheefthunogenverblindenhunhartverhard,opdat zijmethunogennietzoudenzienenmethunhartniet zoudenverstaan,enzijzoudenzichbekeren,enIkhenzou genezen
41DitzeiJesaja,toenhijzijnheerlijkheidzagenover Hemsprak.
42TochgeloofdenookvelenvandeleidersinHem,maar vanwegedeFarizeeënbeledenzijhetniet,uitangstdatzij uitdesynagogezoudenwordengeworpen.
43Wantzijwarenmeergesteldopdeeervanmensendan opdeeervanGod
44Jezusriepenzei:WieinMijgelooft,gelooftnietinMij, maarinHemDieMijgezondenheeft
45EnwieMijziet,zietHemDieMijgezondenheeft
46Ikbenalseenlichtindewereldgekomen,opdat iedereendieinmijgelooft,nietindeduisternisblijft
47EnindieniemandMijnwoordenhoortenzenietgelooft, Ikzalhemnietoordelen.WantIkbennietgekomenomde wereldteoordelen,maaromdewereldtebehouden
48WieMijverwerptenMijnwoordennietaanneemt,heeft iemanddiehemoordeelt:HetwoorddatIkgesprokenheb, datzalhemoordelenopdelaatstedag
49WantIkhebnietvanuitMijzelfgesproken,maarde Vader,DieMijgezondenheeft,DieMijeengebod gegeven,watIkzeggenenwatIksprekenmoet
50EnikweetdatzijngebodheteeuwigelevenisWatIk danspreek,spreekIkzoalsdeVaderMijgezegdheeft.
HOOFDSTUK13
1VóórhetpaasfeestwistJezusdatzijnuurgekomenwas omuitdezewereldovertegaannaardeVaderHijhadde zijnendieindewereldwaren,liefgehadenhadhenlieftot heteinde
2Toendemaaltijdafgelopenwas,haddeduivelJudas,de zoonvanSimonIskariot,alinhethartgegevenHemte verraden
3JezuswistdatdeVaderHemalledingeninhandenhad gegeven,endatHijvanGodwasuitgegaanennaarGod heenging
4Toenhijnademaaltijdopstond,legdehijzijnklerenaf, nameenlinnendoekenomgorddezichdaarmee
5DaarnagootHijwaterineenwaskomenbegonde voetenvandediscipelentewassenenzeaftedrogenmet delinnendoekwaarmeeHijomgordwas
6ToenkwamHijbijSimonPetrus,enPetruszeitegen Hem:Heere,wiltGijmijdevoetenwassen?
7Jezusantwoorddeenzeidetothem:WatIkdoe,weetgij nuniet,maargijzulthetlaterweten
8PetruszeidetotHem:GijzultMijdevoetenin eeuwigheidnietwassen.Jezusantwoorddehem:IndienIk unietwas,hebtgijgeendeelmetMij
9SimonPetruszeitegenHem:Heere,laatdannietalleen mijnvoetenkomen,maarookmijnhandenenmijnhoofd.
10Jezuszeitegenhem:Wiegebaadheeft,heeftalleennog maardevoetennodig,wanthijisalgeheelreinJulliezijn welrein,maarnietallen.
11Wanthijwistwiehemzouverraden;daaromzeihij: Julliezijnnietallemaalrein
12ToenHijhunvoetengewassenhad,Zijnkleren aangedaanhadenweeraandegrondgezetenwas,zeiHij tegenhen:BegrijpenjulliewatIkvoorjulliegedaanheb?
13JullienoemenMijMeesterenHeer,enterecht,wantdat benIk
14WanneerIk,uwHeerenMeester,uwvoetengewassen heb,behoortookuelkaarsvoetentewassen
15WantIkhebueenvoorbeeldgegeven,opdatookudoet zoalsIkugedaanheb.
16Voorwaar,voorwaar,Ikzegu:eendienaarisnietgroter danzijnheer,eneengezantisnietgroterdanhijdiehem gezondenheeft.
17Alsudezedingenweet,zaligbentualsuzedoet
18Ikspreeknietvanuallen;IkweetwieIkheb uitgekozen,maardeSchriftmoetvervuldworden:Diemet Mijhetbroodeet,heeftZijnhieltegenMijopgeheven
19EnIkzeghetu,voordathetgebeurt,opdatu,wanneer hetgebeurt,gelooftdatIkhetben.
20Voorwaar,voorwaar,Ikzegu:Wieontvangt,wieIk zend,ontvangtMij;enwieMijontvangt,ontvangthemdie Mijgezondenheeft.
21ToenJezusditgezegdhad,werdHijontroerdinZijn geestengetuigde:Voorwaar,voorwaar,Ikzegu,dateen vanuMijzalverraden.
22Toenkekendeleerlingenelkaaraanentwijfeldenover wieHijsprak
23Nulageenvanzijnleerlingen,diedoorJezuswerd liefgehad,aanzijnborst
24SimonPetruswenkteHemomtevragen,wiehetwas metwieHijsprak.
25ToenlegdehijzichaandeborstvanJezusenzeitegen Hem:Heer,wieishet?
26Jezusantwoordde:Hijishet,aanwieIkeenbroodjezal geven,alsIkhetgedoopthebEntoenHijhetbroodje gedoopthad,gafHijhetaanJudasIskariot,dezoonvan Simon.
27EnnahetbroodkwamdesataninhemToenzeide Jezustothem:Watgijdoet,doehethaastig.
28Niemandvandeaanwezigenbegreepechter,waarom HijdittotHemzei
29Wantsommigenvanhendachten,omdatJudasdebeurs hield,datJezustegenhemzei:Koopdedingendiewij nodighebbenvoorhetfeest,ofdathijietsaandearmen moestgeven
30Toenhijhetstukbroodhadgenomen,ginghijmeteen naarbuitenHetwasnachtgeworden
31Toenhijdannaarbuitenging,zeiJezus:Nuisde MensenzoonverheerlijktenGodisinHemverheerlijkt
32AlsGodinHemverheerlijktwordt,zalGodHemookin Zichzelfverheerlijken,ja,HijzalHemonmiddellijk verheerlijken
33Kinderkens,nogeenheelkleinpoosjebenIkbijuGij zultMijzoeken;engelijkIktotdeJodengezegdheb: WaarIkheenga,kuntgijnietkomen;alzozegIkunu
34EennieuwgebodgeefIku:datuelkaarliefhebt.Zoals Ikuliefgehadheb,moetuookelkaarliefhebben.
35Hieraanzullenallenwetendatumijndiscipelenbent: alsuliefdeonderelkaarhebt
36SimonPetruszeitotHem:Heere,waargaatGijheen? Jezusantwoorddehem:WaarIkheenga,kuntgijMijnu nietvolgen,maargijzultMijlatervolgen
37PetruszeitegenHem:Heere,waaromkanikUnuniet volgen?IkzalmijnlevenvoorUgeven
38Jezusantwoorddehem:Wiltgijuwlevenom Mijnentwilgeven?Voorwaar,voorwaar,Ikzegu:Dehaan zalnietkraaien,voordatgijMijdriemaalverloochendhebt
HOOFDSTUK14
1Laatuwhartnietontroerdzijn.GeloofinGodengeloof ookinMij
2InhethuisvanmijnVaderzijnveelwoningen;anders zouikhetugezegdhebben.Ikgaheenomeenplaatsvoor utebereiden
3EnwanneerIkheengegaanbeneneenplaatsvooru gereedgemaaktheb,komIkterugenzalutotMijnemen, opdatookuzultzijn,waarIkben
4EnwaarIkheenga,weetuookdeweg
5ThomaszeitegenHem:Heere,wijwetenniet,waarGij heengaat;hoekunnenwijdandewegweten?
6Jezuszeitegenhem:Ikbendeweg,dewaarheidenhet leven.NiemandkomttotdeVaderdandoorMij.
7IndiengijMijkendet,zoudtgijookMijnVadergekend hebben;envannuafkentgijHemenhebtgijHemgezien 8FilippuszeitegenHem:Heer,toononsdeVaderenhet isonsgenoeg
9Jezuszeitegenhem:BenIkzolangbiju,Filippus,en kentuMijniet?WieMijgezienheeft,heeftdeVader gezienHoezegtudan:ToononsdeVader?
10Gelooftgijniet,datIkindeVaderbenendeVaderin Mijis?Dewoorden,dieIktotuspreek,spreekIknietuit Mijzelf;maardeVader,DieinMijblijft,doetdewerken 11GeloofMij,datIkindeVaderbenendeVaderinMijis Enzoniet,geloofMijdanomdewerkenzelf.
12Voorwaar,voorwaar,Ikzegu:WieinMijgelooft,zal dewerkendieIkdoe,ookdoen,enhijzalgroteredoendan deze,wantIkgaheennaarMijnVader.
13Enwatuookvraagtinmijnnaam,ikzalhetdoen,zodat deVaderindeZoonverheerlijktwordt.
14Alsuietsinmijnnaamvraagt,zalikhetdoen 15AlsuMijliefhebt,zultuMijngebodenonderhouden 16EnIkzaldeVaderbidden,enHijzalueenandere Troostergeven,opdatHijbijublijftineeuwigheid, 17namelijkdeGeestderwaarheid,Diedewereldnietkan ontvangen,wantzijzietHemnietenkentHemniet;maar gijkentHem,wantHijblijftbijuenzalinuzijn 18Ikzalunietalswezenachterlaten:Ikkomnaarutoe 19NogeenheelkortetijdendewereldzalMijnietmeer zien,maarjulliezullenMijzienWantIkleefenjullie zullenleven
20OpdiedagzultuwetendatIkinmijnVaderben,enu inMij,enIkinu
21Wiemijngebodenheeftenzeinachtneemt,dieishet dieMijliefheeft;enwieMijliefheeft,zaldoormijnVader geliefdworden;enIkzalhemliefhebbenenMijzelfaan hemopenbaren.
22Judas,nietJudasIskariot,zeitegenHem:Heer,hoe komthetdatUZichzelfaanonszultopenbarenennietaan dewereld?
23Jezusantwoorddeenzeitegenhem:AlsiemandMij liefheeft,zalhijMijnwoordbewaren;enMijnVaderzal hemliefhebben,enWijzullennaarhemtoekomenenbij hemwonen
24WieMijnietliefheeft,bewaartMijnwoordennietEn hetwoorddatuhoort,isnietvanMij,maarvandeVader, DieMijgezondenheeft
25DezedingenhebIktotugesproken,terwijlIknogbiju ben.
26MaardeTrooster,deHeiligeGeest,DiedeVader zendenzalinMijnNaam,Diezalualleslerenenute binnenbrengenalwatIkugezegdheb.
27VredelaatIku,MijnvredegeefIku;nietgelijkde werelddiegeeft,geefIkhemuLaatuwhartnietontroerd wordenenlaathetnietbevreesdworden.
28Gijhebtgehoord,datIktotugezegdheb:Ikgaheenen komwedertotuIndiengijMijliefhad,zoudtgiju verblijden,omdatIkgezegdheb:IkgaheentotdenVader; wantdeVaderismeerderdanIk
29EnnuhebIkhetugezegd,voordathetgebeurt,opdatu, wanneerhetgebeurt,zultgeloven.
30Ikzalnietveelmeermetuspreken,wantdeoverstevan dezewereldkomtenheeftnietsaanMij
31Maaropdatdewerelderkenne,datIkdenVaderliefheb; engelijkdeVaderMijgebodenheeft,zodoeIkhetook Staop,latenwijvanhiergaan
HOOFDSTUK15
1IkbendewarewijnstokenmijnVaderisdewijnbouwer.
2Elkerankaanmijdiegeenvruchtdraagt,neemthijweg; enelkerankdiewelvruchtdraagt,reinigthij,opdatzij meervruchtzaldragen.
3Engijzijtreinomhetwoord,datIktotugesprokenheb 4BlijfinMij,enIkinuZoalsderankgeenvruchtkan dragenuitzichzelf,alszenietindewijnstokblijft,zokunt uhetookniet,alsunietinMijblijft
5IkbendewijnstokenjulliezijnderankenWieinMij blijft,enIkinhem,diedraagtveelvrucht,wantzonderMij kunnenjullienietsdoen
6WienietinMijblijft,wordtbuitengeworpenalseenrank enverdordt;menverzameltzeengooitzeinhetvuur,en zewordenverbrand
7AlsuinMijblijftenMijnwoordeninublijven,kuntu vragenwatuwilt,enhetzalugegevenworden.
8HierinwordtmijnVaderverheerlijkt,datuveelvrucht draagtenmijndiscipelenbent
9ZoalsdeVaderMijheeftliefgehad,hebIkuliefgehad; blijfinMijnliefde
10Alsumijngebodeninachtneemt,zultuinmijnliefde blijven,zoalsikdegebodenvanmijnVaderinachtheb genomeneninzijnliefdeblijf
11DezedingenhebIktotugesproken,opdatMijn blijdschapinuzoublijvenenuwblijdschapvolkomenzou worden
12Ditismijngebod:datuelkaarliefhebt,zoalsikuheb liefgehad.
13Niemandheeftgrotereliefdedanwiezijnlevengeeft voorzijnvrienden.
14Julliezijnmijnvrienden,alsjulliedoenwatikjullie gebied
15Iknoemjullievoortaangeenslavenmeer,wanteen slaafweetnietwatzijnheerdoet.VriendenhebIkechter genoemd,wantalleswatIkvandeVadergehoordheb,heb Ikjulliebekendgemaakt
16NietgijhebtMij,maarIkhebuuitgekozenenu aangewezen,opdatgijzoudtheengaanenvruchtdragenen uwvruchtzoublijven,opdatalleswatgijdeVaderbidtin MijnNaam,hijudatgeve
17Ditgebiediku:datuelkaarliefhebt
18Alsdewerelduhaat,weetdandatzijMijeerderdanu gehaatheeft
19Alsuvandewereldzouzijn,zoudewereldhethare liefhebben.Maaromdatunietvandewereldbent,maarIk uuitdewereldhebuitgekozen,daaromhaatdewereldu 20GedenkhetwoorddatIktotugesprokenheb:De dienaarisnietmeerdanzijnheer.IndienzijMijvervolgd hebben,zullenzijookuvervolgen;indienzijMijnwoord bewaardhebben,zullenzijookhetuwebewaren
21Maarditalleszullenzijuaandoenomwillevanmijn Naam,omdatzijHemnietkennenDieMijgezondenheeft 22AlsIknietgekomenwasentothengesprokenhad, zoudenzijgeenzondehebben;maarnuhebbenzijgeen voorwendselvoorhunzonde
23WieMijhaat,haatookMijnVader 24AlsIknietonderhendewerkenhadgedaandie niemandandersgedaanheeft,zoudenzijgeenzonde hebbenMaarnuhebbenzijhetgezienentochhatenzij zowelMijalsMijnVader.
25Maarditgebeurt,opdathetwoordvervuldwordtdatin hunwetgeschrevenstaat:ZijhebbenMijzonderreden gehaat.
26MaarwanneerdeTroosterzalgekomenzijn,DieIku zendenzalvandeVader,deGeestderwaarheid,Dievan deVaderuitgaat,zalDievanMijgetuigen.
27Enookjulliemoetengetuigen,wantjulliezijnvanhet beginafaanbijMijgeweest
HOOFDSTUK16
1Ikhebdittotugesproken,opdatunietgeërgerdzult worden
2Zijzullenuuitdesynagogenwerpen.Ja,erkomteentijd datiedereendieudoodt,zaldenkendathijGodeendienst bewijst
3Enditzullenzijudoen,omdatzijdeVaderniethebben gekend,enookMijniet.
4MaardezedingenhebIkugezegd,opdatgij,wanneerde tijdkomt,uzultherinneren,datIkudaarvangezegdheb EndezedingenhebIkuvanhetbeginafnietgezegd, omdatIkbijuwas
5MaarnugaikheennaarHemDieMijgezondenheeft,en niemandvanuvraagtMij:WaargaJeheen?
6MaaromdatIkdittotugesprokenheb,isuwhartvervuld vandroefheid.
7MaarIkzegudewaarheid:HetisbetervoorudatIk weggaWantalsIknietwegga,zaldeTroosternietnaaru
toekomen;maaralsIkheenga,zalIkHemnaarutoe zenden.
8EnalsHijgekomenis,zalHijdewereldovertuigenvan zonde,vangerechtigheidenvanoordeel.
9Vanzonde,omdatzijnietinMijgeloven; 10Vangerechtigheid,omdatIkheengatotMijnVader,en uzultMijnietmeerzien, 11Vanoordeel,omdatdeoverstevandezewereld geoordeeldis
12Ikhebjullienogveelmeertezeggen,maarjullie kunnenhetnunognietverdragen
13MaarwanneerDiekomt,deGeestderwaarheid,zalHij udewegwijzenindevollewaarheid;wantHijzalnietuit Zichzelfspreken,maaralwatHijhoort,zalHijspreken,en detoekomstigedingenzalHijuverkondigen
14HijzalMijverheerlijken,wantHijzalhetuithetMijne nemenenhetuverkondigen
15AlwatdeVaderheeft,ishetMijneDaaromhebIk gezegddatHijhetuithetMijnezalnemenenhetuzal verkondigen
16NogeenkortetijdenjulliezullenMijnietmeerzien,en weereenkortetijdenjulliezullenMijzien,wantIkga heennaardeVader
17Toenzeidensommigenvanzijndiscipelentotelkaar: Watbetekentdit,dathijtegenonszegt:Nogeenkortetijd enjulliezullenmijnietmeerzien,enweereenkortetijden julliezullenmijzien?En:OmdatiknaardeVaderga?
18Zijzeidendan:Watbetekentdit,datHijzegt:Nogeen kortetijd?Wijwetenniet,watHijzegt
19JezuswistdatzijHemernaarvroegenenzeitegenhen: VraagtuonderelkaarwatIkgezegdheb:Nogeenkorte tijdenuzultMijnietzien,enweer:Nogeenkortetijdenu zultMijzien?
20Voorwaar,voorwaar,Ikzegu:Gijzultwenenen weeklagen,maardewereldzalzichverblijden;engijzult bedroefdzijn,maaruwdroefheidzalinvreugde veranderen.
21Wanneereenvrouwbaart,heeftzijverdriet,omdathaar uurgekomenisMaarzodrazijhetkindgebaardheeft, denktzijnietmeeraandebenauwdheid,omdatzijblijis datereenmensterwereldisgekomen
22Engijhebtnudanweldroefheid,maarIkzalu wederzien,enuwhartzalzichverblijden,enuwblijdschap zalniemanduontnemen
23EntediendagezultgijMijnietsvragenVoorwaar, voorwaar,Ikzegu:AlwatgijdenVaderzultbiddenin MijnNaam,Hijzalhetugeven
24Totnutoehebtunietsinmijnnaamgebeden.Vraagen uzultontvangen,zodatuwblijdschapvolkomenzalzijn
25DezedingenhebIkinspreekwoordentotugesproken MaarerkomteentijddatIknietmeerinspreekwoordentot uzalspreken,maarhetuopenlijkoverdeVaderzal verkondigen
26Opdiedagzultuinmijnnaambidden,enIkzeguniet datIkdeVadervooruzalbidden
27WantdeVaderZelfheeftulief,omdatuMijhebt liefgehadenhebtgeloofddatIkvanGodbenuitgegaan.
28IkbenvandeVaderuitgegaanenbenindewereld gekomen;opnieuwverlaatIkdewereldengaheennaarde Vader.
29ZijndiscipelenzeidentotHem:Zie,nuspreektGij ronduitengebruiktgeenspreekwoorden
30NuzijnwijerzekervandatUallesweet,endathetniet nodigisdatiemandUeromvraagt.Daaromgelovenwij datUvanGodbentgekomen
31Jezusantwoorddehun:Gelooftunu?
32Zie,detijdkomtenisnugekomen,datgijverstrooid zultworden,iedernaarhetzijne,enMijalleenzultlaten; entochbenIknietalleen,wantdeVaderismetMij
33DezedingenhebIktotugesproken,opdatgijinMij vredehebtIndewereldzultgijverdrukkinghebben,maar hebtgoedemoed:Ikhebdewereldoverwonnen
HOOFDSTUK17
1DezewoordensprakJezus,enHijhiefZijnogenopnaar dehemel,enzeide:Vader,hetuurisgekomen;verheerlijk UwZoon,opdatookUwZoonUverheerlijke.
2ZoalsUHemmachtgegevenhebtoverallevlees,opdat HijaanallendieUHemgegevenhebt,eeuwiglevenzou geven.
3Enditisheteeuwigeleven,datzijUkennen,deenige waarachtigeGod,enJezusChristus,dieGijgezondenhebt 4IkhebUverheerlijktopdeaarde;Ikhebhetwerk volbrachtdatGijMijgegevenhebtomtedoen
5Ennu,Vader,verheerlijkmijbijUzelfmetde heerlijkheiddieikbijUhadvoordatdewereldbestond.
6IkhebUwNaamgeopenbaardaandemensendieGijMij uitdewereldgegevenhebtZijwarenvanUenGijhebt henMijgegeven,enzijhebbenUwWoordonderhouden.
7NuhebbenzijingeziendatalleswatGijmijgegeven hebt,vanUafkomstigis
8WantdewoordendieGijMijgegevenhebt,hebIkhun doorgegeven,enzijhebbenzeaangenomen,enzijhebben inwaarheiderkend,datIkvanUuitgegaanben,enzij hebbengeloofd,datGijMijgezondenhebt.
9IkbidvoorhenIkbidnietvoordewereld,maarvoor hendieGijmijgegevenhebt,wantzijzijnvanU
10Enalhetmijneisvanu,enhetuweisvanmij;enIk wordinhenverheerlijkt
11Ennubeniknietmeerindewereld,maardezenzijnin dewereld,enikkomtotU.HeiligeVader,bewaarinUw Naamhen,dieGijMijgegevenhebt,opdatzijéénzijn, zoalsWij
12Toenikbijhenindewereldwas,bewaardeikheninuw naamDieumijgegevenhebt,hebikbewaardEn niemandvanhenisverlorengegaan,dandezoondes verderfs,zodatdeSchriftvervuldwerd.
13Ennukomiktotu,enikspreekdezedingeninde wereld,opdatzijmijnblijdschaptenvolleinzichzelf zoudenhebben
14IkhebhunUwwoordgegeven,endewereldheefthen gehaat,omdatzijnietvandewereldzijn,zoalsIknietvan dewereldben.
15IkbidnietdatUhenuitdewereldwegneemt,maardat Uhenbewaartvoorhetkwaad
16Zijzijnnietvandewereld,zoalsIknietvandewereld ben
17HeiligheninUwwaarheid;Uwwoordisdewaarheid.
18ZoalsUMijnaardewereldgezondenhebt,zohebIk hennaardewereldgezonden
19EnIkheiligMijzelfvoorhen,opdatookzijinde waarheidgeheiligdzoudenzijn
20Ikbidnietalleenvoorhen,maarookvoorhen,diedoor hunwoordinMijgeloven.
21Opdatzijallenéénzijn,zoalsGij,Vader,inMijenIkin U,datookzijinOnséénzijn,opdatdewereldgelove,dat GijMijgezondenhebt.
22EndeheerlijkheiddieGijMijgegevenhebt,hebIkhun gegeven,opdatzijéénzijn,zoalsWijéénzijn
23Ikinhen,enGijinMij,datzijvolmaaktzijntotéén,en datdewerelderkent,datGijMijgezondenhebt,endatGij henliefgehadhebt,gelijkGijMijliefgehadhebt
24Vader,Ikwildat,waarIkben,ookzijbijMijzijn,die GijMijgegevenhebt,opdatzijMijnheerlijkheid aanschouwen,dieGijMijgegevenhebt,omdatGijMij liefgehadhebtvóórdegrondleggingvandewereld 25RechtvaardigeVader,dewereldheeftUnietgekend, maarIkhebUgekend,endezenhebbenerkend,datGij Mijgezondenhebt
26EnIkhebhunUwNaamverkondigdenzaldie verkondigen,opdatdeliefdewaarmeeGijMijhebt liefgehad,inhenzijenIkinhen
HOOFDSTUK18
1NadatJezusdezewoordengesprokenhad,gingHijmet ZijndiscipelennaardeoverkantvandebeekKedron.Daar waseentuin,waarHijenZijndiscipelennaarbinnen gingen
2EnookJudas,dieHemverraadde,kendedeplaats.Want JezuswasdaardikwijlsmetZijndiscipelenbijeengekomen
3Judaskwamdaarheen,vergezeldvaneenafdeling soldatenendienarenvandehogepriestersendeFarizeeën, metlantaarns,fakkelsenwapens
4Jezusdan,diealleswistwatoverHemzoukomen,kwam naarvorenenzeidetothen:Wiezoektgij?
5ZijantwoorddenHem:JezusdeNazarenerJezuszeide tothen:IkbenhetEnookJudas,dieHemverradenhad, stondbijhen.
6ToenHijdantothengezegdhad:Ikbenhet,deinsdenzij achteruitenvielenopdegrond
7ToenvroegHijhunnogmaals:Wiezoektu?Enzij zeiden:JezusdeNazarener
8Jezusantwoordde:Ikhebugezegd,datIkhetbenIndien gijdanMijzoekt,laatdezenheengaan.
9opdathetwoordvervuldzouworden,dathijgesproken had:Vanhen,dieGijmijgegevenhebt,hebikniemand verlorenlatengaan.
10ToentrokSimonPetrus,dieeenzwaardhad,hetzwaard, ensloegdedienaarvandehogepriester,enhieuwhemzijn rechteroorafDenaamvandedienaarwasMalchus
11ToenzeiJezustegenPetrus:Steekuwzwaardinde schede;debekerdiedeVaderMijgegevenheeft,zouIk dienietdrinken?
