Dutch - The Gospels and the Acts of the Apostles

Page 1


DeEvangeliën endeHandelingen vandeApostelen

Inhoudsopgave

EvangelievanMatteüs

EvangelievanMarcus

EvangelievanLucas

EvangelievanJohannes66

HandelingenvandeApostelen85

Mattheus

HOOFDSTUK1

1HetboekvandegeneratievanJezusChristus,dezoon vanDavid,dezoonvanAbraham.

2AbrahamverwekteIsaak,enIsaakverwekteJakob,en JakobverwekteJudasenzijnbroers.

3EnJudasverwekteFaresenZarabijThamar;enFares verwekteEsrom;enEsromverwekteAram; 4EnAramverwekteAminadab;enAminadabverwekte Naässon;enNaässonverwekteSalmon;

5EnSalmonverwekteBoosbijRachab;enBoosverwekte ObedbijRuth;enObedverwekteIsaï;

6EnIsaïverwekteDavid,dekoning,enDavid,dekoning, verwekteSalomobijhaardiedevrouwvanUriawas geweest;

7EnSalomogewonRoboam;enRoboamgewonAbia;en AbiaverwekteAsa;

8EnAsaverwekteJosafat;enJosafatverwekteJoram;en JoramverwekteOzias;

9EnOziasgewonJoatham;enJoatamgewonAchaz;en AchazgewonEzekia;

10EnEzekiagewonManasse;enManasseverwekteAmon; enAmongewonJosias;

11JosiaverwekteJechonjaenzijnbroers,toenzijnaar Babelwerdenweggevoerd

12EnnadatzijnaarBabelwarengebracht,verwekte JechoniasSalathiël,enSalathiëlverwekteZorobabel;

13EnZorobabelgewonAbiud;enAbiudgewonEljakim; enEljakimgewonAzor;

14EnAzorverwekteSadok,enSadokverwekteAchim,en AchimverwekteEliud;

15EnEliudverwekteEleazar,enEleazarverwekte Matthan,enMatthanverwekteJakob.

16EnJakobverwekteJozef,demanvanMaria,uitwie geborenwerdJezus,dieChristusgenoemdwordt.

17AlduszijndegeslachtenvanAbrahamtotDavid veertiengeslachten,envanDavidtotdewegvoeringnaar Babelveertiengeslachten,envandewegvoeringnaar BabeltotChristusveertiengeslachten

18DegeboortevanJezusChristusvondopdezewijze plaats:Maria,zijnmoeder,wasondertrouwdmetJozef; voordatzijgingensamenwonen,bleekzijzwangertezijn vandeHeiligeGeest

19ToenwildeJozef,haarman,haarnietinhetopenbaar toteenschandebrengenenwildehijhaarinhetgeheim verstoten

20Terwijlhijhierovernadacht,verscheenhemineen droomeenengelvandeHeer,diezei:Jozef,zoonvan David,weesnietbangMaria,uwvrouw,totutenemen, wantwatinhaarverwektis,isuitdeHeiligeGeest.

21Enzijzaleenzoonbaren,engijzultHemdenaam Jezusgeven,wantHijzalZijnvolkzaligmakenvanhun zonden.

22Ditallesisgebeurd,opdatvervuldzouwordenwatde Heeregesprokenheeftdoordeprofeet,diezegt:

23Zie,demaagdzalzwangerwordeneneenzoonbaren, enmenzalHemdenaamImmanuelgeven,hetgeen betekent:Godmetons

24ToenJozefuitzijnslaapwasopgestaan,deedhijzoals deengelvandeHeerhemhadbevolenennamzijnvrouw totzich.

25Enhijhadgeengemeenschapmethaar,totdatzijhaar eerstgeborenzoongebaardhad;enhijgafhemdenaam Jezus.

HOOFDSTUK2

1ToenJezusgeborenwasinBethleheminJudea,inde dagenvankoningHerodes,zie,daarkwamenwijzenuit hetoostennaarJeruzalem,

2Enzijzeiden:WaarisdepasgeborenKoningderJoden? Wantwijhebbenzijnsterinhetoostengezienenzijn gekomenomHemteaanbidden.

3ToenkoningHerodesdithoorde,raaktehijinverwarring, enheelJeruzalemmethem

4Toenhijalleoverpriestersenschriftgeleerdenvanhet volkbijeenhadgeroepen,vroeghijhunwaardeChristus geborenzouworden

5EnzijzeidentotHem:TeBethleheminJudea;wantzois hetgeschrevendoordeprofeet:

6Enjij,Bethlehem,inhetlandvanJuda,bentzekernietde minsteonderdevorstenvanJuda,wantuitjouzaleen Leidsmanvoortkomen,DiemijnvolkIsraëlzalhoeden

7ToenriepHerodesinhetgeheimdemagiërsbijzichen vroeghunnauwkeurighoelaatdesterwasverschenen.

8EnhijzondhennaarBethlehem,enzeide:Gaatheenen doetnauwkeurigonderzoeknaarhetkindeke,enwanneer gijhetgevondenhebt,berichthetmijopnieuw,opdatook ikkomeenhetaanbidde

9Nadatzijdekoninghaddenaangehoord,gingenzijop wegEnzie,desterdiezijinhetoostenzagen,gingvoor henuit,totdathijbleefstaanbovendeplaatswaarhetkind was.

10Toenzedesterzagen,werdenzebuitengewoonblij. 11Toenzijhethuisbinnengingen,zagenzijhetKindmet Maria,zijnmoeder,enzijvielenneerenaanbadenHem. ZijopendenhunschattenenbodenHemgeschenkenaan: goud,wierookenmirre

12EnnadatGodhenineendroomhadgewaarschuwddat zijnietnaarHerodesmochtenterugkeren,vertrokkenzij langseenanderewegnaarhunland

13Entoenzijvertrokkenwaren,zie,daarverscheende engelvandeHeeraanJozefineendroomenzei:Staop, neemhetkindenzijnmoedermeeenvluchtnaarEgypte, enblijfdaartotdatikhetuvertel,wantHerodeszalhet kindzoekenomhettedoden

14Toenhijopstond,namhijhetkindenzijnmoeder's nachtsmeeenvertroknaarEgypte.

15EnhijbleefdaartotaandedoodvanHerodes,opdat vervuldzouwordenwatdoordeHeeregesprokenisdoor deprofeet,diezegt:UitEgyptehebIkMijnZoongeroepen.

16ToenHerodeszagdathijdoordewijzenwasbedrogen, werdhijzeertoornigHijstuurdeermannenopuitomin Bethlehemenindeheleomgevingallejongetjesvantwee jaarenjongertelatendoden,overeenkomstigdetijddiehij nauwkeurigbijdewijzenhadnagevraagd

17Toenwerdvervuldwatgesprokenisdoordeprofeet Jeremia,diezei:

18InRamawerdeenstemgehoord,geweeklaag,geween engrootgerouw.Rachelweendeomhaarkinderenen wildezichnietlatentroosten,omdatzeernietmeerwaren

19MaartoenHerodesgestorvenwas,zie,eenengelvande HeerverscheenineendroomaanJozefinEgypte, 20Zijzeiden:Staop,neemhetkindenzijnmoederenga naarhetlandvanIsraël,wantzijdiehetkindnaarhetleven stonden,zijndood.

21Toenstondhijop,namhetkindenzijnmoedermeeen kwaminhetlandvanIsraël

22MaartoenhijhoordedatArchelaüsinJudearegeerdein deplaatsvanzijnvaderHerodes,vreesdehijdaarheente gaanMaarnadatGodhemineendroomhad gewaarschuwd,weekhijafnaardestrekenvanGalilea

23EnHijkwamenwoondeineenstad,genaamdNazareth, opdatvervuldzouwordenwatdoordeprofetengesproken was:HijzaleenNazarenergenoemdworden

HOOFDSTUK3

1IndiedagenkwamJohannesdeDoperindewoestijnvan Judeaprediken,

2Enzeiden:Bekeertu,wanthetKoninkrijkderhemelenis nabijgekomen

3Wantdezeishetoverwiegesprokenisdoordeprofeet Jesaja,toenhijzei:Destemvaniemanddieroeptinde woestijn:BereiddewegvandeHeer,maakzijnpaden recht.

4EndezeJohanneshadkledingvankameelhaareneen lerengordelomzijnlendenen;zijnvoedselbestonduit sprinkhanenenwildehoning.

5ToengingenJeruzalem,heelJudeaendehelestreek rondomdeJordaantothemuit,

6EnzijlietenzichdoorhemdopenindeJordaan,terwijl zijhunzondenbeleden

7ToenHijzagdaterveelFarizeeënenSadduceeënnaar Zijndoopkwamen,zeiHijtegenhen:Adderengebroed, wieheeftueenwaarschuwinggegevenomtevluchten voordekomendetoorn?

8Brengdaaromvruchtenvoortdiedebekeringwaardig zijn

9Endenknietbijuzelf:WijhebbenAbrahamtotvader WantikzegudatGodbijmachteisuitdezestenen Abrahamkinderenteverwekken

10Ennuligtookdebijlaandewortelvandebomen; daaromwordtiedereboomdiegeengoedevruchtdraagt, omgehakteninhetvuurgeworpen

11Ikdoopuwelmetwatertotbekering,maarHijDiena mijkomt,issterkerdanik;ikbennietwaardigHemzijn schoenennatedragen;HijzaludopenmetdeHeilige Geestenmetvuur.

12Hijheeftdewaninzijnhandenhijzalzijndorsvloer grondigreinigenenzijntarweindeschuurbijeenbrengen, maarhetkafzalhijmetonblusbaarvuurverbranden

13ToenkwamJezusvanGalileanaardeJordaan,naar Johannes,omdoorhemgedooptteworden

14MaarJohannesprobeerdeHemtegentehoudenenzei: IkhebnodigdatikdoorUgedooptword,enkomtUtot mij?

15EnJezusantwoorddeenzeidetothem:Laathetnu geschieden,wantaldusbetaamthetonsallegerechtigheid tevervullenToenlietHijhethemtoe

16EntoenJezusgedooptwas,kwamHijmeteenopuithet waterEnzie,dehemelenwerdenHemgeopend,enHij

zagdeGeestvanGodnederdalenalseenduifenopZich komen.

17Enzie,eenstemuitdehemelenzei:Ditismijngeliefde Zoon,inwieIkmijnwelbehagenheb.

HOOFDSTUK4

1ToenwerdJezusdoordeGeestweggeleidnaarde woestijnomdoordeduivelverzochtteworden

2Ennadathijveertigdagenenveertignachtenhadgevast, kreeghijhonger

3ToendeverzoekerbijHemkwam,zeiHij:AlsUde ZoonvanGodbent,zegdandatdezestenenbroden worden

4MaarHijantwoorddeenzeide:Erstaatgeschreven:De menszalnietvanbroodalleenleven,maarvanelkwoord datuitdemondGodskomt

5ToennamdeduivelHemmeenaardeheiligestaden zetteHemopdebovenrandvandetempel,

6EnHijzeitegenHem:IndienGijGodsZoonzijt,werp Uzelfdannaarbeneden,wanterstaatgeschreven:Hijzal ZijnengelenvoorUbevelen,enzijzullenUophun handendragen,opdatGijUwvoetnietaaneensteenstoot

7Jezuszeitegenhem:Erstaatookgeschreven:Uzultde Heer,uwGod,nietopdeproefstellen.

8VervolgensnamdeduivelHemmeenaareenzeerhoge bergentoondeHemaldekoninkrijkenvandewerelden hunheerlijkheid,

9Enhijzeitegenhem:Ditalleszalikugeven,alsuzich neerwerptenmijaanbidt

10ToenzeiJezustegenhem:Gaweg,satan,wanterstaat geschreven:DeHeer,uwGod,zultuaanbiddenenHem alleendienen

11ToenlietdeduivelHemalleen,enzie,engelenkwamen endiendenHem

12ToenJezushoordedatJohannesindegevangeniswas geworpen,vertrokHijnaarGalilea.

13EnHijverlietNazarethengingwoneninKapernaüm, dataandezeekustligt,inhetgebiedvanZebulonen Naftali.

14opdatvervuldzouwordenwatgesprokenisdoorde profeetJesaja,diezei:

15HetlandvanZebulonenhetlandvandeNaftali,aande wegnaardezee,overdeJordaan,Galileavandeheidenen; 16Hetvolkdatinduisterniszat,heefteengrootlicht gezien,envoorhendiezateninhetlandvandeschaduw vandedood,isereenlichtopgegaan

17VanafdietijdbegonJezustepredikenentezeggen: Bekeeru,wanthetKoninkrijkderhemelenis nabijgekomen

18EnJezuslieplangsdezeevanGalileaenzagtwee broers,namelijkSimon,diePetrusgenoemdwordt,en Andreas,diensbroer,eennetindezeewerpenWantzij warenvissers

19EnHijzeidetothen:VolgMij,enIkzaluvissersvan mensenmaken

20ZijlietenmeteenhunnettenachterenvolgdenHem.

21EntoenHijvandaarverderging,zagHijnogtwee anderebroers:Jakobus,dezoonvanZebedeüs,en Johannes,zijnbroer,inhetschipmetZebedeüs,hunvader, bezigmethetherstellenvandenettenEnHijriephen

22Zijverlietenonmiddellijkhetschipenhunvaderen volgdenhem.

23EnJezustrokrondinheelGalilea,gafonderrichtinhun synagogenenverkondigdehetEvangelievanhet Koninkrijk;Hijgenasalleziektenenkwalenonderhet volk

24EnzijnfaamverspreiddezichdoorheelSyriëMen brachtallendieziekwaren,dieaanallerleiziektenen pijnenleden,diebezetenwarendoordemonen,die maanziekwarenendieverlamdwaren,bijHem,enHij genashen

25EneengrotemenigtemensenvolgdeHem,uitGalilea, Dekapolis,Jeruzalem,JudeaenhetOverjordaanse.

HOOFDSTUK5

1ToenHijdemenigtezag,klomHijdebergopToenHij daarzat,kwamenZijndiscipelennaarHemtoe

2EnHijopendeZijnmond,enleerdehen,zeggende:

3Zaligdearmenvangeest,wantvoorhenishet Koninkrijkderhemelen

4Zaligzijnzijdietreuren,wantzijzullengetroostworden.

5Zaligdezachtmoedigen,wantzijzullendeaardebeërven 6Zaligzijnzijdiehongerenendorstennaarde gerechtigheid,wantzijzullenverzadigdworden.

7Zaligdebarmhartigen,wanthunzalbarmhartigheid geschieden

8Zaligzijndereinenvanhart,wantzijzullenGodzien.

9Zaligdevredestichters,wantzijzullenkinderenvanGod genoemdworden

10Zaligzijnzijdievervolgdwordenomdegerechtigheid, wanthunnerishetKoninkrijkderhemelen

11Zaligzijtgij,wanneermenusmaadtenvervolgten liegendeallerleikwaadtegenuspreekt,omwillevanMij.

12Verheuguenverheugu,wantuwloonisgrootinde hemelWantzohebbenzijdeprofetenvervolgddieervóór ugeweestzijn.

13Gijzijthetzoutderaarde;indiennuhetzoutzijnsmaak verliest,waarmedezalhetgezoutenworden?Hetdeugt nergensmeervoor,danomweggeworpenendoorde mensenvertredenteworden

14JulliezijnhetlichtvandewereldEenstaddieopeen bergligt,kannietverborgenblijven.

15Mensteektookgeenlampaanomdievervolgensonder dekorenmaattezetten,maarmenzethemopdestandaard, enhijgeeftlichtvoorallendieinhethuiszijn.

16Laatzouwlichtschijnenvoordemensen,datzijuw goedewerkenzienenuwVader,dieindehemelenis, verheerlijken

17DenknietdatIkgekomenbenomdeWetofdeProfeten teontbinden;Ikbennietgekomenomteontbinden,maar omtevervullen.

18Wantvoorwaar,Ikzegu:Eerdehemelendeaarde vergaan,zalernietéénjotaofééntittelvergaanvande Wet,eerhetalleszalzijngeschied

19Wiedaneenvandezekleinstegebodenontbindtende mensenzoleert,zaldekleinstegenoemdwordeninhet Koninkrijkderhemelen;maarwiezedoetenleert,diezal grootgenoemdwordeninhetKoninkrijkderhemelen

20WantIkzegu:Alsuwgerechtigheidnietovervloediger isdandievandeschriftgeleerdenendeFarizeeën,zultu hetKoninkrijkderhemelenbeslistnietbinnengaan

21Gijhebtgehoord,dattotdeoudengezegdis:Gijzult nietdoden;enalwiedoodt,zalschuldigzijnaanhet gericht

22MaarIkzegu:Eeniederdietenonrechtetoornigisop zijnbroeder,zalschuldigzijnaanhetgerecht;eniederdie totzijnbroederzegt:Raka,zalschuldigzijnaandeRaad; eniederdiezegt:Dwaas,zalschuldigzijnaanhethelse vuur.

23Wanneerudusuwoffergavenaarhetaltaarbrengtenu zichdaarherinnertdatuwbroederietstegenuheeft, 24Laatdaaruwgavevoorhetaltaarachterengaheen; verzoenueerstmetuwbroederenkomdanterugomuw gaveteofferen.

25Spreeksnelmetuwtegenstanderover,terwijlunogmet hemonderwegbentAnderszaldetegenstanderu overleverenaanderechter,enderechteraande gerechtsdienaar,enuindegevangenisgeworpenworden

26Voorwaar,Ikzegu:Gijzultdaarbeslistnietuitkomen, voordatgijookdelaatstecentbetaaldhebt.

27Gijhebtgehoord,dattotdeoudengezegdis:Gijzult geenoverspelplegen

28MaarIkzegu:Eenieder,dienaareenvrouwkijktom haartebegeren,heeftinzijnhartreedsoverspelmethaar gepleegd

29Enindienuwrechteroogutotzondeverleidt,rukhetuit enwerphetvanuWanthetisbetervooru,datéénuwer ledenverlorengaat,dandatuwgehelelichaamindehel geworpenwordt.

30Enindienuwrechterhandutotzondeverleidt,hakhem afenwerphemvanuWanthetisbetervooru,datéén uwerledenverlorengaat,dandatuwgehelelichaaminde helgeworpenwordt

31Erisgezegd:Wiezijnvrouwwilverstoten,moethaar eenechtscheidingsbriefgeven.

32MaarIkzegu:Eenieder,diezijnvrouwverstoot, behalveomhoererij,brengthaartotoverspel;eneenieder, diemeteenverstotenetrouwt,pleegtoverspel.

33Ookhebtugehoorddatergezegdisdoordeouden:U magdeeednietverbreken,maarumoetuwedenaande HEEREgestanddoen.

34MaarIkzegu:Zweerinhetgeheelniet,ooknietbijde hemel,wantdieisdetroonvanGod

35Enooknietbijdeaarde,wantdieiszijnvoetenbank;en ooknietbijJeruzalem,wantdatisdestadvandegrote Koning

36Enzweerooknietbijuwhoofd,wantukuntnietéén haarwitofzwartmaken

37Maarlaatuwwoordja,jazijn,enneen,neen.Wantal watudaaraantoevoegt,komtvoortuithetkwaad

38Gijhebtgehoord,datergezegdis:Oogomoog,entand omtand

39MaarIkzegu,datgijhetkwadenietmoetweerstaan; maaralsiemanduopderechterwangslaat,keerhemdan ookdeanderetoe

40Enalsiemanduvoorderechterwildagenenuw onderkleedwilafnemen,geefhemdanookuwmantel

41Enalsiemandudwingtoméénmijlmethemtegaan, gaerdantweemethem

42Geefaanhemdievanuvraagt,enwijshemnietafdie vanuwillenen.

43Gijhebtgehoord,datergezegdis:Gijzultuwnaaste liefhebbenenuwvijandzultgijhaten

44MaarIkzegu:Hebuwvijandenlief;zegenhendieu vervloeken;doegoedaanhendieuhaten;enbidvoorhen dieubeledigenenuvervolgen;

45opdatukinderenzultzijnvanuwVader,Dieinde hemelenis.WantHijlaatZijnzonopgaanoverbozenen goedenenlaathetregenenoverrechtvaardigenen onrechtvaardigen

46Wantindiengijhenliefhebt,dieuliefhebben,watvoor loonhebtgij?Doenookdetollenaarsniethetzelfde?

47Enindiengijalleenuwbroedersgroet,waarindoetgij meerdandeanderen?Doenookdetollenaarsniethetzelfde?

48Weesdusvolmaakt,zoalsuwVaderindehemel volmaaktis.

HOOFDSTUK6

1Weesopuwhoededatuuwaalmoezennietdoetvoorhet aangezichtvandemensen,omdoorhengezienteworden; anderszultugeenloonontvangenvanuwVader,Dieinde hemelenis

2Daarom,wanneergijuwaalmoezendoet,laathetniet vooruuitbazuinen,zoalsdehuichelaarsdoeninde synagogenenopdestraten,opdatzijeervandemensen mogenhebbenVoorwaar,Ikzegu,zijhebbenhunloonal

3Maaralsjeeenaalmoesgeeft,laatjelinkerhanddanniet wetenwatjerechterhanddoet

4opdatuwaalmoesinhetverborgenezij;enuwVader, Dieinhetverborgeneziet,zalhetuopenlijkvergelden.

5Enwanneergijbidt,zultgijnietzijnalsdehuichelaars; wantzijbiddengaarnestaandeindesynagogenenopde hoekenderstraten,omdoordemensengezienteworden. Voorwaar,Ikzegu,zijhebbenhunloonal

6Maargij,wanneergijbidt,gainuwbinnenkamer,sluit uwdeurenbidtotuwVader,dieinhetverborgeneis;en uwVader,dieinhetverborgeneziet,zalhetuinhet openbaarvergelden

7Maaralsubidt,gebruikdangeenomhaalvanwoorden, zoalsdeheidenendoenZijdenkennamelijkdatzedoor hunvelewoordenverhoordzullenworden

8Weeshundannietgelijk.WantuwVaderweetwatu nodighebt,nogvoordatutotHembidt

9Bidtdaaromaldus:OnzeVaderdieindehemelenzijt, uwnaamwordegeheiligd.

10UwkoninkrijkkomeUwwilgeschiedeopdeaarde zoalsindehemel

11Geefonshedenonsdagelijksbrood.

12Envergeefonsonzeschulden,zoalsookwijvergeven aanonzeschuldenaren.

13Enleidonsnietinverzoeking,maarverlosonsvande bozeWantvanUishetKoninkrijkendekrachtende heerlijkheid,indereeuwigheidAmen

14Wantindiengijdemensenhunovertredingenvergeeft, zaluwhemelseVaderookuvergeven

15Maaralsudemensenhunovertredingennietvergeeft, zaluwVaderuwovertredingenooknietvergeven

16Wanneergijvast,weesdanniet,gelijkdehuichelaars, meteensombergelaat;wantzijverminkenhunaangezicht, opdatzijdemensenmogenzien,datzijvastenVoorwaar, Ikzegu,zijhebbenhunloonal

17Maargij,wanneergijvast,zalfuwhoofdenwasuw gezicht;

18opdatgijunietaandemensenopenbaartwanneergij vast,maaraanuwVader,Dieinhetverborgeneis;enuw Vader,Dieinhetverborgeneziet,zalhetuvergelden

19Verzamelvooruzelfgeenschattenopaarde,waarmot enroestzeaantastenenwaardieveninbrekenenstelen.

20Maarverzamelvooruschattenindehemel,waarnoch motnochroestzeverterenenwaardievennietinbrekenof stelen.

21Wantwaaruwschatis,daarzalookuwhartzijn

22DelampvanhetlichaamishetoogAlsdanuwoog zuiveris,zalheeluwlichaamverlichtzijn

23Maarindienuwoogslechtis,zozalheeluwlichaam duisterniszijn.Indiendanhetlicht,datinuis,duisternisis, hoegrootisdieduisternis!

24Niemandkantweeherendienen:wantófhijzaldeene hatenendeandereliefhebben,ófhijzaldeeneaanhangen endeandereverachtenGijkuntnietGoddienenènde Mammon

25DaaromzegIku:Weesnietbezorgdvooruwleven,wat gijzulteten,ofwatgijzultdrinken;ooknietvooruw lichaam,watgijzultaantrekkenIshetlevennietmeerdan hetvoedsel,enhetlichaamdandekleding?

26Zietnaardevogelsdeshemels:zijzaaienniet,noch maaien,nochverzameleninschuren;nochtansvoedtuw hemelseVaderze.Zijtgijnietveelbeterdanzij?

27Wievanukandoorbezorgdtezijnéénelaanzijn lengtetoevoegen?

28Enwaarommaaktgijubezorgdoverkleding?Letopde leliëndesvelds,hoezijgroeien;zijarbeidenniet,noch spinnenzij;

29EntochzegIku,datzelfsSalomoinalzijnheerlijkheid nietgekleedgingalséénvanhen

30AlsGoddanhetgrasophetveld,datervandaagisen morgenindeovenwordtgeworpen,zokleedt,zalHiju dannietveelmeerkleden,kleingelovigen?

31Weesdaaromnietbezorgdenzegniet:Watzullenwij eten,of:Watzullenwijdrinken,of:Waarmeezullenwij onskleden?

32WantaldezedingenzoekendeheidenenWantuw hemelseVaderweetdatualdezedingennodighebt.

33MaarzoekeersthetKoninkrijkvanGodenzijn gerechtigheid,enaldezedingenzullenuerbijgegeven worden.

34Maaktudannietbezorgdvoordedagvanmorgen,want dedagvanmorgenzalvoorzichzelfzorgenAandedag zelfisgenoegzaamhetkwaadervan.

HOOFDSTUK7

1Oordeelniet,opdaternietoverugeoordeeldwordt

2Wantmethetoordeel,waarmeegijoordeelt,zultgij geoordeeldworden;enmetdemaat,waarmeegijmeet,zal uwedergemetenworden

3Enwaaromzietuweldesplinterinhetoogvanuw broeder,maarmerktudebalkinuweigenoognietop?

4Ofhoezultgijtotuwbroederzeggen:Laatmijde splinteruituwoogverwijderen,terwijl,zie,ereenbalkin uwoogzit?

5Huichelaar,haaleerstdebalkuitjeeigenoog,endanzul jegoedkunnenzienomdesplinteruithetoogvanje broedertehalen

6Geefhetheiligenietaandehondenengooiuwparels nietvoordezwijnen,opdatzijdienietmethunpoten vertrappenenzichomkerenenuverscheuren

7Bidtenuzalgegevenworden;zoektengijzultvinden; kloptenuzalopengedaanworden.

8Wantiederdiebidt,dieontvangt;enwiezoekt,dievindt; envoorwieklopt,zalopengedaanworden

9Ofiseriemandonderudie,alszijnzoonhemombrood vraagt,hemeensteenzalgeven?

10Ofalshijeenvisvraagt,zalhijhemeenslanggeven?

11Indiendangij,dieslechtzijt,goedegavenweettegeven aanuwkinderen,hoeveeltemeerzaluwVader,Dieinde hemelenis,goedegavengevenaanhen,dieHemdaarom bidden?

12Alleswatuduswiltdatdemensenudoen,moetuhun ookzodoen.WantditisdeWetendeProfeten.

13Gaatindoordenauwepoort,wantwijdisdepoorten breeddeweg,dienaarhetverderfleidt,envelenzijner, diedaardooringaan.

14Wantdepoortisnauwendewegissmaldienaarhet levenleidt,enweinigenzijnerdiehemvinden

15Weesopuwhoedevoorvalseprofeten,diein schaapsklerenopuafkomen,maarvanbinnenroofzuchtige wolvenzijn

16Aanhunvruchtenzultgijzekennen.Pluktmensoms druivenvandoornen,ofvijgenvandistelen?

17Zobrengtiederegoedeboomgoedevruchtenvoort, maareenslechteboombrengtslechtevruchtenvoort.

18Eengoedeboomkangeenslechtevruchten voortbrengen,eneenslechteboomkangeengoede vruchtenvoortbrengen.

19Iedereboomdiegeengoedevruchtvoortbrengt,wordt omgehakteninhetvuurgeworpen

20Daaromzultuhenaanhunvruchtenherkennen.

21NietiederdietotMijzegt:Heere,Heere,zalhet Koninkrijkderhemelenbinnengaan,maarwiedewildoet vanMijnVader,Dieindehemelenis.

22VelenzullenopdiedagtotMijzeggen:Heere,Heere, hebbenwijnietinUwNaamgeprofeteerd,eninUwNaam demonenuitgedreven,eninUwNaamvelekrachten gedaan?

23EndanzalIkhunopenlijkzeggen:Ikhebunooit gekend;gaatwegvanMij,gijwerkersderongerechtigheid.

24Daarom,eenieder,diedezemijnwoordenhoortenze doet,diezalvergelekenwordenmeteenverstandigman, diezijnhuisopderotsbouwde.

25Enderegenvielneer,endewaterstromenkwamenen dewindenwaaiden,enzijstorttenzichopdathuis,enhet storttenietin,wanthetwasopderotsgegrondvest

26Eneenieder,diedezemijnwoordenhoortenzeniet doet,zalvergelekenwordenmeteendwaasman,diezijn huisophetzandbouwde.

27Enderegenvielneer,endewaterstromenkwamen,en dewindenwaaiden,ensloegentegendathuis,zodathet instortte,enzijnvalwasgroot

28Enhetgebeurde,toenJezusdezewoordengeëindigd had,datdeschareversteldstondvanZijnleer.

29Wanthijonderweeshenalsgezaghebbendiemand,en nietzoalsdeschriftgeleerden

HOOFDSTUK8

1ToenHijvandebergafkwam,volgdenHemgrote menigten.

2Enzie,erkwameenmelaatsenaarHemtoeenaanbad Hem,zeggende:Heere,indienGijwilt,Gijkuntmij reinigen

3EnJezusstrektezijnhanduitenraaktehemaan, zeggende:Ikwilhet,wordreinEnterstondwerdzijn melaatsheidgereinigd

4EnJezuszeidetothem:Zietoe,datgijhetaanniemand vertelt;maargaheen,toonUaandepriester,enofferde gave,dieMozesgebodenheeft,toteengetuigenisvoorhen.

5ToenJezusinKapernaümkwam,kwamereenhoofdman overhonderdnaarHemtoe,dieHemsmeekte:

6Enhijzei:Heere,mijnknechtligtthuisverlamdenlijdt vreselijkepijn

7EnJezuszeitegenhem:Ikzalkomenenhemgenezen 8Dehoofdmanoverhonderdantwoorddeenzei:Heere,ik bennietwaardig,datGijondermijndakkomt;maar spreekslechtseenwoord,enmijnknechtzalgenezen worden.

9Wantikbeneenmandieondergezagstaatensoldaten ondermijheeftEnalsiktegendeeenzeg:Ga,dangaathij; entegeneenander:Kom,dankomthij;entegenmijn dienaar:Doedit,dandoethijhet

10ToenJezusdithoorde,verwonderdeHijzichenzei tegenhendieHemvolgden:Voorwaar,Ikzegu,zo'ngroot geloofhebIkzelfsinIsraëlnietgevonden

11EnIkzegu,datervelenzullenkomenuithetoostenen hetwesten,enzijzullenaanliggenmetAbraham,Izaken JakobinhetKoninkrijkderhemelen

12Maardekinderenvanhetkoninkrijkzulleninde buitensteduisterniswordengeworpen;daarzalhetgeween zijnenhettandengeknars

13EnJezuszeidetotdenhoofdmanoverhonderd:Gaheen, enugeschiedegelijkgijgeloofdhebt.Enzijndienstknecht werdinhetzelfdeuurgenezen

14ToenJezusbijPetrusthuiskwam,zagHijdatzijn schoonmoedermetkoortslagteslapen.

15EnHijraaktehaarhandaan,endekoortsverliethaar; enzijstondopenbediendehen

16Toenhetavondgewordenwas,brachtenzevelendie doordemonenbezetenwaren,bijHemEnHijdreefde bozegeestenuitmetZijnWoordengenasallendieerziek vanwaren.

17opdatvervuldzouwordenwatgesprokenisdoorde profeetJesaja,diezei:HijheeftonzezwakhedenopZich genomenenonzeziektengedragen

18ToenJezuseengrotemenigteomzichheenzag,gafHij bevelnaardeoverkanttegaan

19EnerkwameenschriftgeleerdenaarHemtoe,dietot Hemzei:Meester,ikzalUvolgen,waarGijookheengaat 20EnJezuszeidetothem:Devossenhebbenholen,ende vogelsdeshemelsnesten,maardeZoondesmensenheeft geenplaatswaarHijZijnhoofdkanneerleggen

21EneenandervanzijndiscipelenzeitegenHem:Heere, stamijtoeeerstterugtegaanenmijnvadertebegraven

22MaarJezuszeitegenhem:VolgMijenlaatdedoden hundodenbegraven.

23ToenHijinhetschipstapte,volgdenZijndiscipelen Hem

24Enzie,erontstondeengrotestormopzee,zodathet schipdoordegolvenwerdbedekt;maarHijsliep.

25EnzijndiscipelenkwamenbijHemenmaaktenHem wakker,enzeiden:Heere,redons,wijvergaan.

26EnHijzeidetothen:Waaromzijtgijliedenbevreesd,gij kleingelovigen?ToenstondHijopenbestraftedewinden endezee;enhetwerdvolkomenstil

27Maardemensenverwonderdenzichenzeiden: Hoedanigisdezetoch,datzelfsdewindendezeeHem gehoorzaamzijn?

28ToenHijaandeoverkantinhetlandvandeGergesenen kwam,kwamenHemtweebezetenentegemoetZij kwamenuitdegravenenwarenzogevaarlijkdatniemand langsdiewegkongaan

29Enzie,zijriepenenzeiden:WathebbenwijmetUte maken,Jezus,ZoonvanGod?BentUhiergekomenom onstepijnigenvóórdetijd?

30Eneeneindjevanhenvandaanliepeengrotekudde zwijnentegrazen.

31ToensmeektendedemonenHemenzeiden:AlsUons uitdrijft,laatonsdanindekuddezwijnengaan

32EnHijzeidetothen:Gaatheen.Enalszijuitgegaan waren,gingenzijindekuddezwijnen;enziet,degehele kuddezwijnenstorttevandesteilteafindezee,enverging inhetwater.

33Enzijdiehenbewaarden,vluchttenengingennaarde stad,enverteldenalhetnieuws,ookwatermetdedoorde duivelsbezetenengebeurdwas.

34Enzie,dehelestadliepuitomJezusteontmoetenEn toenzeHemzagen,smeektenzeHemofHijuithungebied wildeweggaan.

HOOFDSTUK9

1Enhijgingineenschip,stakoverenkwaminzijnstad 2Enzie,zijbrachteneenverlamdemantotHem,liggende opeenbed.EnJezuszaghungeloofenzeitotdeverlamde: Zoon,weesgoedsmoeds,uwzondenzijnuvergeven

3Enzie,sommigenvandeschriftgeleerdenzeidenbij zichzelf:DezemanlastertGod.

4EnJezuskendehungedachtenenzei:Waaromdenktu kwaadinuwhart?

5Wantwatisgemakkelijker,tezeggen:Uwzondenzijnu vergeven,oftezeggen:Staopenwandel?

6MaaropdatuzultwetendatdeZoondesmensenmacht heeftopdeaardezondentevergeven,zeiHijtotde verlamde:Staop,neemuwbedopenganaaruwhuis 7Toenstondhijopengingnaarzijnhuis.

8Toendemenigtedatzag,verwonderdenzijzichen verheerlijktenGod,Diezulkeenmachtaandemensen gegevenhad

9EntoenJezusvandaarwegging,zagHijeenman,met nameMattheüs,zittenbijhettolhuis;enHijzeidetotHem: VolgMijEnhijstondopenvolgdeHem 10Enhetgebeurde,toenJezusinhethuisaanlag,zie,er kwamenveeltollenaarsenzondaarsenzijzatenmetHem enZijndiscipelenaan.

11ToendeFarizeeëndatzagen,zeidenzetegenzijn discipelen:WaaromeetuwMeestermetdetollenaarsen zondaars?

12MaartoenJezusdathoorde,zeiHijtegenhen:Zijdie gezondzijn,hebbengeendokternodig,maarzijdieziek zijn

13Maargaatheenenleertwathetzeggenwil: BarmhartigheidwilIkengeenslachtoffer;wantIkbenniet gekomenomrechtvaardigenteroepen,maarzondaarstot bekering

14ToenkwamendediscipelenvanJohannesnaarHemtoe envroegen:WaaromvastenwijendeFarizeeëndikwijls, enuwdiscipelenvastenniet?

15EnJezuszeidetothen:Kunnendebruidskinderen treuren,zolangdebruidegombijhenis?Maardedagen zullenkomen,datdebruidegomvanhenzalworden weggenomen,endanzullenzijvasten

16Niemandzeteenlapnieuwestofopeenoudkleed,want destofdieerinwordtgestopt,tasthetkleedaanende scheurwordterger

17Mendoetookgeenjongewijninoudezakken,anders brekendezakkenenlooptdewijneruitengaandezakken verlorenMaarmendoetjongewijninnieuwezakken,en beideblijvenbehouden

18TerwijlHijdittothensprak,zie,daarkwameenleider vandestad,dieHemaanbadenzei:Mijndochterisnet gestorven;maarkomenleguwhandophaar,danzalzij leven.

19EnJezusstondopenvolgdehem,enookzijndiscipelen 20Enzie,eenvrouw,diealtwaalfjaaraaneen bloedvloeiingleed,kwamvanachterennaarHemtoeen raaktedezoomvanZijnkleedaan

21Wantzezeibijzichzelf:Alsikmaarzijnkleedaanraak, zalikgezondworden.

22MaarJezuskeerdezichom,enhaarziende,zeideHij: Dochter,weeswelgemoed;uwgeloofheeftubehoudenEn devrouwwerdbehoudenvandieureaf.

23ToenJezusinhethuisvandeoverstekwamende zangersenhetvolkzagdatlawaaimaakte,

24Hijzeidetothen:Maaktplaats,wanthetmeisjeisniet dood,maarslaaptEnzijlachtenhemuit

25Maartoenhetvolknaarbuitenwasgebracht,ginghij naarbinnen,namhaarbijdehandenhetmeisjestondop.

26Enderoephiervanverspreiddezichdoorheeldatland

27ToenJezusvandaarwegging,volgdenHemtwee blinden,dieriepen:ZoonvanDavid,ontfermUoverons.

28EntoenHijinhethuisgekomenwas,kwamende blindentotHem;enJezuszeidetothen:Gelooftgij,datIk ditkandoen?ZijzeidentotHem:Ja,Heere.

29ToenraakteHijhunogenaanenzei:Ugeschiedenaar uwgeloof.

30Enhunogenwerdengeopend,enJezusgeboodhun nadrukkelijk:Ziettoe,datniemandhetweet

31Maartoenzijvertrokkenwaren,verspreiddenzijzijn geruchtinheeldatland.

32Toenzijnaarbuitengingen,zie,zijbrachteneen stommemanbijHem,diedooreenduivelbezetenwas

33Entoendeduiveluitgeworpenwas,sprakdestomme Endemenigteverwonderdezichenzei:ZoietsisinIsraël nognooitgezien.

34MaardeFarizeeënzeiden:Hijdrijftdedemonenuit doordeoverstederdemonen

35EnJezustrokrondlangsallestedenendorpen,gaf onderrichtinhunsynagogenenverkondigdehetevangelie

vanhetKoninkrijk,engenaselkeziekteenelkekwaal onderhetvolk.

36ToenHijdemenigtezag,werdHijmetontfermingover henbewogen,omdatzijuitgeputenverstrooidwaren,als schapenzonderherder.

37ToenzeiHijtegenZijndiscipelen:Deoogstiswel groot,maarerzijnweinigarbeiders

38BiddaaromtotdeHeervandeoogstdatHijarbeiders naarzijnoogstzalsturen

HOOFDSTUK10

1EnnadatHijzijntwaalfdiscipelenbijZichgeroepenhad, gafHijhunmachtoverdeonreinegeesten,omdieuitte drijven,enomalleziektenenkwalentegenezen

2Denamenvandetwaalfapostelenzijndeze:deeersteis Simon,diePetrusgenoemdwordt,enAndreas,zijnbroer; Jakobus,dezoonvanZebedeüs,enJohannes,zijnbroer; 3FilippusenBartholomeüs,ThomasenMattheüs,de tollenaar,Jakobus,dezoonvanAlfeüs,enLebbéüs, bijgenaamdTaddeüs,

4SimondeKanaänietenJudasIskariot,dieHemook verradenheeft

5DezetwaalfheeftJezusuitgezondenenhunhetvolgende bevelgegeven:Wijktnietafopeenwegnaardeheidenen engaatnietbinnenineenstadvandeSamaritanen

6Maargalievernaardeverlorenschapenvanhethuisvan Israël.

7Enalsuopweggaat,predikdanenzeg:HetKoninkrijk derhemelenisnabijgekomen

8Geneeszieken,reinigmelaatsen,wekdodenop,drijf demonenuitUhebthetvoornietsontvangen,geefhet voorniets

9Zorgervoordatergeengoud,zilverofkoperinuw beurzenzit, 10Enookgeenreistasvooronderweg,geentwee onderkleren,geenschoenen,enookgeenstokken.Wantde arbeideriszijnvoedselwaard

11Enwelkestadofwelkdorpuookbinnengaat, onderzoekwiehetdaarinwaardis;enblijfdaartotdatu vertrekt

12Enwanneergijeenhuisbinnengaat,groethetdan

13Enindienhethuishetwaardis,laatuwvrededaarover komen;maarindienhetdatnietwaardis,laatuwvredetot uterugkeren

14Enalsiemandunietontvangtennietnaaruwwoorden luistert,verlaatdandathuisofdiestadenschudthetstof vanuwvoeten.

15Voorwaar,Ikzegu:hetzalvoorhetlandvanSodomen Gomorradraaglijkerzijnopdedagvanhetoordeeldan voordiestad

16Zie,Ikzendualsschapentemiddenvandewolven; weesdaarombedachtzaamalsdeslangenenoprechtalsde duiven

17Maarweesopuwhoedevoordemensen,wantzij zullenuoverleverenaanderaadsherenenzijzullenu geseleninhunsynagogen;

18EnuzultomwillevanMijvoorstadhoudersen koningengeleidworden,toteengetuigenistegenhenende heidenen.

19Maarwanneerzijuoverleveren,weesdannietbezorgd hoeofwatuzultspreken.Wanthetzaluopdatzelfde momentgegevenwordenwatuzultspreken

20Wanthetzijnnietjulliediespreken,maardeGeestvan jullieVader,dieinjulliespreekt.

21Endebroerzaldebroeroverleverenomgedoodte worden,endevaderhetkind;endekinderenzullentegen hunoudersopstaanenhenterdoodbrengen.

22Enjulliezullendoorallemensengehaatworden omwillevanmijnNaam;maarwievolhardttotheteinde, diezalbehoudenworden

23Maarwanneermenuindeenestadvervolgt,vluchtdan naareenandere.Wantvoorwaar,Ikzegu:Uzultdesteden vanIsraëlniethebbendoorkruist,voordatdeZoondes mensengekomenis

24Eenleerlingstaatnietbovenzijnmeester,eneen dienaarnietbovenzijnheer

25Hetisgenoegvoordediscipeldathijalszijnmeesteris, endedienaaralszijnheer.Alszijdeheerdeshuizes Beëlzebubhebbengenoemd,hoeveeltemeerzullenzijhen vanzijnhuisnoemen?

26Weesdaaromnietbevreesdvoorhen,wanterisniets bedekt,datnietonthuldzalworden,enverborgen,datniet bekendzalworden

27WatIkuindeduisterniszeg,spreektdatinhetlicht;en watuinhetoorhoort,prediktdatopdedaken

28Enweesnietbevreesdvoorhendiehetlichaamdoden endezielnietkunnendoden.Weesveeleerbevreesdvoor Hemdiezowelzielalslichaamkanvernietigenindehel 29Wordenniettweemussenvooreenduitverkocht?En nietééndaarvanzalopdegrondvallenzonderuwVader.

30Maarzelfsdeharenopuwhoofdzijnallegeteld 31Weesdusnietbang,julliezijnmeerwaarddaneen heleboelmussen.

32EeniederdandieMijbelijdenzalvoordemensen,die zalIkookbelijdenvoorMijnVader,Dieindehemelenis 33MaariederdieMijverloochentvoordemensen,diezal ookIkverloochenenvoorMijnVader,Dieindehemelen is

34DenknietdatIkgekomenbenomvredetebrengenop deaardeIkbennietgekomenomvredetebrengen,maar hetzwaard

35WantIkbengekomenomtweedrachttebrengentussen eenmanenzijnvader,entusseneendochterenhaar moeder,entusseneenschoondochterenhaar schoonmoeder.

36Eniemandshuisgenotenzullenzijnvijandenzijn

37WievaderofmoedermeerliefheeftdanMij,isMijniet waard;enwiezoonofdochtermeerliefheeftdanMij,is Mijnietwaard

38EnwiezijnkruisnietopneemtenMijnavolgt,isMij nietwaard.

39Wiezijnlevenvindt,zalhetverliezen,maarwiezijn levenverliestomwillevanMij,zalhetvinden

40Wiejullieontvangt,ontvangtMij;enwieMijontvangt, ontvangtHemDieMijgezondenheeft

41Wieeenprofeetontvangtomdathijeenprofeetis,zal hetloonvaneenprofeetontvangenEnwieeen rechtvaardigeontvangtomdathijeenrechtvaardigeis,zal hetloonvaneenrechtvaardigeontvangen.

42Enalsiemandeenvandezekleineneenbekerkoud watertedrinkengeeft,alleenmaaromdathijeenleerlingis,

voorwaar,Ikzegu:zijnbeloningzalhembeslistniet ontgaan.

HOOFDSTUK11

1Enhetgebeurde,toenJezuszijntwaalfdiscipelen geëindigdhadmetzijnopdrachten,datHijvandaarvertrok ominhunstedenteonderwijzenenteprediken.

2ToenJohannesindegevangenisdewerkenvanChristus hoorde,stuurdehijtweevanzijndiscipeleneropuit,

3EnHijzeidetotHem:ZijtGijhet,diekomenzou,of moetenwijeenanderverwachten?

4Jezusantwoorddeenzeitegenhen:Gaheenenvertel Johannesnogmaalswatjulliehorenenzien

5Blindenwordenziende,kreupelenkunnenlopen, melaatsenwordengereinigd,dovenkunnenhoren,doden wordenopgewektenaanarmenwordthetevangelie verkondigd

6Enzaligishij,dieaanMijgeenaanstootneemt.

7Entoenzijheengingen,begonJezustotdemenigteover Johannestezeggen:Watzijtgijindewoestijngaanzien? Eenrietdatdoordewindheenenweerbewogenwordt?

8Maarwatzijtgijuitgegaanomtezien?Eenmangekleed inzachteklederen?Zie,diezachteklederendragen,zijnin dehuizenderkoningen.

9Maarwatzijtgijuitgegaanomtezien?Eenprofeet?Ja, Ikzegu,zelfsmeerdaneenprofeet

10Wantdezeishet,overwiegeschrevenstaat:Zie,Ik zendMijnbodevoorUwaangezichtuit,dieUwwegvoor Uheenzalbereiden

11Voorwaar,Ikzegu:Onderhendieuitvrouwengeboren zijn,iserniemandopgestaandiegroterisdanJohannesde DoperMaardeminsteinhetKoninkrijkderhemelenis groterdanhij.

12EnvandedagenvanJohannesdeDoperaftotnutoe wordthetKoninkrijkderhemelengeweldaangedaan,en geweldenaarsgrijpenernaar.

13WantalleprofetenendeWethebbentotJohannes geprofeteerd

14Enindiengijhetwiltaannemen:hijisElia,diekomen zou 15Wieorenheeftomtehoren,diemoetluisteren 16Maarwaarmeezalikditgeslachtvergelijken?Hetis gelijkaandekinderendieopdemarktenzittenenhun kameradentoeroepen:

17Enzijzeiden:Wijhebbenvooruopdefluitgespeeld, engijhebtnietgedanst;Wijhebbenoverurouwbedreven, engijhebtnietgeweeklaagd.

18WantJohannesisgekomen,nochetende,noch drinkende,enzijzeggen:Hijheefteenduivel

19DeZoondesmensenisgekomen,etendeendrinkende, enzijzeggen:Zie,eenvraatzuchtigmens,eneen wijndrinker,eenvriendvantollenaarsenzondaars;maarde wijsheidwordtgerechtvaardigddoorhaarkinderen 20Toenbegonhijdesteden,waardemeestevanzijn wonderenwarengedaan,teverwijtendatzijzichniet bekeerden.

21Weeu,Chorazin,weeu,Betsaïda!WantindieninTyrus enSidondekrachtenwarengeschieddieinuhebben plaatsgevonden,danzoudenzijzichallanginzakenas hebbenbekeerd

22MaarIkzegu:HetzalvoorTyrusenSidondraaglijker zijnopdedagvanhetoordeeldanvooru.

23Enjij,Kapernaüm,dietotaandehemeltoeverhoogd bent,jezultindehelneergeworpenworden.Wantindien inSodomdekrachtengebeurdwarendieinjougebeurd zijn,danzouhettotopdedagvanvandaaggeblevenzijn

24MaarIkzegu,dathetvoorhetlandvanSodom draaglijkerzalzijnopdedagdesoordeelsdanvooru.

25IndietijdantwoorddeJezusenzei:IkdankU,Vader, Heervandehemelenvandeaarde,datUdezedingenvoor wijzenenverstandigenverborgenhebt,enzeaanjonge kinderenhebtgeopenbaard

26Ja,Vader,wantzoheefthetUbehaagd.

27AlledingenzijnMijovergegevendoorMijnVader,en niemandkentdeZoondandeVader,enniemandkentde VaderdandeZoon,enhijaanwiedeZoonhetwil openbaren

28Komnaarmijtoe,allendievermoeidenbelastzijn,en ikzalurustgeven.

29NeemmijnjukopuenleervanMij,wantIkben zachtmoedigennederigvanhart;engijzultrustvinden vooruwzielen.

30Wantmijnjukiszachtenmijnlastislicht

HOOFDSTUK12

1IndietijdgingJezusopdesabbatdoordekorenvelden Zijndiscipelenkregenhongerenbegonnenarenteplukken enteeten

2ToendeFarizeeëndatzagen,zeidenzetegenHem:Zie, Uwdiscipelendoenietswatopdesabbatdagniet geoorloofdis

3MaarHijzeitegenhen:HebtunietgelezenwatDavid deedtoenhijenzijdiebijhemwarenhongerhadden?

4HoehijhethuisvanGodbinnengegaanisenvande toonbrodengegetenheeft,diehijnietmochteten,nochde mensendiebijhemwaren,maaralleendepriesters?

5Ofhebtunietindewetgelezendatdepriestersopde sabbatdagenindetempeldesabbatontheiligenentoch onschuldigzijn?

6MaarIkzegu,datopdezeplaatsIemandis,diegroteris dandetempel

7Maaralsubegrepenhadwatditbetekent: BarmhartigheidwilIkengeenoffer,danzouude onschuldigenietveroordeeldhebben

8WantdeMensenzoonisHeer,ookoverdesabbatdag.

9EntoenHijvandaarvertrokkenwas,gingHijnaarhun synagoge.

10Enziet,erwaseenman,wienshandverdordwasEnzij vroegenhem,zeggende:Ishetgeoorloofdopde sabbatdagentegenezen?opdatzijhemzoudenkunnen beschuldigen.

11EnHijzeidetothen:Welkmensonderuzalerzijn,die éénschaapheeft,enalshetopdesabbatdagineenkuilvalt, zalhijhetnietgrijpeneneruittillen?

12Hoeveelisdaneenmensbeterdaneenschaap?Daarom ishetgeoorloofdopdesabbatdagenweltedoen.

13Toenzeihijtotdeman:StrekuwhanduitEnhij strektehemuit,enhijwerdgeheelhersteld,gelijkde andere.

14ToengingendeFarizeeënnaarbuitenenhieldeneen raadsvergaderingtegenHem,hoezijHemuitdeweg zoudenruimen

15MaartoenJezusdatwist,gingHijvandaarweg.Eneen grotemenigtevolgdeHem,enHijgenashenallen.

16Enhijgeboodhundatzijhemnietbekendzouden maken

17Opdatvervuldzouwordenwatgesprokenisdoorde profeetJesaja,diezei:

18Zie,mijndienaar,dieIkhebuitverkoren,mijngeliefde, inwieMijnzieleenwelbehagenheeftIkzalMijnGeest ophemleggen,enhijzalaandeheidenenhetrechttonen

19Hijzalniettwisten,nochschreeuwen,enniemandzal zijnstemopdestratenhoren

20HetgeknakterietzalHijnietbreken,endewalmende vlaswiekzalHijnietuitblussen,totdatHijhetoordeelheeft uitgezondentotoverwinning

21Enopzijnnaamzullendeheidenenvertrouwen

22ToenwerderiemandbijHemgebrachtdiedooreen duivelbezetenwas,dieblindwasennietkonpratenEn Hijgenashem,zodatdeblindeendestommezowel kondensprekenalszien.

23Enhethelevolkwerdverbaasdenzei:Isditnietde ZoonvanDavid?

24ToendeFarizeeëndithoorden,zeidenze:Dezedrijftde demonennietuit,maardoorBeëlzebul,deoverstevande demonen

25EnJezuskendehungedachtenenzeidetothen:Ieder koninkrijk,dattegenzichzelfverdeeldis,wordtverwoest; engeenenkelestadofhuis,dattegenzichzelfverdeeldis, zalstandhouden.

26Enindiendesatandesatanuitdrijft,ishijtegenzichzelf verdeeld;hoezalzijnkoninkrijkdanstandhouden?

27EnindienIkdoorBeëlzebuldeduivelenuitdrijf,door wiedrijvenuwkinderenzedanuit?Daaromzullenzijuw rechterszijn

28MaaralsIkdoordeGeestvanGoddedemonenuitdrijf, danishetKoninkrijkvanGodbijugekomen

29Hoekaniemandandershethuisvaneensterkeman binnengaanenzijnhuisraadroven,alshijnieteerstde sterkemanbindt?Danzalhijzijnhuisplunderen 30WienietmetMijis,dieistegenMij;enwienietmet Mijsamenbrengt,dieverstrooit.

31DaaromzegIku:Allezondeengodslasteringzalde mensenvergevenworden,maardelasteringtegende HeiligeGeestzaldemensennietvergevenworden.

32EneeniederdieeenwoordspreekttegendeZoondes mensen,hetzalhemvergevenworden;maareeniederdie tegendeHeiligeGeestspreekt,hetzalhemnietvergeven worden,nochindezewereld,nochindetoekomstige

33Maakdeboomgoed,danookzijnvruchtOfmaakde boomslecht,danookzijnvrucht.Wantaanzijnvrucht kentmendeboom

34Hoekuntu,dieslechtbent,ietsgoedszeggen?Wantuit deovervloedvanhethartspreektdemond

35Eengoedmensbrengtuitdegoedeschatvanhethart goededingenvoort,eneenslechtmensbrengtuitde slechteschatslechtedingenvoort

36MaarIkzegu:Vanelkijdelwoorddatdemensen zullenspreken,zullenzijrekenschapmoetenafleggenop dedagvanhetoordeel

37Wantnaaruwwoordenzultugerechtvaardigdworden, ennaaruwwoordenzultuveroordeeldworden.

38ToenantwoorddenenkeleschriftgeleerdenenFarizeeën enzeiden:Meester,wijzoudengraageentekenvanUzien.

39MaarHijantwoorddeenzeidetothen:Eenboosen overspeliggeslachtverlangteenteken,enhunzalgeen tekengegevenworden,danhettekenvandeprofeetJona

40WantzoalsJonadriedagenendrienachtenindebuik vandewalviswas,zozaldeMensenzoondriedagenen drienachteninhethartvandeaardezijn

41DemannenvanNinevezulleninhetoordeelopstaan metditgeslachtenhetveroordelen,omdatzijzichbekeerd hebbenopdepredikingvanJona.Enzie,meerdanJonais hier

42DekoninginvanhetZuidenzalinhetoordeelopstaan metditgeslachtenhetveroordelen,wantzijisvande eindenderaardegekomenomdewijsheidvanSalomote horen;enzie,meerdanSalomoishier

43Wanneerdeonreinegeestuitdemensisweggegaan, gaathijdoordorreplaatsenzwerven,opzoeknaarrust, maarhijvindtdieniet

44Danzegthij:Ikzalterugkerennaarmijnhuis,waarik vandaangekomenbenEnalshijkomt,vindthijhetleeg, geveegdenopgeruimd

45Dangaathijheen,enneemtmetzichzevenandere geesten,bozerdanhijzelf,enzijgaaninenwonendaar;en hetlaatstevandiemensisergerdanheteersteAlzozalhet ookzijnmetditbozegeslacht.

46Terwijlhijnogmetdemenigtesprak,stondendaar opeenszijnmoederenzijnbroersbuitenZewildenmet hemspreken.

47ToenzeiiemandtegenHem:Zie,uwmoederenuw broersstaanbuitenenwillenmetUspreken

48MaarHijantwoorddeenzeidetothemdiehethem gezegdhad:Wieismijnmoeder,enwiezijnmijnbroers?

49EnHijstrekteZijnhanduitnaarZijndiscipelenenzei: Zie,MijnmoederenMijnbroers!

50Wanteenieder,diedewildoetvanMijnVader,Diein dehemelenis,dieisMijnbroederenMijnzusterenMijn moeder.

HOOFDSTUK13

1DiezelfdedagverlietJezushethuisengingaandezee zitten

2EnerverzameldezicheengrotemenigtebijHem,zodat Hijinhetschipgingzitten,terwijlheeldemenigteopde oeverbleefstaan.

3EnHijspraktothenveledingeningelijkenissen, zeggende:Zie,eenzaaierginguitomtezaaien;

4Toenhijzaaide,vieleendeelvanhetzaadlangsdeweg, endevogelskwamenenatenhetop.

5Eenanderdeelvielopsteenachtigeplaatsen,waarhet nietveelaardehad;enhetschootmeteenop,omdathet geendiepeaardehad

6Toendezonopkwam,verbranddenze,enomdatzegeen wortelhadden,verdorddenze.

7Eneenanderdeelvielindedoornen,endedoornen schotenopenverstiktenze

8Maareenanderdeelvielingoedeaardeenbrachtvrucht voort,sommigenhonderdvoudig,anderenzestigvoudig,en weeranderendertigvoudig

9Wieorenheeftomtehoren,diehore 10EndediscipelenkwamennaarHemtoeenzeiden: WaaromspreektUtotheningelijkenissen?

11Hijantwoorddeenzeitegenhen:Omdathetugegeven isdegeheimenissenvanhetKoninkrijkderhemelente kennen,maarhunisdatnietgegeven

12Wantaaniederdieheeft,zalgegevenworden,enhijzal overvloedhebben;maarwienietheeft,ookwathijheeft, zalhemontnomenworden

13DaaromspreekIktotheningelijkenissen,omdatzij ziendenietzien,enhorendeniethorenennietbegrijpen

14EndaarinwordtdeprofetievanJesajavervuld,diezegt: Methetgehoorzultgijhorenennietverstaan;enziende zultgijzienennietbemerken

15Wanthethartvanditvolkisdikgeworden,enhunoren zijnhardhorend,enhunogenhebbenzijgesloten,opdatzij nietmethunogenzoudenzien,enmethunorenzouden horen,enmethunhartzoudenverstaan,enzijzoudenzich bekeren,enIkhenzougenezen.

16Maaruwogenzijnzalig,omdatzijzien,enuworen, omdatzijhoren

17Wantvoorwaar,Ikzegu,datveleprofetenen rechtvaardigenhebbenverlangdtezienwatuziet,enzij hebbenhetnietgezien;entehorenwatuhoort,enzij hebbenhetnietgehoord.

18Hoortdaaromdegelijkenisvandezaaier

19WanneeriemandhetwoordvanhetKoninkrijkhoorten hetnietverstaat,dankomtdebozeenrooftwegwatinzijn hartgezaaidisDezeishetdielangsdeweggezaaidis

20Maarwiehetzaadinsteenachtigeplaatsenheeft ontvangen,dieishetdiehetWoordhoortenhetdadelijk metblijdschapaanneemt;

21Maarhijheeftgeenwortelinzichzelf,maariseen tijdlangstandvastig.Wanneererverdrukkingofvervolging komtomdewilvanhetWoord,komthijalsneltenval

22Wietussendedistelsgezaaidis,dieishijdiehetWoord hoort.Endezorgvandezewereldendeverleidingvande rijkdomverstikkenhetWoordenhetwordtonvruchtbaar

23Maarbijwiehetzaadindegoedeaardeisgezaaid,die ishijdiehetWoordhoortenverstaat,dieookvruchtdraagt envoortbrengt,sommigenhonderdvoudig,anderen zestigvoudig,enweeranderendertigvoudig

24Hijhieldhunnogeengelijkenisvoorenzei:Het Koninkrijkderhemelenistevergelijkenmeteenmensdie goedzaadzaaideinzijnakker

25Maarterwijldemensensliepen,kwamzijnvijanden zaaideonkruidtussendetarwe,engingweg

26Toenhetgewasopkwamenvruchtvoortbracht,kwam ookhetonkruidtevoorschijn

27Toenkwamendedienarenvandeheerdeshuizesnaar hemtoeenzeiden:Heer,hebtunietgoedzaadopuwakker gezaaid?Waarkomtdanditonkruidvandaan?

28Hijzeidetothen:EenvijandheeftditgedaanDe dienarenzeidentotHem:WiltGijdan,datwijheengaanen zeverzamelen?

29Maarhijzei:Nee,opdatubijhetweghalenvanhet onkruidniettegelijkookdetarweuittrekt.

30Laatzeallebeisamenopgroeientotdeoogst,eninde oogsttijdzaliktegendemaaierszeggen:Verzameleerst hetonkruidenbindhetinbossenomhetteverbranden, maarbrengdetarwebijeeninmijnschuur

31Hijhieldhunnogeengelijkenisvoorenzei:Het Koninkrijkderhemelenisgelijkaaneenmosterdzaadje, datiemandnameninzijnakkerzaaide

32Hetiswelhetkleinstevanallezaden,maaralshet opgroeit,ishetdegrootsteonderdekruidenenwordthet eenboom,zodatdevogelsdeshemelsinzijntakken komennestelen

33Hijverteldehunnogeengelijkenis:HetKoninkrijkder hemelenisgelijkaanzuurdeeg,dateenvrouwnamenin driematenmeelverborg,totdathethelemaalzuurdeegwas 34DitallessprakJezustotdeschareningelijkenissen,en zondergelijkenissprakHijtothenniet

35opdatvervuldzouwordenwatgesprokenisdoorde profeet,diezei:IkzalMijnmondopendoenin gelijkenissen,Ikzaldingenverkondigendieverborgenzijn geweestvanafdegrondleggingvandewereld.

36ToenlietJezusdemenigteweggaanengingnaarhuis EnzijndiscipelenkwamennaarHemtoeenzeiden: Verklaaronsdegelijkenisvanhetonkruidopdeakker.

37Hijantwoorddeenzeitegenhen:Wiehetgoedezaad zaait,isdeZoondesmensen;

38Deakkerisdewereld;hetgoedezaadzijndekinderen vanhetkoninkrijk;maarhetonkruidzijndekinderenvan deboze;

39Devijanddiehetzaait,isdeduivel;deoogstishet eindevandewereld;endemaaierszijndeengelen

40Zoalshetonkruidverzameldeninhetvuurverbrand wordt,zozalhetookgaanaanheteindevandezewereld.

41DeZoondesmensenzalzijnengelenuitzendenenzij zullenuitzijnkoninkrijkverzamelenalwatergernis veroorzaaktenhendieongerechtigheiddoen,

42Enzijzullenhenindevurigeovenwerpen;daarzal geweenzijnentandengeknars

43Danzullenderechtvaardigenstralenalsdezoninhet KoninkrijkvanhunVaderWieorenheeftomtehoren,die hore

44HetKoninkrijkderhemelenisgelijkaaneenschat, verborgenineenakkerAlsiemanddieontdektheeft, verbergthijdie,enuitblijdschapdaarovergaathijheenen verkooptalwathijheeft,enkooptdieakker.

45HetKoninkrijkderhemelenisgelijkaaneenkoopman dieschoneparelszoekt

46Toenhijeenkostbareparelhadgevonden,ginghijalles verkopenwathijhadenkochtdie

47HetKoninkrijkderhemelenisgelijkaaneennet, neergelatenindezee,datallerleisoortenvisbijeenbrengt.

48Toenhetvolwas,haaldenzehetopdeoever,gingen zittenenverzameldenhetgoedeinvaten,maarhetslechte gooidenzeweg

49Zozalhetookzijnbijdevoleindingvandewereld:de engelenzullenuitgaanendegoddelozenuithetmidden vanderechtvaardigenafscheiden,

50Enzijzullenhenindevurigeovenwerpen;daarzal geweenzijnentandengeknars

51Jezuszeidetothen:Hebtgijditallesverstaan?Zij zeidentotHem:Ja,Heere

52ToenzeiHijtegenhen:Daaromisiedere schriftgeleerdedieonderwezenisinhetKoninkrijkder hemelen,gelijkaaneenheerdeshuizes,dieuitzijn voorraadnieuweenoudedingentevoorschijnhaalt.

53Enhetgebeurde,toenJezusdezegelijkenissen geëindigdhad,datHijvandaarvertrok

54ToenHijinZijnvaderlandgekomenwas,onderwees Hijheninhunsynagoge,zodatzijversteldstondenen zeiden:WaarheeftHijdezewijsheidendezekrachten vandaan?

55Isditnietdezoonvandetimmerman?Heetzijnmoeder nietMariaenzijnbroersJakobus,Joses,SimonenJudas?

56Enzijnzusters,zijnzijnietallenbijons?Vanwaarheeft dandezemanaldezedingen?

57EnzijnamenaanstootaanHemMaarJezuszeidetot hen:Eenprofeetisnietzondereer,behalveinzijn vaderlandeninzijnhuis

58EnHijdeeddaarnietveelkrachten,vanwegehun ongeloof.

HOOFDSTUK14

1IndietijdhoordeHerodes,deviervorst,vanderoemvan Jezus,

2EnHijzeidetotZijndienaren:DitisJohannesdeDoper; Hijisopgewektuitdedoden,endaaromopenbarenzich krachteninHem

3WantHerodeshadJohannesgegrepen,geboeideninde gevangenisgezetterwillevanHerodias,devrouwvanzijn broerFilippus

4WantJohanneszeitegenHem:Hetisunietgeoorloofd haartehebben

5Entoenhijhemwildedoden,washijbangvoorhetvolk, omdatzehemvooreenprofeethielden.

6ToendeverjaardagvanHerodeswerdgevierd,danstede dochtervanHerodiasvoorhen,enzijbevielHerodes

7Toenbeloofdehijhaarmeteeneeddathijhaaralleszou gevenwatzezouvragen

8Enzij,dievantevorendoorhaarmoederonderrichtwas, zei:GeefmijhierhethoofdvanJohannesdeDoperineen schaal

9Endekoningwasbedroefd;maarterwillevandeeeden vanhendiemethemaantafelzaten,bevalhijdathethaar gegevenzouworden

10EnhijstuurdeiemandenonthoofddeJohannesinde gevangenis.

11Enzijnhoofdwerdopeenschaalbinnengebrachtenaan hetmeisjegegeven;enzijbrachthetnaarhaarmoeder

12Enzijndiscipelenkwamen,namenhetlichaamopen begroevenhet,engingenheenenberichttenhetaanJezus

13ToenJezusdithoorde,vertrokHijvandaarperschip naareeneenzameplaats,eenzaamenafgelegen.Toende mensendithoorden,volgdenzeHemtevoetbuitende steden.

14EnJezusgingnaarbuitenenzageengrotemenigte,en Hijwerdmetontfermingoverhenbewogen,enHijgenas hunzieken

15Toenhetavondgewordenwas,kwamenzijndiscipelen naarhemtoeenzeiden:Dezeplaatsiseenzaamendetijd isalverstrekenStuurdemenigteweg,zodatzenaarde dorpenkunnengaanenvoedselvoorzichzelfkunnen kopen

16MaarJezuszeitegenhen:Hetisnietnodigdatze weggaan;geeftuhunteeten

17EnzijzeidentotHem:Wijhebbenhierslechtsvijf brodenentweevissen.

18Hijzei:Brengzehierbijmij

19EnHijgebooddemenigteophetgrastegaanzitten,en Hijnamdevijfbrodenendetweevissen,enHijkeekop naardehemel,sprakdezegenuit,enHijbrakdebrodenen gafzeaanZijndiscipelen,endediscipelengavenzeaande menigte.

20EnzijatenallenenwerdenverzadigdEnmenhaalde vandeovergeblevenbrokkentwaalfvollemandenop 21Endegenendiegegetenhadden,warenongeveer vijfduizendmannen,vrouwenenkinderenniet meegerekend

22EnterstonddwongJezuszijndiscipeleninhetschipte gaanenvóórHemnaardeoverkanttevaren,terwijlHijde scharenzouwegsturen.

23NadatHijdemenigtehadweggestuurd,gingHijde bergopomindeeenzaamheidtebiddenToenhetavond werd,wasHijdaaralleen.

24Hetschiplaginmiddelsmiddenopzeeenwerddoorde golvenheenenweergeslingerd,omdatdewindhem tegenstond.

25EnindevierdenachtwakekwamJezusnaarhentoe, lopendoverdezee

26ToendediscipelenHemopdezeezagenlopen,raakten zeinpaniekenzeiden:Hetiseenspook!Enze schreeuwdenvanangst

27MaarJezussprakhenterstondaanenzei:Wees welgemoed,Ikbenhet;weesnietbevreesd

28EnPetrusantwoorddeHemenzeide:Heere,indienGij hetzijt,gebiedmijdanoverhetwaternaarUtoetekomen.

29Enhijzeide:Kom!EntoenPetrusuithetschipwas afgedaald,liephijophetwater,omtotJezustegaan

30Maartoenhijzaghoehevigdewindwas,werdhijbang; entoenhijbegontezinken,schreeuwdehij:Heere,redmij!

31EnterstondstrekteJezuszijnhanduit,greephemvast enzeitegenhem:Kleingelovige,waaromhebtugetwijfeld?

32Toenzijinhetschipstapten,gingdewindliggen

33Toenkwamendeinzittendenvanhetschipnaarhemtoe enaanbadenhem,zeggende:Waarlijk,GijzijtdeZoonvan God

34Toenzijovergestokenwaren,kwamenzijinhetland Gennesaret.

35Toendemannenvandieplaatsvanhemhoorden, stuurdenzijbodennaardehelestreekeromheenen brachtenallendieziekwarenbijhem.

36EnzijsmeektenHemdatzijalleendezoomvanZijn kleedmochtenaanrakenEnallendiedatdeden,werden volkomengezond.

HOOFDSTUK15

1ToenkwamenerschriftgeleerdenenFarizeeënuit JeruzalemnaarJezusenzeiden:

2Waaromovertredenuwdiscipelendeoverleveringvande oudsten?Zijwassenhunhandenniet,wanneerzijbrood eten

3MaarHijantwoorddeenzeidetothen:Waarom overtreedtookgijhetgebodGods,dooruwoverlevering?

4WantGodheeftgeboden:Eeruwvaderenuwmoeder, en:Wiezijnvaderofmoedervervloekt,moetdedood sterven

5Maargijzegt:Alwietotzijnvaderofmoederzegt:Al hetgeengijvanmijhadtkunnenverkrijgen,iseengave,die zalhijaanzijnvaderofmoedergeven

6Eneerzijnvaderofzijnmoederniet,hijzalvrijzijn AldushebtgijhetgebodGodskrachteloosgemaaktdoor uwoverlevering

7Huichelaars,terechtheeftJesajaoverugeprofeteerd, toenhijzei:

8DitvolkeertMijmetdelippen,maarhunhartisvervan Mij

9MaartevergeefsvererenzijMij,wantzijonderwijzen leringendiegebodenvanmensenzijn

10EnHijriepdemenigtebijzichenzeidetothen:Hoort enverstaat

11Nietwatdemondingaat,maaktdemensonrein,maar watdemonduitkomt,datmaaktdemensonrein.

12Toenkwamenzijndiscipelenenzeidentegenhem: WeetudatdeFarizeeënaanstootnamentoenzedeze woordenhoorden?

13MaarHijantwoorddeenzei:ElkeplantdieMijn hemelseVadernietgeplantheeft,zaluitgeroeidworden 14Laathengaan;zijzijnblindeleidersderblinden.En indiendeblindedeblindeleidt,zullenzijbeideninde grachtvallen

15ToenantwoorddePetrusenzeitegenHem:Legons dezegelijkenisuit

16EnJezuszei:Zijtookgijnogzonderinzicht?

17Begrijptunognietdatalleswatdemondingaat,inde buikterechtkomtendoordemondwordtuitgestoten?

18Maarwatuitdemondkomt,komtuithethartvoort,en datmaaktdemensonrein.

19Wantuithethartkomenbozeoverleggingen,moord, overspel,hoererij,diefstal,valsegetuigenissen, godslasteringen.

20DatzijndedingendiedemensonreinmakenMaarmet ongewassenhandeneten,maaktdemensnietonrein

21ToengingJezusvandaarenvertroknaarhetgebiedvan TyrusenSidon

22Enzie,eenKanaänitischevrouwkwamuitdatgebied enrieptotHem:Weesmijgenadig,Heere,ZoonvanDavid! Mijndochterwordtvreselijkgekwelddooreenduivel

23MaarHijantwoorddehaarnietéénwoordEnZijn discipelenkwamenenbadenHem,zeggende:Laathaar weg,wantzijroeptonsna

24MaarHijantwoorddeenzeide:Ikbenslechtsgezonden totdeverlorenschapenvanhethuisvanIsraël.

25Toenkwamzijnaarhemtoe,boogvoorhemneerenzei: ‘Heer,helpmij!’

26MaarHijantwoorddeenzeide:Hetisnietgoedhet broodvandekinderentenemenenhetaandehondenvoor tewerpen.

27Enzijzeide:Ja,Heere,wantookdehondenetenvande kruimels,dievandetafelhunnerherenvallen

28ToenantwoorddeJezusenzeidetothaar:Ovrouw, grootisuwgeloof;ugeschiedegelijkgijwilt.Enhaar dochterwerdgezondvandatzelfdeuuraf

29EnJezusvertrokvandaarenkwamdichtbijhetmeer vanGalilea;HijklomdebergopenzetteZichdaarneer

30EnerkwamengrotemenigtennaarHemtoe,die kreupelen,blinden,stommen,verminktenenveleanderen bijzichhadden,enzijwierpenhenaandevoetenvanJezus, enHijgenashen

31Daaromverwonderdedemenigtezich,toenzijzagen datdestommenkondenspreken,deverminktengezond

kondenworden,dekreupelenkondenlopenendeblinden kondenzien.EnzijverheerlijktendeGodvanIsraël.

32ToenriepJezuszijndiscipelenbijzichenzei:Ikheb medelijdenmetdemenigte,wantzezijnnualdriedagen bijMijgeblevenenhebbennietsteeten.Ikzalzeniet zondervoedselwegsturen,wantanderszoudenze onderwegbezwijken

33EnzijndiscipelenzeidentotHem:Waarzoudenwijin dewoestijnzoveelbroodvandaanhalen,datwijzulkeen grotemenigtekunnenverzadigen?

34EnJezuszeidetothen:Hoeveelbrodenhebtgij?Enzij zeiden:Zevenenenkelevisjes

35Enhijgebooddemenigte,datzijopdegrondmoesten gaanzitten

36EnHijnamdezevenbrodenendevissen,sprakhet dankgebeduit,brakzeengafzeaanZijndiscipelen,ende discipelengavenzeaandemenigte

37EnzijatenallenenwerdenverzadigdEnzijhaalden hetovergeblevenevanhetgebrokenvleesop,zevenvolle manden

38Enzijdiegegetenhebben,warenvierduizendmannen, nietmeegerekenddevrouwenenkinderen.

39Enhijlietdemenigteheengaan,gingaanboordvaneen schipenkwamindeomgevingvanMagdala

HOOFDSTUK16

1OokdeFarizeeënkwamenmetdeSadduceeënen verzochtenHemomhuneentekenuitdehemeltelaten zien

2Hijantwoorddeenzeidetothen:Wanneerhetavond wordt,zegtgij:Hetzalmooiweerzijn,wantdeluchtis rood

3En'smorgenszalhetslechtweerzijnvandaag,wantde luchtisroodendonkerGijhuichelaars,gijkunthet aanschijndeshemelsonderscheiden,maarkuntgijde tekenendertijdennietonderscheiden?

4Eengoddeloosenoverspeliggeslachtverlangteenteken; enhunzalgeentekengegevenworden,danhettekenvan Jona,denprofeet.Enhijverliethenengingheen.

5Toenzijnleerlingenaandeoverkantkwamen,warenze vergetenbroodmeetenemen

6ToenzeiJezustegenhen:Weesopuwhoedevoorde zuurdesemvandeFarizeeënendeSadduceeën

7Enzijoverlegdenonderelkanderenzeiden:Datkomt, omdatwijgeenbroodhebbenmeegenomen.

8ToenJezusditbegreep,zeiHijtegenhen: Kleingelovigen,waaromoverlegtuonderelkaar,omdatu geenbroodhebtmeegebracht?

9Begrijptuhetnogsteedsniet,enherinnertuzichnog steedsnietdevijfbrodenvandevijfduizend,enhoeveel mandenuhebtopgepakt?

10Ooknietdezevenbrodenvandevierduizend,en hoeveelmandenjulliehebbenopgepakt?

11Hoekomthetdatunietbegrijptdatikunietoverbrood hebgezegddatuopuwhoedemoetzijnvoorde zuurdesemvandeFarizeeënendeSadduceeën?

12ToenbegrepenzijdatHijhunnietophunhoedehad voorhetzuurdeeginhetbrood,maarvoordeleervande FarizeeënenSadduceeën.

13ToenJezusindeomgevingvanCaesareaFilippi gekomenwas,vroegHijzijndiscipelen:Wiezeggende mensendatdeMensenzoonis?

14Enzijzeiden:Sommigenzeggen,datGijzijtJohannes deDoper;anderen,datGijEliazijt,enanderen,datGij Jeremiazijtofeenvandeprofeten

15Hijzeitegenhen:MaarwiezegtudatIkben?

16EnSimonPetrusantwoorddeenzeide:Gijzijtde Christus,deZoonvandelevendeGod

17EnJezusantwoorddeenzeidetothem:Zaligzijtgij, SimonBarjona,wantvleesenbloedhebbenudatniet geopenbaard,maarMijnVader,Dieindehemelenis 18EnIkzegu,datgijPetruszijt,enopdezepetrazalIk Mijngemeentebouwen,endepoortenderhelzullenhaar nietoverweldigen

19EnIkzaludesleutelsvanhetKoninkrijkderhemelen geven,enalwatgijopdeaardebindt,zalindehemel gebondenzijn,enalwatgijopdeaardeontbindt,zalinde hemelontbondenzijn.

20ToengeboodHijzijndiscipelendatzijaanniemand mochtenzeggendatHijJezus,deChristus,was

21VanafdietijdbegonJezusaanzijndiscipelentelaten ziendatHijnaarJeruzalemmoestgaanenveelmoest lijdenvandekantvandeoudsten,deoverpriestersende schriftgeleerden,endatHijgedoodzouwordenenopde derdedagzouopstaan

22ToennamPetrusHemonderzijnhoedeenbegonHem tebestraffen,zeggende:Heere,ditgeschiedeUniet!

23MaarHijkeerdeZichomenzeitegenPetrus:Gaweg vanMij,satan,jijbenteenstruikelblokvoorMij,wantje bedenktnietdedingenvanGod,maardievandemensen.

24ToenzeiJezustegenzijndiscipelen:Alsiemandachter Mijaanwilkomen,moethijzichzelfverloochenen,zijn kruisopnemenenMijvolgen.

25Wantiederdiezijnlevenwilbehouden,zalhet verliezen;maariederdiezijnlevenverliestomwillevan Mij,zalhetvinden.

26Wantwatbaatheteenmens,alshijdehelewereldwint, maarschadelijdtaanzijnziel?Ofwatzaleenmensgeven inruilvoorzijnziel?

27WantdeZoondesmensenzalkomenindeheerlijkheid vanzijnVader,metzijnengelen,endanzalhijieder vergeldennaarzijndaden.

28Voorwaar,Ikzegu:Erzijnsommigenvandehier aanwezigen,diededoodnietzullensmaken,voordatzijde Mensenzooninzijnkoninkrijkhebbenzienkomen.

HOOFDSTUK17

1EnnazesdagennamJezusPetrus,JakobusenJohannes, zijnbroer,meeenbrachthenalleenopeenhogeberg,

2EnHijveranderdevoorhunogenvangedaante;Zijn gezichtstraaldealsdezonenZijnkledingwerdwitalshet licht

3Enzie,aanhenverschenenMozesenElia,diemetHem spraken

4ToenantwoorddePetrusenzeidetotJezus:Heere,hetis goed,datwijhierzijnIndienGijwilt,latenwijhierdrie tentenmaken,éénvoorU,éénvoorMozesenéénvoor Elia.

5TerwijlHijnogsprak,zie,eenlichtendewolk overschaduwdehen,enzie,eenstemuitdewolkzei:Ditis

MijngeliefdeZoon,inWieIkMijnwelbehagenheb; luisternaarHem.

6Toendediscipelendithoorden,wierpenzezichmethet gezichtteraardeenwerdenzeerbevreesd.

7EnJezuskwambijhen,raaktehenaanenzei:Staopen weesnietbang

8Entoenzijhunogenopsloegen,zagenzijniemand, behalveJezusalleen.

9Toenzijvandebergafdaalden,geboodJezushun:Vertel niemandwatuhebtgezien,totdatdeMensenzoonuitde dodenisopgewekt

10EnzijndiscipelenvroegenHem:Waaromzeggende schriftgeleerdendandatEliaeerstmoetkomen?

11EnJezusantwoorddeenzeidetothen:Eliazalweleerst komenenallesherstellen

12MaarIkzegu,datEliasalgekomenis,enzijhebben hemnietgekend,maarhebbenhemgedaanalwatzij wilden;alzozalookdeZoondesmensendoorhenlijden

13ToenbegrependediscipelendatHijtothenover JohannesdeDopersprak

14Toenzijbijdemenigtekwamen,kwamereenmannaar Hemtoe,dievoorHemopdeknieënvielenzei:

15HEERE,weesmijnzoongenadig,wanthijismaanziek enheeftveelpijnHijvaltnamelijkdikwijlsinhetvuuren inhetwater.

16Enikhebhembijuwdiscipelengebracht,maarzij kondenhemnietgenezen

17ToenantwoorddeJezusenzeide:O,ongelovigen verkeerdgeslacht,hoelangzalIknogbijuzijn?Hoelang zalIkunogverdragen?BrenghemhierbijMij

18EnJezusbestraftededuivel,endezegingvanhemweg; enhetkindwerdvandatzelfdemomentafgenezen

19ToenkwamendediscipelenalleenbijJezusenzeiden: Waaromkondenwijhemnietuitwerpen?

20EnJezuszeidetothen:VanwegeuwongeloofWant voorwaar,Ikzegu,indiengijeengeloofhadalseen mosterdzaad,gijzoudttotdezebergzeggen:Verplaatsu vanhiernaardaar,enhijzalzichverplaatsen,ennietszalu onmogelijkzijn

21Maarditsoortgaatalleenuitdoorgebedenvasten.

22EnterwijlzijinGalileaverbleven,zeiJezustothen:De Zoondesmensenzalovergeleverdwordenindehanden vanmensen.

23EnzijzullenHemdoden,entenderdendagezalHij opgewektwordenEnzijwerdenzeerbedroefd 24ToenzijteKapernaümkwamen,kwamende incasseerdersvandeschattingnaarPetrusenzeiden: Betaaltuwheerdeschattingniet?

25Hijzei:JaEntoenhijinhethuisgekomenwas, voorkwamJezushem,zeggende:Watdunktu,Simon?Van wieheffendekoningenderaardetolofschatting?Vanhun eigenkinderen,ofvanvreemden?

26PetruszeidetotHem:VanvreemdenJezuszeidetot hem:Danzijndekinderenvrij

27Maaropdatwijhungeenaanstootgeven,gajijnaarde zee,werpeenvishaakuitenhaaldeeerstevisdie bovenkomtboven.Doezijnbekopenenjezulteen geldstukvindenNeemdatengeefhethunvoormijen voorjou

HOOFDSTUK18

1OpdatzelfdemomentkwamendediscipelennaarJezus toeenvroegen:WieisdegrootsteinhetKoninkrijkder hemelen?

2EnJezusriepeenkleinkindbijZich,enzettedatinhet middenvanhen,

3EnHijzeide:Voorwaar,Ikzegu,indiengijuniet bekeertenwordtalsdekinderen,zultgijhetKoninkrijk derhemelenvoorzekernietbinnengaan

4Wiezichdusvernedertalsditkind,dieisdegrootstein hetKoninkrijkderhemelen

5Enwiezo’nkindinmijnnaamontvangt,ontvangtmij.

6Maarwieeenvandezekleinen,dieinMijgeloven,tot zondeverleidt,hetzoubetervoorhemzijndateen molensteenomzijnnekwerdgehangenenhijindediepte vandezeewerdverzwolgen

7Weedewereldvanwegedestruikelblokken,wanthetis onvermijdelijkdaterstruikelblokkenkomen.Maarweede mensdoorwiedestruikelblokkenkomen!

8Indiendanuwhandofuwvoetutotzondeverleidt,hak zeafenwerpzevanu.Hetisbetervoorukreupelof verminkthetlevenintegaan,danmettweehandenoftwee voeteninheteeuwigevuurgeworpenteworden

9Enalsuwoogutotzondeverleidt,rukhetdanuiten werphetvanuHetisbetervoorumetéénooghetlevenin tegaan,danmettweeogeninhethelsevuurgeworpente worden.

10LetopdatunietéénvandezekleinenverachtWantIk zegudathunengelenindehemelaltijdhetaangezicht aanschouwenvanMijnVader,Dieindehemelis.

11WantdeZoondesmensenisgekomenomzaligte makenwatverlorenwas

12Watdunktu?Alsiemandhonderdschapenheeftenéén daarvanraaktafgedwaald,zalhijdannietde negenennegentigachterlatenenindebergenhet afgedwaaldezoeken?

13Enindienhethemlukthettevinden,voorwaar,Ikzegu, danverheugthijzichmeeroverdateneschaapdanoverde negenennegentigdienietverdwaaldwaren.

14ZoishetooknietdewilvanuwVaderindehemel,dat éénvandezekleinenverlorengaat

15Enwanneeruwbroedertegenuzondigt,gadanheenen wijshemterechtinpersoon,ondervierogenIndienhij naaruluistert,hebtuuwbroedergewonnen

16Maaralshijnietnaaruluistert,neemdannogeenof tweegetuigenmee,zodatindemondvantweeofdrie getuigenelkwoordvaststaat.

17Enindienhijnietnaarhenluistert,zeghetdanaande gemeente;enindienhijnietnaardegemeenteluistert,dan zalhijvooruzijnalseenheideneneentollenaar

18Voorwaar,Ikzegu:Alwatgijopdeaardebindt,zalin dehemelgebondenzijn;enalwatgijopdeaardeontbindt, zalindehemelontbondenzijn

19Ikzegunogmaals:alstweevanuopdeaardeiets eenstemmigvragen,zalhethuntendeelvallenvanmijn Vader,dieindehemelenis.

20Wantwaartweeofdrieinmijnnaambijeenzijn,daar benikinhunmidden

21ToenkwamPetrusnaarHemtoeenzei:Heere,hoe vaakzalmijnbroedertegenmijzondigenenikhem vergeven?Totzevenmaaltoe?

22Jezuszeitegenhem:Ikzegje,niettotzevenmaaltoe, maartotzeventigmaalzevenmaal.

23DaaromishetKoninkrijkderhemelentevergelijken meteenkoningdierekeningwildehoudenmetzijn dienaren.

24Toenhijbegonafterekenen,werderiemandbijhem gebrachtdiehemtienduizendtalentenschuldigwas

25Maartoenhijnietkonbetalen,gafzijnheerbeveldat hijverkochtmoestworden,samenmetzijnvrouw,zijn kinderenenalleswathijhad,endatdebetalinggedaan moestworden

26Dedienaarvielneer,aanbadHemenzei:Heere,heb geduldmetmij,enikzalUallesbetalen.

27Toenkreegdeheervandiedienaarmedelijden,liethem gaanenscholdhemdeschuldkwijt

28Maardiezelfdeslaafgingnaarbuitenentrofeenvan zijnmedeslavenaan,diehemhonderdpenningenschuldig wasHijgreephemvast,greephembijdekeelenzei: Betaalmijwatjeschuldigbent.

29Toenvielzijnmedeslaafaanzijnvoetenneeren smeektehem:Hebgeduldmetmij,danzalikualles betalen.

30Maarhijwildeniet,maargingheenenwierpheminde gevangenis,totdathijdeschuldbetaaldzouhebben

31Toenzijnmededienarenzagenwatergebeurdwas, werdenzeergbedroefdZegingennaarhunheeren verteldenhemalleswatergebeurdwas

32Toenlietzijnheerhemroepenenzeitegenhem: Slechtedienaar,ikhebjealdieschuldkwijtgescholden, omdatjehetmijgevraagdhebt

33Hadookjijgeenmedelijdenmoetenhebbenmetje medeslaaf,zoalsikmedelijdenhadmetjou?

34Enzijnheerwerdtoornigenleverdehemoveraande pijnigers,totdathijallesbetaaldzouhebbenwathijhem schuldigwas

35ZozalookmijnhemelseVadermetudoen,alsuniet vanhartevergeeft,eeniederzijnbroederzijn overtredingen

HOOFDSTUK19

1Enhetgebeurde,toenJezusdezewoordengeëindigdhad, datHijvertrokuitGalileaenkwaminhetgebiedvanJudea, overdeJordaan

2EneengrotemenigtevolgdeHem,enHijgenashendaar 3OokdeFarizeeënkwamennaarHemtoeomHemopde proeftestellenenzeidentegenHem:Isheteenman geoorloofdzijnvrouwomallerleiredenenteverstoten?

4EnHijantwoorddeenzeidetothen:Hebtgijnietgelezen, datHij,Diehenvandenbeginnegemaaktheeft,henman envrouwgemaaktheeft,

5Engezegd:Daaromzaleenmanzijnvaderenmoeder verlatenenzichaanzijnvrouwhechten,endietweezullen totéénvleeszijn

6Daaromzijnzijnietmeertwee,maaréénvleesWatGod dansamengevoegdheeft,scheidedemensniet

7ZijzeidentotHem:WaaromheeftMozesdangeboden eenscheidingsbrieftegevenenhaartochteverstoten?

8Hijzeitegenhen:Mozesheeftvanwegedehardheidvan uwharttoegestaandatuuwvrouwverstootte.Maarvan hetbeginafishetzonietgeweest

9EnIkzegu:Wiezijnvrouwverstoot,behalveom hoererij,eneenanderetrouwt,diepleegtoverspel.Enwie meteenverstotenetrouwt,pleegtoverspel

10ZijndiscipelenzeidentegenHem:Alsdezaakvaneen manmetzijnvrouwzois,ishetnietgoedomtetrouwen.

11MaarHijzeitegenhen:Nietiedereenkanditwoord aanvaarden,behalvezijaanwiehetgegevenis

12Wanterzijnontmanden,diezogeborenzijnuitde baarmoedervanhunmoeder;enerzijnontmanden,die doordemensenontmandzijn;enerzijnontmanden,die zichzelfontmandhebbenomhetKoninkrijkderhemelen Wiehetkanontvangen,dieontvangehet

13ToenwerdenerkleinekinderenbijHemgebracht,opdat HijhundehandenzouopleggenenzoubiddenEnde discipelenbestraftenhen

14MaarJezuszei:Laatdekinderenbegaanenverhinder hennietbijMijtekomen,wantvoorzodanigenishet Koninkrijkderhemelen

15EnHijlegdehundehandenopenvertrokvandaar.

16Enzie,iemandkwamnaarHemtoeenzei:Goede Meester,watvoorgoedsmoetikdoenomheteeuwige leventebeërven?

17EnHijzeidetotHem:WaaromnoemtGijMijgoed? NiemandisgoeddanEén,namelijkGod;maarindienGij tothetlevenwiltingaan,onderhouddegeboden.

18HijzeidetotHem:Welke?Jezuszeide:Gijzultniet doden,gijzultgeenoverspelplegen,gijzultnietstelen,gij zultgeenvalsgetuigenisafleggen,

19Eeruwvaderenuwmoeder,en:Uzultuwnaaste liefhebbenalsuzelf

20DejongelingzeitegenHem:Aldezedingenhebik onderhoudenvanmijnjeugdafWatontbreektmijnog?

21Jezuszeitegenhem:Alsjevolmaaktwiltzijn,gadan heen,verkoopwatjehebtengeefhetaandearmen,enje zulteenschatindehemelhebben;komdanterugenvolg Mij

22Toendejongemandezewoordenhoorde,ginghij bedroefdweg,wanthijhadveelbezittingen

23ToenzeiJezustegenzijndiscipelen:Voorwaar,Ikzegu, dateenrijkemoeilijkhetKoninkrijkderhemelenzal binnengaan

24EnnogmaalszegIku:Hetisgemakkelijkerdateen kameeldoorhetoogvaneennaaldgaat,dandateenrijke hetKoninkrijkvanGodbinnengaat

25Toenzijndiscipelendithoorden,warenzezeer verbaasdenzeiden:Wiekanerdanbehoudenworden?

26MaarJezuskeekhenaanenzeitegenhen:Voorde mensenisdatonmogelijk,maarvoorGodzijnalledingen mogelijk

27ToenantwoorddePetrusenzeidetotHem:Zie,wij hebbenallesverlatenenzijnUgevolgd;watzalonsdan overkomen?

28EnJezuszeidetothen:Voorwaar,Ikzegu,datgij,die Mijgevolgdzijt,indewedergeboorte,wanneerdeZoon desmensenzalzittenopdetroonvanZijnheerlijkheid, ookgijzultzittenoptwaalftronenendetwaalfstammen vanIsraëlzultoordelen.

29Eniederdiehuizen,broersofzusters,vaderofmoeder, vrouw,kinderenofakkersheeftverlatenommijnsnaams wil,zalhonderdvoudigontvangenenheteeuwigeleven beërven

30Maarveeleerstenzullendelaatstenzijn,enveel laatstendeeersten.

HOOFDSTUK20

1WanthetKoninkrijkderhemelenisgelijkaaneenheer deshuizes,die'smorgensvroegeropuitgingomarbeiders voorzijnwijngaardintehuren.

2Ennadathijmetdearbeidersovereenstemminghad bereiktovereenpenningperdag,stuurdehijhennaarzijn wijngaard

3Enomstreekshetderdeuurginghijnaarbuitenenzag anderenwerkeloosopdemarktstaan,

4Enzeidetothen:Gaatookgijliedenindenwijngaard,en watbillijkis,zalikugevenEnzijgingenheen

5Omstreekshetzesdeennegendeuurginghijopnieuwop padendeedhetzelfde

6Enomstreekshetelfdeuurginghijweernaarbuitenen vondnoganderenwerkloosstaan.Hijzeitegenhen: Waaromstaanjulliehierdeheledagwerkloos?

7Zijzeidentothem:Omdatniemandonsgehuurdheeft Hijzeidetothen:Gaatookgijliedenindewijngaard,en watbillijkis,datzultgijontvangen

8Toenhetavondgewordenwas,zeideheervande wijngaardtegenzijnrentmeester:Roepdearbeidersen betaalhunhetloon,tebeginnenbijdelaatstenenzototde eersten

9Toendemannenkwamendieomstreekshetelfdeuur ingehuurdwaren,ontvingenzijiedereenpenning

10Maartoendeeerstenkwamen,meendenzedatzemeer zoudenontvangen;enookzijkregeniedereenpenning.

11Entoenzijhetontvangenhadden,mordenzijtegende heerdeshuizes,

12Zijzeiden:Dezelaatstenhebbenslechtséénuur gewerkt,enGijhebthengelijkgesteldaanons,diedelast endehittevandedaghebbengedragen

13MaarHijantwoorddeeenvanhenenzeide:Vriend,ik doeugeenonrecht;zijtgijhetnietmetmijeensgeworden overeenpenning?

14Neemwatvanuisengaheen;ikzalaandezelaatste geven,evenalsaanu

15Ishetmijnietgeoorloofdmethetmijnetedoenwatik wil?Isuwoogboos,omdatikgoedben?

16Zozullendelaatstendeeerstenzijn,endeeerstende laatstenWantvelenzijngeroepen,maarweinigen uitverkoren.

17EnJezusgingopnaarJeruzalemennamdetwaalf discipelenapartopdeweg,enzeitegenhen:

18Zie,wijgaanopnaarJeruzalem,endeZoondes mensenzalovergeleverdwordenaandeoverpriestersende schriftgeleerden,enzijzullenHemterdoodveroordelen, 19EnzijzullenHemoverleverenaandeheidenen,om Hemtebespotten,entegeselen,entekruisigen,enopde derdedagzalHijopstaan

20ToenkwamdemoedervanZebedeüsmethaarzonen naarHemtoeZeaanbadHemenvroegHemomiets

21Enhijzeidetothaar:Watwiltgij?Zijzeidetothem: Geef,datdezemijntweezonenmogenzitten,deeenaan uwrechterhand,endeanderaanuwlinkerhand,inuw koninkrijk.

22MaarJezusantwoorddeenzeide:Gijweetniet,watgij vraagtKuntgijdrinkenuitdebeker,dieIkzaldrinken,en

Mattheus gedooptwordenmetdedoop,waarmeeIkgedooptword? ZijzeidentotHem:Wijkunnen.

23EnHijzeidetothen:GijzultweluitMijndrinkbeker drinken,enmetdedoop,waarmeeIkgedooptword,zult gijgedooptworden;maarhetzittenaanMijnrechterhand enaanMijnlinkerhandisnietaanMijomtegeven,maar hetzalgegevenwordenaanhenvoorwiehetbestemdis doorMijnVader.

24Toendetienanderendithoorden,werdenzewoedend opdetweebroeders

25MaarJezusriephenbijZichenzei:Uweetdatde leidersvandevolkenheerschappijoverhenuitoefenen,en derijkenoefenenmachtoverhenuit.

26MaarzomaghetonderunietzijnWieonderugroot wilworden,moetuwdienaarzijn

27Enwieonderudeeerstewilzijn,moetuwdienaarzijn.

28ZoalsookdeMensenzoonnietgekomenisomgediend teworden,maaromtedienenenzijnleventegevenals losprijsvoorvelen.

29ToenzijuitJerichovertrokken,volgdeHemeengrote menigte

30Enzie,tweeblinden,dielangsdewegzaten,hoorden datJezusvoorbijgingenriepen:Weesonsgenadig,Heere, ZoonvanDavid!

31Endemenigtebestraftehen,datzijmoestenzwijgen; maarzijschreeuwdendestemeerenzeiden:Weesons genadig,Heere,ZoonvanDavid!

32EnJezusbleefstaan,riephenbijzichenzei:Watwiltu datIkvoorudoenzal?

33ZijzeidentotHem:Heere,laatonzeogengeopend worden.

34Jezuswerdmetontfermingoverhenbewogenenraakte hunogenaanEnmeteenkondenhunogenzienenzij volgdenHem.

HOOFDSTUK21

1EntoenzijJeruzalemnaderdenenbijBethfagé,aande Olijfberg,kwamen,zondJezustweediscipelenuit,

2Enhijzeitothen:Ganaarhetdorpdattegenoveruligt, enterstondzultueenezelinvindendievastgebondenis, meteenveulenbijhaarMaakzelosenbrengzetotMij

3Enindieniemandietstotuzegt,zultgijzeggen:De Heereheeftzenodig;enHijzalzeterstondzenden

4Ditallesisgebeurd,opdatvervuldzouwordenwat gesprokenisdoordeprofeet,diezegt:

5ZegtegendedochtervanSion:Zie,uwKoningkomttot u,zachtmoedigenzittendopeenezelinenopeenveulen, hetjongvaneenezelin

6EndediscipelengingenheenendedenzoalsJezushun gebodenhad,

7Enzijbrachtendeezelinenhetveulen,endedenhun klerendaarop,enzijzettenhemdaarop

8Eneenzeergrotemenigtespreiddehunklerenuitopde weg;anderenhaktentakkenvandebomenafenstrooiden dieopdeweg

9Endemenigte,dievooraanenachteraanliep,riep: HosannavoordeZoonvanDavid!GezegendisHij,Die komtindeNaamdesHeren;Hosannaindehoogste hemelen.

10ToenHijinJeruzalemaankwam,raaktedehelestadin repenroer,enmenvroeg:Wieisdit?

11Endemenigtezeide:DitisJezus,deProfeetuit NazarethinGalilea.

12EnJezusgingdetempelvanGodbinnenenwierpallen eruitdieindetempelverkochtenenkochten,enHijkeerde detafelsvandewisselaarsom,endestoelenvanhendie deduivenverkochten,

13EnHijzeidetothen:Erstaatgeschreven:Mijnhuiszal eenhuisvangebedgenoemdworden,maargijhebthettot eenroversholgemaakt

14EnerkwamenblindenenkreupelennaarHemtoeinde tempel,enHijgenashen

15Toendeoverpriestersendeschriftgeleerdende wonderenzagendieHijdeed,endekinderenindetempel riepenenzeiden:Hosanna,deZoonvanDavid,werdenzij zeerverontwaardigd

16EnzeidetotHem:HoortGij,watdezenzeggen?En Jezuszeidetothen:Ja,hebtgijdannooitgelezen:Uitde mondderkinderkensenderzuigelingenhebtGijde lofprijzingvolbracht?

17HijverliethenengingdestaduitnaarBethanië,waar hijovernachtte

18Toenhijdevolgendemorgenindestadterugkwam, kreeghijhonger

19Entoenhijeenvijgenboomopdenwegzag,kwamhij tothem,envondernietsaan,danalleenbladeren,enzeide tothem:Laatervannuafaangeenvruchtaanugroeienin eeuwigheidEnterstondverdordedevijgenboom

20Toendediscipelendatzagen,verwonderdenzijzichen zeiden:Hoespoedigverdordtdevijgenboom!

21Jezusantwoorddeenzeitegenhen:Voorwaar,Ikzegu: alsugeloofhebtenniettwijfelt,zultunietalleendoenwat ermetdevijgenboomisgebeurd,maarookalsutegen dezebergzegt:Wordopgehevenenindezeegeworpen, danzalhetgebeuren.

22Enalwatuinhetgebedgelovigvraagt,zultu ontvangen

23ToenHijindetempelgekomenwas,kwamende overpriestersendeoudstenvanhetvolknaarHemtoe, terwijlHijaanhetonderwijzenwas,enzeiden:Opgrond vanwelkebevoegdheiddoetUdezedingen?Enwieheeft Udezebevoegdheidgegeven?

24EnJezusantwoorddeenzeidetothen:OokIkzaluéén dingvragen;alsgijhetMijzegt,zalIkhetueveneens zeggen,opgrondvanwelkebevoegdheidIkdezedingen doe

25DedoopvanJohannes,vanwaarwasdie?Uitdehemel, ofvandemensen?Enzijoverlegdenbijzichzelf,zeggende: Indienwijzeggen:Uitdehemel,zozalHijtotonszeggen: Waaromhebtgijhemdannietgeloofd?

26Maaralswijzeggen:Uitdemensen,danvrezenwijhet volk,wantallenbeschouwenJohannesalseenprofeet

27EnzijantwoorddenJezusenzeiden:Wijwetenhetniet. EnHijzeidetothen:EnIkzeguookniet,doorwelke machtIkdezedingendoe

28Maarwatdunktu?Eenzekermenshadtweezonen;en hijkwamtotdeeerste,enzeide:Zoon,gahedeninmijn wijngaardwerken.

29Hijantwoorddeenzei:IkwilnietMaarlaterkreeghij berouwenging

30Enhijkwamtotdetweede,enzeidehetzelfde.Enhij antwoorddeenzeide:Ikga,mijnheer;engingniet

31Ofvandietweedewilvanzijnvadergedaanheeft?Zij zeidentothem:Deeerste.Jezuszeidetothen:Voorwaar, Ikzegu,datdetollenaarsendehoerenuvoorgaaninhet KoninkrijkGods.

32WantJohannesistotugekomenopdewegvande gerechtigheid,enuhebthemnietgeloofdDetollenaarsen dehoerenhebbenhemechterwelgeloofdEnu,diehet gezienhebt,hebtulaternietbekeerd,zodatuinhemzou geloven

33Luisternaareenanderegelijkenis:Erwaseenheerdes huizesdieeenwijngaardplantte,ereenhegomheenzette, ereenwijnpersingroefeneentorenbouwde,enhij verhuurdehemaanwijnbouwers,engingnaareenverland.

34Toendetijdvandevruchtaanbrak,stuurdehijzijn dienarennaardelandbouwers,opdatzijdevruchtenervan zoudenontvangen.

35Toennamendelandbouwerszijnknechten,sloegende ene,dooddendeandereenstenigdeneenderde

36Hijstuurdeopnieuwanderedienaren,meerdaneerst,en zijdedenmethenhetzelfde

37Maartenslottestuurdehijzijnzoonnaarhentoeenzei: ‘Zezullenontzaghebbenvoormijnzoon.’

38Toendelandbouwersdezoonzagen,zeidenzeonder elkaar:DatisdeerfgenaamKom,latenwehemdodenen zijnerfenisinbezitnemen.

39Enzijgrepenhem,wierpenhembuitendewijngaarden dooddenhem

40Wanneerdeheervandewijngaardkomt,watzalhijdan metdiewijnbouwersdoen?

41ZijzeidentotHem:Hijzaldieslechtemannenopeen ellendigewijzeombrengenenZijnwijngaardaanandere wijnbouwersverpachten,dieHemopdejuistetijdde vruchtenzullenafdragen

42Jezuszeitegenhen:HebtunooitindeSchriftengelezen: Desteendiedebouwershebbenafgekeurd,istoteen hoeksteengewordenDitishetwerkvandeHeerenhetis wonderbaarinonzeogen?

43Daaromzegiku:HetkoninkrijkvanGodzalvanu wordenweggenomenengegevenaaneenvolkdatde vruchtendaarvanvoortbrengt.

44Iedereendieopdezesteenvalt,zalverpletterdworden Maariedereenopwiehijvalt,zaldoordesteenvermalen worden.

45ToendeoverpriestersendeFarizeeënzijngelijkenissen hoorden,begrepenzedathijoverhensprak

46Maartoenzehemwildengrijpen,warenzebangvoor demenigte,wantzehieldenhemvooreenprofeet

HOOFDSTUK22

1EnJezusantwoorddeensprakwederomtothendoor gelijkenissen,enzeide:

2HetKoninkrijkderhemelenisgelijkaaneenkoningdie eenbruiloftvoorzijnzoonorganiseerde,

3Enhijzondzijndienarenuitomdegenodigdenvoorde bruiloftteroepen,maarzijwildennietkomen

4Hijstuurdeweeranderedienareneropuitenzei:Zeg tegendegenodigden:Zie,ikhebmijnmaaltijd klaargemaakt;mijnrunderenenmijnmestveezijngeslacht enallesisgereed;komnaardebruiloft.

5Maarzijsloegenergeenachtopengingenheen,deeen naarzijnakker,deandernaarzijnkoopwaar

6Enhetoverblijfselgreepzijndienaren,mishandeldehen endooddehen.

7Toendekoningdithoorde,werdhijwoedendHij stuurdezijnlegerseropuit,dooddedemoordenaarsenstak hunstadinbrand.

8Toenzeihijtegenzijndienaren:Debruiloftisgereed, maardegenodigdenwarenhetnietwaard

9Gadaaromnaardehoofdwegenennodigiedereendieu tegenkomtuitvoordebruiloft

10Diedienarengingendusnaardewegenenverzamelden iedereendiezetegenkwamen,zowelslechtenalsgoeden Endebruiloftszaalwerdvolmetgasten

11Toendekoningbinnenkwamomdegastenteoverzien, zaghijdaareenmandiegeenbruiloftskleedaanhad

12Enhijzeidetothem:Vriend,hoezijtgijhier binnengekomen,zonderbruiloftskleedaantehebben?En hijwerdsprakeloos

13Toenzeidekoningtegendedienaren:Bindhemaan handenenvoeten,neemhemmeeenwerpheminde buitensteduisternisDaarzalgehuilzijnentandengeknars 14Wantvelenzijngeroepen,maarweinigenuitverkoren 15ToengingendeFarizeeënheenenberaadslaagdenhoe zijHeminZijnwoordenkondenverstrikken

16Enzijzondenhundiscipelen,metdeHerodianen,naar Hemtoe,enzeiden:Meester,wijweten,datGijwaarachtig zijtendewegGodsinwaarheidleertGijtrektUnaar niemandaan,wantGijzietdepersoondermensennietaan 17Zegonsdan:Watdunktu?Ishetgeoorloofdbelasting tebetalenaandekeizer,ofniet?

18MaarJezusbegreephunslechtheidenzei:Waaromstelt uMijopdeproef,huichelaars?

19ToonmijhetschattingsgeldEnzijbrachtenhemeen penning

20EnHijzeidetothen:Vanwieisditbeeldendit opschrift?

21ZijzeidentotHem:DeskeizersToenzeideHijtothen: Geefdandenkeizer,watdeskeizersis,enGod,watGods is

22Toenzijdezewoordenhoorden,warenzijverbaasdZij verlietenHemengingenheen.

23OpdiezelfdedagkwamendeSadduceeënnaarHemtoe, diebewerendatergeenopstandingis,envroegenHem:

24Mozeszei:Meester,alsiemandsterftzonderkinderente hebben,moetzijnbroermetdiensvrouwtrouwenenvoor zijnbroernageslachtverwekken

25Erwarennuzevenbroedersbijons.Deeerstewas getrouwdmeteenvrouwenwasgestorvenOmdathijgeen kinderenhad,liethijzijnvrouwnaaanzijnbroer.

26Evenzodetweede,endederde,totenmetdezevende 27Enhetlaatststierfookdevrouw

28Indeopstandingdan,vanwievandezevenzalzijde vrouwzijn?Wantzijhebbenhaarallengehad.

29Jezusantwoorddeenzeitegenhen:Julliedwalen, omdatjulliedeSchriftennietkennenenooknietdekracht vanGod

30Wantindeopstandingtrouwenzenietenwordenze nietuitgehuwelijkt,maarzezijnalsengelenvanGodinde hemel

31Maarwatdeopstandingvandedodenbetreft,hebtu nietgelezenwatGodtotugesprokenheeft,toenHijzei:

32IkbendeGodvanAbraham,deGodvanIsaakende GodvanJakob.GodisnieteenGodvandoden,maarvan levenden

33Toendemenigtedithoorde,raaktenzeverbijsterdover zijnleer.

34ToendeFarizeeënhoordendatHijdeSadduceeëntot zwijgenhadgebracht,kwamenzebijeen

35Eneenvanhen,eenwetgeleerde,steldeHemeenvraag omHemopdeproeftestellenenzei:

36Meester,watishetgrootstegebodindewet?

37Jezuszeitegenhem:HebdeHeer,uwGod,liefmet heeluwhart,metheeluwzielenmetheeluwverstand

38Ditisheteersteenhetgrotegebod.

39Enhettweede,daaraangelijk,is:Gijzultuwnaaste liefhebbenalsuzelf

40AandezetweegebodenhangtheeldeWetende Profeten

41TerwijldeFarizeeënbijeenwaren,vroegJezushun:

42Zeggende:WatdunktuvandeChristus?Wienszoonis Hij?ZijzeidentotHem:DeZoonvanDavid

43Hijzeitegenhen:HoekanDavidHemdanindegeest Heernoemen,alshijzegt:

44DeHEEREzeidetotmijnHeere:ZitGijaanMijn rechterhand,totdatIkUwvijandengemaakthebtoteen voetbankvoorUwvoeten.

45AlsDavidHemdanHeernoemt,hoekanHijdanzijn zoonzijn?

46Enniemandkonhemeenwoordantwoorden,envanaf diedagdurfdeniemandhemnogvragentestellen

HOOFDSTUK23

1ToensprakJezustotdemenigteentotzijndiscipelen:

2Zezeiden:DeschriftgeleerdenendeFarizeeënzittenop destoelvanMozes

3Alleswatzijuduszeggen,moetuinachtnemenendoen Maardoetnietnaarhunwerken,wantzijzeggenhetwel, maardoenhetniet

4Wantzijbindenlastensamendiezwaarenmoeilijkte dragenzijn,enleggendieopdeschoudersvandemensen, maarzelfwillenzijzemethunvingernietverroeren

5Maaralhunwerkendoenzijomdoordemensengezien teworden:zijmakenhungebedsriemenbreedenvergroten dezomenvanhunkleren,

6Enhebdeeersteplaatsenbijdefeestenlief,ende ereplaatsenindesynagogen,

7Enopdemarktenwordenzijgegroetendoordemensen aangesproken:Rabbi,Rabbi.

8Maarlaatunietrabbinoemen,wantéénisuwMeester, namelijkChristus,enubentallenbroeders

9Ennoemniemanduwvaderopdeaarde,wanteriséén Vadervooru,namelijkHijdieindehemelenis.

10Laatuookgeenmeestersnoemen,wantéénisuw

Meester:Christus

11Maarwieonderudegrootsteis,zaluwdienaarzijn

12Enalwiezichzelfverhoogt,zalvernederdworden,enal wiezichzelfvernedert,zalverhoogdworden.

13Maarweeu,schriftgeleerdenenFarizeeën,huichelaars, wantusluithetKoninkrijkderhemelenafvoordemensen Ugaaterzelfnietbinnenenulaatdegenendiewillen binnengaan,erooknietbinnen

14Weeu,schriftgeleerdenenFarizeeën,huichelaars,want ueetdehuizenvandeweduwenopenbidtvoordeschijn langDaaromzultueenzwaarderoordeelontvangen

15Weeu,schriftgeleerdenenFarizeeën,huichelaars,want ubereisdtzeeenlandoméénproseliettewinnen,en wanneeruhemeenmaalgewonnenhebt,maaktuhemtot eenkindvandehelinhetkwadraat

16Weeu,blindeleidslieden,diezegt:Alsiemandbijde tempelzweert,betekentdatnietsMaaralsiemandbijhet goudvandetempelzweert,ishijeenschuldenaar 17Gijdwazenenblinden!Wantwatismeerwaard,het goudofdetempeldiehetgoudheiligt?

18En:Wiezweertbijhetaltaar,danisdatniets;maarwie zweertbijdegavediedaaropligt,isschuldig

19Gijdwazenenblinden!Wantwatisgroter,degaveof hetaltaar,datdegaveheiligt?

20Wiedusbijhetaltaarzweert,zweertdaarbijenbijalles watdaaropis

21Enwiebijdetempelzweert,zweertdaarbijenbijhem diedaarinwoont

22Enwiezweertbijdehemel,zweertbijdetroonvanGod enbijHemDiedaaropzit.

23Weeu,schriftgeleerdenenFarizeeën,huichelaars,want ugeefttiendenvandemunt,dedilleendekomijn,enu laathetgewichtigstevandewetna:hetoordeel,de barmhartigheidendetrouwDezedingenhadumoeten doenenderestnietnalaten

24Blindeleiders,diedemuguitziftendekameeldoorslikt.

25Weeu,schriftgeleerdenenFarizeeën,huichelaars,want ureinigtdebuitenkantvandebekerendeschotel,maar vanbinnenzijnzevolroofenonmatigheid.

26BlindeFarizeeër,reinigeerstwatindebekereninde schotelis,danwordtookdebuitenkantervanrein

27Weeu,schriftgeleerdenenFarizeeën,huichelaars,want ulijktopwitgepleisterdegraven,dieervanbuitenwelmooi uitzien,maarvanbinnenzijnzevoldoodsbeenderenen allerleionreinheid.

28Zolijktookuvanbuitenrechtvaardigvoordemensen, maarvanbinnenbentuvolhuichelarijenongerechtigheid

29Weeu,schriftgeleerdenenFarizeeën,huichelaars,want ubouwtdegravenvandeprofetenenversiertdegraven vanderechtvaardigen,

30Enzeg:Alswijindedagenvanonzevaderengeleefd hadden,zoudenwijnietmethendeelhebbengehadaanhet bloedvandeprofeten

31Daaromgetuigtuzelfdatukinderenbentvanhendie deprofetengedoodhebben

32Maakdandemaatvanuwvaderenvol.

33Slangen,adderengebroed,hoezultuaande verdoemenisvandehelontkomen?

34Daarom,zie,Ikzendtotuprofeten,wijzenen schriftgeleerden;ensommigenvanhenzultgijdodenen kruisigen,enanderenvanhenzultgijgeseleninuw synagogenenvervolgenvanstadtotstad

35Opdatoverukomtalhetrechtvaardigebloeddatopde aardevergotenis,vanafhetbloedvanderechtvaardige AbeltothetbloedvanZacharias,dezoonvanBerechja,die ugedoodhebttussendetempelenhetaltaar

36Voorwaar,Ikzegu:aldezedingenzullenoverdit geslachtkomen.

37Jeruzalem,Jeruzalem,datdeprofetendoodtenstenigt wietotugezondenzijn,hoevaakhebIkuwkinderen

willenbijeenbrengen,zoalseenhenhaarkuikensonder haarvleugelsbijeenbrengt,engijhebtnietgewild! 38Zie,uwhuiswordtaanuovergelatenalseenwoestenij 39WantIkzegu:UzultMijvannuafaannietmeerzien, totdatuzegt:GezegendisHijDiekomtindeNaamvande Heer

HOOFDSTUK24

1EnJezusgingwegenverlietdetempelEnZijn discipelenkwamennaarHemtoeomHemdegebouwen vandetempeltetonen

2EnJezuszeidetothen:Ziengijditallesniet?Voorwaar, Ikzegu,erzalhiergeensteenopdeanderesteengelaten worden,dienietafgebrokenzalworden

3EntoenHijopdeOlijfbergzat,kwamendediscipelen alleennaarHemtoeenzeiden:Zegons,wanneerzullen dezedingengebeuren?EnwatishettekenvanUwkomst envandevoleindingvandewereld?

4EnJezusantwoorddeenzeidetothen:Ziettoe,dat niemanduverleide

5Wantvelenzullenkomenondermijnnaamenzeggen:Ik bendeChristus,enzijzullenvelenmisleiden

6Engijzulthorenvanoorlogenengeruchtenvanoorlogen Ziettoe,wordtnietverschrikt,wantaldezedingenmoeten geschieden,maarheteindeisernogniet

7Wanthetenevolkzaltegenhetanderevolkopstaan,en hetenekoninkrijktegenhetanderekoninkrijk;enerzullen hongersnoden,besmettelijkeziektenenaardbevingenzijn inverscheideneplaatsen

8Ditallesishetbeginvandeweeën.

9Danzullenzijuoverleverenaanverdrukkingenudoden, enuzultdoorallevolkengehaatwordenomwillevanmijn Naam.

10Endanzullenervelenaanstootnemen,enzijzullen elkaarverradenenelkaarhaten

11Enerzullenveelvalseprofetenopstaanenzijzullener velenverleiden

12Enomdatdeongerechtigheidtoeneemt,zaldeliefde vandemeestenverkillen.

13Maarwievolhardttotheteinde,diezalbehouden worden

14EnditEvangelievanhetKoninkrijkzalindegehele wereldgeprediktwordentoteengetuigenisvooralle volken;endanzalheteindekomen

15Wanneergijdandegruwelderverwoesting,waarvan gesprokenisdoordeprofeetDaniël,zultzienstaanopde heiligeplaats(wiehetleest,laathijdaaropletten)

16LatendandegenendieinJudeazijn,vluchtennaarde bergen

17Wieophetdakis,moetnietnaarbenedengaanomiets uitzijnhuismeetenemen.

18Enwieophetveldis,moetooknietterugkerenomzijn klerenoptehalen

19Enweedezwangerenendezogendenindiedagen!

20Biddatuwvluchtnietindewintervalt,enooknietop eensabbatdag.

21Wanterzaldaneengroteverdrukkingzijn,zoalserniet geweestisvanafhetbeginvandewereld,totnutoe,en zoalserooknooitmeerzijnzal.

22Enindiendiedagennietingekortwerden,zougeen vleesbehoudenworden;dochterwillevande uitverkorenenzullendiedageningekortworden

23Alsdaniemandtotuzegt:Zie,hierisdeChristus,of daar,geloofhetniet.

24Wanterzullenvalsechristussenenvalseprofeten opstaanenzijzullengrotetekenenenwonderendoen,zó datzij–alshetmogelijkzouzijn–ookdeuitverkorenen zoudenmisleiden

25Zie,Ikhebhetualeerdergezegd

26Alsmendantotuzegt:Zie,hijisindewoestijn,gaer nietheen;zie,hijisindebinnenkamers,geloofhetniet

27Wantzoalsdebliksemvanuithetoostenkomtenschijnt totinhetwesten,zozalookdekomstvandeZoondes mensenzijn

28Wantwaarhetkadaveris,daarverzamelenzichde arenden

29Enterstondnadeverdrukkingvandiedagenzaldezon verduisterdwordenendemaanzalhaarschijnselniet gevenendesterrenzullenvandehemelvallenende machtenvandehemelenzullengeschoktworden

30EndanzalhettekenvandeZoondesmensen verschijnenaandehemel;endanzullenallestammenvan deaarderouwbedrijven,enzijzullendeZoondesmensen zien,komenopdewolkenvandehemel,metgrotekracht enheerlijkheid

31EnHijzalZijnengelenuitzendenmetluid bazuingeschal,enzijzullenZijnuitverkorenen bijeenbrengenuitdevierwindstreken,vanheteneuiterste vandehemelentothetandere

32Leernudezegelijkenisvandevijgenboom:Wanneer zijntakalzachtwordtendebladerenuitspruiten,weetu daaraandatdezomernabijis

33Zomoetenookjullie,wanneerjulliealdezedingenzien, wetendathetnabijis,voordedeur

34Voorwaar,Ikzegu:Ditgeslachtzalzekerniet voorbijgaan,voordataldezedingengeschiedzijn.

35Hemelenaardezullenvoorbijgaan,maarmijnwoorden zullennooitvoorbijgaan

36Maarwanneerdiedagendatuurzullenkomen,weet niemand,ookdeengelenindehemelniet,maaralleenmijn Vader

37MaarzoalshetwasindedagenvanNoach,zozalook dekomstvandeZoondesmensenzijn

38Wantzoalszijindedagenvóórdezondvloedbezig warenmetetenendrinken,mettrouwenentenhuwelijk geven,totopdedagdatNoachindearkging,

39Enzijwistenhetniet,totdatdezondvloedkwamenhen allenwegnam;zozalookdekomstvandeZoondes mensenzijn

40Danzullenertweeophetveldzijn;deeenzalworden meegenomen,deanderachtergelaten.

41Tweevrouwenzullenaandemolenaanhetmalenzijn; deenezalwordenaangenomen,deandereachtergelaten

42Weesdaaromwaakzaam,wantgijweetnietopwelkuur uwHeerkomt

43Weetdit:alsdeheerdeshuizesgewetenhadinwelke nachtwakedediefzoukomen,zouhijgewaakthebbenen inzijnhuisniethebbenlateninbreken

44Daarommoetenookjulliebereidzijn,wantopeenuur waaropjehetnietverwacht,zaldeZoondesmensen komen

45Wieisdandetrouweenverstandigedienaar,diezijn heeroverzijndienstvolkheeftaangesteldomhunoptijd voedseltegeven?

46Zaligdiedienaar,diezijnheerbijzijnkomstzobezig vindt.

47Voorwaar,Ikzegu,dathijhemoveralzijnbezittingen zalaanstellen

48Maaralsdieslechteslaafinzijnhartzouzeggen:Mijn heerblijftuit,

49Enhijzalbeginnenzijnmededienstknechtenteslaan,en metdedronkaardsteetenentedrinken;

50Deheervandiedienaarzalkomenopeendagdathij hetnietverwacht,enopeenuurdathijnietweet,

51Enzijzullenheminstukkenhakkenenheminhetlot vandehuichelaarsdoendelen;daarzalgeweenzijnen tandengeknars.

HOOFDSTUK25

1DanzalhetKoninkrijkderhemelengelijkzijnaantien maagden,diehunlampennamenenuitgingen,de bruidegomtegemoet.

2Vijfvanhenwarenwijs,envijfwarendwaas

3Dedwazennamenhunlampenmee,maargeenolie

4Dewijzennamennaasthunlampenookoliemeeinhun kruiken

5Terwijldebruidegomuitbleef,werdenzeallemaal slaperigensliepenin.

6Entemiddernachtklonkereengeroep:Zie,de bruidegomkomt;gaatuitomhemteontmoeten

7Toenstondenaldiemeisjesopenmaaktenhunlampen inorde

8Endedwazezeidentotdewijzen:Geefonsvanuwolie, wantonzelampengaanuit.

9Maardewijzenantwoorddenenzeiden:Neen,opdater nietteveelzouzijnvooronsenvooru;gaatlievernaarde verkopersenkooptvooruzelf.

10Terwijlzijheengingenomtekopen,kwamde bruidegom,enzijdiegereedwaren,gingenmethemnaar binnennaardebruiloft,endedeurwerdgesloten.

11Daarnakwamenookdeanderemaagdenenzeiden: Heer,Heer,doeonsopen!

12MaarHijantwoorddeenzeide:Voorwaar,Ikzegu,Ik kenuniet

13Weesdanwaakzaam,wantuweetnietopwelkedagof opwelkuurdeMensenzoonkomt.

14WanthetKoninkrijkderhemelenisgelijkaaneenmens die,toenhijnaareenverlandreisde,zijndienarenriepen hunzijngoederentoevertrouwde

15Enaandeeengafhijvijftalenten,aaneenandertwee, enaaneenderdeéén;iedernaarzijnbekwaamheid;enhij reisdemeteenweg.

16Hijdiedevijftalentenontvangenhad,gingerhandel meedrijvenenverdiendeernogeensvijftalentenbij

17Enopdezelfdewijzewondegenedieertweeontvangen had,erooknogtweebij

18Maarhijdiehetenegeldontvangenhad,gingheenen groefeengatindegrondenverborghetgeldvanzijnheer

19Nalangetijdkwamdeheervandiedienarenenhield methenrekening.

20Endiedevijftalentenontvangenhad,kwamenbracht nogeensvijftalenten,zeggende:Heere,vijftalentenhebt

Gijmijtoevertrouwd;zie,ikhebernogvijftalentenbij verdiend.

21Zijnheerzeitegenhem:Goedgedaan,goedeentrouwe dienaar.Overweinigbentutrouwgeweest,overveelzalik uaanstellen.Gabinnenindevreugdevanuwheer.

22Ookdiedetweetalentenontvangenhad,kwamnaar vorenenzei:Heer,tweetalentenhebtumijtoevertrouwd; zie,ikhebernogtweetalentenbijverdiend.

23Zijnheerzeitegenhem:Goedgedaan,goedeentrouwe dienaarOverweinigbentutrouwgeweest,overveelzalik uaanstellenGabinnenindevreugdevanuwheer

24Toenkwamhijdiehetenetalentontvangenhad,enzei: Heer,ikwistvanudatueenhardvochtigmensbent.U maaitwaarunietgezaaidhebtenhaaltbijeenwaaruniet gestrooidhebt

25Toenwerdikbevreesdenbenikuwtalentindegrond gaanverbergenZie,daarhebtuhetvanu

26Zijnheerantwoorddeenzeidetothem:Gijslechteen luieslaaf,gijwistdatikmaaiwaariknietgezaaidheben bijeenbrengwaarikniethebuitgestrooid;

27Uhaddusmijngeldaandewisselkantoormoetengeven, danhadikhetbijmijnterugkomstmetrenteteruggekregen.

28Neemhemdanhettalentafengeefhetaanhemdiede tientalentenheeft

29Wantaaneenieder,dieheeft,zalgegevenworden,en hijzalovervloedighebben;maarvanhem,dienietheeft, zalookwathijheeft,afgenomenworden

30Enwerpdeonnutteslaafuitindebuitensteduisternis; daarzalhetgeweenzijnenhettandengeknars

31WanneerdeMensenzoonkomenzalinzijnheerlijkheid enaldeheiligeengelenmethem,danzalhijplaatsnemen opdetroonvanzijnheerlijkheid

32EnvoorHemzullenaldevolkenbijeengebrachtworden, enHijzalzevanelkaarscheiden,zoalsdeherderde schapenvandebokkenscheidt

33Endeschapenzalhijaanzijnrechterhandzetten,maar debokkenaanzijnlinkerhand.

34DanzaldeKoningtothen,dieaanzijnrechterhandzijn, zeggen:Komt,gezegendenvanmijnVader,beërfthet koninkrijk,datvoorubereidisvanafdegrondleggingvan dewereld

35WantIkhadhongerenuhebtMijteetengegevenIk haddorstenuhebtMijtedrinkengegeven.Ikwaseen vreemdelingenuhebtMijgehuisvest

36IkwasnaaktenjulliehebbenmijgekleedIkwasziek enjulliehebbenmijbezocht.Ikzatindegevangenisen julliekwamennaarmijtoe

37DanzullenderechtvaardigenHemantwoorden, zeggende:Heere,wanneerhebbenwijUhongeriggezien enhebbenwijUteetengegeven,ofdorstigenhebbenwij Utedrinkengegeven?

38WanneerhebbenwijUalsvreemdelinggezienen gehuisvest,ofnaaktenhebbenUgekleed?

39OfwanneerhebbenwijUziekofindegevangenis gezienenzijnnaarUtoegekomen?

40EndeKoningzalantwoordenentothenzeggen: Voorwaar,Ikzegu,voorzoveruditaaneenvandeze minstebroedersvanMijgedaanhebt,hebtudataanMij gedaan

41DanzalHijooktothenaandelinkerhandzeggen:Ga wegvanMij,vervloekten,inheteeuwigevuur,datvoorde duivelenzijnengelenbereidis

42WantIkhadhongerenuhebtMijnietteetengegeven IkhaddorstenuhebtMijniettedrinkengegeven.

43Ikwaseenvreemdelingenuhebtmijnietopgenomen Ikwasnaaktenuhebtmijnietgekleed.Ikwasziekenin degevangenisenuhebtmijnietbezocht.

44DanzullenookzijHemantwoordenenzeggen:Heere, wanneerhebbenwijUhongeriggezien,ofdorstig,ofals vreemdeling,ofnaakt,ofziek,ofindegevangenis,en hebbenUnietgediend?

45DanzalHijhunantwoordenenzeggen:Voorwaar,Ik zegu:voorzoveruditaaneenvandezeminstenniethebt gedaan,hebtuhetookaanMijnietgedaan 46Endezenzullengaannaardeeeuwigestraf,maarde rechtvaardigennaarheteeuwigeleven

HOOFDSTUK26

1Enhetgebeurde,toenJezusaldezewoordengeëindigd had,datHijtotZijndiscipelenzei:

2JulliewetendatovertweedagenhetfeestvanhetPascha is,endanzaldeMensenzoonovergeleverdwordenom gekruisigdteworden.

3Toenkwamendeoverpriesters,deschriftgeleerdenende oudstenvanhetvolkbijeeninhetpaleisvande hogepriester,dieKajafasheette,

4EnzijberaamdeneenlistomJezustegrijpenentedoden

5Maarzijzeiden:Nietophetfeest,opdatergeen opschuddingontstaatonderhetvolk.

6ToenJezusinBethaniëwas,inhethuisvanSimonde melaatse,

7ErkwameenvrouwnaarHemtoemeteenalbastenfles volkostbareolieZijgootdieoverZijnhoofduit,terwijl Hijaantafelzat

8Toenzijndiscipelendatzagen,werdenzeboosenzeiden: Waartoedientdezeverspilling?

9Wantdezezalfhadvoorveelgeldverkochtkunnen wordenenaandearmengegevenkunnenworden.

10ToenJezusdatbegreep,zeiHijtegenhen:Waaromvalt udevrouwlastig?WantzijheefteengoedwerkaanMij gedaan.

11Wantdearmenhebtualtijdbiju,maarMijhebtuniet altijd

12Wanttoenzijdezezalfopmijnlichaamgoot,deedzij datvoormijnbegrafenis

13Voorwaar,Ikzegu:overalwaarditEvangelie verkondigdzalwordenindehelewereld,zalooktothaar gedachtenisgesprokenwordenoverwatdezevrouw gedaanheeft.

14Toengingeenvandetwaalf,JudasIskariotgenaamd, naardeoverpriesters,

15Enzijzeidentothen:Watwiltgijmijgeven,enikzal hemuoverleveren?Enzijsloteneenverbondmethem voordertigzilverlingen

16Envanafdatmomentzochthijnaareengelegenheidom Hemteverraden

17Opdeeerstedagvanhetfeestvandeongezuurde brodenkwamendediscipelennaarJezustoeenvroegen hem:Waarwiltudatwijvoorbereidingentreffenzodatu hetPaschakunteten?

18EnHijzeide:Ganaardestadtoteenzekermanenzeg tothem:DeMeesterzegt:Mijntijdisnabij;Ikzalbijuhet PaschahoudenmetMijndiscipelen

19Endediscipelendeden,zoalsJezushunopgedragenhad, enzijmaaktenhetPaschagereed.

20Toenhetavondgewordenwas,gingHijaanliggenmet detwaalf.

21Enterwijlzijaten,zeiHij:Voorwaar,Ikzegu,dateen vanuMijzalverraden

22Enzijwerdenzeerbedroefdenbegonneniedervanhen totHemtezeggen:Heere,benikhetniet?

23EnHijantwoorddeenzeide:WiemetMijzijnhandin deschoteldoopt,diezalMijverraden

24DeZoondesmensengaatheen,zoalsoverHem geschrevenstaatMaarweediemens,doorwiedeZoon desmensenverradenwordt.Hetzougoedvoordiemens zijn,alshijnietgeborenwas

25ToenantwoorddeJudas,dieHemverradenhad,en zeide:Benikhet,Meester?HijzeidetotHem:Gijhebthet gezegd

26Enterwijlzijaten,namJezuseenbrood,sprakdezegen uit,brakhetengafhetaanZijndiscipelen,enHijzeide: Neemt,eet,ditisMijnlichaam

27EnHijnamdebeker,sprakhetdankgebeduitengaf hundie,zeggende:Drinktallendaaruit;

28Wantditishetbloedvanmijnverbond,datvoorvelen vergotenwordttotvergevingvanzonden

29MaarIkzegu:Ikzalvannuafaannietmeervande vruchtvandewijnstokdrinken,totopdedagdatIkermet unieuwvanzaldrinkeninhetKoninkrijkvanMijnVader 30Nadatzijdelofzanggezongenhadden,gingenzijnaar deOlijfberg

31ToenzeiJezustegenhen:Julliezullenallemaalaanstoot aanMijnemenindezenacht,wanterstaatgeschreven:Ik zaldeherderslaanendeschapenvandekuddezullen verstrooidworden

32MaarnadatIkuitdedoodbenopgewekt,zalIkjullie voorgaannaarGalilea

33PetrusantwoorddeenzeitegenHem:Alzoudenallen aanstootaanUnemen,ikzalnooitaanstootnemen.

34Jezuszeitegenhem:Voorwaar,Ikzegu:dezenacht, voordatdehaankraait,zultuMijdriemaalverloochenen

35PetruszeidetotHem:AlmoestikmetUsterven,ikzal UtochnietverloochenenAlzozeidenookaldediscipelen

36ToengingJezusmethennaareenplaatsdieGetsemane heette,enzeitegendediscipelen:Gahierzitten,terwijlIk daargabidden

37EnhijnamPetrusendetweezonenvanZebedeüsmet zichmee,enhijbegonbedroefdenzeerbedroefdte worden

38ToenzeiHijtegenhen:Mijnzieliszeerbedroefd,tot stervenstoe;blijfhierenwaakmetMij

39EnnadatHijeenweinigverdergegaanwas,wierpHij Zichmethetaangezichtteraardeenbad,zeggende:Mijn Vader,indienhetmogelijkis,laatdezedrinkbekerMij voorbijgaan;dochnietgelijkIkwil,maargelijkGijwilt

40EnHijkwambijdediscipelenenvondhenslapende,en HijzeitegenPetrus:KondenjullienietéénuurmetMij waken?

41Waakenbid,opdatunietinverzoekingkomt;degeest iswelgewillig,maarhetvleesiszwak

42OpnieuwgingHijvoordetweedekeerwegenbad, zeggende:MijnVader,indiendezebekernietaanMijkan voorbijgaan,tenzijdatIkhemdrink,zogeschiedeUwwil

43EnHijkwamterugenvondhenweerslapende,want hunogenwarenzwaargeworden.

44EnHijliethenachter,gingopnieuwheenenbadvoor dederdekeer,terwijlHijdezelfdewoordensprak.

45ToenkwamHijbijZijndiscipelenenzeitegenhen: SlaapnumaarverderenrustuitZie,hetuurisnabijdatde Zoondesmensenwordtovergeleverdindehandenvan zondaars.

46Staop,latenwijgaanZie,daarishijdieMijverraadt

47TerwijlHijnogsprak,zie,daarkwamJudas,eenvande twaalf,enmethemeengrotemenigte,metzwaardenen stokken,gestuurddoordeoverpriestersendeoudstenvan hetvolk.

48EndegenedieHemverraadde,gafhuneentekenenzei: DieIkkussenzal,dieishet;grijpHemvast

49EnterstondginghijnaarJezustoe,zei:Weesgegroet, Heer!enkusteHem

50EnJezuszeidetothem:Vriend,waarvoorzijtgijhier?

Toenkwamenzij,sloegendehandenaanJezusengrepen Hem

51Enzie,eenvanhendiebijJezuswaren,stakzijnhand uit,trokzijnzwaard,trofdedienaarvandehogepriesteren sloeghemhetooraf

52ToenzeiJezustegenhem:Doejezwaardweeropzijn plaats,wantallendienaarhetzwaardgrijpen,zullendoor hetzwaardomkomen

53DenktudatIknuniettotMijnVaderkanbiddenendat HijMijterstondmeerdantwaalflegioenenengelenzal sturen?

54HoezoudendandeSchriftenvervuldworden,die zeggendathetaldusmoetgebeuren?

55IndatzelfdeuurzeideJezustotdescharen:Zijtgijlieden uitgegaanalstegeneendiefmetzwaardenenstokken,om Mijtegrijpen?Ikzatdagelijksbijuindetempelte onderwijzen,engijhebtMijnietgegrepen

56Maarditallesisgeschied,opdatdeSchriftender profetenvervuldzoudenworden.Toenverlietenalde discipelenHemenvluchtten

57EnzijdieJezusgegrepenhadden,leiddenHemweg naardehogepriesterKajafas,waardeschriftgeleerdenen deoudstenbijeenwaren

58MaarPetrusvolgdeHemopeenafstand,totaanhet paleisvandehogepriester,engingnaarbinnenenbleefbij dedienarenzittenomheteindetezien

59Deoverpriesters,deoudstenendeheleRaadzochten naareenvalsegetuigenistegenJezus,omHemterdoodte kunnenbrengen

60Maarzijvondenergeen;ja,hoewelervelevalse getuigenkwamen,vondenzijertochgeenTenlaatste kwamenertweevalsegetuigen,

61Enhijzeide:Dezeheeftgezegd:IkkandetempelGods afbrekenenindriedagenopbouwen.

62ToenstonddehogepriesteropenzeitegenHem: AntwoordtUniets?WatgetuigendezentegenU?

63MaarJezuszweegEndehogepriesterantwoorddeen zeidetotHem:IkbezweerUbijdelevendeGod,datGij onszegt,ofGijzijtdeChristus,deZoonvanGod.

64Jezuszeitegenhem:UhebthetgezegdIkzegu:Van nuafaanzultudeZoondesmensenzienzittenaande rechterhandvandeMachtenkomenopdewolkenvande hemel

65Toenscheurdedehogepriesterzijnklerenenzei:Hij heeftGodgelasterd;waartoehebbenwijnoggetuigen nodig?Zie,nuhebtuzijngodslasteringgehoord

66Watdunktu?Zijantwoorddenenzeiden:Hijis schuldigaandedood.

67Toenspuwdenzeheminhetgezichtensloegenhem metvuisten;enanderensloegenhemmetdepalmenvan hunhanden,

68Enzijzeiden:Profeteerons,Christus,wiewashetdieU geslagenheeft?

69PetruszatbuitenindevoorzaalErkwameenmeisje naarhemtoeenzei:‘JijwasookbijJezus,deGalilese’ 70Maarhijontkendehetvoorallenenzei:Ikweetnietwat uzegt

71EntoenHijnaarbuitenging,naardevoorhal,zageen anderdienstmeisjeHem,enzeitegenhendiedaarwaren: DezewasookbijJezusvanNazareth

72Enopnieuwontkendehijmeteeneed:Ikkendieman niet.

73Ennaeentijdjekwamendegenendieerbijstondennaar hemtoeenzeidentegenPetrus:Zeker,ookjijbenteenvan hen,wantjewoordenverradenje.

74Toenbegonhijtevloekenentezweren,zeggende:Ik kendienmannietEnterstondkraaidedehaan

75EnPetrusherinnerdezichhetwoordvanJezus,dietot hemgezegdhad:Eerdehaangekraaidheeft,zultgijMij driemaalverloochenenEnhijginguitenweendebitterlijk

HOOFDSTUK27

1Toenhetmorgenwerd,beraadslaagdenalleoverpriesters enoudstenvanhetvolktegenJezusomHemterdoodte brengen

2EnnadatzeHemgeboeidhadden,leiddenzeHemweg enleverdenHemoveraanPontiusPilatus,destadhouder 3ToenJudas,dieHemverradenhad,zagdatHij veroordeeldwas,kreeghijberouwenbrachtdedertig zilverlingenterugnaardeoverpriestersendeoudsten, 4Zeggende:Ikhebgezondigd,datikonschuldigbloed verradenheb.Enzijzeiden:Watgaatonsdataan?Zietgij dattoe

5Enhijwierpdezilverlingenindetempel,gingheenen verhingzichzelf.

6Toennamendeoverpriestersdezilverstukkenenzeiden: Hetisnietgeoorloofdzeindeofferkistteleggen,wanthet isdeprijsvanhetbloed.

7Enzijberaadslaagdenenkochtenerhetakkerlandvande pottenbakkerbij,omervreemdelingentebegraven.

8Daaromwordtdieakkertotopdedagvanvandaag ‘bloedakker’genoemd

9Toenwerdvervuldwatgesprokenwasdoordeprofeet Jeremia,diezei:Enzijnamendedertigzilverlingen,de prijsvandegewaardeerde,diezijvandekinderenIsraëls geschathadden;

10Enikgafzevoorhetakkerwerkvandepottenbakker, zoalsdeHEEREmijhadopgedragen

11EnJezusstondvoordestadhouder,endestadhouder vroeghem,zeggende:ZijtGijdeKoningderJoden?En Jezuszeidetothem:Gijzegthet

12Entoenhijdoordeoverpriestersendeoudstenwerd beschuldigd,antwoorddehijniets

13ToenzeiPilatustegenHem:HoortUniethoeveel dingenzetegenUgetuigen?

14Enhijantwoorddehemmetgeenwoord,zodatde stadhouderzichzeerverwonderde.

15Opdatfeestwashetdegewoontedatdestadhoudereen gevangenevrijlietvoorhetvolk,wiezijmaarwilden

16Enzijhaddentoeneenaanzienlijkegevangene,die Barabbasheette.

17Toenzijdanbijeengekomenwaren,zeiPilatustothen: Wiewiltgijdatikuloslaat?Barabbas,ofJezus,die Christusgenoemdwordt?

18Wanthijwistdatzehemuitafgunsthadden overgeleverd.

19Toenhijopderechterstoelwasgezeten,stuurdezijn vrouwhemdeboodschap:Hebnietstemakenmetdie rechtvaardige,wantikhebvandaagineendroomveelom hemgeleden

20Maardeoverpriestersendeoudstenovertuigdende menigteervandatzijBarabbasmoestenvragenomJezuste doden

21Destadhouderantwoorddeenzeidetothen:Wievande tweewiltgij,datikuloslaat?Zijzeiden:Barabbas.

22Pilatuszeitothen:WatmoetikdandoenmetJezus,die Christusgenoemdwordt?ZijzeidenallentotHem:Laat Hemgekruisigdworden.

23Endestadhouderzeide:WatheeftHijtochkwaad gedaan?Maarzijschreeuwdendestemeer,zeggende:Dat Hijgekruisigdworde.

24ToenPilatuszagdathijnietskonuitrichten,maardater veeleeropschuddingontstond,liethijwaternemenen wastezijnhandentenaanschouwenvandemenigte,terwijl hijzei:Ikbenonschuldigaanhetbloedvandeze rechtvaardige;ziezelfmaar

25Toenantwoorddeheelhetvolkenzei:Zijnbloedkome overonsenoveronzekinderen

26ToenliethijBarabbasvoorhenlos,maarnadathij Jezusgegeseldhad,gafhijHemoveromgekruisigdte worden

27ToennamendesoldatenvandestadhouderJezusmee naarhetstadhuisenverzameldendeheleafdelingbijHem.