12Toennamendeafdeling,dehoofdmanendedienaars vandeJodenJezusgevangenenboeidenHem, 13EnhijbrachtHemeerstnaarAnnas,wantAnnaswasde schoonvadervanKajafas,diedatjaarhogepriesterwas
14HetwasKajafasdiedeJodenderaadgafdathetbeter wasdatéénmanstierfvoorhetvolk
15EnSimonPetrusvolgdeJezus,enookeenandere discipel.Dezediscipelwaseenbekendevande hogepriester,enhijgingmetJezushetpaleisvande hogepriesterbinnen
16MaarPetrusstondbuitenaandedeurToengingde anderediscipel,diedehogepriesterkende,naarbuitenen spraktothaar,diededeurbewaakte,enbrachtPetrus binnen.
17ToenzeihetmeisjedatdedeurbewaaktetegenPetrus: Benjijooknieteenvandediscipelenvandezeman?Hij zei:Ikniet
18Endedienarenendedienaarsstondenerbij,dieeen kolenvuurhaddengemaakt,wanthetwaskoud,enzij warmdenzichEnPetrusstondbijhenenwarmdezich 19DehogepriesterondervroegJezusoverzijnleerlingen enoverzijnleer
20Jezusantwoorddehem:Ikhebopenlijktotdewereld gesproken,ikhebaltijdonderrichtgegevenindesynagoge enindetempel,waardeJodenaltijdsamenkomen,enin hetgeheimhebiknietsgezegd.
21WaaromvraagtgijMij?Vraagthun,dieMijgehoord hebben,watIktothengezegdheb;zie,zijwetenwatIk gezegdheb.
22EntoenHijditgezegdhad,sloegeenvandedienaars, dieerbijstonden,Jezusmetdepalmvanzijnhandenzei: AntwoordtGijdehogepriesterzo?
23Jezusantwoorddehem:AlsIkkwaadgesprokenheb, getuigdanvanhetkwaadMaaralshetgoedis,waarom slaatuMij?
24AnnashadHemgeboeidnaardehogepriesterKajafas gestuurd
25EnSimonPetrusstondopenwarmdezich.Zijzeiden dantothem:Bentuooknieteenvanzijndiscipelen?Hij loochendehetenzei:Ikbenhetniet
26Eenvandedienarenvandehogepriester,diezijn verwantwas,vanwiePetrushetoorhadafgeslagen,zei: Hebikunietbijhemindehofgezien?
27Petrusontkendehetopnieuw,enmeteenkraaidede haan
28ToenleiddenzijJezusvanKajafasnaarhet gerechtsgebouw.Hetwasalvroegindemorgenenzij gingenzelfhetgerechtsgebouwnietbinnen,opdatzijzich nietzoudenverontreinigen,maarhetPaschazoudeneten
29Pilatusgingnaarbuitenenzeitegenhen:Welke beschuldigingbrengtutegendezemanin?
30Zijantwoorddenenzeidentothem:Alshijgeen kwaaddoenerwas,zoudenwijhemnietaanuovergeleverd hebben
31ToenzeidePilatustothen:NeemtgijHem,enoordeelt Hemnaaruwwet.DeJodendanzeidentotHem:Hetis onsnietgeoorloofdiemandterdoodtebrengen;
32opdathetwoordvanJezusvervuldzouworden,datHij gesprokenhad,toenHijaangafwelkedoodHijzousterven 33ToengingPilatusopnieuwhetgerechtsgebouwbinnen, riepJezusenvroegHem:BentUdeKoningvandeJoden?
34Jezusantwoorddehem:Zegtudituituzelf,ofhebben anderenhetuoverMijgezegd?
35Pilatusantwoordde:BenikeenJood?Uwvolkende overpriestershebbenuaanmijovergeleverd;wathebtu gedaan?
36Jezusantwoordde:MijnKoninkrijkisnietvandeze wereldAlsMijnKoninkrijkvandezewereldwas,zouden Mijndienarengestredenhebben,opdatIknietaandeJoden overgeleverdzouworden.MaarnuisMijnKoninkrijkniet vanhier
JOHN
37PilatuszeidedantotHem:ZijtGijdaneenkoning? Jezusantwoordde:Gijzegt,datIkeenkoningben.Hiertoe benIkgeboren,enhiertoebenIkindewereldgekomen, opdatIkvoordewaarheidzougetuigen.Eenieder,dieuit dewaarheidis,hoortMijnstem.
38PilatuszeidetotHem:Watisdewaarheid?EnnadatHij ditgezegdhad,gingHijweernaarbuitentotdeJodenen zeidetothen:IkvindinHeminhetgeheelgeenschuld.
39MaarhetisbijugebruikelijkdatikophetPascha iemandvooruvrijlaatWiltudandatikdekoningvande Jodenvooruvrijlaat?
40Toenriepenzijallenwederom,zeggende:Nietdeze, maarBarabbas;wantBarabbaswaseenrover.
HOOFDSTUK19
1ToennamPilatusJezusgevangenengeseldeHem 2Endesoldatenvlochteneenkroonvandoornen,enzetten dieopzijnhoofd,enzijdedenhemeenpurperenmantel om,
3Enzijzeiden:Gegroet,GijKoningderJoden!Enzij sloegenHemmethunhanden.
4Pilatusgingweernaarbuitenenzeitegenhen:Zie,ik brengHemvoorunaarbuiten,zodatuweetdatikgeen enkeleschuldinHemvind.
5ToenkwamJezusnaarbuiten,metdedoornenkroonop enhetpurperenkleedaanEnPilatuszeidetothen:Zie,de mens!
6ToendandeoverpriestersendedienaarsHemzagen, riepenzij,zeggende:KruisigHem,kruisigHemPilatus zeidetothen:NeemtHem,enkruisigtHem,wantikvind geenschuldinHem
7DeJodenantwoorddenHem:Wijhebbeneenwet,en volgensonzewetmoetHijsterven,omdatHijZichzelfde ZoonvanGodheeftgemaakt
8ToenPilatusdezewoordenhoorde,werdhijnogbanger
9Enhijgingwederominhetgerechtsgebouw,enzeidetot Jezus:VanwaarzijtGij?MaarJezusgafhemgeen antwoord
10ToenzeiPilatustegenHem:SpreektUniettotmij?
WeetUnietdatikmachthebomUtekruisigenenmacht omUvrijtelaten?
11Jezusantwoordde:UzougeenenkelemachttegenMij hebben,alshetunietvanbovengegevenwasDaarom heefthijdieMijaanuovergeleverdheeft,degrootste zonde.
12EnvantoenafprobeerdePilatusHemlostelaten,maar deJodenschreeuwdenenzeiden:AlsUDezevrijlaat,bent UgeenvriendvandekeizerIedereendiezichzelfkoning maakt,verzetzichtegendekeizer
13ToenPilatusdezewoordenhoorde,brachthijJezusnaar buitenengingopderechterstoelzitten,opdeplaatsdie Plaveiselgenoemdwordt,maarinhetHebreeuws Gabbathaheet
14EnhetwasdevoorbereidingvanhetPascha,ongeveer hetzesdeuur,enHijzeidetotdeJoden:Zie,uwKoning!
15Maarzijriepen:WegmetHem,wegmetHem,kruisig HemPilatuszeidetothen:ZalikuwKoningkruisigen?
Deoverpriestersantwoordden:Wijhebbengeenkoning danCaesar.
16ToengafhijHemdanaanhenoveromgekruisigdte wordenEnzijnamenJezusmeeenleiddenHemweg
17EnHij,zijnkruisdragende,gingnaardeplaatsdie Schedelplaatsgenoemdwordt,inhetHebreeuwsGolgotha. 18WaarzeHemkruisigden,enmetHemnogtwee anderen,aanweerszijdenéén,enJezusinhetmidden.
19EnPilatusschreefeenopschrift,enliethetophetkruis zettenEnhetopschriftwas:JEZUSVANNAZARETH, DEKONINGDERJODEN
20DitopschriftwerddoorveelJodengelezen,wantde plaatswaarJezusgekruisigdwerd,lagdichtbijdestad HetwasgeschreveninhetHebreeuws,hetGrieksenhet Latijn
21ToenzeidendeoverpriestersvandeJodentegenPilatus: Schrijfniet:KoningvandeJoden,maardatHijgezegd heeft:IkbendeKoningvandeJoden
22Pilatusantwoordde:Watikgeschrevenheb,hebik geschreven.
23ToendesoldatenJezusgekruisigdhadden,namenze zijnklerenenmaaktenervierdelenvan,voorelkesoldaat eendeel.Ookzijnonderkleedwaszondernaad,vanboven totondergeweven
24Zijzeidendantotelkander:Laatonshetnietscheuren, maareromloten,vanwiehetzijnzal;opdatdeSchrift vervuldzouworden,diezegt:Zijhebbenmijnklederen onderelkanderverdeeld,enommijngewaadhebbenzijhet lotgeworpen.Dezedingendandedendekrijgslieden.
25BijhetkruisvanJezusstondenzijnmoederendezuster vanzijnmoeder,Maria,devrouwvanKleofas,enMaria Magdalena.
26ToenJezusdanzijnmoederzagendediscipeldieHij liefhad,bijhaarzagstaan,zeiHijtegenzijnmoeder: Vrouw,zie,uwzoon!
27ToenzeideHijtotdendiscipel:Zie,uwmoeder!Envan datuurafnamdediscipelhaarinzijnhuis
28HiernawistJezusdatallesvolbrachtwas,enHijzei,om deSchriftinvervullingtelatengaan:Ikhebdorst
29ErstondeenvatvolzurewijnZevuldeneensponsmet zurewijn,stakendieopdehysopenbrachtendieaanzijn mond
30ToenJezusdandezurewijngenomenhad,zeiHij:Het isvolbracht!EnHijbooghethoofdengafdegeest.
31OmdathetVoorbereidingwasendelichamennietopde sabbataanhetkruiszoudenblijvenhangen(wantdie sabbatwaseengrotedag),vroegendeJodenaanPilatusof hunbenengebrokenenzijweggenomenmochtenworden
32Toenkwamendesoldatenenbrakendebenenvande eersteenvandeanderediemetHemgekruisigdwas.
33MaartoenzijbijJezuskwamenenzagendatHijal gestorvenwas,brakenzijZijnbenenniet.
34Maareenvandesoldatenstakmeteenspeerinzijn zijde,enterstondkwamerbloedenwateruit
35EnHij,diehetgezienheeft,heeftervangetuigd,enZijn getuigenisiswaar;enHijweetdatHijdewaarheidspreekt, opdatgijgelooft
36Wantdezedingenzijngebeurd,opdatdeSchriftvervuld zouworden:GeenbeenvanHemzalgebrokenworden
37EnnogeenanderSchriftgedeeltezegt:ZijzullenHem aanschouwenDiezijdoorstokenhebben.
38EnnadezedingenverzochtJozefvanArimathea,een discipelvanJezus,maarinhetgeheimuitvreesvoorde Joden,PilatusdathijhetlichaamvanJezusmocht wegnemen;enPilatusgafhemverlofHijkwamdanen namhetlichaamvanJezus
39EnookNikodemus,dieeerst'snachtsbijJezuswas gekomen,kwamenbrachteenmengselvanmirreenaloë mee,ongeveerhonderdpondzwaar
40ToennamenzehetlichaamvanJezusenwikkeldenhet inlinnendoeken,metdespecerijen,zoalsdegewoonteis bijdeJodenbijhetbegraven
41OpdeplaatswaarHijgekruisigdwerd,waseentuin,en indietuinwaseennieuwgraf,waarinnognooitiemand wasbijgezet
42DaarlegdenzeJezusneervanwegede voorbereidingsdagvandeJoden,wanthetgrafwasdichtbij
HOOFDSTUK20
1OpdeeerstedagvandeweekgingMariaMagdalena vroeg,toenhetnogdonkerwas,naarhetgrafenzagdatde steenvanhetgrafwasweggenomen
2ToensneldezijwegenkwambijSimonPetrusenbijde anderediscipel,dieJezusliefhad,enzeitegenhen:Ze hebbendeHeeruithetgrafweggenomenenwijwetenniet waarzeHemhebbenneergelegd
3Petrusendeanderediscipelgingennaarbuitenen kwamenbijhetgraf
4ZerendendussamenwegDeanderediscipelrende snellerdanPetrusenkwamheteerstbijhetgraf.
5EnhijboogzichvooroverenkeekerinHijzagdelinnen doekenliggenTochginghijernietin
6ToenkwamSimonPetrusenvolgdehem,enginghet grafbinnen,enzagdelinnendoekenliggen,
7Endezweetdoek,dieopzijnhoofdgeweestwas,lagniet bijdelinnenwindsels,maarapartopgeroldopeenandere plaats
8Toengingookdeanderediscipel,dieheteerstbijhet grafgekomenwas,naarbinnen,enhijzaghetengeloofde.
9WantzijbegrependeSchriftnogniet,datHijuitde dodenmoestopstaan
10Toengingendediscipelenweernaarhuis.
11MaarMariastondbuitenbijhetgraftewenenEn terwijlzijweende,boogzijzichvooroverenkeekinhet graf.
12Enhijzagtweeengeleninwittekledingzitten,éénbij hethoofdeindeenéénbijhetvoeteneinde,waarhet lichaamvanJezushadgelegen.
13Enzijzeidentothaar:Vrouw,waaromweentgij?Zij zeidetothen:OmdatzijmijnHeerhebbenweggenomen, enikweetniet,waarzijHemgelegdhebben.
14Ennadatzijditgezegdhad,keerdezijzichomenzag Jezusstaan,maarzijwistnietdathetJezuswas.
15Jezuszeidetothaar:Vrouw,waaromweentgij?Wie zoektgij?Zij,menendedathetdetuinmanwas,zeidetot Hem:Heer,indiengijHemweggedragenhebt,zegmijdan waargijHemgelegdhebt,enikzalHemweghalen.
16Jezuszeidetothaar:MariaZijkeerdezichomenzeide totHem:Rabboeni,datis:Meester
17Jezuszeitegenhaar:HoudMijnietvast,wantIkben nognietopgevarennaarMijnVaderGaechternaarMijn broedersenzegtegenhen:IkvaaropnaarMijnVaderen uwVader,ennaarMijnGodenuwGod
18MariaMagdalenakwamaandeleerlingenvertellendat zijdeHeerhadgezienendatHijdittegenhaargezegdhad.
19Toenhetavondwerdopdieeerstedagvandeweeken dedeurenvandeplaatswaardediscipelenbijeenwaren,
geslotenwarenuitvreesvoordeJoden,kwamJezusen stondinhunmiddenenzeitegenhen:Vredeziju.
20EnnadatHijditgezegdhad,toondeHijhunZijn handenenZijnzijde.Dediscipelendanwarenblij,toenzij deHeerzagen.
21Jezuszeiopnieuwtegenhen:Vredeziju!Zoalsde VaderMijgezondenheeft,zendIkooku
22EnnadatHijditgezegdhad,bliesHijophenenzei tegenhen:OntvangdeHeiligeGeest
23Aanwiegijdezondenvergeeft,diezijnhunvergeven; enaanwiegijdezondentoerekent,diezijnhun toegerekend
24MaarThomas,eenvandetwaalf,ookDidymus genoemd,wasernietbijtoenJezuskwam
25DeanderediscipelenzeidendantotHem:Wijhebben deHeeregezien.MaarHijzeitothen:TenzijikinZijn handenhettekenderspijkerszie,enmijnvingerinhet tekenderspijkerssteek,enmijnhandinZijnzijdesteek, zaliknietgeloven.
26EnnaachtdagenwarenZijndiscipelenweerbinnen,en ThomaswasbijhenJezuskwam,terwijldedeuren geslotenwaren,enHijstondinhetmiddenenzei:Vrede ziju
27ToenzeiHijtegenThomas:Komhiermetuwvingeren bekijkMijnhanden,enkomhiermetuwhandensteekdie inMijnzijde;enweesnietongelovig,maargelovig 28EnThomasantwoorddeenzeidetotHem:MijnHeere enmijnGod!
29Jezuszeitegenhem:OmdatjeMijgezienhebt,Thomas, hebjegeloofdZaligzijnzijdienietgezienhebbenentoch geloven.
30EnJezusheeftnogveelmeerwonderengedaaninde tegenwoordigheidvanzijndiscipelen,dienietinditboek beschrevenzijn:
31Maardezezijngeschreven,opdatgijgelooft,datJezus deChristusis,deZoonvanGod,enopdatgij,doorte geloven,hetlevenhebtinzijnNaam.
HOOFDSTUK21
1HiernaverscheenJezusopnieuwaandediscipelenbijhet meervanTiberiasOokopdezewijzetoondeHijZichzelf 2ErwarenbijeenSimonPetrus,Thomas,dieookDidymus genoemdwordt,NathanaëluitKanainGalilea,dezonen vanZebedeüsentweeanderevanzijndiscipelen
3SimonPetruszeidetothen:Ikgavissen.Zijzeidentot hem:WijgaanookmetumeeZijgingenuit,engingen terstondinhetschip,enzijvingendiennachtniets.
4Toenhetinmiddelsmorgengewordenwas,stondJezus aandeoeverDediscipelenwistenechternietdathetJezus was
5ToenzeiJezustothen:Kinderen,hebbenjullieietste eten?ZijantwoorddenHem:Nee
6EnHijzeidetothen:Werphetnetuitaanderechterzijde vanhetschip,engijzultvindenZijwierpendanuit,ennu kondenzijhetnietmeertrekkenvanwegedemenigteder vissen.
7Daaromzeidediscipel,dieJezusliefhad,totPetrus:Het isdeHeerToenSimonPetrusnuhoorde,dathetdeHeer was,omgorddehijHemzijnvissersmantel,wanthijwas naakt,enwierpzichindezee
8Endeanderediscipelenkwamenineenkleinscheepje, wantzijwarennietvervanhetland,slechtsongeveer tweehonderdel,enzijsleeptenhetnetmetdevissenachter zichaan.
9Toenzijnuaanlandkwamen,zagenzijdaareen kolenvuur,waaropvislagenbrood
10Jezuszeitegenhen:‘Haalwatvandevisdiejullie gevangenhebben.
11SimonPetrusgingeropuitentrokhetnetophetland Hetwasvolgrotevissen,honderddrieënvijftigEnhoewel heterzoveelwaren,scheurdehetnetniet
12Jezuszeidetothen:KomteneetEnniemandvande discipelendurfdeHemvragen:WiezijtGij?wetendedat hetdeHeerewas
13ToenkwamJezus,namhetbroodengafhethun,enook devis.
14DitwasdederdekeerdatJezuszichaanzijnleerlingen vertoonde,nadathijuitdedoodwasopgewekt
15Toenzijdangegetenhadden,zeideJezustotSimon Petrus:Simon,zoonvanJonas,hebtgijMijmeerliefdan dezen?HijzeidetotHem:Ja,Heere,Gijweet,datikU liefheb.HijzeidetotHem:WeidMijnlammeren.
16Hijzeidewederomtentweedenmaletothem:Simon, zoonvanJonas,hebtgijMijlief?Hijzeidetothem:Ja, Heere,Gijweet,datikUliefheb.Hijzeidetothem:Weid mijnschapen
17HijzeidetenderdenmaletotHem:Simon,zoonvan Jonas,hebtgijMijlief?Petruswerdbedroefd,omdathij tenderdenmaletotHemzeide:HebtgijMijlief?Enhij zeidetotHem:Heere,Gijweetalledingen;Gijweet,datik Uliefheb.Jezuszeidetothem:WeidMijnschapen.
18Voorwaar,voorwaar,Ikzegu:toenujongwas, omgorddeuuzelfenliepuwaaruwilde;maarwanneeru oudzultzijn,zultuuwhandenuitstrekken,eneenander zaluomgordenenubrengenwaarunietwilt
19Ditzeidehij,aanduidendemetwelkendoodhijGod verheerlijkenzou.Ennadathijditgesprokenhad,zeidehij tothem:VolgMij
20ToenPetruszichomkeerde,zaghijdediscipeldieJezus liefhad,volgen.Ookdezelagtijdenshetavondmaalaan zijnborstenzei:Heere,wieishetdieUverraadt?
21ToenPetrushemzag,zeihijtegenJezus:Heer,wat moetdezemandoen?
22Jezuszeitegenhem:AlsIkwildathijblijfttotdatIk kom,watgaathetjouaan?VolgMij
23Ditwoordgingdanrondonderdebroeders,datdie discipelnietzoustervenJezushadechterniettegenhem gezegd:Hijzalnietsterven,maar:AlsIkwildathijblijft totdatIkkom,watgaatdatuaan?
24Ditisdediscipeldievandezedingengetuigtendeze dingenheeftopgeschrevenEnwijwetendatzijn getuigeniswaaris.
25EnerzijnnogveelmeerdingendieJezusheeftgedaan, enalszeallemaalzoudenwordenopgeschreven,danzou, denkik,dewereldzelfdeboekendiezoudenworden opgeschreven,nietkunnenbevattenAmen
Handelingenvande Apostelen
HOOFDSTUK1
1Heteerstetraktaathebikgemaakt,oTheophilus,over alleswatJezusbegonnenistedoenenteleren, 2TotopdedagdatHijwerdopgenomen,nadatHijdoor deHeiligeGeestaandeapostelen,dieHijhaduitgekozen, opdrachtenhadgegeven:
3AanwieHijZichooklevendheeftvertoondnaZijn lijden,metveleonmiskenbarebewijzen,veertigdagenlang, toenHijdoorhenwerdgezienensprakoverdedingendie hetKoninkrijkGodsbetreffen.
4EntoenHijmethenbijeengekomenwas,gafHijhunhet bevelJeruzalemnietteverlaten,maarteblijvenwachten opdebeloftevandeVader,dieu,zeiHij,vanMijgehoord hebt.
5WantJohannesdooptewelmetwater,maarjulliezullen metdeHeiligeGeestgedooptworden,nietlangnadeze dagen
6Toenzijdandaarbijeengekomenwaren,vroegenzij Hem:Heere,zultGijindezetijdhetkoningschapaan Israëlherstellen?
7EnHijzeidetothen:Hetisnietuwzaakdetijdenof gelegenhedenteweten,diedeVaderinZijneigenmacht gesteldheeft
8Maarjulliezullenkrachtontvangen,wanneerdeHeilige Geestoverjulliekomt,enjulliezullenMijngetuigenzijn, zowelinJeruzalemalsinheelJudeaenSamaria,entotaan hetuiterstevandeaarde
9EnnadatHijditgezegdhad,werdHijopgenomenterwijl zijhetzagen,eneenwolkonttrokHemaanhunogen 10Terwijlzij,terwijlHijvanhenopsteeg,hunbliknaarde hemelgerichthielden,stondendaaropeenstweemannenin witteklederenbijhen
11Dieookzeiden:MannenvanGalilea,watstaatudaaren zietopnaardehemel?DezeJezus,Dievanuopgenomen isindehemel,zalopdezelfdewijzeterugkomenalsuHem naardehemelhebtzienvaren
12ToenkeerdenzijterugnaarJeruzalem,vandeOlijfberg, dieeensabbatreisvanJeruzalemverwijderdligt
13Entoenzijbinnengekomenwaren,gingenzijnaarde bovenzaal,waarzijverbleven:Petrus,Jakobus,Johannes, Andreas,Filippus,Thomas,BartholomeüsenMattheüs, Jakobus,dezoonvanAlfeüs,SimonZelotesenJudas,de broervanJakobus.
14Dezeallenbleveneensgezindvolhardeninhetbidden ensmeken,samenmetdevrouwenenMaria,demoeder vanJezus,enmetzijnbroers.
15EnindiedagenstondPetrusoptemiddenvande discipelenenzeide:(hetaantalnamentezamenwas ongeveerhonderdtwintig)
16Mannenbroeders,hetwasnoodzakelijkdatdit Schriftwoordvervuldwerd,datdeHeiligeGeestdoorde mondvanDavidtevorengesprokenheeftoverJudas,de leidsmanvanhendieJezusgevangennamen
17Wanthijwerdbijonsgerekendenhaddeelgekregen aandezebediening
18Dezemanheefteenstukgrondgekochtmetdebeloning voorzijnongerechtigheidHijisvoorovergevallenenisin hetmiddenopengebarsten,enalzijningewandenzijnnaar buitengekomen
19EnhetwerdbekendaanalleinwonersvanJeruzalem, zodatdatstuklandinhuneigentaalAkeldamawordt genoemd,datwilzeggen:bloedakker
20WanterstaatgeschreveninhetboekderPsalmen:Laat zijnwoningwoestworden,enlaatniemanderwonen;en laateenanderzijnbisschopszetelinnemen
21Daarom,vandezemannendiemetonsomgegaanzijnal detijddatdeHeereJezusonderonsinenuitging, 22VanafdedoopvanJohannestotopdedagwaaropHij vanonswerdweggenomen,moetiemandmetonsgetuige zijnvanZijnopstanding.
23Enzijsteldenertweeaan:Jozef,dieBarsabasheette, dieookJustusgenoemdwerd,enMatthias
24Enzijbadenenzeiden:Gij,Heere,Diedehartenvan allenmensenkent,wijsaanwievandezetweeGijhebt uitgekozen,
25opdathijdeelzoukrijgenaandezebedieningenaanhet apostelschap,waarvanJudasdoorovertredingafgevallen wasomnaarzijneigenplaatstegaan.
26Enzijwierpenhunloten,enhetlotvielopMatthias;en hijwerdmetdeelfapostelengeteld
HOOFDSTUK2
1EntoendedagvanhetPinksterfeestaanbrak,warenzij alleneensgezindbijeenopéénplaats
2Enplotselingkwameruitdehemeleengeluidalsvan eengeweldigewindvlaag,enhetvuldehethelehuiswaar zijzaten
3Enerverschenenaanhentongenalsvanvuur,diezich verdeelden,enhetzettezichopiedervanhen.
4EnzijwerdenallenvervuldmetdeHeiligeGeesten begonnentesprekeninanderetalen,zoalsdeGeesthun gafuittespreken.
5ErwoondeninJeruzalemJoden,godvruchtigemannen, afkomstiguitallevolkenonderdehemel
6Toenditgeluidzichverspreidde,stroomdedemenigte samenenraakteinverwarring,omdatiederdeIsraëlieten inzijneigentaalhoordespreken
7Enzijwerdenallenbuitenzichzelfenverwonderdenzich, endeeenzeitegendeander:Zie,zijnhetnietallen Galileeërs,diedaarspreken?
8Enhoekunnenwijdaniederinonzeeigentaalhoren, waarinwijgeborenzijn?
9Parthen,Meden,Elamietenendebewonersvan Mesopotamië,Judea,Kappadocië,PontusenAsia,
10FrygiëenPamfyliëinEgypteendestrekenvanLibië bijCyrene,envreemdelingenuitRome,Jodenen proselieten,
11KretenzersenArabieren,wijhorenheninonzetalen sprekenoverdegrotedadenvanGod
12Enzijwarenallenbuitenzichzelfenraaktenin verwarring,endeeenzeitegendeander:Watbetekentdit?
13Anderenzeidenspottend:Dezemannenzijnvolvan zoetewijn.
14MaarPetrus,diemetdeelfwasopgestaan,verhiefzijn stemenzeitegenhen:MannenvanJudeaenallendiein Jeruzalemwonen,ditmoetubekendzijnenluistertnaar mijnwoorden:
15Wantdezemensenzijnnietdronken,zoalsuvermoedt, wanthetispashetderdeuurvandedag.
16MaarditiswatgesprokenisdoordeprofeetJoël: 17Enhetzalzijnindelaatstedagen,zegtGod,datIkzal uitstortenvanMijnGeestopallevlees;enuwzonenenuw dochterszullenprofeteren,uwjongelingenzullengezichten zienenuwouderenzullendromendromen
18Enookopmijndienstknechtenenopmijn dienstmaagdenzalIkindiedagenvanmijnGeest uitstorten,enzijzullenprofeteren
19EnIkzalwonderengevenindehemelbovenentekenen opdeaardebeneden:bloedenvuurenrookwalm
20Dezonzalveranderdwordeninduisternisendemaan inbloed,voordatdiegroteenontzagwekkendedagvande Heerkomt
21Enhetzalgeschieden,datalwiedeNaamdesHeren aanroept,behoudenzalworden
22MannenvanIsraël,luisternaardezewoorden:Jezusvan Nazareth,eenmandiedoorGodonderuwerd goedgekeurddoordekrachten,wonderenentekenendie GoddoorHeminuwmiddenheeftgedaan,zoalsuzelfook weet.
23Dezehebtu,diedoordebepaalderaadenvoorkennis vanGodovergeleverdis,gegrepenendoordehandenvan onrechtvaardigenaanhetkruisgenageldengedood.
24Godheefthemopgewektdoordeweeënvandedoodte ontbinden,omdathetnietmogelijkwasdathijdaardoor vastgehoudenzouworden.
25WantDavidzegtoverHem:IkzagdeHEEREaltijd voormijnaangezicht,wantHijisaanmijnrechterhand, opdatiknietzouwankelen.
26Daaromismijnhartverheugdenmijntongverheugt zich;ja,ookzalmijnvleesrusteninhoop
27WantGijzultmijnzielnietindehelachterlaten,enGij zultniettoelatendatUwHeiligeontbindingziet
28Gijhebtmijdewegendeslevensbekendgemaakt;Gij zultmijvervullenmetvreugdedooruwaangezicht.
29Mannenbroeders,ikwilugraagoverdeaartsvader Davidvertellendathijgestorvenenbegravenis,endatzijn graftotopdezedagbijonsis.
30HijwasduseenprofeetenwistdatGodhemmeteen eedgezworenhaddathijuitdevruchtvanzijnlendenen, voorzoverhethetvleesbetrof,deChristuszouopwekken omhemopzijntroontezetten
31Toenhijditvoorzag,sprakhijoverdeopstandingvan Christus,datzijnzielnietindehelisachtergelatenendat zijnvleesgeenontbindingheeftgezien
32DezeJezusheeftGodopgewekt,waarvanwijallen getuigenzijn
33Hijdan,nuHijdoorderechterhandGodsverhoogdis endebeloftevandeHeiligeGeestvandeVaderontvangen heeft,heeftdituitgestort,watgijnuzietenhoort.
34WantDavidisnietopgevarennaardehemelen,maarhij zegtzelf:DeHEEREheeftgezegdtotmijnHeere:Zitaan Mijnrechterhand,
35TotdatIkuwvijandentoteenvoetbankvoorugemaakt heb.
36DaarommoethethelehuisvanIsraëlmetzekerheid wetendatGoddezeJezus,dieugekruisigdhebt,totHeer enMessiasheeftgemaakt.
37Toenzijdithoorden,werdenzijdiepinhunhart getroffenenzeidentotPetrusendeandereapostelen:Wat moetenwijdoen,mannenbroeders?
38ToenzeiPetrustegenhen:Bekeeruenlaatiedervanu dopenindeNaamvanJezusChristus,totvergevingvan uwzonden,enuzultdegavevandeHeiligeGeest ontvangen
39Wantvooruisdebelofteenvooruwkinderenenvoor allendieverafzijn,zovelenalsdeHEERE,onzeGod, ertoeroepenzal
40Enmetnogveelmeeranderewoordengetuigdeen vermaandehij,zeggende:Behoeduzelfvanditverkeerde geslacht.
41Zijnu,diezijnwoordmetvreugdeaannamen,lieten zichdopen;enopdiedagwerdenerongeveerdrieduizend zielenaanhentoegevoegd.
42Enzijblevenvolhardenindeleervandeapostelenenin degemeenschap,inhetbrekenvanhetbroodeninde gebeden.
43Enerkwamvreesoveralleziel;energebeurdenvele wonderenentekenendoordeapostelen
44Enallen,dietothetgeloofgekomenwaren,waren bijeenenhaddenallesgemeenschappelijk;
45Enzijverkochtenhunbezittingenengoederen,en verdeeldendieonderallen,naariedersbehoefte.
46Enzijblevendagelijkseendrachtigindetempelbijeen, enbrakenhetbroodvanhuistothuis,engebruiktenhun spijzemetblijdschapeneenvouddesharten,
47Godlovende,engenadehebbendebijhetgansevolk EndeHeerevoegdedagelijksaandegemeentetoe,die behoudenwerden.
HOOFDSTUK3
1PetrusenJohannesgingensamennaardetempel,ophet uurvanhetgebed,hetnegendeuur
2Enerwerdeenmangedragendievandeschootvanzijn moederafkreupelwas,endiewerddagelijksbijdepoort vandetempel,diedeSchonegenoemdwordt,neergelegd omeenaalmoestevragenaanhendiedetempel binnenkwamen
3ToenhijzagdatPetrusenJohannesnaardetempel gingen,vroeghijomeenaalmoes.
4EnPetrus,diehem,samenmetJohannes,aankeek,zei: Kijkeensnaarons
5Enhijluisterdenaarhen,indeverwachtingietsvanhen teontvangen
6ToenzeiPetrus:Zilverengoudhebikniet,maarwatik heb,geefikuIndeNaamvanJezusChristus,de Nazarener,staopenwandel
7Enhijgreephembijderechterhandenhielphem overeind.Enterstondwerdenzijnvoetenenenkelsstevig.
8Enhijsprongopengingstaan,liepmethendetempel binnen,terwijlhijliepensprongenGodloofde 9EnheelhetvolkzaghemlopenenGodprijzen
10EnzijwistendatHijhetwas,DiebijdeSchonePoort vandetempelzatomeenaalmoesteontvangen.Enzij werdenvervuldmetverwonderingenontzettingoverwat Hemwasoverkomen
11Enterwijldekreupeleman,diegenezenwas,Petrusen Johannesvasthield,stroomdehethelevolksameninde
zuilengangdiedezuilengangvanSalomowordtgenoemd, enzijwarenzeerverbaasd.
12ToenPetrusdatzag,antwoorddehijhetvolk:Mannen vanIsraël,waaromverwondertuzichhierover?En waaromkijktuonszoaan,alsofwijdooronzeeigenkracht ofheiligheiddezemanhebbenlatenlopen?
13DeGodvanAbraham,IzakenJakob,deGodvanonze vaderen,heeftzijnZoonJezusverheerlijkt,dieuhebt overgeleverdenverloochendvoorPilatus,toendeze beslootHemvrijtelaten
14MaargijhebtdeHeiligeenRechtvaardigeverloochend enverlangddatueenmoordenaarzouwordengeschonken; 15EnHijheeftdenVorstdeslevensgedood,DienGoduit dedodenopgewektheeft;waarvanwijgetuigenzijn
16EndoorhetgeloofinzijnNaamheeftzijnNaamdeze mansterkgemaakt,dieuzietenkent.Enhetgeloofdat doorhemis,heefthemdezevolmaaktegezondheid gegeveninuwallertegenwoordigheid
17Ennu,broeders,ikweetdatudituitonwetendheidhebt gedaan,evenalsuwleiders
18MaarGodheeftalhetgeentevorendoordemondvanal zijnprofetenwasaangekondigd,namelijkdatdeChristus zoulijden,zovervuld
19Komdaaromtotinkeerenbekeeru,opdatuwzonden uitgewistworden,wanneerertijdenvanverkwikking komenvanhetaangezichtvandeHeer
20EnHijzalJezusChristuszenden,Dietevorenaanu verkondigdis.
21Hemmoetdehemelopnementotdetijdenwaarinalle dingenwordenhersteld,waaroverGodgesprokenheeftbij mondevanalzijnheiligeprofeten,vanoudsher.
22WantMozesheeftnaarwaarheidtotdevaderengezegd: EenprofeetzaldeHEERE,uwGod,uuituwbroeders doenopstaan,zoalsik;naarhemzultuluisteren,inalles wathijtotuzalzeggen
23Enhetzalgeschieden,datalwienietnaardieprofeet luistert,uithetvolkuitgeroeidzalworden.
24EnookalleprofetenvanSamuëlafenvanhendiena hemgekomenzijn,zovelenalsergesprokenhebben, hebbendezedagenaangekondigd.
25Gijzijtkinderenderprofetenenvanhetverbond,dat Godmetonzevaderengeslotenheeft,toenHijtotAbraham zeide:Eninuwnageslachtzullenallegeslachtenderaarde gezegendworden
26GodheeftzijnZoonJezusindeeersteplaatstotu gezondenomutezegenen,dooriedervanuaftekerenvan zijnongerechtigheden
HOOFDSTUK4
1Enterwijlzijtothetvolkspraken,kwamendepriesters, dehoofdmanvandetempelendeSadduceeënophenaf, 2Zijwarenerbedroefdoverdatzijhetvolkonderwezen endoorJezusdeopstandinguitdedodenverkondigden
3Enzijsloegendehandenaanhenenhieldenhen gevangentotdevolgendedag;wanthetwasinmiddels avondgeworden.
4MaarvelenvanhendiehetWoordhoorden,geloofden; enhetaantalvandemannenwasongeveervijfduizend
5Enhetgeschieddedesanderendaags,dathunoversten, enoudsten,enschriftgeleerden,
6EnAnnas,dehogepriester,enKajafas,Johannes, Alexanderenallendietothetgeslachtvandehogepriester behoorden,warenteJeruzalembijeengekomen
7Toenzeheninhetmiddenhaddengeplaatst,vroegenze: Doorwelkekrachtofinwelkenaamhebbenjulliedit gedaan?
8Petrus,vervuldmetdeHeiligeGeest,zeitegenhen: OverstenvanhetvolkenoudstenvanIsraël, 9Alswijvandaagonderzochtwordennaardegoededaad dieaandeziekeisverricht,waardoorhijgenezenis, 10WeetuallenenhethelevolkvanIsraël:doordeNaam vanJezusChristus,deNazarener,Dieugekruisigdhebt maarDieGoduitdedoodheeftopgewekt,doorHemstaat dezemanhiergezondvooru
11Ditisdesteendiedooru,debouwers,alsverachtwerd beschouwdendietoteenhoeksteenisgeworden.
12Ookisdezaligheidinniemandanders,wanterisonder dehemelgeenanderenaamaandemensengegeven waardoorwijzaligmoetenworden.
13ToenzijdevrijmoedigheidvanPetrusenJohannes zagenenbeseftendatzijongeletterdeenonwetende mannenwaren,verwonderdenzijzichenzijnamenkennis vanhen,datzijmetJezusgeweestwaren
14Entoenzijdemanzagenstaandiegenezenwas,konden zijernietstegeninbrengen.
15Maartoenzijhungebodenhaddenomuitderaadte gaan,beraadslaagdenzijonderelkaar,
16Enzijzeiden:Watmoetenwijmetdezemannendoen?
Wantdaterdoorheneenmerkwaardigtekenisgedaan,is aanallendieinJeruzalemwonen,bekend;enwijkunnen hetnietloochenen.
17Maaromtevoorkomendathetzichverderonderhet volkverspreidt,moetenwehendringendbedreigen,datzij voortaanmetniemandmeerindezenaamspreken.
18Enzijriepenhenbijzichenbevalenhun,datzijinhet geheelnietmeermochtensprekenofonderwijzeninde NaamvanJezus.
19MaarPetrusenJohannesantwoorddenenzeidentothen: Oordeeltgijzelf,ofhetinGodsogenjuistis,meernaaru teluisterendannaarGod.
20Wantwijkunnennietnalatentesprekenoverwatwij gezienengehoordhebben
21Toenzehennogeensbedreigden,lietenzehengaan, omdatzegeenmaniervondenomhentestraffen,vanwege hetvolkWantiedereenverheerlijkteGodomwater gebeurdwas.
22Wantdemanaanwieditwondervangenezingwerd getoond,wasmeerdanveertigjaaroud.
23Toenzijwarenvrijgelaten,gingenzijnaarhuneigen groepenverteldenalleswatdeoverpriestersendeoudsten hungezegdhadden
24Toenzijdathoorden,verhievenzijeendrachtighun stemtotGodenzeiden:Heere,GijzijtdeGod,Diede hemelendeaardeendezeegemaakthebt,enalwatdaarin is
25DiedoordemondvanDavid,uwdienaar,gezegdhebt: Waaromwoedendeheidenvolkenenbedenkendevolken ijdeledingen?
26Dekoningenvandeaardestondenopende machthebbersspandensamentegendeHeerentegenzijn Messias
27Wantwaarlijk,tegenUwheiligKindJezus,DieGij gezalfdhebt,zijnHerodesenPontiusPilatus,metde heidenenenhetvolkvanIsraëlbijeengekomen, 28OmtedoenalwatUwhandenUwraadtevoren bepaaldhaddendatergebeurenzou.
29Ennu,HEERE,ziehunbedreigingenaan;engeefUw dienaren,datzijmetallevrijmoedigheidUwWoord spreken,
30Dooruwhanduittestrekkentotgenezing,enopdat tekenenenwonderengeschiedendoordenaamvanuw heiligkindJezus
31Entoenzijgebedenhadden,werddeplaatswaarzij bijeenwaren,bewogen;enzijwerdenallenvervuldmetde HeiligeGeestensprakenhetwoordvanGodmet vrijmoedigheid
32Endemenigtevanhen,diegeloofden,waséénvanhart enéénvanzielEnniemandvanhenzeidatietsvanwathij bezat,zijneigendomwas,maarzijhaddenalles gemeenschappelijk.
33Endeapostelengetuigdenmetgrotekrachtvande opstandingvandeHeereJezus,enerwasgrotegenade overhenallen.
34OokwaserniemandonderhendiegebrekhadWant allendieeigenaarswarenvanstukkenlandofhuizen, verkochtendieenbrachtendeprijsvanhetverkochte,
35Enzijlegdenzeneeraandevoetenvandeapostelen,en aaniederwerduitgedeeldnaarzijnbehoefte
36EnJoses,diedoordeapostelendebijnaamBarnabas kreeg(watvertaaldbetekent:zoonvandevertroosting), waseenLevietenafkomstiguitCyprus,
37Toenhijeenstuklandhad,verkochthijhet,brachthet geldenlegdehetaandevoetenvandeapostelen
HOOFDSTUK5
1Maareenzekereman,metnameAnanias,verkochtmet Saffira,zijnvrouw,eenbezit, 2Enhijhieldeendeelvandeopbrengstachter,enookzijn vrouwwasdaarvanopdehoogteHijbrachteenbepaald deelenlegdedataandevoetenvandeapostelen.
3MaarPetruszei:Ananias,waaromheeftdesatanuwhart vervuld,zodatudeHeiligeGeestkuntbedriegeneneen deelvandeopbrengstvanhetlandkuntachterhouden?
4Toenhetovergeblevenwas,washettoennietvanu?En toenhetverkochtwas,washettoennietinuweigenmacht? Waaromhebtuditinuwhartbedacht?Uhebtniettegende mensengelogen,maartegenGod
5ToenAnaniasdezewoordenhoorde,vielhijneerengaf degeestErkwamgrotevreesoverallendiedithoorden
6Toenstondendejongemannenop,wikkeldenhemop, droegenhemnaarbuitenenbegroevenhem
7Enhetwasongeveerdrieuurlater,toenzijnvrouw binnenkwam,zondertewetenwatergebeurdwas
8EnPetrusantwoorddehaar:Zegmij,hebtgijhetland voorzoveelverkocht?Enzijantwoordde:Ja,voorzoveel
9ToenzeiPetrustegenhaar:Hoehebtusamenbeslotende GeestvandeHeerteverzoeken?Zie,devoetenvanhen dieuwmanbegravenhebben,staanvoordedeurenzullen unaarbuitendragen
10Toenvielzijterstondaanzijnvoetenneerengafde geestToendejongemannenbinnenkwamen,vondenzij
haardoodZijdroegenhaarwegenbegroevenhaarbijhaar man.
11Enerkwamgrotevreesoverdegehelegemeenteen overallendiedithoorden.
12Endoordehandenvandeapostelengebeurdenervele tekenenenwonderenonderhetvolk;(enzijwarenallen eendrachtigindezuilengangvanSalomo
13Enniemandvandeoverigendurfdezichbijhenaante sluiten,maarhetvolkverheerlijktehen
14EnerkwamensteedsmeergelovigenbijdeHeer,grote aantallenmannenenvrouwen)
15Omdatzedeziekennaardestratenbrachtenenhenop beddenenrustbankenlegden,wildemeniniedergevaldat deschaduwvanPetrus,dievoorbijging,opsommigenvan henzouneerdalen
16Ookuitdeomliggendestedenkwameenmenigtenaar JeruzalemZijbrachtenziekenendooronreinegeesten gekweldemensenmee,enzijwerdenallengenezen
17Toenstonddehogepriesterop,enallendiebijhem waren(datisdesektevandeSadduceeën),enzijwerden vervuldmetwoede,
18Enzijlegdendehandenaandeapostelenenzettenhen indegemeenschappelijkegevangenis
19MaardeengelvandeHeeropendedesnachtsdedeuren vandegevangenis,brachthennaarbuitenenzei:
20Ga,staenspreektothetvolkindetempeloveralle woordenvanditleven
21Entoenzijdathoorden,gingenzijdesmorgensvroegin detempelenleerdenMaardehogepriesterkwam,enzij diemethemwaren,enriependeraadbijeen,endegehele raadvandekinderenIsraëls,enzondennaardegevangenis, omhentelatenbrengen
22Maartoendedienarenkwamenenhennietinde gevangenisvonden,keerdenzijterugenvertelden:
23Enzijzeiden:Wijvondendegevangenisweldegelijk geslotenendebewakersstondenbuitenvoordedeuren Maartoenwijdedeurenopenden,vondenwijerniemand in
24Toendehogepriester,dehoofdmanvandetempelende overpriestersdithoorden,betwijfeldenzijofditwelzozou zijn
25Toenkwameriemanddiehunvertelde:Zie,demannen dieuindegevangenishebtgezet,staanindetempelen onderwijzenhetvolk
26Toengingdeoverstemetdedienarenheenenhaalde henzondergeweldvoorzich,wantzijwarenbangvoorhet volkdatzijgestenigdzoudenworden
27Toenzijzehaddengebracht,brachtenzijzevoorde RaadDehogepriestervroeghun:
28Enzeiden:Hebbenwijunietuitdrukkelijkgeboden,dat gijindezeNaamzoudtonderwijzen?Enzie,gijhebt Jeruzalemmetuwleervervuld,engijwilthetbloedvan dezenmanoveronsbrengen
29ToenantwoorddenPetrusendeandereapostelenen zeiden:WijmoetenGodmeergehoorzamendandemensen 30DeGodvanonzevaderenheeftJezusopgewekt,dieu hebtgedoodenaaneenhouthebtgehangen.
31HemheeftGoddoorZijnrechterhandverhoogdtoteen LeidsmaneneenRedder,omIsraëlbekeringenvergeving vanzondenteschenken.
32Enwijzijngetuigenvandezedingen,enookdeHeilige Geest,dieGodgegevenheeftaanhendieHem gehoorzamen
33Toenzijdathoorden,werdenzijdiepinhethart getroffenenbeslotenzijhentedoden.
34ToenstonderiemandindeRaadop,eenFarizeeër,met nameGamaliël,eenwetgeleerdedieonderhethelevolkin aanzienstond.Hijgafbeveldeaposteleneenkorteplaats aantestellen
35Enhijzeitegenhen:MannenvanIsraël,letopwatu metdezemannenzultdoen
36VóórdiedagenwasTheudasopgestaan,diezicherop beroemteenbelangrijkmantezijn.Bijhemslotenzich ongeveervierhonderdmannenaanHijwerdgedooden allendiehemgehoorzaamden,werdenverstrooiden vernietigd.
37Toendezemanopstond,indedagenvandetelling,trok JudasuitGalileaeengrootvolkachterzichaanOokhij kwamomhetleven,enallendiehemgehoorzaamden, raaktenverspreid
38EnnuzegIku:Houduafzijdigvandezemannenen laathengaan.Wantindienditbesluitofditwerkvan mensenafkomstigis,zalhettotnietsleiden
39MaaralshetvanGodis,kuntuhetnietvernietigen AnderszouumisschieninstaatzijnomtegenGodte strijden
40EnzijwarenhetmethemeensEnnadatzijde apostelenhaddengeroepenengeslagen,bevalenzijdatzij nietmeerindeNaamvanJezusmochtenspreken,enlieten hengaan
41Enzijverlietenderaad,verheugddatzijwaardig bevondenwarenomomwillevanzijnNaamsmaadte lijden
42Enzijhieldennietop,elkedagindetempeleninde huizen,teonderwijzenenJezusChristusteverkondigen
HOOFDSTUK6
1Enindiedagen,toenhetaantaldiscipelentoenam, ontstondergemoronderdeGriekentegendeHebreeën, omdathunweduwenbijdedagelijkseverzorging verwaarloosdwerden
2Toenriependetwaalfdemenigtevandediscipelenbij zichenzeiden:HetisnietverstandigdatwijhetWoord vanGodverlatenendetafelsbedienen
3Daarom,broeders,zoekzevenmannenonderudie betrouwbaarzijn,volvandeHeiligeGeestenwijsheid,en diewijoverdezezaakkunnenaanstellen.
4Maarwijzullenonsvoortdurendwijdenaanhetgebeden aandebedieningvanhetwoord
5Enditwoordbevieldegehelemenigte,enzijkozen Stefanus,eenmanvolgeloofendeHeiligeGeest,en Filippus,Prochorus,Nikanor,Timon,Parmenasen Nicolaas,eenproselietuitAntiochië
6ZijsteldenhemvooraandeapostelenNadatzijgebeden hadden,legdenzijhundehandenop
7EnhetwoordvanGodnamtoe,enhetaantaldiscipelen inJeruzalemnamsterktoe,enookeengrotemenigte priesterswerdgehoorzaamaanhetgeloof
8EnStefanus,volgeloofenkracht,deedgrotewonderen entekenenonderhetvolk
9Toenkwamenersommigenuitdesynagoge,diede synagogevandeVrijzinnigengenoemdwordt,enuit Cyreneeërs,AlexandrijnenenuitCiliciëenAsia,in opstandenraaktenindiscussiemetStefanus.
10Enzijkondendewijsheidendegeestwaarmeehij sprak,nietweerstaan
11Toenhaaldenzemannenoverdiezeiden:Wijhebben hemlasterlijkewoordenhorensprekentegenMozesen tegenGod
12Enzijhitstenhetvolk,deoudstenende schriftgeleerdenop,enzijkwamenophemaf,grepenhem enbrachtenhemvoordeRaad,
13Enerwerdenvalsegetuigenaangesteld,diezeiden: Dezemenshoudtnietoplasterlijkewoordentespreken tegendezeheiligeplaatsendewet
14WantwijhebbenHemhorenzeggen,datdezeJezusvan Nazarethdezeplaatszalverwoestenendegebruikenzal veranderen,dieMozesonsheeftovergeleverd
15EnallendieindeRaadzaten,kekenhemaanenzagen zijngezichtalshetgezichtvaneenengel
HOOFDSTUK7
1Toenzeidehogepriester:Isditwaar?
2Enhijzeide:Mannenbroedersenvaders,luistert!De Godderheerlijkheidisverschenenaanonzevader Abraham,toenhijinMesopotamiëwas,voordathijin Charanwoonde,
3Enhijzeitegenhem:Gauituwlandenuituw familiekring,enkomterugnaarhetlanddatIkuwijzenzal 4ToenvertrokhijuithetlandvandeChaldeeënen woondeinCharanEnnadatzijnvadergestorvenwas, brachthijhemvandaarovernaarditland,waarunuwoont 5EnHijgafhemdaaringeenenkelerfdeel,zelfsnieteen voetstukTochbeloofdeHijdatHijhetaanhemenzijn nakomelingentoteenbezitzougeven,terwijlhijnoggeen kinderenhad.