28Toentrokkenzehemzijnklerenuitendedenhemeen scharlakenroodgewaadom

29Enzijvlochteneenkroonvandoornen,zettendieop ZijnhoofdengavenHemeenrietstokinZijnrechterhand ToenknieldenzijvoorHemneerenbespottenHem, zeggende:Gegroet,GijKoningderJoden!

30Toenspuwdenzenaarhem,namenderietstoken sloegenhemopzijnhoofd.

31EnnadatzeHemzohaddenbespot,trokkenzeHemde manteluit,dedenHemzijneigenklerenweeraanen leiddenHemwegomHemtekruisigen

32Toenzenaarbuitengingen,troffenzeeenmanuit Cyreneaan,SimongenaamdZedwongenhemzijnkruis tedragen

33EntoenzijbijeenplaatskwamendieGolgotha genoemdwerd,datwilzeggenSchedelplaats, 34Zegavenhemazijntedrinken,gemengdmetgal.Toen hijervanproefde,wildehijnietmeerdrinken

35EnzijkruisigdenHemenverdeeldenZijnklerendoor hetlottewerpen,opdatvervuldzouwordenwatgesproken isdoordeprofeet:ZijhebbenMijnklerenonderelkaar verdeeldenoverMijngewaadhebbenzijhetlotgeworpen

36Enzijblevendaarzittenenkekenhemna;

37Enbovenzijnhoofdliethijeenaanklachtopschrijven: DITISJEZUS,DEKONINGDERJODEN

38ToenwerdenerooktweemisdadigersmetHem gekruisigd,éénaanZijnrechterhandenéénaanZijn linkerhand

39EndevoorbijgangersbeschimptenHem,terwijlzijhun hoofdschudden,

40Enzeggende:Gij,Diedetempelafbreekt,enindrie dagenopbouwt,verlosUzelfIndienGijdeZoonvanGod zijt,komafvanhetkruis

41Opdezelfdewijzebespottenookdeoverpriesters,de schriftgeleerdenendeoudstenHemenzeiden:

42AnderenheeftHijgered,zichzelfkanHijnietredden AlsHijdeKoningvanIsraëlis,laatHijdannuvanhet kruisafkomen,enwijzulleninHemgeloven.

43HijheeftopGodvertrouwd;laatDiehemnuverlossen, alsHijHemwilhebbenWantHijheeftgezegd:Ikbende ZoonvanGod.

44OokderoversdiemetHemgekruisigdwaren,wierpen Hemhetzelfdeaan

45Vanafhetzesdeuurkwamerduisternisoverhethele land,totaanhetnegendeuur

46EnomstreekshetnegendeuurriepJezusmetluidestem, zeggende:Eli,Eli,lamasabachtani?datis:MijnGod,mijn God,waaromhebtGijMijverlaten?

47Toensommigenvandeomstandersdathoorden,zeiden zij:DezeroeptElia.

48Enmeteenliepeenvanhentoe,nameenspons,vulde diemetzurewijn,stakzeopeenrietstokengafHemte drinken.

49Deanderenzeiden:LatenweeenskijkenofEliakomt omhemteredden

50Jezusriepopnieuwmetluiderstemengafdegeest.

51Enzie,hetvoorhangselvandetempelscheurdein tweeën,vanboventotbeneden;deaardebeefdeende rotsenscheurden.

52Endegravenwerdengeopend,envelelichamenvande heiligendieontslapenwaren,werdenopgewekt,

53Ennazijnopstandinggingenzijuitdegraven,gingen naardeheiligestadenverschenenaanvelen

54Toendehoofdmanoverhonderdenzijdiemethem Jezusbewaakten,deaardbevingzagenenwatergebeurde, werdenzijzeerbevreesdenzeiden:Werkelijk,ditwaseen ZoonvanGod

55Enerwarendaarvelevrouwen,dieJezusvanuitGalilea gevolgdwarenenvoorHemzorgden,envanverre toekeken.

56OnderhenwarenMariaMagdalena,Maria,demoeder vanJakobusenJoses,endemoedervandekinderenvan Zebedeüs

57Toenhetavondgewordenwas,kwamereenrijkman uitArimathea,metnameJozef,dieookeenleerlingvan Jezuswas

58HijgingnaarPilatusenvroegomhetlichaamvanJezus ToengafPilatusbevelhetlichaamovertedragen

59ToenJozefhetlichaamhadweggenomen,wikkeldehij hetineenzuiverlinnendoek,

60Hijlegdehetinzijnnieuwegraf,dathijinderotsenhad latenuithouwen.Nadathijeengrotesteenvoordeingang vanhetgrafhadgerold,ginghijweg

61EnMariaMagdalenazattegenoverhetgraf,samenmet deandereMaria.

62Endevolgendedag,dievolgdeopdedagvande Voorbereiding,kwamendeoverpriestersendeFarizeeën bijeenbijPilatus,

63Enzijzeiden:Heer,wijherinnerenonsdatdieverleider, toenhijnogleefde,gezegdheeft:Nadriedagenzalik opstaan.

64Geefdaarombeveldathetgrafbewaaktmoetworden totdederdedagAnderskomenzijndiscipelen'snachts, stelenhemenzeggentegenhetvolk:Hijisopgewektuitde doodDanzaldelaatstedwalingergerzijndandeeerste 65Pilatuszeitegenhen:Julliehebbeneenwacht;gaheen enzorgdathetzogoedmogelijkgebeurt

66Zijgingendusheenenverzekerdenhetgraf, verzegeldendesteenenplaatsteneenwacht.

HOOFDSTUK28

1Laatindesabbat,toenhetlichtbegontewordenopde eerstedagvandeweek,kwamenMariaMagdalenaende andereMariaomnaarhetgraftekijken.

2Enzie,erontstondeengroteaardbeving,wanteenengel vandeHeerdaaldeuitdehemelneer,gingernaartoe,rolde desteenvandedeurafengingeropzitten.

3Zijngelaatwasalseenbliksem,enzijnkledingwitals sneeuw

4Endebewakersbeefdenvanangstvoorhemenwerden alsdoden

5Endeengelantwoorddeenzeidetotdevrouwen:Weest gijliedennietbevreesd,wantikweet,datgijJezuszoekt, Diegekruisigdwas

6Hijishierniet,wantHijisopgewekt,zoalsHijgezegd heeft.Kom,ziedeplaatswaardeHeergelegenheeft.

7EngasnelheenenzegaanzijndiscipelendatHijis opgewektuitdedodenEnzie,Hijgaatjullievoornaar Galilea;daarzullenjullieHemzien.Zie,Ikhebhetjullie gezegd

8Enzijgingenhaastigvanhetgrafweg,metvreesen groteblijdschap,ensneldenheenomhetaanzijn discipelentemelden

9EntoenzijheengingenomhetZijndiscipelente berichten,zie,Jezuskwamhuntegemoet,zeggende:Wees gegroet!Enzijkwamen,grepenHembijdevoetenen aanbadenHem

10ToenzeiJezustegenhen:Weesnietbang.Ganaarmijn broedersenzegdatzenaarGalileamoetengaan,endaar zullenzeMijzien.

11Terwijlzijonderwegwaren,zie,sommigenvande wachtkwamenindestadenberichttenaandeoverpriesters alleswatergebeurdwas

12Entoenzijmetdeoudstenvergaderdwarenen beraadslaagdhadden,gavenzijdesoldatenveelgeld,

13Hijzei:Zeg:Zijndiscipelenzijndesnachtsgekomenen hebbenHemgestolen,terwijlwijsliepen

14Enalsditdestadhouderterorekomt,zullenwijhem overtuigenenuveiligheidbieden.

15Zijnamenhetgeldaanendedenzoalshunwas opgedragenDitverhaalwordtonderdeJodennogsteeds algemeenverkondigd.

16ToengingendeelfleerlingennaarGalilea,naardeberg waarJezushenhadontboden

17EntoenzijHemzagen,aanbadenzijHem,maar sommigentwijfelden.

18EnJezuskwamnaarhentoeenspraktothen,zeggende: Mijisgegevenallemachtindehemelenopdeaarde.

19Gaatdanheen,maaktaldevolkentotmijndiscipelen endoopthenindeNaamvandeVaderendeZoonende HeiligeGeest

20Enhunlerendedatzezichmoetenhoudenaanalleswat IkjulliegebodenhebEnzie,Ikbenmetjulliealdedagen, totaandevoleindingvandewereldAmen

HetEvangelievan Marcus

HOOFDSTUK1

1HetbeginvanhetevangelievanJezusChristus,deZoon vanGod;

2Zoalsgeschrevenstaatindeprofeten:Zie,IkzendMijn bodevoorUwaangezichtuit,dieUwwegvoorUheenzal bereiden

3Eenstemroeptindewoestijn:Bereiddewegvande Heer,maakzijnpadenrecht

4Johannesdoopteindewoestijnenprediktededoopvan bekeringtotvergevingvanzonden.

5EnheelhetlandJudeaendeinwonersvanJeruzalem trokkennaarHemtoe,enzijlietenzichallendoorHem dopeninderivierdeJordaan,terwijlzijhunzonden beleden.

6EnJohanneswasgekleedinkameelhaarenmeteenleren gordelomzijnlendenen;enhijatsprinkhanenenwilde honing;

7Enhijpredikteenzeide:ErkomtnamijIemand,sterker danik;Ikbennietwaardig,datiknederbuigenderiemvan Zijnschoenenlosmaak

8Ikhebumetwatergedoopt,maarHijzaludopenmetde HeiligeGeest.

9EnhetgebeurdeindiedagendatJezusvanNazarethin GalileakwamendoorJohannesindeJordaangedoopt werd.

10Enterstond,toenHijuithetwateropsteeg,zagHijde hemelengeopendendeGeestalseenduifopZich neerdalen.

11Enerklonkeenstemuitdehemel,diezei:Jijbentmijn geliefdeZoon,inwieIkmijnwelbehagenheb

12EnmeteendreefdeGeesthemdewoestijnin.

13EnHijbleefdaarindewoestijnveertigdagen,waarHij doorSatanopdeproefwerdgesteld,enHijwasbijde wildedieren,endeengelendiendenHem.

14NadatJohannesindegevangeniswasgezet,kwam JezusnaarGalileaenprediktehetevangelievanhet KoninkrijkvanGod,

15enzeiden:DetijdisvervuldenhetKoninkrijkGodsis nabijgekomen;bekeertuengeloofthetEvangelie

16ToenHijlangshetmeervanGalilealiep,zagHijSimon enzijnbroerAndreasbezigmethetuitwerpenvaneennet inhetmeerWantzijwarenvissers

17EnJezuszeitegenhen:KomachterMijaan,enIkzal makendatjullievissersvanmensenworden

18Enterstondlietenzijhunnettenindesteekenvolgden Hem.

19EntoenHijeeneindjeverdergegaanwas,zagHij Jakobus,dezoonvanZebedeüs,enJohannes,zijnbroer, dieookinhetschipbezigwarenmethetherstellenvanhun netten

20EnterstondriepHijhenbijzichZijlietenhunvader Zebedeüsinhetschipachtermetdedagloners,engingen hemachterna

21ZijkwameninKapernaüm,enterstondopdesabbatdag gingHijnaardesynagogeenonderweesHem

22Enzijstondenversteldoverzijnleer,wanthij onderweeshenalsgezaghebbendennietzoalsde schriftgeleerden.

23Enerwasinhunsynagogeeenmanmeteenonreine geest,enhijriep:

24Zeggende:Laatonsmetrust;wathebbenwijmetUte maken,JezusvanNazareth?ZijtGijgekomenomonste verderven?Ikweet,wieGijzijt:deHeiligeGods

25EnJezusbestraftehemenzei:Zwijgengauithemweg. 26Ennadatdeonreinegeesthemhadopengeretenenmet luidestemhadgeroepen,ginghijuithemweg

27Enzijwarenallenverbaasd,zodatzijonderelkaar vroegen:Watisdit?Watisditvooreennieuweleer?Want metgezaggebiedtHijzelfsdeonreinegeesten,enzij gehoorzamenHem.

28Enonmiddellijkverspreiddezijngeruchtzichdoorde gehelestreekrondomGalilea

29Enzodrazijuitdesynagogekwamen,gingenzijmet JakobusenJohanneshethuisvanSimonenAndreas binnen

30MaardeschoonmoedervanSimonlagmetkoortsop bed,enmeteenverteldenzehemoverhaar

31EnHijgingnaarhaartoe,namhaarbijdehanden richttehaarop.Enterstondverliethaardekoorts,enzij bediendehen

32Entoendezononderging,brachtenzijallendieziek warenendoordemonenbezeten,bijHem.

33Endehelestadverzameldezichbijdedeur

34EnHijgenasvelendieaanallerleiziektenleden,enHij wierpveledemonenuitEnHijlietdedemonenniet spreken,omdatzijHemkenden

35Endesmorgensvroeg,nogdiepindenacht,stondHij op,gingnaarbuitenenbegafZichnaareeneenzameplaats omdaartebidden

36EnSimonenzijdiebijhemwaren,volgdenhem.

37Toenzehemgevondenhadden,zeidenzetegenhem: Iedereenzoektnaarjou

38EnHijzeidetothen:Latenwijnaardenaburigedorpen gaan,opdatikookdaarpredikWantdaarvoorbenIk uitgegaan

39EnHijpredikteinhunsynagogendoorheelGalileaen dreefdedemonenuit

40EneenmelaatsekwamnaarHemtoe,smeekteHem,en vielvoorHemopdeknieën,enzeitotHem:AlsUwilt, kuntUmijreinigen

41EnJezuswerdmetontfermingbewogen,stakzijnhand uit,raaktehemaanenzeitegenhem:Ikwilhet,wordrein.

42Enzodrahijgesprokenhad,verdweenmeteende melaatsheidbijhemenwerdhijgereinigd

43Enhijgafhemeenstrengbevelenliethemterstond gaan;

44Enhijzeitegenhem:Zegtegenniemandiets,maarga heen,laatuaandepriesterzienenoffervooruwreiniging watMozesgebodenheeft,toteengetuigenisvoorhen

45Maarhijgingnaarbuitenenbegonhetveelte verkondigenendezaakrondtebazuinen,zodatJezusniet meeropenlijkdestadkonbinnengaan,maarbuitenop eenzameplaatsenbleefEnvanallekantenkwamenze naarHemtoe.

HOOFDSTUK2

1EnenigedagenlaterkwamHijweerinKapernaüm,en menhoordedatHijinhuiswas.

2Enterstondstroomdenervelensamen,zodatergeen ruimtewasomhenteontvangen,zelfsnietbijdedeurEn HijverkondigdehetWoordaanhen

3EnzijkwamenbijHem,enbrachteneenverlamdemee, diedoorvieranderengedragenwerd

4EnomdatzijvanwegedemenigtenietbijHemkonden komen,haaldenzijdedakbedekkingeraf,waarHijlag Nadatzijhetdakhaddenopengebroken,lietenzijhetbed waaropdeverlamdelag,naarbeneden.

5ToenJezushungeloofzag,zeiHijtegendeverlamde: Zoon,uwzondenwordenuvergeven

6Maarerzatendaarenigeschriftgeleerden,dieinhunhart overlegden:

7Waaromspreektdezemanzulkegodslasteringen?Wie kanzondenvergevendanGodalleen?

8EntoenJezusterstondinzijngeestbegreepdatzijzobij zichzelfoverlegden,zeiHijtegenhen:Waaromoverlegtu dezedingeninuwhart?

9Watisgemakkelijkeromtegendeverlamdetezeggen: Uwzondenzijnuvergeven,ofomtezeggen:Staop,neem uwbedopenloop?

10MaaropdatuweetdatdeZoondesmensenmachtheeft opdeaardezondentevergeven,(zegtHijtotdeverlamde): 11Ikzegu:Staop,neemuwbedopenganaaruwhuis.

12Enhijstondmeteenop,namhetbedopengingvoorde ogenvanallennaarbuiten,zodatzijallenversteldstonden enGodverheerlijkten,zeggende:Zoietshebbenwijnog nooitgezien

13EnHijgingweernaardezee,endehelemenigtekwam bijHembijeen,enHijonderweeshen.

14Enalshijvoorbijging,zaghijLevi,dezoonvanAlfeüs, zittenbijhettolhuis,enhijzeidetothem:VolgmijEnhij stondopenvolgdehem.

15Enhetgebeurde,toenJezusinZijnhuisaanlag,datook veletollenaarsenzondaarsmetHemenZijndiscipelen aanzaten.Wanterwarenervelen,enzijvolgdenHem.

16ToendeschriftgeleerdenendeFarizeeënHemmet tollenaarsenzondaarszageneten,zeidenzijtotZijn discipelen:HoekanHijmettollenaarsenzondaarsetenen drinken?

17ToenJezusdithoorde,zeiHijtegenhen:Zijdiegezond zijn,hebbengeendokternodig,maarzijdieziekzijn.Ik bennietgekomenomrechtvaardigenteroepen,maar zondaarstotbekering.

18EndediscipelenvanJohannesendeFarizeeënvastten EnzijkwamenenzeidentotHem:Waaromvastende discipelenvanJohannesendeFarizeeën,enwaaromvasten uwdiscipelenniet?

19EnJezuszeidetothen:Kunnendebruidskinderen vasten,zolangdebruidegombijhenis?Zolangde bruidegombijhenis,kunnenzijnietvasten

20Maarerzullendagenkomendatdebruidegomvanhen zalwordenweggenomen,endanzullenzijindiedagen vasten

21Niemandnaaiteenlapnieuwestofopeenoudkleed, wantanderszaldenieuwelapwaarmeehijdeoudekleed opvulde,afbrekenendescheurwordterger

22Enniemanddoetjongewijninoudezakken,anderszou dejongewijndezakkendoenbarstenenzoudewijneruit stromenenzoudendezakkenbedorvenwordenMaar jongewijnmoetmeninnieuwezakkendoen.

23Enhetgebeurde,datHijopdesabbatdagdoorde korenveldenging;enterwijlzijonderwegwaren,begonnen Zijndiscipelenarenteplukken

24EndeFarizeeënzeidentotHem:Zie,waaromdoenzij opdesabbatdagwatongeoorloofdis?

25EnHijzeidetothen:HebtgijnooitgelezenwatDavid deed,toenhijgebrekleedenhongerhad,hijenzij,diebij hemwaren?

26HoehijindedagenvandehogepriesterAbjatharhet huisvanGodbinnengingendetoonbrodenat,diealleende priestersmochteneten,enhoehijzeookaanhengafdie bijhemwaren?

27EnHijzeidetothen:Desabbatisgemaaktomdemens, ennietdemensomdesabbat

28DaaromisdeMensenzoonookHeervandesabbat.

HOOFDSTUK3

1EnHijgingopnieuwdesynagogebinnen,endaarwas eenmanmeteenverschrompeldehand

2EnzijhieldenHemindegaten,ofHijHemopde sabbatdagzougenezen,omHemtekunnenbeschuldigen 3EnHijzeitegendemanmetdeverschrompeldehand:Ga staan.

4EnHijzeidetothen:Ishetgeoorloofdopdesabbatdagen goedtedoen,ofkwaadtedoen?Eenleventebehouden,of tedoden?Maarzijzwegen.

5EntoenHijhenrondommettoornhadaanschouwd, bedroefdzijndeoverdehardheidhunnerharten,zeideHij totdenmens:Strekuwhanduit.EnHijstrektezeuit,en zijnhandwerdhersteld,zooalsdeandere

6ToengingendeFarizeeënnaarbuitenenberaadslaagden meteenmetdeHerodianenoverdemanierwaaropzijHem uitdewegkondenruimen

7MaarJezustrokzichmetzijndiscipelenterugnaarde zee.EneengrotemenigteuitGalileaenJudeavolgdeHem, 8EnuitJeruzalem,IdumeaenhetoversteJordaangebied, enuitdeomgevingvanTyrusenSidon,kwameengrote menigtenaarHemtoe,toenzijhoordenwatvoorgrote dingenHijgedaanhad

9EnHijzeitegenZijndiscipelendatereenkleinschipop Hemmoestwachtenvanwegedemenigte,zodatzijHem nietzoudenverdringen

10WantHijhadervelengenezen,zodatzijbijHem aandrongenomHemaanteraken,allendieziekwaren 11EntoendeonreinegeestenHemzagen,vielenzijvoor Hemneerenriepen:UbentdeZoonvanGod

12EnhijverboodhuntenzeerstedatzijHembekend zoudenmaken

13EnHijgingdebergopenrieptotHemwieHijwilde; enzijkwamentotHem

14Enhijsteldeertwaalfaan,opdatzijbijhemzoudenzijn enopdathijhenzouuitzendenomteprediken, 15Enommachttehebbenomziektentegenezenen demonenuittedrijven

16EnSimongafhijdebijnaamPetrus;

HetEvangelievanMarcus

17EnJakobus,dezoonvanZebedeüs,enJohannes,de broervanJakobus;enhijgafhundebijnaamBoanerges, watbetekent:Zonendesdonders

18EnAndreas,Filippus,Bartholomeüs,Mattheüs,Thomas, Jakobus,dezoonvanAlfeüs,ThaddeüsenSimonde Kanaäniet, 19EnJudasIskariot,dieHemookverradenhadEnzij gingeneenhuisbinnen.

20Endemenigtekwamweerbijeen,zodatzijzelfsgeen broodkondeneten

21Toenzijnverwantendithoorden,gingenzenaarbuiten omhemtegrijpenWantzezeiden:Hijisbuitenzinnen

22Endeschriftgeleerden,dievanJeruzalemgekomen waren,zeiden:HijheeftBeëlzebul,endoordeoversteder duivelendrijftHijdeduivelenuit

23EnHijriephenbijZichenzeitotheningelijkenissen: Hoekandesatandesatanuitdrijven?

24Enindieneenkoninkrijkinnerlijkverdeeldis,kandat koninkrijknietstandhouden.

25Enindieneenhuisinnerlijkverdeeldis,kandathuis nietblijvenbestaan

26Enalsdesatantegenzichzelfopstaatenverdeeldraakt, kanhijnietbestaan,maarheefthijeeneinde

27Niemandkanhethuisvaneensterkeman binnendringenenzijnbezittingenroven,tenzijhijeerstde sterkemanbindt;endanzalhijzijnhuisplunderen

28Voorwaar,Ikzegu:allezondenzullende mensenkinderenvergevenworden,ookdegodslasteringen waarmeezijgelasterdhebben

29MaarwietegendeHeiligeGeestlastert,krijgtgeen vergevingineeuwigheid,maarisschuldigaaneeuwige verdoemenis

30Omdatzezeiden:Hijheefteenonreinegeest

31Toenkwamenzijnbroersenzijnmoeder,entoenzij buitenstonden,zondenzijnaarHemtoeomHemteroepen 32EndemenigtezatomHemheen,enzijzeidentotHem: Zie,uwmoederenuwbroersbuitenzoekenU.

33EnHijantwoorddehun,zeggende:Wieismijnmoeder, ofwiezijnmijnbroeders?

34EnHijkeekrondomnaarhendieomHemheenzaten, enzeide:Zie,mijnmoederenmijnbroeders!

35WantiederdiedewilvanGoddoet,dieismijnbroeder, enmijnzuster,enmijnmoeder.

HOOFDSTUK4

1EnHijbegonopnieuwteonderwijzenaandekantvande zee.EnerverzameldezicheengrotemenigtebijHem, zodatHijineenschipgingenindezeegingzittenEnde helemenigtewasaandekantvandezee,ophetland

2EnHijleerdehunveledingendoorgelijkenissen,en zeidetotheninZijnonderricht:

3Luister!Zie,daargingeenzaaieruitomtezaaien

4Enhetgebeurde,toenhijzaaide,dateendeellangsde wegviel,endevogelsdeshemelskwamenenatenhetop

5Eneenanderdeelvielopdesteenachtigegrond,waarhet nietveelaardehad,enhetschootmeteenop,omdathet geendiepeaardehad

6Maartoendezonopkwam,verschroeidehet,enomdat hetgeenwortelhad,verdordehet.

7Eneenanderdeelvielindedistels,endedistelskwamen openverstiktenhet,zodathetgeenvruchtvoortbracht

8Eneenanderdeelvielingoedeaarde,engafvrucht,die opkwamengroeide;enbrachtdertig,zestigenhonderd voort

9EnHijzeidetothen:Wieorenheeft,diehore.

10ToenHijalleenwas,vroegendetwaalfdiebijHem waren,Hemnaardegelijkenis

11EnHijzeidetothen:Aanuishetgegevende verborgenheidvanhetKoninkrijkGodstekennen,maartot hen,diebuitenzijn,geschiedtditallesingelijkenissen:

12Opdatzijziendezienennietopmerken,enhorende horenennietverstaan,opdatzijnietopenigmoment bekeerdworden,enhunzondenhunvergevenworden

13EnHijzeidetothen:Verstaatgijdezegelijkenisniet? Enhoezultgijdanallegelijkenissenverstaan?

14Dezaaierzaaithetwoord

15Enditzijnzij,dielangsdeweghetWoordgezaaid hebbenEnzodrazijhetgehoordhebben,komtdesatan onmiddellijkenneemthetWoord,datinhunharten gezaaidis,weg.

16Endezenzijnheteveneens,dieopsteenachtigeplaatsen gezaaidworden;zij,alszijhetWoordhoren,ontvangenhet terstondmetblijdschap,

17Zijhebbengeenwortelinzichzelfenzijnslechtsvoor eentijdontvankelijkMaaralserlaterverdrukkingof vervolgingontstaatomwillevanhetWoord,rakenzij terstondgeërgerd

18Endezenzijnhet,dietussendedoornengezaaid worden,namelijkzij,diehetWoordhoren,

19Endezorgenvandezewereld,hetbedrogvande rijkdomendebegeertennaaralhetanderekomenerbijen verstikkenhetwoord,enhetwordtonvruchtbaar.

20Endezenzijnhet,dieingoedeaardegezaaidzijn:zij, diehetWoordhoren,hetaannemenenvruchtdragen, sommigendertigvoudig,sommigenzestigvoudig,en sommigenhonderdvoudig

21EnHijzeidetothen:Wordteenkaarsgebrachtom onderdekorenmaatofonderhetbedgezetteworden?En nietomopdekandelaargezetteworden?

22Wanterisnietsverborgen,datnietopenbaarzalworden; enerisnietsgeheimgehouden,behalvedathetaanhet lichtzoukomen

23Alsiemandorenheeftomtehoren,laathijdanluisteren 24EnHijzeidetothen:Ziettoe,watgijhoort;metdemaat, diegijmeet,zalugemetenworden;enaanu,diehoort,zal meergegevenworden

25Wantwieheeft,hemzalgegevenworden;maarwieniet heeft,ookwathijheeft,zalhemontnomenworden

26Enhijzeide:AlzoishetKoninkrijkGods,alsofeen menszaadindeaardezaait;

27Enofhetnuslaapt,ofhetopstaat,nachtendag,enhet zaadopkomtenopschiet,hijweetniethoe

28Wantdeaardebrengtvanzelfvruchtvoort:eerstde halm,daarnadeaar,daarnahetvollekorenindeaar

29Maarzodradevruchtisopgekomen,slaathijermeteen desikkelin,omdatdeoogstgekomenis

30EnHijzeide:WaarmedezullenwijhetKoninkrijkGods vergelijken?Ofmetwelkevergelijkingzullenwijhet vergelijken?

31Hetisalseenmosterdzaadje,dat,alshetindeaarde gezaaidwordt,minderisdanalhetanderezaaddatinde aardeis

32Maaralshetgezaaidis,schiethetopenwordtgroter danalleandereplantensoortenenvormtgrotetakken,zodat devogelsindeluchtindeschaduwervankunnennestelen

33EnHijsprakhetWoordtothendoormiddelvanveel vanzulkegelijkenissen,voorzoverzijhetkondenhoren.

34MaarHijsprakniettothenzondergelijkenissenEn toenzijalleenwaren,legdeHijallesaanZijndiscipelenuit 35Entoenhetavondgewordenwas,zeiHijtegenhen: Latenwenaardeoverkantoversteken

36Entoenzijdemenigtehaddenweggezonden,namenzij Hemmee,zoalsHijinhetschipwasEnerwarenook anderekleineschepenbijHem

37Enerstakeenzwarestormwindop,endegolven sloegentegenhetschip,zodathetalvolwaterliep

38EnHijlagachterinhetschipopeenkussenteslapen ToenmaaktenzijHemwakkerenzeidentotHem:Meester, kanhetUnietschelendatwijvergaan?

39EnHijstondop,bestraftedewind,enzeidetotdezee: Weesstil,weesstil!Endewindgingliggen,enerwerd grotestilte

40EnHijzeidetothen:Waaromzijtgijzobevreesd?Hoe komthet,datgijgeengeloofhebt?

41Enzijwerdenzeerbevreesdenzeidentotelkander:Wie istochdezemens,datzelfsdewindendezeeHem gehoorzaamzijn?

HOOFDSTUK5

1Enzijkwamenaandeoverkantvandezee,inhetland vandeGadarenen

2EntoenHijuithetschipging,kwamHemterstonduitde graveneenmantegemoet,bezetendooreenonreinegeest, 3Dietemiddenvandegravenwoonde,enniemandkon Hembinden,zelfsnietmetketenen.

4Omdathijdikwijlsmetboeienenkettingenwas vastgebonden,endekettingendoorhemwarenlosgerukt endeboeieninstukkenwarengebroken,konniemandhem temmen

5Envoortdurend,dagennacht,washijindebergenenin degraven,terwijlhijschreideenzichzelfmetstenen verwondde

6MaartoenhijJezusvanverrezag,sneldehijnaarhem toeenaanbadhem,

7Enhijriepmetluiderstemenzeide:WathebikmetUte maken,Jezus,GijZoonvandeallerhoogsteGod?Ik bezweerUbijGod,datGijmijnietpijnigt.

8WantHijzeitegenhem:Gauitvandieman,onreine geest.

9Enhijvroeghem:Hoeisuwnaam?Enhijantwoordde enzeide:MijnnaamisLegioen,wantwijzijnmetvelen

10Enhijdrongerbijhemopaandathijhennietuithet landzouwegsturen.

11Nuwasdaar,dichtbijdebergen,eengrotekudde zwijnenaanhetgrazen

12EnalledemonensmeektenHemenzeiden:Stuurons naardezwijnen,zodatwijdaarinkunneningaan

13EnJezusgafhunterstondverlof.Endeonreinegeesten gingenuitenvoerenindezwijnen;endekuddestorttemet geweldvaneensteilehellingindezee,(zewarenongeveer tweeduizend)enstikteindezee.

14Enzij,diedezwijnenhoedden,vluchtten,enberichtten hetindestadenophetland.Enzijgingenuitomtezien watergebeurdwas

15EnzijkwamenbijJezusenzagenhemzitten,die bezetenwasdoordeduivelenhetlegioeninzijnhandhad, gekleedengoedbijzijnverstandEnzijwerdenbevreesd 16Enzijdiehetzagen,verteldenhunwatergebeurdwas metdebezetene,enookmetdezwijnen.

17EnzijbegonnenHemtebidden,datHijuithungebied zouweggaan

18Entoenhijinhetschipging,baddebezetenetothem dathijbijhemmochtblijven

19MaarJezusliethethemniettoe,maarzeitegenhem: Ganaarhuis,naaruwvrienden,envertelhunwelkegrote dingendeHeereaanugedaanheeft,enwelkeontferming Hijoveruheeftgehad.

20EnhijvertrokenbegoninDekapolisteverkondigen welkegrotedingenJezusaanhemgedaanhad;enallen verwonderdenzich.

21EntoenJezusweermethetschipnaardeoverkantwas gegaan,verzameldezicheengrotemenigtebijHemHij wasnudichtbijhetmeer.

22Enzie,daarkwameenvandeoverstenvandesynagoge, Jaïrusgenaamd;entoenhijhemzag,vielhijaanzijn voeten,

23EnhijsmeekteHemdringend,zeggende:Mijn dochtertjeligtopsterven;komtochenlegUwhandenop haar,opdatzijgenezenworde,enzijzalleven.

24EnJezusgingmethemmee,eneengrotemenigte volgdeHemenverdrongHem

25Eneenvrouwdietwaalfjaarlangbloedvloeiinghad gehad,

26Enzijhadveelgeledenvanveledokters,enhadalles uitgegevenwatzijhad,enwasnietverbeterd,maarwas veeleerergergeworden,

27ToenzijvanJezushoorde,kwamzijindemenigte achterhenaanenraaktezijnkleedaan.

28Wantzijzei:Alsikmaarzijnklerenaanraak,zalik gezondworden

29Enterstonddroogdedebronvanhaarbloedop,enzij voeldeaanhaarlichaamdatzijvandieplaaggenezenwas 30EnJezus,dieterstondbijZichzelfwist,daterkracht vanHemuitging,keerdeZichomnaarhemindemenigte enzeide:WieheeftMijnklerenaangeraakt?

31EnzijndiscipelenzeidentotHem:Gijzietdemenigte dieUverdringt,enzegtGij:WieheeftMijaangeraakt?

32Enhijkeekomzichheenomtezienwieditgedaanhad

33Maardevrouw,diebangwasenbeefde,wistwatermet haargebeurdwasZekwamnaarhemtoe,vielvoorhem neerenverteldehemdehelewaarheid

34EnHijzeidetothaar:Dochter,uwgeloofheeftu behouden;gaheeninvredeenweesgenezenvanuwkwaal.

35TerwijlHijnogsprak,kwamenersommigenuithet huisvandeoverstevandesynagoge,diezeiden:Uw dochterisgestorven;waaromvaltudeMeesternoglanger lastig?

36ZodraJezushetwoordhoordedatgesprokenwerd,zei Hijtegendeoverstevandesynagoge:Weesnietbang, geloofalleen

37EnhijlietniemandtoeomHemtevolgen,behalve Petrus,JakobusenJohannes,debroervanJakobus

38ToenHijbijhethuisvandeoverstevandesynagoge kwam,zagHijdeopschuddingendemensendiehevig weendenenrouwden

39ToenHijbinnenkwam,zeiHijtegenhen:Waarom maaktuzoveeldrukteengehuil?Hetmeisjeisnietdood, maarslaapt

40EnzijlachtenhemuitMaartoenhijzeallemaalhad weggestuurd,namhijdevaderendemoedervanhet meisjeendegenendiebijhemwaren,engingnaarbinnen waarhetmeisjelag

41EnHijnamhetmeisjebijdehandenzeitothaar: Talithakoemi!Datbetekent:Meisje,Ikzegu,staop 42Enterstondstondhetmeisjeopenliep;wantzijwas twaalfjaaroudEnzijwerdenmetgroteverbazing verbijsterd

43Enhijgeboodhunnadrukkelijkdatniemandhetmocht weten,endatmenhaarietsteetenmoestgeven

HOOFDSTUK6

1EnHijgingvandaarwegenkwaminZijnvaderland,en ZijndiscipelenvolgdenHem.

2Entoendesabbataangebrokenwas,begonHijtelerenin desynagogeEnvelendieHemhoorden,stondenversteld enzeiden:WaarheeftDezedezedingenvandaan?Enwat isditvoorwijsheid,dieHemgegevenis,datookzulke krachtendoorZijnhandengedaanworden?

3Isditnietdetimmerman,dezoonvanMaria,debroer vanJakobusenJosesenvanJudaenSimon?Enzijnzijn zustersniethierbijons?Enzijnamenaanstootaanhem

4MaarJezuszeitegenhen:Eenprofeetisalleenongeëerd inzijnvaderstad,onderzijnverwanteneninzijnhuis

5EnHijkondaargeenwonderendoen,behalvedatHij Zijnhandenopeenaantalziekenlegdeenhengenas.

6EnHijverwonderdeZichoverhunongeloofEnHijging dedorpenrond,lerende

7EnHijriepdetwaalfbijZichenbegonhentweeaan tweeuittezenden,enHijgafhunmachtoverdeonreine geesten,

8EnHijgeboodhun,datzijnietsvooronderwegzouden meenemen,danalleeneenstaf;geenreistas,geenbrood, geengeldinhunbeurs

9Maardraagsandalenendraaggeendubbelemantel.

10EnHijzeidetothen:Waargijookeenhuisbinnengaat, blijftdaar,totdatgijvandaaruitvertrekt

11Enalwieunietontvangt,nochnaaruluistert,schudt, alsgijvandaarweggaat,hetstofvanuwvoetenaf,toteen getuigenistegenhen.Voorwaar,Ikzegu,hetzalSodomen Gomorraverdraaglijkerzijnindedagdesoordeels,dandie stad

12Enzijgingenheenenprediktendatdemensenzich moestenbekeren.

13Enzijdrevenveledemonenuit,enzalfdenvelezieken metolie,engenazenhen

14EnkoningHerodeshoordevanHem(wantzijnnaam waswijdverspreid)enhijzei:JohannesdeDoperisuitde dodenopgewekt,endaaromopenbarenzichkrachtenin hem

15Anderenzeiden:DathetEliaisEnanderenzeiden:Dat heteenprofeetis,ofalseenvandeprofeten.

16MaartoenHerodesdithoorde,zeihij:HetisJohannes dieikhebonthoofd;hijisuitdedoodopgewekt

17WantHerodeshadzelfJohanneslatenarresterenen gevangengezet,terwillevanHerodias,devrouwvanzijn broerFilippus,diemethaargetrouwdwas

18WantJohanneshadtegenHerodesgezegd:Hetisuniet geoorloofddevrouwvanuwbroertehebben.

19DaaromkreegHerodiasruziemethemenwildehem doden,maarzijkonniet

20WantHerodeswasbevreesdvoorJohannes,omdathij wistdathijeenrechtvaardigenheiligmanwasHijsloeg hemgadeAlshijnaarhemluisterde,deedhijveelenhij luisterdemetvreugdenaarhem

21Entoenereengeschiktedagaangebrokenwas,gaf Herodesopzijngeboortedageenmaaltijdvoorzijnvorsten, zijnhoofdmannenenzijnvorstenvanGalilea

22ToendedochtervanHerodiasbinnenkwamendanste, endaarmeeHerodesendegenendiebijhemzatenbeviel, zeidekoningtegenhetmeisje:Vraagmijwatjemaarwilt, enikzalhetjegeven

23Enhijzwoerhaar:Watjeookvanmijvraagt,ikzalhet jegeven,alishetdehelftvanmijnkoninkrijk

24Enzijgingheenenzeidetothaarmoeder:Watzalik vragen?Enzijzeide:HethoofdvanJohannesdeDoper.

25Enzijgingterstondmetspoednaardekoningenvroeg: Ikwildatumijstraksopeenschaalhethoofdvan JohannesdeDopergeeft.

26Endekoningwaszeerbedroefd;tochwildehijhaar, omwillevanzijneedenomwillevanhendiebijhemzaten, nietverwerpen.

27Enterstondzonddekoningeenbeulengafbevelzijn hoofdtebrengen;endezegingheenenonthoofddehemin degevangenis,

28Enhijbrachtzijnhoofdopeenschaalengafhetaanhet meisje;enhetmeisjegafhetaanhaarmoeder

29Toenzijndiscipelendithoorden,gingenzezijnlijk halenenlegdenhetineengraf

30EndeapostelenverzameldenzichbijJezusen berichttenHemalles,zowelwatzijgedaanhaddenalswat zijonderwezenhadden

31EnHijzeidetothen:Komtallen,alleen,naareen eenzameplaatsenrusteenweinig;wanterwarenvelendie kwamenengingen,enzijhaddenzelfsgeentijdomteeten 32Enzijvertrokkeninhetschipnaareeneenzameplaats, zonderonderscheid.

33Toendemensenhenzagenweggaan,herkendenzehem enliepenzeuitallestedentevoetdaarheenZe verzameldenzichbijhem.

34ToenJezusuithetschipging,zagHijeengrotemenigte enHijwerdmetontfermingoverhenbewogen,omdatzij warenalsschapendiegeenherderhebbenEnHijbegon hunveeldingenteleren

35Toenhetallaatwerd,kwamenzijndiscipelennaarhem toeenzeiden:Dezeplaatsisverlatenenhetisallaat.

36Stuurhenweg,zodatzenaardeomliggendedorpenen stedenkunnengaanenbroodvoorzichzelfkunnenkopen Wantzehebbennietsteeten

37Hijantwoorddeenzeidetothen:Geeftgijhunteeten EnzijzeidentotHem:Zullenwijheengaanenvoor tweehonderdpenningenbroodkopen,enhunteetengeven?

38Hijzeidetothen:Hoeveelbrodenhebtgij?Gaatheen enziet.Enalszijhetverstonden,zeidenzij:Vijfentwee vissen

39Enhijgafhunbeveldatzijalleningroepenophet groenegrasmoestengaanzitten.

40Enzijgingenzitteninrijen,ingroepenvanhonderden ingroepenvanvijftig.

41EntoenHijdevijfbrodenendetweevissengenomen had,keekHijomhoognaardehemel,sprakdezegenuiten brakdebrodenengafzeaanZijndiscipelenomzehun voortezetten;endetweevissenverdeeldeHijonderallen.

42Enzijatenallenenwerdenverzadigd

43Enzijhaaldentwaalfmandenvolmetstukkenvleesen vissenop

44Enhetaantalmannendatvandebrodengegetenhad, bedroegongeveervijfduizend.

45EnterstonddwongHijzijndiscipeleninhetschipte gaanenalvastnaardeoverkanttevaren,naarBetsaïda, terwijlHijdemenigtezouwegsturen.

46NadatHijhenhadweggestuurd,gingHijnaardeberg omtebidden

47Toenhetavondwerd,bevondhetschipzichmiddenin dezeeenwashijalleenophetland

48EnHijzagdatzijzichinspandenbijhetroeien,omdat dewindhuntegenstond.Enomstreeksdevierde nachtwakekwamHijnaarhentoe,lopendopdezee,en wildehenvoorbijgaan

49ToenzijHemechteropdezeezagenlopen,meendenzij datheteenspookwas,enzijriepen:

50WantzijzagenHemallen,enwerdenontroerdEnHij sprakterstondmethen,enzeidetothen:Weestwelgemoed, Ikbenhet;vreestniet

51EnHijklomnaarhentoeinhetschipEndewindging liggen.Enzijwerdenbuitengewoonverbaasden verwonderdenzich

52Wantzijlettennietophetwondervandebroden,want hunhartwerdverhard.

53Toenzijovergestokenwaren,kwamenzijinhetland vanGennesaretenlegdenaanophetstrand

54Entoenzijuithetschipgingen,herkendenzijhem terstond,

55EnHijdoorzochthetgehelegebiedenbegondezieken, dieHijhadgehoord,opbeddenrondtedragen.

56EnoveralwaarHijkwam,indorpen,stedenofophet platteland,legdenzedeziekenopstraatneerensmeekten HemofzealleenmaardezoomvanZijnkleedmochten aanrakenEnallendieHemaanraakten,werdengezond

HOOFDSTUK7

1ToenkwamendeFarizeeënenenkeleschriftgeleerdenuit JeruzalembijHembijeen

2Toenzijzagendatsommigenvanzijndiscipelenmet onreine,datwilzeggenongewassen,handenbroodaten, vondenzijverwerpelijk.

3WantdeFarizeeënenalleJodenetenniet,tenzijzijhun handendikwijlswassen,omdatzijzichhoudenaande overleveringvandeoudsten

4Enalszijvandemarktkomen,etenzijniet,tenzijzij zichgewassenhebben.Enerzijnnogveelanderedingen diezijontvangenhebbenomvasttehouden,zoalshet wassenvanbekersenpotten,koperenvatenentafels

5ToenvroegendeFarizeeënendeschriftgeleerdenHem: WaaromlevenUwdiscipelennietvolgensdeoverlevering

vandeoudsten,maaretenzijbroodmetongewassen handen?

6Hijantwoorddeenzeidetothen:TerechtheeftJesaja overu,huichelaars,geprofeteerd,zoalsgeschrevenstaat: DitvolkeertMijmetdelippen,maarhunhartisvervan Mij

7MaartevergeefsvererenzijMij,wantzijonderwijzen leringendiegebodenvanmensenzijn.

8WantuverwaarloosthetgebodvanGodenhoudtuaan deoverleveringenvanmensen,zoalshetwassenvan kannenenbekers,ennogveelmeervandergelijkedingen doetu

9EnHijzeidetothen:GijsteltterechthetgebodGods terzijde,omuweigenoverleveringinstandtehouden

10WantMozesheeftgezegd:Eeruwvaderenuwmoeder, en:Wiezijnvaderofmoedervervloekt,zaldedood sterven

11Maargijzegt:Indieniemandtotzijnvaderofzijn moederzegt:Hetiskorban,datiseengave,indiengijvan mijvoordeelhadtkunnenhebben,danzalhijvrijzijn

12Enlaathemnietmeerietsdoenvoorzijnvaderofzijn moeder;

13UondermijnthetwoordvanGoddoordeoverlevering dieuhebtovergeleverdEnudoetnogveelmeervan dergelijkedingen.

14EnnadatHijalhetvolkbijZichgeroepenhad,zeiHij tothen:LuistertallennaarMijenverstaat

15Erisnietsdatvanbuitenafindemenskomt,dathem onreinkanmaken;maardedingendieuithemkomen,die zijnhetdiedemensonreinmaken

16Alsiemandorenheeftomtehoren,laathijdanluisteren.

17ToenHijvandemenigtehethuiswasbinnengegaan, vroegenZijndiscipelenHemnaardegelijkenis

18EnHijzeidetothen:Zijtgijookzozonderbegrip?

Begrijptgijniet,datalwatvanbuitenafindemenskomt, hemnietkanverontreinigen?

19Omdathetnietinhethartkomt,maarindebuik,ener indedrinkbakuitkomt,enalhetvoedselreinigt?

20EnHijzeide:Hetgeenuitdemensuitgaat,dat verontreinigtdemens.

21Wantvanbinnenuit,uithethartvandemensen,komen dekwadeoverleggingen,overspel,hoererij,moord, 22Diefstal,hebzucht,slechtheid,bedrog,losbandigheid, eenboosoog,godslastering,hoogmoed,dwaasheid: 23Aldezeslechtedingenkomenvanbinnenuitenmaken demensonrein.

24Envandaarstondhijopengingnaardegrenzenvan TyrusenSidon,engingeenhuisbinnen,enwildedat niemandhettewetenkwam,maarhijkonnietverborgen blijven

25Wanteenvrouw,wierdochtertjeeenonreinegeesthad, hoordevanHem,enkwamnaarHemtoeenvielaanZijn voeten

26DevrouwwaseenGriekse,eenSyrofenicischevrouw, enzijsmeekteHemdeduiveluithaardochtertedrijven

27MaarJezuszeitegenhaar:Laateerstdekinderen verzadigdworden,wanthetisnietgoedhetbroodvande kinderentenemenenhetaandehondjesvoortewerpen

28EnzijantwoorddeenzeidetotHem:Ja,Heere!dochde hondenonderdetafeletenvandekruimelsderkinderen.

29EnHijzeidetothaar:Omditwoordgaheen;deduivel isuituwdochteruitgevaren

30Toenzijinhaarhuiskwam,zagzijdatdeduivelwas uitgegaanendathaardochteropbedlag.

31EnHijverlietopnieuwhetgebiedvanTyrusenSidon enkwambijhetmeervanGalilea,dwarsdoorhetgebied vanDekapolis.

32EnzijbrachteniemandbijHemdiedoofwasen gebrekkigsprak,ensmeektenHemomHemdehandopte leggen.

33Enhijnamhemapartvandemenigte,stakzijnvingers inzijnoren,spuwdeenraaktezijntongaan;

34EnHijsloegZijnogenopnaardehemel,zuchtteenzei tegenHem:Effata,datbetekent:Gaopen!

35Enterstondwerdenzijnorengeopend,endebandvan zijntongwerdlosgemaakt,enhijkonduidelijkspreken

36Enhijgeboodhun,datzijhetaanniemandzouden vertellen.Maarhoemeerhijgebood,destemeermaakten zijhetbekend

37Enzijwarenbuitengewoonontzetenzeiden:Hijheeft alleswelgedaan;Hijmaaktzoweldovenhorenals stommenspreken

HOOFDSTUK8

1Indiedagenwasdemenigtezeergrootenhadnietste eten.Jezusriepzijndiscipelenbijzichenzeitegenhen:

2Ikhebmedelijdenmetdemenigte,wantzijzijnnualdrie dagenbijMijenhebbennietsteeten

3Enalsikhennuchternaarhuisstuur,zullenzijonderweg bezwijkenWantvelenvanhenzijnvanvergekomen

4EnzijndiscipelenantwoorddenHem:Waarkaniemand hierindewoestijndezemannenmetbroodverzadigen?

5EnHijvroeghun:Hoeveelbrodenhebtu?Enzijzeiden: Zeven

6EnHijgebooddeschareopdegrondtegaanzitten;en Hijnamdezevenbroden,sprakhetdankgebeduit,enbrak ze,engafzeaanZijndiscipelenomzehunvoortezetten; enzijzettenzeaandescharevoor.

7Enzijhaddeneenpaarkleinevissen;enhijzegendehen engebooddatzijdieookvoorhenmoestenneerleggen

8Zijatenenwerdenverzadigd.Enzijhaaldenvanhet overgeblevenvleeszevenmandenop

9Enhetaantalpersonen,diegegetenhadden,was ongeveervierduizend;enhijliethengaan.

10EnmeteengingHijmetZijndiscipelenineenschipen kwaminhetgebiedvanDalmanutha 11EndeFarizeeënkwamennaarvorenenbegonnenmet HemtetwistenZijverlangdenvanHemeentekenuitde hemelenwildenHemopdeproefstellen.

12Enhijzuchttediepinzijngeestenzei:Waarom verlangtditgeslachtnaareenteken?Voorwaar,Ikzegu: Erzalaanditgeslachtgeentekengegevenworden

13EnHijliethenachter,gingweeraanboordenvoernaar deoverkant

14Deleerlingenwarenvergetenbroodmeetenemen,en zehaddenooknietmeerdanéénbroodbijzichinhetschip 15EnHijgeboodhun,zeggende:Ziettoe,weestopuw hoedevoordezuurdesemderFarizeeënenvoorde zuurdesemvanHerodes

16Enzijoverlegdenonderelkanderenzeiden:Datkomt, omdatwijgeenbroodhebben.

17EntoenJezusditwist,zeiHijtegenhen:Waarom redeneertu,omdatugeenbroodhebt?Uziethetnogniet enubegrijpthetnogniet?Hebtuuwhartnogverhard?

18Gijhebtogenenzietniet,engijhebtorenenhoortniet, enherinnertuzichniet?

19ToenIkdevijfbrodenbrakonderdevijfduizend, hoeveelvollemandenmetbrokkenhebtutoenopgehaald? ZijzeidentotHem:Twaalf.

20Entoendezevenonderdevierduizendwaren,hoeveel vollemandenmetbrokkenhebtuopgehaald?Enzijzeiden: Zeven

21EnHijzeidetothen:Hoekomthet,datgijhetniet begrijpt?

22ToenHijinBetsaïdakwam,brachtenzeeenblindebij HemenvroegenHemHemaanteraken

23EnHijnamdeblindebijdehandenleiddehembuiten hetdorp;ennadatHijinzijnogengespuugdhadenhemde handenopgelegdhad,vroegHijhemofhijietszag

24Enhijkeekopenzei:Ikziemensenalsbomenlopen.

25DaarnalegdeHijdehandenweeropzijnogenenliet HemopkijkenEnHijwerdhersteldenkoniedereenweer goedzien.

26Enhijstuurdehemnaarhuis,metdewoorden:Ganiet naardestadenvertelhetaanniemandindestad

27EnJezusgingmetzijndiscipelennaardedorpenvan CaesareaFilippiEnonderwegvroegHijzijndiscipelenen zeitothen:WiezeggendemensendatIkben?

28Enzijantwoordden:JohannesdeDoper,maar sommigenzeggen:Elia,enanderen:Eenvandeprofeten

29EnHijzeidetothen:Maargij,wiezegtgij,datIkben? EnPetrusantwoorddeenzeidetotHem:Gijzijtde Christus

30Enhijgeboodhundatzijniemandoverhemzouden vertellen.

31EnHijbegonhunteonderwijzendatdeZoondes mensenveelmoestlijdenenverworpenwordendoorde oudsten,deoverpriestersendeschriftgeleerdenengedood worden,ennadriedagenopstaan

32EnHijsprakditwoordopenlijkEnPetrusnamHem onderzijnhoedeenbegonHemtebestraffen.

33MaartoenHijZichomkeerdeenZijndiscipelen aankeek,bestrafteHijPetrusenzei:GawegvanMij,satan, wantjijbedenktnietdedingendievanGodzijn,maarde dingendievandemensenzijn

34EnnadatHijdemenigte,enookZijndiscipelen,tot Zichgeroepenhad,zeiHijtothen:AlsiemandachterMij aanwilkomen,moethijzichzelfverloochenen,zijnkruis opnemenenMijvolgen.

35Wantiederdiezijnlevenwilbehouden,zalhet verliezen;maariederdiezijnlevenverliestomMijnentwil enomhetEvangelie,diezalhetbehouden

36Wantwatzouheteenmensbaten,alshijdehelewereld wint,maaraanzijnzielschadelijdt?

37Ofwatzaleenmensgeveninruilvoorzijnziel?

38WiezichdanvoorMijenvoorMijnwoordenschaamt inditoverspeligeenzondigegeslacht,voorhemzalookde Zoondesmensenzichschamen,wanneerHijkomtinde heerlijkheidvanZijnVader,metdeheiligeengelen

HOOFDSTUK9

1EnHijzeidetothen:Voorwaar,Ikzegu,dater sommigenzijnvanhen,diehierstaan,diededoodniet zullensmaken,voordatzijhetKoninkrijkGodsmetkracht hebbenzienkomen

2EnnazesdagennamJezusPetrus,JakobusenJohannes metZichmeeenleiddehenopeenhogeberg,alleenmet henEnHijwerdvoorhunogenvangedaanteveranderd

3Enzijnkledingwerdblinkendwit,zowitalssneeuw, zoalsgeenvolleropaardezewitkanmaken

4EnaanhenverscheenElia,samenmetMozes,enzij sprakenmetJezus.

5EnPetrusantwoorddeenzeidetotJezus:Meester,hetis goed,datwijhierzijn;latenwijdrietentenmaken,één voorU,enéénvoorMozes,enéénvoorElia.

6Hijwistnietwathijmoestzeggen,wantzijwarenzeer bevreesd

7Enerkwameenwolk,diehenoverschaduwde,ener klonkeenstemuitdewolk,diezei:Dezeismijngeliefde Zoon;luisternaarHem

8Enplotseling,toenzeomzichheenkeken,zagenze niemandmeer,behalveJezus,diealleenbijhenwas

9Toenzijvandebergafdaalden,geboodHijhunaan niemandtevertellenwatzijgezienhadden,totdatde Mensenzoonuitdedoodzouzijnopgewekt

10Enzijbewaardenditwoordbijzichzelf,terwijlzijonder elkaarondervroegen,watdebetekeniswasvande opstandinguitdedoden

11EnzijvroegenHem:Waaromzeggende schriftgeleerdendatEliaeerstmoetkomen?

12EnHijantwoorddeenzeidetothen:Welnu,Eliakomt eerstenhersteltalles,enzoalsoverdeZoondesmensen geschrevenstaat,datHijveelmoetlijdenentenietgedaan worden

13MaarIkzegu:Eliaiswerkelijkgekomen,enzijhebben methemgedaanalwatzijwilden,zoalsoverhem geschrevenstaat

14ToenHijbijZijndiscipelenkwam,zagHijeengrote menigteomhenheen,endeschriftgeleerdenwarenmet henindiscussie

15Enterstondwerdenallemensen,toenzijHemzagen, zeerverbaasd;enzijliepenopHemtoeengroettenHem.

16EnHijvroegdeschriftgeleerden:Watvraagtgijmet hen?

17Eniemanduitdemenigteantwoorddeenzeide:Meester, ikhebmijnzoontotUgebracht,dieeenstommegeest heeft;

18Enwaarhijhemookgrijpt,hijverscheurthem;enhij schuimt,enknarstmetzijntanden,enkwijntwegEnik hebtotuwdiscipelengesproken,datzijhemuitzouden werpen;enzijkondenhetniet.

19Hijantwoorddehemenzeide:O,ongeloviggeslacht, hoelangzalIknogbijuzijn?HoelangzalIkunog verdragen?BrenghemtotMij

20EnzijbrachtenhembijHemEntoenHijhemzag, verscheurdedegeesthemterstond;enHijvielopdegrond enbegonteschuimen

21Enhijvroegaanzijnvader:Hoelangishetgeleden,dat hemditoverkomenis?Enhijantwoordde:Vaneenkind.

22Endikwijlsheefthetheminhetvuureninhetwater geworpenomhemtedoden.MaarindienGijietskuntdoen, hebmedelijdenmetonsenhelpons

23Jezuszeitegenhem:Alsukuntgeloven,danzijnalle dingenmogelijkvoorhemdiegelooft.

24Enterstondriepdevadervanhetkindenzeimettranen: Ikgeloof,Heere!Kommijnongelooftehulp

25ToenJezuszagdatdemensensamenstroomden, bestrafteHijdeonreinegeestenzeitegenhem:Jij,stomme endovegeest,Ikbeveelje:gauithemwegenkomniet meerinhemterug

26EndegeestschreeuwdeenscheurdeHemhevig,en gingvanHemuit;enHijwerdalsdood,zodatvelenzeiden: Hijisdood

27MaarJezusgreephembijdehand,richttehemopenhij stondop.

28ToenHijinhethuiskwam,vroegenZijndiscipelen Hemalleen:WaaromkondenwijHemnietuitwerpen?

29EnHijzeidetothen:Ditgeslachtkandoorniets uitbreken,dandoorgebedenvasten

30EnzijvertrokkenvandaarentrokkendoorGalilea,en Hijwildenietdatiemandhettewetenzoukomen.

31WantHijonderweesZijndiscipelenenzeitegenhen: DeMensenzoonwordtovergeleverdindehandenvan mensen,enzijzullenHemdoden,ennadatHijgedoodis, zalHijopdederdedagopstaan

32MaarzijbegrependatwoordnietendurfdenhetHem niettevragen.

33EnHijkwamteKapernaüm,entoenHijinhethuiswas, vroegHijhun:Waaroverhebtuonderwegmetelkaar gediscussieerd?

34Maarzijblevenstil,wantonderweghaddenzij onderlingonenigheidgehadoverdevraagwiede belangrijkstezouzijn.

35EnHijgingzitten,riepdetwaalfbijzichenzeitegen hen:Alsiemanddeeerstewilzijn,zalhijdelaatstevan allenzijnendeslaafvanallen.

36EnHijnameenkind,enzettehetinhunmidden;en nadatHijhetinZijnarmengenomenhad,zeiHijtothen:

37Wieéénvanzulkekinderenontvangtinmijnnaam, ontvangtmijEnwiemijontvangt,ontvangtnietmij,maar hemdiemijgezondenheeft

38EnJohannesantwoorddeHem,zeggende:Meester,wij hebbeniemandgezien,dieinUwNaamdemonenuitdreef, enhijvolgtonsniet;enwijhebbenhethemverboden, omdathijonsnietvolgt.

39MaarJezuszei:‘VerbiedhethemnietErisimmers niemanddieinmijnnaameenwonderdoet,diezo lichtzinnigkwaadvanmijkanspreken’

40Wantwieniettegenonsis,isaanonzekant

41Wantalsiemanduinmijnnaameenbekerwaterte drinkengeeftomdatuChristustoebehoort,voorwaar,ik zegu:zijnloonzalhembeslistnietontgaan

42Enwieeenvandezekleinen,dieinMijgeloven,tot zondeverleidt,hetisbetervoorhemdateenmolensteen omzijnhalswerdgehangenenhijindezeewerd geworpen.

43Enindienuwhandutotzondeverleidt,hakhaarafHet isbetervooruverminkthetlevenintegaan,danmettwee handenindehelterechttekomen,inhetonuitblusbare vuur

44Waarhunwormnietsterftenhetvuurnietwordt uitgeblust.

45Enindienuwvoetutotzondeverleidt,hakhemafHet isbetervoorukreupelinhetlevenintegaan,danmettwee voetenindehelgeworpenteworden,inhetonuitblusbare vuur

46Waarhunwormnietsterftenhetvuurnietwordt uitgeblust.

47Enindienuwoogutotzondeverleidt,rukhetuitHetis betervoorumetéénooghetKoninkrijkGodsbinnente gaan,danmettweeogeninhethelsevuurgeworpente worden

48Waarhunwormnietsterftenhetvuurnietwordt uitgeblust

49Wanteeniederzalmetvuurgezoutenworden,enelk offerzalmetzoutgezoutenworden.

50Hetzoutisgoed;maarindienhetzoutzijnkracht verliest,waarmeezultgijhetopsmaakbrengen?Hebtzout inuzelf,enhebtvredeonderelkander.

HOOFDSTUK10

1EnHijstondvandaaropenkwaminhetgebiedvan Judea,aandeoverzijdevandeJordaanEnhetvolkkwam weerbijHem,enHijonderweeshenwederom,zoalsHij gewoonwas

2ToenkwamendeFarizeeënnaarHemtoeenvroegen Hem:Isheteenmangeoorloofdzijnvrouwteverstoten?

ZijprobeerdenHemopdeproeftestellen

3EnHijantwoorddeenzeidetothen:WatheeftMozesu geboden?

4Enzijzeiden:Mozesheefttoegestaaneenscheidbriefte schrijvenenhaarteverstoten

5EnJezusantwoorddeenzeidetothen:Methetoogopde hardheiduwerhartenheeftHijuditgebodgeschreven

6MaarvanafhetbeginvandescheppingheeftGodhenals manenvrouwgemaakt.

7Daaromzaleenmanzijnvaderenmoederverlatenen zichaanzijnvrouwhechten;

8Endietweezullentotéénvleeszijn.Danzijnzijniet meertwee,maaréénvlees

9WatGodheeftsamengevoegd,magdemensniet scheiden.

10ThuisondervroegenzijnleerlingenHemopnieuwover dezelfdekwestie

11EnHijzeidetothen:Alwiezijnvrouwverstooteneen anderetrouwt,pleegtoverspeljegenshaar

12Enwanneereenvrouwhaarmanverstootenmeteen andertrouwt,pleegtzijoverspel

13EnzijbrachtenkleinekinderenbijHem,opdatHijze zouaanrakenEnZijndiscipelenbestraftendegenendie henbrachten.

14MaartoenJezusdatzag,werdHijzeerverontwaardigd enzeitegenhen:LaatdekinderenbijMijkomenen verhindertzeniet,wantvoorzodanigenishetKoninkrijk vanGod

15Voorwaar,Ikzegu:WiehetKoninkrijkGodsniet ontvangtalseenkind,zalhetvoorzekernietbinnengaan

16EnHijnamzeinZijnarmen,legdeZijnhandenophen enzegendehen.

17EntoenHijopwegwas,kwameriemandaanlopen,die voorHemopdeknieënvielenHemvroeg:GoedeMeester, watmoetikdoenomheteeuwigeleventebeërven?

18EnJezuszeidetothem:WaaromnoemtgijMijgoed? NiemandisgoeddanEén,namelijkGod.

19Gijkentdegeboden:Gijzultgeenoverspelplegen,gij zultnietdoden,gijzultnietstelen,gijzultgeenvals getuigenisafleggen,gijzultniemandbedriegen,eeruw vaderenuwmoeder

20EnhijantwoorddeenzeidetotHem:Meester,aldeze dingenhebikonderhoudenvanmijnjeugdaf

21EnJezuskeekhemaan,kreeghemliefenzeitegenhem: Eéndingontbreektu:gaheen,verkoopalleswatuhebten geefhetaandearmen,enuzulteenschathebbeninde hemel;enkomdanterug,neemhetkruisopenvolgMij 22Enhijwerdbedroefdoverdatwoordengingbedroefd weg,wanthijhadvelegoederen

23EnJezuskeekrondomenzeitegenzijndiscipelen:Hoe moeilijkzullenzijdierijkzijn,hetKoninkrijkvanGod binnengaan?

24Endediscipelenwarenverbaasdoverzijnwoorden MaarJezusantwoorddewederomenzeidetothen: Kinderen,hoemoeilijkishetvoorhen,dieoprijkdommen vertrouwen,omintegaaninhetKoninkrijkGods!

25Hetisgemakkelijkervooreenkameelomdoorhetoog vaneennaaldtegaan,danvooreenrijkeomhet KoninkrijkvanGodbinnentegaan

26Enzijwerdenbuitengewoonverbijsterdenzeidentot elkaar:Wiekandanzaligworden?

27EnJezuskeekhenaanenzei:Bijdemensenishet onmogelijk,maarnietbijGod,wantbijGodzijnalle dingenmogelijk

28ToenbegonPetrustotHemtezeggen:Zie,wijhebben allesverlatenenzijnUgevolgd.

29EnJezusantwoorddeenzeide:Voorwaar,Ikzegu,eris niemand,diehuisofbroersofzustersofvaderofmoeder ofvrouwofkinderenofakkersheeftverlatenom MijnentwilenomhetEvangelie,

30Maarhijzalhonderdvoudigterugkrijgen,nuindezetijd, aanhuizenenbroersenzustersenmoedersenkinderenen akkers,metvervolgingen;enindetoekomstigewereldhet eeuwigeleven

31Maarveeleerstenzullendelaatstenzijn,enveel laatstendeeersten

32Enzijwarenopweg,opgaandenaarJeruzalem;en Jezusgingvoorhenuit;enzijwarenverbaasd;enalszij Hemvolgden,werdenzijbevreesdEnHijnamdetwaalf wederom,enbegonhuntevertellenwatHemoverkomen zou,

33Zijzeiden:Zie,wijgaanopnaarJeruzalem,endeZoon desmensenzalovergeleverdwordenaandeoverpriesters endeschriftgeleerden,enzijzullenHemterdood veroordelenenHemoverleverenaandeheidenen

34EnzijzullenHembespottenenHemgeselenenHem bespuwenenHemdoden,maaropdederdedagzalHij opstaan

35EnJakobusenJohannes,dezonenvanZebedeüs, kwamennaarHemtoeenzeiden:Meester,wijwillendatU vooronsdoetalwatwijverlangen

36EnHijzeidetothen:Watwiltgij,datIkvoorudoenzal?

37ZijzeidentotHem:Geefonsdatwijmogenzitten,de eenaanUwrechterhandendeanderaanUwlinkerhand,in Uwheerlijkheid

38MaarJezuszeitegenhen:Julliewetennietwatjullie vragen.KunnenjulliedebekerdrinkendieIkdrink?En gedooptwordenmetdedoopwaarmeeIkgedooptword?

39EnzijzeidentotHem:WijkunnenhetEnJezuszeide tothen:Gijzultweldrinkenuitdendrinkbeker,dienIk drink;enmetdendoop,waarmedeIkgedooptword,zult gijgedooptworden

40Maarwieaanmijnrechter-oflinkerhandzalzitten,is nietaanmijomtebepalen;hetzalgegevenwordenaanhen voorwiehetbestemdis.

41Toendetienanderendithoorden,werdenzeergboos opJakobusenJohannes

42MaarJezusriephenbijZichenzeitegenhen:Jullie wetendatzijdiealsleidersoverdevolkengelden, heerschappijoverhenuitoefenen,endatderijkenmacht overhenuitoefenen.

43MaarzozalhetonderunietzijnWieonderugrootwil worden,zaluwdienaarzijn

44Enwieonderudevoornaamstewilzijn,moetde dienaarvanallenzijn

45WantookdeZoondesmensenisnietgekomenom gediendteworden,maaromtedienenenzijnlevente gevenalslosprijsvoorvelen

46ZijkwamenteJerichoToenHijmetzijndiscipelenen eengrotemenigteJerichoverliet,zatdezoonvanTimeüs, Bartimeüs,deblinde,langsdewegtebedelen

47ToenhijhoordedathetJezusvanNazarethwas,begon hijteschreeuwenentezeggen:Jezus,ZoonvanDavid, ontfermUovermij

48Envelenverzochtenhem,dathijzouzwijgen;maarhij riepdestemeer:ZoonvanDavid,ontfermUovermij.

49EnJezusbleefstaan,engeboodhemteroepenEnzij riependeblinde,zeggendetothem:Weeswelgemoed,sta op;hijroeptu.

50Enhijwierpzijnkleedaf,stondopengingnaarJezus toe

51EnJezusantwoorddeenzeidetothem:Watwiltgij,dat Ikudoenzal?DeblindezeidetotHem:Heere,datik ziendeworde

52EnJezuszeidetothem:Gaheen,uwgeloofheeftu behoudenEnterstondwerdhijziende,envolgdeJezusop deweg

HOOFDSTUK11

1EntoenzijJeruzalemnaderden,bijBethfageenBethanië, aandeOlijfberg,zondHijtweevanZijndiscipelenuit, 2Enhijzeitegenhen:Gaatnaarhetdorpdatvooruligt Enalsudaarbinnenkomt,zultueenveulenvindendat vastgebondenis,waaropnognooitiemandheeftgezeten Maakhetlosenbrenghet

3Enalsiemandtotuzegt:Waaromdoetudit?Zegtdatde Heerhemnodigheeft,enHijzalhemterstondhierheen zenden.

4Toenzijhunwegvervolgden,vondenzijhetveulen vastgebondenbijdedeur,opeenplaatswaartweewegen samenkwamen.Enzijmaaktenhetlos.

5Ensommigenvandeomstanderszeidentothen:Wat doetgij,datgijhetveulenlosmaakt?

6Enzijzeidentothen,zoalsJezusgebodenhad,enzij lietenhengaan.

7EnzijbrachtenhetveulenbijJezus,enlegdenhunkleren opHem,enHijgingeropzitten.

8Velenspreiddenhunklerenuitopdeweg,anderen haktentakkenvandebomenafenstrooidendieopdeweg 9Enzij,dievoorgingenenzij,dievolgden,riepen, zeggende:Hosanna!GezegendisHij,Diekomtinde NaamdesHeren!

10GezegendzijhetkoninkrijkvanonzevaderDavid,dat komtindenaamvandeHeerHosannaindehoogste hemelen!

11EnJezusgingJeruzalemendetempelbinnen.Ennadat HijallesrondomZichhadbezichtigd,enhetinmiddels avondwasgeworden,gingHijmetdetwaalfnaarBethanië 12Endevolgendedag,toenzijuitBethaniëkwamen,had Hijhonger

13Entoenhijindeverteeenvijgenboomzagdiebladeren had,ginghijernaartoeomtezienofhijerietsaanzou vindenEntoenhijerbijkwam,vondhijnietsdanbladeren, wanthetwasnognietdetijdvoorvijgen

14EnJezusantwoorddeenzeidetothem:Niemandzal meervruchtvanuetenineeuwigheidEnzijndiscipelen hoordenhet

15EnzijkwamenteJeruzalem,enJezusgingdetempel binnenenbegonhendieindetempelverkochtenen kochten,uittedrijvenOokkeerdeHijdetafelsvande wisselaarsendestoelenvanhendiededuivenverkochten om

16Enzijwildenniettoestaandatiemandenigvoorwerp doordetempeldroeg.

17EnHijonderweesenzeidetothen:Staaterniet geschreven:Mijnhuiszalvoorallevolkeneenhuisvan gebedgenoemdworden?Maargijhebtereenrovershol vangemaakt

18Toendeschriftgeleerdenendeoverpriestersdithoorden, zochtenzijnaareenmanieromHemuitdewegteruimen. ZijwarennamelijkbevreesdvoorHem,omdathethele volkversteldstondvanZijnleer

19Toenhetavondgewordenwas,verliethijdestad.

20Toenze'smorgensvoorbijkwamen,zagenzedatde vijgenboomtotaandewortelstoeverdordwas

21EnPetrusherinnerdezichditenzeitegenHem:Meester, zie,devijgenboomdieUvervloekthebt,isverdord

22EnJezusantwoorddeenzeidetothen:Hebgeloofin God.

23Wantvoorwaar,Ikzegu:alwietotdezebergzal zeggen:Wordopgehevenenindezeegeworpen,eninzijn hartnietzaltwijfelen,maarzalgelovendatwathijzegt, zalgebeuren,hemzalallesoverkomenwathijzegt 24DaaromzegIku:Alwatubidtenbegeert,gelooftdatu hetontvangenzult,enhetzalutendeelvallen.

25Enwanneergijstaattebidden,vergeeftwatgijtegen iemandhebt,opdatookuwVader,Dieindehemelenis,u uwovertredingenvergeeft

26Maaralsunietvergeeft,zaluwVader,Dieinde hemelenis,uwovertredingenooknietvergeven.