6EnGodsprakaldus:DatZijnnageslachtalsvreemdeling zouverblijvenineenvreemdland,endatzijhenin slavernijzoudenbrengenenkwaadzoudenvergelden, vierhonderdjaarlang
7Enhetvolkaanwiezijonderworpenzullenworden,zal Ikoordelen,zegtGod;endaarnazullenzijuittrekkenen Mijopdezeplaatsdienen
8EnHijgafhemhetverbondderbesnijdenis;enzo verwekteAbrahamIsaak,enbesneedhemopdeachtste dag;enIsaakverwekteJakob;enJakobverwektedetwaalf aartsvaders.
9Endepatriarchen,bewogendoorafgunst,verkochten JozefnaarEgypte;maarGodwasmethem, 10Hijverlostehemuitalzijnbenauwdhedenengafhem gunstenwijsheidindeogenvandefarao,dekoningvan EgypteDezesteldehemaanalslandvoogdoverEgypteen overheelzijnhuis
11ToenkwamerhongersnoodoverheelhetlandEgypte enKanaän,enerheerstegroteellende,zodatonzevaderen geenvoedselmeervonden.
12MaartoenJakobhoordedaterkoreninEgyptewas, stuurdehijonzevadereneralseerstenopuit
13EndetweedekeerwerdJozefaanzijnbroers bekendgemaakt,enookJozefsverwantenwerdenaan Faraobekendgemaakt
14ToenzondJozefheenenlietzijnvaderJakobbijzich komen,enalzijnverwanten,zeventigvijftienzielen.
15ToengingJakobnaarEgypteenstierf,hijenonze vaderen,
16EnzijwerdenovergebrachtnaarSichemenbijgezetin hetgrafdatAbrahamvooreensomgeldhadgekochtvan dezonenvanEmmor,devadervanSichem
17Maartoendetijdvandebelofte,dieGodaanAbraham hadgezworen,naderde,groeidehetvolkinEgypteennam inaantaltoe
18Totdatereenanderekoningopstond,dieJozefniet gekendhad
19Hijheeftonzeverwantenmetlistenbedrogbehandeld enonzevaderenkwaadgedaan,zodatzijhunjonge kinderenhebbenverstoten,zodatzijnietzoudenleven
20IndietijdwerdMozesgeborenenwashij buitengewoonmooiHijwerddriemaandenlanginhet huisvanzijnvaderverzorgd
21Toenhijuithetlandwasverdreven,namdedochtervan defaraohemopenvoeddehemopalshaareigenzoon
22EnMozeswerdonderwezeninallewijsheidvande Egyptenaren,enwasmachtiginwoordenendaden.
23Toenhijruimveertigjaaroudwas,kwamhetinzijn hartopomzijnbroeders,deIsraëlieten,tebezoeken
24Toenhijzagdateenvanhenonrechtwerdaangedaan, namhijhetopvoorhem,namwraakopdeverdrukteen sloegdeEgyptenaar
25Wanthijmeendedatzijnbroederszoudenbegrijpendat Godhendoorzijnhandzouverlossen,maarzijbegrepen hetniet
26EndevolgendedagverscheenHijaanhen,terwijlzij aanhettwistenwaren,enHijwildehenweermetelkaarop devuistlatengaan,zeggende:Mannen,gijzijtbroeders; waaromdoetgijelkaaronrechtaan?
27Maarhijdiezijnnaastekwaaddeed,wieheefthem weggestuurdengezegd:Wieheeftjoutotleiderenrechter overonsaangesteld?
28Wiltumijdoden,zoalsugisterenmetdeEgyptenaar deed?
29ToenMozesdithoorde,sloeghijopdevluchten verbleefalsvreemdelinginhetlandMidian,waarhijtwee zonenkreeg
30Entoenerveertigjaarverstrekenwaren,verscheenhem indewoestijnvandebergSinaïeenengelvandeHeerin eenvuurvlamineendoornstruik
31ToenMozesdatzag,verwonderdehijzichoverhet gezichtEntoenhijdichterbijkwamomhettebekijken, klonkdestemvandeHeertothem:
32Zeggende:IkbendeGoduwervaderen,deGodvan Abraham,endeGodvanIzak,endeGodvanJakobToen beefdeMozes,endurfdehetnietaanschouwen
33ToenzeideHeertegenhem:Doeuwschoenenuit,want deplaatswaaropustaat,isheiligegrond
34Ikhebgezien,IkhebgeziendeellendevanMijnvolk, datinEgypteis,enIkhebhungekermgehoord,enIkben nederdalenomhenteverlossenEnnu,kom,Ikzalunaar Egyptezenden.
35DezeMozes,diezijverwierpen,zeiden:Wieheeftutot leiderenrechteraangesteld?DezeheeftGodgezondenals leiderenbevrijderdoordehandvandeengeldieheminde doornstruikverscheen
36HijleiddehenuitEgypte,nadathijwonderenen tekenenhadgedaaninhetlandEgypte,aandeSchelfzeeen indewoestijn,veertigjaarlang
37DitisdieMozes,dietotdeIsraëlietenzei:Eenprofeet zoalsikzaldeHEERE,uwGod,voorudoenopstaanuit uwbroeders;naarhemzultuluisteren
38Dezeishetdieindegemeenteindewoestijnwas, samenmetdeengeldietotHemsprakopdebergSinaï,en metonzevaderen;hijontvingdelevendewoordenomze aanonsdoortegeven
39Naarhemhebbenonzevaderennietwillenluisteren, maarzijhebbenhemvanzichverstoteneninhunhartzijn zijweerteruggekeerdnaarEgypte,
40HijzeitegenAäron:Maakonsgodendievooronsuit kunnengaanWantwatdieMozesbetreft,dieonsuithet landEgypteheeftgeleid,wijwetennietwatermethem gebeurdis
41Indiedagenmaaktenzijeenkalfenbrachtenoffersaan deafgod.Zijverheugdenzichoverhetwerkvanhun handen
42ToenkeerdeGodZichomengafhenover,omhetleger deshemelstevereren,zoalsgeschrevenstaatinhetboek derprofeten:HebtgijMij,huisvanIsraël,geslachtedieren enoffersgebracht,veertigjaarlangindewoestijn?
43Ja,gijhebtdetentvanMolochmeegenomen,endester vanuwgodRemfan,deafbeeldingendiegijgemaakthad omzeteaanbidden;enIkzaluwegvoeren,nogverderdan Babel.
44Onzevaderenhaddendetentdergetuigenisinde woestijn,zoalsHijbepaaldhad,toenHijtotMozessprak, dathijhetmoestmakenovereenkomstighetvoorbeelddat hijgezienhad
45Dieookonzevaderen,dielaterkwamen,metJezusin hetbezitvandeheidenenhebbengebracht,dieGodvoor hetaangezichtvanonzevaderenheeftweggevoerd,totin dedagenvanDavid
46DiegenadevondbijGodeneententvoordeGodvan Jakobwildevinden
47MaarSalomobouwdevoorhemeenhuis
48MaardeAllerhoogstewoontnietintempelsdiemet handengemaaktzijn,zoalsdeprofeetzegt:
49Dehemelismijntroonendeaardeeenvoetbankvoor mij.Welkhuiszultumijbouwen?spreektdeHEERE.Of watisdeplaatsvanmijnrust?
50Heeftnietmijnhandditallesgemaakt?
51Hardnekkigenenonbesnedenenvanhartenoren,u verzetualtijdtegendeHeiligeGeest;zoalsuwvaderen deden,zodoetooku.
52Wievandeprofetenhebbenuwvaderennietvervolgd?
Zijhebbendegenengedooddietevorendekomstvande Rechtvaardigeverkondigden;vanwieunuverradersen moordenaarsbentgeworden.
53Zijhebbendewetontvangendoordebeschikkingvan engelen,maarhebbenzichernietaangehouden
54Toenzijdithoorden,werdhethundiepinhethart getroffenenzijknarstenmethuntandentegenHem
55Maarhij,volvandeHeiligeGeest,hieldzijnogenten hemelgerichtenzagdeheerlijkheidvanGodenJezus, staandeaanderechterhandvanGod,
56EnHijzeide:Zie,ikziedehemelengeopendende Zoondesmensen,staandeaanderechterhandGods
57Toenriepenzijmetluidestem,stoptenhunorendicht enstormdeneendrachtigophemaf.
58EnzijwierpenhembuitendestadenstenigdenhemEn degetuigenlegdenhunklerenneeraandevoetenvaneen jongeman,wiensnaamSauluswas.
59EnzijstenigdenStefanus,dieGodaanriepenzei:Heere Jezus,ontvangmijngeest
60Enhijknieldeneder,enriepmetluiderstem:Heere, rekenhundezezondeniettoe!Entoenhijditgezegdhad, vielhijinslaap
HOOFDSTUK8
1EnSaulusstemdetoeinzijndoodEnerontstondtedien tijdeeengrotevervolgingtegendegemeentediete Jeruzalemwas;enzijwerdenallenverstrooidoverde strekenvanJudeaenSamaria,behalvedeapostelen
2EnvromemannendroegenStefanusnaarzijngrafen bedrevengroterouwoverhem.
3SaulusrichtteeenverwoestingaanindegemeenteHij gingallehuizenbinnenensleeptemannenenvrouwenmee, diehijindegevangenisgooide.
4Zijdieverstrooidwerden,trokkendanookoveralheen enverkondigdenhetWoord
5FilippusgingnaardestadSamariaenverkondigdehun Christus
6Endescharehieldzicheensgezindbezigmethetgeen Filippuszei,omdatzijdetekenendiehijdeed,hoordenen zagen
7Wantvanvelendieonreinegeestenhadden,gingendeze onderluidgeroepuit;ookwerdenveleverlamdenen kreupelengenezen
8Enerontstondgrotevreugdeindiestad
9Erwasechtereenman,Simongeheten,dievroegerin dezelfdestadtoverijpleegdeendeinwonersvanSamaria betoverde,terwijlhijvanzichzelfbeweerdedathijiets grootswas.
10Zijhieldenallen,vandekleinstetotdegrootste,hun aandachteropenzeiden:DezemanisdegrotekrachtGods
11Enzijhieldenhemindegaten,omdathijhenal geruimetijdmetzijntoverijhadbetoverd
12MaartoenzijFilippusgeloofden,diehetevangelievan hetKoninkrijkvanGodenvandeNaamvanJezus Christusverkondigde,lietenzijzichdopen,zowelmannen alsvrouwen
13ToengeloofdeookSimonzelf.Ennadathijgedoopt was,bleefhijbijFilippusenverwonderdezich,toenhijde wonderenentekenenzagdieergebeurden.
14ToendeaposteleninJeruzalemhoordendatSamariahet woordvanGodhadaangenomen,stuurdenzijPetrusen Johannesnaarhentoe
15Toenzijdaaraangekomenwaren,badenzijvoorhendat zijdeHeiligeGeestmochtenontvangen
16WantHijwasnogopniemandvanhengevallen;alleen zijwarengedooptindeNaamvandeHeereJezus
17Toenlegdenzijhundehandenopenzijontvingende HeiligeGeest.
18EntoenSimonzagdatdoordeopleggingvandehanden vandeapostelendeHeiligeGeestwerdgegeven,boodhij hungeldaan,
19Enzijzeiden:Geefookmijdezemacht,opdatiederaan wieikdehandenopleg,deHeiligeGeestontvangt
20MaarPetruszeitegenhem:Uwgeldmoetmetu vergaan,omdatudachtdatdegavevanGoddoorgeld gekochtkonworden
21Jijhebtpartnochdeelaandezezaak,wantjouwhartis nietoprechtvoorGod.
22HebdaaromberouwoveruwslechtheidenbidGodof hijumisschienkanvergevenwatuinuwharthebtbegaan 23Wantikziedatuinbitteregalenineenkluwen ongerechtigheidverkeert
24ToenantwoorddeSimonenzei:Bidvoormijtotde Heer,datmijnietsoverkomtvanwatugezegdhebt 25EnnadatzijhetWoordvandeHeerhaddengetuigden verkondigd,keerdenzijterugnaarJeruzalemen verkondigdenhetEvangelieinveledorpenvande Samaritanen
26EndeengeldesHerenspraktotFilippusenzeide:Sta openganaarhetzuiden,dewegop,dievanJeruzalem afdaaltnaarGaza,dateenwoestijnis
27Enhijstondopenging;enzie,eenmanuitEthiopië, eenkamerling,eengrootautoriteitonderCandace,de koninginvandeEthiopiërs,diedewachthadoveralhaar schatten,endienaarJeruzalemwasgekomenomte aanbidden,
28Hijwasopdeterugwegenzatinzijnwagen,terwijlhij deprofeetJesajalas.
29ToenzeideGeesttegenFilippus:Ganaarvorenen voegjebijdezewagen
30EnFilippussneldenaarHemtoeenhoordeHemde profeetJesajalezen,enzeide:VerstaatGijookwatGij leest?
31Enhijzeide:Hoezouikdatkunnen,alsnietiemandmij dewegwijst?EnhijverzochtFilippus,dathijzoukomen enbijhemzouzitten
32DeplaatsvanhetSchriftgedeeltedathijlas,wasdit:Als eenschaapwerdhijnaardeslachtbankgeleid;enzoalseen lamstomisvoorzijnscheerder,zodeedhijzijnmondniet open.
33Inzijnvernederingwerdhemhetoordeelontnomen Wiezalzijnafkomstverhalen?Wantzijnlevenwerdvan deaardeweggenomen.
34EndekamerlingantwoorddeFilippusenzeide:Vanwie zegtdeprofeetdit?Vanzichzelfofvaniemandanders?
35EnFilippusdeedzijnmondopen,enuitgaandevandie Schrift,verkondigdehijhemJezus
36Enterwijlzijverderreisden,kwamenzijbijeenwater Endekamerlingzeide:Zie,daariswater;watisertegen, datikgedooptword?
37EnFilippuszeide:Indiengijvanganserhartegelooft, zoishetgeoorloofdEnhijantwoorddeenzeide:Ikgeloof, datJezusChristusdeZoonvanGodis
38Enhijgafbeveldewagenstiltehouden,enbeiden daaldenafinhetwater,zowelFilippusalsdekamerling,en hijdooptehem
39Entoenzijuithetwatergekomenwaren,namdeGeest vandeHeerFilippusweg,endekamerlingzaghemniet meer;enhijvervolgdezijnwegmetblijdschap
40EnFilippuswerdinAzotusaangetroffen;enterwijlhij doorreisde,prediktehijinaldesteden,totdathijin Caesareakwam
HOOFDSTUK9
1EnSaulus,dienogsteedsdreigendeenmoordende woordenuittetegendediscipelenvandeHeer,gingnaar dehogepriester,
2Enhijvroeghembrievenvoordesynagogenin Damascus,zodathij,alshijermannenenvrouwenzou vindendievandiewegwaren,hengeboeidnaarJeruzalem konbrengen
3Enterwijlhijopwegwas,kwamhijindebuurtvan DamascusEnplotselingomstraaldehemeenlichtuitde hemel
4Enhijvielopdegrondenhoordeeenstemtotzich zeggen:Saul,Saul,waaromvervolgtgijMij?
5Enhijzeide:WiezijtGij,Heere?EndeHeerezeide:Ik benJezus,DieGijvervolgt;hetisUhard,tegende prikkelsteslaan
6Enhijbeefdeenwasontzetenzeide:Heere,watwiltGij datikdoenzal?EndeHeerezeidetothem:Staop,engain destad,enhetzalugezegdworden,watgijdoenmoet
7Endemannendiemethemreisden,stondensprakeloos Zijhoordenweleenstem,maarzagenniemand.
8ToenstondSaulusopvandegrondToenhijzijnogen opende,zaghijniemandmeerZeleiddenhemechterbij dehandenbrachtenhemnaarDamascus.
9Endriedagenlangkonhijnietzien,enhijatnieten dronkniet
10EnerwaseenzekerdiscipelteDamascus,metname Ananias;entothemzeidedeHeereineenvisioen:Ananias Enhijzeide:Zie,hierbenik,Heere
11EndeHeerezeidetothem:Staop,enganaardestraat, diedeRechtegenoemdwordt,envraaginhethuisvan Judasnaariemand,genaamdSaulus,vanTarsus;wantzie, hijbidt.
12Enhijzagineenvisioeneenman,genaamdAnanias, binnenkomenenhemdehandenopleggen,opdathijweer zoukunnenzien.
13ToenantwoorddeAnanias:Heere,ikhebvanvelenover dezemangehoord,hoeveelkwaadhijUwheiligente Jeruzalemheeftaangedaan.
14Enhijheefthiervolmachtvandeoverpriestersomallen gevangentenemendieuwnaamaanroepen
15MaardeHeerzeitegenhem:Gaheen,wantdezeisMij eenuitverkorenwerktuigomMijnNaamtebrengenvoor deheidenen,dekoningenendeIsraëlieten
16WantIkzalhemlatenzienhoeveelhijomwillevan MijnNaammoetlijden
17EnAnaniasgingheenenkwaminhethuis;enhemde handenopleggende,zeidehij:Saul,broeder,deHeereheeft mijgezonden,namelijkJezus,Dieaanuverschenenisop dewegwaarlangsgijgekomenzijt,opdatgijweerzoudt ziendewordenenvervuldwordenmetdeHeiligeGeest.
18Enterstondvielenhemalshetwareschubbenvande ogen,enterstondwerdhijweerziende,enhijstondopen werdgedoopt
19Entoenhijspijzehadontvangen,werdhijversterkt ToenwasSaulusenigedagenbijdediscipelendiete Damascuswaren
20Enterstondverkondigdehijindesynagogendat ChristusdeZoonvanGodis.
21Maarallendiehethoorden,werdenverbaasdenzeiden: IsditnietdemandieinJeruzalemallenheeftuitgeroeid
diedezeNaamaanriepen,endiemetdatdoelhierheen gekomenisomhengeboeidvoordeoverpriesterste brengen?
22MaarSauluswerdsteedskrachtigerenbrachtdeJoden dieinDamascuswoonden,inverwarringdoortebewijzen datdezedeChristusis
23Entoenerveledagenverstrekenwaren,beraamdende Jodeneenplanomhemtedoden.
24MaarhunoponthoudwerdaanSaulbekendEnzij bewaaktendepoortendagennachtomhemtedoden 25Dediscipelennamenhem'snachtsmeeenlietenhemin eenmandlangsdemuurnaarbenedenzakken
26ToenSaulusinJeruzalemgekomenwas,probeerdehij zichbijdediscipelenaantesluitenMaarzijwarenallen bevreesdvoorhemengeloofdennietdathijeendiscipel was.
27MaarBarnabasnamhemonderzijnhoedeenbracht hemnaardeapostelenHijverteldehunhoehijonderweg deHeerhadgezien,hoeHijtothemhadgesprokenenhoe HijinDamascusvrijmoedigindeNaamvanJezushad gesproken
28EnHijwasbijhen,dieinenuitJeruzalemgingen.
29EnhijsprakvrijmoedigindeNaamvandeHeereJezus, entwisttemetdeGrieken;maarzijwildenHemdoden
30Toendebroedersditvernamen,brachtenzehemnaar CaesareaenstuurdenhemnaarTarsus
31ToenkregendegemeenteninheelJudea,Galileaen Samariarustenwerdenopgebouwd.Zijwandeldeninde vrezedesHerenenindevertroostingvandeHeiligeGeest ennameninaantaltoe
32Enhetgebeurde,toenPetrusoveralrondreisde,dathij ookbijdeheiligenkwamdieteLyddawoonden
33Endaartrofhijeenmanaan,metnameEneas,dieal achtjaaropbedlagenverlamdwas.
34EnPetruszeidetothem:Eneas,JezusChristusmaaktu gezond;staop,enmaakuwbedopEnhijstondterstond op.
35EnallendieinLyddaenSaronwoonden,zagenhemen bekeerdenzichtotdeHEERE
36NuwaserinJoppeeendiscipelinvanwiedenaam Tabithawas,watvertaaldDorkasbetekentDezevrouw wasovervloedigingoedewerkenenaalmoezendiezij deed.
37Enhetgebeurdeindiedagendatzijziekwerdenstierf; nadatmenhaargewassenhad,legdemenhaarinde bovenzaal.
38EnomdatLyddadichtbijJoppelag,stuurdende discipelen,diegehoordhaddendatPetrusdaarwas,twee mannennaarhemtoe,methetverzoekdathijzosnel mogelijkbijhenzoukomen
39ToenstondPetrusopengingmethenmeeToenhij gekomenwas,brachtenzijhemindebovenzaal;enalle weduwenstondenbijhem,wenende,entoondenderokken enklederendieDorkasgemaakthad,toenzijbijhenwas
40MaarPetrusstuurdezeallemaalnaarbuiten,enknielde neder,enbad;enzichtothetlichaamwendende,zeide: Tabitha,staop!Enzijopendehaarogen;entoenzijPetrus zag,gingzijovereindzitten
41EnHijgafhaardehand,richttehaarop,riepdeheiligen endeweduwenensteldehaarlevendvoor.
42EnhetwerdbekendinheelJoppe,envelengeloofdenin deHeer
43EnhetgebeurdedatHijeengrootaantaldageninJoppe bleef,bijeenzekereSimon,eenleerlooier.
HOOFDSTUK10
1ErwaseenmaninCaesarea,Corneliusgenaamd,een hoofdmanoverhonderdvandeafdelingdiedeItaliaanse afdelingwerdgenoemd,
2Eenvroomman,diemetheelzijnhuisGodvreesde,die veelaalmoezenaanhetvolkgafenvoortdurendtotGod bad
3Hijzagineenvisioen,omstreekshetnegendeuurvande dag,duidelijkeenengelvanGodnaarhemtoekomenen tegenhemzeggen:Cornelius!
4Entoenhijhemaankeek,werdhijbevreesdenzeide: Watiser,Heere?Enhijzeidetothem:Uwgebedenenuw aalmoezenzijngekomentoteengedachtenisvoorGod
5Ennu,stuurmannennaarJoppeenlaateenzekereSimon roepen,dieookPetrusgenoemdwordt.
6HijlogeertbijeenzekereSimon,eenleerlooier,wiens huisaandezeeligtHijzaluzeggenwatumoetdoen
7ToendeengeldietotCorneliushadgesproken,wegwas, riephijtweevanzijnhuisknechteneneenvromesoldaat uithendiehemvoortdurenddienden
8EnnadatHijhunditalleshadverteld,stuurdeHijhen naarJoppe
9Devolgendedag,terwijlzijverderreisdenendestad naderden,klomPetrusomstreekshetzesdeuurophetdak omtebidden
10EnhijkreeggrotehongerenwildeetenMaarterwijlzij hetklaarmaakten,raaktehijineentrance.
11EnHijzagdehemelgeopendeneenvoorwerp,datnaar Hemtoeneerdaalde,gelijkeengrootlaken,aandevier hoekendichtgemaaktenopdeaardeneergelaten.
12Daarinwarenallesoortenvanhetviervoetigegedierte deraarde,endewildedieren,endekruipendedieren,ende vogelsdeshemels.
13Enerklonkeenstemtothem:Staop,Petrus,slachten eet
14MaarPetruszei:Nee,Heer,wantikhebnognooitiets gegetendatonheiligofonreinwas
15Endestemsprakwederomvoordetweedekeertothem: WatGodgereinigdheeft,zultgijnietvooronheilighouden.
16Enditgeschieddedriemaal;enhetvoorwerpwerd wederomindehemelopgenomen
17TerwijlPetrusbijzichzelftwijfeldewathetvisioendat hijhadgezien,tebetekenenhad,zie,demannendiedoor Corneliuswarengestuurd,haddennaarhethuisvanSimon gevraagdenstondenvoordepoort
18Enhijriephenenvroeg,ofSimon,dieookPetrus genoemdwerd,daartegastwas
19TerwijlPetrusoverhetvisioennadacht,zeideGeest tegenhem:Zie,driemannenzoekenU
20Stadanop,ganaarbenedenengamethenmee,zonder tetwijfelen,wantIkhebhengezonden
21ToengingPetrusnaardemannendiedoorCornelius naarhemtoewarengestuurd,enzei:Zie,ikbenhet,dieu zoektWatisdereden,waaromuhierbent?
22Enzijzeiden:Cornelius,dehoofdmanoverhonderd, eenrechtvaardigman,dieGodvreesteneengoedenaam heeftonderhetgehelevolkderJoden,isdoorGoddoor
eenheiligeengelvermaandomuinzijnhuistelaten komenenwoordenvanutehoren.
23Toenriephijhenin,engafhunonderdakEnde volgendedaggingPetrusmethenheen,enenigebroeders vanJoppevergezeldenhem.
24EndevolgendedagkwamenzijinCaesareaaanEn Corneliuswachtteophen,enhadzijnverwantenennaaste vriendenbijeengeroepen.
25ToenPetrusbinnenkwam,kwamCorneliushem tegemoet,vielaanzijnvoetenenaanbadhem
26MaarPetrushielphemovereindenzei:Staop,ikben ookmaareenmens
27EnterwijlHijmetHemsprak,gingHijnaarbinnenen troferveelsamengekomenmensenaan
28EnHijzeidetothen:Gijweet,datheteenJood ongeoorloofdis,ommetiemandvaneenvreemdvolkom tegaan,ofmethemomtegaan;maarGodheeftmijdoen weten,datikniemandonheiligofonreinmagnoemen
29Daarombenikzondertegensprekennaarutoegekomen, toenikontbodenwerdIkvraagudanmetwelkdoelumij ontbodenhebt
30EnCorneliuszeide:Vierdagengeledenwasikaanhet vastentotopdituur;enophetnegendeuurbadikinmijn huis,enzie,daarstondeenmanvoormijineenblinkend gewaad,
31Enhijzeide:Cornelius,uwgebedisverhoord,enuw aalmoezenzijningedachtenisvoorGod
32StuurdaaromiemandnaarJoppeenlaatSimonkomen. HijwordtookPetrusgenoemdHijlogeertinhethuisvan Simon,eenleerlooieraandezeeAlshijkomt,zalhijmet uspreken.
33Daaromhebikterstondtotugezonden;engijhebtwel gedaan,datgijgekomenzijtNudan,wijzijnallenhier tegenwoordigvoorGod,omtehorenalhetgeenudoor Godgebodenis
34ToendeedPetruszijnmondopenenzei:Ikzie werkelijkindatGodgeenaanziendespersoonskent.
35MaaronderallevolkenisdegenedieHemvreesten gerechtigheiddoet,Hemwelgevallig
36HetwoorddatGodaandekinderenvanIsraëlgezonden heeftomvredeteverkondigendoorJezusChristus(Hijis Heervanallen)
37Ikzegdatuditwoordkent,datinheelJudea verkondigdisendatbegonnenisinGalilea,nadedoopdie Johannespredikte
38HoeGodJezusvanNazarethheeftgezalfdmetde HeiligeGeestenmetkrachtHijisrondgegaan,weldoende engenezendeallendiedoordeduiveloverweldigdwaren; wantGodwasmetHem
39EnwijzijngetuigenvanalhetgeenHijgedaanheeft, zowelinhetlandderJodenalsinJeruzalem;Hemhebben zijgedoodenaaneenhoutgehangen.
40GodheeftHemopdederdedagopgewektenHem openlijkgetoond
41Nietaanheelhetvolk,maaraandegetuigendieGod tevorenhaduitgekozen:aanons,diemetHemgegetenen gedronkenhebben,nadatHijuitdedoodwasopgestaan.
42Enhijgafonsbevelomtothetvolktepredikenente getuigendatHijhetisdiedoorGodisaangesteldals Rechteroverlevendenendoden.
43VanHemgetuigenalleprofeten,datiederdieinHem gelooft,vergevingvanzondenzalontvangendoorZijn Naam
44TerwijlPetrusnogdezewoordensprak,vieldeHeilige GeestopallendiehetWoordhoorden.
45Endegenendieuitdebesnijdeniskwamenentotgeloof kwamen,verbaasdenzicheroverdatdegavevande HeiligeGeestookoverdeheidenenwasuitgestort.
46Wantzijhoordenhensprekenintongen,enGod grootmakenToenantwoorddePetrus:
47Kaniemandhetwaterweren,zodatdezennietgedoopt zoudenworden,dieevenalswijdeHeiligeGeesthebben ontvangen?
48Enhijgeboodhundatzijgedooptzoudenwordeninde NaamvandeHeerToenbadenzijHemdatHijenige dagenzoublijven.
HOOFDSTUK11
1EndeapostelenendebroedersdieinJudeawaren, hoordendatookdeheidenenhetwoordvanGodhadden aanvaard.
2EntoenPetrusteJeruzalemgekomenwas,twisttende besnijdenisbroedersmethem,
3enzeiden:Gijzijttotonbesnedenengekomenenhebt methengegeten
4MaarPetrusherhaaldedezaakvanhetbeginafenlegde hethuninordeuit,zeggende:
5IkwasindestadJoppeaanhetbiddenToenzagikin eengeestvanvervoeringeenvisioen:Erdaaldeeen voorwerpneer,datleekopeengrootlaken,dataandevier hoekenuitdehemelwasneergelatenHetkwambijmij
6Toenikdaaropmijnogenrichtte,zagikviervoetige dierenopaarde,wildedieren,kruipendedierenenvogels indelucht
7Enikhoordeeenstemtotmijzeggen:Staop,Petrus, slachteneet.
8Maarikzei:Nee,Heere!Erisnooitietsonheiligsof onreinsinmijnmondgekomen
9Maaropnieuwantwoorddemijeenstemuitdehemel: WatGodgereinigdheeft,magunietvooronheilighouden
10Enditgebeurdedriemaal,enallenwerdenweer opgenomenindehemel.
11Enzie,erwarenreedsdriemannennaarhethuis gekomenwaarikwas,vanuitCaesareanaarmijtoe gestuurd.
12EndeGeestgeboodmijmethenmeetegaan,zonder enigetwijfel.Ookdezezesbroedersvergezeldenmij,en wijgingeninhethuisvandeman:
13Enhijverteldeons,hoehijeenengelinzijnhuishad gezien,diedaarstondentothemzeide:Zendmannennaar JoppeenlaatSimonroepen,diebijgenaamdwordtPetrus; 14Dieuwoordenzalverkondigen,waardooruenheeluw huiszaligzultworden
15Enterwijlikbegontespreken,vieldeHeiligeGeestop hen,zoalsinhetbeginookopons
16ToenherinnerdeikmijhetwoordvandeHeer,datHij gezegdheeft:Johannesdooptewelmetwater,maarjullie zullengedooptwordenmetdeHeiligeGeest
17AangezienGodhundaneenzelfdegavegegevenheeft alsaanons,dieindeHeereJezusChristusgeloofden,wie wasikdan,datikGodzoukunnentegenstaan?
18Toenzijdithoorden,zwegenzijenverheerlijktenGod, zeggende:ZoheeftGodookaandeheidenendebekering gegevendietothetlevenleidt
19Enzijdieverstrooidraaktendoordevervolgingdie ontstondomStefanus,trokkenverdertotaanFenicië, CyprusenAntiochië,enzijverkondigdenhetWoordaan niemanddanaandeJoden
20Enerwarensommigenvanhen,mannenuitCyprusen Cyrene,die,toenzijteAntiochiëgekomenwaren,totde GriekensprakenendeHeereJezuspredikten
21EndehandvandeHeerwasmethen,zodateengroot aantalmensengeloofdeenzichtotdeHeerbekeerde
22Toenhetgeruchtvandezedingendegemeentein Jeruzalemterorekwam,zondenzijBarnabaseropuitom naarAntiochiëtegaan
23ToenhijdaarkwamendegenadevanGodzag,washij blijenvermaandehenallen,datzijzichmeteenvast voornemenvanhunhartaandeHeerezoudenvastklampen 24Wanthijwaseengoedman,envolvandeHeilige Geestenvangeloof;eneengrotemenigtewerdaande Heeretoegevoegd
25ToenvertrokBarnabasnaarTarsusomSaulustezoeken.
26Entoenhijhemgevondenhad,brachthijhemnaar AntiochiëEnhetgeschiedde,datzijeenheeljaarlangmet degemeentesamenkwamen,enveelvolkleerden.Ende discipelenwerdeneerstinAntiochiëChristenengenoemd 27IndiedagenkwamenerprofetenuitJeruzalemnaar Antiochië.
28Eneenvanhenstondop,metnameAgabus,enhijgaf doordeGeesttekennendatergrotehongersnoodzou komenindegehelewereld.Dezehongersnoodkwamook indedagenvankeizerClaudius
29Toenbeslotendediscipelen,iedernaarvermogen, ondersteuningtesturennaardebroedersdieinJudea woonden
30Datdedenzijook,enzijzondenhetdoordehandvan BarnabasenSaulusnaardeoudsten.
HOOFDSTUK12
1RonddietijdbegonkoningHerodesenkeleledenvande gemeentelastigtevallen
2EnhijdooddeJakobus,debroervanJohannes,methet zwaard
3EntoenHijzagdathetdeJodenbeviel,gingHijverder omookPetrustehalen.(Hetwarendedagenvande ongezuurdebroden)
4Ennadathijhemhadgegrepen,zettehijheminde gevangenisenleverdehemoveraanvierviertallen soldatenomhemtebewakenHijwildehemnaPasenvoor hetvolkuitleveren
5Petruswerddusindegevangenisvastgehouden,maarde gemeentebadonophoudelijkvoorhemtotGod
6ToenHerodeshemwildelatenvoorbrengen,sliepPetrus diezelfdenachtnogtussentweesoldaten,geboeidmettwee kettingenDebewakersbijdeingangbewaaktende gevangenis.
7Enziet,deEngeldesHerenkwambijhem,enerscheen eenlichtindegevangenis;enhijsloegPetrusaandezijde, enrichttehemop,zeggende:Stahaastigop!Enzijn ketenenvielenvanzijnhanden
8Endeengelzeidetothem:Gorduom,enbinduw sandalenaan.Enhijdeedhet.Enhijzeidetothem:Werp uwkleedomuheen,envolgmij
9EnhijgingnaarbuitenenvolgdeHem,enhijwistniet, dathetwaarwas,watdoordeengelgeschiedde,maarhij meende,dathijeenvisioenzag
10Toenzijdeeersteendetweedeafdelingvoorbijwaren, kwamenzijbijdeijzerenpoortdienaardestadleidde. DezegingvanzelfvoorhenopenToenzijnaarbuiten gingenenéénstraatverdergingen,gingdeengelmeteen vanhemweg
11ToenPetrusweerbijzinnenwasgekomen,zeihij:Nu weetikzekerdatdeHeerzijnengelheeftgezondenenmij heeftgereduitdehandvanHerodesenvanalleswathet Joodsevolkverwachtte
12NadatHijhierovernagedachthad,kwamHijbijhet huisvanMaria,demoedervanJohannes,dieookMarcus genoemdwerdDaarwarenvelenbijeengekomenomte bidden.
13EnterwijlPetrusopdepoortklopte,kwamereen meisjeluisteren,metnameRhoda
14ToenzijdestemvanPetrushoorde,deedzijvan blijdschapdepoortnietopen,maarsneldenaarbinnenen verteldehoePetrusvoordepoortstond
15Enzijzeidentothaar:Gijzijtgek.Maarzijbleef volhouden,dathetookzowasToenzeidenzij:Hetiszijn engel
16MaarPetrusbleefkloppen.Toenzededeuropendenen hemzagen,warenzeverbijsterd
17Maarhijwenktehenmetdehandomstiltezijn,en verteldehunhoedeHeerhemuitdegevangenishad gebrachtEnhijzeide:Gaheenentoondezedingenaan JakobusenaandebroedersEnhijvertrokengingnaareen andereplaats.
18Zodrahetdagwasgeworden,ontstondergrote opschuddingonderdesoldatenoverwatermetPetruswas gebeurd.
19EntoenHerodeshemzochtennietvond,ondervroeghij debewakersengafbeveldatzijterdoodgebrachtzouden worden.EnhijgingvanJudeanaarCaesareaenbleefdaar.
20EnHerodeswaszeerverbolgenoverdeTyriërsen SidoniërsTochkwamenzijeensgezindnaarhemtoeen nadatzeBlastus,dekamerheervandekoning,alsvriend haddenaangenomen,vroegenzeomvredeHunlandwerd immersgevoeddoorhetlandvandekoning
21EnopeenvastgesteldedagzetteHerodeszichopzijn troon,gekleedineenkoninklijkgewaad,enhieldeen toespraaktothen.
22Enhetvolkjuichteenzei:Ditisdestemvaneengoden nietvaneenmens
23EnterstondsloegdeengelvandeHeerhem,omdathij Goddeeernietgaf;enhijwerddoordewormenopgegeten engafdegeest
24MaarhetwoordvanGodgroeideenwerdsteeds talrijker
25BarnabasenSauluskeerdenteruguitJeruzalem,nadat zijhunbedieninghaddenvolbracht,ennamenJohannes mee,dieookMarcuswerdgenoemd
HOOFDSTUK13
1ErwarenindegemeenteteAntiochiëenkeleprofetenen leraars,onderwieBarnabas,Simeon,dieNigergenoemd werd,LuciusvanCyrene,Manaën,diemetdeviervorst Herodeswasopgevoed,enSaulus
2TerwijlzijdeHeerdiendenenvastten,zeideHeilige Geest:ZonderMijBarnabasenSaulusafvoorhetwerk waartoeIkhengeroepenheb
3Ennadatzijgevastengebedenhaddenenhundehanden opgelegdhadden,lietenzijhengaan
4ZijwerdendoordeHeiligeGeestuitgezondenen vertrokkennaarSeleucië.VandaarvoerenzijnaarCyprus.
5EntoenzijteSalamiswaren,verkondigdenzijhet WoordvanGodindesynagogenvandeJoden;enzij haddenookJohannesalshundienaar.
6ToenzijdoorheteilandnaarPafosgetrokkenwaren, troffenzijeentovenaaraan,eenvalseprofeet,eenJood, wiensnaamBarjesuswas.
7Diewasbijdelandvoogd,SergiusPaulus,eenverstandig man,dieBarnabasenSaulusbijzichriepenhetwoordvan Godwildehoren.
8MaarElymas,detovenaar(wantzoluidtzijnnaam) verzettezichtegenhenenprobeerdedeafgevaardigdevan hetgeloofaftebrengen.
9ToenzagSaulus,dieookPaulusgenoemdwordt,vervuld metdeHeiligeGeest,hemaan,
10Enhijzeide:Gij,volvanallelistenalleonheil,kind desduivels,vijandvanallegerechtigheid,zultgijniet ophoudenderechtewegendesHerenteverdraaien?
11Ennu,zie,dehanddesHerenisopu,engijzultblind zijn,endezonvooreentijdnietzienEnterstondvieler ophemeennevelenduisternis;enhijgingrondom iemandtezoeken,diehembijdehandzouleiden.
12Toendestadhouderzagwatergebeurdwas,geloofde hijhet,verbijsterdoverdeleervandeHeer
13ToenPaulusenzijngezelschapPafosverlieten, kwamenzijtePergeinPamfyliëJohannesverliethenen keerdeterugnaarJeruzalem
14ToenzijvanPergevertrokken,kwamenzijinAntiochië inPisidië,enopdesabbatdaggingenzijnaardesynagoge ennamendaarplaats
15EnnadatdeWetendeProfetenwarenvoorgelezen, zondendeoverstendersynagogetothendeboodschap: Mannenbroeders,indiengijeenwoordvanvermaning hebtvoorhetvolk,zeghet.
16ToenstondPaulusop,wenktemetzijnhandenzei: MannenvanIsraëlenudieGodvreest,luistert.
17DeGodvanditvolkIsraëlheeftonzevaderen uitverkorenenhetvolkverheven,toenzijals vreemdelingeninhetlandEgyptewoondenMeteensterke armheeftHijhendaaruitgeleid.
18Enongeveerveertigjaarlangverdroeghijhun gewoontenindewoestijn
19ToenhijzevenvolkeninhetlandKanaänhad uitgeroeid,verdeeldehijhunlandonderhendoorhetlot 20DaarnasteldeHijhunrechtersaan,gedurendeongeveer vierhonderdvijftigjaar,totaandeprofeetSamuël 21Daarnaverlangdenzijnaareenkoning,enGodgafhun Saul,dezoonvanCis,eenmanuitdestamBenjamin,voor deduurvanveertigjaar
22EnnadatHijhemhadafgezet,verwekteHijhunDavid totkoning,aanwieHijookgetuigenisaflegdeenzeide:Ik hebDavid,dezoonvanIsaï,gevonden,eenmannaarMijn hart,diealMijnwilzalvolbrengen.
23UithetnageslachtvandezemanheeftGod, overeenkomstigzijnbelofte,voorIsraëleenHeiland verwekt,Jezus
24Johanneshadvoorzijnkomstalaanhethelevolkvan Israëldedoopvanbekeringgepredikt
25EntoenJohanneszijnloopvervulde,zeidehij:Wie denktgij,datikben?IkbenhetnietMaarziet,erkomt eennamij,wiensschoeneniknietwaardigbenloste maken.
26Mannenbroeders,kinderenvanhetgeslachtvan Abraham,enalwieonderuGodvreest,totuishetwoord vandezezaligheidgezonden.
27WantdeinwonersvanJeruzalemenhunleidershebben Hemnietgekend,enzijhebbendeuitsprakenvande profeten,dieelkesabbatwordenvoorgelezen,vervulddoor Hemteveroordelen
28EnhoewelzijgeendoodsoorzaakinHemvonden, eistenzijtochvanPilatusdatHijgedoodzouworden.
29ToenzijallesvervuldhaddenwatoverHemgeschreven stond,haaldenzijHemvanhetkruishoutenlegdenHemin eengraf.
30MaarGodheeftHemuitdedoodopgewekt,
31EnHijwerdgedurendeveledagengeziendoorhendie metHemuitGalileanaarJeruzalemwarenopgetrokken,en dieZijngetuigenvoorhetvolkwaren
32Enwijverkondigenuhetgoedenieuws,datdebelofte, dieaandevaderengedaanis,
33Godheefthetzelfdeaanons,hunkinderen,tot vervullinggebracht,doordatHijJezusuitdedoodheeft opgewekt,zoalsookgeschrevenstaatindetweedePsalm: GijzijtmijnZoon,hedenhebIkUverwekt
34EnwatbetrefthetfeitdatHijHemuitdedodenheeft opgewekt,zodatHijnietmeertotvergankelijkheid terugkeert,heeftHijaldusgezegd:Ikzaludezekere barmhartighedenvanDavidgeven
35Daaromzegthijookineenanderepsalm:Gijzultniet toelatendatuwHeiligeontbindingziet
36WantDavid,dievoorzijngeslachtdewilvanGodhad gediend,isinslaapgevallenenbijzijnvaderengelegd.Hij heefthetverderfgezien
37Maarhij,dieGoduitdedoodheeftopgewekt,heeft geenvergankelijkheidgezien.
38Weetdan,mannenbroeders,datdoorHemaanude vergevingvandezondenverkondigdwordt.
39EndoorHemwordtiederdiegelooft,gerechtvaardigd vanalleswaarvanudoordewetvanMozesniet gerechtvaardigdkonworden
40Weesdusopuwhoede,datunietoverkomtwatinde profetengezegdis,
41Ziet,gijverachters,enverwondertu,envergaat,want Ikwerkeenwerkinuwdagen,eenwerkdatgijzekerlijk zultgeloven,alsiemandhetuvertelt
42ToendeJodendesynagogehaddenverlaten,vroegende heidenenofdezewoordenopdeeerstvolgendesabbataan henverkondigdzoudenworden
43Toendegemeenteuiteenviel,slotenzichveelJodenen godsdienstigeproselietenbijPaulusenBarnabasaanZij
sprakentothenenovertuigdenhenervanindegenadevan Godteblijven.
44Endevolgendesabbatkwambijnadehelestadbijeen omhetwoordvanGodtehoren.
45ToendeJodendemenigtezagen,werdenzejaloersen sprakenzedewoordenvanPaulustegenZesprakenelkaar tegenenlasterdenhem
46ToenzeidenPaulusenBarnabasvrijmoedig:Hetwas nodigdathetWoordvanGodeersttotugesprokenzou wordenMaaraangezienuhetverwerptenuzelfhet eeuwigelevennietwaardigoordeelt,wendenwijonstotde heidenen
47WantzoheeftdeHeeronsgeboden:Ikhebje aangesteldtoteenlichtvoordeheidenen,opdatjezouzijn totheiltotaanheteindevandeaarde
48Toendeheidenendithoorden,verblijddenzijzichen prezenhetwoordvandeHeerEnerkwamengelovigen dievoorheteeuwigelevenbestemdwaren
49EnhetwoordvandeHEEREverspreiddezichdoorhet geheleland
50MaardeJodenhitstendegodvruchtigeenaanzienlijke vrouwenendevoornaamstemannenvandestadop,en ontketendeneenvervolgingtegenPaulusenBarnabas,en verdrevenhenuithungebied
51Maarzijschuddenhetstofvanhunvoetenaftegenhen enkwameninIkonium
52Endediscipelenwerdenvervuldmetblijdschapenmet deHeiligeGeest.
HOOFDSTUK14
1EnhetgebeurdeteIkonium,datzijbeidentezameninde synagogederJodengingenenaldaarspraken,dateengrote menigte,zowelJodenalsGrieken,geloofde.
2MaardeongelovigeJodenhitstendeheidenenopen richttenhungedachtenkwaadopdebroeders
3Zijblevendaardanooklangetijd,terwijlzijvrijmoedig sprakeninnaamvandeHeere,Diegetuigenisaflegdevan hetwoordvanZijngenadeentekenenenwonderendoor hunhandenlietgebeuren.
4Maardemenigteindestadraakteverdeeld:eendeel slootzichaanbijdeJodeneneendeelbijdeapostelen
5Entoenereenaanvalwerdgedaanopzoweldeheidenen alsdeJodenmethunleiders,omhentemishandelenente stenigen,
6Toenzijhethoorden,vluchttenzijnaarLystraenDerbe, stedenvanLykaonië,ennaardeomliggendestreek
7Endaarverkondigdenzijhetevangelie.
8EnerzateenmanteLystra,dieverlamdwasaanzijn voeten;hijwasvandemoederschootafkreupelenhad nooitkunnenlopen
9DezehoordePaulusspreken.Dezekeekhemaanenzag dathijgeloofhadomgenezenteworden
10Hijzeimetluidestem:StarechtopopuwvoetenEnhij sprongopenliep
11ToenhetvolkzagwatPaulusgedaanhad,verhievenzij hunstemenriepenindetaalvanLykaonië:Degodenzijn totonsneergedaaldindegedaantevanmensen
12EnBarnabasnoemdenzeJupiter,enPaulusnoemdenze Mercurius,omdathijdevoornaamstesprekerwas.
13ToenbrachtdepriestervanJupiter,dievoorhunstad stond,ossenenkransennaardepoortenenwildesamen methetvolkoffersbrengen
14ToendeapostelenBarnabasenPaulusdithoorden, scheurdenzijhunklerenensneldennaarhetvolk,terwijl zijriepen:
15Enzeggende:Mannen,waaromdoetgijdezedingen? Wijzijnookmensenvangelijkebewegingenalsu,en verkondigenu,datgijuvandezeijdelhedenzoudtbekeren totdelevendeGod,Diedehemel,endeaarde,endezee gemaaktheeft,enalwatdaarinis
16Dievroegertoelietdatallevolkenhuneigenwegen gingen.
17TochheeftHijZichzelfnietzondergetuigenisgelaten doorgoedtedoenenonsregenuitdehemeltegevenen vruchtbaretijden,enonzehartentevervullenmetvoedsel enblijdschap
18Enmetdezewoordenhieldenzijhetvolknauwelijks tegen,datzijhungeenoffersbrachten.
19EnerkwamendaarenigeJodenuitAntiochiëen Ikonium,diedemenigteoverreeddenenPaulusstenigden enhembuitendestadtrokken,indeveronderstellingdat hijdoodwas
20MaarterwijldediscipelenomHemheenstonden,stond Hijopenkwamindestad.DevolgendedagvertrokHij metBarnabasnaarDerbe
21EnnadatzijindiestadhetEvangelieverkondigd haddenenvelenonderwezenhadden,keerdenzijweer terugnaarLystra,naarIkoniumennaarAntiochië, 22Zijbevestigdendezielenvandediscipelenenspoorden henaanominhetgeloofteblijvenendatwijdoorveel verdrukkingenhetKoninkrijkvanGodmoetenbinnengaan 23Ennadatzijinelkegemeenteouderlingenhadden aangesteld,badenzijondervastenendroegenhenopaan deHeer,inwiezijgeloofden
24NadatzijPisidiëdoorkruisten,kwamenzijinPamfylië
25NadatzijhetwoordinPergeverkondigdhadden, daaldenzijafnaarAttalia
26EnvandaarvoerenzijnaarAntiochië,vanwaarzijaan degenadevanGodwarenaanbevolenvoorhetwerkdatzij volbrachten
27Entoenzijdaargekomenwarenendegemeente bijeengeroepenhadden,verteldenzijalleswatGodmethen gedaanhadenhoeHijvoordeheidenendedeurvanhet geloofgeopendhad
28Enzijblevendaargeruimetijdbijdediscipelen.
HOOFDSTUK15
1EnerwarenenigemannenuitJudeagekomen,diede broedersonderwezenenzeiden:Alsuzichnietlaat besnijdennaarhetvoorbeeldvanMozes,kuntuniet behoudenworden
2ToenertussenPaulusenBarnabasdanookgeengeringe onenigheidenonenigheidmethenontstond,beslotenzij datPaulusenBarnabas,samenmetenkeleanderenvanhen, naarJeruzalemzoudengaannaardeapostelenende ouderlingenomdezekwestietebespreken
3Enzij,doordegemeentegeleid,trokkendoorFeniciëen Samariaenverkondigdendebekeringvandeheidenen;en zijverwektengrotevreugdeonderaldebroeders
4EntoenzijteJeruzalemgekomenwaren,werdenzij ontvangendoordegemeente,deapostelenende ouderlingen,enzijverkondigdenalleswatGodmethen gedaanhad.
5Maarerstondensommigenopuitdepartijvande Farizeeën,diegelovigwarengeworden,enzeidendathet nodigwashentebesnijdenentegebiedendewetvan Mozestehouden.
6Endeapostelenendeouderlingenkwamenbijeenom dezezaaktebespreken
7Entoenerveelmeningsverschilontstond,stondPetrus openzeitegenhen:Mannenbroeders,uweetdatGod vanoudsonderonsheeftuitgekozen,datdeheidenendoor mijnmondhetwoordvanhetEvangeliezoudenhorenen geloven
8EnGod,Diedehartenkent,heefthungetuigenisgegeven doorhundeHeiligeGeesttegeven,zoalsHijookaanons gedaanheeft,
9Enmaakgeenonderscheidtussenonsenhen,enreinig hunhartdoorhetgeloof
10WaaromsteltuGoddanopdeproefdooreenjukopde nekvandediscipelenteleggendatnochonzevaderen, nochwijhebbenkunnendragen?
11MaarwijgelovendatwijdoordegenadevandeHeere JezusChristusbehoudenzullenworden,evenalszij.