27EnzijkwamenwederomteJeruzalem;enterwijlHijin detempelwandelde,kwamendeoverpriesters,de schriftgeleerdenendeoudstentotHem,

28EnzegtotHem:Opgrondvanwelkebevoegdheiddoet Gijdezedingen?EnwieheeftUdebevoegdheidgegeven dezedingentedoen?

29EnJezusantwoorddeenzeidetothen:OokIkzaluéén vraagstellen,enalsgijMijantwoordt,zalIkuzeggenop grondvanwelkebevoegdheidIkdezedingendoe 30DedoopvanJohannes,wasdieuitdehemelofuitde mensen?Geefmijantwoord.

31Enzijoverlegdenbijzichzelfenzeiden:Indienwij zeggen:Uitdehemel,danzalHijzeggen:Waaromhebtu Hemdannietgeloofd?

32Maaralswijzeggen:Uitdemensen,danvreesdenzij hetvolk.WantallenbeschouwdenJohannes,dathij werkelijkeenprofeetwas

33EnzijantwoorddenenzeidentotJezus:Wijwetenhet niet.EnJezusantwoorddeenzeidetothen:OokzegIku niet,doorwelkemachtIkdezedingendoe

HOOFDSTUK12

1EnHijbegontothentesprekendoorgelijkenissenEen zekermensplantteeenwijngaard,enzetteeenhegrondom dien,engroefeenplaatsvoorhetwijnvat,enbouwdeeen toren,enverhuurdedienaanlandbouwers,engingnaareen verland.

2Enophetjuistemomentstuurdehijeenknechtnaarde wijnbouwers,omvandewijnbouwerswatvandevrucht vandewijngaardinontvangsttenemen.

3EnzijgrepenHem,ensloegenHem,enzondenHemmet legehandenweg

4Enopnieuwstuurdehijeenanderedienaarnaarhentoe, enzijgooidenstenennaarhem,verwonddenhemaanhet hoofdenlietenhemsmadelijkbehandeldweggaan

5Ennogmaalszondhijeenander,endiedooddenzij,en nogveleanderen;sommigensloegenzij,enanderen dooddenzij

6Hijhadnogéénzoon,zijngeliefde,enstuurdehemook hetlaatstnaarhentoe,metdewoorden:Voormijnzoon zullenzeontzaghebben

7Maardielandbouwerszeidenonderelkaar:Datisde erfgenaamKom,latenwehemdoden,danzaldeerfenis vooronszijn

8Toengrepenzehem,dooddenhemenwierpenhem buitendewijngaard

9Watzaldandeheervandewijngaarddoen?Hijzal komenendewijnbouwersombrengen,enhijzalde wijngaardaananderengeven

10EnhebtgijditSchriftwoordnietgelezen:Desteendie debouwersverworpenhebben,istoteenhoeksteen geworden

11DitishetwerkvandeHeer,enhetiswonderbaarin onzeogen.

12EnzijprobeerdenHemtegrijpen,maarzijwarenbang voorhetvolk,wantzijwistendatHijdegelijkenistegen henhadgesprokenDaaromlietenzijHemachteren gingenheen

13EnzijstuurdenenigenvandeFarizeeënenHerodianen naarHemtoe,omHemopzijnwoordentevangen

14Toenzijgekomenwaren,zeidenzijtotHem:Meester, wijweten,datGijwaarachtigzijtendatGijUomniemand bekommert;wantGijtrektdepersoondermensennietaan,

maarleertdewegGodsinwaarheidIshetgeoorloofdden keizerbelastingtebetalen,ofniet?

15Zullenwijgeven,ofzullenwijnietgeven?Maarhij, hunhuichelarijkennende,zeidetothen:Watverzoektgij Mij?BrengtMijeenpenning,opdatikdienzie.

16EnzijbrachtenhetEnHijzeidetothen:Vanwieisdit beeldenopschrift?EnzijzeidentotHem:Vandekeizer

17EnJezusantwoorddeenzeidetothen:Geefdenkeizer, watdeskeizersis,enGod,watGodsisEnzij verwonderdenzichoverHem

18ToenkwamendeSadduceeënnaarHemtoe,diezeggen datergeenopstandingis,enzijvroegenHem,zeggende:

19Meester,Mozesheeftonsgeschreven:Wanneer iemandsbroersterftenzijnvrouwachterlaatengeen kinderennalaat,moetzijnbroerdiensvrouwnemenen voorzijnbroernageslachtverwekken.

20ErwarennuzevenbroersDeeerstenameenvrouw, maartoenhijstierf,liethijgeennageslachtna

21Endetweedenamhaarenstierf,maarlietgeen nageslachtna;endederdedeedhetzelfde

22Endezevenhaddenhaar,enlietengeenzaadna;ten laatstestierfookdevrouw.

23Indeopstandingdan,wanneerzijopstaan,vanwievan henzalzijdandevrouwzijn?Wantdezevenhaddenhaar totvrouw.

24EnJezusantwoorddeenzeidetothen:Dwaaltgijdan niet,omdatgijdeSchriftennietkentenookdekrachtGods niet?

25Wantwanneerzijuitdedodenopstaan,trouwenzijniet enwordenzijniettenhuwelijkgegeven,maarzijnalsde engelenindehemel.

26Enwatdedodenbetreft,datzijopstaan:hebtuniet gelezeninhetboekvanMozes,hoeGodindebraamstruik tothemsprakenzei:IkbendeGodvanAbraham,deGod vanIzakendeGodvanJakob?

27HijisnieteenGodvandedoden,maareenGodvande levenden.Daaromdwaaltuzeer.

28EneenvandeschriftgeleerdenkwamnaarHemtoeen hoordehenonderelkaarredenerenToenHijzagdatHij hungoedhadgeantwoord,vroegHijHem:Watishet eerstevanallegebod?

29EnJezusantwoorddehem:Heteerstevanallegeboden is:Hoor,Israël!DeHeere,onzeGod,iseenenigHeere.

30EngijzultdeHEERE,uwGod,liefhebbenmetgeheel uwhartenmetgeheeluwzielenmetgeheeluwverstand enmetgeheeluwkracht.Ditisheteerstegebod.

31Enhettweedeishieraangelijk,namelijkdit:Gijzultuw naasteliefhebbenalsuzelf.Erisgeenandergebodgroter dandeze

32EndeschriftgeleerdezeidetotHem:Welnu,Meester, Gijhebtdewaarheidgesproken,wanteriséénGodeneris geenanderdanHij.

33EnHemliefhebbenmetheelhethart,metheelhet verstand,metheeldezielenmetheeldekracht,ende naasteliefhebbenalszichzelf,ismeerdanallebrandoffers enslachtoffers

34EntoenJezuszagdathijopeenverstandigemanier antwoordde,zeihijtothem:Ubentnietvervanhet KoninkrijkGodsEnniemanddurfdehemdaarnanogiets tevragen.

35EnJezusantwoorddeenzeide,terwijlHijindetempel onderwees:Hoezeggendeschriftgeleerden,datde ChristusdeZoonvanDavidis?

36WantDavidzelfheeftdoordeHeiligeGeestgezegd:De HEEREheefttotmijnHeeregesproken:ZitaanMijn rechterhand,totdatIkUwvijandentoteenvoetbankvoorU gemaaktheb

37DavidnoemtHemdanzelfHeer;enwaarisHijdanzijn zoon?Enhetvolkhoordehemmetblijdschap

38EnHijzeidetotheninZijnonderricht:Weesopuw hoedevoordeschriftgeleerden,dieerzovanhoudenomin langeklerentegaanenbegroetingenopdemarktplaatsen teverlangen,

39Endeereplaatsenindesynagogen,endeeersteplaatsen bijdefeesten:

40Diedehuizenderweduwenopetenenvoordeschijn langegebedenuitspreken;dezenzullenzwaarderoordeel ontvangen

41EnJezusgingtegenoverdeofferkistzittenenzaghoe demenigtegeldindeofferkistwierpEnveelrijken wierpenerveelin

42Enerkwameenarmeweduwe,dieertweekoperstukjes inwierp,wateenduitis

43EnHijriepZijndiscipelentotZichenzeidetothen: Voorwaar,Ikzegu,datdezearmeweduwehetmeestein deofferkistgeworpenheeftvanallen,dieerietsin geworpenhebben

44Wantzijhebbenallenvanhunovervloederingeworpen, maarzijheeftvanhaararmoedeeringeworpenalwatzij had,heelhaarlevensonderhoud

HOOFDSTUK13

1ToenHijdetempelverliet,zeieenvanZijndiscipelen tegenHem:Meester,kijkeenswatvoorstenenenwatvoor gebouwenhierzijn!

2EnJezusantwoorddeenzeidetothem:Zietgijdezegrote bouwwerken?Erzalgeensteenopdeanderegelaten worden,dienietafgebrokenzalworden

3EnterwijlHijopdeOlijfbergtegenoverdetempelzat, vroegenPetrus,Jakobus,JohannesenAndreasHeminhet geheim:

4Zegons,wanneerzullendezedingengebeuren?Enwat zalhettekenzijnwanneeraldezedingeninvervulling gaan?

5EnJezusantwoorddehunenzei:Pasopdatniemandu misleidt

6Wantvelenzullenkomenondermijnnaamenzeggen:Ik bendeChristus,enzijzullenvelenmisleiden

7Wanneeruhoortvanoorlogenengeruchtenvanoorlogen, weesdannietverontrustWantzulkedingenmoeten gebeuren,maarheteindeisernogniet.

8Wanthetenevolkzaltegenhetanderevolkopstaan,en hetenekoninkrijktegenhetanderekoninkrijk;enerzullen aardbevingenzijninverscheideneplaatsen,enerzullen hongersnodenzijn,enonheilenDatzijndeaanvangvande weeën.

9Maarweesopuwhoede,wantzijzullenuoverleveren aanderechtszittingen,enindesynagogenzultugeslagen worden,enuzultomwillevanMijvoorstadhoudersen koningengeleidworden,toteengetuigenistegenhen

10Enhetevangeliemoeteerstonderallevolken verkondigdworden.

11Maarwanneerzijuzullenwegvoerenenoverleveren, weesdannietbezorgdvantevorenwatuzultzeggen,en bedenkhetooknietvantevoren;maarwatuopdat momentgegevenzalworden,moetuspreken;wanthet bentnietudiespreekt,maardeHeiligeGeest

12Deenebroerzaldeandereoverleverenomhemte doden,endevaderdezoonDekinderenzullentegenhun oudersopstaanenhenterdoodbrengen

13EngijzultdoorallengehaatwordenomwillevanMijn Naam;maarwievolhardttotheteinde,diezalbehouden worden.

14Maarwanneergijdegruwelderverwoesting,waarvan doordeprofeetDaniëlgesprokenis,zultzienstaanopde plaatswaarhijniethoort(laathijdiehetleest,eropletten), latendanzijdieinJudeazijn,vluchtennaardebergen

15Enwieophetdakis,moetnietnaarbenedengaaninhet huis,nochdaarinbinnengaanomietsuitzijnhuismeete nemen

16Enwieophetveldis,moetnietterugkerenomzijn kleedoptehalen.

17Maarweedezwangerenendezogendenindiedagen! 18Bidookdatuwvluchtnietindewinterzalplaatsvinden

19Wantindiedagenzalereenverdrukkingzijn,zoalser nietgeweestisvanafhetbeginvandeschepping,dieGod geschapenheeft,totnutoe,enzoalserooknietmeerzijn zal.

20EnindiendeHEEREdiedagenniethadingekort,zou geenvleesbehoudenworden;maarterwillevande uitverkorenen,dieHijhaduitverkoren,heeftHijdedagen ingekort

21Enalsdaniemandtotuzegt:Zie,hierisdeChristus,of zie,Hijisdaar,geloofhemniet.

22WanterzullenvalseChristussenenvalseprofeten opstaanenzijzullentekenenenwonderendoenom,indien hetmogelijkzouzijn,ookdeuitverkorenenteverleiden.

23Maarletop:zie,Ikhebuallesvantevorenverteld

24Maarindiedagen,nadieverdrukking,zaldezon verduisterdwordenendemaanzalhaarlichtnietgeven, 25Endesterrenvandehemelzullenvallenendemachten dieindehemelzijn,zullenwankelen

26EndanzullenzijdeMensenzoonzienkomenopde wolken,metgrotekrachtenheerlijkheid

27EndanzalHijZijnengelenuitzendenenZijn uitverkorenenverzamelenuitdevierwindstreken,vanhet uiterstederaardetothetuiterstedeshemels

28Leernudezegelijkenisvandevijgenboom:Wanneer zijntakalzachtwordtendebladerenuitspruiten,weetu daaraandatdezomernabijis

29Zomoetooku,wanneerudezedingenzietgebeuren, wetendathetnabijis,voordedeurstaat.

30Voorwaar,Ikzegu,datditgeslachtzekernietzal voorbijgaan,voordataldezedingengebeurdzijn

31Dehemelendeaardezullenvoorbijgaan,maarmijn woordenzullenbeslistnietvoorbijgaan

32Maardiedagendatuurweetniemand,ookdeengelen indehemelniet,enookdeZoonniet,alleendeVader

33Weesopuwhoede,waakenbid,wantuweetniet wanneerdetijdis.

34WanthetismetdeMensenzoonalsmeteenmensdie verwegging,zijnhuisverliet,zijndienarenmachtgafen

iederzijneigentaak,endedeurwachtergeboodomte waken.

35Weesdaaromwaakzaam,wantuweetnietwanneerde heerdeshuizeskomt:indeavond,temiddernacht,bijhet hanengekraaiofindemorgen.

36Opdathijunietplotselingslapendeaantreft

37EnwatIktotuzeg,zegIktotallen:Waak

HOOFDSTUK14

1NatweedagenwashetfeestvanhetPaschaenvande ongezuurdebrodenDeoverpriestersendeschriftgeleerden zochtennaareenmanieromHemmetlisttegrijpenente doden

2Maarzijzeiden:Nietophetfeest,opdatergeen opschuddingonderhetvolkontstaat.

3EnterwijlHijinBethaniëwas,inhethuisvanSimonde melaatse,kwamer,terwijlHijaantafelzat,eenvrouwmet eenalbastenflesjevolkostbarenarduszalf.Zijbrakhet flesjeengootdieoverZijnhoofduit

4Ensommigenwarenverontwaardigdinzichzelfen zeiden:Waaromiserdezeverspillingvandezalfgeweest?

5Wanthethadvoormeerdandriehonderdpenningen verkochtkunnenwordenenaandearmengegevenkunnen worden.Enzijmordentegenhaar.

6EnJezuszeide:Laathaarbegaan;waaromvaltgijhaar lastig?ZijheefteengoedwerkaanMijgedaan

7Wantdearmenhebtualtijdbiju,enwanneeruwilt,kunt uhungoeddoenMaarMijhebtunietaltijd

8Zijheeftgedaanwatzijkon:zijisvantevorengekomen ommijnlichaamtezalvenvoordebegrafenis.

9Voorwaar,Ikzegu:overalwaarditEvangelie verkondigdzalwordenindehelewereld,zalookhetwerk datzijgedaanheeft,toteengedachtenisaanhaarverteld worden

10EnJudasIskariot,eenvandetwaalf,gingnaarde overpriestersomHemaanhenoverteleveren.

11Entoenzijdathoorden,warenzijblijenbeloofdenhem geldtegevenEnhijzochthoehijhemgemakkelijkkon verraden.

12Enopdeeerstedagvanhetfeestvanhetongezuurde brood,wanneermenhetPaschaslachtte,zeidenzijn discipelentotHem:WaarwiltUdatwijheengaanen voorbereidingentreffen,zodatUhetPaschakunteten?

13EnHijzondtweevanZijndiscipelenuitenzeitegen hen:Ganaardestadendaarzaleenmanjullieontmoeten dieeenkruikwaterdraagt;volgHem 14Enwaarhijookbinnengaat,zegdantegendeheerdes huizes:DeMeesterzegt:Waarisdegastenkamer,waarIk hetPaschametMijndiscipelenkaneten?

15Hijzalueengrotebovenzaallatenzien,diehelemaal ingerichtengereedis.Maakdaarallesvooronsgereed.

16Enzijndiscipelengingennaarbuitenenkwameninde stad,enzijvondenhetzoalsHijhungezegdhad,enzij maaktenhetPaschagereed

17Entoenhetavondwas,kwamHijmetdetwaalf

18Enterwijlzijaanlagenenaten,zeiJezus:Voorwaar,Ik zegu:eenvanu,diemetMijeet,zalMijverraden

19Enzijbegonnenbedroefdtewordenenzeidendeeenna deandertotHem:Benikhet?Enweereenanderzei:Ben ikhet?

20EnHijantwoorddeenzeidetothen:Hetiseenuitde twaalf,diemetMijindeschotelindoopt.

21DeZoondesmensengaatwelheen,zoalsoverHem geschrevenstaat,maarweedemensdoorwiedeZoondes mensenverradenwordt!Hetzougoedvoordiemenszijn alshijnooitgeborenwas

22Enterwijlzijaten,namJezushetbrood,sprakdezegen uit,brakhetengafhethun,enzeide:Neemt,eet,ditis Mijnlichaam

23EnHijnamdebeker,ennadatHijgedankthad,gafHij hundie,enzijdronkenerallenuit

24EnHijzeitegenhen:DitisMijnbloed,hetbloedvan hetnieuweverbond,datvoorvelenvergotenwordt.

25Voorwaar,Ikzegu:Ikzalnietmeervandevruchtvan dewijnstokdrinken,totopdedagdatIkernieuwvanzal drinkeninhetKoninkrijkvanGod.

26Nadatzijdelofzanggezongenhadden,gingenzijnaar deOlijfberg

27EnJezuszeidetothen:GijzultallenaanstootaanMij nemendezenacht,wanterstaatgeschreven:Ikzalde herderslaanendeschapenzullenverstrooidworden

28MaarnadatIkopgewektben,zalIkjullievoorgaannaar Galilea

29MaarPetruszeitegenHem:Alzoudenallenaanstoot nemen,iktochniet.

30EnJezuszeitegenhem:Voorwaar,Ikzegu,vandaag, indezenacht,voordatdehaantweemaalgekraaidheeft, zultuMijdriemaalverloochenen.

31Maarhijspraktesterker:Almoestikmetusterven,ik zaluingeengevalverloochenenEnevenzozeidenzij allen.

32EnzijkwamenopeenplaatsdieGethsemaneheetteEn HijzeitegenZijndiscipelen:Gaathierzitten,terwijlIkbid 33EnHijnamPetrus,JakobusenJohannesmetZichmee, enHijbegonzeerontsteldenzeerangstigteworden; 34EnHijzeidetothen:Mijnzieliszeerbedroefd,totde doodtoe;blijfthierenwaakt.

35EnHijliepeenweinigverder,vielopdegrondenbad dat,indienhetmogelijkwas,datuuraanHemvoorbijzou gaan.

36EnHijzeide:Abba,Vader,alledingenzijnUmogelijk; neemdezedrinkbekervanMijweg;dochnietwatIkwil, maarwatGijwilt.

37EnHijkwamenvondhenslapende,enzeidetotPetrus: Simon,slaaptgij?Kongijnietéénuurwaken?

38Waaktenbidt,opdatgijnietinverzoekingkomt.De geestiswelbereid,maarhetvleesiszwak

39EnopnieuwgingHijheen,badensprakdezelfde woorden

40ToenHijterugkwam,vondHijhenweerslapendHun ogenwarenzwaargewordenZijwistennietwatzijHem moestenantwoorden.

41EnHijkwamvoordederdemaalenzeitegenhen: Slaapnumaarverderenrust;hetisgenoeg,hetuuris gekomenZie,deZoondesmensenwordtovergeleverdin dehandenvanzondaars

42Staop,latenwijgaan.Zie,hijdieMijverraadt,isnabij.

43Enterstond,terwijlHijnogsprak,kwamJudaseraan, eenvandetwaalf,enmethemeengrotemenigtemet zwaardenenstokken,gestuurddoordeoverpriesters,de schriftgeleerdenendeoudsten

44EndegenedieHemverraadde,hadhuneenteken gegeven,zeggende:Dieikkussenzal,dieishet;neem Hemaan,envoerHemveiligweg

45Enzodrahijgekomenwas,ginghijmeteennaarhem toe,zei:Meester,Meester!enkustehem.

46EnzijsloegendehandenaanHemengrepenHem

47Eneenvandeomstanderstrokhetzwaard,ensloegde dienaarvandehogepriesterensloeghemzijnooraf.

48EnJezusantwoorddeenzeidetothen:Zijtgij,alstegen eenmisdadiger,metzwaardenenstokkenuitgetrokkenom Mijgevangentenemen?

49Ikwasdagelijksbijuindetempelomteonderwijzen, enuhebtMijnietmeegenomen.MaardeSchriften moestenvervuldworden

50EnzijallenverlietenHemenvluchtten

51EneenzekerejongemanvolgdeHem,meteenlinnen kleedomZijnnaaktelichaamgeslagen;ende jongemannengrepenHem

52Hijliethetlinnenkleedachterenvluchttenaaktvanhen weg

53EnzijleiddenJezuswegnaardehogepriester,enbij hemkwamenalleoverpriesters,deoudstenende schriftgeleerdenbijeen

54EnPetrusvolgdeHemopeenafstand,totinhetpaleis vandehogepriester,enhijzatdaarmetdedienarenen warmdezichbijhetvuur

55EndeoverpriestersendeheleRaadzochtennaareen getuigetegenJezus,opdatzijHemterdoodzouden brengen,maarzijvondenergeen

56WantvelenlegdeneenvalsgetuigenistegenHemaf, maarhungetuigenissenstemdennietovereen.

57Enerstondensommigenopenlegdeneenvals getuigenistegenHemaf,zeggende:

58Wijhebbenhemhorenzeggen:Ikzaldezetempel,die methandengemaaktis,afbrekenenbinnendriedageneen anderebouwen,dienietmethandengemaaktis

59Maarookhungetuigenwarenhetnietmetelkaareens.

60Endehogepriesterstondinhetmiddenopenvroeg Jezus:AntwoordtUniets?WatgetuigendezentegenU?

61Maarhijzweegenantwoorddeniets.Opnieuwvroegde hogepriesterhem,enzeidetothem:ZijtgijdeChristus,de ZoondesGezegenden?

62EnJezuszeide:DatbenIk,engijzultdeZoondes mensenzien,zittendaanderechterhandderMacht,en komendeopdewolkendeshemels

63Toenscheurdedehogepriesterzijnklerenenzei: Waarvoorhebbenwijnoggetuigennodig?

64Gijhebtdegodslasteringgehoord;watdunktu?Enzij veroordeeldenhemallentotdedoodstraf

65EnsommigenbegonnenHemtebespuwen,enZijn gezichttebedekken,enHemmetvuistenteslaan,entot Hemtezeggen:Profeteer!EndedienarensloegenHem metdehandpalmen

66EnterwijlPetrusbenedenindehofwas,kwameenvan dedienstmaagdenvandehogepriester

67ToenzijPetruszag,diezichaanhetwarmenwas,keek zijhemaanenzei:EnjijwasookbijJezusvanNazareth.

68Maarhijontkende,zeggende:Ikweethetniet,enik verstaniet,watgijzegtEnhijginguitinhetvoorhuis,en dehaankraaide.

69Eneendienstmeisjezaghemweerenbegontegende mensendieerbijstondentezeggen:Ditiseenvanhen

70EnhijontkendehetwederomEneenweinigdaarna zeidendegenendieerbijstondenwederomtotPetrus:Gij zijtwaarlijkeenvanhen;wantgijzijteenGalileër,enuw sprekenstemtdaarmeeovereen.

71Maarhijbegontevloekenentezweren:Ikkendeze Manniet,overWiegijspreekt

72EndehaankraaidevoordetweedekeerEnPetrus herinnerdezichhetwoord,datJezustothemgezegdhad: Eerdehaantweemaalgekraaidheeft,zultgijMijdriemaal verloochenenEnalshijdaaraandacht,weendehij

HOOFDSTUK15

1Enmeteendevolgendemorgenhieldendeoverpriesters eenvergaderingmetdeoudstenendeschriftgeleerdenen degeheleRaad;enzijboeidenJezus,enleiddenHemweg, enleverdenHemoveraanPilatus

2EnPilatusvroegHem:ZijtGijdeKoningderJoden?En HijantwoorddeenzeidetotHem:Gijzegthet.

3EndeoverpriestersbeschuldigdenHemvanveledingen, maarHijantwoorddeniets

4PilatusondervroegHemopnieuwenzei:AntwoordtU niets?Kijkeens,hoeveeldingengetuigenzijtegenU?

5MaarJezusantwoorddenogsteedsniets,zodatPilatus zichverbaasde.

6Opdatfeestliethijhunééngevangenevrij,wiezijmaar wilden

7ErwasookiemanddieBarabbasheetteendiegevangen zatbijdeopstandelingen,dieindeopstandeenmoord haddengepleegd

8EndemenigtebegonluidteschreeuweneneistedatHij hetzelfdezoudoenalsHijhunooithadgedaan

9MaarPilatusantwoorddehunenzeide:Wiltgijdatikde KoningderJodenvooruvrijlaat?

10Hijwistnamelijkdatdeoverpriestershemuitafgunst haddenovergeleverd

11Maardeoverpriestersspoordenhetvolkaan,dathij lieverBarabbasaanhenzouvrijlaten

12Pilatusantwoorddeenzeiopnieuwtegenhen:Watwilt udandatikdoemethemdieudekoningvandeJoden noemt?

13Enzijriepenopnieuw:KruisigHem!

14ToenzeiPilatustothen:WatheeftHijdanvoorkwaad gedaan?Enzijschreeuwdendesteluider:KruisigHem 15PilatuswildehetvolktevredenstellenenlietBarabbas voorhenlos.Jezusgafhijgegeseldoveromgekruisigdte worden

16Endesoldatenleiddenhemwegnaardezaal,die Praetoriumgenoemdwerd,enzijriependehelebende bijeen

17EnzijkleeddenHemmetpurper,envlochteneenkroon vandoornen,enzettendieopZijnhoofd, 18EnzijbegonnenHemtegroeten:Gegroet,Koningder Joden!

19EnzijsloegenHemmeteenrietstokophethoofden bespuwdenHemEnzijknieldenneerenaanbadenHem 20ToenzeHemzohaddenbespot,trokkenzeHemhet purperenomhulseluit,dedenHemZijnklerenaanen leiddenHemnaarbuitenomHemtekruisigen

21EnzijdwongeneenzekereSimonvanCyrene,dievan hetlandkwamenvanAlexanderenRufuswas,omzijn kruistedragen

22EnzijbrachtenHemnaardeplaatsGolgotha,wat vertaaldbetekent:Schedelplaats.

23EnzijgavenHemwijn,gemengdmetmirre,tedrinken, maarHijnamdieniet.

24Nadatzehemgekruisigdhadden,verdeeldenzezijn klerendooreromteloten,watiederkrijgenzou

25Enhetwashetderdeuur,toenzijHemkruisigden

26Enhetopschriftvanzijnbeschuldigingwasbovenhet hoofdgeschreven:DEKONINGDERJODEN

27EnmetHemkruisigdenzijtweemisdadigers,deeen aanZijnrechterhandendeanderaanZijnlinkerhand

28EndeSchriftwerdvervuld,diezegt:EnHijwerdmet deovertredersgeteld.

29EndevoorbijgangersscholdenHemuit,schuddenhet hoofdenzeiden:Ach,Gij,diedetempelafbreektenindrie dagenopbouwt,

30Reduzelfenkomvanhetkruisaf

31Opdezelfdewijzezeidenookdehogepriestersende schriftgeleerdenspottendonderelkaar:AnderenheeftHij gered,ZichzelfkanHijnietredden

32LaatChristus,deKoningvanIsraël,nuvanhetkruis afkomen,opdatwijhetzienengeloven.Enzijdiemet Hemgekruisigdwaren,hebbenHembeschimpt

33Toenhetzesdeuuraanbrak,vielerduisternisoverhet heleland,totaanhetnegendeuur.

34EnophetnegendeuurriepJezusmetluidestem, zeggende:Eloi,Eloi,lamasabachtani?hetgeenvertaald wordt:MijnGod,MijnGod,waaromhebtGijMijverlaten?

35Toensommigenvanhendieerbijstonden,dithoorden, zeidenzij:Zie,hijroeptElia

36Eniemandliepsnelweg,vuldeeensponsmetzurewijn, stakzeopeenrietstokengafHemtedrinken,enzei:Laat hetmetrust;latenweeenszienofEliakomtomHemweg tehalen.

37EnJezusriepmetluidestemengafdegeest

38Enhetvoorhangselvandetempelscheurdeintweeën, vanboventotbeneden.

39Toendehoofdmanoverhonderd,dietegenoverhem stond,zagdathijzoschreeuwde,gafhijdegeestenzei: Werkelijk,dezemenswasdeZoonvanGod.

40Ookstondenervaneenafstandvrouwentoetekijken, onderwieMariaMagdalenaenMaria,demoedervan JakobusdeJongereenvanJoses,enSalome;

41(dieHemookgevolgdzijnenvoorHemgezorgd hebbentoenHijinGalileawas)enveleanderevrouwen diemetHemnaarJeruzalemopgegaanwaren.

42Entoenhetavondgewordenwas,omdathetde voorbereidingsdagwas,datisdedagvóórdesabbat, 43JozefvanArimathea,eenaanzienlijkraadsman,dieook hetKoninkrijkGodsverwachtte,kwamengingvrijmoedig naarPilatusomhetlichaamvanJezustevragen

44EnPilatusverwonderdezich,datHijalgestorvenwas; enhijriepdehoofdmanoverhonderdbijzichenvroeg hem,ofHijalgestorvenwas

45Toenhijhetvandehoofdmanvernam,gafhijhet lichaamaanJozef

46Enhijkochtfijnlinnen,namHemvanhetaltaar, wikkeldeHeminhetlinnenenlegdeHemineengraf,dat inderotswasuitgehouwen,enhijroldeeensteenvoorde ingangvanhetgraf.

47EnMariaMagdalenaenMaria,demoedervanJoses, kekentoewaarHijgelegdwerd

HOOFDSTUK16

1Toendesabbatvoorbijwas,haddenMariaMagdalena, Maria,demoedervanJakobus,enSalomespecerijen gekochtomHemtekomenzalven.

2Enheelvroegopdeeerstedagvandeweekgingenzij naarhetgraf,toendezonopkwam

3Enzijzeidentotelkander:Wiezalvooronsdesteenvan deingangvanhetgrafwegrollen?

4Toenzekeken,zagenzedatdesteenwasweggeroldHij wasnamelijkheelgroot

5Toenzehetgrafbinnengingen,zagenzeaande rechterkanteenjongemanzitten,gekleedineenlang,wit gewaadZewerdenergbevreesd

6EnHijzeidetothen:Weestnietbevreesd;gijzoektJezus deNazarener,Diegekruisigdwas;HijisopgewektenHij ishierniet;ziedeplaatswaarzijHemgelegdhadden

7MaargaheenenzegaanzijndiscipelenenaanPetrusdat hijjullievoorgaatnaarGalilea.Daarzuljehemzien,zoals hijjulliegezegdheeft

8Enzijgingenhaastignaarbuitenenvluchttenvanhet graf,wantzijbeefdenenwarenverbijsterd.Enzijzeiden tegenniemandiets,wantzijwarenbevreesd

9ToenJezusvroegopdeeerstedagvandeweekuitde doodwasopgewekt,verscheenHijheteerstaanMaria Magdalena,bijwieHijzevendemonenhaduitgedreven 10EnzijgingheenenverteldehetaanhendiebijHem warengeweest,terwijlzijrouwdenenweenden.

11Toenzijhoorden,datHijleefdeendoorhaargezien was,geloofdenzijhetniet

12DaarnaverscheenHijineenanderegedaanteaantwee vanhen,terwijlzijopwegwarennaarhetplatteland 13Enzijgingenheenenberichttenhetaandeoverigen, maarookzijgeloofdenhenniet.

14DaarnaverscheenHijaandeelf,terwijlzijaantafel zaten,enHijverweethunhunongeloofenhun hardvochtigheid,omdatzijgeengeloofhaddengeschonken aanhendieHemnaZijnopstandinghaddengezien

15EnHijzeidetothen:Gaatheenindegehelewereld, predikthetEvangelieaandeganseschepping.

16Wiegelooftenzichlaatdopen,zalbehoudenworden, maarwienietgelooft,zalveroordeeldworden

17Enhen,diegeloofdhebben,zullendezetekenenvolgen: inmijnnaamzullenzijdemonenuitdrijven,innieuwetalen zullenzijspreken,

18Slangenzullenzijopnemen,enalszijietsdodelijks drinken,zalhethunnietschaden,enopziekenzullenzijde handenleggen,enzijzullengenezen.

19NadatdeHeerdittothenhadgezegd,werdHij opgenomenindehemelennamplaatsaanderechterhand vanGod

20Enzijgingenuitenprediktenoveral,endeHeere werktemethenmeeenbevestigdehetWoorddoorde tekenendieeropvolgdenAmen

Lucas

HOOFDSTUK1

1Aangezienvelenhetopzichhebbengenomeneenverslag optestellenvandedingendieonderonshetmeest vaststaandgeloofdzijn,

2Zoalszij,dievanhetbeginafooggetuigenendienaren vanhetWoordgeweestzijn,henaanonsovergeleverd hebben,

3Hetleekmijookgoed,naallesvanhetbeginaf nauwkeurigtehebbenonderzocht,uditinordelijke volgordeteschrijven,hoogedeleTheophilus,

4opdatudebetrouwbaarheidvandezakenwaarinu onderwezenbent,zouerkennen

5IndedagenvanHerodes,dekoningvanJudea,leefdeer eenpriester,metnameZacharias,behorendtotdeafdeling vanAbiaZijnvrouwwasuitdedochtersvanAäronen haarnaamwasElisabet

6ZijwarenbeidenrechtvaardigvoorGodenwandelden onberispelijkvolgensallegebodenenbepalingenvande Heer

7Enzijhaddengeenkinderen,omdatElisabet onvruchtbaarwasenzijbeidenalophogeleeftijdwaren gekomen

8Enhetgebeurde,terwijlhijhetpriesterambtvoorGod bediende,naardeordevanzijnafdeling,

9Volgensdegewoontevanhetpriesterambtwashetlot aanhemtoegewezenomreukwerktebrandenwanneerhij detempelvandeHeerbinnenging

10Enheeldemenigtevanhetvolkwasbuitenaanhet bidden,ophetuurvanhetreukoffer.

11EnaanhemverscheeneenengelvandeHeer,dieaande rechterkantvanhetreukaltaarstond.

12ToenZachariashemzag,raaktehijinpaniekenwerd doorvreesovervallen

13Maardeengelzeitegenhem:Weesnietbang,Zacharias, wantjegebedisverhoordenElisabet,jevrouw,zaljeeen zoonbaren,enjemoethemdenaamJohannesgeven 14Envreugdeenblijdschapzullenervooruzijn,envelen zullenzichoverzijngeboorteverheugen

15WanthijzalgrootzijnvoordeHeer,engeenwijnof sterkedrankzalhijdrinken,enhijzalvervuldwordenmet deHeiligeGeest,alvandemoederschootaf

16EnhijzalvelenvandeIsraëlietentotdeHEERE,hun God,bekeren.

17EnhijzalvoorHemuitgaanindegeestendekrachtvan Elia,omdehartenvandevaderentebekerentotde kinderenendeongehoorzamentotdebedachtzaamheidvan derechtvaardigen,omvoordeHEEREeentoegerustvolk gereedtemaken

18EnZachariaszeidetotdeengel:Hoezalikditweten?

Wantikbenoudenmijnvrouwisophogeleeftijd gekomen

19Endeengelantwoorddeenzeidetothem:Ikben Gabriël,dievoorGodsta,enikbengezondenomtotute sprekenenudezeblijdeboodschapteverkondigen 20Enzie,gijzultstomzijnennietkunnenspreken,totop dedagdatdezedingengebeuren,omdatgijmijnwoorden nietgeloofdhebt,dieophuntijdvervuldzullenworden

21EnhetvolkwachtteopZachariasenwasverbaasddat hijzolangindetempelbleef

22ToenHijnaarbuitenkwam,konHijniettothenspreken. ZijbegrependatHijeenvisioenindetempelhadgezien ToenHijnaarhenwenkte,bleefHijsprakeloos

23Enhetgebeurde,zodradedagenvanzijnbediening voorbijwaren,dathijnaarzijnhuisvertrok

24EnnadiedagenwerdElisabet,zijnvrouw,zwangeren verborgzichvijfmaandenlang,terwijlzijzei:

25ZoheeftdeHEEREaanmijgedaanindedagendatHij opmijheeftgeletommijnsmaadonderdemensenwegte nemen.

26EnindezesdemaandwerddeengelGabriëldoorGod gezondennaareenstadinGalilea,genaamdNazareth, 27Aaneenmaagddieondertrouwdwasmeteenman, genaamdJozef,uithethuisvanDavidDenaamvande maagdwasMaria

28Endeengelkwambijhaarbinnenenzei:Weesgegroet, gijbegenadigde,deHeereismetu;gijzijtgezegendonder devrouwen

29Toenzijhemzag,raaktezijinverwarringoverzijn woordenenvroegzichafwatdebetekenisvandezegroet moestzijn.

30Endeengelzeitegenhaar:Weesnietbang,Maria,want jehebtgenadegevondenbijGod

31Enzie,uzultzwangerwordeneneenzoonbaren,enu zultHemdenaamJEZUSgeven.

32HijzalgrootzijnendeZoonvandeAllerhoogste genoemdworden,enGod,deHeere,zalHemdetroonvan ZijnvaderDavidgeven

33HijzaloverhethuisvanJakobkoningzijntotin eeuwigheid,enaanzijnkoningschapzalgeeneindezijn.

34ToenzeiMariategendeengel:Hoekandat,aangezien ikgeengemeenschaphebmeteenman?

35Endeengelantwoorddeenzeidetothaar:DeHeilige GeestzaloverukomenendekrachtdesAllerhoogstenzal uoverschaduwen;daaromookzalhetheilige,datuitu geborenwordt,ZoonvanGodgenoemdworden.

36Enzie,uwnichtElisabetiseveneenszwangervaneen zoon,inhaarouderdomHetisnudezesdemaandvoor haar,dieonvruchtbaargenoemdwerd.

37WantvoorGodzalgeendingonmogelijkzijn

38EnMariazeide:Zie,dedienstmaagddesHeren;mij geschiedenaaruwwoord.Endeengelgingvanhaarweg.

39IndiedagenmaakteMariazichgereedenreisdemet spoednaarhetbergland,naareenstadvanJuda, 40EnzijkwaminhethuisvanZachariasengroette Elisabet

41Enhetgebeurde,toenElisabetdegroetvanMaria hoorde,dathetkindopspronginhaarschoot;enElisabet werdvervuldmetdeHeiligeGeest

42Enzijriepmetluidestemenzeide:Gezegendzijtgij onderdevrouwenengezegendisdevruchtvanuwschoot.

43Enhoekanikditbegrijpen,datdemoedervanmijn Heernaarmijtoekomt?

44Wantzie,zodradestemvanuwgroetinmijnoren klonk,spronghetkindvanvreugdeopinmijnbuik

45Enzaligiszijdiegeloofdheeft,wantwathaarvande zijdevandeHEEREgezegdis,zalvervuldworden.

46EnMariazei:MijnzielmaaktgrootdeHeer, 47EnmijngeestverheugtzichinGod,mijnRedder

48WantHijheeftachtgeslagenopdenederigheidvanZijn dienares.Wantzie,vannuaanzullenallegeslachtenMij zalignoemen

49WantHij,Diemachtigis,heeftmijgrotedingengedaan; enheiligisZijnNaam.

50EnZijnbarmhartigheidisvangeneratieopgeneratie overhendieHemvrezen

51Hijtoontkrachtdoorzijnarm,Hijverstrooithendie hoogmoedigzijnindeverbeeldingvanhunhart

52Hijheeftmachtigenvanhuntroongestoten,ende nederigenheeftHijverhoogd

53HongerigenoverlaadtHijmetgaven,maarrijkenlaat Hijmetlegehandenweggaan.

54HijheeftzijnknechtIsraëlgeholpen,doorzijn goedertierenheidtegedenken;

55ZoalsHijtotonzevaderengesprokenheeft,tot Abrahamentotzijnnageslacht,vooreeuwig

56EnMariableefongeveerdriemaandenbijhaaren keerdedaarnaterugnaarhaarhuis.

57ToendetijdrijpwasvoorElisabeth,zouzijbevallen,en zijbrachteenzoonterwereld

58Enhaarburenennevenhoordenhoegrootde barmhartigheidvandeHeervoorhaarwas,enzij verheugdenzichmethaar

59Enhetgebeurdeopdeachtstedagdatzijkwamenom hetkindtebesnijden;enzijnoemdenhetZacharias,naar denaamvanzijnvader

60Maarzijnmoederantwoorddeenzeide:Neen,maarhij zalJohannesheten

61Enzijzeidentothaar:Erisniemandinuw broederskringdiezogenoemdwordt.

62Enzijmaaktengebarennaarzijnvader,hoehijwilde dathijgenoemdzouworden

63Enhijvroegomeenschrijftafeltje,enschreef,zeggende: ZijnnaamisJohannesEnzijverwonderdenzichallen

64Enterstondwerdzijnmondgeopendenzijntong losgemaakt,enhijsprakenpreesGod.

65Enerkwamvreesoverallendierondomhenwoonden, enaldezewoordenwerdenverspreidinheelhetbergland vanJudea.

66Enallen,diehethoorden,namenhetterharte,zeggende: Watzaldittochvooreenkindwezen!Endehanddes Herenwasmethem.

67EnZacharias,zijnvader,werdvervuldmetdeHeilige Geestenprofeteerde,zeggende:

68GeprezenzijdeHEERE,deGodvanIsraël,wantHij heeftZijnvolkbezochtenverlost, 69EnHijheeftonseenhoorndesheilsopgerichtinhet huisvanDavid,Zijnknecht, 70ZoalsHijgesprokenheeftdoordemondvanZijn heiligeprofeten,dieervanoudshergeweestzijn:

71Opdatwijverlostzoudenwordenvanonzevijandenen uitdehandvanallendieonshaten,

72omdebarmhartigheidtebewijzendieaanonzevaderen beloofdisenomtedenkenaanzijnheiligverbond,

73DeeeddieHijaanonzevaderAbrahamgezworenheeft, 74opdatHijonszougeven,datwij,verlostuitdehandvan onzevijanden,Hemzoudendienenzondervrees, 75Inheiligheidengerechtigheidvoorzijnaangezicht,al dedagenvanonsleven.

76Enjij,kind,zulteenprofeetvandeAllerhoogste genoemdworden,wantjijzultvoorhetaangezichtvande Heeruitgaanomzijnwegentebereiden;

77omaanzijnvolkkennisvandezaligheidtegevendoor devergevingvanhunzonden,

78DoordetederebarmhartigheidvanonzeGod,waardoor dedageraaduitdehoogteonsbezochtheeft,

79omlichttegevenaanhendieleveninduisternisenin deschaduwvandedood,omonzevoetenteleidenopde wegvandevrede

80Enhetkindgroeideopenwerdsterkerindegeest,en hijverbleefindewoestijntotdedagdathijaanIsraëlwerd getoond.

HOOFDSTUK2

1Enhetgebeurdeindiedagen,datereenbeveluitging vankeizerAugustus,datheelhetrijkbeschrevenmoest worden.

2(Dezebelastingwerdvoorheteerstopgelegdtoen CyreniusgouverneurvanSyriëwas)

3Enzijgingenallenopwegomzichtelateninschrijven, iedernaarzijneigenstad

4OokJozefgingopwegvanGalilea,uitdestadNazareth, naarJudea,naardestadvanDavid,dieBethlehemheet, omdathijuithethuisenhetgeslachtvanDavidwas 5OmzichtelateninschrijvensamenmetMaria,zijn ondertrouwdevrouw,diezwangerwas.

6Enterwijlzijdaarwaren,brakdedagaandatzijzou baren

7EnzijbaardehaareerstgeborenZoon,wikkeldeHemin doekenenlegdeHemineenkribbe,omdatervoorhen geenplaatswasindeherberg

8Enerwarenherdersindiezelfdestreek,diezich ophieldeninhetopenvelden'snachtsdewachthielden overhunkudde

9Enzie,eenengelvandeHeerstondbijhen,ende heerlijkheidvandeHeeromscheenhen,enzijwerdenzeer bevreesd

10Endeengelzeitegenhen:Weesnietbang,wantzie,ik verkondigugroteblijdschap,dievoorheelhetvolkwezen zal

11WanthedenisudeZaligmakergeboren,indestadvan David;HijisChristus,deHeere

12Enditzalvooruhettekenzijn:uzulthetKindvinden, gewikkeldindoeken,liggendineenkribbe.

13Enplotselingwaserbijdeengeleenmenigtevande hemelselegermacht,dieGodloofdeenzei:

14ErezijGodindehoogstehemelen,envredeopaarde, inmenseneenwelbehagen

15Enhetgebeurde,toendeengelenvanhenwaren weggegaannaardehemel,datdeherderstotelkaarzeiden: LatenwijdannaarBethlehemgaanenhetwoordziendat geschiedisendatdeHeereonsheeftbekendgemaakt

16EnzijgingenerhaastigheenenvondenMariaenJozef enhetKindliggendeindekribbe

17Toenzijhetzagen,maaktenzijoveralbekendwathun overditKindgezegdwas

18Enallendiehethoorden,verwonderdenzichover hetgeenhundoordeherderswerdverteld.

19Mariabewaardealdezewoordeninhaarhartenbleef erovernadenken

20Endeherderskeerdenterug,terwijlzijGod verheerlijktenenprezenomalleswatzijgehoordengezien hadden,zoalshungezegdwas

21Entoenerachtdagenverstrekenwarenvoorde besnijdenisvanhetkind,werdzijnnaamJezusgenoemd, zoalsdeengelhemgenoemdhadvoordathijinde baarmoederwerdontvangen

22Toendedagenvanhaarreinigingvolgensdewetvan Mozesvoorbijwaren,brachtenzehemnaarJeruzalemom hemaandeHeervoortestellen

23(ZoalsgeschrevenstaatindewetvandeHeer:Alwat mannelijkisendebaarmoederopent,zalheiliggenoemd wordenvoordeHeer.)

24Enomeenoffertebrengenovereenkomstighetgeenin dewetvandeHeergezegdis:eenpaartortelduivenoftwee jongeduiven.

25Enzie,erwaseenmaninJeruzalem,wiensnaam Simeonwas;endezemanwasrechtvaardigengodvruchtig, enhijverwachttedevertroostingvanIsraël;endeHeilige Geestwasophem

26EnhemwerddoordeHeiligeGeestgeopenbaard,dat hijdedoodnietzouzien,voordathijdeChristusvande Heeregezienzouhebben

27EnHijkwamdoordeGeestindetempelEntoende oudershetKindJezusbinnenbrachtenommetHemtedoen overeenkomstigdegewoontevandewet,

28Toennamhijheminzijnarmen,loofdeGodenzei:

29NulaatGij,HEERE,Uwdienaarinvredegaan, overeenkomstigUwwoord

30WantmijnogenhebbenUwheilgezien,

31DieGijbereidhebtvoorhetaangezichtvanallevolken, 32Eenlichttotverlichtingderheidenen,entotluistervan UwvolkIsraël

33EnJozefenzijnmoederverwonderdenzichoverwater overhemgezegdwerd

34EnSimeonzegendehenenzeidetotMaria,zijnmoeder: Zie,ditKindisgesteldtoteenvalenopstandingvanvelen inIsraël,entoteenteken,datweersprokenzalworden;

35(Ja,ookdooruweigenzielzaleenzwaardgaan),opdat degedachtenvanvelehartenopenbaarworden.

36Enerwaseenprofetes,Anna,eendochtervanFanuel, uitdestamAserZijwasophogeleeftijdenhad,vanaf haarmaagdelijkheid,zevenjaarmethaarmangeleefd.

37Zijwaseenweduwevanongeveervierentachtigjaar oudZijbleefindetempelendiendeGodmetvastenen gebeden,dagennacht.

38Enzijkwamopdatzelfdemomentdaarheenenloofde opdezelfdewijzedeHeer,ensprakoverHemtotallendie inJeruzalemverlossingverwachtten

39ToenzijallesvolgensdewetvandeHeerhadden gedaan,keerdenzijterugnaarGalilea,naarhunstad Nazareth.

40Enhetkindgroeideopenwerdkrachtigindegeest,en hetwerdvervuldmetwijsheid,endegenadeGodswasop Hem

41ZijnoudersgingenelkjaarnaarJeruzalemvoorhet Pesachfeest.

42Toenhijtwaalfjaaroudwas,gingenzenaarJeruzalem, zoalsgebruikelijkwasvoorhetfeest

43Toendedagenvoorbijwarenenzijterugkeerden,bleef hetkindJezusinJeruzalemachterJozefenzijnmoeder wistenernietsvan

44MaarzijdachtendatHijzichbijhetreisgezelschap bevondengingeneenheledagopreis.ZijzochtenHem onderhunverwantenenbekenden

45ToenzijHemnietvonden,keerdenzijweerterugnaar Jeruzalem,Hemzoekend.

46EnhetgebeurdenadriedagendatzijHemindetempel vonden,waarHijtemiddenvandeleraarszatHijluisterde naarhenensteldehunvragen.

47Enallendiehemhoorden,stondenversteldvanzijn inzichtenzijnantwoorden

48Toenzijhemzagen,warenzijverbaasdEnzijnmoeder zeitegenhem:Kind,waaromhebjeonsditaangedaan? Zie,jevaderenikhebbenjemetsmartgezocht.

49EnHijzeidetothen:HoehebtgijMijgezocht?Wistgij niet,datIkindedingendesVadersmoetzijn?

50EnzijbegrepenhetwoordnietdatHijtothensprak.

51EnHijgingmethenmeeenkwamteNazareth,enHij washunonderdanigMaarZijnmoederbewaardealdeze woordeninhaarhart.

52EnJezusnamtoeinwijsheidengrootteeningenadebij Godendemensen

HOOFDSTUK3

1InhetvijftiendejaarvanderegeringvankeizerTiberius, toenPontiusPilatusstadhouderwasvanJudea,Herodes viervorstvanGalilea,zijnbroerFilippusviervorstvan ItureaenvanhetgebiedTrachonitis,enLysaniasviervorst vanAbilene,

2TerwijlAnnasenKajafashogepriesterswaren,kwamhet woordvanGodtotJohannes,dezoonvanZacharias,inde woestijn

3EnhijkwaminhetgehelegebiedrondomdeJordaanen prediktededoopvanbekeringtotvergevingvanzonden; 4Zoalsgeschrevenstaatinhetboekmetdewoordenvan deprofeetJesaja:Eriseenstemvaniemanddieroeptinde woestijn:BereiddewegvandeHeer,maakzijnpaden recht

5Elkdalzalwordenopgevuld,enelkebergenheuvelzal wordenverlaagd;dekrommewegenzullenrechtworden gemaakt,endeoneffenwegenzulleneffenworden;

6EnallevleeszaldezaligheidGodszien

7ToenzeiHijtegendemenigtedienaarvorenkwamom doorHemgedooptteworden:Adderengebroed,wieheeftu eenwaarschuwinggegevenomtevluchtenvoorde komendetoorn?

8Brengtdanvruchtenvoortdiepassenbijdebekering,en begintnietbijuzelftezeggen:WijhebbenAbrahamtot vaderWantikzegudatGodbijmachteisuitdezestenen kinderenvoorAbrahamteverwekken

9EnnuligtookdebijlaandewortelvandebomenIedere boomdandiegeengoedevruchtvoortbrengt,wordt omgehakteninhetvuurgeworpen

10EndescharenvroegenHem:Watmoetenwijdandoen?

11Hijantwoorddeenzeidetothen:Wietweeonderkleren heeft,moetdelenmethemdieergeenheeft;enwie voedselheeft,moethetzelfdedoen.

12Toenkwamenerooktollenaarsomgedooptteworden, enzijzeidentotHem:Meester,watmoetenwijdoen?

13EnHijzeidetothen:Vraagnietmeerdanhetu opgelegde

14Endesoldatenvroegenhemeveneens,zeggende:En watzullenwijdoen?Enhijzeidetothen:Doetniemand geweldaan,enbeschuldigtniemandvals;enweestevreden metuwloon.

15Enterwijlhetvolkvolverwachtingwaseniedereenin zijnhartoverJohannesnadacht,ofhijdeChristuswasof niet, 16Johannesantwoorddeenzeidetotallen:Ikdoopuwel metwater,maarerkomtIemand,Diesterkerisdanik,en ikbennietwaardigderiemvanZijnschoenenlostemaken; HijzaludopenmetdeHeiligeGeestenmetvuur 17Hijheeftdewaninzijnhandenhijzalzijndorsvloer grondigreinigenenhetkoreninzijnschuurbijeenbrengen, maarhetkafzalhijmetonblusbaarvuurverbranden

18Ennogveleanderedingenverkondigdehijaanhetvolk inzijnvermaningen.

19MaarHerodes,deviervorst,werddoorhemberispt vanwegeHerodias,devrouwvanzijnbroerFilippus,en vanwegealhetkwaaddatHerodeshadgedaan, 20MaarhijvoegdeervooralaantoedathijJohannesinde gevangenisopsloot

21Entoenalhetvolkgedooptwas,enJezusookgedoopt wasenaanhetbiddenwas,gebeurdehetdatdehemel geopendwerd,

22EndeHeiligeGeestdaaldeopHemneerindegedaante vaneenduif,enerklonkeenstemuitdehemel,diezei:Jij bentmijngeliefdeZoon,injouhebIkmijnwelbehagen

23EnJezuszelfwastoenongeveerdertigjaaroud,naar menaannamdezoonvanJozef,diedezoonwasvanEli, 24DiedezoonwasvanMatthat,diedezoonwasvanLevi, diedezoonwasvanMelchi,diedezoonwasvanJanna, diedezoonwasvanJozef,

25DiedezoonwasvanMattathias,diedezoonwasvan Amos,diedezoonwasvanNaum,diedezoonwasvan Esli,diedezoonwasvanNagge,

26DiedezoonwasvanMaath,diedezoonwasvan Mattatias,diedezoonwasvanSemei,diedezoonwasvan Jozef,diedezoonwasvanJuda,

27DiedezoonwasvanJohanna,diedezoonwasvan Rhesa,diedezoonwasvanZorobabel,diedezoonwas vanSalathiël,diedezoonwasvanNeri,

28DiedezoonwasvanMelchi,diedezoonwasvanAddi, diedezoonwasvanKosam,diedezoonwasvan Elmodam,diedezoonwasvanEr,

29DiedezoonwasvanJose,diedezoonwasvanEliëzer, diedezoonwasvanJorim,diedezoonwasvanMatthat, diedezoonwasvanLevi,

30DiedezoonwasvanSimeon,diedezoonwasvanJuda, diedezoonwasvanJozef,diedezoonwasvanJonan,die dezoonwasvanEljakim,

31DiedezoonwasvanMelea,diedezoonwasvan Menan,diedezoonwasvanMattatha,diedezoonwasvan Nathan,diedezoonwasvanDavid,

32DiedezoonwasvanIsaï,diedezoonwasvanObed, diedezoonwasvanBooz,diedezoonwasvanSalmon, diedezoonwasvanNaäson,

33DiedezoonwasvanAminadab,diedezoonwasvan Aram,diedezoonwasvanEsrom,diedezoonwasvan Fares,diedezoonwasvanJuda,

34DiedezoonwasvanJakob,diedezoonwasvanIzak, diedezoonwasvanAbraham,diedezoonwasvanThara, diedezoonwasvanNachor,

35DiedezoonwasvanSaruch,diedezoonwasvan Ragau,diedezoonwasvanPhalek,diedezoonwasvan Heber,diedezoonwasvanSala,

36DiedezoonwasvanKenan,diedezoonwasvan Arpachsad,diedezoonwasvanSem,diedezoonwasvan Noë,diedezoonwasvanLamech,

37DiedezoonwasvanMathusala,diedezoonwasvan Henoch,diedezoonwasvanJared,diedezoonwasvan Maleleël,diedezoonwasvanKenan,

38DiedezoonwasvanEnos,diedezoonwasvanSet,die dezoonwasvanAdam,diedezoonwasvanGod

HOOFDSTUK4

1EnJezus,volvandeHeiligeGeest,keerdeterugvande JordaanenwerddoordeGeestnaardewoestijngeleid, 2VeertigdagenlangwerdhijverzochtdoordeduivelEn indiedagenathijnietsEntoendievoorbijwaren,kreeg hijhonger.

3EndeduivelzeitegenHem:AlsUdeZoonvanGod bent,zegdantegendezesteendathijbroodwordt

4EnJezusantwoorddehem,zeggende:Erstaatgeschreven, datdemensnietvanbroodalleenzalleven,maarvanelk woordGods

5EndeduivelnamHemmeenaareenhogebergentoonde Hemineenogenbliktijdsaldekoninkrijkenvandewereld 6EndeduivelzeitegenHem:AldezemachtzalikU gevenenhunheerlijkheid,wantzeismijovergegeven,en ikgeefzeaanwieikwil

7Alsumijdusaanbidt,zalallesvanuzijn

8EnJezusantwoorddeenzeidetothem:GawegvanMij, satan,wanterstaatgeschreven:GijzultdeHeere,uwGod, aanbiddenenHemalleendienen

9EnHijbrachtHemnaarJeruzalem,zetteHemopderand vandetempelenzeitegenHem:IndienGijdeZoonvan Godzijt,werpUzelfdanvanhiernaarbeneden

10Wanterstaatgeschreven:HijzalZijnengelen aangaandeUbevelen,datzijUbewaren;

11Enzijzullenuopdehandendragen,opdatgijuwvoet nietaaneensteenstoot.

12EnJezusantwoorddeenzeidetothem:Erisgezegd:Gij zultdeHeere,uwGod,nietverzoeken

13Entoendeduivelalleverzoekingvolbrachthad,verliet hijHemvooreentijd

14EnJezuskeerdedoordekrachtvandeGeestterugnaar Galilea,enhetgeruchtoverHemverspreiddezichdoorde geheleomgeving

15EnHijgafonderwijsinhunsynagogenenwerddoor allengeprezen

16EnHijkwaminNazareth,waarHijwasopgegroeid,en gingvolgensZijngewoonteopdesabbatdagnaarde synagogeenstondopomvoortelezen.

17EnhemwerdhetboekvandeprofeetJesaja overhandigdEntoenhijhetboekopende,vondhijde plaatswaargeschrevenstond:

18DeGeestvandeHeerisopmij,omdathijmijgezalfd heeftomaanarmenhetevangelieteverkondigen;hijheeft mijgezondenomtegenezendiegebrokenvanhartzijn, omaangevangenenvrijlatingteverkondigenenaan blindenhetgezicht,omgebrokenenheentezendenin vrijheid, 19OmhetaangenamejaarvandeHeerteverkondigen

20Enhijsloothetboek,engafhetdendienaarweder,en gingzitten.Endeogenvanallen,dieindesynagogewaren, werdenopHemgevestigd

21EnHijbegontothentezeggen:HedenisdezeSchriftin uworeninvervullinggegaan.

22Enallengavenhemgetuigenis,enverwonderdenzich overdegenadigewoorden,dieuitzijnmondkwamenEn zijzeiden:IsdezenietdezoonvanJozef?

23EnHijzeidetothen:GijzultMijditspreekwoord zeggen:Geneesheer,geneesUzelf!Alhetgeenwijgehoord hebben,datinKapernaümgeschiedis,doedatookhier,in uwvaderland

24EnHijzeide:Voorwaar,Ikzegu,geenprofeetis welgevalliginzijneigenland

25MaarIkzeguvoorwaar:Erwarenveelweduwenin IsraëlindedagenvanElia,toendehemeldriejaarenzes maandengeslotenbleefenergrotehongersnoodheerste overhetheleland

26MaarEliawerdnaarniemandvanhengezonden, behalvenaarSarepta,eenstadbijSidon,naareenvrouw dieweduwewas

27EnindetijdvandeprofeetElisawarenerveel melaatseninIsraël;enniemandvanhenwerdgereinigd, behalveNaäman,deSyriër

28Enallenindesynagogewerdenmettoornvervuld,toen zijdezedingenhoorden,

29Enzijstondenop,duwdenHemdestaduitenleidden Hemnaarderandvandeberg,waarophunstadgebouwd was,omHemvandesteilteaftegooien

30Maarhijgingmiddentussenhendoorengingweg,

31EnHijkwaminKapernaüm,eenstadinGalilea,en onderweeshenopdesabbatdagen

32Enzijstondenversteldoverzijnleer,wantzijnwoord wasmetkracht.

33Enindesynagogewaseenman,dieeengeestvaneen onreineduivelhad,enhijriepmetluidestem:

34Zeggende:Laatonsmetrust;wathebbenwijmetUte maken,JezusvanNazareth?ZijtGijgekomenomonste verderven?Ikweet,wieGijzijt:deHeiligeGods

35EnJezusbestraftehem,zeggende:Zwijgstilengauit vanhemEndeduivel,heminhetmiddengeworpen hebbende,ginguitvanhem,endeedhemgeenkwaad

36Enzijwerdenallenbuitenzichzelfensprakenonder elkander,zeggende:Watisditvooreenwoord!Wantmet machtenkrachtgebiedtHijdeonreinegeesten,enzijgaan uit.

37Enhetgeruchtoverhemverspreiddezichnaaralle plaatsenindeomgeving.

38EnHijstondopuitdesynagoge,enginginSimonshuis EnSimonsschoonmoederwasmeteengrotekoorts bevangen,enzijbadenHemvoorhaar

39EnHijboogzichoverhaarheenenbestraftedekoorts, endekoortsverliethaar;enterstondstondzijopen bediendehen

40Toendezononderging,brachtenallendiezieken haddendieaanallerleikwalenleden,diebijHemEnHij legdeiedervanhendehandenopengenashen.

41Energingenookduivelenuitvanvelen,roependeen zeggende:GijzijtdeChristus,deZoonvanGodEnHij bestraftehen,liethunniettoetespreken;wantzijwisten, datHijdeChristuswas

42Toenhetdaggewordenwas,vertrokHijengingnaar eeneenzameplaats.DemenigtezochtHemop,kwambij HemenhieldHemop,zodatHijnietvanhenzouweggaan 43EnHijzeidetothen:Ikmoetookaananderestedenhet KoninkrijkGodsverkondigen,wantdaarvoorwordIk gezonden

44EnHijpredikteindesynagogenvanGalilea

HOOFDSTUK5

1Enhetgebeurde,toenhetvolkzichophemverdrongom hetwoordvanGodtehoren,dathijaanhetmeervan Gennesaretbleefstaan,

2Enhijzagtweeschepenaandeoevervanhetmeerliggen Devisserswareneruitgegaanenwarenbezighunnettente spoelen.

3Enhijgingineenvandeschepen,dievanSimonwas,en badhem,dathijeenweinigvanhetlandzouafvarenEn hijgingzitten,enleerdehetvolkvanhetschip.

4ToenHijophieldmetspreken,zeiHijtegenSimon:Ga naardiepwaterenwerpjenettenuitomtevangen

5EnSimonantwoorddeenzeidetotHem:Meester,wij hebbendegehelenachtgewerktennietsgevangen; nochtanszalikopUwwoordhetnetuitwerpen

6Toenzijditgedaanhadden,vingenzijeengrotemenigte vissenop,enhunnettenscheurden

7Enzijwenktenhunmakkers,dieinhetandereschip waren,datzijzoudenkomenenhenhelpen.Enzijkwamen, envuldenbeideschepen,zodatzijbegonnentezinken

8ToenSimonPetrusdatzag,vielhijaandeknieënvan Jezusenzei:Gawegvanmij,Heere,wantikbeneen zondigmens

9Wanthijenallendiebijhemwaren,warenverbaasdover devangstvandevissendiezijgevangenhadden.

10EnalzowashetookmetJakobusenJohannes,dezonen vanZebedeüs,diemetgezellenwarenvanSimonEnJezus zeidetotSimon:Vreesniet;vannuafzultgijmensen vangen

11Toenzijhunschepenaanlandhaddengebracht,lieten zijallesachterenvolgdenHem.

12Enhetgebeurde,toenHijineenvandestedenwas,zie, daarwaseenmanvolmelaatsheidToenhijJezuszag, wierphijzichopzijnaangezichtensmeekteHem, zeggende:Heere,indienGijwilt,Gijkuntmijreinigen

13Enhijstrektezijnhanduit,raaktehemaan,zeggende: Ikwilhet,wordrein.Enterstondweekdemelaatsheidvan hem

14Enhijgeboodhemhetaanniemandtevertellen;maar gaheen,vertoonuaandepriesterenbrengeenoffervoor uwreiniging,zoalsMozesgebodenheeft,toteen getuigenisvoorhen

15MaardestemeerverbreiddezichhetgeruchtoverHem, enerkwamengrotemenigtensamenomHemtehorenen zichdoorHemtelatengenezenvanhunziekten

16Enhijtrokzichterugindewoestijnenbad

17Enhetgebeurdeopeenvandiedagen,terwijlHijaan hetlerenwas,daterFarizeeënenwetgeleerdenbijzaten, dieuitallestedenvanGalilea,JudeaenJeruzalem gekomenwarenEndekrachtvandeHeerewaseromhen tegenezen.

18Enzie,erwerdeenmanopeenbedbinnengebrachtdie verlamdwas.Zezochtennaareenmanieromhembinnen tebrengenenvoorhemneerteleggen

19Enomdatzij,vanwegedemenigte,nietkondenvinden hoezijHembinnenkondenbrengen,gingenzijnaarhet dakenlietenHem,metzijnrustbed,doordetegelsheenin hetmiddenzakken,vóórJezus

20ToenHijhungeloofzag,zeiHijtegenHem:Mens,uw zondenzijnuvergeven

21EndeschriftgeleerdenendeFarizeeënbegonnente overleggen,zeggende:Wieisdeze,diegodslasterlijketaal spreekt?Wiekandezondenvergeven,danGodalleen?

22MaarJezuswistwatzijdachtenenantwoorddeenzei tegenhen:Watredeneertuinuwhart?

23Watisgemakkelijker,tezeggen:Uwzondenzijnu vergeven,oftezeggen:Staopenwandel?

24MaaropdatuzultwetendatdeZoondesmensenmacht heeftopdeaardezondentevergeven,zeiHijtotde verlamde:Ikzegu:Staop,neemuwbedopenganaaruw huis

25Enterstondstondhijvoorhunogenop,namhetbed waarophijgelegenhad,envertroknaarzijnhuis,God verheerlijkende

26Enzijwerdenallenbuitenzichzelf,enzijverheerlijkten God,enwerdenvervuldmetvrees,zeggende:Wijhebben hedenwonderlijkedingengezien

27Ennadezedingenginghijnaarbuitenenzageen tollenaar,metnameLevi,bijhettolhuiszitten.Enhijzei tegenhem:Volgmij

28Enhijlietallesachter,stondopenvolgdeHem

29Levirichttevoorhemeengrootfeestmaalaaninzijn huisErwaseengrotemenigtetollenaarsenanderendie methenaanzat

30MaarhunschriftgeleerdenenFarizeeënmordentegen zijndiscipelenenzeiden:Waaromeetendrinktumet tollenaarsenzondaars?

31EnJezusantwoorddeenzeidetothen:Zij,diegezond zijn,hebbengeendokternodig,maarzij,dieziekzijn

32Ikbennietgekomenomrechtvaardigenteroepen,maar zondaarstotbekering.

33EnzijzeidentotHem:Waaromvastenenbiddende discipelenvanJohannesdikwijls,enevenzodediscipelen vandeFarizeeën,terwijlgijeetendrinkt?

34EnHijzeidetothen:Kuntgijdebruidskinderenlaten vasten,terwijldebruidegombijhenis?

35Maarerzullendagenkomendatdebruidegomvanhen zalwordenweggenomen,endanzullenzijindiedagen vasten.

36EnHijverteldehunookeengelijkenis:Niemandzeteen lapvaneennieuwkleedopeenoudkleed;indienditniet hetgevalis,danscheurthetnieuwekleedendelapdieuit hetnieuwekleedgenomenwerd,komtnietovereenmethet oude

37Enniemanddoetjongewijninoudezakken,anderszal dejongewijndezakkendoenbarstenenoverstromen,en dezakkenzullenverlorengaan

38Maarjongewijnmoetmeninnieuwezakkendoen,en beideblijvenbewaard

39Niemanddieoudewijngedronkenheeft,kanmeteen nieuwebegeren.Wanthijzegt:Deoudeisbeter.

HOOFDSTUK6

1Enhetgebeurdeopdetweedesabbatnadeeerste,datHij doordekorenveldenging;enZijndiscipelenpluktenaren enatenze,terwijlzijzeinhunhandenuitwreven.

2EnsommigenvandeFarizeeënzeidentothen:Waarom doetgijiets,watopdesabbatnietgeoorloofdis?

3EnJezusantwoorddehunenzeide:Hebtgijookditniet gelezen,watDaviddeed,toenhijzelfenzij,diebijhem waren,hongerhadden?

4HoehijhethuisvanGodbinnengegaanis,ende toonbrodengenomenengegetenheeft,enzeookaanhen gegevenheeftdiebijhemwaren,waarvanniemandmag etendanalleendepriesters?

5EnHijzeidetothen:DeZoondesmensenisookHeer vandesabbat.

6Enhetgebeurdeookopeenanderesabbat,datHijinde synagogegingenleerdeEndaarwaseenman,wiens rechterhandverschrompeldwas.

7EndeschriftgeleerdenendeFarizeeënhieldenHem nauwlettendindegaten,omtezienofHijopdesabbatdag zougenezen.ZijwildenmisschienietsvindenwatHem zoukunnenbeschuldigen

8MaarHijkendehungedachten,enzeidetotdenman,die deverschrompeldehandhad:Staop,engainhetmidden staanEnhijstondop,engingstaan

9ToenzeiJezustegenhen:Ikwiluééndingvragen:ishet opdesabbatgeoorloofdgoedtedoenofkwaadtedoen, eenleventebehoudenoftevernietigen?

10Enalshijrondomhenallenzag,zeihijtotdemens: Strekuwhanduit.Enhijdeedhet,enzijnhandwerd geheelhersteld,gelijkdeandere

11Enzijwerdenrazendensprakenmetelkaaroverwatzij metJezuszoudendoen.

12Enhetgebeurdeindiedagendathijnaardebergging omtebidden,enhijbrachtdenachtdoorinhetgebedtot God.

13Entoenhetdaggewordenwas,riepHijzijndiscipelen bijzich,enkoosertwaalfuit,dieHijookapostelen noemde.

14Simon,diehijookPetrusnoemde,enAndreas,zijn broer,JakobusenJohannes,FilippusenBartholomeüs, 15MattheüsenThomas,Jakobus,dezoonvanAlfeüs,en Simon,dieZelotesgenoemdwordt,

16EnJudas,debroervanJakobus,enJudasIskariot,die ookdeverraderwas.

17EnHijgingmethenmeeenstondindevlakte,metde menigtevanZijndiscipeleneneengrotemenigtevan mensenuitheelJudeaenJeruzalemenvanhetzeegebied vanTyrusenSidon,diegekomenwarenomHemtehoren engenezentewordenvanhunziekten

18Ookzijdiedooronreinegeestengekweldwerden, werdengenezen

19EndehelemenigtewildeHemaanraken,wanterging krachtvanHemuitenHijgenashenallen

20EnHijsloegZijnogenop,keekZijndiscipelenaanen zei:Zaligzijnjulliearmen,wantvanjullieishet KoninkrijkGods

21Zaligzijtgij,dienuhongert,wantgijzultverzadigd worden.Zaligzijtgij,dienuweent,wantgijzultlachen.

22Zaligbentu,wanneerdemensenuhaten,uuithun middenverstoten,usmadenenuwnaamalsslecht verwerpen,omwillevandeZoondesmensen

23Verheuguopdiedagenspringopvanvreugde,want zie,uwloonisgrootindehemel.Wantopdezelfdewijze dedenhunvaderenmetdeprofeten

24Maarweeu,dierijkbent,wantuhebtuwvertroosting alontvangen.

25Weeu,dieverzadigdzijt,wantgijzulthongerenWeeu, dienulacht,wantgijzulttreurenenwenen

26Weeu,wanneerallemensengoedoveruspreken!Want zodedenhunvaderenooktegenoverdevalseprofeten

27MaarIkzegtotudieluistert:Hebuwvijandenlief,doe goedaanhendieuhaten,

28Zegenhendieuvervloeken,enbidvoorhendieu beledigen.