12Toenwerddehelemenigtestilenzijluisterdennaar BarnabasenPaulus,dieverteldenwelkewonderenen tekenenGoddoorhenonderdeheidenenhadverricht.
13Ennadatzijstilwarengeweest,antwoorddeJakobusen zeide:Mannenbroeders,luistertnaarmij
14SimeonheeftverteldhoeGodinhetbeginnaarde heidenenomgezienheeft,omuitheneenvolkvoorzijn naamtenemen
15Enhiermeestemmendewoordenvandeprofeten overeen,zoalsgeschrevenstaat:
16HiernazalIkwederkerenendevervallententvanDavid herbouwen,enwatdaarvanisingestort,zalIkherbouwen enweeropzetten
17OpdathetoverigedeelvandemensendeHeerezou zoeken,enalleheidenvolken,overwieMijnNaam uitgeroepenis,zegtdeHeere,Diealdezedingendoet
18AanGodzijnalzijnwerkenbekendvaneeuwigheidaf 19Daarombenikvanoordeeldatwijhendieuitde heidenentotGodbekeerdzijn,nietlastigmoetenvallen
20Maarwijschrijvenhundatzijzichmoetenonthouden vandeafgodenbesmettingen,vanhoererij,vanhetverstikte envanbloed
21WantMozesheeftvanoudsheriniederestadmensen diehemprediken,omdathijelkesabbatindesynagogen wordtvoorgelezen
22Toenbeslotendeapostelenendeouderlingen,samen metdehelegemeente,ommannenuithunmiddennaar Antiochiëtesturen,samenmetPaulusenBarnabasHet gingomJudas,bijgenaamdBarsabas,enSilas,de voornaamstemannenonderdebroeders
23Enzijschrevendoorhenbrievenopdezewijze:De apostelen,deouderlingenendebroedersgroetende broedersuitdeheideneninAntiochië,SyriëenCilicië:
24Wantwijhebbengehoorddatsommigendievanons zijnuitgegaan,umetwoordeninverwarringhebben gebrachtenuwzielenhebbenbeschaamddoortezeggen:
UmoetzichlatenbesnijdenendewetonderhoudenAan henhebbenwijzulkeenbevelnietgegeven.
25Hetleekonsgoed,eensgezindbijeengekomen,om uitverkorenmannennaarutoetesturen,samenmetonze geliefdenBarnabasenPaulus,
26Mannendiehunlevenophetspelhebbengezetvoorde naamvanonzeHeerJezusChristus
27DaaromhebbenwijJudasenSilasgestuurd,dieu dezelfdedingenmondelingzullenvertellen
28WanthetheeftdeHeiligeGeestenonsgoedgedachtu geengroterelastopteleggendandezenoodzakelijke dingen,
29Datgijuonthoudtvanspijzen,diedenafgodengeofferd zijn,envanbloed,envanhetverstikte,envanhoererij; indiengijudaarvanbewaart,zultgijweldoenVaarwel
30Toenzijdanheengegaanwaren,kwamenzijte Antiochië;ennadatzijdemenigtebijeengebrachthadden, brachtenzijdebriefover:
31Toenzijhetlazen,verheugdenzijzichoverde vertroosting
32EnJudasenSilas,diezelfookprofetenwaren, vermaandendebroedersmetvelewoordenenversterkten hen
33Ennadatzijdaareentijdlangverblevenhadden,werden zijinvredevandebroedersnaardeapostelengebracht.
34TochwildeSilasdaarnogevenblijven
35OokPaulusenBarnabasbleveninAntiochië,waarzij onderrichtgavenenhetwoordvandeHeerverkondigden, samenmetnogveleanderen
36EnkeledagenlaterzeiPaulustegenBarnabas:Latenwe opnieuwnaaronzebroedersgaaninallestedenwaarwe hetwoordvandeHeerhebbenverkondigd,enzienhoehet methengaat
37EnBarnabasbeslootJohannes,dieookMarcusheette, meetenemen
38MaarPaulusvondhetnietgoedomhemmeetenemen, diehenuitPamfyliëhadverlatenennietmethenmeeging naarhetwerk
39Endetwisttussenhenwerdzohevig,datzijuitelkaar gingen.DaaromnamBarnabasMarcusmeeenvoernaar Cyprus
40EnPauluskoosSilasuitenvertrok,doordebroeders aanbevolenvoordegenadevanGod.
41EnhijtrokdoorSyriëenCiliciëenversterktede gemeenten
HOOFDSTUK16
1ToenkwamhijinDerbeenLystra,enzie,daarwaseen discipel,metnameTimotheüs,dezoonvaneenvrouw,die eenJoodsevrouwwasengelovigwas,maarwiensvader eenGriekwas.
2HiervanwerdgoedberichtdoordebroedersdieinLystra enIkoniumwaren
3PauluswildedathijmethemmeezougaanHijnamhem meeenbesneedhem,vanwegedeJodendiedaarwoonden ZijwistennamelijkallemaaldatzijnvadereenGriekwas.
4Enterwijlzijdestedenlangsgingen,gavenzijhunde bepalingendoordiedeapostelenendeouderlingenin Jeruzalemhaddenopgesteldomzeteonderhouden.
5Enzowerdendegemeenteninhetgeloofbevestigden namenzedagelijksinaantaltoe
6ToenzijdoorheelFrygiëenhetlandGalatiëwaren getrokkenendoordeHeiligeGeestverhinderdwarenhet WoordinAsiateverkondigen,
7ToenzijinMysiëgekomenwaren,probeerdenzijnaar Bithyniëtegaan,maardeGeestliethundatniettoe.
8ToenzijMysiëvoorbijwaren,kwamenzijinTroas terecht
9EnPauluskreeg'snachtseenvisioen:Erstondeen Macedonischman,dietothemsprakenzei:Komovernaar Macedoniëenhelpons
10Toenhijhetvisioenhadgezien,beslotenwijmeteen naarMacedoniëtereizen,omdatwijervanovertuigdwaren datdeHeeronshadgeroepenomhunhetevangeliete verkondigen
11WijverlietenTroasengingenrechtstreeksnaar Samothrake,endevolgendedagnaarNeapolis.
12EnvandaargingenwijnaarFilippi,devoornaamstestad vandatdeelvanMacedoniëeneennederzettingWij blevenenigedagenindiestad.
13Enopdesabbatgingenwijdestaduit,langsderivier, waargewoonlijkgebedenwerdWijzatendaarenspraken metdevrouwendiedaarbijeenwaren.
14Eneenvrouw,metnameLydia,eenpurperverkoopster uitdestadThyatira,dieGodvereerde,luisterdenaarons DeHeereopendehaarhart,zodatzijaandachtschonkaan hetgeendoorPaulusgezegdwerd
15Entoenzijgedooptwas,enhaarhuisgezin,verzochtzij ons,zeggende:Indiengijliedengeoordeeldhebt,datik getrouwbenaandenHeere,komtinmijnhuis,enblijft aldaarEnzijdwongons
16Enhetgebeurde,terwijlwijgingenbidden,datwijeen zekermeisjetegenkwamen,datbezetenwasdooreengeest vanwaarzeggerij,diehaarmeestersveelwinstopleverde doorwaarzeggerij.
17DezeliepmetPaulusenonsmeeenriep:Dezemensen zijndienarenvandeallerhoogsteGod,dieonsdewegtot behoudverkondigen.
18EnditdeedzijveledagenMaarPaulus,bedroefd geworden,keerdezichomenzeitotdegeest:Ikgebiedu indeNaamvanJezusChristus,datuuithaargaat.Enhij ginguitophetzelfdeuur
19Toenhaarmeesterszagendatdehoopophunwinst verdwenenwas,grepenzijPaulusenSilasensleeptenhen naardemarkt,naardeoversten
20Enbrachthenvoordemagistraten,zeggende:Deze mannen,dieJodenzijn,brengenonzestadzeerin beroering,
21Enleerzeden,diewij,alsRomeinen,nietmogen aannemenofnaleven
22Toenkwamdemenigtegezamenlijktegenhenin opstand,endeleidersscheurdenhunklerenengavenbevel henteslaan.
23Ennadatzijhunveleslagenhaddentoegediend, wierpenzijhenindegevangenis,terwijlzijde gevangenbewaarderopdrachtgavenhenzorgvuldigte bewaken
24Toendezemanzulkeenbevelhadontvangen,zettehij henindebinnenstekerkerenzettehunvoetenvastinde blokken
25EnommiddernachtbadenPaulusenSilasenzongen lofzangenvoorGod;endegevangenenluisterdennaarhen
26Enplotselingontstondereengroteaardbeving,zodatde fundamentenvandegevangenisbeefden.Enterstond gingenalledeurenopenenraaktendeboeienvaniedereen los.
27Toendebewakervandegevangenisontwaakteuitzijn slaap,zaghijdatdegevangenisdeurenopenstondenHij trokzijnzwaardenwildezelfmoordplegen,omdathij dachtdatdegevangenengevluchtwaren.
28MaarPaulusriepmetluiderstem:Doeuzelfgeen kwaad,wantwijzijnallenhier
29Toenriephijomlicht,sprongnaarbinnen,kwam bevendnaarvorenenvielvoorPaulusenSilasneer, 30Enhijbrachthennaarbuitenenzei:Heren,watmoetik doenombehoudenteworden?
31Enzijzeiden:GeloofindeHeereJezusChristus,engij zultzaligworden,gijenuwhuis.
32EnzijverteldenhemhetwoorddesHerenenallendie inzijnhuiswaren
33EnHijnamhenindatzelfdenachtelijkeuurmee,waste hunstriemenenwerdterstondgedoopt,hijenaldezijnen
34Entoenhijheninzijnhuishadgebracht,zettehijhun voedselvoorenverheugdezicheroverdathijmetheelzijn huisinGodgeloofde
35Toenhetdaggewordenwas,stuurdendemagistratende dienareneropuitomtezeggen:Laatdiemannengaan.
36Endeoverstevandegevangenisgafditwoordaan Paulusmede:Demagistratenhebbenboodschappers gestuurdomutelatengaan;gadusnuheenengainvrede.
37MaarPauluszeitegenhen:Zehebbenons,hoewelwe Romeinenzijn,inhetopenbaargegeseld,zonderdatwe veroordeeldzijn,enzehebbenonsindegevangenis geworpenEnnuwerpenzeonserheimelijkuit?Nee, zekernietLatenzezelfmaarkomenenonseruithalen
38Endedienarenbrachtendezewoordenoveraande magistratenDezewerdenbang,toenzijhoordendathet Romeinenwaren
39Enzijkwamenenverzochtenhendringend,enbrachten hennaarbuiten,enverzochtenhun,datzijuitdestad zoudenweggaan
40Toengingenzijuitdegevangenisenkwameninhet huisvanLydiaToenzijdebroedersgezienhadden, troosttenzijhenenvertrokken
HOOFDSTUK17
1ToenzijdoorAmfipolisenApolloniagetrokkenwaren, kwamenzijinThessalonica,waareensynagogevande Jodenwas.
2EnPaulusging,zoalshijgewoonwas,naarhentoeen sprakdriesabbattenlangmethenoverdeSchriften, 3IkbeginmettebewerendatChristusnoodzakelijkerwijs moestlijdenenuitdedodenmoestopstaan,endatdeze Jezus,dieikuverkondig,deChristusis
4Ensommigenvanhengeloofdenenslotenzichaanbij PaulusenSilas;envandevromeGriekenwasereengrote menigte,envandevoornaamstevrouwenwarenerniet weinig.
5MaardeJoden,dienietgeloofden,werdendoorafgunst bewogenennamenenkelelosbandigemannenvanhet laagstesoortmee,enzijverzameldeneenbende,enzij brachtendegehelestadinrepenroerZijbestormdenhet huisvanJasonenprobeerdenhenvoorhetvolktebrengen
6Toenzijhennietvonden,brachtenzijJasonenenige broedersnaardeleidersvandestadenriepen:Dezen,die dewereldinberoeringhebbengebracht,zijnookhier gekomen;
7DieJasonheeftaangenomen,enzijhandelenallenin strijdmetdeverordeningenvandekeizer,doortezeggen datereenanderekoningis,namelijkJezus
8Toenzijdithoorden,brachtenzijhetvolkendeleiders vandestadinverwarring
9ToenzijJasonendeanderonderbewakinghadden gesteld,lietenzijhengaan
10EndebroedersstuurdenPaulusenSilasterstonddes nachtswegnaarBerea.Toenzijdaargekomenwaren, gingenzijnaardesynagogevandeJoden
11DezenonderscheiddenzichvandieinThessalonica, wantzijontvingenhetWoordmetgrotebereidwilligheid enonderzochtendagelijksdeSchriftenomtezienofdeze dingenzowaren
12Daaromkwamenervelenvanhentothetgeloof,ook vandeaanzienlijkeGrieksevrouwenenvandemannen, nietweinigen
13ToendeJodenvanThessalonicavernamendathet WoordvanGoddoorPaulusinBereawerdverkondigd, kwamenzijookdaarheenenbrachtendemenigtein beroering.
14EnmeteenstuurdendebroedersPaulusweg,alsofhij naardezeegingSilasenTimotheüsblevenechterdaar 15EnzijdiePaulusbegeleidden,brachtenhemnaar AtheneEntoenzijbevelkregenaanSilasenTimotheüs omzosnelmogelijknaarhemtoetekomen,vertrokkenzij 16TerwijlPaulusinAtheneophenwachtte,raaktehijin beroeringtoenhijzagdatdestadvolafgoderijwas 17Daaromginghijindesynagogeindiscussiemetde Jodenenmetdegodvruchtigemannen,endagelijksging hijopdemarktommethendiehemtegenkwamen 18ToenontmoettenhemenigefilosofenvandeEpicureërs envandeStoïcijnen.Ensommigenzeiden:Watzaldeze babbelaarzeggen?Anderen:Hijschijnteenverkondiger vanvreemdegodentezijn,wanthijverkondigdehunJezus endeopstanding.
19EnzijnamenHemgevangenenbrachtenHemnaarde Areopagus,enzeiden:Mogenwijweten,watdezenieuwe leeris,waarovergijspreekt?
20WantGijbrengtonsvreemdedingenterore;wijwillen dusweten,watdezedingentebetekenenhebben 21(WantalleAthenersendevreemdelingendiedaar waren,brachtenhuntijdmetnietsandersdoordanmethet vertellenofhorenvanietsnieuws.)
22ToenstondPaulusmiddenopdeMarsheuvelenzei: MannenvanAthene,ikziedatuinallestebijgelovigbent 23Wanttoenikvoorbijgingenuwevereringzag,vondik eenaltaarmetditopschrift:AANDEONBEKENDEGOD. Diegijdanonwetendaanbidt,dienverkondigiku 24DeGoddiedewereldheeftgemaaktenalleswatdaarin is,dieeenHeerisvandehemelendeaarde,woontnietin tempelsdiemethandengemaaktzijn,maarintempelsdie deHeerJezusChristusheeftgemaakt.
25OokwordtHijnietdoormensenhandenaanbeden,alsof Hijietsnodighad,omdatHijaanallenhetlevenende ademenalledingengeeft;
26EnHijheeftuitéénbloedhetgehelemenselijke geslachtgemaakt,omopdegeheleaardbodemtewonen,
enHijheeftdevastgesteldetijdenendegrenzenvanhun woonplaatsenbepaald;
27OpdatzijdeHeerezoudenzoeken,ofzijHemaltastend vindenmochten,ookalisHijnietvervaniedervanons.
28WantinHemlevenwij,bewegenwijonsenzijnwij, zoalsookenkelevanuwdichtersgezegdhebben:Wantwij zijnookvanZijngeslacht
29OmdatwijvanGodafstammen,moetenwijnietdenken datdeGodheidgelijkisaangoud,zilverofsteen,door menselijkekunstvervaardigdenbedacht
30EnGodheeftdetijdenvandeonwetendheidoverhet hoofdgezien;maarnuverkondigtHijoveralaanalle mensendatzijzichmoetenbekeren.
31OmdatHijeendagheeftvastgesteld,waaropHijde wereldrechtvaardigzaloordelendooreenmandieHij daartoeheeftaangesteld.DaarvanheeftHijaanalle mensenhetbewijsgeleverd,doordatHijHemuitdedood heeftopgewekt
32Toenzijvandeopstandingderdodenhoorden,spotten sommigen,enanderenzeiden:Wijzullenuhierovernog eenshoren
33Paulusgingdusuithunmiddenweg.
34Maarerwarenookmannendiezichbijhemaansloten engeloofdenOnderhenbevondenzichookDionysius,de Areopagiet,eneenvrouwmetdenaamDamaris,ennog anderendiebijhenwaren
HOOFDSTUK18
1HiernavertrokPaulusuitAtheneenkwamteKorinthe
2EnhijtrofeenJoodaan,metnameAquila,geborente Pontus,dieonlangsuitItaliëwasgekomen,metzijnvrouw Priscilla,omdatClaudiusalleJodenhadbevolenRomete verlaten.Zijkwamenbijhen.
3Enomdathijhetzelfdeambachtuitoefende,bleefhijbij henenwerkte;zijwarenimmerstentenmakersvanberoep 4Enelkesabbathieldhijbesprekingenindesynagogeen overtuigdedeJodenendeGrieken
5ToenSilasenTimotheüsuitMacedoniëkwamen,werd Pauluserdooraandrangtoeaangezetomtegenoverde JodentegetuigendatJezusdeChristuswas
6ToenzijzichverzettenenGodlasterden,schuddeHij zijnklerenenzeitegenhen:Julliebloedkomeopjullie eigenhoofd;ikbenreinVannuafaanzalIknaarde heidenengaan
7EnHijvertrokvandaarenginghethuisbinnenvan iemand,metnameJustus,eengodvruchtigeman,wiens huisdirectaandesynagogegrensde.
8EnCrispus,deoverstevandesynagoge,geloofdemet heelzijnhuisindeHeerEnveelvandeKorinthiërsdie luisterden,geloofdenenwerdengedoopt
9ToenzeideHeerindenachtineenvisioentegenPaulus: Weesnietbang,maarspreekenzwijgniet
10WantIkbenmetu,enniemandzalhetopuhebbenom ukwaadtedoen,wantIkhebveelvolkindezestad 11Enhijbleefdaareenjaarenzesmaanden,enonderwees hetWoordvanGodonderhen.
12EntoenGalliodeafgevaardigdevanAchajewas, kwamendeJodeneensgezindinopstandtegenPaulusen brachtenhemvoorderechterstoel,
13Hijzei:DezemanoverreedtdemensenomGodte vereren,instrijdmetdewet
14EntoenPaulusophetpuntstondzijnmondopente doen,zeiGalliototdeJoden:Alshetomeenzaakvan onrechtofboosaardigeontuchtging,oJoden,zouiktoch welbegripvoorukunnenopbrengen.
15Maaralshetomwoordenennamengaat,enomuwwet, leterdanop;wantikzaloverzulkezakennietoordelen 16Enhijleiddehenwegvanderechterstoel
17ToennamenalleGriekenSosthenes,deoverstevande synagoge,ensloegenhemvoorderechterstoelEnGallio bekommerdezichomgeenvandiedingen
18EnPaulusbleefdaarnoggeruimetijd,entoennamhij afscheidvandebroeders,envoervandaarnaarSyrië,en methemPriscillaenAquila,nadathijinKenchreazijn hoofdhadgeschoren,omdathijeengeloftehadafgelegd 19EnHijkwamteEfezeenliethendaarachter,maarZelf gingHijnaardesynagogeensprakmetdeJoden.
20Toenzijhemverzochtenlangerbijhenteblijven, stemdehijdaarnietmeein
21Maarhijnamafscheidvanhen,zeggende:Ikmoetdit feest,datteJeruzalemkomt,zekervieren;maarikzalnog eenstotuwederkeren,indienGodwilEnhijvoervan Efeze.
22EnnadathijinCaesareawasaangekomen,ginghijnaar degemeenteenbegroettehenDaarnaginghijnaar Antiochië.
23EnnadatHijdaarenigetijdhaddoorgebracht,vertrok HijentrokronddoorheelGalatiëenFrygië,waarbijHij allediscipelenversterkte.
24EnerkwameenJoodinEfeze,metnameApollos, geboreninAlexandrië,eenmanvanwijsheidenkennisvan deSchriften.
25DezemanwerdonderwezenindewegvandeHeer,en vurigvangeest,sprakenonderweeshijnauwgezetde dingenvandeHeer,maarhijwistalleenvandedoopvan Johannes
26EnHijbegonvrijmoedigtesprekenindesynagoge ToenAquilaenPriscilladithoorden,namenzijHemmee enlegdenHemdewegvanGodnauwkeurigeruit
27EntoenHijvanplanwasnaarAchajetegaan,schreven debroedersHemaanenspoordendediscipelenaanHemte ontvangenToenHijdaarwas,hielpHijhendiedoor genadetothetgeloofgekomenwaren,veel
28WanthijovertuigdedeJodenopkrachtigewijze,enwel inhetopenbaar,dooraandehandvandeSchriftente verkondigendatJezusdeChristuswas
HOOFDSTUK19
1Enhetgebeurde,terwijlApollosteKorinthewas,dat Paulus,debovenstedelenvanhetlanddoorgereisd hebbende,teEfezekwam;endaarenigediscipelenaantrof, 2Hijzeidetothen:HebtgijdenHeiligenGeestontvangen, toengijgeloofdet?EnzijzeidentotHem:Wijhebbenzelfs nietgehoord,ofereenHeiligenGeestis
3EnHijzeidetothen:Waarinzijtgijdangedoopt?Enzij zeiden:IndedoopvanJohannes
4ToenzeiPaulus:Johannesdoopteweleendoopvan bekeringenzeitegenhetvolkdatzijmoestengelovenin HemDienahemkwam,datisinChristusJezus
5Toenzijdithoorden,lietenzijzichdopenindeNaam vandeHeerJezus
6EntoenPaulushundehandenoplegde,kwamdeHeilige Geestoverhen;enzijsprakeninvreemdetalenen profeteerden
7Enhetwarenongeveertwaalfmannen.
8EnHijgingnaardesynagogeensprakdaarvrijmoedig, gedurendedriemaanden,terwijlHijmethendiscussieerde enhenovertuigdeaangaandehetKoninkrijkvanGod
9Maartoensommigenverhardraaktenennietgeloofden, envoordemenigtekwaadsprakenoverdeweg,gingHij bijhenwegenzonderdedediscipelenafDagelijkshielden zijeenwoordenwisselingindeschoolvaneenzekere Tyrannus
10Enditduurdetweejaar,zodatallendieinAsia woonden,hetwoordvandeHeereJezushoorden,zowel JodenalsGrieken
11EnGoddeedbijzonderewonderendoordehandenvan Paulus:
12Enmenbrachtzakdoekenofschortenvanzijnlichaam naardezieken,endeziektenverdwenenvanhenende bozegeestengingenuithenweg
13ToenwaagdenzichenigerondtrekkendeJoodse geestenbezweerdersomoverhendiebozegeestenhadden, deNaamvandeHeereJezusaanteroepen,zeggende:Wij bezwerenubijJezus,DiePauluspredikt
14EnerwarenzevenzonenvaneenzekereSceva,een Joodenoverstevandepriesters,dieditdeden
15Endebozegeestantwoorddeenzeide:Jezuskenik,en Pauluskenik;maarwiezijtgij?
16Endemaninwiedebozegeestwas,sprongophenaf, overmeesterdehenenovermeesterdehen,zodatzijnaakt engewonduitdathuisvluchtten.
17EnditwerdookbekendbijalleJodenenGriekendiein Efezewoonden;enervielvreesoverhenallen,endenaam vandeHeereJezuswerdgrootgemaakt.
18Envelendietothetgeloofkwamen,beledenhun zondenenmaaktenhundadenbekend
19Ookbrachtenvelenvanhen,diekunstzinnige handelingenhaddenverricht,hunboekenbijeenen verbranddenzetenaanschouwenvanallenToenzijde waardeervanoptelden,kwamenzijtotdebevindingdatdie vijftigduizendzilverstukkenbedroeg
20ZogroeidehetwoordvanGodkrachtigenkreegmacht 21Toendezedingenvoorbijwaren,beslootPaulusinde geest,nadathijdoorMacedoniëenAchajewasgetrokken, naarJeruzalemtegaanHijzei:Alsikdaarbengeweest, moetikookRomezien.
22Daaromstuurdehijtweevanzijndienaren,Timotheüs enErastus,naarMacedonië.Zelfbleefhijechternogeen tijdjeinAsia
23Enterzelfdertijdontstonderopdieweggeengeringe opschudding
24WanterwaseenmanmetdenaamDemetrius,een zilversmid,diezilverentempeltjesvoorDianamaakteHij brachtdeambachtsliedeneennietgeringewinstop
25Hijriephenbijeenmetdewerkliedendiehetzelfde beroepuitoefendenenzei:Mannen,uweetdatwijaandit vakonzewelvaartdanken.
26Engijzietenhoort,datdezePaulusnietalleenteEfeze, maarbijnaingeheelAsiaeengrotemenigteheeft overgehaaldenafkeriggemaakt,doortezeggen,datde goden,diemethandengemaaktworden,geengodenzijn
27Nietalleendreigtonsambachttewordenondermijnd, maarookdreigtdetempelvandegrotegodinArtemiste wordenverachtenhaarprachttewordenverwoest,die doorheelAziëendewereldwordtaanbeden.
28Toenzijdezewoordenhoorden,werdenzijwoedenden schreeuwden:GrootisdeArtemisvandeEfeziërs!