29Enbiedhemdieuopdewangslaat,ookdeandereaan Enverhinderhemdieuuwkleedafneemt,ookuw onderkleednietaantenemen.

30Geefaanieder,dievanuvraagt;enalsiemanduwbezit afneemt,vraagerdannietnaarterug

31Enzoalsuwiltdatdemensenubehandelen,moetuhun ookbehandelen

32Wantindiengijhenliefhebt,dieuliefhebben,welke dankhebtgijdan?Wantookzondaarshebbenlief,diehen liefhebben

33Enindiengijgoeddoetaanhen,diegoedaanudoen, welkedankhebtgij?Wantookzondaarsdoenhetzelfde.

34Enindiengijleentaanhen,vanwiegijhooptterugte ontvangen,welkedankhebtgijdan?Wantookzondaars lenenaanzondaars,omevenveelterugteontvangen.

35Maarhebtuwvijandenlief,endoetgoed,enleent zondertehopenietsterugtekrijgen;enuwloonzalgroot zijn,engijzultkinderenvandeAllerhoogstezijn,wantHij isgoedertierenvoordeondankbarenenslechten

36Weesdusbarmhartig,zoalsookuwVaderbarmhartigis

37Oordeelniet,danzultunietgeoordeeldworden; veroordeelniet,danzultunietveroordeeldworden; vergeef,danzultuvergevenworden

38Geeft,enuzalgegevenworden;eengoede,gedrukte,en geschudde,enoverlopendemaatzalmeninuwschoot gevenWantmetdezelfdemaat,waarmedegijmeet,zalu wedergemetenworden.

39EnHijspraktotheneengelijkenis:Kaneenblindeeen blindeleiden?Zullenzijnietbeidenindeputvallen?

40Eenleerlingstaatnietbovenzijnmeester,maarieder dievolmaaktis,zalzijnalszijnmeester

41Enwaaromzietuweldesplinterinhetoogvanuw broeder,maardebalkinuweigenoogmerktunietop?

42Ofhoekuntgijtotuwbroederzeggen:Broeder,laatmij desplinteruituwooghalen,alsgijzelfdebalknietziet, dieinuweigenoogis?Gijhuichelaar,doeeerstdebalkuit uweigenoog,endanzultgijduidelijkzienomdesplinter uittehalen,dieinhetoogvanuwbroederis

43Wanteengoedeboombrengtgeenslechtevruchten voort,eneenslechteboombrengtgeengoedevruchten voort.

44Wantelkeboomwordtaanzijneigenvruchtgekend Wantvandoornenpluktmengeenvijgen,envaneen braamstruikpluktmengeendruiven.

45Eengoedmensbrengthetgoedevoortuitdegoede schatvanzijnhart,eneenslechtmensbrengthetslechte

voortuitdeslechteschatvanzijnhartWantwaarhethart volvanis,daarvanspreektdemond.

46EnwaaromnoemtgijMij:Heere,Heere,endoetniet watIkzeg?

47EeniederdietotMijkomt,enMijnwoordenhoorten zedoet,Ikzalutonenaanwiehijgelijkis

48Hijisalseenmandieeenhuisbouwde,enhijgroefeen diepgatenlegdehetfundamentopderots.Toendevloed kwam,beuktedewaterstroomtegendathuisaan,maarkon hetnietaanhetwankelenbrengen,wanthetwasopderots gegrondvest

49Maarwiehoortennietdoet,isgelijkaaneenman,die eenhuisbouwdeopdeaardezonderfundament.Toende waterstroomertegenaansloeg,storttehetterstondin,ende valvandathuiswasgroot

HOOFDSTUK7

1ToenHijalZijnwoordentenaanhorenvanhetvolkhad uitgesproken,gingHijnaarKapernaüm

2Endedienaarvaneenhoofdmanoverhonderd,diehem dierbaarwas,wasziekenlagophetpunttesterven.

3ToenhijoverJezusgehoordhad,stuurdehijdeoudsten vandeJodennaarHemtoemethetverzoekofHijwilde komenenzijndienaarwildegenezen.

4ToenzijbijJezuskwamen,vroegenzijHemdringend: HijwashetwaardvoorwieHijditzoudoen

5Wanthijheeftonsvolkliefgehadenheeftvooronseen synagogegebouwd

6ToengingJezusmethenmeeEntoenHijnunietver vanhethuiswas,zonddehoofdmanoverhonderdvrienden totHem,dietotHemzeiden:Heere,neemdemoeiteniet; wantikbennietwaardig,datGijondermijndakzoudt ingaan.

7Daaromhebikmijzelfooknietwaardiggeachtomtotu tekomen;maarspreekmetéénwoord,enmijnknechtzal genezenworden.

8Wantookikbeneenmens,ondergezaggesteld,enheb soldatenondermijEnikzegtotdeeen:Ga,enhijgaat;en totdeander:Kom,enhijkomt;entotmijndienaar:Doedit, enhijdoethet

9ToenJezusdithoorde,verwonderdeHijzichoverhem HijkeerdezichomenzeitegendescharedieHemvolgde: Ikzegu:Zo'ngrootgeloofhebIkzelfsinIsraëlniet gevonden

10Toenzijdiegezondenwaren,naarhuisterugkeerden, vondenzijdeziekeslaafgezond

11EnhetgebeurdedevolgendedagdatHijnaareenstad gingdieNaïnheetteEnvelenvanZijndiscipeleneneen grotemenigtegingenmetHemmee

12ToenHijbijdestadspoortkwam,zie,daarwerdeen dodeuitgedragen.Hetwasdeenigezoonvanzijnmoeder, enzijwasweduweErwaseengrotemenigteuitdestad bijhaar

13ToendeHeerhaarzag,werdHijmetontfermingover haarbewogenenzeitegenhaar:Weenniet

14EnHijkwamenraaktedebaaraan;endieHemdroegen, blevenstaanEnHijzeide:Jongeling,Ikzegu,staop 15Endedodezatovereindenbegontespreken,enHijgaf hemaanzijnmoeder.

16Enerkwamvreesoverallen,enzijverheerlijktenGod, zeggende:EengrootProfeetisonderonsopgestaan,en GodheeftZijnvolkbezocht

17EnditgeruchtoverHemverspreiddezichdoorheel Judeaendoordeheleomgeving.

18EndediscipelenvanJohannesberichttenHemditalles

19EnJohannesrieptweevanzijndiscipelenbijzichen zondhennaarJezus,metdevraag:BentUhet,diekomen zou?Ofverwachtenwijeenander?

20ToendemannenbijHemgekomenwaren,zeidenzij: JohannesdeDoperheeftonsnaarUtoegezondenen gevraagd:BentUdegenediekomenzou?Ofverwachten wijeenander?

21EnindatzelfdeuurgenasHijvelenvanhunziektenen kwalenenvanbozegeesten;enaanveelblindengafHij hetgezichtterug.

22ToenantwoorddeJezusenzeidetothen:Gaatheenen berichtJohanneswatgijgezienengehoordhebt,dat blindenziendeworden,kreupelenlopen,melaatsen gereinigdworden,dovenhoren,dodenopgewektworden enaanarmenhetEvangelieverkondigdwordt

23Enzaligishij,dieaanMijgeenaanstootneemt.

24EntoendebodenvanJohannesweggegaanwaren, begonhijtothetvolktesprekenoverJohannes:Watzijt gijliedenindewoestijngaanzien?Eenriet,doordewind bewogen?

25Maarwatzijtgijuitgegaanomtezien?Eenman gekleedinzachteklederen?Ziet,dieprachtiggekleedzijn enweelderigleven,zijnindehovenderkoningen

26Maarwatzijtgijuitgegaanomtezien?Eenprofeet?Ja, Ikzegu,veelmeerdaneenprofeet.

27Ditishijoverwiegeschrevenstaat:Zie,IkzendMijn bodevoorUwaangezichtuit,dieUwwegvoorUheenzal bereiden.

28WantIkzegu:Onderhendieuitvrouwengeborenzijn, isergeengroterprofeetdanJohannesdeDoper;maarde minsteinhetKoninkrijkvanGodisgroterdanhij.

29EnalhetvolkdatnaarHemluisterde,enookde tollenaars,rechtvaardigdenGod,doordatzijgedoopt werdenmetdedoopvanJohannes.

30MaardeFarizeeënendewetgeleerdenverwierpende raadvanGodmetbetrekkingtotzichzelf,omdatzezich nietdoorhemlietendopen.

31EndeHEEREzeide:WaarmedezalIkdandemannen vanditgeslachtvergelijken?Enwaaraangelijkenzij?

32Zelijkenopkinderendieopdemarktzittenenelkaar toeroepen:Wijhebbenvooruopdefluitgespeeld,maaru hebtnietgedanst;wijhebbenrouwoverubedreven,maar uhebtnietgehuild

33WantJohannesdeDoperisgekomen,hijatgeenbrood endronkgeenwijnEnuzegt:Hijheefteenduivel

34DeZoondesmensenisgekomen,eetendrinkt,engij zegt:Zie,eenvraatzuchtigeneenwijndrinker,eenvriend vantollenaarsenzondaars!

35Maardewijsheidwordtgerechtvaardigddooralhaar kinderen

36EneenvandeFarizeeënverzochtHem,datHijmet HemzouetenEnHijginginhethuisvandeFarizeeëren gingaanzitten

37Enzie,eenvrouwindestad,dieeenzondareswas, vernamdatJezusinhethuisvandeFarizeeëraanlag,en brachteenalbastenflesmetzalf,

38EnzijstondachterHemaanZijnvoeten,wenend,en begonZijnvoetenmettranentewassen,endroogdezeaf methethaarvanhaarhoofd,enkusteZijnvoeten,en zalfdezemetdezalf.

39ToendeFarizeeërdieHemuitgenodigdhad,ditzag,zei HijbijZichzelf:AlsDezeManeenprofeetwas,zouHij welwetenwieenwatvooreenvrouwditisdieHem aanraakt,wantzijiseenzondares.

40EnJezusantwoorddeenzeidetothem:Simon,Ikhebu ietstezeggenEnhijzeide:Meester,zegvoort

41Erwaseenseenschuldeiserdietweeschuldenaarshad Deeenwashemvijfhonderdpenningenschuldig,deander vijftig.

42Entoenzijnietshaddenomtebetalen,vergafhijhun beidenopenlijkZegmijdan,wievanhenzalhemhet meestliefhebben?

43Simonantwoorddeenzeide:Ikachthetdie,aanwien hijhetmeestevergevenheeftEnhijzeidetothem:Gij hebtrechtgeoordeeld.

44EnHijkeerdeZichtotdevrouwenzeidetotSimon: Zietgijdezevrouw?Ikbeninuwhuisgekomen;water voorMijnvoetenhebtgijMijnietgegeven;maarzijheeft Mijnvoetenmettranennatgemaaktenmethethaarvan haarhoofdafgedroogd

45Gijhebtmijnietgekust,maardezevrouwheeft,sinds ikhierben,nietopgehoudenmijnvoetentekussen

46MijnhoofdhebtGijnietmetoliegezalfd,maardeze vrouwheeftmijnvoetenmetzalfgezalfd.

47DaaromzegIku:Haarzondenzijnhaarvergeven,ook alwarenzetalrijk,wantzijheeftveelliefgehad;maaraan wieweinigvergevenwordt,dieheeftweiniglief.

48EnHijzeidetothaar:Uwzondenzijnuvergeven

49EnzijdiemetHemaanlagen,begonnenbijzichzelfte zeggen:WieisDeze,Dieookdezondenvergeeft?

50EnHijzeidetotdevrouw:Uwgeloofheeftubehouden; gainvrede

HOOFDSTUK8

1EnhetgebeurdedaarnadatHijrondtrokvanstadtotstad envanvlektotvlek,predikendeenverkondigendehet evangelievanhetKoninkrijkGods;endetwaalfwarenmet Hem,

2Enerwarenvrouwen,dievanbozegeestenenkwalen genezenwaren,namelijkMaria,dieMagdalenagenoemd werd,vanwiezevenduivelsuitgingen,

3EnJohanna,devrouwvanChuza,derentmeestervan Herodes,enSusanna,enveleanderen,diehemvanhun vermogendienden

4Entoenereengrotemenigtebijeenwasgekomenenmen uitallestedennaarHemtoekwam,sprakHijdooreen gelijkenis:

5Toeneenzaaiergingzaaien,vieleendeelvanhetzaad langsdeweg,enhetwerdvertrapt,endevogelsindelucht atenhetop

6Eneenanderdeelvielopderots,enzodrahetopkwam, verdordehet,omdathetgeenvochtmeerhad.

7Eneenanderdeelvielindedoornen,endedoornen schotentegelijkmethetfruitopenverstiktenhet

8Enhetanderevielopgoedeaarde,enhetschootop,en brachthonderdvoudigevruchtvoortEnalsHijditgezegd had,riepHij:Wieorenheeftomtehoren,diehore

9EnzijndiscipelenvroegenHem:Watzoudezegelijkenis betekenen?

10EnHijzeide:Aanuishetgegevendegeheimenissen vanhetKoninkrijkGodstekennen,maaraandeanderen doorgelijkenissen,opdatzijziendenietzoudenzienen horendenietzoudenverstaan

11Degelijkenisisdeze:HetzaadishetwoordvanGod 12Dielangsdewegliggen,zijnzijdiehoren.Daarnakomt deduivelenneemthetWoorduithunhartweg,opdatzij nietgelovenenbehoudenworden

13Dieopderotszijn,zijnzijdie,wanneerzijhetwoord horen,hetmetvreugdeaannemen;endezenhebbengeen wortel:zijgelovenvooreenkortetijd,maarineentijdvan beproevingvallenzijaf

14Enwatindedistelsviel,zijnzijdie,nadatzijervan gehoordhebben,weggaanenverstiktwordendoorde zorgen,derijkdomendegenoegensvanditleven,engeen vruchttotvolmaaktheidbrengen

15MaarhetgoedeisvoorhendiehetWoordhoren,hetin eeneerlijkengoedhartbewareneninvolhardingvrucht dragen

16Niemand,dieeenkaarsaansteekt,bedektdiemeteen vatofzethaarondereenbedNee,hijzethaaropeen standaard,zodatwiebinnenkomen,hetlichtkunnenzien

17Wanterisnietsverborgen,datnietopenbaarzalworden, ennietsgeheim,datnietbekendzalwordenenaanhetlicht zalkomen

18Letdanop,hoeuhoort.Wantaanwieheeft,zal gegevenworden,maarwienietheeft,ookdatgenewathij meenttehebben,zalhemafgenomenworden

19Toenkwamenzijnmoederenzijnbroersnaarhemtoe, maarzijkondenhemnietbereikenvanwegedemenigte

20Enhetwerdhemdoorsommigenverteld,diezeiden: Uwmoederenuwbroersstaanbuitenenbegerenutezien.

21EnHijantwoorddeenzeidetothen:Mijnmoederen mijnbroederszijndezen,diehetWoordGodshorenenhet doen.

22Enhetgeschieddeopeenvandiedagen,datHijineen schipgingmetZijndiscipelen;enHijzeidetothen:Laat onsovervarennaardeanderezijdevanhetmeer.Enzij stakenaf

23Maarterwijlzijvoeren,vielhijinslaapToenstaker eenstormwindophetmeerop,zodatzijvolwaterkwamen testaaneningevaarraakten

24EnzijkwamentotHem,enwektenHemop,zeggende: Meester,Meester,wijvergaan!ToenstondHijop,en bestraftedewindendewoedenvanhetwater;enzij hieldenop,enerwerdstilte.

25EnHijzeidetothen:Waarisuwgeloof?Enzij, bevreesd,verwonderdenzich,enzeidentotelkander:Wie istochdezeman?WantHijgebiedtzelfsdewindenenhet water,enzijgehoorzamenHem.

26EnzijkwameninhetlandvandeGadarenen,dat tegenoverGalilealigt

27EntoenHijaanlandging,kwamHembuitendestad eenmantegemoet,dieallangdoordemonenbezetenwas Hijdroeggeenklerenenverbleefingeenenkelhuis,maar alleenindegraven

28ToenhijJezuszag,schreeuwdehijhetuit,vielvoor Hemneerenzeimetluiderstem:WathebikmetUte maken,Jezus,ZoonvandeAllerhoogsteGod?IksmeekU, pijnigmijniet

29(WantHijhaddeonreinegeestgebodenuitdemenste gaan.Wantdikwijlshaddiehemgegrepen,enhijwerdmet kettingeneninboeiengehouden;enhijverbrakdebanden, enwerddoordeduivelindewoestijngedreven.)

30EnJezusvroeghem,zeggende:Hoeisuwnaam?Enhij zeide:Legioen,wantveleduivelenwareninhemgevaren

31EnzijsmeektenHem,datHijhunnietzoubevelennaar dedieptetegaan.

32Enerwasaldaareenkuddevanvelezwijnen,dieop denbergweidde;enzijbadenHem,datHijhunzou toestaaninhentegaanEnHijliethethuntoe

33Toengingendedemonenuitdemenswegenvoerenin dezwijnen.Endekuddestorttevandesteilehellinghet meerinenstikte

34Toendeherderszagenwatergebeurdwas,namenzede vluchtenverteldenhetindestadenophetland.

35Toengingenzeeropuitomtezienwatergebeurdwas ZekwamenbijJezusenvondendemanvanwiede demonenwarenuitgevaren,aandevoetenvanJezuszitten, gekleedenbijzijnverstandEnzewerdenbevreesd

36Enookzijdiehetzagen,verteldenhunhoededoor demonenbezetenegenezenwas.

37Toenverzochtdehelemenigteuithetgebiedvande GadarenenHemombijhenwegtegaan,wantzijwaren metgrotevreesbevangen.DaaromklomHijinhetschipen keerdeweerterug

38Endeman,vanwiededemonenuitgevarenwaren, verzochtHemdatHijbijHemmochtblijven;maarJezus liethemweggaanenzei:

39Keerterugnaaruwhuisenvertel,watgrotedingenGod ugedaanheeft.Enhijgingheen,enverkondigdedoorde gehelestad,watgrotedingenJezushemgedaanhad

40Enhetgebeurde,toenJezusterugkwam,datdeschare Hemmetblijdschapontving,wantzijverwachttenHem allen

41Enzie,erkwameenman,metnameJaïrus,eenoverste vandesynagoge.HijvielaandevoetenvanJezusen smeekteHemominzijnhuistekomen

42Wanthijhadééndochter,ongeveertwaalfjaaroud,en zijlagopsterven.Maartoenhijheenging,verdrongende mensenzichomhemheen

43Eneenvrouwdiealtwaalfjaaraanbloedvloeiingen leedenalhaarvermogenaandoktershaduitgegeven,kon doorniemandgenezenworden,

44ToenzijvanachterennaarHemtoekwamendezoom vanZijnkleedaanraakte,stopteonmiddellijkhaar bloedvloeiing

45EnJezuszeide:WieheeftMijaangeraakt?Entoenallen hetloochenden,zeidenPetrusendiebijHemwaren: Meester,deschareverdringtenverdringtU,enzegtGij: WieheeftMijaangeraakt?

46EnJezuszei:IemandheeftMijaangeraakt,wantIk merkdaterkrachtuitMijisweggegaan

47Toendevrouwzagdatzijnietonopgemerktwas,kwam zijbevendnaarHemtoe,vielvoorHemneerenvertelde HeminaanwezigheidvanheelhetvolkwaaromzijHem hadaangeraaktenhoezijmeteengenezenwas.

48EnHijzeidetothaar:Dochter,hebgoedemoed,uw geloofheeftubehouden;gainvrede

49Terwijlhijnogsprak,kwameriemandvanhethuisvan deoverstevandesynagoge,dietegenHemzei:Uw dochterisgestorven;valdeMeesternietlastig

50MaartoenJezusdithoorde,antwoorddeHijhemenzei: Weesnietbang,geloofalleenenzijzalbehoudenworden.

51ToenHijhethuisbinnenkwam,lietHijniemand binnengaan,behalvePetrus,Jakobus,Johannesendevader endemoedervanhetmeisje.

52EnallenweendenenbeweendenhaarMaarHijzeide: Weenniet;zijisnietgestorven,maarslaapt

53Enzijlachtenhemuit,wetendedatzijgestorvenwas.

54EnHijstuurdezeallennaarbuiten,greephaarhanden riep:Meisje,staop!

55Enhaargeestkwamweer,enzijstondmeteenop,en Hijgeboodhaarteetentegeven

56Enhaarouderswarenverbijsterd;maarhijgeboodhun datzijniemandmochtenvertellenwatergebeurdwas

HOOFDSTUK9

1ToenriepHijzijntwaalfdiscipelenbijeenengafhun machtenmachtoveralledemonenenomziektente genezen

2EnhijzondhenuitomhetKoninkrijkvanGodte verkondigenenomdeziekentegenezen.

3EnHijzeidetothen:Neemtnietsmeevoordereis,geen staven,geenreistas,geenbrood,geengeld;enlaatieder niettweeonderklerenmeenemen.

4Eninwelkhuisuookbinnengaat,blijfdaarenvertrek vandaar

5Enalsiemandunietwilontvangen,gadanuitdiestaden schudhetstofvanuwvoeten,toteengetuigenistegenhen

6Enzijvertrokkenentrokkendoordedorpen,predikten hetevangelieengenazenoveral.

7EnHerodes,deviervorst,hoordevanalleswatdoorhem gedaanwas,enhijraakteinverlegenheid,omdatvan sommigengezegdwerd,datJohannesuitdedodenwas opgewekt,

8Envansommigen,datEliaverschenenwas,envan anderen,dateenvandeoudeprofetenwasopgewekt.

9EnHerodeszeide:Johanneshebikonthoofd;maarwieis Deze,vanWieikzulkedingenhoor?EnhijverlangdeHem tezien.

10Endeapostelen,toenzijteruggekeerdwaren,vertelden hemalleswatzijgedaanhaddenEnhijnamhenmeeen ginginafzonderingnaareenverlatenplaats,behorendebij destad,genaamdBethsaida

11Entoendescharenditvernamen,volgdenzijHemHij ontvinghen,spraktothenoverhetKoninkrijkvanGoden genashendiegenezingnodighadden

12Toenhetaldonkerbegonteworden,kwamendetwaalf enzeidentegenHem:Stuurdemenigteweg,zodatzenaar deomliggendedorpenendorpenkunnengaanomdaarte overnachtenenvoedseltehalenWantwijzijnhieropeen eenzameplaats.

13MaarHijzeidetothen:GeeftgijhunteetenEnzij zeiden:Wijhebbennietmeerdanvijfbrodenentwee vissen;tenzijwijheengaanenvleeskopenvooralditvolk

14WanthetwarenongeveervijfduizendmanEnHijzeide totZijndiscipelen:Laathenzitten,vijftigineengroep.

15Enzijdedendit,enlietenhenallenzitten

16ToennamHijdevijfbrodenendetweevissen,keek omhoognaardehemel,sprakhetzegengebeduitenbrakze. Hijgafzeaandediscipelenomzeaandemenigtevoorte zetten

17Enzijatenenwerdenallenverzadigd;envanhet overgeblevenbroodwerdvoorhentwaalfmanden opgehaald

18Enhetgebeurde,toenHijalleenwasenbad,datZijn discipelenbijHemwaren.EnHijvroeghun,zeggende: Wiezeggendeschare,datIkben?

19Zijantwoorddenenzeiden:JohannesdeDoper,maar sommigenzeggen:Elia,enanderenzeggen:eenvande oudeprofetenisopgewekt

20Hijzeidetothen:Maarwiezegtgij,datIkben?Petrus antwoorddeenzeide:DeChristusGods

21Enhijgeboodhunnadrukkelijkenbevalhundataan niemandtevertellen;

22EnHijzeide:DeZoondesmensenmoetveellijdenen verworpenwordendoordeoudsten,deoverpriestersende schriftgeleerden,engedoodwordenenopdederdedag opgewektworden

23EnHijzeidetotallen:IndieniemandachterMijwil komen,dieverloochenezichzelf,ennemedagelijkszijn kruisopenvolgeMij

24Wantiederdiezijnlevenwilbehouden,zalhet verliezen;maariederdiezijnlevenverliestomwillevan Mij,diezalhetbehouden

25Wantwatheefteenmenseraan,alshijdehelewereld wint,maarzichzelfverliestofwordtverworpen?

26WantwiezichvoorMijenMijnwoordenschaamt,voor hemzaldeZoondesmensenzichschamen,wanneerHij komenzalinZijnheerlijkheidendievandeVaderenvan deheiligeengelen

27MaarIkzegumetnadruk:Erzijnsommigenvande hieraanwezigen,diededoodnietzullensmaken,voordat zijhetKoninkrijkGodshebbengezien

28Enhetgebeurdeongeveerachtdagennadezewoorden, datHijPetrus,JohannesenJakobusmetZichmeenamen debergopgingomtebidden

29Enterwijlhijbad,veranderdedeaanblikvanzijngelaat enzijnkledingwerdwitenblinkend.

30Enzie,tweemannensprakenmetHem,hetwaren MozesenElia

31Dieverscheeninheerlijkheidensprakoverzijnsterven, datHijinJeruzalemzouvolbrengen

32Petrusendemensendiebijhemwaren,warenindiepe slaapgevallen.Toenzewakkerwerden,zagenzezijn heerlijkheidendetweemannendiebijhemstonden

33Enhetgebeurde,toenzijvanHemheengingen,dat PetrustotJezuszeide:Meester,hetisgoed,datwijhier zijn;enlatenwijdrietentenmaken,voorUéén,envoor Mozeséén,envoorEliaéén,maarhijwistniet,watHijzei.

34Terwijlhijnogsprak,kwamereenwolken overschaduwdehenZijwerdenbangtoenzijindewolk binnengingen

35Enerklonkeenstemuitdewolk,diezei:Dezeismijn geliefdeZoon;luisternaarHem

36Entoendestemvoorbijwas,werdJezusalleen gevondenEnzijhieldenhetgeheim,enverteldenindie dagenaanniemandietsvanwatzijgezienhadden

37Enhetgebeurdedevolgendedag,toenzijvandeberg afkwamen,datHemeengrotemenigtetegemoetkwam

38Enzie,eenmanuitdeschareriep,zeggende:Meester, zietochnaarmijnzoon,wanthijismijnenigkind.

39Enzie,eengeestgrijpthem,enplotselingschreeuwthij hetuit,enhijscheurthemzodathijopnieuwschuimt,en kneusthemenwijktnauwelijksvanhem

40Enikhebuwdiscipelendringendverzochthemuitte werpen,maarzijkondenhetniet.

41EnJezusantwoorddeenzeide:Oongelovigenverkeerd geslacht,hoelangzalIknogbijuzijnenuverdragen? Brenguwzoonhier.

42Enterwijlhijnogkwam,wierpdeduivelhemneeren verscheurdehemEnJezusbestraftedeonreinegeest,en genashetkind,engafhemweeroveraanzijnvader

43Enzijwerdenallenverbaasdoverdegrotekrachtvan God.Maarterwijlzijzichallenverwonderdenoveralwat Jezusdeed,zeiHijtotZijndiscipelen:

44Laatdezewoordeninuworenklinken:wantde Mensenzoonzalovergeleverdwordenindehandenvan mensen

45Maarzijbegrependitwoordniet,enhetwasvoorhen verborgen,zodatzijhetnietbegrepen.Enzijvreesden Hemnaarditwoordtevragen

46Toenontstonderonderhenonenigheidoverdevraag wievanhendegrootstezouzijn.

47EnJezus,diedeoverwegingvanhunhartzag,nameen kindenzettedatbijZich,

48EnHijzeidetothen:Eenieder,dieditKindontvangtin MijnNaam,ontvangtMij;eneenieder,dieMijontvangt, ontvangtHem,DieMijgezondenheeft;wantdeminste onderuallen,diezaldegrootstezijn.

49EnJohannesantwoorddeenzeide:Meester,wijhebben iemandgeziendieinUwNaamdemonenuitdreef,enwij hebbenhethemverboden,omdathijonsnietvolgt.

50EnJezuszeidetothem:Verbiedhethemniet;wantwie niettegenonsis,isvoorons

51Enhetgebeurde,toendetijdgekomenwasdathij opgenomenzouworden,dathijzijnaangezicht vastberadenrichtteomnaarJeruzalemtereizen, 52Enhijzondbodenvoorzijnaangezichtuit.Dezegingen opwegenkwamenineendorpvandeSamaritanenom voorhemdevoorbereidingentetreffen

53EnzijontvingenHemniet,wantZijngezichtwasalsof HijnaarJeruzalemzougaan

54ToenzijndiscipelenJakobusenJohannesditzagen, zeidenze:Heere,wiltGijdatwijzeggendatervuurvande hemelmoetneerdalenenhenverteren,zoalsEliagedaan heeft?

55MaarHijkeerdeZichom,bestraftehenenzei:Jullie wetennietvanwelkegeestjulliezijn

56WantdeZoondesmensenisnietgekomenomdezielen dermensenteverderven,maaromhentebehoudenEnzij gingennaareenanderdorp

57Enhetgebeurde,terwijlzijonderwegwaren,datiemand totHemzeide:Heere,ikzalUvolgen,waarGijookheen gaat

58EnJezuszeidetothem:Devossenhebbenholen,ende vogelsdeshemelsnesten,maardeZoondesmensenheeft geenplaatsomZijnhoofdneerteleggen

59Enhijzeidetoteenander:Volgmij.Maarhijzeide: Heere,laatmijeerstheengaanenmijnvaderbegraven

60Jezuszeitegenhem:Laatdedodenhundodenbegraven, maargajijheenenverkondighetKoninkrijkvanGod.

61Enweereenanderzei:Heere,ikzalUvolgen,maarlaat mijeerstafscheidnemenvanhendieinmijnhuiszijn

62EnJezuszeidetothem:Niemand,diedehandaande ploegslaatenzietnaarhetgeenachterhemligt,isgeschikt voorhetKoninkrijkGods

HOOFDSTUK10

1HiernasteldedeHeernogzeventiganderenaanenzond hentweeaantweevoorZichuitnaarallestedenen plaatsenwaarHijZelfzoukomen

2DaaromzeiHijtegenhen:Deoogstiswelgroot,maarer zijnweinigarbeidersBiddaaromtotdeHeervandeoogst datHijarbeidersuitzendtomteoogsten

3Gaatheen;zie,Ikzendualslammerenonderdewolven.

4Neemgeenbeurs,reistasofschoenenmeeengroet niemandopdeweg

5Eninwelkhuisuookbinnengaat,zegeerst:Vredezij aandithuis

6Enindiendaardezoonvandevredeis,zaluwvredeop hemrusten;indienniet,zalhijzichtotuwenden.

7Enblijfinhetzelfdehuis,eetendrinkwatzijgeven; wantdearbeideriszijnloonwaardigGaatnietvanhuistot huis.

8Eninwelkestaduookkomtenzijuontvangen,eetwat uwordtvoorgezet

9Geneesdeziekendieerzijnenzegtegenhen:Het KoninkrijkvanGodisnabijugekomen

10Maarwelkestaduookbinnengaatenzijuniet ontvangen,gaatdannaardestratenervanenzegt:

11Zelfshetstofvanuwstad,dataanonskleeft,schudden wijtegenuafMaarweeserzekervandathetKoninkrijk vanGodnabijis.

12MaarIkzegu,dathetvoorSodomopdiedag draaglijkerzalzijndanvoordiestad

13Weeu,Chorazin,weeu,Betsaïda!Wantindienin TyrusenSidondezelfdewonderengebeurdwarendiebiju gebeurdzijn,danzoudenzijzichreedslangbekeerd hebbeneninzakenasgezetenhebben.

14MaarvoorTyrusenSidonzalhetdraaglijkerzijninhet oordeeldanvooru

15Enjij,Kapernaüm,dietotdehemeltoeverhoogdbent, zultindehelneergeworpenworden

16Wienaaruluistert,luistertnaarMijEnwieuveracht, verachtMij.EnwieMijveracht,verachtHemDieMij gezondenheeft

17Endezeventigkeerdenweerterugmetblijdschap, zeggende:Heere,ookdedemonenonderwerpenzichaan onsinUwNaam

18EnHijzeidetothen:Ikzagdesatanalseenbliksemuit dehemelvallen

19Zie,Ikgeefudemachtomopslangenenschorpioenen tetredenentegendegehelelegermachtvandevijand,en nietszaluopenigerleiwijzeschadetoebrengen.

20Maarverheuguhieroverniet,datdegeestenaanu onderworpenzijn,maarverheuguveeleer,omdatuw namenopgeschrevenzijnindehemel

21TerzelfdertijdverblijddeJezusZichindeGeestenzei: IkdankU,Vader,Heervandehemelenvandeaarde,dat Udezedingenvoorwijzenenverstandigenverborgenhebt enzeaanjongekinderenhebtgeopenbaardJa,Vader, wantzowashetwelbehageninUwogen.

22AlledingenzijnMijovergegevendoorMijnVader,en niemandweetwiedeZoonis,dandeVader,enwiede

Vaderis,dandeZoon,enhijaanwiedeZoonhetwil openbaren.

23EnHijkeerdeZichtotZijndiscipelenenzeideinhet geheim:Zaligzijndeogen,diezien,watgijziet.

24WantIkzegu,datveleprofetenenkoningenhebben verlangdtezienwatuziet,enzijhebbenhetnietgezien;en tehorenwatuhoort,enzijhebbenhetnietgehoord

25Enzie,erstondeenwetgeleerdeopdieHemopdeproef steldeenzei:Meester,watmoetikdoenomheteeuwige leventebeërven?

26Hijzeitegenhem:WatstaaterindeWetgeschreven? Hoeleestu?

27Enhijantwoorddeenzeide:GijzultdeHEERE,uw God,liefhebbenmetgeheeluwhartenmetgeheeluwziel enmetgeheeluwkrachtenmetgeheeluwverstand;enuw naastealsuzelf.

28EnHijzeidetothem:Gijhebtjuistgeantwoord;doedit engijzultleven

29MaarhijwildezichrechtvaardigenenzeitegenJezus: Enwieismijnnaaste?

30EnJezusantwoorddeenzeide:Eenzekermensgingvan JeruzalemnaarJerichoenvielindehandenvanrovers,die hemzijnklerenuittrokken,hemmishandeldenenhem halfdoodlietenliggen

31Toevalligkwamereenpriesterlangsdiekant,entoen hijhemzag,ginghijaandeoverkantvoorbij

32EnookeenLevietkwam,toenhijbijdieplaatswas,en zaghem,maarhijgingaandeanderekantvoorbij.

33MaareenSamaritaan,dieopreiswas,kwaminzijn nabijheid;entoenhijhemzag,werdhijmetontferming bewogen.

34Enhijgingnaarhemtoe,verbondzijnwonden,gooter olieenwijnop,enzettehemopzijneigenrijdier,bracht hemnaareenherbergenverzorgdehem.

35Endevolgendedag,toenhijvertrok,haaldehijtwee schellingentevoorschijn,gafzeaandewaardenzeitegen hem:Zorgvoorhem,enwatumeerkostenmaakt,zaliku vergoedenopmijnterugkomst

36Wievandezedrie,denktu,isdenaastegeweestvan hemdieinhandenvanderoversgevallenis?

37Enhijzeide:Diehembarmhartigheidgedaanheeft ToenzeideJezustothem:Gaheenendoegijevenzo

38Enhetgebeurde,terwijlzijonderwegwaren,datHijin eenzekerdorpkwamEneenvrouw,metnameMartha, ontvingHeminhaarhuis

39EnzijhadeenzusterdieMariaheette,dieookaande voetenvanJezuszatennaarzijnwoordluisterde 40MaarMarthawasdrukbezigmetbedienen.Zeging naarHemtoeenzei:Heere,trektUzichernietsvanaan datmijnzustermijalleenlaatbedienen?Zeghaardandat zijmijkomthelpen

41EnJezusantwoorddeenzeidetothaar:Martha,Martha, gijzijtbezorgdendrukoverveledingen;

42Maarééndingisnodig:Mariaheefthetgoededeel uitgekozen,dathaarnietzalwordenontnomen

HOOFDSTUK11

1Enhetgebeurde,toenHijergensaanhetbiddenwas,dat eenvanZijndiscipelen,toenHijophield,totHemzei: Heere,leeronsbidden,zoalsookJohanneszijndiscipelen geleerdheeft

2EnHijzeidetothen:Wanneergijbidt,zegt:OnzeVader, Dieindehemelenzijt,UwNaamwordegeheiligd.Uw KoninkrijkkomeUwwilgeschiede,gelijkindehemel, alzoookopdeaarde.

3Geefonselkedagonsdagelijksbrood.

4Envergeefonsonzezonden,wantookwijvergeveneen iegelijk,dieonsschuldigisEnleidonsnietinverzoeking, maarverlosonsvandeboze.

5EnHijzeidetothen:Alsiemandvanueenvriendheeft, enmiddenindenachtnaarhemtoegaatentothemzegt: Vriend,leenmijdriebroden,enhijzalhemdriebroden geven,

6Wanteenvriendvanmijisopzijnreisbijmijgekomen, enikhebnietsomhemvoortezetten?

7Enhijzalvanbinnenuitantwoordenenzeggen:Valmij nietlastig;dedeurisnugeslotenenmijnkinderenenik zijninbed;ikkannietopstaanomutehelpen

8Ikzegu:Alzalhijnietopstaanenhemgeven,omdathij zijnvriendis,tochzalhijvanwegezijnaandringenopstaan enhemgevenwathijnodigheeft

9EnIkzegu:Bidt,enuzalgegevenworden;zoekt,engij zultvinden;klopt,enuzalopengedaanworden.

10Wantiederdiebidt,ontvangt;enwiezoekt,vindt;en voorwieklopt,zalopengedaanworden

11Alseenzoonvaneenvaderombroodvraagt,zalhij hemdaneensteengeven?Ofalshijomeenvisvraagt,zal hijhemvooreenviseenslanggeven?

12Ofalshijomeeneivraagt,zalhijhemdaneen schorpioenaanbieden?

13Indiendangij,dieslechtzijt,weetgoedegavente gevenaanuwkinderen,hoeveeltemeerzaluwhemelse VaderdeHeiligeGeestgevenaanhen,dieHemdaarom bidden?

14EnHijwierpeenduiveluit,endiewasstom.Enhet geschiedde,alsdeduiveluitgegaanwas,datdestomme sprak;enhetvolkverwonderdezich

15Maarsommigenvanhenzeiden:Hijdrijftdedemonen uitdoorBeëlzebul,deaanvoerdervandedemonen

16Enanderen,dieHemopdeproefstelden,verlangden vanHemeentekenuitdehemel.

17MaarHijkendehungedachtenenzeitegenhen:Elk koninkrijkdatinnerlijkverdeeldis,wordtverwoest,eneen huisdatinnerlijkverdeeldis,valt.

18Alsookdesatantegenzichzelfverdeeldis,hoezalzijn koninkrijkdanstandhouden?WantuzegtdatIkdoor Beëlzebuldedemonenuitdrijf.

19EnindienIkdoorBeëlzebuldeduivelenuitdrijf,door wiedrijvenuwzonenzedanuit?Daaromzullenzijuw rechterszijn

20MaaralsIkdoordevingervanGoddedemonenuitdrijf, ishetKoninkrijkvanGodbijugekomen

21Alseensterkgewapendmanzijnpaleisbewaakt,zijn zijngoedereninvrede

22Maarwanneeriemanddiesterkerisdanhij,hem aanvaltenoverwint,danzalhijhemdehelewapenrusting, waarophijvertrouwde,ontnemenenzijnbuitverdelen

23WienietmetMijis,dieistegenMij;enwienietmet Mijbijeenbrengt,dieverstrooit

24Wanneerdeonreinegeestuitdemensisweggegaan, gaathijdoordorreplaatsenomrusttezoeken.Enalshij dienietvindt,zegthij:Ikzalterugkerennaarmijnhuis, waarikvandaanbengekomen

25Enwanneerhijkomt,vindthijhetgeveegdenversierd 26Dangaathijheenenhaaltzevenanderegeestenbijzich, dieslechterzijndanhijzelf;enzijgaannaarbinnenen wonendaar.Enhetlaatstedeelvandiemenswordterger danheteerste.

27Enhetgebeurde,terwijlHijdezedingensprak,dateen vrouwuitdescharehaarstemverhiefentotHemzeide: ZaligisdeschootdieUgedragenheeft,endeborstendie Gijgezoogdhebt

28MaarHijzeide:Veeleerzijnzij,diehetWoordGods horenenhetbewaren

29Toenhetvolkmassaalsamenstroomde,zeihij:Ditis eenboosgeslacht.Zeverlangeneenteken,maarhunzal geentekengegevenworden,behalvehettekenvande profeetJona

30WantzoalsJonaeentekenwasvoordeinwonersvan Nineve,zozalookdeMensenzooneentekenzijnvoordit geslacht

31DekoninginvanhetZuidenzalinhetoordeelopstaan metdemannenvanditgeslachtenhenveroordelen,want zijisvandeeindenderaardegekomenomdewijsheidvan Salomotehoren;enzie,meerdanSalomoishier.

32DemannenvanNinevezulleninhetoordeelopstaan metditgeslachtenhetveroordelen,wantzijhebbenzich bekeerdopdepredikingvanJona;enzie,meerdanJonais hier

33Alsiemandeenkaarsaansteekt,zethijdieooknietop eenverborgenplaats,nochondereenkorenmaat,maarop eenstandaard,zodatiedereendiebinnenkomt,hetlichtkan zien

34Delampvanhetlichaamishetoog.Wanneerdanuw oogzuiveris,isookuwhelelichaamverlichtMaar wanneeruwoogslechtis,isookuwhelelichaamduister

35Leterdanopdathetlichtdatinuis,geenduisternis wordt

36Alsdanheeluwlichaamverlichtisenergeenenkel deeldonkeris,zalhetgeheelverlichtzijn,zoalswanneer hetlichtvaneenlampuverlicht

37EnterwijlHijsprak,nodigdeeenFarizeeërHemuitom bijHemtekomeneten.EnHijgingnaarbinnenenging aantafel

38ToendeFarizeeërdatzag,verwonderdehijzicherover dathijzichnieteersthadgewassenvóórheteten.

39EndeHeerzeitegenhem:Jullie,Farizeeën,reinigen weldebuitenkantvandebekerendeschotel,maarjullie binnensteisvolroofenboosheid.

40Dwazen,heeftHijdiehetbuitenstegemaaktheeft,niet ookhetbinnenstegemaakt?

41Geeflieveraalmoezenvanwatuhebt,enzie,allesis reinvooru

42Maarweeu,Farizeeën,wantugeefttiendenvande munt,dewijnruitenalleanderekruiden,enugaatvoorbij aanhetoordeelendeliefdevoorGodDezedingenhadu moetendoenenderestnietnalaten

43Weeu,Farizeeën,wantubentgesteldopdeereplaatsen indesynagogenenopdebegroetingenopdemarkten

44Weeu,schriftgeleerdenenFarizeeën,huichelaars,want ubentalsgravendienietzichtbaarzijn,endemensendie eroverlopen,wetenhetniet

45Toenantwoorddeeenvandewetgeleerdenenzeidetot Hem:Meester,metdezewoordenverwijtGijookons

46EnHijzeide:Weeooku,wetgeleerden,wantgijlegtde mensenlastenop,diezwaarzijnomtedragen,enzelf raaktgijdielastennietmetéénvanuwvingersaan

47Weeu,wantubouwtdegravenvandeprofeten,enuw vaderenhebbenhengedood.

48Getuigdatudedadenvanuwvaderentoelaat,wantzij hebbenhengedoodenubouwthungraven

49DaaromzegtookdeWijsheidGods:Ikzalprofetenen apostelentothenzenden,maarsommigenvanhenzullen zijdodenenvervolgen

50opdatvanditgeslachthetbloedvanalleprofeten,dat vergotenisvanafdegrondleggingvandewereld,afgeëist zalworden,

51VanhetbloedvanAbeltothetbloedvanZacharias,die omkwamtussenhetaltaarendetempel:voorwaar,Ikzegu: Vanditgeslachtzalhetafgeëistworden.

52Weeu,wetgeleerden,wantuhebtdesleuteltotde kennisweggenomenZelfbentunietbinnengegaanenhen diewildenbinnengaan,hebtutegengehouden.

53EnterwijlHijdittothenzei,begonnende schriftgeleerdenendeFarizeeënHemmetklemaante sporenenHemertoeaantezettenoverveledingente spreken:

54Zijlagenopdeloerenprobeerdenietsuitzijnmondte krijgen,zodatzehemkondenaanklagen.

HOOFDSTUK12

1Intussen,toenereengrotemenigtebijeenwasgekomen, zodatzeelkaarvertrapten,begonHijallereersttotZijn discipelentezeggen:Weesopuwhoedevoorde zuurdesemvandeFarizeeën,datishuichelarij 2Wanterisnietsbedekt,datnietgeopenbaardzalworden, ennietsverborgen,datnietbekendzalworden.

3Daaromzalalleswatuindeduisterniszegt,inhetlicht gehoordworden,enwatuindebinnenkamersinhetoor zegt,zalopdedakenverkondigdworden.

4EnIkzegu,mijnvrienden:Weesnietbevreesdvoorhen diehetlichaamdodenendaarnanietsmeerkunnendoen

5MaarIkzaluduidelijkmaken,voorwiegijvrezenmoet: vreestHem,Die,nadatHijgedoodheeft,machtheeftom indeheltewerpenJa,Ikzegu,vreestHem

6Wordenernietvijfmussenvoortweeduitenverkocht? EnnietééndaarvanwordtvergetendoorGod

7MaarzelfsdeharenvanuwhoofdzijnallegeteldWees daaromnietbevreesd:ubentmeerwaarddanvelemussen.

8EnIkzegu:Eenieder,dieMijbelijdenzalvoorde mensen,diezalookdeZoondesmensenbelijdenvoorde engelenGods

9MaarwieMijverloochentvoordemensen,zal verloochendwordenvoordeengelenvanGod

10Eneenieder,dieeenwoordspreekttegendeZoondes mensen,hetzalhemvergevenworden;maarwietegende HeiligeGeestlastert,hetzalhemnietvergevenworden

11Enwanneerzijubrengenindesynagogenenvoorde overhedenenmachten,maaktudannietbezorgd,hoeof watgijtotverdedigingzultzeggen,ofwatgijzultzeggen.

12WantdeHeiligeGeestzaluophetjuistemomentleren watuzeggenmoet

13EniemanduitdescharezeitegenHem:Meester,zeg tegenmijnbroerdathijdeerfenismetmijmoetdelen

14EnHijzeidetothem:Mens,wieheeftMijtoteen rechterofverdeleroveruaangesteld?

15EnHijzeidetothen:Ziettoeenwachtuvoorde hebzucht,wantiemandslevenbehoortniettotdeovervloed derdingen,diehijbezit.

16EnHijspraktotheneengelijkenis,zeggende:Hetland vaneenrijkmanhadveelopgebracht

17Enhijoverlegdebijzichzelfenzei:Watmoetikdoen, wantikhebgeenruimtewaarikmijnvruchtenkan wegbergen?

18Enhijzeide:Ditzalikdoen:ikzalmijnschuren afbrekenengroterebouwen,enikzaldaarinalmijnvrucht enalmijngoederenbergen.

19Enikzaltotmijnzielzeggen:Ziel,gijhebtveel goederenliggen,opgeborgenvoorvelejaren;neemrust, eet,drinkenweesvrolijk.

20MaarGodzeitegenhem:Dwaas,indezenachtwordtje levenvanjeafgeëistVoorwiezaldandatzijn,watje gereedgemaakthebt?

21Zovergaathethemdievoorzichzelfschattenverzamelt, maarnietrijkisinGod

22EnHijzeidetotZijndiscipelen:DaaromzegIku: Weestnietbezorgdvooruwleven,watgijetenzult,noch voorhetlichaam,watgijaantrekkenzult

23Hetlevenismeerdanhetvlees,enhetlichaamismeer dandekleding

24Letopderaven:zijzaaiennietenmaaienniet,zij hebbengeenvoorraadkamerofschuur,entochvoedtGod zeHoeveeltemeergaatudevogelsteboven?

25Enwievanukan,metzorg,zijnlengtemetéénel vergroten?

26Indiengijdanookhetminstenietkuntdoen,waarom maaktgijudanzorgenoverdeoverigedingen?

27Kijkeensnaardeleliën,hoezegroeien:zewerkenniet, zespinnenniet;entochzegIku,datSalomoinalzijn prachtnietgekleedgingalseenvandeze

28AlsGodnuhetgras,datvandaagophetveldstaaten morgenindeovenwordtgeworpen,zokleedt,hoeveelte meerzalHijukleden,kleingelovigen?

29Envraagnietwatuzultetenofwatuzultdrinken. Weesooknietonzeker

30Wantaldezedingenzoekendevolkenvandewereld EnuwVaderweetdatudezedingennodighebt.

31ZoeklieverhetKoninkrijkvanGod,enaldezedingen zullenuerbijgegevenworden

32Weesnietbang,kleinekudde,wanthetisdewilvanuw Vaderuhetkoninkrijktegeven

33Verkoopwatubezitengeefaalmoezen;maakvoor uzelfbuidelsdienietverslijten,eenschatindehemelendie nietopraakt,waargeendiefbijkankomenengeenmot kanbederven

34Wantwaaruwschatis,daarzalookuwhartzijn.

35Laatuwlendenenomgordzijnenuwlampenbrandende;

36Enweesgelijkaanmensendieophunheerwachten, wanneerhijvandebruiloftterugkeert;zodatzij,wanneer hijkomtenklopt,hemmeteenkunnenopendoen

37Zaligzijndieslaven,diedeheer,alshijkomt,wakende zalvindenVoorwaar,Ikzegu,dathijzichzalomgorden enhenzalnodigenaanzitten,enbijzijnterugkeerzalhij hendienen.

38Enindienhijindetweedeofindederdewakekomten henalzoaantreft,zaligzijndiedienaren

39Enweetdit,datalsdeheerdeshuizesgewetenhadop welkuurdediefzoukomen,hijgewaaktzouhebbenen nietinzijnhuiszouhebbenlateninbreken

40Weestookgijliedenbereid,wantdeZoondesmensen komtopeenuur,waaropgijhetnietverwacht.

41ToenzeiPetrustegenHem:Heere,verteltGijdeze gelijkenistotons,oftotallen?

42EndeHEEREzeide:Wieisdandegetrouween verstandigerentmeester,diezijnheeroverzijndienstvolk zalaanstellenomhunoptijdhundeelvanhetvoedselte geven?

43Zaligdiedienaar,diezijnheerbijzijnkomstzobezig vindt.

44Voorwaar,Ikzegu,dathijhemoveralzijnbezittingen zalaanstellen

45Maaralsdieslaafinzijnhartzouzeggen:Mijnheer blijftuit,enhijzoudeslavenendemaagdengaanslaan,en zougaanetenendrinken,endronkenworden,

46Deheervandieslaafzalkomenopeendagwaarophij hetnietverwacht,enopeenuurwaarophijhetnietweet, enhijzalheminstukkenhakkenenhemzijnlotlaten delenmetdatvandeongelovigen.

47Endeslaafdiedewilvanzijnheergekendheeft,maar zichnietvoorbereidheeftennietnaarzijnwilgehandeld heeft,zalmetveleslagengeslagenworden.

48Maardienietheeftgeweten,endingenheeftgedaan,die slagenwaardigzijn,zalmetweinigeslagengeslagen worden.Wantvaneeniegelijk,wieveelgegevenis,van dienzalveelgeëistworden;enaanwiemenveel toevertrouwdheeft,vandienzalmendestemeereisen 49Ikbengekomenomvuuropdeaardetewerpen.Enwat moetIkdoenalshetalbrandt?

50Maarikmoetmeteendoopgedooptworden,enhoe wordikinhetnauwgedreven,totdathetvolbrachtis!

51Meentgij,datIkgekomenbenomvredetegevenop aarde?Ikzegu:Neen,maarveeleerverdeeldheid

52Wantvannuafaanzullenervijfinéénhuisverdeeld zijn,drietegentwee,entweetegendrie

53Devaderzalverdeeldzijntegendezoon,endezoon tegendevader,demoedertegendedochter,endedochter tegendemoeder,deschoonmoedertegenhaar schoondochter,endeschoondochtertegenhaar schoonmoeder.

54EnHijzeideooktothetvolk:Wanneergijliedeneen wolkzietopgaanvanhetwesten,terstondzegtgij:Erkomt eenregenbui;enhetgeschiedtook.

55Wanneerudezuidenwindzietwaaien,zegtu:Erzal hittezijn;enhetgebeurtook.

56Huichelaars,hetaangezichtvandehemelendeaarde kuntuonderscheidenMaarhoekomthetdatuditmaalniet onderscheidt?

57Enwaaromoordeeltgijdannietoveruzelfwatjuistis?

58Wanneergijmetuwtegenpartijnaardemagistraatgaat, terwijlgijonderwegzijt,doedanuwbestomvanhem verlosttewordenAnderssleurthijuvoorderechter,ende rechterlevertuoveraandegerechtsdienaar,ende gerechtsdienaarwerptuindegevangenis.

59Ikzegu:Umagdaarnietweggaanvoordatuookhet laatstepenningsbedragbetaaldhebt

1Opdatzelfdemomentkwamenermensenbijhemdie hemverteldenoverdeGalileeërs,wierbloedPilatusmet hunoffershadvermengd.

2EnJezusantwoorddeenzeidetothen:Meentgij,dat dezeGalileeërsmeerzondaarswarendanalleGalileeërs, omdatzijdithebbenondergaan?

3Nee,zegIku,maaralsuzichnietbekeert,zultuallen evenzoomkomen

4Ofdieachttien,opwiedetorenbijSiloamvielendie daardoorgedoodwerden,denktudatzijmeerzondaars warendanallemensendieinJeruzalemwonen?

5Nee,zegIku,maaralsuzichnietbekeert,zultuallen evenzoomkomen

6Hijverteldeookdezegelijkenis:Iemandhadeen vijgenboominzijnwijngaardgeplantHijgingernaartoe enzochtnaarvruchteraan,maarhijvondergeen

7Toenzeihijtegendewijngaardenier:Kijk,nualdriejaar komikvruchtzoekenaandezevijgenboom,enikvinder geenHakhemom,waaromneemthijdegrondinbeslag?

8EnhijantwoorddeenzeidetotHem:Heere,laathetook ditjaarnogstaan,totdatikeromheengegravenenbemest heb

9Enalshetvruchtdraagt,ishetgoed;maaralshetgeen vruchtdraagt,moetuhetomhakken

10EnHijgafopdesabbatonderrichtineenvande synagogen.

11Enzie,erwaseenvrouwdiealachttienjaareengeest haddiehaarziekmaakte;zijwaskromgebogenenkonzich opgeenenkelewijzeoprichten.

12ToenJezushaarzag,riepHijhaarbijZichenzeitegen haar:Vrouw,ubentverlostvanuwziekte

13EnHijlegdehaardehandenop,enterstondrichttezij zichopenverheerlijkteGod

14Endeoverstedersynagogeantwoorddeverontwaardigd, omdatJezusopdesabbatdaggenas,enzeidetotdeschare: Erzijnzesdagen,waaropgewerktmoetworden;komtdan opdiedagenenlaatugenezen,ennietopdesabbatdag

15ToenantwoorddedeHEEREhemenzeide:Gij huichelaar,maaktnietiedervanuopdesabbatzijnosof zijnezellosvandestalenleidthemwegomhemtelaten drinken?

16Enzoudezevrouw,dieeendochtervanAbrahamisen diedesatanalachttienjaargebondenheeft,nietopde sabbatdagvandezebandlosgemaaktmoetenworden?

17ToenHijditgezegdhad,werdenalZijntegenstanders beschaamd,enhethelevolkverheugdezichoveralle gloriediedoorHemgedaanwerd

18Toenzeihij:WaaraangelijkthetKoninkrijkvanGod, enwaaraanzalikhetgelijken?

19Hetlijktopeenmosterdzaadje,datiemandnamenin zijntuinwierpHetgroeideopenwerdtoteengroteboom Devogelsuitdehemelnesteldeninzijntakken

20EnwederomzeideHij:WaarmedezalIkhetKoninkrijk Godsvergelijken?

21Hetisgelijkaanzuurdeeg,dateenvrouwnamenindrie matenmeelverborg,totdathetgeheelzuurdeegwas

22Hijtrokdoordestedenendorpen,gafonderrichten reisdenaarJeruzalem.

23ToenzeiiemandtotHem:Heere,zijnerweinigen,die zaligworden?EnHijzeitothen:

24Strijdombinnentegaandoordenauwepoort,want velen,zegIku,zullenproberenbinnentegaan,maar zullenhetnietkunnen

25Wanneerdeheerdeshuizeseenmaalisopgestaanende deurheeftgesloten,engijbegintbuitentestaanenaande deurtekloppen,zeggende:Heere,Heere,doeonsopen!En Hijzalantwoordenentotuzeggen:Ikweetniet,waargij vandaanzijt,

26Danzultubeginnentezeggen:Wijhebbeninuwbijzijn gegetenengedronken,enuhebtinonzestraten onderwezen

27Maarhijzalzeggen:Ikzegu,Ikweetniet,waargij vandaanzijt;gaatwegvanMij,allewerkersder ongerechtigheid

28Daarzalhetgeweenzijnenhettandengeknars,wanneer uAbraham,Izak,JakobenaldeprofeteninhetKoninkrijk vanGodzultzien,terwijluerbuitenwordtgeworpen

29Enzijzullenkomenvanhetoostenenvanhetwesten, vanhetnoordenenvanhetzuiden,enzijzullenaanzitten inhetKoninkrijkvanGod

30Enzie,erzijnlaatsten,diedeeerstenzullenzijn,ener zijneersten,diedelaatstenzullenzijn.

31OpdiezelfdedagkwamenerenkeleFarizeeënnaar Hemtoeenzeiden:Gawegenvertrekvanhier,want HerodeswilUdoden.

32EnHijzeidetothen:Gaatheenenzegttotdievos:Zie, Ikdrijfdeduivelenuitengeneeshedenenmorgen,enop dederdedagzalIkvolmaaktzijn.

33Tochmoetikvandaag,enmorgen,enovermorgen,op padgaanWanthetkannietzozijndateenprofeetbuiten Jeruzalemverlorengaat.

34Jeruzalem,Jeruzalem,datdeprofetendoodtenstenigt wietotugezondenzijn!HoevaakhebIkuwkinderen willenbijeenbrengen,zoalseenhenhaarkuikens bijeenbrengtonderhaarvleugels,engijhebtnietgewild! 35Zie,uwhuiswordtaanuovergelatenalseenwoestenij Envoorwaar,Ikzegu:UzultMijvannietzien,totdatde dagkomtdatuzultzeggen:GezegendisHijDiekomtin deNaamvandeHeere

HOOFDSTUK14

1Enhetgebeurde,toenHijopdesabbatdaginhethuisvan eenvandevoornaamsteFarizeeënkwamombroodteeten, datzijHemgadesloegen

2Enzie,erstondeenmanvoorHemdiewaterzuchthad.

3EnJezusantwoorddeenspraktotdewetgeleerdenen Farizeeën,zeggende:Ishetgeoorloofdopdesabbatdagte genezen?

4EnzijzwegenEnHijnamhem,engenashem,enliet hemgaan;

5Enhijantwoorddehun,zeggende:Wievanu,alszijn ezelofzijnosineenkuilvalt,zalhemernietterstondop desabbatdaguittrekken?

6EnzijkondenHemhieropnietmeerantwoorden

7EnHijverteldedegenodigdeneengelijkenis,toenHij opmerktehoezijdevoornaamsteplaatsenuitkozen,enHij zeidetothen:

8Wanneerudooreenmanuitgenodigdwordtvooreen bruiloft,gadannietindehoogstekamerzitten.Anderszal eriemandvanhogererangdanudoorhemuitgenodigd worden

9Enhijdieuenhemuitgenodigdheeft,komtenzegttotu: Geefdezemaneenplaats;engijbegintmetschandede minsteplaatsintenemen

10Maarwanneerugenodigdwordt,gadanindelaatste plaatszitten.Danzaldegenedieugenodigdheeft,wanneer hijkomt,tegenuzeggen:Vriend,gahogeropDanzultu aanbiddinghebbenindeogenvanhendiemetuaanzitten

11Wantalwiezichzelfverhoogt,zalvernederdworden,en wiezichzelfvernedert,zalverhoogdworden

12Enhijzeideooktothemdiehemgenodigdhad: Wanneergijeenmiddagmaalofeenfeestmaalgeeft,nodig dannietuwvrienden,nochuwbroeders,nochuw verwanten,nochuwrijkeburenuit,opdatookzijuniet opnieuwuitnodigenenuvergeldingzalontvangen

13Maarwanneergijeenfeestmaalgeeft,nodigdande armen,degebrekkigen,dekreupelen,deblindenuit.

14Engijzultgezegendzijn,wantzijkunnenuniet vergelden;wanthetzaluvergoldenwordeninde opstandingderrechtvaardigen.

15ToeneenvanhendiemetHemaanlagen,dithoorde,zei HijtegenHem:ZaligishijdiebroodeetinhetKoninkrijk vanGod.

16ToenzeiHijtotHem:Iemandbereiddeeengroot avondmaalennodigdeervelenuit

17Enhijzondzijndienaaruitopdetijdvanhet avondmaalomtotdegenodigdentezeggen:Komt,want alledingenzijnnugereed

18Enzijbegonnenzichalleneenstemmigte verontschuldigenDeeerstezeidetothem:Ikhebeenstuk grondgekocht,enikmoethetnoodzakelijkgaanbezien;ik bidu,houdmijverontschuldigd.

19Eneenanderzeide:Ikhebvijfspanossengekochtenik gadiekeurenIkbidu,houdmijvoorverontschuldigd

20Eneenanderzei:Ikbengetrouwdendaaromkanikniet komen

21Endieknechtkwam,enberichttezijnheerdezedingen Toenwerddeheerdeshuizestoornigenzeidetotzijn knecht:Gahaastiguitindestratenenstegenderstad,en brengdearmen,endegebrekkigen,endekreupelen,ende blindenhierin.

22Endedienaarzeide:Heere,hetisgeschied,gelijkGij gebodenhebt,entochiserplaats

23Toenzeideheertegendedienaar:Gadewegenende heggenopendwinghenbinnentekomen,zodatmijnhuis volwordt

24WantIkzegu,datniemandvandemannen,die genodigdwaren,vanMijnmaaltijdzalproeven 25EnergingengrotemenigtenmetHemmee.ToenHij Zichomkeerde,zeiHijtothen:

26AlsiemandtotMijkomt,enniethaatzijnvaderen moederenvrouwenkinderenenbroersenzusters,jazelfs zijneigenleven,diekanMijndiscipelnietzijn.

27EnwiezijnkruisnietdraagtenachterMijaankomt, kanMijndiscipelnietzijn

28Wantwievanu,dieeentorenwilbouwen,gaatniet eerstzittenomdekostenteberekenen,omtezienofhij welgenoegheeftomhettevoltooien?

29Opdat,alshijhetfundamentgelegdheeftenhetnietkan voltooien,allendiehetzien,hembeginnentebespotten,

30Hijzei:Dezemanbegontebouwen,maarhijkonhet nietvoltooien

31Ofwelkekoning,dietenstrijdetrekttegeneenandere koning,gaatnieteerstzittenenoverlegtofhijinstaatis mettienduizendmanhethoofdtebiedenaandegenedie mettwintigduizendmantegenhemoptrekt?

32Enzoniet,danstuurthij,terwijldeandernogverweg is,eengezantenvraagtomvredesvoorwaarden

33Zokanniemandvanu,dienietafstanddoetvanalzijn bezittingen,mijndiscipelzijn.

34Zoutisgoed,maaralshetzoutzijnsmaakverliest, waarmeezalhetdanopsmaakgebrachtworden?

35Hetisnochgeschiktvoorhetland,nochvoorde mesthoop;maarmenwerpthetuitWieorenheeftomte horen,diehore.

HOOFDSTUK15

1ToenkwamenalletollenaarsenzondaarsnaarHemtoe omnaarHemteluisteren

2EndeFarizeeënendeSchriftgeleerdenmordenenzeiden: Dezemanontvangtzondaarseneetmethen

3EnHijsprakdezegelijkenistothen,zeggende:

4Steldatiemandonderuhonderdschapenheefteneréén verliestLaathijdannietdenegenennegentiginde woestijnachterengaathijnietopzoeknaarhetverloren schaap,totdathijhetvindt?

5Enalshijhetgevondenheeft,legthijhetvolvreugdeop zijnschouders

6Enalshijthuiskomt,roepthijzijnvriendenenburen bijeenenzegttegenhen:Weesblijmetmij,wantikheb hetschaapgevondendatverlorenwas

7Ikzegudateralzoblijdschapzalzijnindehemelover éénzondaardiezichbekeert,meerdanover negenennegentigrechtvaardigen,diegeenbekeringnodig hebben.

8Ofwelkevrouwdietienpenningenheeft,eneréén verliest,steektnieteenlampaan,veegtniethethuisen zoektnietzorgvuldigtotdatzijhemvindt?

9Enalszijhemgevondenheeft,roeptzijhaarvriendinnen enburenbijeenenzegt:Weesblijmetmij,wantikhebde penninggevondendieikverlorenhad.

10ZozegIku:Erisookblijdschapvoordeengelenvan Godoveréénzondaardiezichbekeert

11EnHijzeide:Eenzekermenshadtweezonen.

12Endejongstevanhenzeidetotzijnvader:Vader,geef mijhetdeelvandegoederen,datmijtoekomtEnhij verdeeldehunzijnvermogen.

13Ennietveeldagenlaterhaddejongstezoonalles bijeengebrachtenwasopreisgegaannaareenverland, waarhijzijnvermogenverkwisttedooreenlosbandig leventeleiden

14Toenhijallesuitgegevenhad,ontstondereenzware hongersnoodindatland,enhijbegongebrektelijden.

15Hijgingnaareenlandgenootendiestuurdehemnaar zijnakkersomdevarkenstehoeden

16Hijverlangdeernaarzijnbuiktevullenmetdeschillen diedevarkensaten,maarniemandgafzehem

17Toenkwamhijtotzichzelfenzei:Hoeveeldagloners vanmijnvaderhebbenbroodinovervloed,enikvergavan dehonger!

18Ikzalopstaanennaarmijnvadergaanentothem zeggen:Vader,ikhebgezondigdtegendehemelenvooru,

19Ikbennietmeerwaarduwzoongenoemdteworden Beschouwmijalséénvanuwdagloners.

20Enhijstondop,enkwamtotzijnvaderMaartoenhij nogvervanhemverwijderdwas,zagzijnvaderhem,en werdmetontfermingbewogen,enlieptoe,envielhemom dehals,enkustehem

21EndezoonzeidetotHem:Vader,ikhebgezondigd tegendehemelenvooru,enbennietmeerwaarduwzoon genoemdteworden

22Maardevaderzeitegenzijnslaven:Haalhetbeste kleedhierentrekhethemaan,doehemeenringaanzijn handenschoenenaanzijnvoeten

23Enbrenghetgemestekalfhier,enslachthet;enlaten wijeten,envrolijkzijn

24Wantdezezoonvanmijwasdood,enisweerlevend geworden;hijwasverloren,enisgevonden.Enzij begonnenvrolijktezijn

25ZijnoudstezoonwasophetlandToenhijdichterbijhet huiskwam,hoordehijmuziekendans.

26Enhijriepeenvandedienarenenvroegwatditte betekenenhad

27Enhijzeidetothem:Uwbroerisgekomen,enuwvader heefthetgemestekalfgeslacht,omdathijhemgezonden welteruggekregenheeft

28Toenwerdhijboosenwildenietnaarbinnengaan. Daaromkwamzijnvadernaarbuitenendrongerbijhem opaan

29Enhijantwoorddeenzeidetotzijnvader:Zie,ikdienu nualzoveeljaren,enhebnooituwgebodovertreden;en tochhebtgijmijnooiteenbokjegegeven,opdatikmet mijnvriendenzouvrolijkzijn.

30Maarzodradiezoonvanugekomenis,dieuwbezitmet hoerenheeftopgemaakt,hebtuvoorhemhetgemestekalf geslacht.

31EnHijzeidetotHem:Kind,Gijzijtaltijdbijmij,enal hetmijneishetuwe

32Wijmoestenfeestvierenenblijzijn,wantdezebroer vanuwasdoodenisweerlevendgewordenHijwas verlorenenisgevonden

HOOFDSTUK16

1EnHijzeideooktotZijndiscipelen:Erwaseenzeker rijkman,dieeenrentmeesterhad,endezewerdbijHem beschuldigd,dathijzijngoederenverkwistte

2Enhijriephemenzeidetothem:Hoekanikditvanu horen?Geefrekenschapvanuwrentmeesterschap,want hetismogelijkdatgijgeenrentmeestermeerzijt.

3Toenzeiderentmeesterbijzichzelf:Watmoetikdoen? MijnheerneemtmijhetrentmeesterschapafGravenkan ikniet;voorbedelenschaamikmij

4Ikweetalwatikmoetdoen,zodatzemij,alsikuitmijn ambtwordgezet,weerinhunhuiskunnenopnemen

5Toenriephijalleschuldenaarsvanzijnheerbijzichen zeitegendeeerste:Hoeveelbentumijnheerschuldig?

6Enhijzeide:HonderdmatenolieEnhijzeidetothem: Neemuwhandschrift,enzithaastigneder,enschrijfvijftig.

7Toenzeidehijtoteenander:Enhoeveelzijtgijschuldig?

Enhijzeide:HonderdmatentarweEnhijzeidetothem: Neemuwhandschrift,enschrijftachtig.

8EndeHeerpreesdeonrechtvaardigerentmeester,omdat hijverstandighadgehandeldWantdekinderenvandeze

wereldzijninhungeneratieverstandigerdandekinderen vanhetlicht.

9EnIkzegu:Maakuvriendenuitdeonrechtvaardige mammon,opdatziju,wanneerutekortschiet,ontvangenin deeeuwigewoonplaatsen.

10Wiegetrouwisinhetminste,isookgetrouwinhet grote;enwieonrechtvaardigisinhetminste,isook onrechtvaardiginhetgrote.

11Indiengijdusmetdeonrechtvaardigemammonniet getrouwzijtgeweest,wiezaludanhetwaregoed toevertrouwen?

12Enindiengijinhetbezitvaneenandernietgetrouwzijt geweest,wiezaludanhetuwegeven?

13Geenenkeleslaafkantweeherendienen:wantófhijzal deenehatenendeandereliefhebben,ófhijzaldeene aanhangenendeandereverachten.GijkuntnietGod dienenèndeMammon

14EnookdeFarizeeën,diegeldgierigwaren,hoordendit allesenzijbespottenHem.

15EnHijzeidetothen:Gijzijthet,dieuzelfrechtvaardigt voordemensen,maarGodkentuwharten;wantwathoog isonderdemensen,iseengruwelindeogenvanGod.

16TotJohanneswarenerdeWetendeProfetenSindsdien wordthetKoninkrijkvanGodverkondigd,eniederdringt zicherinop.

17Engemakkelijkerzoudendehemelendeaardevergaan, dandatééntittelvandewetzouverdwijnen

18Wiezijnvrouwverstootenmeteenandertrouwt,pleegt overspelEnwiemeteenvrouwtrouwtdiedoorhaarman verstotenis,pleegtoverspel

19Erwaseenseenrijkman,diegekleedginginpurperen fijnlinnenendieelkedagprachtigfeestvierde

20Enerwaseenzekerebedelaar,metnameLazarus,die bijzijnpoortlag,volmetzweren,

21Enhijverlangdeernaarzijnhongertestillenmetde kruimelsdievandetafelvanderijkemanvielenMaarook dehondenkwamenenliktenzijnzweren.

22Enhetgebeurdedatdebedelaarstierfendoorde engelenindeschootvanAbrahamgedragenwerdOokde rijkemanstierfenwerdbegraven.

23Entoenhijindehelzijnogenopsloeg,terwijlhijinde pijnwas,zaghijAbrahamvanverreenLazarusinzijn schoot.

24Enhijriepenzei:VaderAbraham,weesmijgenadigen stuurLazarus,opdathijdetopvanzijnvingerinhetwater doopteenmijntongverkoelde,wantiklijdpijnindeze vlam

25MaarAbrahamzei:Kind,bedenkdatjijhetgoedeinje levenhebtontvangen,enLazarushetkwadeopdezelfde wijze;maarnuwordthijvertroost,maarjijlijdtpijn

26Enbovendiengaaptertussenonsenueengrotekloof, zodatzijdievanhiernaaruwillenkomen,datnietkunnen. Enookzijdievandaarwillenkomen,kunnendatniettot ons

27Toenzeihij:Ikbidudan,vader,datuhemnaarhethuis vanmijnvaderstuurt

28Wantikhebvijfbroers;laathijhungetuigenisgeven, opdatookzijnietindezeplaatsvanpijnigingkomen

29Abrahamzeitegenhem:ZehebbenMozesende profeten;latenzenaarhenluisteren.

30Maarhijzei:Nee,vaderAbraham,maaralsiemandvan dedodentothenheengaat,zullenzijzichbekeren

31EnHijzeidetotHem:IndienzijnaarMozesende profetennietluisteren,zullenzijzichooknietlaten gezeggen,indieniemanduitdedodenopstaat

HOOFDSTUK17

1ToenzeiHijtegendediscipelen:Hetisonmogelijkdater geenergernissenkomen.Maarweehem,doorwieze komen!

2Hetzoubetervoorhemzijndateenmolensteenomzijn nekwerdgehangenenhijindezeewerdgeworpen,dan dathijeenvandezekleinentotzondezouverleiden

3Weesopuwhoede:alsuwbroedertegenuzondigt, bestrafhemdan;enalshijberouwheeft,vergeefhem

4Enwanneerhijzevenmaalperdagtegenuzondigt,en zevenmaalperdagtotuterugkeertenzegt:Ikhebberouw, danmoetuhemvergeven

5EndeapostelenzeidentotdeHeer:Geefonsmeergeloof 6EndeHEEREzeide:Indiengijeengeloofhadalseen mosterdzaad,zoudtgijtotdezemoerbeiboomzeggen: Worduitgeruktenindezeegeplant;enhijzouu gehoorzamen.

7Enwievanuzal,alshijeenslaafheeftdieploegtofhet veehoedt,tegenhemzeggen,zodrahijvanhetveldkomt: Gaaantafel?

8Enzalhijnietveeleertothemzeggen:Maakhet avondmaalgereed,omgorduenbedienmij,totdatik gegetenengedronkenheb;endaarnazultuetenendrinken?

9Dankthijdiedienaarsoms,omdathijgedaanheeftwat hembevolenwas?Ikdenkhetniet

10Zomoetookgij,wanneergijallesgedaanhebtwatu bevolenis,zeggen:Wijzijnonnutteslaven;wijhebben gedaanwatwijmoestendoen

11Enhetgebeurde,toenHijnaarJeruzalemreisde,datHij doorSamariaenGalileatrok

12ToenHijeenzekerdorpbinnenging,kwamenHemtien melaatsemannentegemoet,dieopeenafstandblevenstaan.

13Enzijverhievenhunstemenzeiden:Jezus,Meester, ontfermUoverons

14EntoenHijhenzag,zeideHijtothen:Gaatheen, vertoontuaandepriestersEnhetgeschiedde,terwijlzij heengingen,datzijgereinigdwerden

15Eneenvanhenkeerdeterug,toenhijzagdathij genezenwas,enverheerlijkteGodmetluidestem, 16Enhijwierpzichopzijnaangezichtvoorzijnvoetenen dankteHem.EnditwaseenSamaritaan.

17EnJezusantwoorddeenzeide:Zijnnietalletien gereinigd?Enwaarzijndenegen?

18ErzijnergeengevondendieterugkerenomGodeerte geven,behalvedezevreemdeling

19EnHijzeidetothem:Staop,gaheen,uwgeloofheeftu behouden.

20EntoenHijdoordeFarizeeënondervraagdwerd, wanneerhetKoninkrijkGodszoukomen,antwoorddeHij hunenzeide:HetKoninkrijkGodskomtnietop waarneembarewijze

21Menzalooknietzeggen:Zie,hierishet!of:zie,daaris het!Wantzie,hetKoninkrijkGodsisbinneninu

22EnHijzeidetotdediscipelen:Erzullendagenkomen, datgijzultbegereneenvandedagenvandeZoondes mensentezien,engijzultdienietzien

23Enzijzullentotuzeggen:Ziehier,of:ZiedaarGaat hennietachternaenvolgthenniet.

24Wantzoalsdebliksemflitstvandeeneplaatsonderde hemelenlichtgeeftaandeandereplaatsonderdehemel, zozalookdeZoondesmensenzijnopzijndag.

25Maareerstmoethijveellijdenendoorditgeslacht verworpenworden

26EnzoalshetgebeurdeindedagenvanNoach,zozalhet ookzijnindedagenvandeZoondesmensen

27Zijaten,zijdronken,zijhuwdenenzijwerdenten huwelijkgegeven,totopdedagwaaropNoachdeark binnengingendevloedkwamenhenallenverdelgde

28OpdezelfdewijzealsindedagenvanLot:zijaten,zij dronken,zijkochten,zijverkochten,zijplantten,zij bouwden;

29MaaropdedagdatLotuitSodomvertrok,regendehet vuurenzwaveluitdehemelenvernietigdehenallen

30ZozalhetookgaanopdedagwaaropdeZoondes mensengeopenbaardwordt.

31Wieopdiedagophetdakzalzijn,terwijlzijnhuisraad inhuisis,moetnietnaarbenedengaanomhetmeete nemen.Enwieophetveldis,moetevenminterugkeren.

32DenkaanLotsvrouw

33Wiezijnlevenzalproberentebehouden,zalhet verliezen;maarwiezijnlevenverliest,zalhetbehouden.

34Ikzegu:Dienachtzullenertweemanneninéénbed liggen;deeenzalmeegenomenworden,deander achtergelaten.

35Tweevrouwenzullensamenaanhetmalenzijn;deene zalwordenmeegenomen,deandereachtergelaten

36Erzullentweemannenophetlandzijn;deeenzal wordenmeegenomen,deanderachtergelaten

37EnzijantwoorddenenzeidentotHem:Waar,Heere?

EnHijzeidetothen:Waarhetlichaamis,daarzullende arendenvergaderdworden

HOOFDSTUK18

1EnHijsprakeengelijkenistothenmethetoogdaarop, datzijaltijdmoestenbiddenennietverslappen.

2Enhijzeide:Erwaseenrechterineenstad,dieGodniet vreesdeenzichgeenmensaantrok

3Enerwaseenweduweindiestad,enzijgingnaarhem toeenzei:Doemijrechttegenovermijntegenpartij

4Eneentijdlangwildehijniet;maardaarnazeihijbij zichzelf:AlvreesikGodnietenalontzieikdemensniet, 5Maaromdatdezeweduwemijlastigvalt,zalikhaarrecht verschaffen.Anderszalzijsteedsterugkomenenmijhet levenzuurmaken

6EndeHEEREzeide:Hoort,watdeonrechtvaardige rechterzegt

7ZalGoddangeenrechtverschaffenaanZijn uitverkorenen,diedagennachttotHemroepen,hoewel Hijhenlaatwachten?

8Ikzegu,datHijhunspoedigrechtzalverschaffenMaar alsdeZoondesmensenkomt,zalHijdangeloofvindenop deaarde?

9EnHijsprakdezegelijkenistotsommigen,dievan zichzelfvertrouwden,datzijrechtvaardigwaren,enalde anderenverachtten:

10Tweemannengingennaardetempelomtebidden;de éénwaseenFarizeeërendeandereentollenaar

11DeFarizeeërstonddaarenbadditbijzichzelf:God,ik dankUdatiknietbenzoalsdeanderemensen:rovers, onrechtvaardigen,overspelersofookzoalsdezetollenaar 12Ikvasttweemaalperweekengeeftiendenvanalleswat ikbezit.

13Endetollenaarbleefvanverrestaanenwildezelfszijn ogennietopheffennaardehemel,maarsloegzichopde borstenzei:God,weesmij,zondaar,genadig.

14Ikzegu:Dezeginggerechtvaardigdnaarhuis,enniet deanderWantiederdiezichzelfverhoogt,zalvernederd worden,enwiezichzelfvernedert,zalverhoogdworden

15EnzijbrachtenookdekleinekinderentotHem,opdat Hijzezouaanraken.Maartoendediscipelendatzagen, bestraftenzijhen

16MaarJezusriephenbijZichenzei:Laatdekinderentot Mijkomenenverhindertzeniet,wantvoorzodanigenis hetKoninkrijkGods

17Voorwaar,Ikzegu:WiehetKoninkrijkGodsniet ontvangtalseenkind,zalhetbeslistnietbinnengaan.

18EneenleidervroegHem:GoedeMeester,watmoetik doenomheteeuwigeleventebeërven?

19EnJezuszeidetothem:WaaromnoemtgijMijgoed? Niemandisgoed,behalveEén,namelijkGod

20Gijkentdegeboden:Gijzultgeenoverspelplegen,gij zultnietdoden,gijzultnietstelen,gijzultgeenvals getuigenisafleggen,eeruwvaderenuwmoeder

21Enhijzeide:Aldezedingenhebikonderhoudenvan mijnjeugdaf.

22ToenJezusdithoorde,zeiHijtegenhem:Eénding ontbreektunog:verkoopalleswatuhebtendeelhetuit aandearmen,enuzulteenschathebbenindehemel.Kom danhier,volgMij

23Toenhijdithoorde,werdhijzeerbedroefd,wanthij waszeerrijk.

24ToenJezuszagdathijzeerbedroefdwas,zeiHij:Hoe moeilijkzullenzijdierijkzijn,hetKoninkrijkvanGod binnengaan!

25Wanthetisgemakkelijkervooreenkameelomdoorhet oogvaneennaaldtegaan,danvooreenrijkeomhet KoninkrijkvanGodbinnentegaan.

26Enzijdiedithoorden,zeiden:Wiekandanzalig worden?

27EnHijzeide:Dedingendieonmogelijkzijnbijde mensen,zijnmogelijkbijGod

28ToenzeiPetrus:Zie,wijhebbenallesverlatenenzijnU gevolgd.

29EnHijzeidetothen:Voorwaar,Ikzegu,erisniemand, diehuis,ouders,broers,vrouwofkinderenheeftverlaten omhetKoninkrijkGods,

30Dienietveelvoudigzalontvangenindezetijd,eninde toekomstigewereldheteeuwigeleven

31ToennamHijdetwaalfbijZichenzeitegenhen:Zie, wijgaanopnaarJeruzalem,enalleswatdoordeprofeten overdeZoondesmensengeschrevenis,zalvervuld worden

32Wanthijzalaandeheidenenovergeleverdworden,en hijzalbespot,mishandeldenbespuwdworden.

33EnzijzullenHemgeselenendoden,enopdederdedag zalHijopstaan

34Enzijbegrepennietsvandezedingen;enditwoordwas voorhenverborgen,enzijbegrepenniethetgeengezegd werd

35Enhetgebeurde,toenHijdichtbijJerichokwam,dater eenblindeaandewegzattebedelen.

36Toenhijdemenigtevoorbijhoordegaan,vroeghijwat ditbetekende.

37EnzijverteldenhemdatJezusvanNazareth voorbijkwam

38Enhijriepenzei:Jezus,ZoonvanDavid,weesmij genadig.

39Endegenendievooropgingen,bestraftenhem,dathij zouzwijgen;maarhijriepdestemeer:ZoonvanDavid, weesmijgenadig!

40EnJezusstonddaarengebooddatmenhembijHem zoubrengen.EntoenHijdichtbijkwam,vroegHijHem: 41Zeggende:WatwiltGij,datikUdoenzal?Enhijzeide: Heere,datikziendeworde

42EnJezuszeitegenhem:Wordziende,uwgeloofheeftu behouden

43EnterstondkonhijweerzienenvolgdeHem,terwijlhij Godverheerlijkte.Entoenhethelevolkdatzag,loofden zijGod

HOOFDSTUK19

1EnJezusgingJerichobinnenengingerdoorheen

2Enzie,erwaseenman,metnameZacheüs,eenoverste dertollenaars,enhijwasrijk

3EnhijzochtJezustezien,wiehijwas;maarvanwegede menigtekonhijdatniet,omdathijkleinvangestaltewas.

4Enhijrendevooruitenklomineenwildevijgenboom omHemtezien;wantHijzoudaarlangskomen

5ToenJezusbijdieplaatskwam,keekHijop,zaghemen zeitegenhem:Zacheüs,komsnelnaarbeneden,want vandaagmoetIkinuwhuisverblijven

6Enhijhaasttezich,kwamnaarbenedenenontvingHem metblijdschap

7Toenzijdatzagen,begonnenzijallentemorrenen zeiden:Hijisweggegaanomtegasttezijnbijeenzondaar.

8ToentradZacheüsopenzeitegendeHeer:Heer,dehelft vanmijnbezittingengeefikaandearmenEnalsik iemandietshebafgenomendoorhemvalstebeschuldigen, geefikhethemviervoudigterug

9EnJezuszeidetothem:Hedenisaandithuiszaligheid gekomen,omdatookhijeenzoonvanAbrahamis.

10WantdeZoondesmensenisgekomenomtezoekenen zaligtemakenwatverlorenwas

11Toenzijdithoorden,verteldeHijnogeengelijkenis, omdatHijdichtbijJeruzalemwasenzijdachtendathet KoninkrijkvanGodonmiddellijkzouaanbreken.

12Hijzeidan:Eenedelmangingnaareenverlandom voorzichzelfeenkoninkrijkinontvangsttenemenen daarnaterugtekeren

13Enhijriepzijntiendienaren,gafhuntienpondenenzei tegenhen:Handelermeetotdatikterugkom

14Maarzijnburgershaattenhemenlietenhemeen boodschapnametdeboodschap:Wijwillennietdatdeze mankoningoveronswordt

15Enhetgebeurde,toenhijterugkwam,nadathijhet koningschaphadontvangen,dathijdiedienarenaanwie hijhetgeldhadgegeven,bijzichlietroepen,opdathijzou weten,hoeveeliedermetdehandelhadverdiend.

16Toenkwamdeeersteenzei:Heer,uwpondheefttien pondenopgebracht

17Enhijzeidetothem:Goedgedaan,goedeslaaf!Omdat gijinhetminstegetrouwzijtgeweest,weesgij machthebberovertiensteden

18Endetweedekwamenzeide:Heere,uwpondheeftvijf pondenopgebracht.

19EnHijzeidetothem:Weesookgijovervijfsteden

20Eneenanderkwamenzei:Heere,zie,hierisuwpond, datikineenzweetdoekbewaardheb.

21Wantikvreesdeu,omdatueenstrengmanbent;uhaalt opwatuniethebtneergelegd,enumaaitwatuniethebt gezaaid

22Enhijzeidetothem:Uituweigenmondzaliku oordelen,gijbozedienstknecht.Gijwist,datikeenstreng manwas,dieopnam,watikniethadneergelegd,enmaaide, watikniethadgezaaid

23Waaromhebtgijdanmijngeldnietopdebankgestort, zodatikbijmijnterugkomsthetmetrentekonopeisen?

24Entotdegenendiedaarbijstonden,zeiHij:Neemhet pondvanhemafengeefhetaanhemdiedetienponden heeft

25(EnzijzeidentotHem:Heere,hijheefttienponden)

26WantIkzegu:Aaneenieder,dieheeft,zalgegeven worden;envanhem,dienietheeft,zalookwathijheeft, afgenomenworden

27Maardevijandenvanmij,dienietwildendatikover henzouregeren,moetenhierheenkomenenvoormijn ogenwordengedood

28NadatHijditgezegdhad,gingHijvooropensteegop naarJeruzalem

29Enhetgebeurde,toenHijBethfageenBethaniënaderde, bijdebergdiedeOlijfberggenoemdwordt,datHijtwee vanZijndiscipelenuitzond,

30Enzijzeiden:Gaatnaarhetdorpdattegenoveruligt; alsudaarkomt,zultueenveulenvindendatvastgebonden is,waaropnognooitiemandgezetenheeft;maakhetlosen brenghethier

31Enalsiemanduvraagt:Waarommaaktuhemlos?Dan moetuhemditantwoorden:OmdatdeHeerhemnodig heeft

32Enzij,diegezondenwaren,gingenheenenvondenhet, zoalsHijhungezegdhad

33Toenzijhetveulenlosmaakten,zeidendeeigenaren ervantothen:Waarommakenjulliehetveulenlos?

34Enzijzeiden:DeHEEREheefthemnodig

35EnzijbrachtenhemtotJezus,enzijlegdenhun klederenophetveulenenlietenJezusdaaropzitten.

36TerwijlHijvoortging,spreiddenzijhunklerenuitopde weg.

37ToenHijdichtbijkwam,juisttoenHijdeOlijfberg afdaalde,begondehelemenigtevandediscipelenzichte verheugenenGodmetluidestemteprijzenomalle wonderendiezijhaddengezien.

38enzeiden:GezegendisdeKoningdiekomtindeNaam vandeHeerVredeindehemeleneerindehoogste hemelen

39EnsommigenvandeFarizeeënuitdemenigtezeiden totHem:Meester,bestrafUwdiscipelen.

40EnHijantwoorddeenzeidetothen:Ikzegu,indien dezenzoudenzwijgen,zoudendestenenterstondroepen

41Entoenhijdichterbijkwam,zaghijdestadenweende overhaar,

42Enzijzeiden:Och,indiengijookopdezedagwist,wat totuwvrededient!Maarnuzijnzijvooruwogen verborgen

43Wanterzullendagenoverukomen,datuwvijanden eenverdedigingslinierondomuzullenopwerpen,enu zullenomsingelen,enuvanallekantenzullenbeletten, 44Enzijzullenumetdegrondgelijkmaken,enuw kindereninuwmidden;enzijzulleninugeensteenopde anderelaten,omdatgijdetijdvanuwbezoekingniethebt gekend

45EnHijgingdetempelbinnenenbegonhendiedaar verkochtenenhendiekochten,eruittedrijven

46enzeidentothen:Erstaatgeschreven:Mijnhuisiseen huisvangebed,maarjulliehebbenereenroversholvan gemaakt

47Enhijleerdedagelijksindetempel.Maarde overpriestersendeschriftgeleerdenendeleidersvanhet volkzochtenhemtedoden,

48Enzijvondennietwatzijmoestendoen,wanthethele volkluisterdeaandachtignaarhem

HOOFDSTUK20

1Enhetgebeurdeopeenvandiedagen,terwijlHijhet volkindetempelleerdeenhetEvangelieverkondigde,dat deoverpriestersendeschriftgeleerdenmetdeoudstentot Hemkwamen,

2EnHijspraktotHem,zeggende:Zegons,opgrondvan welkebevoegdheiddoetGijdezedingen?Ofwieishet,die Udezebevoegdheidheeftgegeven?

3EnHijantwoorddeenzeidetothen:Ikzaluookéénding vragen;enantwoordtMij:

4WasdedoopvanJohannesuitdehemelofvande mensen?

5Enzijoverlegdenbijzichzelfenzeiden:Indienwij zeggen:Uitdehemel,danzalHijzeggen:Waaromhebtgij Hemdannietgeloofd?

6Maaralswijzeggen:Uitdemensen,zalhethelevolkons stenigen,omdatzijervanovertuigdzijndatJohanneseen profeetwas.

7Enzijantwoordden,datzijnietwistenwaarhetvandaan kwam

8EnJezuszeitegenhen:Ikzeguooknietopgrondvan welkebevoegdheidIkdezedingendoe

9ToenbegonHijtothetvolkdezegelijkenistevertellen: Iemandplantteeenwijngaardenverpachttedieaan wijnbouwersDaarnavertrokhijvoorlangetijdnaareen verland.

10Toenhetdejuistetijdwas,stuurdehijeenslaafnaarde wijnbouwers,metdeopdrachthemvandevruchtvande wijngaardtegevenMaardewijnbouwerssloegenhemen stuurdenhemmetlegehandenweg.

11Enhijzondnogeenseenandereslaaf,maarookdie sloegenze,mishandeldenzehemenstuurdenzemetlege handenweg

12Enhijzondnogeenseenderde,maarookhem verwonddenzijenwierpenhemuit.

13Toenzeideheervandewijngaard:Watmoetikdoen? Ikzalmijngeliefdezoonsturen;misschienzullenzehem welontzienalszehemzien.

14Toendelandbouwershemzagen,overlegdenzeonder elkaarenzeiden:Ditisdeerfgenaam.Kom,latenwehem doden,danwordtdeerfenisvoorons

15Toenwierpenzijhemuitdewijngaardendooddenhem. Watzaldandeheerdeswijngaardshundoen?

16Hijzalkomenendezelandliedenverdelgen,ende wijngaardaananderengevenEntoenzijhethoorden, zeidenzij:Datzijverre.

17EnHijkeekhenaanenzeide:Watbetekentditdan,dat geschrevenstaat:Desteen,diedebouwersverworpen hebben,dieistoteenhoeksteengeworden?

18Iedereendieopdiesteenvalt,zalverbrijzeldworden; maaropwiehijvalt,zalhijvermalenworden.

19Endeoverpriestersendeschriftgeleerdenzochten terzelfdertijddehandenaanHemteslaan;enzijvreesden hetvolk,wantzijbegrependatHijdezegelijkenistothen sprak

20Enzijhieldenhemindegatenenzondenverspiedersuit, diezichvoordedenalsrechtvaardigemannen,opdatzijzijn woordenzoudengrijpenenhemalduszoudenoverleveren aandemachtenhetgezagvandestadhouder

21EnzijvroegenHem,zeggende:Meester,wijweten,dat Gijterechtspreektenleert,endatGijdepersoonvan niemandaanneemt,maardewegGodsinwaarheidleert

22Ishetonsgeoorloofdbelastingtebetalenaandekeizer, ofniet?

23MaarHijbemerktehunsluwheidenzeitegenhen: WaaromsteltuMijopdeproef?

24ToonmijeenpenningWiensbeeldenopschriftheeft het?Zijantwoorddenenzeiden:VanCaesar

25EnHijzeidetothen:Geefdanaandekeizerwatvande keizeris,enaanGodwatvanGodis

26Enzijkondenzijnwoordennietverstaaninde tegenwoordigheidvanhetvolk;zijverwonderdenzichover zijnantwoordenzwegen

27ToenkwamenerenkeleSadduceeënnaarHemtoe,die ontkennendatereenopstandingis,enzijvroegenHem:

28Hijzei:Meester,Mozesheeftonsgeschreven:Wanneer iemandsbroersterft,dieeenvrouwheeft,enhijsterft zonderkinderen,moetzijnbroerdiensvrouwnemenen voorzijnbroernageslachtverwekken

29ErwarenduszevenbroersDeeerstenameenvrouwen stierfzonderkinderen.

30Endetweedenamhaartotvrouw,enhijstierf kinderloos

31Endederdenamhaar,enevenzodezeven;enzijlieten geenkinderenna,enstierven

32Tenslottestierfookdevrouw.

33Indeopstandingdan,vanwievanhenzalzijdevrouw zijn?Wantzevenvanhenhebbenhaartotvrouwgehad

34EnJezusantwoorddeenzeidetothen:Dekinderen dezereeuwtrouwenenwordentenhuwelijkuitgegeven; 35Maarzijdiewaardiggeachtwordendiewereldende opstandinguitdedodenteverwerven,trouwennieten wordenniettenhuwelijkgegeven

36Ookkunnenzijnietmeersterven,wantzijzijngelijk aandeengelenenzijnkinderenvanGod,omdatzij kinderenvandeopstandingzijn

37Datdedodenopgewektworden,heeftookMozesbijde doornstruiklatenzien,toenhijdeHEEREdeGodvan Abraham,deGodvanIsaakendeGodvanJakobnoemde

38WantHijisgeenGodvandoden,maarvanlevenden, wantzijlevenHem.

39Toenantwoorddenenkeleschriftgeleerdenenzeiden: Meester,uhebthetgoedgezegd.

40Endaarnadurfdenzehemhelemaalgeenvraagmeerte stellen

41EnHijzeidetothen:Hoezeggenzij,datdeChristusde ZoonvanDavidis?

42EnDavidzelfzegtinhetboekderPsalmen:DeHEERE heefttotmijnHeeregesproken:ZitaanMijnrechterhand, 43TotdatIkuwvijandentoteenvoetbankvoorugemaakt heb

44DavidnoemtHemdanHeer;hoekanHijdanzijnzoon zijn?

45ToenzeiHijtegenzijndiscipelen,terwijlheelhetvolk hemhoorde:

46Weesopuwhoedevoordeschriftgeleerden,diegraag inlangegewadenrondlopenengesteldzijnop begroetingenopdemarkten,opdeereplaatseninde synagogenenopdeereplaatsenbijdefeesten

47Diedehuizenderweduwenopetenenvoordeschijn langegebedenuitspreken,diezullenzwaarderoordeel ontvangen

HOOFDSTUK21

1Enhijkeekopenzagderijkenhungavenindeofferkist werpen.

2Enhijzagookeenarmeweduwe,diedaartwee penningeninwierp

3Enhijzeide:Voorwaar,Ikzegu,datdezearmeweduwe meerdanalleneringeworpenheeft

4Wantzijallenhebbenvanhunovervloedeenofferaan Godgebracht,maarzijheeftvanhaararmoedealhet levensonderhouddatzijhad,eringeworpen

5Entoensommigenoverdetempelspraken,hoedie versierdwasmetprachtigestenenengeschenken,zeihij:

6Watuziet,erzullendagenkomenwaaropergeensteen opdeanderezalwordengelaten,dienietzalworden afgebroken.

7EnzijvroegenHem,zeggende:Meester,wanneerzullen dezedingengeschieden?Enwatzalertekenzijn,wanneer dezedingengeschieden?

8EnHijzeide:Ziettoe,datgijnietverleidt;wantvelen zullenkomenonderMijnNaamenzeggen:Ikbende Christus,endetijdnadert;gaatdannietachterhenaan.

9Wanneeruhoortvanoorlogenenonlusten,weesdanniet bang.Wantdiedingenmoeteneerstgebeuren,maarhet eindeisnognietnabij

10ToenzeiHijtegenhen:Hetenevolkzaltegenhet anderevolkopstaan,enhetenekoninkrijktegenhetandere koninkrijk.

11Erzullengroteaardbevingenzijnopverschillende plaatsen,hongersnodenenbesmettelijkeziektenErzullen vreselijketaferelenengrotetekenenuitdehemelkomen 12Maarvóórditalleszullenzedehandenaanuslaanenu vervolgen.Zezullenuoverleverenaandesynagogenen gevangenissenenuvoorkoningenenstadhoudersleiden omwillevanmijnnaam

13Enhetzalvoorutoteengetuigeniszijn.

14Neemudusterharte,datuvantevorennietnadenkt overwatuzultantwoorden

15WantIkzalueenmondeneenwijsheidgeven,dieal uwtegenstandersnietzullenkunnenweerstaanof ontkennen

16Engijzultverradenworden,zoweldooruwouders,als dooruwbroers,uwverwantenenuwvrienden;enzij zullensommigenvanuterdoodlatenbrengen

17Enjulliezullendoorallemensengehaatworden omwillevanmijnNaam.

18Maarerzalgeenhaarvanuwhoofdverlorengaan

19Bezituwzieleninuwgeduld

20WanneeruzietdatJeruzalemdoorlegersomsingeld wordt,weetdandathaarverwoestingnabijis

21LatendandegenendieinJudeazijn,vluchtennaarde bergen,endegenendieinhetmiddenvandestadzijn,eruit trekken,endegenendieopdeveldenzijn,ernietinkomen 22Wantditzijndagenvanwraak,waarinalwat geschrevenstaat,invervullinggaat

23Maarweedezwangerenendezogendenindiedagen, wanterzalgrotenoodzijninhetlandentoornoverdit volk

24Enzijzullenvallendoordescherptevanhetzwaarden ingevangenschapweggevoerdwordenonderalle heidenvolkenEnJeruzalemzaldoordeheidenenvertrapt worden,totdatdetijdenderheidenenvervuldzullenzijn

25Enerzullentekenenzijnaandezon,enaandemaan,en aandesterren;enopdeaardezalerbenauwdheidzijn onderdevolken,inradeloosheid;dezeeendegolven zullenbruisen;

26Demensenzullenbezwijkenvanangstenvreesvoorde dingendieoverdeaardekomenWantdemachtenvande hemelzullenwankelen.

27EndanzullenzijdeMensenzoonzienkomenopeen wolk,metgrotemachtenheerlijkheid

28Wanneerdezedingenbeginnentegebeuren,kijkdan omhoogenhefuwhoofdop,wantuwverlossingisnabij

29EnHijspraktotheneengelijkenis:Zie,devijgenboom enaldebomen;

30Wanneerzenuuitlopen,weetudatdezomernabijis

31Zomoetooku,wanneerudezedingenzietgebeuren, wetendathetKoninkrijkvanGodnabijis.

32Voorwaar,Ikzegu:ditgeslachtzalzekerniet voorbijgaan,voordathetallesgeschiedis

33Dehemelendeaardezullenvoorbijgaan,maarmijn woordenzullenbeslistnietvoorbijgaan

34Enweesopuwhoededatuwhartnietbezwaardwordt dooronmatigheidendronkenschapendoorzorgenvoordit leven,endatdiedagunietonverwachtsovervalt

35Wantalseenvalstrikzalhijkomenoverallendieophet heleaardoppervlakwonen

36Waakdaaromteallentijdeenbid,datuinstaatzultzijn omteontkomenaanaldiedingendiegebeuren,enomte kunnenbestaanvoordeZoondesmensen.

37OverdaggafHijonderrichtindetempel,en'snachts vertrokHijenverbleefopdebergdiedeOlijfberg genoemdwordt

38Enalhetvolkkwamdevolgendemorgenvroegnaar Hemtoeindetempel,omnaarHemteluisteren.

HOOFDSTUK22

1Hetfeestvandeongezuurdebroden,datPesachgenoemd wordt,wasnabij

2Endeoverpriestersendeschriftgeleerdenzochtennaar eenmanieromHemtedoden,wantzijwarenbangvoor hetvolk

3ToenvoerdesataninJudas,dieookIskariotheette,en dietotdetwaalfbehoorde.

4Enhijgingheenensprakmetdeoverpriestersende hoofdlieden,hoehijHemaanhenzouoverleveren

5Enzijwarenblijenkwamenovereenhemgeldtegeven.

6EnhijbeloofdeenzochteengelegenheidomHemaan henteverraden,terwijldemenigteafwezigwas 7Toenkwamdedagvandeongezuurdebroden,waarop hetPaschageslachtmoestworden

8EnHijzondPetrusenJohanneseropuitomtezeggen: GaatheenenmaaktvooronshetPaschagereed,zodatwij hetkunneneten

9EnzijzeidentotHem:WaarwiltGijdatwijhetbereiden?

10EnHijzeidetothen:Zie,wanneergijindestadkomt, zalueenmantegemoetkomen,dieeenkruikwaterdraagt; volghemtotinhethuis,waarhijbinnengaat.

11Engijzulttotdeheerdeshuizeszeggen:DeMeester zegttotu:Waarisdegastenkamer,waarIkhetPaschamet Mijndiscipelenkaneten?

12Enhijzalueengrotebovenzaallatenzien,diealdaaris ingerichtMaakdaardevoorbereidingen

13EnzijgingenheenenvondenhetzoalsHijhungezegd had,enzijmaaktenhetPaschagereed

14Entoenhetuuraangebrokenwas,gingHijaanzitten,en detwaalfapostelenmetHem.

15EnHijzeidetothen:Ikheberzeernaarverlangddit Paschametuteeten,eerIklijd

16WantIkzegu,Ikzaldaarvannietmeereten,totdathet vervuldisinhetKoninkrijkvanGod

17EnHijnamdebeker,sprakhetdankgebeduitenzei: Neemdezeendeelhemonderelkaar.

18WantIkzegu,Ikzalvandevruchtvandewijnstokniet meerdrinken,totdathetKoninkrijkGodsgekomenis

19EnHijnambrood,sprakdedankzegginguit,brakhet engafhethun,zeggende:DitisMijnlichaam,datvooru gegevenwordt;doetdittotMijngedachtenis

20Evenzodedrinkbekernaheteten,enHijzei:Deze drinkbekerishetnieuweverbondinMijnbloed,datvooru vergotenwordt

21Maarzie,dehandvanhemdieMijverraadt,ismetMij opdetafel

22Enhetiswaar,deZoondesmensengaatheen,zoals beslotenis;maarweediemensdoorwieHijverraden wordt!

23Enzijbegonnenonderelkaarteonderzoekenwievan henhetwasdieditzoudoen

24Erontstondooktwistonderhenoverdevraagwievan hendebelangrijkstezouzijn

25EnHijzeidetothen:Dekoningendervolkenoefenen heerschappijoverhenuit,enzij,diemachtoverhen uitoefenen,wordenweldoenersgenoemd

26Maargijzultnietzozijn;maarwieonderudegrootste is,moetwordenalsdejongste,enwiedeleideris,alswie dient.

27Wantwieismeerder,hijdieaanzit,ofhijdiedient?Is niethijdieaanzit,meerder?MaarIkbeninuwmiddenals iemanddiedient.

28Julliezijnhetdiesteedsbijmijgeblevenzijninmijn verzoekingen

29EnIkbeschikuhetkoninkrijk,zoalsMijnVaderMij beschiktheeft;

30opdatgijinmijnkoninkrijkaanmijntafelzultetenen drinken,enoptronenzultzittenendetwaalfstammenvan Israëlzultrichten.

31EndeHeerezeide:Simon,Simon,zie,desatanheeft zeerbegeerduliedenteziftenalsdetarwe

32MaarIkhebvoorugebeden,datuwgeloofnietzou bezwijkenEnalsgijeenmaaltotinkeergekomenzijt, versterkdanuwbroeders

33EnhijzeitegenHem:Heere,ikbenbereidmetUmee tegaan,zelfsindegevangenisenindedood

34EnHijzeide:Ikzegu,Petrus,dehaanzalhedenniet kraaien,eergijdriemaalzultverloochenen,datgijMijkent

35EnHijzeidetothen:ToenIkuuitzondzonderbeurs,en reistas,enschoenen,hebtgijtoenietstekortgekozen?En zijzeiden:Niets

36ToenzeiHijtegenhen:Maarwienueenbeursheeft, moetdiemeenemen,enevenzozijnreistas.Enwiegeen zwaardheeft,moetzijnkleedverkopenenereenkopen

37WantIkzegu,datwatgeschrevenstaat,noginMij vervuldmoetworden:EnHijisonderdeovertreders gerekend,wantdedingendieMijbetreffen,hebbeneen einde

38Enzijzeiden:Heere,zie,hierzijntweezwaarden.En Hijzeidetothen:Hetisgenoeg

39EnHijgingnaarbuitenenging,zoalsHijgewoonwas, naardeOlijfberg;enookZijndiscipelenvolgdenHem.

40ToenHijbijdieplaatsgekomenwas,zeiHijtegenhen: Biddatjullienietinverzoekingkomen

41EnHijtrokZichvanhenterug,ongeveereensteenworp ver,knieldenederenbad:

42EnHijzeide:Vader,indienGijwilt,neemdezebeker vanMijweg;dochnietMijnwil,maardeUwegeschiede.

43EnerverscheenHemeenengeluitdehemel,dieHem sterkte

44EnHijwerddoodsbangenbaddestevuriger.Enzijn zweetwerdalsgrotedruppelsbloed,dieopdeaardevielen

45EntoenHijvanhetgebedwasopgestaanenbijZijn discipelenwasgekomen,vondHijhenslapendvan droefheid,

46EnHijzeidetothen:Waaromslaaptgij?Staopenbid, opdatgijnietinverzoekingkomt.

47TerwijlHijnogsprak,zie,daarkwameenmenigte,en Judas,eenvandetwaalf,gingvoorhenuitenkwamnaar JezustoeomHemtekussen.

48MaarJezuszeitegenhem:Judas,verraadtudeZoon desmensenmeteenkus?

49ToenzijdiebijHemstonden,zagenwaterzou gebeuren,zeidenzijtotHem:Heere,zullenwijermethet zwaardopinslaan?

50Eneenvanhensloegdedienaarvandehogepriesteren sloeghemzijnrechterooraf

51EnJezusantwoorddeenzeide:Laathettothiertoegaan EnHijraakteZijnooraanengenashem

52ToenzeiJezustegendeoverpriesters,dehoofdmannen vandetempelendeoudstendienaarHemtoegekomen waren:Zijnjulliemetzwaardenenstokkenuitgetrokken alstegeneenmisdadiger?

53ToenIkdagelijksbijuindetempelwas,hebtugeen handnaarMijuitgestokenMaarditisuwuurendemacht vandeduisternis

54ToennamenzijHem,enleiddenHem,enbrachtenHem inhethuisvandenhogepriester;enPetrusvolgdevan verre

55Ennadatzijmiddenindezaaleenvuurhadden aangestokenenbijelkaarzaten,gingPetrusinhunmidden zitten

56Maareendienstmaagdzaghemzittenbijhetvuur,keek hemaandachtigaanenzei:Ookdezemanwasbijhem.

57EnhijverloochendeHemenzei:Vrouw,ikkenHem niet

58Ennaeenkortetijdzageenanderhem,enzeide:Gij zijtookvanhenEnPetruszeide:Mens,ikbenhetniet

59Enomstreekseenuurnadienbevestigdeeenandermet stelligheid,zeggende:Hetiswaar,dezemanwasookbij Hem;wanthijiseenGalileeër

60EnPetruszeide:Mens,ikweetniet,watgijzegt.En terstond,terwijlhijnogsprak,kraaidedehaan

61EndeHeerekeerdeZichom,enzagPetrusaanEn PetrusherinnerdezichhetwoorddesHeeren,hoeHijtot hemgezegdhad:Eerdehaangekraaidheeft,zultgijMij driemaalverloochenen

62EnPetrusgingnaarbuitenenweendebitter.

63EndemannendieJezusvasthielden,bespottenHemen sloegenHem

64Ennadatzehemgeblinddoekthadden,sloegenzehem inhetgezichtenvroegenhem:Profeteer,wieishetdieu geslagenheeft?

65Ennogveelmeerlasterlijkedingensprakenzijtegen Hem

66Enzodrahetdaggewordenwas,kwamendeoudsten vanhetvolk,deoverpriestersendeschriftgeleerdenbijeen enleiddenHeminhunraad,zeggende:

67ZijtGijdeChristus?ZeghetonsEnHijzeidetothen: IndienIkhetuzeg,zultgijnietgeloven;

68EnalsIkudanookvraag,zultumijnietantwoordenen mijnietlatengaan

69VannuafaanzaldeMensenzoonzittenaande rechterhandvandemachtvanGod

70Toenzeidenzijallen:ZijtGijdandeZoonvanGod?En Hijzeidetothen:Gijzegt,datIkhetben.

71Enzijzeiden:Wathebbenwijnogmeergetuigenissen nodig?Wijhebbenhetimmerszelfuitzijnmondgehoord

HOOFDSTUK23

1EndehelemenigtestondopenleiddeHemnaarPilatus. 2EnzijbegonnenHemtebeschuldigen,zeggende:Wij hebbenbevonden,datdezehetvolkinberoeringbrengt,en verbiedtdenkeizerbelastingtebetalen,endatHijvan Zichzelfzegt,datHijdeChristus,deKoning,is

3EnPilatusvroegHem,zeggende:ZijtGijdeKoningder Joden?EnHijantwoorddeHemenzeide:Gijzegthet.

4ToenzeiPilatustegendeoverpriestersenhetvolk:Ik vindgeenenkeleschuldindezeman

5Enzijwerdensteedsheftigerenzeiden:Hijhitsthetvolk openleertingeheelJudea,tebeginnenbijGalileatothier toe.

6ToenPilatusoverGalileahoorde,vroeghijofdeman eenGalileeërwas

7Toenhijeenmaalwistdathijonderhetgezagvan Herodesviel,stuurdehijhemnaarHerodes,diezichopdat momentookinJeruzalembevond

8ToenHerodesJezuszag,werdhijzeerverheugdHijhad Hemnamelijkallangwillenzien,omdathijveeloverHem hadgehoordEnhijhooptedatHijeenwonderzoudoen

9ToenondervroeghijHemmetvelewoorden,maarHij antwoorddeHemniets.

10Endeoverpriestersendeschriftgeleerdenstondenopen beschuldigdenHemheftig

11EnHerodesenzijnkrijgsliedenbespottenHemenlieten Hemeenschitterendgewaadaantrekken,waarnazeHem weernaarPilatusstuurden

12EnopdiezelfdedagwerdenPilatusenHerodesvrienden metelkaar,wantvoorheenleefdenzeinvijandschapmet elkaar.

13EnPilatusriepdeoverpriesters,deleidersenhetvolk bijeen,

14Enzijzeidentothen:Gijhebtdezenmantotmij gebracht,alsiemand,diehetvolkinberoeringbrengt;en zie,ikhebheminuwbijzijnondervraagd,enhebindezen geenschuldgevondenaangaandededingen,waarvangij hembeschuldigt

15OokHerodesniet,wantikhebunaarhemtoegestuurd, enzie,erishemnietsgedaandatdedoodverdient.

16Daaromzalikhemtuchtigenenloslaten

17(Wanthetisnoodzakelijkdathijhunophetfeest iemandloslaat.)

18Enzijschreeuwdeneendrachtig,zeggende:Wegmet dezeman,enlaatvooronsBarabbaslos!

19(Hijwerdwegenseenzekeroproerindestadenwegens moordindegevangenisgeworpen)

20PilatuswildeJezusechtervrijlatenensprakhen opnieuwtoe.

21Maarzijschreeuwden:KruisigHem,kruisigHem!

22EnHijzeidetothentenderdenmale:WatheeftHijtoch kwaadgedaan?IkhebgeenoorzaakdesdoodsinHem gevonden;daaromzalIkHemtuchtigenenHemlatengaan 23EnzijdrongenmetluidestemmenaaneneistendatHij gekruisigdzouworden.Endestemmenvanhenenvande overpriesterskregendeoverhand

24EnPilatusoordeeldedathuneiszouwordenvervuld

25Enhijliethundegenevrijdiewegensoproerenmoord indegevangeniswasgeworpen,omwiezijgevraagd hadden;maarJezusleverdehijoveraanhunwil

26EnterwijlzeHemwegleidden,grepenzeeenzekere SimonvanCyrene,dievanhetlandkwam,enzelegden hemhetkruisop,zodathijhetachterJezusaankondragen

27Eneengrotemenigtevanmensenenvrouwenvolgde Hem,enookzijbeweendenenrouwdenoverHem

28MaarJezuskeerdezichnaarhenomenzei:Dochters vanJeruzalem,weentnietoverMij,maarweentoveruzelf enoveruwkinderen

29Wantzie,erkomendagenwaaropmenzalzeggen: Zaligdeonvruchtbaren,endeschootdienietgebaardheeft, endeborstendienietgezoogdhebben

30Danzullenzebeginnentezeggentotdebergen:Valop ons,entotdeheuvels:Bedekons

31Wantalszijditaaneengroeneboomdoen,watzaler danmeteendorreboomgebeuren?

32Enerwerdennogtweeanderemisdadigersmethem meegevoerdomterdoodtewordengebracht

33EntoenzijbijdeplaatskwamendieGolgothagenoemd wordt,kruisigdenzijHemdaar,endekwaaddoeners,de eenaanderechterzijdeendeanderaandelinkerzijde

34ToenzeideJezus:Vader,vergeefhethun,wantzij wetennietwatzijdoen.EnzijverdeeldenZijnklederen,en wierpenhetlot

35Enhetvolkstondenzagtoe.Enookdeoverstenmet henbespottenHem,zeggende:AnderenheeftHijgered; laatHijZichzelvenredden,indienHijdeChristusis,de uitverkoreneGods

36EnookdesoldatenbespottenHem;zijkwamennaar HemtoeenbodenHemazijnaan,

37Enhijzei:IndienGijdekoningderJodenzijt,verlos Uzelven

38EnbovenhemwaseenopschriftgeschreveninGriekse, LatijnseenHebreeuwseletters:DITISDEKONINGDER JODEN

39Eneenvandemisdadigersdiegehangenwaren,lasterde Hemenzei:AlsUdeChristusbent,verlosdanUzelfen ons

40Maardeanderantwoorddeenbestraftehem:Vreest zelfsuGodniet,nuuhetzelfdevonnisondergaanhebt?

41Enwijdoendatterecht,wantwijontvangenvergelding naarwatwijgedaanhebbenMaardezemanheeftniets verkeerdsgedaan.

42EnhijzeitegenJezus:Heere,denkaanmij,wanneer GijinUwKoninkrijkgekomenzijt

43EnJezuszeidetothem:Voorwaar,Ikzegu,hedenzult gijmetMijinhetparadijszijn

44Enhetwasongeveerhetzesdeuur,enerkwam duisternisoverdegeheleaardetothetnegendeuur.

45Endezonwerdverduisterd,enhetvoorhangselvande tempelscheurdeinhetmidden

46EnJezusriepmetluidestem:Vader,inUwhanden beveelIkMijngeestEnnadatHijditgezegdhad,gafHij degeest

47Toendehoofdmanoverhonderdzagwatergebeurd was,verheerlijktehijGodenzei:Waarlijk,dezemanwas rechtvaardig

48Enalhetvolkdatbijeengekomenwasomdatte aanschouwen,sloegzichopdeborstenkeerdeterug

49EnalzijnbekendenendevrouwendiehemuitGalilea gevolgdwaren,blevenopeenafstandstaanenzagendit gebeuren

50Enzie,erwaseenman,metnameJozef,eenraadsman; enhijwaseengoedenrechtvaardigman.

51DezehadnietingestemdmethunraadendaadHijwas afkomstiguitArimathea,eenstadvandeJoden,enhij verwachtteookzelfhetKoninkrijkvanGod.

52DezemangingnaarPilatusenvroegomhetlichaam vanJezus.

53Toennamhijhetweg,wikkeldehetinlinnenenlegde hetineengrafdatinsteenwasuitgehouwen,waarinnog nooiteenmenswasgelegd

54Hetwasdevoorbereidingsdagendesabbatbrakaan.

55Enookdevrouwen,diemetHemuitGalileagekomen waren,volgdenHemenaanschouwdenhetgrafenhoeZijn lichaamdaarneergelegdwerd

56Toenkeerdenzijterug,maaktenspecerijenenzalven klaarenrusttenopdesabbatdag,overeenkomstighet gebod

1Opdeeerstedagvandeweekgingenzeheelvroeginde morgennaarhetgraf.Zebrachtendespecerijenmeedieze haddenbereid.Ooksommigengingenmethenmee.

2Enzijvondendesteenvanhetgrafweggerold

3Entoenzijnaarbinnengegaanwaren,vondenzijhet lichaamvandeHeereJezusniet.

4Enhetgebeurde,toenzijdaaroverzeerinverlegenheid waren,zie,tweemannenstondenbijheninblinkende klederen

5Entoenzijbevreesdwerdenenhungezichtteraarde bogen,zeidenzijtothen:WaaromzoektgijdeLevendebij dedoden?

6Hijishierniet,maarHijisopgewektHerinneruhoeHij totugesprokenheefttoenHijnoginGalileawas:

7Zijzeiden:DeZoondesmensenmoetovergeleverd wordenindehandenvanzondigemensenengekruisigd worden,enopdederdedagzalHijopstaan.

8Enzijherinnerdenzichzijnwoorden,

9Enhijkeerdeterugvanhetgraf,enverteldealdeze dingenaandeelfenaanaldeanderen.

10HetwarenMariaMagdalena,Johanna,Maria,de moedervanJakobus,enanderevrouwendiebijhenwaren, dieditaandeapostelenvertelden.

11Enhunwoordenlekenhunslechtsholleverhalen,enzij geloofdenzeniet

12ToenstondPetrusopenliepsnelnaarhetgraf.Entoen hijzichbukte,zaghijdelinnendoekenliggen,dieerapart lagenEnhijgingweg,terwijlhijzichverwonderdeover watergebeurdwas.

13Enzie,tweevanhengingendiezelfdedagnaareendorp datEmmaüsheetteendatongeveerzestigstadiënvan Jeruzalemlag.

14Enzijsprakensamenoveraldezedingendiegebeurd waren

15Enhetgebeurde,terwijlzijsamensprakenenoverleg pleegden,datJezusZelfnaarhentoekwamenmethen meeging

16MaarhunogenwerdenzovastgehoudendatzijHem nietherkenden

17EnHijzeidetothen:Watzijnditvoorredenen,diegij, wandelende,onderelkanderverhandelt,enwaaromzietgij somber?

18Eneenvanhen,wiensnaamKleopaswas,antwoordde enzeidetotHem:BentGijalleeneenvreemdelingin Jeruzalem,enweetGijniet,watdaarindezedagen geschiedis?

19EnHijzeidetothen:Wat?EnzijzeidentotHem: AangaandeJezusdeNazarener,DieeenProfeetwas, machtiginwerkenenwoordenvoorGodenalhetvolk:

20EnhoeonzeoverpriestersenleidersHemovergeleverd hebbenomterdoodveroordeeldteworden,enHem gekruisigdhebben

21WijvertrouwdeneropdatHijhetwasdieIsraëlzou verlossenEnbovendienishetvandaagaldederdedag sindsdezedingengebeurdzijn.

22Ookhebbenenkelevrouwenuitonsgezelschap,die vroegbijhetgrafwaren,onsverbaasd

23Entoenzijzijnlichaamnietvonden,gingenzijterugen zeidendatzijookeenvisioenvanengelenhaddengezien, diezeidendathijleefde

24Ensommigenvanhendiebijonswaren,gingennaar hetgrafenbevondenhetzoalsdevrouwengezegdhadden, maarHemzagenzijniet

25ToenzeiHijtegenhen:Oonverstandigenentragenvan hart,omtegelovenalwatdeprofetengesprokenhebben!

26MoestdeChristusnietaldezedingenlijdenenzoin zijnheerlijkheidbinnengaan?

27EnHijbegonbijMozesenbijaldeprofetenenlegde hunuitwatinaldeSchriftenoverHemgeschrevenstond 28Toenzijhetdorpnaderdenwaarheenzijgingen,deed HijalsofHijverderwildegaan

29Maarzijdrongenbijhemaan,zeggende:Blijfbijons; wanthetisbijdeavond,endedagisgedaald.Enhijging inombijhenteblijven

30Enhetgebeurde,terwijlHijmethenaanlag,datHijhet broodnam,hetzegende,brakenhethungaf.

31Enhunogenwerdengeopend,enzijherkendenHem; maarHijverdweenuithungezicht

32Enzijzeidentotelkaar:Wasonshartnietbrandendein ons,toenHijonderwegtotonssprakentoenHijvoorons deSchriftenopende?

33Enzijstondenopdatzelfdeuuropenkeerdenterugnaar Jeruzalem,envondendeelfvergaderd,enhendiebijhen waren,

34enzeiden:DeHeeriswaarlijkopgewektenisaan Simonverschenen

35Enzijverteldenwateronderweggebeurdwas,enhoe Hijdoorhenherkendwasbijhetbrekenvanhetbrood.

36Enterwijlzijaldusspraken,stondJezusZelfinhun middenenzeitothen:Vredeziju

37Maarzijwerdenzeerbevreesdenvreesden,enmeenden datzijeengeestzagen

38EnHijzeidetothen:Waaromzijtgijontsteld,en waaromrijzeneroverleggingenopinuwharten?

39Ziemijnhandenenmijnvoeten,datIkhetZelfben; betastMijenziet,wanteengeestheeftgeenvleesen beenderen,zoalsgijziet,datIkheb.

40EnnadatHijditgezegdhad,toondeHijhunZijn handenenZijnvoeten

41Entoenzijhetvanvreugdenognietkondengelovenen zichverwonderden,zeiHijtothen:Hebbenjulliehieriets teeten?

42EnzijgavenHemeenstukvaneengebakkenvisenvan eenhoningraat

43EnHijnamhetenathetvoorhunogenop

44EnHijzeidetothen:Ditzijndewoorden,dieIktotu sprak,toenIknogbijuwas,datallesvervuldmoest wordenwatoverMijgeschrevenstaatindewetvanMozes, indeprofetenenindepsalmen

45ToenopendeHijhunverstand,zodatzijdeSchriften begrepen,

46EnHijzeidetothen:Aldusstaatergeschreven,enaldus moestdeChristuslijdenenuitdedodenopstaanopde derdedag

47Eninzijnnaammoetbekeringenvergevingvanzonden geprediktwordenonderallevolken,tebeginnenbij Jeruzalem.

48Enjulliezijngetuigenvandezedingen

49Enzie,IkzenddebeloftevanMijnVaderopu;maaru moetindestadJeruzalemblijven,totdatubekleedzultzijn metkrachtuitdehoogte

50EnHijleiddehennaarbuitentotbijBethanië,enHij hiefZijnhandenopenzegendehen.

51Enhetgebeurde,terwijlHijhenzegende,datHijvan hengescheidenwerdenopgenomenindehemel.

52EnzijaanbadenHemenkeerdenmetgrotevreugde naarJeruzalemterug

53Enwijwarenvoortdurendindetempel,loofdenen prezenGod.Amen.

HOOFDSTUK1

1InhetbeginwashetWoordenhetWoordwasbijGoden hetWoordwasGod.

2DitwasinhetbeginbijGod

3AlledingenzijndoorhetWoordgemaakt,enzonderhet Woordisgeendinggemaaktdatgemaaktis

4InHemwaslevenenhetlevenwashetlichtdermensen

5Enhetlichtschijntindeduisternis,endeduisternisheeft hetnietbegrepen

6Erkwameenman,doorGodgezonden,enzijnnaamwas Johannes.

7Hijkwamalsgetuige,omtegetuigenvanhetLicht, opdatallemensendoorHemzoudengeloven

8HijwasnietdatLicht,maarwerdgezondenomvandat Lichttegetuigen

9DatwashetwareLicht,datiedermensverlichtdieinde wereldkomt.

10Hijwasindewereld,endewereldisdoorHem gemaakt,endewereldheeftHemnietgekend

11Hijkwamtothetzijne,maardezijnenhebbenHemniet aangenomen

12MaarallendieHemaangenomenhebben,hunheeftHij machtgegevenomkinderenvanGodteworden,namelijk dieinZijnNaamgeloven

13Dienietuitbloed,nochuitdewilvanvlees,nochuitde wilvaneenman,maaruitGodgeborenzijn.

14EnhetWoordisvleesgewordenenheeftonderons gewoond(enwijhebbenzijnheerlijkheidaanschouwd,een heerlijkheidalsvandeeniggeborenevandeVader),vol vangenadeenwaarheid

15JohannesgetuigdevanHemenriep:Dezewashetvan wieikzei:Hijdienamijkomt,isvóórmijgeworden,want Hijwasereerderdanik

16Enuitzijnvolheidhebbenwijallenontvangen,ook genadevoorgenade.

17WantdewetisdoorMozesgegeven,maardegenadeen dewaarheidzijndoorJezusChristusgekomen

18NiemandheeftooitGodgezien;deeniggeborenZoon, dieaandeboezemvandeVaderis,dieheeftHemons verklaard.

19EnditishetgetuigenisvanJohannes,toendeJoden priestersenLevietenuitJeruzalemstuurdenomhemte vragen:Wiebentu?

20Enhijbekendehetenontkendehetniet,maarhij bekende:IkbendeChristusniet

21Enzijvroegenhem:Watdan?ZijtgijElias?Enhij zeide:IkbenhetnietZijtgijdieprofeet?Enhij antwoordde:Neen

22ToenzeidenzijtotHem:WiezijtGij?opdatwijeen antwoordmogengevenaandegenen,dieonsgezonden hebbenWatzegtGijvanUzelf?

23Hijzei:Ikbendestemvaniemanddieroeptinde woestijn:MaakdewegvandeHeerrecht,zoalsdeprofeet Jesajagezegdheeft

24Endegenendiegezondenwaren,warenuitdeFarizeeën. 25EnzijvroegenHemenzeidentotHem:Waaromdoopt Gijdan,indienGijdeChristusnietzijt,nochElia,nochde profeet?

26Johannesantwoorddehunenzeide:Ikdoopmetwater, maarerstaatEénonderu,Diegijnietkent:

27Hijishet,dienamijkomtenvóórmijwordt,enwiens schoenriemiknietwaardigbenlostemaken

28DitgebeurdeinBethabara,aandeoverkantvande Jordaan,waarJohannesdoopte.

29DevolgendedagzagJohannesJezusnaarzichtoe komenenzei:Zie,hetLamGods,datdezondederwereld wegneemt.

30Dezeishetvanwieikzei:Namijkomteenmandie vóórmijwas,wanthijwasereerderdanik

31EnikkendeHemniet,maaropdatHijaanIsraël geopenbaardzouworden,daarombenikgekomenommet watertedopen

32EnJohannesgetuigdeenzei:IkhebdeGeestuitde hemelzienneerdalenalseenduif,enHijbleefopHem

33EnikkendeHemniet,maarHijdiemijgezondenheeft omtedopenmetwater,Dieheefttotmijgezegd:OpWie gijdeGeestzultziennederdalenenopHemblijven,Dieis hetDiemetdeHeiligeGeestdoopt

34Enikhebgezienengetuigd,datDezedeZoonvanGod is

35DevolgendedagstondJohanneserweermettweevan zijndiscipelen.

36EntoenhijJezuszaglopen,zeihij:Zie,hetLamGods!

37Endetweediscipelenhoordenhemsprekenenvolgden Jezus.

38EnJezuskeerdezichom,enzagdatzijHemvolgden, enzeidetothen:Watzoektgij?ZijzeidentotHem:Rabbi (watvertaaldbetekent:Meester),waarwoontGij?

39Hijzeidetothen:KomtenzietZijkwamenenzagen, waarHijwoonde,enblevendiedagbijHem;wanthetwas omtrenthettiendeuur

40EenvandetweedieJohanneshaddenhorensprekenen hemgevolgdwaren,wasAndreas,debroervanSimon Petrus.

41DezevondeerstzijnbroerSimonenzeitegenhem:Wij hebbendeMessiasgevonden,watvertaaldwordtals Christus

42EnhijbrachthemtotJezusEnJezus,hem aanschouwende,zeide:GijzijtSimon,dezoonvanJona; gijzultCefasgenoemdworden,hetgeenvertaaldwordt: Steen

43DevolgendedagwildeJezusnaarGalileagaanentrof Filippusaan,enzeitegenhem:VolgMij

44FilippuskwamuitBetsaïda,destadvanAndreasen Petrus.

45FilippusvondNathanaëlenzeitegenhem:Wijhebben HemgevondenoverwieMozesindeWetendeProfeten geschrevenheeft:Jezus,dezoonvanJozef,uitNazareth.

46EnNathanaëlzeidetotHem:KanuitNazarethiets goedszijn?FilippuszeidetotHem:Komenzie

47JezuszagNathanaëlnaarZichtoekomenenzeiover hem:Zie,werkelijkeenIsraëlietinwiegeenbedrogis!

48NathanaëlzeidetotHem:VanwaarkentGijMij?Jezus antwoorddeenzeidetothem:VóórFilippusuriep,toengij onderdevijgenboomwaart,zagIku

49NathanaëlantwoorddeenzeitegenHem:Meester,U bentdeZoonvanGod,UbentdeKoningvanIsraël.

50Jezusantwoorddeenzeidetothem:OmdatIktotu gezegdheb,datIkuonderdevijgenboomzag,gelooftgij? Gijzultgroteredingenziendandeze.

51EnHijzeidetotHem:Voorwaar,voorwaar,Ikzegu, vannuafzultgijdehemelgeopendzien,endeengelen GodsopstijgenenneerdalenopdeZoondesmensen

HOOFDSTUK2

1EnopdederdedagwasereenbruiloftteKanainGalilea; endemoedervanJezuswasdaar.

2EnJezuswerd,samenmetzijndiscipelen,uitgenodigd voordebruiloft

3Toenerbijhengebrekaanwijnwas,zeidemoedervan JezustegenHem:Zehebbengeenwijnmeer

4Jezuszeitegenhaar:Vrouw,wathebIkmetutemaken? Mijnuurisnognietgekomen

5Zijnmoederzeitegendedienaren:Alleswathijtegen julliezegt,moetjedoen.

6Ookstondendaarzesstenenwatervaten,volgenshet reinigingsgebruikvandeJoden,elkmeteeninhoudvan tweeofdrievaten.

7Jezuszeidetothen:VuldewatervatenmetwaterEnzij vuldenzetotaanderand

8Enhijzeidetothen:Schepthetnuuit,enbrengthetaan denleidervanhetfeestEnzijdroegenhet

9Toendeceremoniemeesterhetwatergeproefdhad,dat wijngewordenwas,enhijnietwistwaarhetvandaan kwam(maardedienarendiehetwatergeschepthadden, wistenhetwel),riepdeceremoniemeesterdebruidegom, 10Enhijzeitegenhem:Iedereenzeteerstdegoedewijn voor,enalsmenergoedvangedronkenheeft,dande mindere;maarjijhebtdegoedewijntotnutoebewaard

11DitwashetbeginvandewonderendieJezusdeedin KanainGalilea,enHijopenbaardezijnheerlijkheid;en zijndiscipelengeloofdeninhem

12HiernagingHijnaarKapernaüm,Hij,Zijnmoeder,Zijn broersenZijndiscipelenEnzijblevendaarnietlang

13EnhetPaschaderJodenwasnabij,enJezusgingop naarJeruzalem,

14Enzijvondenindetempeldeverkopersvanrunderen, schapenenduiven,endewisselaarszaten

15EnnadatHijeengeselvantouwtjesgemaakthad,dreef Hijzeallenuitdetempel,ookdeschapenenderunderen OokwierpHijhetgeldvandewisselaarsopdegronden gooidedetafelsomver.

16Entothen,diededuivenverkochten,zeideHij:Neem ditallesvanhierweg;maakthethuisvanMijnVaderniet toteenhuisvankoophandel.

17Enzijndiscipelenherinnerdenzichdatergeschrevenis: Deijvervooruwhuisheeftmijverteerd.

18ToenantwoorddendeJodenenzeidentotHem:Welk tekenlaatGijonszien,datGijdezedingendoet?

19Jezusantwoorddeenzeitegenhen:Breekdezetempel afenindriedagenzalIkhemweeropbouwen.

20ToenzeidendeJoden:Zesenveertigjaarisaandeze tempelgebouwd,enGijzulthemindriedagenlaten herrijzen?

21MaarHijsprakoverdetempelvanZijnlichaam

22ToenHijdanuitdedodenwasopgewekt,herinnerden ZijndiscipelenzichdatHijdittothengezegdhad,enzij geloofdendeSchriftenhetwoorddatJezusgesprokenhad

23ToenHijophetPascha,hetfeest,inJeruzalemwas, gingenveleninZijnNaamgeloven,omdatzedetekenen zagendieHijdeed

24MaarJezusvertrouwdeZichzelfnietaanhentoe,omdat Hijhenallenkende, 25Enhetwasnietnodigdatiemandvandemensgetuigde; wantHijwistwatindemenswas.

HOOFDSTUK3

1ErwaseenmanuitdeFarizeeën,genaamdNikodemus, eenoverstevandeJoden

2DezekwamdesnachtsnaarJezustoeenzeitegenHem: Meester,wijwetendatGijzijteenLeraarvanGod gekomen;wantniemandkandezetekenendoendieGij doet,alsGodnietmethemis.

3Jezusantwoorddeenzeitegenhem:Voorwaar,voorwaar, Ikzegu,alsiemandnietopnieuwgeborenwordt,kanhij hetKoninkrijkvanGodnietzien.

4NikodemuszeitegenHem:Hoekaneenmensgeboren wordenalshijoudis?Kanhijvoordetweedekeerinde buikvanzijnmoedergaanengeborenworden?

5Jezusantwoordde:Voorwaar,voorwaar,Ikzegu:tenzij iemandgeborenwordtuitwaterenGeest,kanhijhet KoninkrijkvanGodnietbinnengaan.

6Watuithetvleesgeborenis,isvlees;enwatuitdeGeest geborenis,isgeest

7VerwonderunietdatIktegenugezegdheb:Umoet wederomgeborenworden

8Dewindwaaitwaarheenhijwilenuhoortzijngeluid, maaruweetnietwaarhijvandaankomtofwaarhijheen gaatZoishetmetiedereendieuitdeGeestgeborenis

9NikodemusantwoorddeenzeidetotHem:Hoekunnen dezedingengebeuren?

10Jezusantwoorddeenzeitegenhem:Bentudeleraar vanIsraël,enweetudezedingenniet?

11Voorwaar,voorwaar,Ikzegu:WijsprekenwatWij weten,engetuigenwatWijgezienhebben,engijneemt Onsgetuigenisnietaan

12AlsIkuoveraardsezakenhebgesprokenenugelooft niet,hoezultudangelovenalsIkuoverhemelsezaken spreek?

13Enniemandisopgevarennaardehemel,dandieuitde hemelneergedaaldis,namelijkdeZoondesmensen,diein dehemelis

14EnzoalsMozesdeslangindewoestijnomhoog gehevenheeft,zomoetookdeZoondesmensenomhoog gehevenworden

15opdatiederdieinHemgelooft,nietverlorengaat,maar eeuwiglevenheeft

16WantGodhaddewereldzoliefdathijzijnenigeZoon heeftgegeven,opdatiedereendieinhemgelooft,niet verlorengaat,maareeuwiglevenheeft

17WantGodheeftzijnZoonnietnaardewereldgezonden opdatHijdewereldzouveroordelen,maaropdatdewereld doorhembehoudenzouworden

18WieinHemgelooft,wordtnietveroordeeld;wieniet gelooft,isalveroordeeld,omdathijnietgeloofdheeftinde NaamvandeeniggeborenZoonvanGod

19Enditishetoordeel,dathetlichtindewereldgekomen is,endemensenhebbendeduisternislievergehaddanhet licht,wanthunwerkenwarenslecht

20Wantiederdiekwaaddoet,haathetlichtenkomtniet tothetlicht,opdatzijndadennietbestraftworden

21Maarwiedewaarheiddoet,komttothetlicht,opdat vanzijndadenopenbaarwordtdatzijinGodgedaanzijn.

22HiernakwamenJezusenzijndiscipeleninJudea, blevendaarbijhenendoopten.

23EnookJohannesdoopteinEnonbijSalim,omdatdaar veelwaterwasZijkwamenenlietenzichdopen

24WantJohanneswasnognietindegevangenisgeworpen

25Toenontstondereengeschiltussenenkelediscipelen vanJohannesendeJodenoverdereiniging

26EnzijkwamentotJohannesenzeidentotHem:Rabbi, demandiebijuwasaandeoverzijdevandeJordaan,van wiegijgetuigdhebt,zie,HijdooptenallenkomentotHem 27Johannesantwoorddeenzei:Geenmenskaniets ontvangen,alshethemnietuitdehemelgegevenis

28Ugetuigtzelfvanmijdatikgezegdheb:Ikbennietde Christus,maarikbenvoorHemuitgezonden.

29Diedebruidheeft,isdebruidegom;maardevriendvan debruidegom,dieerbijstaatennaarhemluistert,verheugt zichzeeroverdestemvandebruidegom.Zoismijn blijdschapdanvervuld

30Hijmoetgroterworden,maarikkleiner

31Wievanbovenkomt,staatbovenallen.Wieuitdeaarde is,isaardsenspreektuitdeaardeWieuitdehemelkomt, staatbovenallen

32EnwatHijgezienengehoordheeft,datgetuigtHij;en niemandneemtZijngetuigenisaan

33Wiezijngetuigenisaanvaardt,heeftverzegelddatGod waarachtigis.

34WantHijDieGodgezondenheeft,spreektdewoorden Gods;wantGodgeeftHemdeGeestnietmetmate

35DeVaderheeftdeZoonliefenheeftalledingeninzijn handgegeven

36WieindeZoongelooft,heefteeuwigleven;maarwie deZoonongehoorzaamis,zalhetlevennietzien,maarde toornvanGodblijftophem

HOOFDSTUK4

1ToendeHeerdanvernamdatdeFarizeeënhadden gehoorddatJezusmeerdiscipelenmaakteendooptedan Johannes, 2(HoewelJezuszelfnietdoopte,maarzijndiscipelen,)

3HijverlietJudeaenvertrokopnieuwnaarGalilea.

4EnhijmoestdoorSamariagaan

5ToenkwamhijbijeenstadinSamaria,dieSicharheet, dichtbijhetstuklanddatJakobaanzijnzoonJozefhad gegeven

6EndaarwasdebronvanJakob.Jezusdan,vermoeidvan dereis,zataldusbijdebron;enhetwasomtrenthetzesde uur

7ErkwameenSamaritaansevrouwomwaterteputten Jezuszeitegenhaar:GeefMijtedrinken.

8(Wantzijndiscipelenwarennaardestadgegaanom voedseltekopen)

9ToenzeideSamaritaansevrouwtegenHem:HoekuntU, eenJood,mijomdrinkenvragen,terwijlIkeen Samaritaansevrouwben?WantJodengaannietommet Samaritanen

10Jezusantwoorddeenzeitegenhaar:AlsuwistwatGod geeftenwiehetisdietegenuzegt:GeefMijtedrinken, zouuhetHemhebbengevraagdenHijzouulevendwater hebbengegeven

11DevrouwzeitegenHem:Heer,Uhebtgeenemmerom meetescheppenendeputisdiep.WaarhaaltUdanhet levendewatervandaan?

12BentusomsgroterdanonzevaderJakob,dieonsdeput gafenerzelfuitdronk,metzijnkinderenenzijnvee?

13Jezusantwoorddeenzeitegenhaar:Iedereendievandit waterdrinkt,zalweerdorstkrijgen

14MaarwiedrinktvanhetwaterdatIkhemzalgeven,zal ineeuwigheidgeendorstmeerkrijgenIntegendeel,het waterdatIkhemzalgeven,zalinhemeenbronworden vanwaterdatopwelttotinheteeuwigeleven

15DevrouwzeitegenHem:Heer,geefmijdatwater,dan zalikgeendorstmeerhebbenenhoefiknietmeer hierheentekomenomteputten

16Jezuszeitegenhaar:Gaheen,roepjemanenkomhier 17Devrouwantwoorddeenzeide:Ikhebgeenman.Jezus zeidetothaar:Gijhebtterechtgezegd:Ikhebgeenman

18Wantgijhebtvijfmannengehad,endegene,diegijnu hebt,isuwmanniet.Dathebtgijnaarwaarheidgezegd.

19DevrouwzeitegenHem:Heer,ikziedatUeenprofeet bent

20Onzevaderenhebbenopdezebergaanbeden;engij zegt:inJeruzalemisdeplaatswaarmenmoetaanbidden 21Jezuszeitegenhaar:Vrouw,geloofMij,detijdkomt datjullienochopdezeberg,nochinJeruzalemdeVader zullenaanbidden

22Gijaanbidtwatgijnietweet;wijaanbiddenwatwij weten;wantdezaligheidisuitdeJoden.

23Maardetijdkomtenisnu,datdewareaanbiddersde VaderzullenaanbiddeningeestenwaarheidWantde Vaderzoektzulkeaanbidders.

24GodiseenGeest,enwieHemaanbidden,moetenHem aanbiddeningeesteninwaarheid

25DevrouwzeitegenHem:IkweetdatdeMessiaskomt (dieChristusgenoemdwordt)WanneerDiekomt,zalHij onsallesverkondigen

26Jezuszeitegenhaar:Ikbenhet,diemetuspreek.

27Entoenkwamenzijndiscipelenenverwonderdenzich eroverdathijmetdevrouwsprakNiemandzei:Watzoekt u?of:Waaromspreektumethaar?

28Toenlietdevrouwhaarwaterkruikstaan,gingnaarde stadenzeitegendemannen:

29Kom,zieeenmensdiemijallesverteldheeftwatik gedaanhebZouHijnietdeChristuszijn?

30ToengingenzijdestaduitenkwamenbijHem 31OndertussenvroegenzijndiscipelenHem:Meester,eet.

32MaarHijzeitegenhen:Ikhebvoedselomteeten,dat jullienietkennen.

33Daaromzeidendediscipelentotelkaar:Heeftiemand hemietsteetengebracht?

34Jezuszeitegenhen:Mijnspijsisdatikdewildoevan HemdieMijgezondenheeft,enZijnwerkvolbreng.

35Zegtgijniet:Hetzijnnogviermaanden,endankomt deoogst?Zie,Ikzegu:Slaatuwogenopenaanschouwt develden,wantzijzijnalwitomteoogsten

36Enwiemaait,ontvangtloonenverzameltvruchtvoor heteeuwigeleven,zodatzowelhijdiezaaitalshijdie maaitzichsamenkunnenverblijden

37Enhierinisdatwoordwaar:Deeenzaait,endeander maait.

38Ikhebjullieuitgezondenomteoogstenwaarvoorjullie geenenkeleinspanninghebbengeleverd.Anderenhebben gewerktenjulliezijninhunarbeidbetrokken

39EnvelenvandeSamaritanenuitdiestadgeloofdenin Hem,omhetwoordvandevrouw,diegetuigde:Alleswat ikgedaanheb,heeftHijmijverteld

40ToendeSamaritanenbijHemkwamen,verzochtenzij Hembijhenteblijven.EnHijbleefdaartweedagen.