29EndehelestadraakteinverwarringEnnadatzeGajus enAristarchus,Macedonischemannen,Paulus'reisgenoten, haddengegrepen,stormdenzeeendrachtignaarhettheater
30EntoenPaulusbijdemenigtewildekomen,lietende discipelenhemdatniettoe
31EnenkelevriendenvandeleidersvanAsiastuurden hemberichtenmethetverzoekzichnietinhettheaterte wagen
32Sommigenriependusdit,enanderendatWantde vergaderingraakteinverwarringenhetmerendeelwistniet waaromzijbijeengekomenwaren
33EnzijtrokkenAlexanderuitdemenigte,deJoden steldenhemnaarvoren.EnAlexanderwenktemetdehand, enwildezijnverdedigingaanhetvolkdoen
34ToenzijechtervernamendatHijeenJoodwas,riepen allengedurendetweeuureenstemmig:DegroteDianavan deEfeziërs!
35Toendestadssecretarishetvolktotbedarenhad gebracht,zeihij:MannenvanEfeze,wieweetnietdatde stadvanEfeziërsdegrotegodinArtemisenhetbeelddat vanJupitergevallenis,aanbidt?
36Aangezienertegendezedingengeentegenspraak mogelijkis,moetustilzijnennietsoverhaastdoen
37Wantuhebtdezemannenhierheengebracht,dienoch kerkroverszijn,nochuwgodinlasteren.
38AlsDemetriusendehandwerksliedendiebijhemzijn, eenzaaktegeniemandhebben,danligtdewetopenenzijn erafgevaardigden;latenzeelkaaraanklagen.
39Maaralsuoveranderezakenietsvraagt,zaldatineen wettigevergaderingwordenbeslist
40Wantwijlopengevaaromterverantwoordingte wordengeroepenvanwegedeopschuddingvanvandaag, aangezienergeenredenisomrekenschapafteleggenvan dezesamenloop.
41Ennadathijditgezegdhad,liethijdevergadering uiteengaan
HOOFDSTUK20
1Entoendeopschuddingvoorbijwas,riepPaulusde discipelenbijzich,omhelsdehenenvertrokomnaar Macedoniëtegaan.
2Ennadathijdiestrekenhaddoorkruistenhunveel vermaningenhadgegeven,kwamhijinGriekenland, 3EndaarbleefhijdriemaandenEntoendeJodenhemop deloerlagen,toenhijophetpuntstondnaarSyriëtevaren, besloothijdoorMacedoniëterugtekeren
4EnvergezeldehemdaarnaarAsiaSopatervanBerea;en vandeThessalonicenzenAristarchusenSecundus;en GaiusvanDerbe,enTimotheus;envanAzië,Tychicusen Trofimus.
5Dezen,dieonsvoorgingen,bleveninTroasopons wachten
6Enwijvoerennadedagenvandeongezuurdebroden wegvanFilippienkwamenbinnenvijfdagenbijhenin Troasaan;daarblevenwijzevendagen
7Enopdeeerstedagvandeweek,toendediscipelen bijeengekomenwarenombroodtebreken,hieldPauluseen preektothenHijwildedevolgendedagvertrekkenen zettezijntoespraakvoorttotmiddernacht.
8Enerwarenveellichtenindebovenzaal,waarzijbijeen waren
9Enerzateenzekerejongemaninhetvenster,metname Eutychus,enhijwasineendiepeslaapgevallen.Enterwijl Pauluslangaanhetpredikenwas,vielhijdoordeslaap ineenHijvielvandederdeverdiepingnaarbenedenen werddoodopgenomen
10EnPaulusdaaldeaf,vielophemneer,enterwijlhij hemomhelsde,zeihij:Weestnietinberoering,wantzijn levenisinhem
11Toenhijdanweerbovenwasgekomen,broodhad gebrokenengegeten,ennoglangmethenhadgesproken, totdedagaanbrak,vertrokhij
12Enzijbrachtendejongemanlevendterug,enzijwaren nietweiniggetroost.
13EnwijgingenvoorafaanboordenvoerennaarAssus, metdebedoelingdaarPaulusinontvangsttenemenWant hijhaddatbesloten,omdathijzelfvanplanwastevoette gaan
14ToenhijonsinAssusontmoette,namenwijhemopen kwamennaarMitylene.
15Enwijvoerenvandaarverderenkwamendevolgende dagbijChiosaanDevolgendedagkwamenwijteSamos aanenbleveninTrogyllium.Devolgendedagkwamenwij teMileteaan
16PaulushadnamelijkbeslotenomviaEfezenaar Jeruzalemtevaren,omdathijgeentijdinAsiawilde doorbrengenHijwildezosnelmogelijk,alshetvoorhem mogelijkwas,opdedagvanPinkstereninJeruzalemzijn
17EnvanuitMiletestuurdehijeenboodschapnaarEfeze enriepdeoudstenvandegemeentebijeen
18Toenzijbijhemkwamen,zeihijtegenhen:Jullieweten hoeikvanafdeeerstedagdatikinAsiakwam,aldietijd bijjulliebengeweest
19IkhebdeHeergediendmetallenederigheidvanhet hart,enonderveeltranenenverzoekingen,diemij overkwamendoordehinderlaagvandeJoden
20Enhoeiknietshebachtergehoudendatnuttigvooru was,maardatikuhebverkondigdenuinhetopenbaaren vanhuistothuishebonderwezen,
21Enzijgetuigden,zoweltegenoverdeJodenals tegenoverdeGrieken,vanbekeringtotGodengeloofin onzeHeerJezusChristus
22Ennu,zie,ikgagebondenindegeestnaarJeruzalem, zondertewetenwatmijdaarzaloverkomen
23MaardeHeiligeGeestgetuigtinelkestaddatboeienen verdrukkingenMijtewachtenstaan
24Maarnietsvanditallesbrengtmijinberoering,enik achtmijnlevennietkostbaarvoormijzelf,opdatikmijn levensloopmetvreugdemagvolbrengen,endebediening dieikvandeHeereJezusontvangenheb,omtegetuigen vanhetEvangelievandegenadeGods
25Ennu,zie,ikweetdatjullieallen,onderwieik heengegaanbenomhetKoninkrijkvanGodte verkondigen,mijngezichtnietmeerzullenzien
26Daaromwilikuvandaaglatenwetendatikreinbenvan hetbloedvanallemensen
27Wantikhebnietnagelatenuheelhetraadsbesluitvan Godteverkondigen.
28Letdaaromopuzelfenopdehelekudde,waaroverde HeiligeGeestutotopzienersheeftaangesteldomde gemeentevanGodteweiden,dieHijdoorhetbloedvan ZijnEigeneheeftgekocht
29Wantditweetik:namijnheengaanzullenergrimmige wolvenbijubinnenkomen,diedekuddenietzullensparen.
30Enuituweigenmiddenzullenmannenopstaandie verkeerdedingensprekenomdediscipelenachterzichaan tetrekken
31Daarom,waakenbedenkdatikdriejaarlang,dagen nacht,niethebopgehoudeniedereenondertranenterechtte wijzen
32Ennu,broeders,ikdraaguopaanGodenaanhet woordvanzijngenade,diebijmachteisuoptebouwenen ueenerfdeeltegevenonderaldegeheiligden
33Ikhebniemandszilver,goudofkledingbegeerd
34Ja,uweetzelfdatdezehandeninmijnbehoeften hebbenvoorzien,enindievanhendiebijmijwaren
35Ikhebuinallesgetoond,hoeu,doorzotearbeiden,de zwakkenmoetondersteunenenumoetherinnerenaande woordenvandeHeereJezus,hoeHijgezegdheeft:Hetis zaligertegevendanteontvangen
36ToenHijditgezegdhad,knieldeHijneerenbadmet allen
37Enzijweendenallenhevig,vielenPaulusomdehalsen kustenhem,
38Enzijwarenhetmeestbedroefdoverdewoorden,die Hijgesprokenhad,datzijZijnaangezichtnietmeerzouden zien.EnzijvergezeldenHemtotaanhetschip.
HOOFDSTUK21
1Enhetgebeurde,nadatwijvanhenwarenlosgemaakten vertrokken,datwijinrechtelijnnaarKoosvoeren,ende volgendedagnaarRhodos,envandaarnaarPatara.
2EnwijvondeneenschipdatnaarFeniciëvoer,gingen aanboordenvoerenaf
3ToenwijCyprusontdekthadden,lietenwijhetlinks liggenenvoerennaarSyriëWijkwamenaanlandinTyrus Daarmoesthetschipzijnladinglossen
4Entoenwijdaardiscipelenaantroffen,blevenwijdaar zevendagenZijzeidendoordeGeesttotPaulus,dathij nietnaarJeruzalemmochtgaan
5Toenwijdiedagenvolbrachthadden,vertrokkenwijen gingenopwegZijbrachtenonsallen,metvrouwenen kinderen,totwijbuitendestadwaren.Toenknieldenwij opdeoeverneerenbaden
6Toenwijafscheidvanelkaarhaddengenomen,gingen wijaanboordenzijkeerdenweernaarhuisterug
7ToenwijonzetochtvanuitTyrushaddenbeëindigd, kwamenwijinPtolemaïsaan,waarwijdebroeders begroettenennogeendagbijhenbleven
8Endevolgendedagvertrokkenwij,diemetPauluswaren, enkwameninCaesareaWijkwameninhethuisvan Filippus,deevangelist,dieeenvandezevenwas,en blevenbijhem
9Endezelfdemanhadvierdochters,maagden,die profeteerden.
10Terwijlwijdaarveledagenbleven,kwameruitJudea eenprofeet,metnameAgabus
11Entoenhijbijonsgekomenwas,namhijdegordelvan Paulus,bondzijneigenhandenenvoetenenzei:Ditzegt deHeiligeGeest:ZozullendeJodenteJeruzalemdeman binden,vanwiedezegordelis,enzullenhemoverleveren indehandenvandeheidenen.
12Toenwijdithoorden,verzochtenwijenzijdiedaar woonden,HemdringendnietnaarJeruzalemoptegaan
13ToenantwoorddePaulus:Watwiljetochdatjeweent enmijnhartbreekt?Ikbenimmersbereidomnietalleen gebondenteworden,maarooktesterveninJeruzalem omwillevandeNaamvandeHeereJezus
14Maartoenhijnietteovertuigenwas,hieldenwijopen zeiden:DewilvandeHeergeschiede.
15Ennadiedagenpaktenwijonzerijtuigenenreisden naarJeruzalem
16OokenkeleleerlingenvanCaesareagingenmetonsmee, enzijbrachteneenzekereMnasonuitCyprusmee,een oudeleerling,bijwiewijzoudenlogeren
17EntoenwijinJeruzalemaankwamen,ontvingende broedersonsmetvreugde
18EndevolgendedaggingPaulusmetonsnaarJakobus, enalleouderlingenwarenerbij.
19Ennadathijhengegroethad,verteldehijinhet bijzonderwatGoddoorzijnbedieningonderdeheidenen hadgedaan.
20Toenzijdithoorden,verheerlijktenzijdeHeereen zeidentotHem:Uziet,broeder,hoeveelduizendenJoden erzijndiegeloven;enzijzijnallenijveraarsvoordewet.
21Enzijwordenvanuvernomen,datualleJoden,die onderdeheidenenzijn,leertMozesteverlaten,doorte zeggendatzijhunkinderennietmogenbesnijdenenzich nietaandegebruikenmogenhouden
22Watbetekenthetdan?Demenigtemoetwel samenkomen,wantzijzullenhorendatGijgekomenzijt.
23Doedaaromwatwijuzeggen:Wijhebbenviermannen dieeengeloftehebbenafgelegd;
24Neemhenmeeenreinigumethen,endraagde verantwoordelijkheidvoorhen,zodatzijhunhoofdkaal kunnenscherenDanzullenzijallenwetendatdedingen diehunoveruzijnverteld,nietsbetekenen,maardatooku zelfnaarbehorenwandeltendewetonderhoudt
25Watdeheidenenbetreftdiegeloven,hebbenwe geschrevenenvastgestelddatzijzoietsnietdoen,behalve datzijzichonthoudenvandingendieaanafgodenzijn geofferd,vanbloed,vanverstikkingenvanhoererij
26ToennamPaulusdemannenmeeendevolgendedag reinigdehijzichsamenmethenHijgingnaardetempel omaantegevendatdedagenvandereinigingvoltooid waren,totdatvooriedervanheneenoffergebrachtzou worden
27Toendezevendagenbijnavoorbijwaren,zagende JodenuitAsiaHemindetempelenbrachtenhethelevolk inberoeringZesloegendehandenaanHem
28Roept:MannenvanIsraël,help!Ditisdeman,die overalaanallemensenonderwijsttegenhetvolk,deweten dezeplaats;endieooknogeensGriekenindetempelheeft gebrachtendezeheiligeplaatsheeftontheiligd.
29ZijhaddenimmerseerderindestadTrofimus,een Efeziër,bijhemgezien,enzijmeendendathijdoorPaulus naardetempelwasgebracht.
30Endehelestadraakteinrepenroer,enhetvolkliepte hoop.ZijgrepenPaulusensleurdenhemuitdetempel,en terstondwerdendedeurengesloten
31Terwijlzijophetpuntstondenhemtedoden,kreegde overstevandeafdelingberichtdaterinheelJeruzalem opschuddingwas
32Dienammeteensoldatenenhoofdmannenmeeen sneldenaarhentoe.Toenzijdeoversteendesoldaten zagen,lietenzijPaulusindesteek
33Toenkwamdeoverstederlegeraanvoerdersnaderbij, greephemvastengafbevelhemmettweekettingente bindenOokvroegenzijhemwiehijwasenwathijgedaan had.
34Ensommigenriependit,anderendat,onderdemenigte Entoenhijnietzekerwistofersprakewasvaneentumult, gafhijbevelhemnaarhetkasteeltedragen.
35EntoenHijopdetrapkwam,gebeurdehetdatHijdoor desoldatenwerdgedragen,vanwegedegewelddadigheid vanhetvolk.
36Wantdemenigtevanhetvolkvolgdehem,alroepende: Wegmethem!
37EntoenPaulusinhetkasteelgeleidzouworden,zeihij totdeoverste:Magikmetuspreken?Wiezei:Kuntu Grieksspreken?
38BentunietdeEgyptenaardievóórdezedagen opschuddingveroorzaakteenvierduizendmoordenaarsde woestijninstuurde?
39MaarPauluszei:IkbeneenJooduitTarsus,eenburger vaneenwelbekendestadinCiliciëStamijtoetothetvolk tespreken
40Entoenhijhemvergunninggegevenhad,stondPaulus opdetrappen,enwenktemetdehandhetvolkEntoener eengrotestiltewas,sprakhijtothenindeHebreeuwsetaal, zeggende:
HOOFDSTUK22
1Mannen,broedersenvaders,luisternaarmijn verdedigingdieiknutotuhoud
2(Entoenzijhoorden,datHijinhetHebreeuwstothen sprak,zwegenzijdestemeer;enHijzeide:)
3IkbeneenJood,geboreninTarsus,eenstadinCilicië, maaropgegroeidindezestad,aandevoetenvanGamaliël, enonderwezenovereenkomstigdevolmaaktenalevingvan dewetvandevaderen,enwaseenijveraarvoorGod,zoals uallenhedenbent.
4Enikhebdezewegtotdedoodtoevervolgd,doorzowel mannenalsvrouwenteboeienenindegevangeniste zetten
5Zoalsookdehogepriestermijgetuigt,endegehelestand vandeoudstenVanhenontvingikookbrievenaande broeders,enikgingnaarDamascusomhendiedaarwaren, geboeidnaarJeruzalemtebrengen,omgestraftteworden
6Enhetgebeurde,terwijlikopreiswasenvlakbij Damascuskwam,rondhetmiddaguur,daterplotselinguit dehemeleengrootlichtommijheenscheen
7Enikvielopdegrondenhoordeeenstemtotmijzeggen: Saul,Saul,waaromvervolgtgijMij?
8Enikantwoordde:WiebentU,Heere?EnHijzeidetot mij:IkbenJezusdeNazarener,Diegijvervolgt.
9Enzijdiebijmijwaren,zagenwelhetlichtenwaren bevreesd,maarzijhoordennietdestemvanHemdietot mijsprak
10Enikzeide:Watzalikdoen,Heere?EndeHeerezeide totmij:Staop,enganaarDamascus;enaldaarzalu gezegdwordenaldedingen,dieugesteldzijnomtedoen 11Enomdatikdoordeglansvanhetlichtnietsmeerkon zien,werdikdoordehandvanhendiebijmijwaren, geleidenkwamteDamascus
12EneenzekereAnanias,eengodvruchtigmanvolgensde wet,dieeengoedgetuigenishadvanalleJodendiedaar woonden,
13Kwamtotmij,enstond,enzeidetotmij:BroederSaul, wordziende!Enterzelfdertijdzagiknaarhemop
14Enhijzeide:DeGodonzervaderenheeftuverkoren, opdatgijZijnwilzoudtkennen,endeRechtvaardigezoudt zien,endestemuitZijnmondzoudthoren
15Wantjijzultvoorhemgetuigezijnbijallemensenvan watjegezienengehoordhebt.
16Ennu,wattalmtgij?Staop,laatudopenenuwzonden afwassen,onderaanroepingvandeNaamvandeHeere
17Enhetgebeurde,toenikweerteJeruzalemkwam, terwijlikindetempelbad,datikingeestvervoeringraakte;
18EnHijzeitegenmij:Komsnelenvertreksneluit Jeruzalem,wantzijzullenuwgetuigenisoverMijniet aannemen
19Enikzeide:Heere,zijweten,datikinallesynagogen hen,dieinUgeloofden,hebgevangengezetengegeseld.
20ToenhetbloedvanuwmartelaarStefanuswerd vergoten,stondikerookbijenstemdeinmetzijndoodIk bewaardedeklerenvanhendiehemdoodden.
21EnHijzeidetotmij:Gaheen,wantIkzaluverweg zenden,naardeheidenen
22Enzijluisterdennaarditwoordenverhievenhunstem enzeiden:Gawegvandeaardemetzoiemand,wanthij behoortnietteblijvenleven
23Enterwijlzijschreeuwden,hunklerenafwierpenenstof indeluchtwierpen,
24Deopperbevelhebbergafbevelhemnaardeburchtte brengenenhemtelatengeselen.Danzouhijteweten komenwaaromzezotegenhemschreeuwden
25Enterwijlmenhemmetderiemenbond,zeiPaulus tegendehoofdmanoverhonderddieerbijstond:Ishetu toegestaaneenRomeintegeselen,endatzonderdathij veroordeeldis?
26Toendehoofdmandithoorde,ginghijnaardeoverste enverteldehetaanhem:Letopwatudoet,wantdezeman iseenRomein.
27Toenkwamdeoverstederlegeraanvoerderenzeidetot hem:Zegmij,zijtgijeenRomein?Hijantwoordde:Ja
28Endeoversteantwoordde:Vooreengrootbedragheb ikdezevrijheidverkregen.EnPauluszei:Maarikben vrijgeboren
29Toengingenzijdiehemzoudenondervragen,meteen bijhemwegEnookdeoverstewerdbevreesd,omdathij vernamdatheteenRomeinwasenomdathijhemhad gebonden.
30Devolgendedagwildehijwetenwaaromhijdoorde JodenwerdbeschuldigdDaaromliethijPaulusuitzijn boeienlosengafbevelaandeoverpriestersenhunhele raadomvoorhenteverschijnenHijlietPaulusnaarvoren brengenenleiddehemvoorhen
HOOFDSTUK23
1EnPauluskeekdeRaadnauwlettendaanenzei: Mannenbroeders,ikhebtotopdezedaginalleoprechtheid voorGodgeleefd.
2EndehogepriesterAnaniasgafbevelaandegenendiebij hemstonden,datzijhemopdemondmoestenslaan
3ToenzeiPaulustegenhem:Godzaluslaan,ugewitte muur!Wantzitudaarommijteoordelenvolgensdewet, enbeveeltudatikgeslagenwordtegendewetin?
4Enzijdieerbijstonden,zeiden:Beschimptgijde hogepriesterGods?
5ToenzeiPaulus:Ikwistniet,broeders,datHijde hogepriesterwasErstaatimmersgeschreven:Umaggeen kwaadsprekenvandeleidervanuwvolk
6MaartoenPaulusbegreepdathetenedeelbestonduit SadduceeënenhetandereuitFarizeeën,riephijindeRaad: Mannenbroeders,ikbeneenFarizeeër,dezoonvaneen Farizeeër;ikwordterverantwoordinggeroepenvoorde hoopendeopstandingvandedoden
7EntoenHijditgezegdhad,ontstondertweedrachttussen deFarizeeënendeSadduceeën,endemenigteraakte verdeeld
8WantdeSadduceeënbewerendatergeenopstandingis, nochengel,nochgeest,maardeFarizeeënbelijdenbeide.
9Enerontstondeenluidgeschreeuw,ende schriftgeleerdenvandeFarizeeënstondenopentwistten, enzeiden:Wijvindengeenkwaadindezemens;enindien eengeestofeenengeltothemgesprokenheeft,latenwij tegenGodnietstrijden
10Toenergroteonenigheidontstond,bevaldeoverste,die vreesdedatPaulusdoorheninstukkenzouworden gescheurd,desoldatennaarbenedentegaan,hemmet gewelduithunmiddentehalenenhemnaardekazernete brengen
11EndevolgendenachtkwamdeHeerebijhemstaanen zei:Weeswelgemoed,Paulus,wantzoalsjeinJeruzalem vanMijgetuigdhebt,zomoetjeookteRomegetuigen 12Toenhetdaggewordenwas,kwamenenkeleJoden bijeenenvervloektenzichzelf.Zijzeidendatzijniet zoudenetenofdrinkenvoordatzijPaulusgedoodhadden 13Enerwarenmeerdanveertigdiedezesamenzwering haddenberaamd.
14Toengingenzenaardeoverpriestersendeoudstenen zeiden:Wijhebbenonszelfmeteenzwarevloekverbonden, datwijnietsmeerzulleneten,totdatwijPaulusgedood hebben
15Ennu,gijlieden,tezamenmetdeRaad,geeftden overstederlegeraanvoerdertekennen,dathijhemmorgen totubrengt,alsofgijietsnauwkeurigeromtrenthemzoudt willenvragen;enwij,indienhijindebuurtkomt,zijn bereidhemtedoden.
16ToendezoonvanPaulus’zusterhoordedatzijopde loerlagen,ginghijnaardeburchtenverteldehetaan Paulus
17ToenriepPauluseenvandehoofdliedenbijzichenzei: Brengdezejongemannaardeoverste,wanthijheefthem ietstevertellen
18Hijnamhemdusmee,brachthemvoordeoversteen zei:Paulus,degevangene,heeftmijbijzichgeroepenen mijverzochtdezejongemanbijutebrengen,dieuietste zeggenheeft
19Toennamdeoverstehembijdehand,gingmethem apartenvroeghem:Wathebtumijtevertellen?
20Enhijzeide:DeJodenhebbenbeslotenuteverzoeken PaulusmorgenvoordeRaadtebrengen,alsofzijhemdan ietsnauwkeurigerwildenondervragen.
21Maargeefunietaanhenover,wanterliggenmeerdan veertigvanhenophemteloeren,diemeteeneed verbondenhebbendatzijnietzullenetenofdrinken, voordatzijhemgedoodhebbenEnnustaanzijklaaren wachtenopeenbeloftevanu
22Toenlietdeoverstedejongemangaanengeboodhem: Zorgervoordatjeaanniemandverteltdatjemijdeze dingenhebtverteld.
23Enhijrieptweehoofdliedenbijzichenzei:Maak tweehonderdsoldatengereedomnaarCaesareatetrekken, zeventigruitersentweehonderdspeerdragers,ophetderde uurvandenacht;
24Enzijmoestenvoorhenrijdierenaanleveren,zodatzij PaulusveiligbijFelix,destadhouder,kondenbrengen.
25Enhijschreefeenbriefopdezewijze:
26ClaudiusLysiaszendtgroetenaandezeeredele stadhouderFelix.
27DezemanwasdoordeJodengevangengenomenenhad doorhengedoodmoetenwordenToenkwamikmeteen legerenreddehem,omdatikhadbegrependathijeen Romeinwas
28Toenikderedenwildewetenwaaromzijhem beschuldigden,brachtikhemvoorhunraad.
29Ikzaghemalsiemanddiewerdbeschuldigdvan rechtsvragen,maarerwerdhemnietstenlastegelegddat dedoodofgevangenschapverdiende.
30Entoenmijverteldwerd,hoedeJodendenmaninde hinderlaaghaddengelokt,hebikterstondtotugezonden, enhebaanzijnbeschuldigersbevelgegeven,datzijook vooruzoudenzeggen,watzijtegenhemhaddenVaarwel
31ToennamendesoldatenPaulusgevangen,zoalshun wasopgedragen,enbrachtenhemdienachtnaarAntipatris.
32Devolgendedaglietenzederuitersmethemmeegaan enkeerdenterugnaardeburcht
33ToenzijinCaesareaaankwamenendebriefaande stadhouderoverhandigden,leiddenzijookPaulusvoor hem
34Entoendelandvoogddebriefgelezenhad,vroeghij vanwelkgewesthijwasEntoenhijbegreepdathijvan Ciliciëwas,
35Ikzaluhoren,zeidehij,wanneerookuwbeschuldigers gekomenzijnEnhijgeboodheminhetgerechtsgebouw vanHerodestewordenopgesloten.
HOOFDSTUK24
1VijfdagenlaterkwamdehogepriesterAnaniasmetde oudsteneneenzekereredenaar,genaamdTertullus,naarde stadhouderZijbrachtenhemopdehoogtevanPaulus
2Entoenhijwerdgeroepen,begonTertullushemte beschuldigen,zeggende:Aangezienwijdoorugroterust genieten,enerdooruwvoorzienigheidzeerverdienstelijke dadenaanditvolkwordenverricht,
3Wijaanvaardenhetaltijdenoveral,edeleFelix,metalle dankbaarheid.