41Ennogveelmeermensenkwamentotgeloofdoorzijn woord;

42Enzijzeidentotdevrouw:Nugelovenwijnietomuw woord,wantwijhebbenHemzelfgehoordenweten,dat DezewerkelijkisdeChristus,deHeilandderwereld.

43EnnatweedagenvertrokHijvandaarengingnaar Galilea

44WantJezusheeftZelfgetuigd,dateenprofeetinzijn eigenvaderlandgeeneerheeft

45ToenHijinGalileakwam,ontvingendeGalileeërsHem, omdatzijallesgezienhaddenwatHijinJeruzalemophet feestgedaanhadZijwarenimmersooknaarhetfeest gegaan

46ZokwamJezusweerinKanainGalilea,waarHijhet waterwijnmaakteEnerwaseenzekereedelman,wiens zoonziekwasinKapernaüm

47ToenhijhoordedatJezusuitJudeanaarGalileawas gekomen,ginghijnaarHemtoeensmeekteHemommee tegaanenzijnzoontegenezenWantdezelagopsterven

48ToenzeiJezustegenhem:Alsugeentekenenen wonderenziet,zultunietgeloven

49Deedelmanzeitegenhem:Heer,komtochnaar beneden,voordatmijnkindsterft.

50Jezuszeidetothem:Gaheen,uwzoonleeftEndeman geloofdehetwoord,datJezustothemgesprokenhad,en hijgingheen.

51Enterwijlhijafdaalde,kwamenzijndienarenhem tegemoetenberichttenhem:Uwzoonleeft

52Toenvroeghijhunhetuur,waarophijbeterwas gewordenEnzijzeidentothem:Gisterenophetzevende uurverliethemdekoorts

53Devaderwistdathetophetzelfdeuurwas,waarop Jezustegenhemhadgezegd:UwzoonleeftEnhij geloofde,enheelzijnhuis

54DitwasalweerhettweedewonderdatJezusdeed,toen HijvanuitJudeanaarGalileakwam

HOOFDSTUK5

1HiernawasereenfeestvandeJoden,enJezusgingnaar Jeruzalem

2NuiserinJeruzalem,bijdeSchaapsmarkt,eenbadhuis, datinhetHebreeuwsBethesdaheet,endatvijf zuilengangenheeft.

3Daarlageengrotemenigtevanmachtelozemensen, blinden,lammenenverdordemensen,wachtendopde bewegingvanhetwater

4Wantopeengegevenmomentdaaldeereenengelinhet badwaterafenberoerdehetwater.Alsdaniemanderals eersteinstaptenadathetwaterberoerdwas,werdhij genezenvanwelkeziektehijookhad

5Enerwaseenmandiealachtendertigjaarziekwas.

6ToenJezushemzagliggenenwistdathijallangetijdzo lag,zeiHijtegenhem:Wiltugezondworden?

7DeziekeantwoorddeHem:Heer,ikhebgeenmensom mij,zodrahetwaterinberoeringkomt,inhetbadte werpen;enterwijlikonderwegben,daalteenandervóór mijaf.

8Jezuszeitegenhem:Staop,neemuwbedopenloop.

9Enterstondwerddemangezond,enhijnamzijnbedop enliepHetwassabbatopdiedag

10DeJodenzeidendantotdegenezene:Hetissabbat;het isunietgeoorloofduwbedtedragen

11Hijantwoorddehun:Hijdiemijgezondgemaaktheeft, Dieheefttotmijgezegd:Neemuwbedopenwandel

12ToenvroegenzijHem:Wieisdemandietotuzei: Neemuwbedopenloop?

13Endegenediegenezenwerd,wistnietwiehetwas WantJezushadZichteruggetrokken,omdaterveel mensenopdieplaatswaren.

14DaarnavondJezushemindetempelenzeitegenhem: Zie,jebentgezondgewordenZondignietmeer,opdatje nietietsergersoverkomt.

15DemangingwegenverteldedeJodendathetJezus wasdiehemgezondhadgemaakt

16DaaromvervolgdendeJodenJezusenprobeerdenHem tedoden,omdatHijdezedingenopdesabbatdeed

17MaarJezusantwoorddehun:MijnVaderwerkttotnu toe,enIkwerkook.

18DaaromprobeerdendeJodenhemdestemeertedoden, omdathijnietalleendesabbatschond,maarookGodzijn VadernoemdeenzichzelfdaarmeeaanGodgelijkstelde.

19Jezusantwoorddeenzeitegenhen:Voorwaar, voorwaar,Ikzegu:deZoonkannietsvanZichzelfdoen, ofHijmoethetdeVaderziendoen.WantalwatDiedoet, datdoetookdeZoonopdezelfdewijze

20WantdeVaderheeftdeZoonliefentoontHemalwat Hijzelfdoet.EnHijzalHemgroterewerkentonendan deze,zodatuzichverwondert

21WantzoalsdeVaderdedodenopwektenlevendmaakt, zomaaktookdeZoonlevendwieHijwil.

22WantdeVaderoordeeltniemand,maarheefthetgehele oordeelaandeZoongegeven;

23DatallemensendeZooneren,zoalszijdeVadereren. WiedeZoonnieteert,eertdeVaderniet,dieHem gezondenheeft

24Voorwaar,voorwaar,Ikzegu:WieMijnwoordhoort enHemgelooftDieMijgezondenheeft,heefteeuwig levenenkomtnietinhetoordeel,maarisovergegaanuit dedoodinhetleven.

25Voorwaar,voorwaar,Ikzegu:Detijdkomtenisnu, datdedodennaardestemvandeZoonvanGodzullen horen,endatzijdiehaarhoren,zullenleven

26WantzoalsdeVaderlevenheeftinZichzelf,zoheeft HijookdeZoongegevenleventehebbeninZichzelf, 27EnHijheeftHemmachtgegevenomookhetoordeelte voltrekken,omdatHijdeZoondesmensenis

28Verwonderuhieroverniet,wantdetijdkomtdatallen dieindegravenzijn,zijnstemzullenhoren, 29Enzijzullentevoorschijnkomen:zijdiehetgoede gedaanhebben,totdeopstandingtenleven,enzijdiehet kwadegedaanhebben,totdeopstandingterverdoemenis 30IkkanuitMijzelfnietsdoen;gelijkIkhoor,oordeelIk, enMijnoordeelisrechtvaardig,omdatIknietMijneigen wilzoek,maardewilvanHem,DieMijgezondenheeft

31Alsikovermijzelfgetuig,ismijngetuigenisniet betrouwbaar.

32EriseenanderdievanMijgetuigt,enIkweetdathet getuigenisdathijvanMijgetuigt,waaris.

33JulliehebbentotJohannesgezonden,enhijheeftvoor dewaarheidgetuigd

34Maarikneemgeengetuigenisvanmensenaan,maarik zegdit,opdatuzaligwordt.

35Hijwaseenbrandendenschijnendlicht,enuhebtu vooreenkortetijdinzijnlichtwillenverheugen

36Maarikhebeengetuigenisdatgroterisdandatvan JohannesWantdewerkendiedeVaderMijgegevenheeft omtevoltooien,dezelfdewerkendieIkdoe,getuigenvan MijdatdeVaderMijgezondenheeft

37EndeVader,dieMijgezondenheeft,heeftZelfvanMij getuigd.GijhebtZijnstemnooitgehoord,nochZijn gedaantegezien

38Enzijnwoordblijftnietinu,wantdieHijgezonden heeft,diegelooftuniet.

39OnderzoekdeSchriften,wantudenktdaardooreeuwig leventehebben,enzezijnhetdievanMijgetuigen

40EngijwiltniettotMijkomen,opdatgijlevenhebt.

41Ikontvanggeeneervanmensen

42Maarikkenu:uhebtdeliefdevanGodnietinu

43IkbengekomenindenaamvanmijnVaderenu ontvangtMijnietAlseenanderkomt,inzijneigennaam, diezultuontvangen

44Hoekuntugeloven,terwijlueervanelkaarontvangten deeerdiealleenvanGodkomt,nietzoekt?

45DenknietdatIkubijdeVaderzalaanklagen;eris Iemanddieuaanklaagt,namelijkMozes,opwieuhebt vertrouwd

46WantalsuMozeshadgeloofd,zouuMijhebben geloofd,wanthijheeftoverMijgeschreven.

47Maaralsuzijngeschriftennietgelooft,hoezultudan mijnwoordengeloven?

HOOFDSTUK6

1HiernastakJezushetmeervanGalileaover,datwil zeggenhetmeervanTiberias

2EneengrotemenigtevolgdeHem,omdatzijdetekenen zagendieHijaandeziekendeed.

3EnJezusgingdebergopenzatdaarmetzijndiscipelen

4EnhetPascha,hetfeestvandeJoden,wasnabij

5ToenJezusdanzijnogenopsloegenzagdatereengrote menigtenaarHemtoekwam,zeiHijtegenFilippus:Waar zullenwijbroodkopen,zodatdezemensenkunneneten?

6EnditzeiHijomHemopdeproeftestellen,wantHij wistzelfwatHijzoudoen

7FilippusantwoorddeHem:Voortweehonderddenariën broodisvoorhennietgenoeg,zodatiedervanhenermaar eenkleinbeetjevankannemen

8Eenvanzijndiscipelen,Andreas,debroervanSimon Petrus,zeitegenhem:

9Erishiereenjongenmetvijfgerstebrodenentweevisjes Maarwathebbendievoorzoveel?

10EnJezuszei:LaatdemannenzittenErwasnuveelgras opdieplaatsDemannengingenduszitten,ingetal ongeveervijfduizend.

11EnJezusnamdebroden,ennadatHijgedankthad, verdeeldeHijzeonderdediscipelen,endediscipelen

verdeeldenzeonderhendiedaarzatenEvenzoookvande vissen,zoveelalszijwilden.

12Toenzeverzadigdwaren,zeiHijtegenZijndiscipelen: Verzameldeovergeblevenstukken,zodaternietsverloren gaat.

13Zijverzameldenzeenvuldentwaalfmandenmetde stukkenvandevijfgerstebrodendieovergeblevenwaren voorhendiegegetenhadden.

14ToendemannenhetwonderzagendatJezushadgedaan, zeidenze:Ditiswerkelijkdeprofeetdieindewereldzou komen

15ToenJezusbegreepdatzevanplanwarenomhemmet geweldmeetenemenenkoningtemaken,vertrokhijweer helemaalalleennaardeberg

16Entoenhetalavondwasgeworden,daaldenzijn discipelenafnaardezee,

17Engingineenschip,envoeroverdezeenaar KapernaümEnhetwasaldonkergeworden,enJezuswas niettothengekomen.

18Endezeeontstonddooreenhevigewinddiewoei 19Toenzeongeveervijfentwintigofdertigstadiënverder geroeidhadden,zagenzeJezusophetmeerlopenendicht bijhetschipkomenZewerdenbang

20MaarHijzeitegenhen:Ikbenhet;weesnietbang

21Toennamenzehemgewilligopinhetschip.Enmeteen laghetschipaandeoevervandewegwaarheenzegingen 22Toendemenigtedieaandeoverkantvandezeestond, devolgendedagzagdatergeenanderschipwasdandat waarinzijndiscipelenwarengegaan,endatJezusnietmet zijndiscipeleninhetschipwasgegaan,maardatzijn discipelenalleenwarenweggegaan,

23(MaarerkwamennoganderebotenuitTiberiasdichtbij deplaatswaarzijbroodgegetenhadden,nadatdeHeer gedankthad.)

24ToendemenigtezagdatJezusdaarnietwas,enook zijndiscipelenniet,gingenookzijscheepengingennaar KafarnaümomJezustezoeken.

25ToenzijHemaandeoverkantvandezeevonden, zeidenzijtotHem:Meester,wanneerzijtGijhiergekomen?

26Jezusantwoorddehunenzei:Voorwaar,voorwaar,Ik zegu,uzoektMijnietomdatutekenengezienhebt,maar omdatuvandebrodengegetenhebtenverzadigdbent

27Werknietomdespijsdievergaat,maaromdespijsdie blijfttotinheteeuwigelevenDeZoondesmensenzalu diegevenWantHemheeftGod,deVader,verzegeld 28ToenzeidenzijtotHem:Watmoetenwijdoen,opdat wijdewerkenGodsmogendoen?

29Jezusantwoorddeenzeitegenhen:Ditishetwerkvan God:datugelooftinHemdieHijgezondenheeft

30ZijzeidendantotHem:WelktekenlaatGijdanzien, opdatwijUmogengeloven?WatdoetGij?

31Onzevooroudershebbenhetmannaindewoestijn gegeten,zoalsgeschrevenstaat:BrooduitdehemelgafHij hunteeten

32Jezuszeitegenhen:Voorwaar,voorwaar,Ikzegu:niet Mozesheeftuhetbrooduitdehemelgegeven,maarMijn Vadergeeftuhetwarebrooduitdehemel.

33WanthetbroodvanGodisHijdieuitdehemel neerdaaltenaandewereldhetlevengeeft

34ToenzeidenzijtotHem:Heere,geefonsaltijdditbrood.

35EnJezuszeidetothen:IkbenhetBrooddeslevens;wie totMijkomt,zalbeslistgeenhongermeerhebben,enwie inMijgelooft,zalbeslistgeendorstmeerhebben

36MaarIkhebugezegd:OokuhebtMijgezien,maaru gelooftMijniet.

37AlwatdeVaderMijgeeft,zaltotMijkomen;enwietot Mijkomt,zalIkbeslistnietuitwerpen

38WantIkbenuitdehemelneergedaald,nietomMijnwil tedoen,maardewilvanHemDieMijgezondenheeft

39EnditisdewilvanHemdieMijgezondenheeft,datIk nietsverliesvanalleswatHijMijgegevenheeft,maardat Ikhetopwekopdejongstedag

40EnditisdewilvanHemdieMijgezondenheeft,dat iederdiedeZoonaanschouwteninHemgelooft,eeuwig levenheeft;enIkzalhemopwekkenopdelaatstedag

41ToenmordendeJodentegenHem,omdatHijgezegd had:Ikbenhetbrooddatuitdehemelisneergedaald

42Enzijzeiden:IsditnietJezus,dezoonvanJozef,wiens vaderenmoederwijkennen?HoekanHijdanzeggen:Ik benuitdehemelneergedaald?

43Jezusantwoorddeenzeitegenhen:Mornietonder elkaar.

44NiemandkantotMijkomen,tenzijdeVader,DieMij gezondenheeft,hemtrekt;enIkzalhemopwekkenopde jongstedag.

45Erstaatgeschrevenindeprofeten:Enzijzullenallen doorGodgeleerdwordenEeniederdan,dievandeVader gehoordengeleerdheeft,komttotMij.

46NietdatiemanddeVadergezienheeft,behalvehijdie vanGodis;dieheeftdeVadergezien

47Voorwaar,voorwaar,Ikzegu:WieinMijgelooft,heeft eeuwigleven

48Ikbenhetbrooddeslevens

49Uwvooroudershebbenindewoestijnhetmanna gegetenenzijngestorven

50Ditishetbrooddatuitdehemelneerdaalt,opdatde menservaneetennietsterft.

51Ikbenhetlevendebrooddatuitdehemelisneergedaald Alsiemandvanditbroodeet,zalhijineeuwigheidleven EnhetbrooddatIkzalgeven,ismijnvlees,voorhetleven vandewereld

52DeJodentwisttendanookonderelkaarenzeiden:Hoe kandezemanonszijnvleesteetengeven?

53Jezuszeitegenhen:Voorwaar,voorwaar,Ikzegu:alsu hetvleesvandeMensenzoonnieteetenzijnbloedniet drinkt,hebtugeenleveninuzelf.

54Wiemijnvleeseetenmijnbloeddrinkt,heefteeuwig leven,enIkzalhemopwekkenopdelaatstedag.

55Wantmijnvleesiswaarlijkvoedselenmijnbloedis waarlijkdrank

56WieMijnvleeseetenMijnbloeddrinkt,blijftinMijen Ikinhem.

57ZoalsdelevendeVaderMijgezondenheeftenIkleef doordeVader,zozalookhijdieMijeet,levendoorMij

58DitishetbrooddatuitdehemelisneergedaaldHetis nietzoalshetmannadatuwvooroudersatenenwaardoor zijgestorvenzijn.Wievanditbroodeet,zalineeuwigheid leven

59DezedingenzeiHijindesynagoge,toenHijte Kapernaümonderwees.

60Toendanookvelenvanzijndiscipelendithoorden, zeidenzij:Dezewoordenzijnhard;wiekanzeaanhoren?

61ToenJezusbijZichzelfwistdatZijndiscipelenhierover morden,zeiHijtegenhen:Neemtdituindemaling?

62EnalsunueensdeMensenzoonzietopvarennaarde plaatswaarHijeerstwas?

63HetisdeGeestdielevendmaakt,hetvleesheeftgeen enkelnutDewoordendieIktotuspreek,zijngeestenzijn leven

64Maarerzijnsommigenonderudienietgeloven.Want Jezuswistvanhetbeginafwiehetwarendieniet geloofden,enwieHemzoudenverraden

65EnHijzeide:DaaromhebIktotugezegd,datniemand totMijkomenkan,tenzijhethemdoorMijnVader gegevenis.

66Vanafdatmomentgingenvelenvanzijnleerlingen terugengingennietmeermethemmee

67ToenzeiJezustegendetwaalf:Wiltuooknietweggaan?

68SimonPetrusantwoorddeHem:Heere,totwiezouden wijheengaan?Gijspreektwoordenvaneeuwigleven

69Enwijhebbengeloofdenerkend,datGijzijtde Christus,deZoonvandelevendeGod

70Jezusantwoorddehun:HebIknietjullietwaalf uitgekozen?Enéénvanjullieiseenduivel.

71HijbedoeldeJudasIskariot,dezoonvanSimon,want hijwashetdieHemzouoverleveren,eenvandetwaalf

HOOFDSTUK7

1HiernatrokJezusrondinGalilea.Hijwildenamelijkniet inJudearondtrekken,omdatdeJodenHemwildendoden 2HetLoofhuttenfeestvandeJodenwasbijnaaangebroken 3ZijnbroerszeidendantotHem:Gavanhierenganaar Judea,opdatookUwdiscipelendewerkenziendieGij doet

4Wanterisgeenmensdieietsinhetverborgenedoet,en hijzoektzelfopenbaartewordenIndiengijdezedingen doet,vertoonudanaandewereld

5Wantookzijnbroersgeloofdennietinhem.

6ToenzeiJezustegenhen:Mijntijdisnognietgekomen, maarjullietijdisaltijdbereid

7Dewereldkanuniethaten,maarMijhaatzij,omdatIk vanhaargetuig,dathaarwerkenslechtzijn

8Gaatgijliedenopnaarditfeest;Ikganognietopnaardit feest,wantMijntijdisnognietvervuld.

9NadatHijdezewoordentothengesprokenhad,bleefHij inGalilea

10Maartoenzijnbroerswegwaren,gingookhijnaarhet feest,nietopenlijk,maarinhetgeheim

11ToenzochtendeJodenHemophetfeestenvroegen: WaarisHij?

12EnerontstondveelgemoronderhetvolkoverHem Wantsommigenzeiden:HijiseengoedmanAnderen zeiden:Neen,maarHijbedriegthetvolk.

13Maarniemandsprakopenlijkoverhem,uitvreesvoor deJoden

14Toenhetfeestbijnavoorbijwas,gingJezusnaarde tempelengafonderwijs

15EndeJodenverwonderdenzichenzeiden:Hoekan dezemandetaalverstaan,terwijlhijnooitgeleerdheeft?

16Jezusantwoorddehunenzei:MijnleerisnietvanMij, maarvanHemDieMijgezondenheeft.

17AlsiemanddewilheeftomZijnwiltedoen,zalhijvan dezeleerwetenofzijvanGodkomt,danwelofIkuit Mijzelfspreek

18Wieuitzichzelfspreekt,zoektzijneigeneer;maarwie deeerzoektvanhemdiehemgezondenheeft,dieis waarachtigenerisgeenongerechtigheidinhem 19HeeftMozesudewetnietgegeven?Entochhoudt niemandvanudewet.Waaromwiltumijdoden?

20Hetvolkantwoorddeenzeide:Gijhebteenduivelinu; wieisvanplanutedoden?

21Jezusantwoorddeenzeitegenhen:EénwerkhebIk gedaan,enuverwondertzicherallenover

22DaaromheeftMozesudebesnijdenisgegeven,niet omdathetvanMozesis,maaromdathetvandevaderenis Opdesabbatdagmoetueenmensbesnijden

23Wanneeriemandopdesabbatdagbesnedenwordt, zodatdewetvanMozesnietovertredenwordt,zijnjullie danboosopMij,omdatIkopdesabbatdageenmens geheelgezondhebgemaakt?

24Oordeelnietnaardeschijn,maaroordeelrechtvaardig

25ToenzeidensommigenvandeinwonersvanJeruzalem: Isditnietdemandiezijzoekentedoden?

26Maarzie,hijspreektvrijmoedig,enzijzeggennietstot hemWetendeoverstenwel,datdezedeChristuszelfis?

27VandezemenswetenwijechterwaarHijvandaankomt, maarwanneerChristuskomt,weetniemandwaarHij vandaankomt

28Jezusriepindetempel,terwijlHijleerde,enzei:Jullie kennenMijenjulliewetenwaarIkvandaanbenEnIkben nietvanMijzelfgekomen,maarHijDieMijgezonden heeft,iswaarachtig,Diejullienietkennen.

29MaarIkkenHem,wantIkbenvanHem,enHijheeft Mijgezonden

30ToenprobeerdenzeHemtegrijpen,maarniemand greepHem,omdatZijnuurnognietgekomenwas 31EnvelenuithetvolkgeloofdeninHem,enzeiden: WanneerdeChristuskomt,zalHijdanmeertekenendoen dandezeMangedaanheeft?

32ToendeFarizeeënhoordendathetvolkzulkedingen overHembeweerde,stuurdenzijendeoverpriesters dienarenomHemgevangentenemen

33ToenzeiJezustegenhen:NogeenkortetijdbenIkbiju, endangaIknaarHemdieMijgezondenheeft.

34GijzultMijzoeken,maargijzultMijnietvinden;en waarIkben,daarheenkuntgijnietkomen

35ToenzeidendeJodentotelkaar:WaarzalHijheengaan, datwijHemnietvinden?ZalHijnaardeverstrooiden onderdeheidenengaanendeheidenenleren?

36Watbetekentditvooreenwoord,datHijzegt:Gijzult Mijzoekenennietvinden,enwaarIkben,daarheenkunt gijnietkomen?

37Opdelaatste,degrotedagvanhetfeest,stondJezus daarenriep:Alsiemanddorstheeft,laathijdantotMij komenendrinken

38WieinMijgelooft,zoalsdeSchriftzegt,stromenvan levendwaterzullenuitzijnbinnenstevloeien

39DitzeiHijechtervandeGeest,diezij,dieinHem geloven,ontvangenzouden;wantdeHeiligeGeestwaser nogniet,omdatJezusnognietverheerlijktwas

40Toenvelenvanhetvolkdithoorden,zeidenzij: Waarlijk,ditisdeProfeet

41Anderenzeiden:DezeisdeChristusMaarsommigen zeiden:ZaldeChristusuitGalileakomen?

42ZegtdeSchriftnietdatdeChristuskomtuithetgeslacht vanDavidenuithetdorpBethlehem,waarDavidwoonde?

43Erontstondverdeeldheidonderhetvolkvanwegehem.

44EnsommigenvanhenwildenHemgrijpen,maar niemandsloegdehandaanHem

45Toenkwamendedienaarsbijdeoverpriestersende Farizeeënenzeidentegenhen:Waaromhebtuhemniet latenkomen?

46Dedienarenantwoordden:Nooitheefteenmenszo gesprokenalsdezemens

47ToenantwoorddendeFarizeeënhun:Zijtookgij misleid?

48HeeftiemandvandeleidersofvandeFarizeeëninhem geloofd?

49Maarditvolk,datdewetnietkent,isvervloekt

50Nicodemuszeitegenhen:Hijwaseenvanhendie's nachtsnaarJezustoewasgekomen.

51Kanonzeweteenmensoordelen,voordatzijhem gehoordheeftenweetwathijdoet?

52ZijantwoorddenenzeidentotHem:ZijtGijookuit Galilea?Zoekenzie,wantuitGalileastaatgeenprofeetop 53Eniedergingnaarzijneigenhuis

HOOFDSTUK8

1JezusgingnaardeOlijfberg.

2EndesmorgensvroegkwamHijweerindetempel,enal hetvolkkwamnaarHemtoe;enHijgingzittenen onderweeshen.

3EndeschriftgeleerdenendeFarizeeënbrachteneen vrouwtotHem,dieopoverspelbetraptwas;ennadatzij haarinhetmiddenhaddengezet,

4ZijzeidentotHem:Meester,dezevrouwisopheterdaad betraptbijhetplegenvanoverspel

5Mozesheeftonsindewetgeboden,datzulkemensen gestenigdmoestenwordenMaarwatzegtgij?

6Ditzeidenzij,Hemverzoekende,opdatzijHemzouden kunnenbeschuldigen.MaarJezusboogzichnederen schreefmetzijnvingeropdegrond,alsofHijhenniet hoorde

7ToenzijHemblevenondervragen,richtteHijZichopen zeitegenhen:Wievanuzonderzondeis,laatdiealseerste desteennaarhaarwerpen

8EnopnieuwboogHijzichvooroverenschreefopde grond

9Enzijdiedithoorden,werdendoorhuneigengeweten overtuigdengingenéénvooréénweg,tebeginnenbijde oudsten,enzijblevenalleenachter,endevrouwdieinhet middenstond

10ToenJezusopstondenniemandzagbehalvedevrouw, zeiHijtegenhaar:Vrouw,waarzijndieaanklagersvanu? Heeftniemanduveroordeeld?

11Zijzeide:Niemand,Heere!EnJezuszeidetothaar:Ook Ikveroordeeluniet;gaheen,enzondignietmeer

12Jezussprakopnieuwtothenenzei:Ikbenhetlichtder wereld;wieMijvolgt,zalbeslistnietindeduisternis wandelen,maarzalhetlichtdeslevenshebben

13DeFarizeeënzeidendantotHem:GijgetuigtvanUzelf; uwgetuigenisisnietwaar

14Jezusantwoorddeenzeitegenhen:HoewelIkvan Mijzelfgetuig,isMijngetuigenistochwaar.Ikweet namelijkwaarIkvandaankomenwaarIkheengaMaar julliekunnennietwetenwaarIkvandaankomenwaarIk heenga.

15Jullieoordelennaarhetvlees,maarikoordeelover niemand

16Entoch,alsIkoordeel,danisMijnoordeelwaarachtig, wantIkbennietalleen,maarIkendeVaderDieMij gezondenheeft

17Ookstaaterinuwwetgeschrevendathetgetuigenis vantweemensenwaaris

18IkgetuigvanMijzelf,endeVaderdieMijgezonden heeft,getuigtvanMij

19ZijzeidendantotHem:WaarisuwVader?Jezus antwoordde:GijkentMijniet,nochMijnVader;indiengij Mijkendet,zoudtgijookMijnVadergekendhebben

20DezewoordensprakJezusbijdeschatkamer,terwijlHij indetempelonderwijsgaf.EnniemandgreepHem,want Zijnuurwasnognietgekomen

21Jezuszeiopnieuwtegenhen:Ikgaheenenjulliezullen Mijzoeken,maarjulliezulleninjulliezondensterven. WaarIkheenga,kunnenjullienietkomen

22ToenzeidendeJoden:Zalhijzelfmoordplegen?Want hijzegt:Waarikheenga,kuntunietkomen.

23EnHijzeidetothen:Gijzijtvanbeneden,Ikbenvan bovenGijzijtvandezewereld,Ikbennietvandeze wereld.

24DaaromhebIkugezegddatuinuwzondenzultsterven WantalsunietgelooftdatIkhetben,zultuinuwzonden sterven.

25ZijzeidendantotHem:WiezijtGij?EnJezuszeidetot hen:Hetzelfde,datIkuvandenbeginnegezegdheb 26Ikhebnogveeloverutezeggenenteoordelen,maar HijdieMijgezondenheeft,iswaarachtig;enIkspreektot dewereldwatIkvanHemgehoordheb 27ZijbegrepennietdatHijtothenoverdeVadersprak.

28ToenzeiJezustegenhen:WanneerudeZoondes mensenomhooggehevenhebt,zultuwetendatIkhetben endatIknietsuitMijzelfdoe,maardatIkdezedingen spreekzoalsdeVaderMijgeleerdheeft

29EnHijDieMijgezondenheeft,ismetMijHijheeft Mijnietalleengelaten,wantIkdoealtijdwatHembehaagt.

30Toenhijdezewoordensprak,kwamenerveelmensen totgeloofinhem

31JezuszeitegendeJodendieinHemgeloofden:Alsuin Mijnwoordblijft,bentuwerkelijkMijndiscipelen

32Engijzultdewaarheidkennen,endewaarheidzalu vrijmaken

33ZijantwoorddenHem:WijzijnAbrahamsnageslachten zijnnooitaaniemandonderworpengeweestHoekuntGij danzeggen:Gijzultvrijworden?

34Jezusantwoorddehun:Voorwaar,voorwaar,Ikzegu: Eeniederdiedezondedoet,iseenslaafvandezonde

35Endeslaafblijftnietvooreeuwiginhethuis,maarde Zoonblijftvooreeuwig

36WanneerdeZoonudanvrijmaakt,zultuwerkelijkvrij zijn

37IkweetdatuAbrahamsnageslachtbentTochprobeert uMijtedoden,omdatMijnwoordbijugeenplaatsvindt.

38IkspreekoverwatIkbijMijnVadergezienheb;en julliedoenwatjulliebijjullieVadergezienhebben

39ZijantwoorddenenzeidentotHem:Abrahamisonze vader.Jezuszeitothen:IndiengijkinderenvanAbraham waart,zoudtgijdewerkenvanAbrahamdoen

40MaarnuprobeertuMijtedoden,eenmensdieude waarheidheeftgezegd,dieIkvanGodgehoordheb.Dit heeftAbrahamnietgedaan

41GijdoetdewerkenvanuwvaderToenzeidenzijtot Hem:Wijzijnnietuithoererijgeboren;wijhebbenéén Vader,namelijkGod

42Jezuszeitegenhen:AlsGoduwVaderwas,zouuMij liefhebben,wantIkbenvanGoduitgegaanengekomen; nietvanMijzelfgekomen,maarHijheeftMijgezonden 43Waarombegrijptumijnwoordenniet?Omdatumijn woordennietkunthoren

44Gijzijtuituwvaderdenduivel,endebegeertenuws vaderswiltgijdoen.Hijwaseenmoordenaarvanden beginne,enisindewaarheidnietgebleven,omdaterin hemgeenwaarheidisWanneerhijdeleugenspreekt, spreekthijuithetzijne;wanthijiseenleugenaar,ende vaderderleugen

45MaaromdatIkudewaarheidzeg,gelooftuMijniet 46WievanuovertuigtMijvanzonde?EnindienIkde waarheidspreek,waaromgelooftgijMijniet?

47WieuitGodis,luistertnaardewoordenvanGod Daaromluistertuniet,omdatunietuitGodbent.

48ToenantwoorddendeJodenenzeidentotHem:Zeggen wijnietterecht,datGijeenSamaritaanzijtendatGijeen demonhebt?

49Jezusantwoordde:Ikhebgeenduivel,maarIkeerMijn Vader,enuonteertMij

50Enikzoeknietmijneigeneer;erisiemanddiezoekten oordeelt

51Voorwaar,voorwaar,Ikzegu:alsiemandMijnwoord inachtneemt,zalhijdedoodbeslistnietzien.

52ToenzeidendeJodentotHem:Nuwetenwij,datGij eenduivelhebtAbrahamisgestorven,endeprofeten;en Gijzegt:IndieniemandMijnwoordbewaart,diezalde doodnietsmaken

53ZijtGijmeerderdanonzevaderAbraham,diegestorven is?Endeprofetenzijngestorven;wiemaaktGijUzelf?

54Jezusantwoordde:AlsIkMijzelfeer,betekentMijneer niets;hetisMijnVaderDieMijeert,vanWiegijzegt,dat HijuwGodis.

55EngijhebtHemnietgekend,maarIkkenHemEn indienIkzouzeggen:IkkenHemniet,danzouIkeen leugenaarzijn,evenalsgij.MaarIkkenHem,enIk onderhoudzijnwoord

56UwvaderAbrahamheeftzicheropverheugdmijndag tezien;entoenhijdiezag,washijblij

57ToenzeidendeJodentotHem:Ubentnoggeenvijftig jaaroud,enhebtUAbrahamgezien?

58Jezuszeitegenhen:Voorwaar,voorwaar,Ikzegu:vóór Abrahamgeborenwas,benIk

59ToenraaptenzestenenopomnaarHemtewerpen MaarJezusverborgZichenverlietdetempelHijliep middentussenhendoorengingvoorbij

HOOFDSTUK9

1ToenJezusvoorbijging,zagHijeenmandieblindwas vanafzijngeboorte

2EnzijndiscipelenvroegenHem,zeggende:Meester,wie heeftgezondigd,dezemanofzijnouders,dathijblind geborenis?

3Jezusantwoordde:Nochdezemanheeftgezondigd,noch zijnouders,maarditisgebeurd,opdatdewerkenGodsin hemopenbaarzoudenworden

4IkmoetdewerkendoenvanHemdieMijgezondenheeft, zolanghetdagis;erkomteennachtwaarinniemandkan werken

5Zolangikindewereldben,benikhetlichtvandewereld

6ToenHijditgezegdhad,spuwdeHijopdegrond, maaktevanhetspeekselkleienzalfdedeogenvande blindemetdeklei,

7Enhijzeitegenhem:Gaheen,wasuinhetbadwatervan Siloam,hetgeenvertaaldwordtmet:uitgezondenHijging danheen,wastezichenkwamziendeterug.

8Deburendanenzijdievroegergezienhaddendathij blindwas,zeiden:Isditnietdemandiedaarzattebedelen?

9Sommigenzeiden:Dezeishet;anderenzeiden:Hijlijkt opHem;maarHijzei:Ikbenhet

10DaaromzeidenzijtotHem:HoezijnUwogengeopend?

11Hijantwoorddeenzei:EenmandieJezusgenoemd wordt,maakteslijk,zalfdemijnogenenzeitegenmij:Ga naarhetbadwatervanSiloamenwasjeIkgingerheen, wastemeenwerdziende.

12Toenzeidenzijtothem:Waarishij?Hijzei:Ikweet hetniet

13Zebrachtendemandievroegerblindwasgeweest,naar deFarizeeën

14EnhetwasdesabbatdagwaaropJezushetleemmaakte enzijnogenopende.

15ToenvroegenookdeFarizeeënHemweer,hoeHijhet gezichtteruggekregenhadHijzeidetothen:Hijdeedslijk opmijnogen,enikwastemij,enzie.

16DaaromzeidensommigenvandeFarizeeën:Dezemens isnietuitGod,omdathijdesabbatdagniethoudtAnderen zeiden:Hoekaneenmens,dieeenzondaaris,zulke tekenendoen?Enerontstondverdeeldheidonderhen

17Zijzeidenwederomtotdenblinde:Watzegtgijvan Hem,datHijuwogengeopendheeft?Hijzeide:Hijiseen profeet

18MaardeJodengeloofdennietdathijblindwasgeweest enweerkonzien,totdatzedeoudersvandemandieweer konzien,haddengeroepen

19Enzijvroegenhun,zeggende:Isdituwzoon,vanwie gijzegtdathijblindgeborenis?Hoekanhijdannuzien?

20Zijnoudersantwoorddenhunenzeiden:Wijwetendat ditonzezoonis,endathijblindgeborenis.

21Maarhoehijnukanzien,wetenwijniet;enwiezijn ogengeopendheeft,wetenwijnietHijismeerderjarig; vraaghethemzelf;hijzalhetzelfwelzeggen

22Ditzeidenzijnouders,omdatzijbangwarenvoorde JodenDeJodenhaddennamelijkalafgesprokendatals iemandHemalsdeChristuszoubelijden,hijuitde synagogezouwordengeworpen

23Daaromzeidenzijnouders:Hijisoudgenoeg;vraaghet hemzelf.

24Toenriepenzijwederomdemandieblindwasgeweest, enzeidentothem:GeefGoddeeer;wijweten,datdeze menseenzondaaris.

25Hijantwoorddeenzei:OfHijeenzondaaris,weetik nietEéndingweetikwel:ikwasblindennukanikzien

26ToenzeidenzijopnieuwtotHem:WatheeftHiju gedaan?HoeheeftHijuwogengeopend?

27Hijantwoorddehun:Ikhebhetualverteld,maaruhebt nietgeluisterd.Waaromwiltuhetopnieuwhoren?Wiltu ookzijndiscipelenzijn?

28ToenbeschimptenzijHemenzeiden:Gijzijtzijn discipel,enwijzijndiscipelenvanMozes

29WijwetendatGodtotMozesgesprokenheeft;maarvan dezewetenwijnietwaarhijvandaankomt

30Demanantwoorddeenzeidetothen:Watisdittoch wonderlijk,datgijnietweet,waarHijvandaankomt,en tochheeftHijmijnogengeopend

31WijwetennudatGoddezondaarsniethoort.Maarals iemandGoddientenzijnwildoet,naarhemluistertHij

32Sindshetbeginderwereldheeftmennietgehoorddat iemanddeogenvaneenblindgeboreneheeftgeopend.

33AlsdezemannietvanGodwas,zouhijnietskunnen doen

34ZijantwoorddenenzeidentotHem:Gijzijtgeheelin zondengeboren,enleertGijons?EnzijwierpenHemuit 35Jezushoordedatzehemhaddenuitgeworpen,entoen Hijhemhadgevonden,zeiHijtegenhem:Gelooftuinde ZoonvanGod?

36Hijantwoorddeenzei:WieisHij,Heere,datikinHem maggeloven?

37EnJezuszeidetothem:GijhebtHemgezien,enHijis het,Diemetuspreekt

38Enhijzeide:Heere,ikgeloof!EnhijaanbadHem.

39EnJezuszeide:ToteenoordeelbenIkindezewereld gekomen,opdatdeniet-ziendenzoudenzien,endezienden blindzoudenworden.

40ToenhoordensommigenvandeFarizeeën,diebijHem waren,dezewoordenenzeidentotHem:Zijnwijdanook blind?

41Jezuszeitegenhen:Alsjullieblindwaren,zoudenjullie geenzondehebbenMaarnujulliezeggen:Wijzien,blijft julliezonde.

HOOFDSTUK10

1Voorwaar,voorwaar,Ikzegu:wienietdoordedeurde schaapskooibinnengaat,maarergensandersnaarbinnen klimt,dieiseendiefeneenrover.

2Maarwiedoordedeurbinnengaat,isdeherdervande schapen

3Voorhemdoetdedeurwachteropen,endeschapen luisterennaarzijnstem;hijroeptzijneigenschapenbijhun naamenleidtzenaarbuiten.

4Wanneerhijzijnschapennaarbuitenheeftgebracht,gaat hijvóórzeuitendeschapenvolgenhem,omdatzezijn stemkennen

5Eneenvreemdezullenzijnietvolgen,maarzijzullen vanhemvluchten,omdatzijdestemvanvreemdenniet kennen

6DezegelijkenissprakJezustothen,maarzijbegrepen nietwathetbetekendewatHijtothensprak

7Jezuszeiopnieuwtegenhen:Voorwaar,voorwaar,Ik zegu:IkbendeDeurvoordeschapen

8AllendievóórMijgekomenzijn,warendievenenrovers, maardeschapenhebbennaarhennietgeluisterd.

9Ikbendedeur;alsiemanddoorMijbinnenkomt,zalhij behoudenworden;hijzalingaanenuitgaanenweide vinden

10Dediefkomtalleenomtestelen,teslachtenente verdelgen.Ikbengekomen,opdatzijlevenhebbenen overvloed

11IkbendegoedeherderDegoedeherdergeeftzijn levenvoordeschapen.

12Maariemanddieeenhuurlingisengeenherder,en wiensschapennietvanhemzijn,zieteenwolfaankomen, laatdeschapenindesteekenvlucht;endewolfgrijptze enjaagtzeuiteen

13Dehuurlingvlucht,wanthijiseenhuurlingenhij bekommertzichnietomdeschapen

14Ikbendegoedeherder,ikkendemijneendemijnen kennenmij.

15ZoalsdeVaderMijkent,zokenIkdeVader;enIkgeef Mijnlevenvoordeschapen

16EnIkhebnogandereschapen,dienietvandezestalzijn; ookdiemoetIkbinnenbrengen,enzijzullennaarMijn stemluisteren,enhetzalwordenéénkuddeenéénherder 17DaaromheeftdeVadermijlief,omdatikmijnleven geefomhetopnieuwtenemen

18NiemandneemthetMijaf,maarIkleghetuitMijzelfaf Ikhebmachthetafteleggen,enIkhebmachthetweerte nemenDitgebodhebIkvanMijnVaderontvangen

19Erontstonddanookopnieuwverdeeldheidonderde Jodenvanwegedezewoorden.

20Envelenvanhenzeiden:Hijheefteenduivelenis waanzinnig;waaromluistertgijnaarhem?

21Anderenzeiden:Ditzijnnietdewoordenvanhemdie eenduivelheeftKaneenduiveldeogenvanblinden openen?

22Enhetwashetfeestvandetempelinwijdingin Jeruzalem,enhetwaswinter

23EnJezusliepindetempel,indezuilengangvanSalomo 24ToenkwamendeJodenrondomHemenzeidentotHem: HoelanglaatGijonstwijfelen?IndienGijdeChristuszijt, zeghetonsronduit

25Jezusantwoorddehun:Ikhebhetugezegd,maaruhebt hetnietgeloofdDewerkendieIkdoeindeNaamvan MijnVader,diegetuigenvanMij

26Maarugelooftniet,omdatuniettotmijnschapen behoort,zoalsikugezegdheb

27Mijnschapenhorennaarmijnstem,enIkkenzeenzij volgenMij.

28EnIkgeefhuneeuwigleven;zijzullenbeslistniet verlorengaanineeuwigheid,enniemandzalzeuitMijn handrukken

29MijnVader,diezeMijgegevenheeft,ismeerdanallen, enniemandkanzeuitdehandvanMijnVaderroven 30IkendeVaderzijnéén.

31ToenpaktendeJodenopnieuwstenenopomHemte stenigen

32Jezusantwoorddehun:Ikhebuvelegoedewerkenvan deVaderlatenzienOmwelkevandiewerkenwiltuMij stenigen?

33DeJodenantwoorddenHem:Nietomeengoedwerk stenigenwijU,maaromgodslasteringenomdatGij,een mens,UzelfGodmaakt.

34Jezusantwoorddehun:Staaternietinuwwet geschreven:Ikhebgezegd:Ubentgoden?

35AlsHijhengodennoemde,totwiehetWoordvanGod kwam,endeSchriftkannietgebrokenworden, 36ZegtgijtotHem,DiedeVadergeheiligdeninde wereldgezondenheeft:Gijlastert,omdatIkgezegdheb:Ik bendeZoonvanGod?

37AlsIknietdewerkenvanMijnVaderdoe,geloofMij danniet

38MaaralsIkhetdoeenuMijnietgelooft,geloofdande werken,opdatuerkentengelooftdatdeVaderinMijisen IkinHem

39DaaromprobeerdenzijHemopnieuwtegrijpen,maar Hijontkwamuithunhand

40EnhijgingweerwegoverdeJordaan,naardeplaats waarJohanneseerstgedoopthad,enbleefdaar

41EnvelenkwamentotHemenzeiden:Johannesheeft welgeenenkelwondergedaan,maaralleswatJohannes vanDezezei,waswaar

42EnvelengeloofdendaarinHem

HOOFDSTUK11

1Erwasiemandziek,metnameLazarus.Hijkwamuit Bethanië,hetdorpvanMariaenhaarzusterMartha

2(HetwasMariadiedeHeermetoliegezalfdhadenzijn voetenmethaarharenhadafgedroogd,wierbroerLazarus ziekwas)

3Daaromstuurdenzijnzustershemdeboodschap:Heere, zie,hij,dieGijliefhebt,isziek.

4ToenJezusdathoorde,zeiHij:Dezeziekteisniettotde dood,maartoteervanGod,opdatdeZoonvanGoderdoor verheerlijktzouworden.

5JezushadMartha,haarzusterenLazaruslief 6Toenhijhoordedathijziekwas,bleefhijnogtwee dagenopdeplaatswaarhijwas.

7DaarnazeiHijtegenZijndiscipelen:Latenweweernaar Judeagaan

8ZijndiscipelenzeidentotHem:Meester,deJoden hebbenUonlangsgeprobeerdtestenigen;engaatUdaar weerheen?

9Jezusantwoordde:Zijnerniettwaalfurenindedag?Als iemandoverdagwandelt,struikelthijniet,omdathijhet lichtvandezewereldziet

10Maaralsiemand'snachtsloopt,struikelthij,omdater geenlichtinhemis

11DitzeiHij,endaarnazeiHijtothen:Onzevriend Lazarusslaapt;maarIkgaheenomhemuitdeslaapte wekken

12Toenzeidenzijndiscipelen:Heer,alshijslaapt,zalhij beterworden

13JezussprakechteroverzijndoodZijdachtenechterdat hijsprakoverhetrustenindeslaap

14ToenzeiJezusopenlijktegenhen:Lazarusisgestorven.

15Enikbenblijomu,datikdaarnietwas,opdatuzou gelovenLatenwetochnaarhemtoegaan

16ToenzeiThomas,ookwelDidymusgenoemd,tegen zijnmedeleerlingen:Latenwijookgaan,danstervenwij metHem.

17ToenJezusterugkwam,zagHijdatHijalvierdagenin hetgraflag

18BethaniëlagdichtbijJeruzalem,ongeveervijftien stadiëndaarvandaan

19EnerkwamenveelJodennaarMarthaenMariaomhen tetroostenoverhetverliesvanhunbroer.

20ZodraMarthahoordedatJezuskwam,gingzeHem tegemoet.Mariableefechterinhuiszitten.

21ToenzeiMarthategenJezus:Heer,alsUhierwas geweest,zoumijnbroernietgestorvenzijn

22MaarikweetdatGoduooknualalleszalgevenwatu Hemzultvragen.

23Jezuszeitegenhaar:Uwbroerzalopstaan

24MarthazeitegenHem:IkweetdatHijzalopstaaninde opstandingopdelaatstedag

25Jezuszeitegenhaar:Ikbendeopstandingenhetleven WieinMijgelooft,zalleven,ookalishijgestorven.

26Eneenieder,dieleefteninMijgelooft,zalin eeuwigheidnietstervenGelooftgijdit?

27ZijantwoorddeHem:Ja,Heere,ikgeloof,datGijzijtde Christus,deZoonvanGod,Dieindewereldkomenzou

28Ennadatzijditgezegdhad,gingzijheenenriepMaria, haarzuster,inhetgeheim,enzei:DeMeesteriserenhij roeptu

29Toenzijdathoorde,stondzijsnelopengingnaarhem toe.

30Jezuswasnognietinhetdorpaangekomen,maar bevondzichnogopdeplaatswaarMarthaHemontmoette

31ToendeJodendan,diebijhaarinhuiswarenenhaar troostten,zagendatMariasnelopstondennaarbuitenging, volgdenzijhaarenzeiden:Zijgaatnaarhetgrafomdaarte wenen.

32ToenMariabijJezusaankwamenHemzag,vielzeaan zijnvoetenneerenzeitegenHem:Heer,alsUhierwas geweest,zoumijnbroernietgestorvenzijn.

33ToenJezushaarzagwenen,enookdeJodendiemet haarmeegekomenwaren,zagwenen,werdhijontroerdin degeestenraakteinberoering.

34Enzeiden:Waarhebtgijhemgelegd?Zijzeidentot hem:Heere,komenzie

35Jezusweende.

36ToenzeidendeJoden:Zie,hoeliefHijhemhad!

37Ensommigenvanhenzeiden:HadDeze,Diedeogen vandeblindegeopendheeft,ernietvoorkunnenzorgen datookdezemensnietstierf?

38Jezusdan,wederominZichzelfzuchtende,komttothet graf;hetwaseenspelonk,enerlageensteenop.

39Jezuszeide:NeemtdensteenwegMartha,dezuster vandendode,zeidetotHem:Heere,hijriektreeds;want hijisreedsvierdagendood.

40Jezuszeitegenhaar:HebIkunietgezegddatude heerlijkheidvanGodzultzienalsugelooft?

41Toennamenzijdesteenwegvandeplaatswaarde dodegelegdwasEnJezushiefzijnogenopenzei:Vader, ikdankUdatUmijverhoordhebt

42Enikwist,datGijMijaltijdverhoort;maarterwille vandemenigte,dierondomMijstaat,zegikdit,opdatzij zoudengeloven,datGijMijgezondenhebt

43EnnadatHijditgezegdhad,riepHijmetluidestem: Lazarus,komnaarbuiten!

44Endegestorvenekwamnaarbuiten,gebondenaan handenenvoetenmetgrafdoeken,enzijnaangezichtwas omwondenmeteenzweetdoekJezuszeidetothen:Maakt hemlos,enlaathemgaan.

45VeelJodendiebijMariagekomenwarenengezien haddenwatJezusgedaanhad,geloofdeninhem

46MaarsommigenvanhengingennaardeFarizeeënen verteldenhunwatJezusgedaanhad.

47ToenkwamendeoverpriestersendeFarizeeënbijeenin eenraadenzeiden:Watdoenwij?WantdezeMandoet veeltekenen.

48Alswijhemzolatenleven,zullenallemenseninhem gelovenEndanzullendeRomeinenkomenenonszowel onzeplaatsalsonsvolkafpakken.

49Eneenvanhen,metnameKajafas,diedatzelfdejaar hogepriesterwas,zeitegenhen:Julliewetenhelemaalniets, 50Denkerooknietovernadathetbetervooronsisdat éénmenssterftvoorhetvolk,endatniethethelevolk verlorengaat.

51Enditzeihijnietuitzichzelf,maaralshogepriestervan datjaarprofeteerdehijdatJezusvoordatvolkzousterven 52Endatnietalleenvoordatvolk,maarookomde kinderenvanGoddieoverdehelewereldverspreidwaren, bijeentebrengen

53Vanafdiedagberaadslaagdenzijersamenoveromhem terdoodtebrengen

54JezuswandeldedusnietlangeropenlijkonderdeJoden, maargingvandaarnaareenlandstreekdichtbijdewoestijn, naareenstaddieEfraïmheette,enbleefdaarmetzijn discipelen

55HetPaschavoordeJodenwasbijnaaangebroken.Velen gingenvóórhetPaschauithetlandnaarJeruzalemomzich tereinigen

56ToenzochtenzijJezusenzeidenonderelkaar,terwijl zijindetempelstonden:Watdunktu,datHijnietnaarhet feestkomt?

57DehogepriestersendeFarizeeënhaddenopdracht gegevendatalsiemandtewetenkwamwaarHijwas,hij datmoestvertellen,zodatzeHemkondengrijpen

HOOFDSTUK12

1ZesdagenvoorhetPaschakwamJezusinBethaniëaan, waarLazaruswas,diegestorvenwasendieHijuitdedood hadopgewekt

2DaarmaaktenzijvoorHemeenmaaltijdklaar,enMartha bediendeLazaruswasechtereenvandemensendiemet Hemaanlagen

3Marianameenpondkostbarenarduszalfenzalfde daarmeedevoetenvanJezusOokdroogdezezijnvoeten afmethaarharenEnhethelehuiswerdvervuldmetde geurvandezalf.

4Toenzeieenvanzijndiscipelen,JudasIskariot,dezoon vanSimon,dieHemzouverraden:

5Waaromwerddezezalfnietvoordriehonderdpenningen verkochtenaandearmengegeven?

6Ditzeihijnietomdathijzichomdearmenbekommerde, maaromdathijeendiefwas,diedebeursbeheerdeen weghaaldewaterinzat

7ToenzeiJezus:Laathaarmetrust;zijheeftditbewaard totdedagdatikbegravenword

8Wantdearmenhebtualtijdbiju,maarMijhebtuniet altijd.

9VeelJodenwistendusdatHijdaarwasEnzekwamen nietalleenterwillevanJezus,maarookomLazarustezien, dieHijuitdedoodhadopgewekt.

10DeoverpriestersberaadslaagdenechteromookLazarus tedoden

11OmdatvelenvandeJodenomzijnentwilweggegaan wareneninJezusgeloofden.

12Toendevolgendedageengrotemenigtenaarhetfeest gekomenwas,hoordenzijdatJezusnaarJeruzalemkwam.

13Zijnamentakkenvanpalmbomen,gingenHem tegemoetenriepen:Hosanna!GezegendisdeKoningvan Israël,DiekomtindeNaamvandeHEERE

14EntoenJezuseenjongeezelgevondenhad,gingHij daaropzitten,zoalsgeschrevenstaat:

15Weesnietbang,dochtervanSion!Zie,uwKoningkomt, gezetenopeenezelsveulen

16ZijndiscipelenbegrependitaanvankelijknietMaar toenJezusverheerlijktwas,herinnerdenzijzichdatdeze dingenoverHemgeschrevenwarenendatzijdezedingen aanHemgedaanhadden

17DemensendiebijHemwarentoenHijLazarusuithet grafriepenhemuitdedoodopwekte,hebbendaarvan getuigd

18Daaromontmoettenookdemensenhem,diehadden gehoorddathijditwonderhadgedaan

19DeFarizeeënzeidendanonderelkaar:Zietu,datugeen enkelvoordeelhebt?Zie,dewereldgaatHemachterna.

20EnerwarenenigeGriekenonderhendieophetfeest warengekomenomteaanbidden

21DezegingdannaarFilippus,dieuitBethsaïdain Galileakwam,envroeghem:Heer,wijzoudenJezuswel willenontmoeten

22FilippuskwamenverteldehetaanAndreas.Andreasen FilippusverteldenhetopnieuwaanJezus

23EnJezusantwoorddehun,zeggende:Deureisgekomen, datdeZoondesmensenverheerlijktzalworden.

24Voorwaar,voorwaar,Ikzegu:Alsdegraankorrelniet indeaardevaltensterft,blijfthijopzichzelf,maaralshij sterft,brengthijveelvruchtvoort.

25Wiezijnlevenliefheeft,zalhetverliezen,maarwiezijn levenindezewereldhaat,zalhetbehoudenvoorhet eeuwigeleven.

26IndieniemandMijdient,moethijMijvolgen;enwaar Ikben,daarzalookmijndienaarzijnIndieniemandMij dient,zaldeVaderhemeren.

27Nuismijnzielontroerd,enwatzalikzeggen?Vader, verlosmijuitdezeure;maarhierombenikindezeure gekomen.

28Vader,verheerlijkUwNaamToenkwamereenstem uitdehemel,diezeide:IkhebHemverheerlijktenzal Hemwederomverheerlijken.

29Demenigtedieerbijstondenhethoorde,zei:‘Hetheeft gedonderd.’Anderenzeiden:‘Eenengelheefttothem gesproken’

30Jezusantwoorddeenzei:DezestemisnietvanwegeMij gekomen,maarterwillevanu

31Nugaathetoordeeloverdezewereld;nuzaldeoverste vandezewereldbuitengeworpenworden

32EnalsIkvandeaardeverhoogdben,zalIkallentotMij trekken

33Hiermeegafhijaanwelkedoodhijzousterven 34DemenigteantwoorddeHem:Wijhebbenuitdewet gehoord,datChristustotineeuwigheidblijft;enhoezegt Gijdan:DeZoondesmensenmoetverhoogdworden?Wie isdezeZoondesmensen?

35ToenzeideJezustothen:Nogeenheelkleinpoosjeis hetlichtbiju;wandelt,zolanguhetlichthebt,opdatde

duisternisunietovervalle;wantdieindeduisternis wandelt,weetniet,waarhijheengaat.

36Zolanguhetlichthebt,gelooftinhetlicht,opdatu kinderendeslichtsmoogtzijn.DezedingensprakJezus,en Hijgingheen,enverborgZichvoorhen.

37EnhoewelHijzoveelwonderenvoorhunogengedaan had,geloofdenzijtochnietinHem

38OpdathetwoordvandeprofeetJesajavervuldzou worden,dathijgesprokenheeft:Heere,wieheeftonze predikinggeloofd?EnaanwieisdearmdesHeeren geopenbaard?

39Daaromkondenzijnietgeloven,omdatJesajaopnieuw gezegdhad:

40Hijheefthunogenverblindenhunhartverhard,opdat zijmethunogennietzoudenzienenmethunhartniet zoudenverstaan,enzijzoudenzichbekeren,enIkhenzou genezen

41DitzeiJesaja,toenhijzijnheerlijkheidzagenover Hemsprak.

42TochgeloofdenookvelenvandeleidersinHem,maar vanwegedeFarizeeënbeledenzijhetniet,uitangstdatzij uitdesynagogezoudenwordengeworpen.

43Wantzijwarenmeergesteldopdeeervanmensendan opdeeervanGod

44Jezusriepenzei:WieinMijgelooft,gelooftnietinMij, maarinHemDieMijgezondenheeft

45EnwieMijziet,zietHemDieMijgezondenheeft

46Ikbenalseenlichtindewereldgekomen,opdat iedereendieinmijgelooft,nietindeduisternisblijft

47EnindieniemandMijnwoordenhoortenzenietgelooft, Ikzalhemnietoordelen.WantIkbennietgekomenomde wereldteoordelen,maaromdewereldtebehouden

48WieMijverwerptenMijnwoordennietaanneemt,heeft iemanddiehemoordeelt:HetwoorddatIkgesprokenheb, datzalhemoordelenopdelaatstedag

49WantIkhebnietvanuitMijzelfgesproken,maarde Vader,DieMijgezondenheeft,DieMijeengebod gegeven,watIkzeggenenwatIksprekenmoet

50EnikweetdatzijngebodheteeuwigelevenisWatIk danspreek,spreekIkzoalsdeVaderMijgezegdheeft.

HOOFDSTUK13

1VóórhetpaasfeestwistJezusdatzijnuurgekomenwas omuitdezewereldovertegaannaardeVaderHijhadde zijnendieindewereldwaren,liefgehadenhadhenlieftot heteinde

2Toendemaaltijdafgelopenwas,haddeduivelJudas,de zoonvanSimonIskariot,alinhethartgegevenHemte verraden

3JezuswistdatdeVaderHemalledingeninhandenhad gegeven,endatHijvanGodwasuitgegaanennaarGod heenging

4Toenhijnademaaltijdopstond,legdehijzijnklerenaf, nameenlinnendoekenomgorddezichdaarmee

5DaarnagootHijwaterineenwaskomenbegonde voetenvandediscipelentewassenenzeaftedrogenmet delinnendoekwaarmeeHijomgordwas

6ToenkwamHijbijSimonPetrus,enPetruszeitegen Hem:Heere,wiltGijmijdevoetenwassen?

7Jezusantwoorddeenzeidetothem:WatIkdoe,weetgij nuniet,maargijzulthetlaterweten

8PetruszeidetotHem:GijzultMijdevoetenin eeuwigheidnietwassen.Jezusantwoorddehem:IndienIk unietwas,hebtgijgeendeelmetMij

9SimonPetruszeitegenHem:Heere,laatdannietalleen mijnvoetenkomen,maarookmijnhandenenmijnhoofd.

10Jezuszeitegenhem:Wiegebaadheeft,heeftalleennog maardevoetennodig,wanthijisalgeheelreinJulliezijn welrein,maarnietallen.

11Wanthijwistwiehemzouverraden;daaromzeihij: Julliezijnnietallemaalrein

12ToenHijhunvoetengewassenhad,Zijnkleren aangedaanhadenweeraandegrondgezetenwas,zeiHij tegenhen:BegrijpenjulliewatIkvoorjulliegedaanheb?

13JullienoemenMijMeesterenHeer,enterecht,wantdat benIk

14WanneerIk,uwHeerenMeester,uwvoetengewassen heb,behoortookuelkaarsvoetentewassen

15WantIkhebueenvoorbeeldgegeven,opdatookudoet zoalsIkugedaanheb.

16Voorwaar,voorwaar,Ikzegu:eendienaarisnietgroter danzijnheer,eneengezantisnietgroterdanhijdiehem gezondenheeft.

17Alsudezedingenweet,zaligbentualsuzedoet

18Ikspreeknietvanuallen;IkweetwieIkheb uitgekozen,maardeSchriftmoetvervuldworden:Diemet Mijhetbroodeet,heeftZijnhieltegenMijopgeheven

19EnIkzeghetu,voordathetgebeurt,opdatu,wanneer hetgebeurt,gelooftdatIkhetben.

20Voorwaar,voorwaar,Ikzegu:Wieontvangt,wieIk zend,ontvangtMij;enwieMijontvangt,ontvangthemdie Mijgezondenheeft.

21ToenJezusditgezegdhad,werdHijontroerdinZijn geestengetuigde:Voorwaar,voorwaar,Ikzegu,dateen vanuMijzalverraden.

22Toenkekendeleerlingenelkaaraanentwijfeldenover wieHijsprak

23Nulageenvanzijnleerlingen,diedoorJezuswerd liefgehad,aanzijnborst

24SimonPetruswenkteHemomtevragen,wiehetwas metwieHijsprak.

25ToenlegdehijzichaandeborstvanJezusenzeitegen Hem:Heer,wieishet?

26Jezusantwoordde:Hijishet,aanwieIkeenbroodjezal geven,alsIkhetgedoopthebEntoenHijhetbroodje gedoopthad,gafHijhetaanJudasIskariot,dezoonvan Simon.

27EnnahetbroodkwamdesataninhemToenzeide Jezustothem:Watgijdoet,doehethaastig.

28Niemandvandeaanwezigenbegreepechter,waarom HijdittotHemzei

29Wantsommigenvanhendachten,omdatJudasdebeurs hield,datJezustegenhemzei:Koopdedingendiewij nodighebbenvoorhetfeest,ofdathijietsaandearmen moestgeven

30Toenhijhetstukbroodhadgenomen,ginghijmeteen naarbuitenHetwasnachtgeworden

31Toenhijdannaarbuitenging,zeiJezus:Nuisde MensenzoonverheerlijktenGodisinHemverheerlijkt

32AlsGodinHemverheerlijktwordt,zalGodHemookin Zichzelfverheerlijken,ja,HijzalHemonmiddellijk verheerlijken

33Kinderkens,nogeenheelkleinpoosjebenIkbijuGij zultMijzoeken;engelijkIktotdeJodengezegdheb: WaarIkheenga,kuntgijnietkomen;alzozegIkunu

34EennieuwgebodgeefIku:datuelkaarliefhebt.Zoals Ikuliefgehadheb,moetuookelkaarliefhebben.

35Hieraanzullenallenwetendatumijndiscipelenbent: alsuliefdeonderelkaarhebt

36SimonPetruszeitotHem:Heere,waargaatGijheen? Jezusantwoorddehem:WaarIkheenga,kuntgijMijnu nietvolgen,maargijzultMijlatervolgen

37PetruszeitegenHem:Heere,waaromkanikUnuniet volgen?IkzalmijnlevenvoorUgeven

38Jezusantwoorddehem:Wiltgijuwlevenom Mijnentwilgeven?Voorwaar,voorwaar,Ikzegu:Dehaan zalnietkraaien,voordatgijMijdriemaalverloochendhebt

HOOFDSTUK14

1Laatuwhartnietontroerdzijn.GeloofinGodengeloof ookinMij

2InhethuisvanmijnVaderzijnveelwoningen;anders zouikhetugezegdhebben.Ikgaheenomeenplaatsvoor utebereiden

3EnwanneerIkheengegaanbeneneenplaatsvooru gereedgemaaktheb,komIkterugenzalutotMijnemen, opdatookuzultzijn,waarIkben

4EnwaarIkheenga,weetuookdeweg

5ThomaszeitegenHem:Heere,wijwetenniet,waarGij heengaat;hoekunnenwijdandewegweten?

6Jezuszeitegenhem:Ikbendeweg,dewaarheidenhet leven.NiemandkomttotdeVaderdandoorMij.

7IndiengijMijkendet,zoudtgijookMijnVadergekend hebben;envannuafkentgijHemenhebtgijHemgezien 8FilippuszeitegenHem:Heer,toononsdeVaderenhet isonsgenoeg

9Jezuszeitegenhem:BenIkzolangbiju,Filippus,en kentuMijniet?WieMijgezienheeft,heeftdeVader gezienHoezegtudan:ToononsdeVader?

10Gelooftgijniet,datIkindeVaderbenendeVaderin Mijis?Dewoorden,dieIktotuspreek,spreekIknietuit Mijzelf;maardeVader,DieinMijblijft,doetdewerken 11GeloofMij,datIkindeVaderbenendeVaderinMijis Enzoniet,geloofMijdanomdewerkenzelf.

12Voorwaar,voorwaar,Ikzegu:WieinMijgelooft,zal dewerkendieIkdoe,ookdoen,enhijzalgroteredoendan deze,wantIkgaheennaarMijnVader.

13Enwatuookvraagtinmijnnaam,ikzalhetdoen,zodat deVaderindeZoonverheerlijktwordt.

14Alsuietsinmijnnaamvraagt,zalikhetdoen 15AlsuMijliefhebt,zultuMijngebodenonderhouden 16EnIkzaldeVaderbidden,enHijzalueenandere Troostergeven,opdatHijbijublijftineeuwigheid, 17namelijkdeGeestderwaarheid,Diedewereldnietkan ontvangen,wantzijzietHemnietenkentHemniet;maar gijkentHem,wantHijblijftbijuenzalinuzijn 18Ikzalunietalswezenachterlaten:Ikkomnaarutoe 19NogeenheelkortetijdendewereldzalMijnietmeer zien,maarjulliezullenMijzienWantIkleefenjullie zullenleven

20OpdiedagzultuwetendatIkinmijnVaderben,enu inMij,enIkinu

21Wiemijngebodenheeftenzeinachtneemt,dieishet dieMijliefheeft;enwieMijliefheeft,zaldoormijnVader geliefdworden;enIkzalhemliefhebbenenMijzelfaan hemopenbaren.

22Judas,nietJudasIskariot,zeitegenHem:Heer,hoe komthetdatUZichzelfaanonszultopenbarenennietaan dewereld?

23Jezusantwoorddeenzeitegenhem:AlsiemandMij liefheeft,zalhijMijnwoordbewaren;enMijnVaderzal hemliefhebben,enWijzullennaarhemtoekomenenbij hemwonen

24WieMijnietliefheeft,bewaartMijnwoordennietEn hetwoorddatuhoort,isnietvanMij,maarvandeVader, DieMijgezondenheeft

25DezedingenhebIktotugesproken,terwijlIknogbiju ben.

26MaardeTrooster,deHeiligeGeest,DiedeVader zendenzalinMijnNaam,Diezalualleslerenenute binnenbrengenalwatIkugezegdheb.

27VredelaatIku,MijnvredegeefIku;nietgelijkde werelddiegeeft,geefIkhemuLaatuwhartnietontroerd wordenenlaathetnietbevreesdworden.

28Gijhebtgehoord,datIktotugezegdheb:Ikgaheenen komwedertotuIndiengijMijliefhad,zoudtgiju verblijden,omdatIkgezegdheb:IkgaheentotdenVader; wantdeVaderismeerderdanIk

29EnnuhebIkhetugezegd,voordathetgebeurt,opdatu, wanneerhetgebeurt,zultgeloven.

30Ikzalnietveelmeermetuspreken,wantdeoverstevan dezewereldkomtenheeftnietsaanMij

31Maaropdatdewerelderkenne,datIkdenVaderliefheb; engelijkdeVaderMijgebodenheeft,zodoeIkhetook Staop,latenwijvanhiergaan

HOOFDSTUK15

1IkbendewarewijnstokenmijnVaderisdewijnbouwer.

2Elkerankaanmijdiegeenvruchtdraagt,neemthijweg; enelkerankdiewelvruchtdraagt,reinigthij,opdatzij meervruchtzaldragen.

3Engijzijtreinomhetwoord,datIktotugesprokenheb 4BlijfinMij,enIkinuZoalsderankgeenvruchtkan dragenuitzichzelf,alszenietindewijnstokblijft,zokunt uhetookniet,alsunietinMijblijft

5IkbendewijnstokenjulliezijnderankenWieinMij blijft,enIkinhem,diedraagtveelvrucht,wantzonderMij kunnenjullienietsdoen

6WienietinMijblijft,wordtbuitengeworpenalseenrank enverdordt;menverzameltzeengooitzeinhetvuur,en zewordenverbrand

7AlsuinMijblijftenMijnwoordeninublijven,kuntu vragenwatuwilt,enhetzalugegevenworden.

8HierinwordtmijnVaderverheerlijkt,datuveelvrucht draagtenmijndiscipelenbent

9ZoalsdeVaderMijheeftliefgehad,hebIkuliefgehad; blijfinMijnliefde

10Alsumijngebodeninachtneemt,zultuinmijnliefde blijven,zoalsikdegebodenvanmijnVaderinachtheb genomeneninzijnliefdeblijf

11DezedingenhebIktotugesproken,opdatMijn blijdschapinuzoublijvenenuwblijdschapvolkomenzou worden

12Ditismijngebod:datuelkaarliefhebt,zoalsikuheb liefgehad.

13Niemandheeftgrotereliefdedanwiezijnlevengeeft voorzijnvrienden.

14Julliezijnmijnvrienden,alsjulliedoenwatikjullie gebied

15Iknoemjullievoortaangeenslavenmeer,wanteen slaafweetnietwatzijnheerdoet.VriendenhebIkechter genoemd,wantalleswatIkvandeVadergehoordheb,heb Ikjulliebekendgemaakt

16NietgijhebtMij,maarIkhebuuitgekozenenu aangewezen,opdatgijzoudtheengaanenvruchtdragenen uwvruchtzoublijven,opdatalleswatgijdeVaderbidtin MijnNaam,hijudatgeve

17Ditgebiediku:datuelkaarliefhebt

18Alsdewerelduhaat,weetdandatzijMijeerderdanu gehaatheeft

19Alsuvandewereldzouzijn,zoudewereldhethare liefhebben.Maaromdatunietvandewereldbent,maarIk uuitdewereldhebuitgekozen,daaromhaatdewereldu 20GedenkhetwoorddatIktotugesprokenheb:De dienaarisnietmeerdanzijnheer.IndienzijMijvervolgd hebben,zullenzijookuvervolgen;indienzijMijnwoord bewaardhebben,zullenzijookhetuwebewaren

21Maarditalleszullenzijuaandoenomwillevanmijn Naam,omdatzijHemnietkennenDieMijgezondenheeft 22AlsIknietgekomenwasentothengesprokenhad, zoudenzijgeenzondehebben;maarnuhebbenzijgeen voorwendselvoorhunzonde

23WieMijhaat,haatookMijnVader 24AlsIknietonderhendewerkenhadgedaandie niemandandersgedaanheeft,zoudenzijgeenzonde hebbenMaarnuhebbenzijhetgezienentochhatenzij zowelMijalsMijnVader.

25Maarditgebeurt,opdathetwoordvervuldwordtdatin hunwetgeschrevenstaat:ZijhebbenMijzonderreden gehaat.

26MaarwanneerdeTroosterzalgekomenzijn,DieIku zendenzalvandeVader,deGeestderwaarheid,Dievan deVaderuitgaat,zalDievanMijgetuigen.

27Enookjulliemoetengetuigen,wantjulliezijnvanhet beginafaanbijMijgeweest

HOOFDSTUK16

1Ikhebdittotugesproken,opdatunietgeërgerdzult worden

2Zijzullenuuitdesynagogenwerpen.Ja,erkomteentijd datiedereendieudoodt,zaldenkendathijGodeendienst bewijst

3Enditzullenzijudoen,omdatzijdeVaderniethebben gekend,enookMijniet.

4MaardezedingenhebIkugezegd,opdatgij,wanneerde tijdkomt,uzultherinneren,datIkudaarvangezegdheb EndezedingenhebIkuvanhetbeginafnietgezegd, omdatIkbijuwas

5MaarnugaikheennaarHemDieMijgezondenheeft,en niemandvanuvraagtMij:WaargaJeheen?

6MaaromdatIkdittotugesprokenheb,isuwhartvervuld vandroefheid.

7MaarIkzegudewaarheid:HetisbetervoorudatIk weggaWantalsIknietwegga,zaldeTroosternietnaaru

toekomen;maaralsIkheenga,zalIkHemnaarutoe zenden.

8EnalsHijgekomenis,zalHijdewereldovertuigenvan zonde,vangerechtigheidenvanoordeel.