4Maaromunietnoglangerlastigtevallen,vraagikuom onseenpaarwoordenoveruwgenadetehoren
5Wantwijhebbenvastgestelddatdezemaneenpestis, eenaanstichtervanoproeronderalleJodenindewereld, eneenleidervandesektevandeNazareners
6Dieookdetempelwildeontheiligen.Wijhebbenhem gegrepenenwildenhemvolgensonzewetoordelen.
7MaardeoversteLysiaskwamoponsafenruktehemmet grootgewelduitonzehanden,
8Hijbeveeltzijnaanklagersbijutekomen.Doorhente onderzoeken,kuntuzelfkennisnemenvanaldezedingen, waarvanwijhembeschuldigen
9EnookdeJodenstemdenhiermeein,zeggendedatdeze dingenzowaren
10Toendestadhouderhemwenkteomtespreken, antwoorddePaulus:Omdatikweetdatualjarenlang rechterbentoverditvolk,antwoordikmetdestemeer blijdschapvoormijzelf.
11opdatubegrijptdathetnogmaartwaalfdagenzijn sindsiknaarJeruzalembengegaanomteaanbidden
12Enzijvondenmijnietindetempel,waarikmetiemand indiscussiewas,nochwaarikhetvolkopwekte,nochin desynagogen,nochindestad
13Enzijkunnenooknietbewijzenwatzijmijnu verwijten
14Maarditbelijdiku,datikovereenkomstigdewegdie zijsektenoemen,deGodvanmijnvaderendien,terwijlik geloofalhetgeenindewetendeprofetengeschrevenstaat 15EnzijhebbenhunhoopopGodgesteld,diezijookzelf koesteren,namelijkdatereenopstandingzalzijnvande doden,zowelvanderechtvaardigenalsvande onrechtvaardigen
16Enhierinoefenikmijzelf,datikaltijdeengewetenheb datvrijisvanovertreding,tegenoverGodentegenoverde mensen
17Nubeniknavelejarengekomenomaalmoezenen offerstebrengenaanmijnvolk
18ToentroffenenigeJodenuitAsiamijgereinigdaanin detempel,zonderdatereengrotemenigtewasenzonder datereenoproerwas
19Diehiervooruhaddenmoetenstaanenbezwaartegen mijhaddenmoetenmaken,indienzijietstegenmijhadden. 20Oflatendezehierzeggen,alszijietsslechtsbijmij hebbengevonden,terwijlikvoordeRaadstond, 21Maarikhebmetéénstemgeroepen,terwijlikmidden onderhenstond:Vandaagwordikdooruter verantwoordinggeroepenoverdeopstandingvandedoden 22ToenFelixdezedingenhoorde,steldehij,omdathijde wegbeterkende,hunbesluituitenzei:AlsLysias,de overstevandelegeraanvoerder,hierheenkomt,zalikhet laatstenieuwsoveruwzaakhoren
23EnhijgafeenhoofdmanbevelomPaulustebewaken enhemvrijheidtegeven,endathijniemandvanzijn kennissenmochtverbiedenomhemtedienenofbijhemte komen
24NaverloopvantijdkwamFelixmetzijnvrouwDrusilla, eenJodin,enhijlietPaulushalenHijhoordehemoverhet geloofinChristus
25Enterwijlhijsprakoverdegerechtigheid,de zelfbeheersingenhettoekomstigeoordeel,beefdeFelixen antwoordde:Ganumaarweg;alsikeengeschiktetijdzal hebben,zalikjeroepen.
26HijhoopteookdatPaulushemgeldzougeven,zodathij hemkonvrijlaten.Daaromliethijhemvakerhalenen sprakmethem
27MaarnatweejaarkwamPorciusFestusbijFelixlangs. FelixwildedeJodeneenplezierdoenenlietPaulus gevangenachter
HOOFDSTUK25
1ToenFestusindeprovinciewasaangekomen,vertrokhij nadriedagenvanuitCaesareanaarJeruzalem
2ToenbrachtendehogepriesterendeoverstederJoden hemtegenPaulusinopspraakenverzochtenhem:
3EnHijverlangdeernaardatGodgenadetegenhemzou zenden,datHijhemnaarJeruzalemzouhalenenhemop dewegzouhinderenomhemtedoden.
4MaarFestusantwoorddedatPaulusinCaesareamoest blijvenendathijzelfbinnenkortdaarheenzouvertrekken 5Latendandegenenonderu,zeihij,diedaartoeinstaat zijn,metmijmeegaanendezemanbeschuldigen,alser enigkwaadinhemis
6Ennadathijmeerdantiendagenbijhenwasgebleven, ginghijnaarCaesareaDevolgendedag,toenhijopde rechterstoelzat,gafhijbeveldatPaulusvoorgeleidzou worden.
7Toenhijgekomenwas,stondendeJodendieuit Jeruzalemgekomenwaren,eromheenenbrachtenveleen zwareklachtentegenPaulusin,diezijnietkonden bewijzen
8Hijantwoorddevoorzichzelf:Ikhebnietsmisdaantegen dewetvandeJoden,tegendetempelentegendekeizer.
9MaarFestuswildedeJodeneenplezierdoenen antwoorddePaulus:WiltunaarJeruzalemopgaanendaar voormijnaangezichtoverdezedingengeoordeeldworden?
10ToenzeiPaulus:Ikstavoorderechterstoelvande keizerendaarmoetikgeoordeeldwordenIkhebdeJoden nietsmisdaan,zoalsuheelgoedweet.
11Wantindienikeenmisdadigerben,ofietsgedaanheb, datdesdoodswaardigis,zoweigerikniettesterven;maar indienernietsisvandezedingen,waarvandezenmij beschuldigen,zomagmijniemandaanhenoverleverenIk beroepmijopdekeizer
12NadatFestusmetdeRaadhadoverlegd,antwoorddehij: Hebtuzichopdekeizerberoepen?Naardekeizerzultu gaan
13NaverloopvantijdkwamenkoningAgrippaenBernice naarCaesareaomFestustebegroeten
14Entoenzijdaarverscheidenedagenverbleven,bracht FestusdezaakvanPaulusvooraandekoning,zeggende: EriseenzekermandoorFelixingevangenschap achtergelaten
15ToenikinJeruzalemwas,hebbendehogepriestersen deoudstenvandeJodenmijoverhemingelichtZijwilden eenoordeeloverhemlatenvellen
16Waaropikantwoordde:Hetisnietdegewoontevande Romeinenomiemandterdoodteveroordelen,voordatde beschuldigdetegenoverzijnaanklagersstaatenhijde bevoegdheidheeftomzichteverantwoordenvoorde misdaaddiehemtenlastewordtgelegd
17Toenzijhieraankwamen,hebikdevolgendedag zonderuitstelopderechterstoelplaatsgenomenenbevel gegevendatdemanvoorgeleidzouworden
18Toendeaanklagerstegenhemopstonden,brachtenzij geenbeschuldiginginoverdingenzoalsikvermoedde:
19Maarzijhaddenbepaaldevragentegenhemoverhun eigenbijgeloofenovereenzekereJezus,diegestorvenwas, maarvanwiePaulusbeweerdedatHijleefde.
20Enomdatiktwijfeldeaanzulkevragen,vroegikhemof hijnaarJeruzalemwildegaanendaaroverdezezaken geoordeeldzouworden.
21MaartoenPauluseenverzoekhadingediendomter attentievankeizerAugustusteblijven,gafikbevelhem vasttehoudentotdatikhemnaarkeizerkonsturen 22ToenzeideAgrippatotFestus:Ikwildenmanookzelf welhoren.Morgen,zeidehij,zultgijhemhoren.
23Endevolgendedag,toenAgrippaenBernicemetgrote prachtwarengekomen,enzijmetdeoverstenoverduizend endevoornaamstemannenvandestaddeplaatsvan verhoorwarenbinnengegaan,werdPaulusopbevelvan Festusnaarbuitengebracht
24EnFestuszeide:KoningAgrippa,enallen,diehier tegenwoordigzijn,gijzietdezenman,overwiedegehele menigtederJodenzichmetmijheeftingelaten,zowelin
Jeruzalemalshier,enzijriepen,dathijnietlangermocht leven
25Maartoenikontdektedathijnietshadgedaandatde doodstrafverdiende,endathijzelfeenberoepopAugustus hadgedaan,hebikbeslotenhemtesturen
26Vanwieiknietszekershebomaanmijnheerte schrijven.Daaromhebikhemvoorugebracht,eninhet bijzondervooru,okoningAgrippa,opdatik,naonderzoek, ietszouhebbenomoverteschrijven
27Wanthetlijktmijonverstandigomeengevangenete sturenzonderdaarbijdemisdadentemeldendiehemten lastewordengelegd
HOOFDSTUK26
1ToenzeiAgrippatotPaulus:Hetisuvergundvooruzelf tesprekenToenstrektePaulusdehanduitenantwoordde voorzichzelf:
2Ikachtmijgelukkig,koningAgrippa,wantikzalmij vandaagvooruverantwoordenoveralhetgeenmijdoorde Jodentenlastewordtgelegd
3Vooralomdatikweetdatugoedopdehoogtebentvan allegebruikenenkwestiesdieonderdeJodenbestaan Daaromverzoekikudringendomgeduldignaarmijte luisteren.
4Mijnlevenswandel,vanmijneerstejeugdaf,dieonder mijnvolkinJeruzalemwas,isbijalleJodenbekend.
5Diemijvanhetbeginafkenden,alszijzoudengetuigen, datikvolgensdestrengstesektevanonzegodsdienstals farizeeërleefde
6Ennustaikdaarenwordgeoordeeldomdehoopopde beloftedieGodaanonzevaderengedaanheeft
7Totwelkebelofteonzetwaalfstammen,dieGoddagen nachtonmiddellijkdienen,hopentekomenOmwelke hoop,koningAgrippa,wordikbeschuldigdvandeJoden 8Waaromzouuhetvoorongeloofhouden,datGodde dodenopwekt?
9Ikdachtbijmezelfdatikveeldingenmoestdoendiein strijdwarenmetdeNaamvanJezusvanNazareth.
10DathebikookinJeruzalemgedaanIkhebveel heiligenindegevangenisopgesloten,mettoestemmingvan
deoverpriestersEntoenzeterdoodwerdengebracht,heb ikmijnstemtegenhenverheven.
11EnIkbestraftehendikwijlsinallesynagogenendwong hentotgodslastering;eninmijnwoedetegenhen vervolgdeIkhenzelfstotindevreemdesteden.
12Toenikmetvolmachtenopdrachtvandeoverpriesters naarDamascusging, 13Toenhetmiddagwas,okoning,zagikopdewegeen lichtuitdehemel,helderderdandezonHetscheenmijen hendiemetmijreisden,om
14Entoenwijallenteraardegevallenwaren,hoordeik eenstemtotmijspreken,dieinhetHebreeuwszei:Saul, Saul,waaromvervolgjeMij?Hetishardvoorjeomtegen deprikkelsteslaan
15Enikzeide:WiezijtGij,Heere?EnHijzeide:Ikben Jezus,DieGijvervolgt.
16Maarstaopenstaopuwvoeten,wantIkbenaanu verschenenmethetdoeluaantestellentoteendienaaren getuigevanzoweldedingendieugezienhebt,alsvande dingenwaarinIkaanuzalverschijnen
17Ikzaluverlossenvanhetvolkenvandeheidenen,naar wieIkunuzend, 18omhunogenteopenenenhentebekerenvande duisternistothetlichtenvandemachtvandesatantot God,opdatzijvergevingvandezondenontvangeneneen erfdeelonderdegeheiligdendoorhetgeloofinMij 19Daarom,okoningAgrippa,wasiknietongehoorzaam aanhethemelsevisioen.
20MaarHijverkondigdeeerstaandeinwonersvan Damascus,eninJeruzalem,eninhethelegebiedvanJudea, endaarnaaandeheidenen,datzijzichmoestenbekerenen zichtotGodmoestenbekerenenwerkenmoestendoendie bijdebekeringpassen
21OmdezeredenenhebbendeJodenmijindetempel gegrepenenwildenmijdoden
22NuikdusdehulpvanGodhebontvangen,blijfiktotop dezedaggetuigenaankleinengroot,enzegnietsanders danwatdeprofetenenMozeshebbengezegddatkomen zou
23OpdatChristuszoulijdenendatHijalseersteuitde dodenzouopstaanenhetlichtzoulatenzienaanhetvolk endeheidenen
24Enterwijlhijditvoorzichzelfzei,zeiFestusmetluide stem:Paulus,jebentbuitenjezelf;aljegeleerdheidmaakt jewaanzinnig
25Maarhijzei:Ikbennietgek,hoogedeleFestus,maar spreekwoordenvanwaarheidenernst
26Wantdekoningweetvandezedingen,enikspreeker ookopenlijkoverIkbenervanovertuigddatnietsvan dezedingenvoorhemverborgenisDezezaakisimmers nietineenuithoekgebeurd
27KoningAgrippa,gelooftgijdeprofeten?Ikweet,datgij gelooft
28ToenzeiAgrippategenPaulus:Jeovertuigtmebijna omchristenteworden
29EnPauluszeide:Ikzouwelwillen,datnietalleengij, maarookallen,diehedennaarmijluisteren,enbijnaen geheelookzowerdenalsik,uitgezonderddezeboeien
30Toenhijditgezegdhad,stondendekoningop,de landvoogd,Berniceendegenendiebijhenzaten.
31Ennadatzijterzijdewarengegaan,sprakenzijonder elkaarenzeiden:Dezemensdoetniets,datdedoodofde boeienverdient
32ToenzeiAgrippategenFestus:Dezemanhad vrijgelatenkunnenworden,alshijzichnietopdekeizer hadberoepen
HOOFDSTUK27
1ToenbeslotenwerddatwenaarItaliëzoudenvaren, leverdenzePaulusenenkeleanderegevangenenuitaan eenzekereJulius,eenhoofdmanoverhonderdvande bendevanAugustus.
2EnwijgingenaanboordvaneenschipuitAdramyttium envoerenafomlangsdekustenvanAziëtevarenEen zekereAristarchus,eenMacedoniëruitThessalonica,was bijons
3EndenvolgendendagkwamenwijteSidonaanEn JuliusverwendePaulusvriendelijk,engafhemdevrijheid omnaarzijnvriendentegaanomzichteverkwikken
4Toenwijvandaarvertrokken,voerenwijonderCyprus door,omdatdewindtegenwas.
5NadatwijoverdezeevanCiliciëenPamfyliëwaren gevaren,kwamenwijinMyra,eenstadinLycië
6EndaarvonddehoofdmaneenschipuitAlexandrië,dat naarItaliëvoer;enhijbrachtonsdaarin
7Ennadatwijveledagenlangzaamgevarenhaddenen nauwelijksKniduswarentegengekomen,omdatdewind onsnietgunstiggezindwas,voerenwijonderKretadoor, totaanSalmone;
8Ennauwelijksvoorbijgaand,kwamenwijbijeenplaats dieSchoneHavensgenoemdwordt;dichtbijlagdestad Lasea
9Toenerveeltijdverstrekenwasenhetvarengevaarlijk werd,omdatdevastentijdalvoorbijwas,waarschuwde Paulushen:
10Enhijzeitegenhen:Heren,ikziedatdezereisveel schadeenletselmetzichmeezalbrengen,nietalleenaan deladingenhetschip,maarookaanonsleven
11Tochgeloofdedehoofdmandeschipperendeeigenaar vanhetschipmeerdanwatdoorPaulusgezegdwas
12Enomdatdehavennietgeschiktwasominte overwinteren,werdhetmerendeelvandebevolking aangeradenomookvandaaruittevertrekken,omopdeeen ofanderemanierFenicetebereikenendaarte overwinteren.FeniceiseenhavenvanKretaenligtinhet zuidwestenennoordwesten
13Toendezuidenwindzachtjesgingwaaien,dachtenze datzehundoelhaddenbereiktZelietendebootvarenen voerentotvlakbijKreta
14Maarkortdaarnastakereenstormachtigewindop,die Euroclydonwerdgenoemd.
15Toenhetschipdoordewindwerdmeegesleurdenniet meerkonvaren,lietenwijhetvaren
16Enterwijlweondereenbepaaldeilanddoorvoeren,dat Claudaheet,moestenweveelwerkverzettenommetde boottekomen:
17Toenzijdezehaddenopgenomen,gebruiktenzij hulpstukkenomhetschipteondergordenUitangstdatzij inhetdrijfzandzoudenvallen,spandenzijdezeilenen lietenzichzomeevoeren
18Entoenwijdooreenstormhevigheenenweerwerden geslingerd,maaktenzijdevolgendedaghetschiplichter; 19Enopdederdedaghebbenwijmeteigenhandenhet tuigvanhetschipoverboordgegooid.
20Entoenergedurendeveledagengeenzonofsterren verschenenenergeenkleinestormoponsrustte,werdalle hoopopreddingweggenomen
21MaarnadatPauluszichlanghadonthouden,kwamhij inhunmiddenstaanenzei:Heren,uhadnaarmijmoeten luisterenennietvanKretawegmoetengaanenditkwaad enverliesmoetenlijden
22Ennuvermaaniku:weesgoedsmoeds,wanterzalgeen verlieszijnvaniemandslevenonderu,behalvevanhet schip
23WantdezenachtheeftdeengelvanGod,vanwieikben endieikdien,bijmijgestaan, 24enzeiden:Weesnietbevreesd,Paulus,uzultvoorde keizergeleidworden;enzie,Godheeftuallengeschonken diemetuvaren.
25Daarom,heren,weesgoedsmoeds,wantikgeloofGod, dathetzalgebeurenzoalsmijgezegdis
26Maarwijmoetenopeenbepaaldeilandterechtkomen.
27Maartoendeveertiendenachtaanbrak,terwijlwijdoor Adriaheenenweerwerdengedreven,merktende scheepsliedenomstreeksmiddernachtdatzijeenbepaald gebiednaderden;
28Enzijpeilden,envondenhettwintigvadem;entoenzij eenweinigverdergegaanwaren,peildenzijopnieuw,en vondenhetvijftienvadem
29Toenvreesdenzedatweopderotsenzoudenvallen Daaromgooidenzevierankersuithetachterschipen hooptenopeenbeteredag
30Entoendematrozenophetpuntstondenomuithet schiptevluchten,lietenzedebootinzeezakken,onderhet momdatzeankersuithetvoorschipwildenwerpen, 31Pauluszeitegendehoofdmanendesoldaten:Alsdeze mensennietinhetschipblijven,kunnenjullienietgered worden
32Toensnedendesoldatendetouwenvandebootdooren lietenhemvallen.
33Entoendedagbegontevallen,verzochtPaulushun allenomvoedseltenuttigen,enzei:Hetisvandaagde veertiendedagdatuhierbentgeblevenengevasthebt, zonderietstenuttigen
34Daaromvraagikudringendomwatvoedselteeten, wantdatisgoedvooruwgezondheid.Erzaldangeenhaar vanhethoofdvaniemandvanuafvallen
35EnnadatHijditgezegdhad,namHijbrood,dankteGod integenwoordigheidvanallen,brakhetenbegonteeten
36Toenwarenzeallemaalopgewektenzeatenookwat vlees
37Enwijwarenintotaaltweehonderdzesenzestigzielenin hetschip
38Toenzegenoeggegetenhadden,maaktenzehetschip lichterengooidendetarweinzee
39Toenhetdagwasgeworden,herkendenzijhetlandniet meer.Welontdektenzijeenkreekmeteenoever.Zij wildendaar,alshetmogelijkwas,methetschipinvaren
40Toenzijdeankershaddenopgehaald,vertrokkenzij naardezee,maaktenderoerriemenlos,hesenhetgrootzeil indewindenvoerennaardekust
41Entoenzijopeenplaatskwamenwaartweezeeën elkaarontmoetten,liepenzijaandegrond.Hetvoorste gedeeltebleefvastzittenenonbeweeglijk,maarhet achterstegedeeltebrakdoordekrachtvandegolven.
42Desoldatenhaddenhetplanopgevatdegevangenente doden,zodatniemandvanhennaarbuitenzouzwemmen enontsnappen
43Maardehoofdman,diePauluswilderedden,hieldhen vanhunplanafHijgafbeveldatdegenendiekonden zwemmen,zichalseersteinhetwatermoestenwerpenen aanlandmoestenkomen
44Endeoverigen,sommigenopplanken,ensommigenop gebrokenstukkenvanhetschip.Enzogebeurdehet,datzij allenbehoudenaanlandkwamen
HOOFDSTUK28
1Entoenzijontsnaptwaren,ontdektenzijdatheteiland Melitaheette.
2Enhetbarbaarsevolkbeweesonsgeengeringe vriendelijkheid:zijstakeneenvuuraanenontvingenons allen,vanwegedeopkomenderegenenvanwegedekoude.
3ToenPauluseenbostakkenverzameldhadenophet vuurhadgelegd,kwamerdoordehitteeenadderuitendie beetzichvastinzijnhand.
4Toendebarbarenhetgiftigebeestaanzijnhandzagen hangen,zeidenzeonderelkaar:Dezemanisongetwijfeld eenmoordenaar.Hoewelhijaandezeeisontsnapt,laatde wraakhemnietinleven
5Enhijschuddehetbeestvanzichafinhetvuur,en voeldegeenenkelletsel.
6Maarzekekenalsofhijopgezwollenwasofplotseling doodwasneergevallenMaartoenzeereenheletijdnaar haddengekekenenzagendathijgeenkwaadhadgedaan, veranderdenzevangedachtenenzeidendathijeengod was
7Indezelfderuimtebevondenzichdebezittingenvande voornaamstemanvanheteiland,wiensnaamPubliuswas Hijontvingonsenboodonsdriedagengastvrijonderdak
8Enhetgebeurde,datdevadervanPubliusmetkoortsen eenbloedigevloedtebedlagPaulusgingnaarhemtoe, bad,legdehemdehandenopengenashem
9Toenditgebeurdwas,kwamenerookanderendieophet eilandziekwarenenwerdengenezen
10Hijheeftonsookmetveeleerbewezen;toenwij vertrokken,hebbenzijonsoverladenmetalleswatwij nodighadden
11Ennadriemaandenvertrokkenwijopeenschipuit Alexandrië,datopheteilandoverwinterdhadenwaarvan hetkenmerkwasCastorenPollux
12EnwijkwameninSyracuseaan,waarwijdriedagen bleven.
13Envandaaruithaaldenwijeenkompasenkwamente RhegiumEnnadatdeenedagdezuidenwindwoei, kwamenwijdevolgendedagtePuteoli
14Daartroffenwijbroedersaan,enzijverzochtenons zevendagenbijhenteblijven.ZoreisdenwijnaarRome.
15Entoendebroedersvanonsgehoordhadden,kwamen zeonsvandaartegemoettotaanForumAppiiendeDrie Tavernes.ToenPaulushenzag,danktehijGodenvatte moed
16ToenwijteRomeaankwamen,leverdedehoofdmande gevangenenoveraandeoverstevandelijfwacht.Paulus mochtechteropzichzelfwonen,bijeensoldaatdiehem bewaakte.
17Enhetgebeurdenadriedagen,datPaulusde voornaamstenderJodenbijeenriepEntoenzijdaar bijeengekomenwaren,zeidehijtothen:Mannenbroeders, hoeweliknietsgedaanhebtegenhetvolkoftegende gebruikenonzervaderen,beniktochalsgevangenevan JeruzalemovergeleverdindehandenderRomeinen 18Toenzemijondervroegen,wildenzemijlatengaan, omdaterinmijgeendoodsoorzaakwas 19MaartoendeJodenzichertegenverzetten,zagikmij genoodzaaktmijopdekeizerteberoepenNietdatikmijn volkdaarvanzoumoetenbeschuldigen 20Daaromhebikugeroepen,omutezienenmetute spreken,omdatikomwillevandehoopvanIsraëlmetdeze ketenenbengebonden
21EnzijantwoorddenHem:Wijhebbengeenbrievenover uuitJudeaontvangen,enookheeftniemandvande broedersdiegekomenzijn,ietskwaadsoverugemeldof gezegd.
22MaarwijwillengraagvanuhorenwatudenktWant watdezesektebetreft,wetenwijdateroveraltegenspraak overbestaat.
23EntoenzijeendagmetHemhaddenafgesproken, kwamenervelennaarHemtoeinZijnverblijf,enHij legdehenhetKoninkrijkvanGoduitengetuigdevanhen, enHijovertuigdehentenaanzienvanJezus,uitdeWet vanMozesendeProfeten,vandemorgentotdeavond
24Ensommigengeloofdenwatergezegdwerd,en anderengeloofdenniet
25Entoenzijhetnietmetelkaareenswaren,gingenzij uiteen,nadatPauluséénwoordgesprokenhad:Terecht heeftdeHeiligeGeestdoordeprofeetJesajatotonze vaderengesproken,
26Zeggende:Gaattotditvolk,enzegt:Horendzultgij horen,ennietverstaan;enziendezultgijzien,enniet bemerken
27Wanthethartvanditvolkisdikgeworden,enhunoren zijnhardhorend,enhunogenhebbenzijtoegesloten,opdat zijnietmetdeogenzien,enmetdeorenhoren,enmethet hartverstaan,enzijzichnietbekeren,enIkhengeneze.
28WeetdandatdezaligheidvanGodaandeheidenen gezondenis,endatzijernaarzullenluisteren
29Toenhijdezewoordengesprokenhad,gingendeJoden wegenzeraakteninhevigediscussiemetelkaar
30EnPaulusbleeftweevollejareninzijneigengehuurde woning,enontvingallendiebijhemkwamen,
31HijpredikthetKoninkrijkvanGodenonderwijstde leeroverdeHeereJezusChristus,metallevrijmoedigheid, zonderdatiemandhemverhindert.