9Vanzonde,omdatzijnietinMijgeloven; 10Vangerechtigheid,omdatIkheengatotMijnVader,en uzultMijnietmeerzien, 11Vanoordeel,omdatdeoverstevandezewereld geoordeeldis

12Ikhebjullienogveelmeertezeggen,maarjullie kunnenhetnunognietverdragen

13MaarwanneerDiekomt,deGeestderwaarheid,zalHij udewegwijzenindevollewaarheid;wantHijzalnietuit Zichzelfspreken,maaralwatHijhoort,zalHijspreken,en detoekomstigedingenzalHijuverkondigen

14HijzalMijverheerlijken,wantHijzalhetuithetMijne nemenenhetuverkondigen

15AlwatdeVaderheeft,ishetMijneDaaromhebIk gezegddatHijhetuithetMijnezalnemenenhetuzal verkondigen

16NogeenkortetijdenjulliezullenMijnietmeerzien,en weereenkortetijdenjulliezullenMijzien,wantIkga heennaardeVader

17Toenzeidensommigenvanzijndiscipelentotelkaar: Watbetekentdit,dathijtegenonszegt:Nogeenkortetijd enjulliezullenmijnietmeerzien,enweereenkortetijden julliezullenmijzien?En:OmdatiknaardeVaderga?

18Zijzeidendan:Watbetekentdit,datHijzegt:Nogeen kortetijd?Wijwetenniet,watHijzegt

19JezuswistdatzijHemernaarvroegenenzeitegenhen: VraagtuonderelkaarwatIkgezegdheb:Nogeenkorte tijdenuzultMijnietzien,enweer:Nogeenkortetijdenu zultMijzien?

20Voorwaar,voorwaar,Ikzegu:Gijzultwenenen weeklagen,maardewereldzalzichverblijden;engijzult bedroefdzijn,maaruwdroefheidzalinvreugde veranderen.

21Wanneereenvrouwbaart,heeftzijverdriet,omdathaar uurgekomenisMaarzodrazijhetkindgebaardheeft, denktzijnietmeeraandebenauwdheid,omdatzijblijis datereenmensterwereldisgekomen

22Engijhebtnudanweldroefheid,maarIkzalu wederzien,enuwhartzalzichverblijden,enuwblijdschap zalniemanduontnemen

23EntediendagezultgijMijnietsvragenVoorwaar, voorwaar,Ikzegu:AlwatgijdenVaderzultbiddenin MijnNaam,Hijzalhetugeven

24Totnutoehebtunietsinmijnnaamgebeden.Vraagen uzultontvangen,zodatuwblijdschapvolkomenzalzijn

25DezedingenhebIkinspreekwoordentotugesproken MaarerkomteentijddatIknietmeerinspreekwoordentot uzalspreken,maarhetuopenlijkoverdeVaderzal verkondigen

26Opdiedagzultuinmijnnaambidden,enIkzeguniet datIkdeVadervooruzalbidden

27WantdeVaderZelfheeftulief,omdatuMijhebt liefgehadenhebtgeloofddatIkvanGodbenuitgegaan.

28IkbenvandeVaderuitgegaanenbenindewereld gekomen;opnieuwverlaatIkdewereldengaheennaarde Vader.

29ZijndiscipelenzeidentotHem:Zie,nuspreektGij ronduitengebruiktgeenspreekwoorden

30NuzijnwijerzekervandatUallesweet,endathetniet nodigisdatiemandUeromvraagt.Daaromgelovenwij datUvanGodbentgekomen

31Jezusantwoorddehun:Gelooftunu?

32Zie,detijdkomtenisnugekomen,datgijverstrooid zultworden,iedernaarhetzijne,enMijalleenzultlaten; entochbenIknietalleen,wantdeVaderismetMij

33DezedingenhebIktotugesproken,opdatgijinMij vredehebtIndewereldzultgijverdrukkinghebben,maar hebtgoedemoed:Ikhebdewereldoverwonnen

HOOFDSTUK17

1DezewoordensprakJezus,enHijhiefZijnogenopnaar dehemel,enzeide:Vader,hetuurisgekomen;verheerlijk UwZoon,opdatookUwZoonUverheerlijke.

2ZoalsUHemmachtgegevenhebtoverallevlees,opdat HijaanallendieUHemgegevenhebt,eeuwiglevenzou geven.

3Enditisheteeuwigeleven,datzijUkennen,deenige waarachtigeGod,enJezusChristus,dieGijgezondenhebt 4IkhebUverheerlijktopdeaarde;Ikhebhetwerk volbrachtdatGijMijgegevenhebtomtedoen

5Ennu,Vader,verheerlijkmijbijUzelfmetde heerlijkheiddieikbijUhadvoordatdewereldbestond.

6IkhebUwNaamgeopenbaardaandemensendieGijMij uitdewereldgegevenhebtZijwarenvanUenGijhebt henMijgegeven,enzijhebbenUwWoordonderhouden.

7NuhebbenzijingeziendatalleswatGijmijgegeven hebt,vanUafkomstigis

8WantdewoordendieGijMijgegevenhebt,hebIkhun doorgegeven,enzijhebbenzeaangenomen,enzijhebben inwaarheiderkend,datIkvanUuitgegaanben,enzij hebbengeloofd,datGijMijgezondenhebt.

9IkbidvoorhenIkbidnietvoordewereld,maarvoor hendieGijmijgegevenhebt,wantzijzijnvanU

10Enalhetmijneisvanu,enhetuweisvanmij;enIk wordinhenverheerlijkt

11Ennubeniknietmeerindewereld,maardezenzijnin dewereld,enikkomtotU.HeiligeVader,bewaarinUw Naamhen,dieGijMijgegevenhebt,opdatzijéénzijn, zoalsWij

12Toenikbijhenindewereldwas,bewaardeikheninuw naamDieumijgegevenhebt,hebikbewaardEn niemandvanhenisverlorengegaan,dandezoondes verderfs,zodatdeSchriftvervuldwerd.

13Ennukomiktotu,enikspreekdezedingeninde wereld,opdatzijmijnblijdschaptenvolleinzichzelf zoudenhebben

14IkhebhunUwwoordgegeven,endewereldheefthen gehaat,omdatzijnietvandewereldzijn,zoalsIknietvan dewereldben.

15IkbidnietdatUhenuitdewereldwegneemt,maardat Uhenbewaartvoorhetkwaad

16Zijzijnnietvandewereld,zoalsIknietvandewereld ben

17HeiligheninUwwaarheid;Uwwoordisdewaarheid.

18ZoalsUMijnaardewereldgezondenhebt,zohebIk hennaardewereldgezonden

19EnIkheiligMijzelfvoorhen,opdatookzijinde waarheidgeheiligdzoudenzijn

20Ikbidnietalleenvoorhen,maarookvoorhen,diedoor hunwoordinMijgeloven.

21Opdatzijallenéénzijn,zoalsGij,Vader,inMijenIkin U,datookzijinOnséénzijn,opdatdewereldgelove,dat GijMijgezondenhebt.

22EndeheerlijkheiddieGijMijgegevenhebt,hebIkhun gegeven,opdatzijéénzijn,zoalsWijéénzijn

23Ikinhen,enGijinMij,datzijvolmaaktzijntotéén,en datdewerelderkent,datGijMijgezondenhebt,endatGij henliefgehadhebt,gelijkGijMijliefgehadhebt

24Vader,Ikwildat,waarIkben,ookzijbijMijzijn,die GijMijgegevenhebt,opdatzijMijnheerlijkheid aanschouwen,dieGijMijgegevenhebt,omdatGijMij liefgehadhebtvóórdegrondleggingvandewereld 25RechtvaardigeVader,dewereldheeftUnietgekend, maarIkhebUgekend,endezenhebbenerkend,datGij Mijgezondenhebt

26EnIkhebhunUwNaamverkondigdenzaldie verkondigen,opdatdeliefdewaarmeeGijMijhebt liefgehad,inhenzijenIkinhen

HOOFDSTUK18

1NadatJezusdezewoordengesprokenhad,gingHijmet ZijndiscipelennaardeoverkantvandebeekKedron.Daar waseentuin,waarHijenZijndiscipelennaarbinnen gingen

2EnookJudas,dieHemverraadde,kendedeplaats.Want JezuswasdaardikwijlsmetZijndiscipelenbijeengekomen

3Judaskwamdaarheen,vergezeldvaneenafdeling soldatenendienarenvandehogepriestersendeFarizeeën, metlantaarns,fakkelsenwapens

4Jezusdan,diealleswistwatoverHemzoukomen,kwam naarvorenenzeidetothen:Wiezoektgij?

5ZijantwoorddenHem:JezusdeNazarenerJezuszeide tothen:IkbenhetEnookJudas,dieHemverradenhad, stondbijhen.

6ToenHijdantothengezegdhad:Ikbenhet,deinsdenzij achteruitenvielenopdegrond

7ToenvroegHijhunnogmaals:Wiezoektu?Enzij zeiden:JezusdeNazarener

8Jezusantwoordde:Ikhebugezegd,datIkhetbenIndien gijdanMijzoekt,laatdezenheengaan.

9opdathetwoordvervuldzouworden,dathijgesproken had:Vanhen,dieGijmijgegevenhebt,hebikniemand verlorenlatengaan.

10ToentrokSimonPetrus,dieeenzwaardhad,hetzwaard, ensloegdedienaarvandehogepriester,enhieuwhemzijn rechteroorafDenaamvandedienaarwasMalchus

11ToenzeiJezustegenPetrus:Steekuwzwaardinde schede;debekerdiedeVaderMijgegevenheeft,zouIk dienietdrinken?

12Toennamendeafdeling,dehoofdmanendedienaars vandeJodenJezusgevangenenboeidenHem, 13EnhijbrachtHemeerstnaarAnnas,wantAnnaswasde schoonvadervanKajafas,diedatjaarhogepriesterwas

14HetwasKajafasdiedeJodenderaadgafdathetbeter wasdatéénmanstierfvoorhetvolk

15EnSimonPetrusvolgdeJezus,enookeenandere discipel.Dezediscipelwaseenbekendevande hogepriester,enhijgingmetJezushetpaleisvande hogepriesterbinnen

16MaarPetrusstondbuitenaandedeurToengingde anderediscipel,diedehogepriesterkende,naarbuitenen spraktothaar,diededeurbewaakte,enbrachtPetrus binnen.

17ToenzeihetmeisjedatdedeurbewaaktetegenPetrus: Benjijooknieteenvandediscipelenvandezeman?Hij zei:Ikniet

18Endedienarenendedienaarsstondenerbij,dieeen kolenvuurhaddengemaakt,wanthetwaskoud,enzij warmdenzichEnPetrusstondbijhenenwarmdezich 19DehogepriesterondervroegJezusoverzijnleerlingen enoverzijnleer

20Jezusantwoorddehem:Ikhebopenlijktotdewereld gesproken,ikhebaltijdonderrichtgegevenindesynagoge enindetempel,waardeJodenaltijdsamenkomen,enin hetgeheimhebiknietsgezegd.

21WaaromvraagtgijMij?Vraagthun,dieMijgehoord hebben,watIktothengezegdheb;zie,zijwetenwatIk gezegdheb.

22EntoenHijditgezegdhad,sloegeenvandedienaars, dieerbijstonden,Jezusmetdepalmvanzijnhandenzei: AntwoordtGijdehogepriesterzo?

23Jezusantwoorddehem:AlsIkkwaadgesprokenheb, getuigdanvanhetkwaadMaaralshetgoedis,waarom slaatuMij?

24AnnashadHemgeboeidnaardehogepriesterKajafas gestuurd

25EnSimonPetrusstondopenwarmdezich.Zijzeiden dantothem:Bentuooknieteenvanzijndiscipelen?Hij loochendehetenzei:Ikbenhetniet

26Eenvandedienarenvandehogepriester,diezijn verwantwas,vanwiePetrushetoorhadafgeslagen,zei: Hebikunietbijhemindehofgezien?

27Petrusontkendehetopnieuw,enmeteenkraaidede haan

28ToenleiddenzijJezusvanKajafasnaarhet gerechtsgebouw.Hetwasalvroegindemorgenenzij gingenzelfhetgerechtsgebouwnietbinnen,opdatzijzich nietzoudenverontreinigen,maarhetPaschazoudeneten

29Pilatusgingnaarbuitenenzeitegenhen:Welke beschuldigingbrengtutegendezemanin?

30Zijantwoorddenenzeidentothem:Alshijgeen kwaaddoenerwas,zoudenwijhemnietaanuovergeleverd hebben

31ToenzeidePilatustothen:NeemtgijHem,enoordeelt Hemnaaruwwet.DeJodendanzeidentotHem:Hetis onsnietgeoorloofdiemandterdoodtebrengen;

32opdathetwoordvanJezusvervuldzouworden,datHij gesprokenhad,toenHijaangafwelkedoodHijzousterven 33ToengingPilatusopnieuwhetgerechtsgebouwbinnen, riepJezusenvroegHem:BentUdeKoningvandeJoden?

34Jezusantwoorddehem:Zegtudituituzelf,ofhebben anderenhetuoverMijgezegd?

35Pilatusantwoordde:BenikeenJood?Uwvolkende overpriestershebbenuaanmijovergeleverd;wathebtu gedaan?

36Jezusantwoordde:MijnKoninkrijkisnietvandeze wereldAlsMijnKoninkrijkvandezewereldwas,zouden Mijndienarengestredenhebben,opdatIknietaandeJoden overgeleverdzouworden.MaarnuisMijnKoninkrijkniet vanhier

JOHN

37PilatuszeidedantotHem:ZijtGijdaneenkoning? Jezusantwoordde:Gijzegt,datIkeenkoningben.Hiertoe benIkgeboren,enhiertoebenIkindewereldgekomen, opdatIkvoordewaarheidzougetuigen.Eenieder,dieuit dewaarheidis,hoortMijnstem.

38PilatuszeidetotHem:Watisdewaarheid?EnnadatHij ditgezegdhad,gingHijweernaarbuitentotdeJodenen zeidetothen:IkvindinHeminhetgeheelgeenschuld.

39MaarhetisbijugebruikelijkdatikophetPascha iemandvooruvrijlaatWiltudandatikdekoningvande Jodenvooruvrijlaat?

40Toenriepenzijallenwederom,zeggende:Nietdeze, maarBarabbas;wantBarabbaswaseenrover.

HOOFDSTUK19

1ToennamPilatusJezusgevangenengeseldeHem 2Endesoldatenvlochteneenkroonvandoornen,enzetten dieopzijnhoofd,enzijdedenhemeenpurperenmantel om,

3Enzijzeiden:Gegroet,GijKoningderJoden!Enzij sloegenHemmethunhanden.

4Pilatusgingweernaarbuitenenzeitegenhen:Zie,ik brengHemvoorunaarbuiten,zodatuweetdatikgeen enkeleschuldinHemvind.

5ToenkwamJezusnaarbuiten,metdedoornenkroonop enhetpurperenkleedaanEnPilatuszeidetothen:Zie,de mens!

6ToendandeoverpriestersendedienaarsHemzagen, riepenzij,zeggende:KruisigHem,kruisigHemPilatus zeidetothen:NeemtHem,enkruisigtHem,wantikvind geenschuldinHem

7DeJodenantwoorddenHem:Wijhebbeneenwet,en volgensonzewetmoetHijsterven,omdatHijZichzelfde ZoonvanGodheeftgemaakt

8ToenPilatusdezewoordenhoorde,werdhijnogbanger

9Enhijgingwederominhetgerechtsgebouw,enzeidetot Jezus:VanwaarzijtGij?MaarJezusgafhemgeen antwoord

10ToenzeiPilatustegenHem:SpreektUniettotmij?

WeetUnietdatikmachthebomUtekruisigenenmacht omUvrijtelaten?

11Jezusantwoordde:UzougeenenkelemachttegenMij hebben,alshetunietvanbovengegevenwasDaarom heefthijdieMijaanuovergeleverdheeft,degrootste zonde.

12EnvantoenafprobeerdePilatusHemlostelaten,maar deJodenschreeuwdenenzeiden:AlsUDezevrijlaat,bent UgeenvriendvandekeizerIedereendiezichzelfkoning maakt,verzetzichtegendekeizer

13ToenPilatusdezewoordenhoorde,brachthijJezusnaar buitenengingopderechterstoelzitten,opdeplaatsdie Plaveiselgenoemdwordt,maarinhetHebreeuws Gabbathaheet

14EnhetwasdevoorbereidingvanhetPascha,ongeveer hetzesdeuur,enHijzeidetotdeJoden:Zie,uwKoning!

15Maarzijriepen:WegmetHem,wegmetHem,kruisig HemPilatuszeidetothen:ZalikuwKoningkruisigen?

Deoverpriestersantwoordden:Wijhebbengeenkoning danCaesar.

16ToengafhijHemdanaanhenoveromgekruisigdte wordenEnzijnamenJezusmeeenleiddenHemweg

17EnHij,zijnkruisdragende,gingnaardeplaatsdie Schedelplaatsgenoemdwordt,inhetHebreeuwsGolgotha. 18WaarzeHemkruisigden,enmetHemnogtwee anderen,aanweerszijdenéén,enJezusinhetmidden.

19EnPilatusschreefeenopschrift,enliethetophetkruis zettenEnhetopschriftwas:JEZUSVANNAZARETH, DEKONINGDERJODEN

20DitopschriftwerddoorveelJodengelezen,wantde plaatswaarJezusgekruisigdwerd,lagdichtbijdestad HetwasgeschreveninhetHebreeuws,hetGrieksenhet Latijn

21ToenzeidendeoverpriestersvandeJodentegenPilatus: Schrijfniet:KoningvandeJoden,maardatHijgezegd heeft:IkbendeKoningvandeJoden

22Pilatusantwoordde:Watikgeschrevenheb,hebik geschreven.

23ToendesoldatenJezusgekruisigdhadden,namenze zijnklerenenmaaktenervierdelenvan,voorelkesoldaat eendeel.Ookzijnonderkleedwaszondernaad,vanboven totondergeweven

24Zijzeidendantotelkander:Laatonshetnietscheuren, maareromloten,vanwiehetzijnzal;opdatdeSchrift vervuldzouworden,diezegt:Zijhebbenmijnklederen onderelkanderverdeeld,enommijngewaadhebbenzijhet lotgeworpen.Dezedingendandedendekrijgslieden.

25BijhetkruisvanJezusstondenzijnmoederendezuster vanzijnmoeder,Maria,devrouwvanKleofas,enMaria Magdalena.

26ToenJezusdanzijnmoederzagendediscipeldieHij liefhad,bijhaarzagstaan,zeiHijtegenzijnmoeder: Vrouw,zie,uwzoon!

27ToenzeideHijtotdendiscipel:Zie,uwmoeder!Envan datuurafnamdediscipelhaarinzijnhuis

28HiernawistJezusdatallesvolbrachtwas,enHijzei,om deSchriftinvervullingtelatengaan:Ikhebdorst

29ErstondeenvatvolzurewijnZevuldeneensponsmet zurewijn,stakendieopdehysopenbrachtendieaanzijn mond

30ToenJezusdandezurewijngenomenhad,zeiHij:Het isvolbracht!EnHijbooghethoofdengafdegeest.

31OmdathetVoorbereidingwasendelichamennietopde sabbataanhetkruiszoudenblijvenhangen(wantdie sabbatwaseengrotedag),vroegendeJodenaanPilatusof hunbenengebrokenenzijweggenomenmochtenworden

32Toenkwamendesoldatenenbrakendebenenvande eersteenvandeanderediemetHemgekruisigdwas.

33MaartoenzijbijJezuskwamenenzagendatHijal gestorvenwas,brakenzijZijnbenenniet.

34Maareenvandesoldatenstakmeteenspeerinzijn zijde,enterstondkwamerbloedenwateruit

35EnHij,diehetgezienheeft,heeftervangetuigd,enZijn getuigenisiswaar;enHijweetdatHijdewaarheidspreekt, opdatgijgelooft

36Wantdezedingenzijngebeurd,opdatdeSchriftvervuld zouworden:GeenbeenvanHemzalgebrokenworden

37EnnogeenanderSchriftgedeeltezegt:ZijzullenHem aanschouwenDiezijdoorstokenhebben.

38EnnadezedingenverzochtJozefvanArimathea,een discipelvanJezus,maarinhetgeheimuitvreesvoorde Joden,PilatusdathijhetlichaamvanJezusmocht wegnemen;enPilatusgafhemverlofHijkwamdanen namhetlichaamvanJezus

39EnookNikodemus,dieeerst'snachtsbijJezuswas gekomen,kwamenbrachteenmengselvanmirreenaloë mee,ongeveerhonderdpondzwaar

40ToennamenzehetlichaamvanJezusenwikkeldenhet inlinnendoeken,metdespecerijen,zoalsdegewoonteis bijdeJodenbijhetbegraven

41OpdeplaatswaarHijgekruisigdwerd,waseentuin,en indietuinwaseennieuwgraf,waarinnognooitiemand wasbijgezet

42DaarlegdenzeJezusneervanwegede voorbereidingsdagvandeJoden,wanthetgrafwasdichtbij

HOOFDSTUK20

1OpdeeerstedagvandeweekgingMariaMagdalena vroeg,toenhetnogdonkerwas,naarhetgrafenzagdatde steenvanhetgrafwasweggenomen

2ToensneldezijwegenkwambijSimonPetrusenbijde anderediscipel,dieJezusliefhad,enzeitegenhen:Ze hebbendeHeeruithetgrafweggenomenenwijwetenniet waarzeHemhebbenneergelegd

3Petrusendeanderediscipelgingennaarbuitenen kwamenbijhetgraf

4ZerendendussamenwegDeanderediscipelrende snellerdanPetrusenkwamheteerstbijhetgraf.

5EnhijboogzichvooroverenkeekerinHijzagdelinnen doekenliggenTochginghijernietin

6ToenkwamSimonPetrusenvolgdehem,enginghet grafbinnen,enzagdelinnendoekenliggen,

7Endezweetdoek,dieopzijnhoofdgeweestwas,lagniet bijdelinnenwindsels,maarapartopgeroldopeenandere plaats

8Toengingookdeanderediscipel,dieheteerstbijhet grafgekomenwas,naarbinnen,enhijzaghetengeloofde.

9WantzijbegrependeSchriftnogniet,datHijuitde dodenmoestopstaan

10Toengingendediscipelenweernaarhuis.

11MaarMariastondbuitenbijhetgraftewenenEn terwijlzijweende,boogzijzichvooroverenkeekinhet graf.

12Enhijzagtweeengeleninwittekledingzitten,éénbij hethoofdeindeenéénbijhetvoeteneinde,waarhet lichaamvanJezushadgelegen.

13Enzijzeidentothaar:Vrouw,waaromweentgij?Zij zeidetothen:OmdatzijmijnHeerhebbenweggenomen, enikweetniet,waarzijHemgelegdhebben.

14Ennadatzijditgezegdhad,keerdezijzichomenzag Jezusstaan,maarzijwistnietdathetJezuswas.

15Jezuszeidetothaar:Vrouw,waaromweentgij?Wie zoektgij?Zij,menendedathetdetuinmanwas,zeidetot Hem:Heer,indiengijHemweggedragenhebt,zegmijdan waargijHemgelegdhebt,enikzalHemweghalen.

16Jezuszeidetothaar:MariaZijkeerdezichomenzeide totHem:Rabboeni,datis:Meester

17Jezuszeitegenhaar:HoudMijnietvast,wantIkben nognietopgevarennaarMijnVaderGaechternaarMijn broedersenzegtegenhen:IkvaaropnaarMijnVaderen uwVader,ennaarMijnGodenuwGod

18MariaMagdalenakwamaandeleerlingenvertellendat zijdeHeerhadgezienendatHijdittegenhaargezegdhad.

19Toenhetavondwerdopdieeerstedagvandeweeken dedeurenvandeplaatswaardediscipelenbijeenwaren,

geslotenwarenuitvreesvoordeJoden,kwamJezusen stondinhunmiddenenzeitegenhen:Vredeziju.

20EnnadatHijditgezegdhad,toondeHijhunZijn handenenZijnzijde.Dediscipelendanwarenblij,toenzij deHeerzagen.

21Jezuszeiopnieuwtegenhen:Vredeziju!Zoalsde VaderMijgezondenheeft,zendIkooku

22EnnadatHijditgezegdhad,bliesHijophenenzei tegenhen:OntvangdeHeiligeGeest

23Aanwiegijdezondenvergeeft,diezijnhunvergeven; enaanwiegijdezondentoerekent,diezijnhun toegerekend

24MaarThomas,eenvandetwaalf,ookDidymus genoemd,wasernietbijtoenJezuskwam

25DeanderediscipelenzeidendantotHem:Wijhebben deHeeregezien.MaarHijzeitothen:TenzijikinZijn handenhettekenderspijkerszie,enmijnvingerinhet tekenderspijkerssteek,enmijnhandinZijnzijdesteek, zaliknietgeloven.

26EnnaachtdagenwarenZijndiscipelenweerbinnen,en ThomaswasbijhenJezuskwam,terwijldedeuren geslotenwaren,enHijstondinhetmiddenenzei:Vrede ziju

27ToenzeiHijtegenThomas:Komhiermetuwvingeren bekijkMijnhanden,enkomhiermetuwhandensteekdie inMijnzijde;enweesnietongelovig,maargelovig 28EnThomasantwoorddeenzeidetotHem:MijnHeere enmijnGod!

29Jezuszeitegenhem:OmdatjeMijgezienhebt,Thomas, hebjegeloofdZaligzijnzijdienietgezienhebbenentoch geloven.

30EnJezusheeftnogveelmeerwonderengedaaninde tegenwoordigheidvanzijndiscipelen,dienietinditboek beschrevenzijn:

31Maardezezijngeschreven,opdatgijgelooft,datJezus deChristusis,deZoonvanGod,enopdatgij,doorte geloven,hetlevenhebtinzijnNaam.

HOOFDSTUK21

1HiernaverscheenJezusopnieuwaandediscipelenbijhet meervanTiberiasOokopdezewijzetoondeHijZichzelf 2ErwarenbijeenSimonPetrus,Thomas,dieookDidymus genoemdwordt,NathanaëluitKanainGalilea,dezonen vanZebedeüsentweeanderevanzijndiscipelen

3SimonPetruszeidetothen:Ikgavissen.Zijzeidentot hem:WijgaanookmetumeeZijgingenuit,engingen terstondinhetschip,enzijvingendiennachtniets.

4Toenhetinmiddelsmorgengewordenwas,stondJezus aandeoeverDediscipelenwistenechternietdathetJezus was

5ToenzeiJezustothen:Kinderen,hebbenjullieietste eten?ZijantwoorddenHem:Nee

6EnHijzeidetothen:Werphetnetuitaanderechterzijde vanhetschip,engijzultvindenZijwierpendanuit,ennu kondenzijhetnietmeertrekkenvanwegedemenigteder vissen.

7Daaromzeidediscipel,dieJezusliefhad,totPetrus:Het isdeHeerToenSimonPetrusnuhoorde,dathetdeHeer was,omgorddehijHemzijnvissersmantel,wanthijwas naakt,enwierpzichindezee

8Endeanderediscipelenkwamenineenkleinscheepje, wantzijwarennietvervanhetland,slechtsongeveer tweehonderdel,enzijsleeptenhetnetmetdevissenachter zichaan.

9Toenzijnuaanlandkwamen,zagenzijdaareen kolenvuur,waaropvislagenbrood

10Jezuszeitegenhen:‘Haalwatvandevisdiejullie gevangenhebben.

11SimonPetrusgingeropuitentrokhetnetophetland Hetwasvolgrotevissen,honderddrieënvijftigEnhoewel heterzoveelwaren,scheurdehetnetniet

12Jezuszeidetothen:KomteneetEnniemandvande discipelendurfdeHemvragen:WiezijtGij?wetendedat hetdeHeerewas

13ToenkwamJezus,namhetbroodengafhethun,enook devis.

14DitwasdederdekeerdatJezuszichaanzijnleerlingen vertoonde,nadathijuitdedoodwasopgewekt

15Toenzijdangegetenhadden,zeideJezustotSimon Petrus:Simon,zoonvanJonas,hebtgijMijmeerliefdan dezen?HijzeidetotHem:Ja,Heere,Gijweet,datikU liefheb.HijzeidetotHem:WeidMijnlammeren.

16Hijzeidewederomtentweedenmaletothem:Simon, zoonvanJonas,hebtgijMijlief?Hijzeidetothem:Ja, Heere,Gijweet,datikUliefheb.Hijzeidetothem:Weid mijnschapen

17HijzeidetenderdenmaletotHem:Simon,zoonvan Jonas,hebtgijMijlief?Petruswerdbedroefd,omdathij tenderdenmaletotHemzeide:HebtgijMijlief?Enhij zeidetotHem:Heere,Gijweetalledingen;Gijweet,datik Uliefheb.Jezuszeidetothem:WeidMijnschapen.

18Voorwaar,voorwaar,Ikzegu:toenujongwas, omgorddeuuzelfenliepuwaaruwilde;maarwanneeru oudzultzijn,zultuuwhandenuitstrekken,eneenander zaluomgordenenubrengenwaarunietwilt

19Ditzeidehij,aanduidendemetwelkendoodhijGod verheerlijkenzou.Ennadathijditgesprokenhad,zeidehij tothem:VolgMij

20ToenPetruszichomkeerde,zaghijdediscipeldieJezus liefhad,volgen.Ookdezelagtijdenshetavondmaalaan zijnborstenzei:Heere,wieishetdieUverraadt?

21ToenPetrushemzag,zeihijtegenJezus:Heer,wat moetdezemandoen?

22Jezuszeitegenhem:AlsIkwildathijblijfttotdatIk kom,watgaathetjouaan?VolgMij

23Ditwoordgingdanrondonderdebroeders,datdie discipelnietzoustervenJezushadechterniettegenhem gezegd:Hijzalnietsterven,maar:AlsIkwildathijblijft totdatIkkom,watgaatdatuaan?

24Ditisdediscipeldievandezedingengetuigtendeze dingenheeftopgeschrevenEnwijwetendatzijn getuigeniswaaris.

25EnerzijnnogveelmeerdingendieJezusheeftgedaan, enalszeallemaalzoudenwordenopgeschreven,danzou, denkik,dewereldzelfdeboekendiezoudenworden opgeschreven,nietkunnenbevattenAmen

Handelingenvande Apostelen

HOOFDSTUK1

1Heteerstetraktaathebikgemaakt,oTheophilus,over alleswatJezusbegonnenistedoenenteleren, 2TotopdedagdatHijwerdopgenomen,nadatHijdoor deHeiligeGeestaandeapostelen,dieHijhaduitgekozen, opdrachtenhadgegeven:

3AanwieHijZichooklevendheeftvertoondnaZijn lijden,metveleonmiskenbarebewijzen,veertigdagenlang, toenHijdoorhenwerdgezienensprakoverdedingendie hetKoninkrijkGodsbetreffen.

4EntoenHijmethenbijeengekomenwas,gafHijhunhet bevelJeruzalemnietteverlaten,maarteblijvenwachten opdebeloftevandeVader,dieu,zeiHij,vanMijgehoord hebt.

5WantJohannesdooptewelmetwater,maarjulliezullen metdeHeiligeGeestgedooptworden,nietlangnadeze dagen

6Toenzijdandaarbijeengekomenwaren,vroegenzij Hem:Heere,zultGijindezetijdhetkoningschapaan Israëlherstellen?

7EnHijzeidetothen:Hetisnietuwzaakdetijdenof gelegenhedenteweten,diedeVaderinZijneigenmacht gesteldheeft

8Maarjulliezullenkrachtontvangen,wanneerdeHeilige Geestoverjulliekomt,enjulliezullenMijngetuigenzijn, zowelinJeruzalemalsinheelJudeaenSamaria,entotaan hetuiterstevandeaarde

9EnnadatHijditgezegdhad,werdHijopgenomenterwijl zijhetzagen,eneenwolkonttrokHemaanhunogen 10Terwijlzij,terwijlHijvanhenopsteeg,hunbliknaarde hemelgerichthielden,stondendaaropeenstweemannenin witteklederenbijhen

11Dieookzeiden:MannenvanGalilea,watstaatudaaren zietopnaardehemel?DezeJezus,Dievanuopgenomen isindehemel,zalopdezelfdewijzeterugkomenalsuHem naardehemelhebtzienvaren

12ToenkeerdenzijterugnaarJeruzalem,vandeOlijfberg, dieeensabbatreisvanJeruzalemverwijderdligt

13Entoenzijbinnengekomenwaren,gingenzijnaarde bovenzaal,waarzijverbleven:Petrus,Jakobus,Johannes, Andreas,Filippus,Thomas,BartholomeüsenMattheüs, Jakobus,dezoonvanAlfeüs,SimonZelotesenJudas,de broervanJakobus.

14Dezeallenbleveneensgezindvolhardeninhetbidden ensmeken,samenmetdevrouwenenMaria,demoeder vanJezus,enmetzijnbroers.

15EnindiedagenstondPetrusoptemiddenvande discipelenenzeide:(hetaantalnamentezamenwas ongeveerhonderdtwintig)

16Mannenbroeders,hetwasnoodzakelijkdatdit Schriftwoordvervuldwerd,datdeHeiligeGeestdoorde mondvanDavidtevorengesprokenheeftoverJudas,de leidsmanvanhendieJezusgevangennamen

17Wanthijwerdbijonsgerekendenhaddeelgekregen aandezebediening

18Dezemanheefteenstukgrondgekochtmetdebeloning voorzijnongerechtigheidHijisvoorovergevallenenisin hetmiddenopengebarsten,enalzijningewandenzijnnaar buitengekomen

19EnhetwerdbekendaanalleinwonersvanJeruzalem, zodatdatstuklandinhuneigentaalAkeldamawordt genoemd,datwilzeggen:bloedakker

20WanterstaatgeschreveninhetboekderPsalmen:Laat zijnwoningwoestworden,enlaatniemanderwonen;en laateenanderzijnbisschopszetelinnemen

21Daarom,vandezemannendiemetonsomgegaanzijnal detijddatdeHeereJezusonderonsinenuitging, 22VanafdedoopvanJohannestotopdedagwaaropHij vanonswerdweggenomen,moetiemandmetonsgetuige zijnvanZijnopstanding.

23Enzijsteldenertweeaan:Jozef,dieBarsabasheette, dieookJustusgenoemdwerd,enMatthias

24Enzijbadenenzeiden:Gij,Heere,Diedehartenvan allenmensenkent,wijsaanwievandezetweeGijhebt uitgekozen,

25opdathijdeelzoukrijgenaandezebedieningenaanhet apostelschap,waarvanJudasdoorovertredingafgevallen wasomnaarzijneigenplaatstegaan.

26Enzijwierpenhunloten,enhetlotvielopMatthias;en hijwerdmetdeelfapostelengeteld

HOOFDSTUK2

1EntoendedagvanhetPinksterfeestaanbrak,warenzij alleneensgezindbijeenopéénplaats

2Enplotselingkwameruitdehemeleengeluidalsvan eengeweldigewindvlaag,enhetvuldehethelehuiswaar zijzaten

3Enerverschenenaanhentongenalsvanvuur,diezich verdeelden,enhetzettezichopiedervanhen.

4EnzijwerdenallenvervuldmetdeHeiligeGeesten begonnentesprekeninanderetalen,zoalsdeGeesthun gafuittespreken.

5ErwoondeninJeruzalemJoden,godvruchtigemannen, afkomstiguitallevolkenonderdehemel

6Toenditgeluidzichverspreidde,stroomdedemenigte samenenraakteinverwarring,omdatiederdeIsraëlieten inzijneigentaalhoordespreken

7Enzijwerdenallenbuitenzichzelfenverwonderdenzich, endeeenzeitegendeander:Zie,zijnhetnietallen Galileeërs,diedaarspreken?

8Enhoekunnenwijdaniederinonzeeigentaalhoren, waarinwijgeborenzijn?

9Parthen,Meden,Elamietenendebewonersvan Mesopotamië,Judea,Kappadocië,PontusenAsia,

10FrygiëenPamfyliëinEgypteendestrekenvanLibië bijCyrene,envreemdelingenuitRome,Jodenen proselieten,

11KretenzersenArabieren,wijhorenheninonzetalen sprekenoverdegrotedadenvanGod

12Enzijwarenallenbuitenzichzelfenraaktenin verwarring,endeeenzeitegendeander:Watbetekentdit?

13Anderenzeidenspottend:Dezemannenzijnvolvan zoetewijn.

14MaarPetrus,diemetdeelfwasopgestaan,verhiefzijn stemenzeitegenhen:MannenvanJudeaenallendiein Jeruzalemwonen,ditmoetubekendzijnenluistertnaar mijnwoorden:

15Wantdezemensenzijnnietdronken,zoalsuvermoedt, wanthetispashetderdeuurvandedag.

16MaarditiswatgesprokenisdoordeprofeetJoël: 17Enhetzalzijnindelaatstedagen,zegtGod,datIkzal uitstortenvanMijnGeestopallevlees;enuwzonenenuw dochterszullenprofeteren,uwjongelingenzullengezichten zienenuwouderenzullendromendromen

18Enookopmijndienstknechtenenopmijn dienstmaagdenzalIkindiedagenvanmijnGeest uitstorten,enzijzullenprofeteren

19EnIkzalwonderengevenindehemelbovenentekenen opdeaardebeneden:bloedenvuurenrookwalm

20Dezonzalveranderdwordeninduisternisendemaan inbloed,voordatdiegroteenontzagwekkendedagvande Heerkomt

21Enhetzalgeschieden,datalwiedeNaamdesHeren aanroept,behoudenzalworden

22MannenvanIsraël,luisternaardezewoorden:Jezusvan Nazareth,eenmandiedoorGodonderuwerd goedgekeurddoordekrachten,wonderenentekenendie GoddoorHeminuwmiddenheeftgedaan,zoalsuzelfook weet.

23Dezehebtu,diedoordebepaalderaadenvoorkennis vanGodovergeleverdis,gegrepenendoordehandenvan onrechtvaardigenaanhetkruisgenageldengedood.

24Godheefthemopgewektdoordeweeënvandedoodte ontbinden,omdathetnietmogelijkwasdathijdaardoor vastgehoudenzouworden.

25WantDavidzegtoverHem:IkzagdeHEEREaltijd voormijnaangezicht,wantHijisaanmijnrechterhand, opdatiknietzouwankelen.

26Daaromismijnhartverheugdenmijntongverheugt zich;ja,ookzalmijnvleesrusteninhoop

27WantGijzultmijnzielnietindehelachterlaten,enGij zultniettoelatendatUwHeiligeontbindingziet

28Gijhebtmijdewegendeslevensbekendgemaakt;Gij zultmijvervullenmetvreugdedooruwaangezicht.

29Mannenbroeders,ikwilugraagoverdeaartsvader Davidvertellendathijgestorvenenbegravenis,endatzijn graftotopdezedagbijonsis.

30HijwasduseenprofeetenwistdatGodhemmeteen eedgezworenhaddathijuitdevruchtvanzijnlendenen, voorzoverhethetvleesbetrof,deChristuszouopwekken omhemopzijntroontezetten

31Toenhijditvoorzag,sprakhijoverdeopstandingvan Christus,datzijnzielnietindehelisachtergelatenendat zijnvleesgeenontbindingheeftgezien

32DezeJezusheeftGodopgewekt,waarvanwijallen getuigenzijn

33Hijdan,nuHijdoorderechterhandGodsverhoogdis endebeloftevandeHeiligeGeestvandeVaderontvangen heeft,heeftdituitgestort,watgijnuzietenhoort.

34WantDavidisnietopgevarennaardehemelen,maarhij zegtzelf:DeHEEREheeftgezegdtotmijnHeere:Zitaan Mijnrechterhand,

35TotdatIkuwvijandentoteenvoetbankvoorugemaakt heb.

36DaarommoethethelehuisvanIsraëlmetzekerheid wetendatGoddezeJezus,dieugekruisigdhebt,totHeer enMessiasheeftgemaakt.

37Toenzijdithoorden,werdenzijdiepinhunhart getroffenenzeidentotPetrusendeandereapostelen:Wat moetenwijdoen,mannenbroeders?

38ToenzeiPetrustegenhen:Bekeeruenlaatiedervanu dopenindeNaamvanJezusChristus,totvergevingvan uwzonden,enuzultdegavevandeHeiligeGeest ontvangen

39Wantvooruisdebelofteenvooruwkinderenenvoor allendieverafzijn,zovelenalsdeHEERE,onzeGod, ertoeroepenzal

40Enmetnogveelmeeranderewoordengetuigdeen vermaandehij,zeggende:Behoeduzelfvanditverkeerde geslacht.

41Zijnu,diezijnwoordmetvreugdeaannamen,lieten zichdopen;enopdiedagwerdenerongeveerdrieduizend zielenaanhentoegevoegd.

42Enzijblevenvolhardenindeleervandeapostelenenin degemeenschap,inhetbrekenvanhetbroodeninde gebeden.

43Enerkwamvreesoveralleziel;energebeurdenvele wonderenentekenendoordeapostelen

44Enallen,dietothetgeloofgekomenwaren,waren bijeenenhaddenallesgemeenschappelijk;

45Enzijverkochtenhunbezittingenengoederen,en verdeeldendieonderallen,naariedersbehoefte.

46Enzijblevendagelijkseendrachtigindetempelbijeen, enbrakenhetbroodvanhuistothuis,engebruiktenhun spijzemetblijdschapeneenvouddesharten,

47Godlovende,engenadehebbendebijhetgansevolk EndeHeerevoegdedagelijksaandegemeentetoe,die behoudenwerden.

HOOFDSTUK3

1PetrusenJohannesgingensamennaardetempel,ophet uurvanhetgebed,hetnegendeuur

2Enerwerdeenmangedragendievandeschootvanzijn moederafkreupelwas,endiewerddagelijksbijdepoort vandetempel,diedeSchonegenoemdwordt,neergelegd omeenaalmoestevragenaanhendiedetempel binnenkwamen

3ToenhijzagdatPetrusenJohannesnaardetempel gingen,vroeghijomeenaalmoes.

4EnPetrus,diehem,samenmetJohannes,aankeek,zei: Kijkeensnaarons

5Enhijluisterdenaarhen,indeverwachtingietsvanhen teontvangen

6ToenzeiPetrus:Zilverengoudhebikniet,maarwatik heb,geefikuIndeNaamvanJezusChristus,de Nazarener,staopenwandel

7Enhijgreephembijderechterhandenhielphem overeind.Enterstondwerdenzijnvoetenenenkelsstevig.

8Enhijsprongopengingstaan,liepmethendetempel binnen,terwijlhijliepensprongenGodloofde 9EnheelhetvolkzaghemlopenenGodprijzen

10EnzijwistendatHijhetwas,DiebijdeSchonePoort vandetempelzatomeenaalmoesteontvangen.Enzij werdenvervuldmetverwonderingenontzettingoverwat Hemwasoverkomen

11Enterwijldekreupeleman,diegenezenwas,Petrusen Johannesvasthield,stroomdehethelevolksameninde

zuilengangdiedezuilengangvanSalomowordtgenoemd, enzijwarenzeerverbaasd.

12ToenPetrusdatzag,antwoorddehijhetvolk:Mannen vanIsraël,waaromverwondertuzichhierover?En waaromkijktuonszoaan,alsofwijdooronzeeigenkracht ofheiligheiddezemanhebbenlatenlopen?

13DeGodvanAbraham,IzakenJakob,deGodvanonze vaderen,heeftzijnZoonJezusverheerlijkt,dieuhebt overgeleverdenverloochendvoorPilatus,toendeze beslootHemvrijtelaten

14MaargijhebtdeHeiligeenRechtvaardigeverloochend enverlangddatueenmoordenaarzouwordengeschonken; 15EnHijheeftdenVorstdeslevensgedood,DienGoduit dedodenopgewektheeft;waarvanwijgetuigenzijn

16EndoorhetgeloofinzijnNaamheeftzijnNaamdeze mansterkgemaakt,dieuzietenkent.Enhetgeloofdat doorhemis,heefthemdezevolmaaktegezondheid gegeveninuwallertegenwoordigheid

17Ennu,broeders,ikweetdatudituitonwetendheidhebt gedaan,evenalsuwleiders

18MaarGodheeftalhetgeentevorendoordemondvanal zijnprofetenwasaangekondigd,namelijkdatdeChristus zoulijden,zovervuld

19Komdaaromtotinkeerenbekeeru,opdatuwzonden uitgewistworden,wanneerertijdenvanverkwikking komenvanhetaangezichtvandeHeer

20EnHijzalJezusChristuszenden,Dietevorenaanu verkondigdis.

21Hemmoetdehemelopnementotdetijdenwaarinalle dingenwordenhersteld,waaroverGodgesprokenheeftbij mondevanalzijnheiligeprofeten,vanoudsher.

22WantMozesheeftnaarwaarheidtotdevaderengezegd: EenprofeetzaldeHEERE,uwGod,uuituwbroeders doenopstaan,zoalsik;naarhemzultuluisteren,inalles wathijtotuzalzeggen

23Enhetzalgeschieden,datalwienietnaardieprofeet luistert,uithetvolkuitgeroeidzalworden.

24EnookalleprofetenvanSamuëlafenvanhendiena hemgekomenzijn,zovelenalsergesprokenhebben, hebbendezedagenaangekondigd.

25Gijzijtkinderenderprofetenenvanhetverbond,dat Godmetonzevaderengeslotenheeft,toenHijtotAbraham zeide:Eninuwnageslachtzullenallegeslachtenderaarde gezegendworden

26GodheeftzijnZoonJezusindeeersteplaatstotu gezondenomutezegenen,dooriedervanuaftekerenvan zijnongerechtigheden

HOOFDSTUK4

1Enterwijlzijtothetvolkspraken,kwamendepriesters, dehoofdmanvandetempelendeSadduceeënophenaf, 2Zijwarenerbedroefdoverdatzijhetvolkonderwezen endoorJezusdeopstandinguitdedodenverkondigden

3Enzijsloegendehandenaanhenenhieldenhen gevangentotdevolgendedag;wanthetwasinmiddels avondgeworden.

4MaarvelenvanhendiehetWoordhoorden,geloofden; enhetaantalvandemannenwasongeveervijfduizend

5Enhetgeschieddedesanderendaags,dathunoversten, enoudsten,enschriftgeleerden,

6EnAnnas,dehogepriester,enKajafas,Johannes, Alexanderenallendietothetgeslachtvandehogepriester behoorden,warenteJeruzalembijeengekomen

7Toenzeheninhetmiddenhaddengeplaatst,vroegenze: Doorwelkekrachtofinwelkenaamhebbenjulliedit gedaan?

8Petrus,vervuldmetdeHeiligeGeest,zeitegenhen: OverstenvanhetvolkenoudstenvanIsraël, 9Alswijvandaagonderzochtwordennaardegoededaad dieaandeziekeisverricht,waardoorhijgenezenis, 10WeetuallenenhethelevolkvanIsraël:doordeNaam vanJezusChristus,deNazarener,Dieugekruisigdhebt maarDieGoduitdedoodheeftopgewekt,doorHemstaat dezemanhiergezondvooru

11Ditisdesteendiedooru,debouwers,alsverachtwerd beschouwdendietoteenhoeksteenisgeworden.

12Ookisdezaligheidinniemandanders,wanterisonder dehemelgeenanderenaamaandemensengegeven waardoorwijzaligmoetenworden.

13ToenzijdevrijmoedigheidvanPetrusenJohannes zagenenbeseftendatzijongeletterdeenonwetende mannenwaren,verwonderdenzijzichenzijnamenkennis vanhen,datzijmetJezusgeweestwaren

14Entoenzijdemanzagenstaandiegenezenwas,konden zijernietstegeninbrengen.

15Maartoenzijhungebodenhaddenomuitderaadte gaan,beraadslaagdenzijonderelkaar,

16Enzijzeiden:Watmoetenwijmetdezemannendoen?

Wantdaterdoorheneenmerkwaardigtekenisgedaan,is aanallendieinJeruzalemwonen,bekend;enwijkunnen hetnietloochenen.

17Maaromtevoorkomendathetzichverderonderhet volkverspreidt,moetenwehendringendbedreigen,datzij voortaanmetniemandmeerindezenaamspreken.

18Enzijriepenhenbijzichenbevalenhun,datzijinhet geheelnietmeermochtensprekenofonderwijzeninde NaamvanJezus.

19MaarPetrusenJohannesantwoorddenenzeidentothen: Oordeeltgijzelf,ofhetinGodsogenjuistis,meernaaru teluisterendannaarGod.

20Wantwijkunnennietnalatentesprekenoverwatwij gezienengehoordhebben

21Toenzehennogeensbedreigden,lietenzehengaan, omdatzegeenmaniervondenomhentestraffen,vanwege hetvolkWantiedereenverheerlijkteGodomwater gebeurdwas.

22Wantdemanaanwieditwondervangenezingwerd getoond,wasmeerdanveertigjaaroud.

23Toenzijwarenvrijgelaten,gingenzijnaarhuneigen groepenverteldenalleswatdeoverpriestersendeoudsten hungezegdhadden

24Toenzijdathoorden,verhievenzijeendrachtighun stemtotGodenzeiden:Heere,GijzijtdeGod,Diede hemelendeaardeendezeegemaakthebt,enalwatdaarin is

25DiedoordemondvanDavid,uwdienaar,gezegdhebt: Waaromwoedendeheidenvolkenenbedenkendevolken ijdeledingen?

26Dekoningenvandeaardestondenopende machthebbersspandensamentegendeHeerentegenzijn Messias

27Wantwaarlijk,tegenUwheiligKindJezus,DieGij gezalfdhebt,zijnHerodesenPontiusPilatus,metde heidenenenhetvolkvanIsraëlbijeengekomen, 28OmtedoenalwatUwhandenUwraadtevoren bepaaldhaddendatergebeurenzou.

29Ennu,HEERE,ziehunbedreigingenaan;engeefUw dienaren,datzijmetallevrijmoedigheidUwWoord spreken,

30Dooruwhanduittestrekkentotgenezing,enopdat tekenenenwonderengeschiedendoordenaamvanuw heiligkindJezus

31Entoenzijgebedenhadden,werddeplaatswaarzij bijeenwaren,bewogen;enzijwerdenallenvervuldmetde HeiligeGeestensprakenhetwoordvanGodmet vrijmoedigheid

32Endemenigtevanhen,diegeloofden,waséénvanhart enéénvanzielEnniemandvanhenzeidatietsvanwathij bezat,zijneigendomwas,maarzijhaddenalles gemeenschappelijk.

33Endeapostelengetuigdenmetgrotekrachtvande opstandingvandeHeereJezus,enerwasgrotegenade overhenallen.

34OokwaserniemandonderhendiegebrekhadWant allendieeigenaarswarenvanstukkenlandofhuizen, verkochtendieenbrachtendeprijsvanhetverkochte,

35Enzijlegdenzeneeraandevoetenvandeapostelen,en aaniederwerduitgedeeldnaarzijnbehoefte

36EnJoses,diedoordeapostelendebijnaamBarnabas kreeg(watvertaaldbetekent:zoonvandevertroosting), waseenLevietenafkomstiguitCyprus,

37Toenhijeenstuklandhad,verkochthijhet,brachthet geldenlegdehetaandevoetenvandeapostelen

HOOFDSTUK5

1Maareenzekereman,metnameAnanias,verkochtmet Saffira,zijnvrouw,eenbezit, 2Enhijhieldeendeelvandeopbrengstachter,enookzijn vrouwwasdaarvanopdehoogteHijbrachteenbepaald deelenlegdedataandevoetenvandeapostelen.

3MaarPetruszei:Ananias,waaromheeftdesatanuwhart vervuld,zodatudeHeiligeGeestkuntbedriegeneneen deelvandeopbrengstvanhetlandkuntachterhouden?

4Toenhetovergeblevenwas,washettoennietvanu?En toenhetverkochtwas,washettoennietinuweigenmacht? Waaromhebtuditinuwhartbedacht?Uhebtniettegende mensengelogen,maartegenGod

5ToenAnaniasdezewoordenhoorde,vielhijneerengaf degeestErkwamgrotevreesoverallendiedithoorden

6Toenstondendejongemannenop,wikkeldenhemop, droegenhemnaarbuitenenbegroevenhem

7Enhetwasongeveerdrieuurlater,toenzijnvrouw binnenkwam,zondertewetenwatergebeurdwas

8EnPetrusantwoorddehaar:Zegmij,hebtgijhetland voorzoveelverkocht?Enzijantwoordde:Ja,voorzoveel

9ToenzeiPetrustegenhaar:Hoehebtusamenbeslotende GeestvandeHeerteverzoeken?Zie,devoetenvanhen dieuwmanbegravenhebben,staanvoordedeurenzullen unaarbuitendragen

10Toenvielzijterstondaanzijnvoetenneerengafde geestToendejongemannenbinnenkwamen,vondenzij

haardoodZijdroegenhaarwegenbegroevenhaarbijhaar man.

11Enerkwamgrotevreesoverdegehelegemeenteen overallendiedithoorden.

12Endoordehandenvandeapostelengebeurdenervele tekenenenwonderenonderhetvolk;(enzijwarenallen eendrachtigindezuilengangvanSalomo

13Enniemandvandeoverigendurfdezichbijhenaante sluiten,maarhetvolkverheerlijktehen

14EnerkwamensteedsmeergelovigenbijdeHeer,grote aantallenmannenenvrouwen)

15Omdatzedeziekennaardestratenbrachtenenhenop beddenenrustbankenlegden,wildemeniniedergevaldat deschaduwvanPetrus,dievoorbijging,opsommigenvan henzouneerdalen

16Ookuitdeomliggendestedenkwameenmenigtenaar JeruzalemZijbrachtenziekenendooronreinegeesten gekweldemensenmee,enzijwerdenallengenezen

17Toenstonddehogepriesterop,enallendiebijhem waren(datisdesektevandeSadduceeën),enzijwerden vervuldmetwoede,

18Enzijlegdendehandenaandeapostelenenzettenhen indegemeenschappelijkegevangenis

19MaardeengelvandeHeeropendedesnachtsdedeuren vandegevangenis,brachthennaarbuitenenzei:

20Ga,staenspreektothetvolkindetempeloveralle woordenvanditleven

21Entoenzijdathoorden,gingenzijdesmorgensvroegin detempelenleerdenMaardehogepriesterkwam,enzij diemethemwaren,enriependeraadbijeen,endegehele raadvandekinderenIsraëls,enzondennaardegevangenis, omhentelatenbrengen

22Maartoendedienarenkwamenenhennietinde gevangenisvonden,keerdenzijterugenvertelden:

23Enzijzeiden:Wijvondendegevangenisweldegelijk geslotenendebewakersstondenbuitenvoordedeuren Maartoenwijdedeurenopenden,vondenwijerniemand in

24Toendehogepriester,dehoofdmanvandetempelende overpriestersdithoorden,betwijfeldenzijofditwelzozou zijn

25Toenkwameriemanddiehunvertelde:Zie,demannen dieuindegevangenishebtgezet,staanindetempelen onderwijzenhetvolk

26Toengingdeoverstemetdedienarenheenenhaalde henzondergeweldvoorzich,wantzijwarenbangvoorhet volkdatzijgestenigdzoudenworden

27Toenzijzehaddengebracht,brachtenzijzevoorde RaadDehogepriestervroeghun:

28Enzeiden:Hebbenwijunietuitdrukkelijkgeboden,dat gijindezeNaamzoudtonderwijzen?Enzie,gijhebt Jeruzalemmetuwleervervuld,engijwilthetbloedvan dezenmanoveronsbrengen

29ToenantwoorddenPetrusendeandereapostelenen zeiden:WijmoetenGodmeergehoorzamendandemensen 30DeGodvanonzevaderenheeftJezusopgewekt,dieu hebtgedoodenaaneenhouthebtgehangen.

31HemheeftGoddoorZijnrechterhandverhoogdtoteen LeidsmaneneenRedder,omIsraëlbekeringenvergeving vanzondenteschenken.

32Enwijzijngetuigenvandezedingen,enookdeHeilige Geest,dieGodgegevenheeftaanhendieHem gehoorzamen

33Toenzijdathoorden,werdenzijdiepinhethart getroffenenbeslotenzijhentedoden.

34ToenstonderiemandindeRaadop,eenFarizeeër,met nameGamaliël,eenwetgeleerdedieonderhethelevolkin aanzienstond.Hijgafbeveldeaposteleneenkorteplaats aantestellen

35Enhijzeitegenhen:MannenvanIsraël,letopwatu metdezemannenzultdoen

36VóórdiedagenwasTheudasopgestaan,diezicherop beroemteenbelangrijkmantezijn.Bijhemslotenzich ongeveervierhonderdmannenaanHijwerdgedooden allendiehemgehoorzaamden,werdenverstrooiden vernietigd.

37Toendezemanopstond,indedagenvandetelling,trok JudasuitGalileaeengrootvolkachterzichaanOokhij kwamomhetleven,enallendiehemgehoorzaamden, raaktenverspreid

38EnnuzegIku:Houduafzijdigvandezemannenen laathengaan.Wantindienditbesluitofditwerkvan mensenafkomstigis,zalhettotnietsleiden

39MaaralshetvanGodis,kuntuhetnietvernietigen AnderszouumisschieninstaatzijnomtegenGodte strijden

40EnzijwarenhetmethemeensEnnadatzijde apostelenhaddengeroepenengeslagen,bevalenzijdatzij nietmeerindeNaamvanJezusmochtenspreken,enlieten hengaan

41Enzijverlietenderaad,verheugddatzijwaardig bevondenwarenomomwillevanzijnNaamsmaadte lijden

42Enzijhieldennietop,elkedagindetempeleninde huizen,teonderwijzenenJezusChristusteverkondigen

HOOFDSTUK6

1Enindiedagen,toenhetaantaldiscipelentoenam, ontstondergemoronderdeGriekentegendeHebreeën, omdathunweduwenbijdedagelijkseverzorging verwaarloosdwerden

2Toenriependetwaalfdemenigtevandediscipelenbij zichenzeiden:HetisnietverstandigdatwijhetWoord vanGodverlatenendetafelsbedienen

3Daarom,broeders,zoekzevenmannenonderudie betrouwbaarzijn,volvandeHeiligeGeestenwijsheid,en diewijoverdezezaakkunnenaanstellen.

4Maarwijzullenonsvoortdurendwijdenaanhetgebeden aandebedieningvanhetwoord

5Enditwoordbevieldegehelemenigte,enzijkozen Stefanus,eenmanvolgeloofendeHeiligeGeest,en Filippus,Prochorus,Nikanor,Timon,Parmenasen Nicolaas,eenproselietuitAntiochië

6ZijsteldenhemvooraandeapostelenNadatzijgebeden hadden,legdenzijhundehandenop

7EnhetwoordvanGodnamtoe,enhetaantaldiscipelen inJeruzalemnamsterktoe,enookeengrotemenigte priesterswerdgehoorzaamaanhetgeloof

8EnStefanus,volgeloofenkracht,deedgrotewonderen entekenenonderhetvolk

9Toenkwamenersommigenuitdesynagoge,diede synagogevandeVrijzinnigengenoemdwordt,enuit Cyreneeërs,AlexandrijnenenuitCiliciëenAsia,in opstandenraaktenindiscussiemetStefanus.

10Enzijkondendewijsheidendegeestwaarmeehij sprak,nietweerstaan

11Toenhaaldenzemannenoverdiezeiden:Wijhebben hemlasterlijkewoordenhorensprekentegenMozesen tegenGod

12Enzijhitstenhetvolk,deoudstenende schriftgeleerdenop,enzijkwamenophemaf,grepenhem enbrachtenhemvoordeRaad,

13Enerwerdenvalsegetuigenaangesteld,diezeiden: Dezemenshoudtnietoplasterlijkewoordentespreken tegendezeheiligeplaatsendewet

14WantwijhebbenHemhorenzeggen,datdezeJezusvan Nazarethdezeplaatszalverwoestenendegebruikenzal veranderen,dieMozesonsheeftovergeleverd

15EnallendieindeRaadzaten,kekenhemaanenzagen zijngezichtalshetgezichtvaneenengel

HOOFDSTUK7

1Toenzeidehogepriester:Isditwaar?

2Enhijzeide:Mannenbroedersenvaders,luistert!De Godderheerlijkheidisverschenenaanonzevader Abraham,toenhijinMesopotamiëwas,voordathijin Charanwoonde,

3Enhijzeitegenhem:Gauituwlandenuituw familiekring,enkomterugnaarhetlanddatIkuwijzenzal 4ToenvertrokhijuithetlandvandeChaldeeënen woondeinCharanEnnadatzijnvadergestorvenwas, brachthijhemvandaarovernaarditland,waarunuwoont 5EnHijgafhemdaaringeenenkelerfdeel,zelfsnieteen voetstukTochbeloofdeHijdatHijhetaanhemenzijn nakomelingentoteenbezitzougeven,terwijlhijnoggeen kinderenhad.

6EnGodsprakaldus:DatZijnnageslachtalsvreemdeling zouverblijvenineenvreemdland,endatzijhenin slavernijzoudenbrengenenkwaadzoudenvergelden, vierhonderdjaarlang

7Enhetvolkaanwiezijonderworpenzullenworden,zal Ikoordelen,zegtGod;endaarnazullenzijuittrekkenen Mijopdezeplaatsdienen

8EnHijgafhemhetverbondderbesnijdenis;enzo verwekteAbrahamIsaak,enbesneedhemopdeachtste dag;enIsaakverwekteJakob;enJakobverwektedetwaalf aartsvaders.

9Endepatriarchen,bewogendoorafgunst,verkochten JozefnaarEgypte;maarGodwasmethem, 10Hijverlostehemuitalzijnbenauwdhedenengafhem gunstenwijsheidindeogenvandefarao,dekoningvan EgypteDezesteldehemaanalslandvoogdoverEgypteen overheelzijnhuis

11ToenkwamerhongersnoodoverheelhetlandEgypte enKanaän,enerheerstegroteellende,zodatonzevaderen geenvoedselmeervonden.

12MaartoenJakobhoordedaterkoreninEgyptewas, stuurdehijonzevadereneralseerstenopuit

13EndetweedekeerwerdJozefaanzijnbroers bekendgemaakt,enookJozefsverwantenwerdenaan Faraobekendgemaakt

14ToenzondJozefheenenlietzijnvaderJakobbijzich komen,enalzijnverwanten,zeventigvijftienzielen.

15ToengingJakobnaarEgypteenstierf,hijenonze vaderen,

16EnzijwerdenovergebrachtnaarSichemenbijgezetin hetgrafdatAbrahamvooreensomgeldhadgekochtvan dezonenvanEmmor,devadervanSichem

17Maartoendetijdvandebelofte,dieGodaanAbraham hadgezworen,naderde,groeidehetvolkinEgypteennam inaantaltoe

18Totdatereenanderekoningopstond,dieJozefniet gekendhad

19Hijheeftonzeverwantenmetlistenbedrogbehandeld enonzevaderenkwaadgedaan,zodatzijhunjonge kinderenhebbenverstoten,zodatzijnietzoudenleven

20IndietijdwerdMozesgeborenenwashij buitengewoonmooiHijwerddriemaandenlanginhet huisvanzijnvaderverzorgd

21Toenhijuithetlandwasverdreven,namdedochtervan defaraohemopenvoeddehemopalshaareigenzoon

22EnMozeswerdonderwezeninallewijsheidvande Egyptenaren,enwasmachtiginwoordenendaden.

23Toenhijruimveertigjaaroudwas,kwamhetinzijn hartopomzijnbroeders,deIsraëlieten,tebezoeken

24Toenhijzagdateenvanhenonrechtwerdaangedaan, namhijhetopvoorhem,namwraakopdeverdrukteen sloegdeEgyptenaar

25Wanthijmeendedatzijnbroederszoudenbegrijpendat Godhendoorzijnhandzouverlossen,maarzijbegrepen hetniet

26EndevolgendedagverscheenHijaanhen,terwijlzij aanhettwistenwaren,enHijwildehenweermetelkaarop devuistlatengaan,zeggende:Mannen,gijzijtbroeders; waaromdoetgijelkaaronrechtaan?

27Maarhijdiezijnnaastekwaaddeed,wieheefthem weggestuurdengezegd:Wieheeftjoutotleiderenrechter overonsaangesteld?

28Wiltumijdoden,zoalsugisterenmetdeEgyptenaar deed?

29ToenMozesdithoorde,sloeghijopdevluchten verbleefalsvreemdelinginhetlandMidian,waarhijtwee zonenkreeg

30Entoenerveertigjaarverstrekenwaren,verscheenhem indewoestijnvandebergSinaïeenengelvandeHeerin eenvuurvlamineendoornstruik

31ToenMozesdatzag,verwonderdehijzichoverhet gezichtEntoenhijdichterbijkwamomhettebekijken, klonkdestemvandeHeertothem:

32Zeggende:IkbendeGoduwervaderen,deGodvan Abraham,endeGodvanIzak,endeGodvanJakobToen beefdeMozes,endurfdehetnietaanschouwen

33ToenzeideHeertegenhem:Doeuwschoenenuit,want deplaatswaaropustaat,isheiligegrond

34Ikhebgezien,IkhebgeziendeellendevanMijnvolk, datinEgypteis,enIkhebhungekermgehoord,enIkben nederdalenomhenteverlossenEnnu,kom,Ikzalunaar Egyptezenden.

35DezeMozes,diezijverwierpen,zeiden:Wieheeftutot leiderenrechteraangesteld?DezeheeftGodgezondenals leiderenbevrijderdoordehandvandeengeldieheminde doornstruikverscheen

36HijleiddehenuitEgypte,nadathijwonderenen tekenenhadgedaaninhetlandEgypte,aandeSchelfzeeen indewoestijn,veertigjaarlang

37DitisdieMozes,dietotdeIsraëlietenzei:Eenprofeet zoalsikzaldeHEERE,uwGod,voorudoenopstaanuit uwbroeders;naarhemzultuluisteren

38Dezeishetdieindegemeenteindewoestijnwas, samenmetdeengeldietotHemsprakopdebergSinaï,en metonzevaderen;hijontvingdelevendewoordenomze aanonsdoortegeven

39Naarhemhebbenonzevaderennietwillenluisteren, maarzijhebbenhemvanzichverstoteneninhunhartzijn zijweerteruggekeerdnaarEgypte,

40HijzeitegenAäron:Maakonsgodendievooronsuit kunnengaanWantwatdieMozesbetreft,dieonsuithet landEgypteheeftgeleid,wijwetennietwatermethem gebeurdis

41Indiedagenmaaktenzijeenkalfenbrachtenoffersaan deafgod.Zijverheugdenzichoverhetwerkvanhun handen

42ToenkeerdeGodZichomengafhenover,omhetleger deshemelstevereren,zoalsgeschrevenstaatinhetboek derprofeten:HebtgijMij,huisvanIsraël,geslachtedieren enoffersgebracht,veertigjaarlangindewoestijn?

43Ja,gijhebtdetentvanMolochmeegenomen,endester vanuwgodRemfan,deafbeeldingendiegijgemaakthad omzeteaanbidden;enIkzaluwegvoeren,nogverderdan Babel.

44Onzevaderenhaddendetentdergetuigenisinde woestijn,zoalsHijbepaaldhad,toenHijtotMozessprak, dathijhetmoestmakenovereenkomstighetvoorbeelddat hijgezienhad

45Dieookonzevaderen,dielaterkwamen,metJezusin hetbezitvandeheidenenhebbengebracht,dieGodvoor hetaangezichtvanonzevaderenheeftweggevoerd,totin dedagenvanDavid

46DiegenadevondbijGodeneententvoordeGodvan Jakobwildevinden

47MaarSalomobouwdevoorhemeenhuis

48MaardeAllerhoogstewoontnietintempelsdiemet handengemaaktzijn,zoalsdeprofeetzegt:

49Dehemelismijntroonendeaardeeenvoetbankvoor mij.Welkhuiszultumijbouwen?spreektdeHEERE.Of watisdeplaatsvanmijnrust?

50Heeftnietmijnhandditallesgemaakt?

51Hardnekkigenenonbesnedenenvanhartenoren,u verzetualtijdtegendeHeiligeGeest;zoalsuwvaderen deden,zodoetooku.

52Wievandeprofetenhebbenuwvaderennietvervolgd?

Zijhebbendegenengedooddietevorendekomstvande Rechtvaardigeverkondigden;vanwieunuverradersen moordenaarsbentgeworden.

53Zijhebbendewetontvangendoordebeschikkingvan engelen,maarhebbenzichernietaangehouden

54Toenzijdithoorden,werdhethundiepinhethart getroffenenzijknarstenmethuntandentegenHem

55Maarhij,volvandeHeiligeGeest,hieldzijnogenten hemelgerichtenzagdeheerlijkheidvanGodenJezus, staandeaanderechterhandvanGod,

56EnHijzeide:Zie,ikziedehemelengeopendende Zoondesmensen,staandeaanderechterhandGods

57Toenriepenzijmetluidestem,stoptenhunorendicht enstormdeneendrachtigophemaf.

58EnzijwierpenhembuitendestadenstenigdenhemEn degetuigenlegdenhunklerenneeraandevoetenvaneen jongeman,wiensnaamSauluswas.

59EnzijstenigdenStefanus,dieGodaanriepenzei:Heere Jezus,ontvangmijngeest

60Enhijknieldeneder,enriepmetluiderstem:Heere, rekenhundezezondeniettoe!Entoenhijditgezegdhad, vielhijinslaap

HOOFDSTUK8

1EnSaulusstemdetoeinzijndoodEnerontstondtedien tijdeeengrotevervolgingtegendegemeentediete Jeruzalemwas;enzijwerdenallenverstrooidoverde strekenvanJudeaenSamaria,behalvedeapostelen

2EnvromemannendroegenStefanusnaarzijngrafen bedrevengroterouwoverhem.

3SaulusrichtteeenverwoestingaanindegemeenteHij gingallehuizenbinnenensleeptemannenenvrouwenmee, diehijindegevangenisgooide.

4Zijdieverstrooidwerden,trokkendanookoveralheen enverkondigdenhetWoord

5FilippusgingnaardestadSamariaenverkondigdehun Christus

6Endescharehieldzicheensgezindbezigmethetgeen Filippuszei,omdatzijdetekenendiehijdeed,hoordenen zagen

7Wantvanvelendieonreinegeestenhadden,gingendeze onderluidgeroepuit;ookwerdenveleverlamdenen kreupelengenezen

8Enerontstondgrotevreugdeindiestad

9Erwasechtereenman,Simongeheten,dievroegerin dezelfdestadtoverijpleegdeendeinwonersvanSamaria betoverde,terwijlhijvanzichzelfbeweerdedathijiets grootswas.

10Zijhieldenallen,vandekleinstetotdegrootste,hun aandachteropenzeiden:DezemanisdegrotekrachtGods

11Enzijhieldenhemindegaten,omdathijhenal geruimetijdmetzijntoverijhadbetoverd

12MaartoenzijFilippusgeloofden,diehetevangelievan hetKoninkrijkvanGodenvandeNaamvanJezus Christusverkondigde,lietenzijzichdopen,zowelmannen alsvrouwen

13ToengeloofdeookSimonzelf.Ennadathijgedoopt was,bleefhijbijFilippusenverwonderdezich,toenhijde wonderenentekenenzagdieergebeurden.

14ToendeaposteleninJeruzalemhoordendatSamariahet woordvanGodhadaangenomen,stuurdenzijPetrusen Johannesnaarhentoe

15Toenzijdaaraangekomenwaren,badenzijvoorhendat zijdeHeiligeGeestmochtenontvangen

16WantHijwasnogopniemandvanhengevallen;alleen zijwarengedooptindeNaamvandeHeereJezus

17Toenlegdenzijhundehandenopenzijontvingende HeiligeGeest.

18EntoenSimonzagdatdoordeopleggingvandehanden vandeapostelendeHeiligeGeestwerdgegeven,boodhij hungeldaan,

19Enzijzeiden:Geefookmijdezemacht,opdatiederaan wieikdehandenopleg,deHeiligeGeestontvangt

20MaarPetruszeitegenhem:Uwgeldmoetmetu vergaan,omdatudachtdatdegavevanGoddoorgeld gekochtkonworden

21Jijhebtpartnochdeelaandezezaak,wantjouwhartis nietoprechtvoorGod.

22HebdaaromberouwoveruwslechtheidenbidGodof hijumisschienkanvergevenwatuinuwharthebtbegaan 23Wantikziedatuinbitteregalenineenkluwen ongerechtigheidverkeert

24ToenantwoorddeSimonenzei:Bidvoormijtotde Heer,datmijnietsoverkomtvanwatugezegdhebt 25EnnadatzijhetWoordvandeHeerhaddengetuigden verkondigd,keerdenzijterugnaarJeruzalemen verkondigdenhetEvangelieinveledorpenvande Samaritanen

26EndeengeldesHerenspraktotFilippusenzeide:Sta openganaarhetzuiden,dewegop,dievanJeruzalem afdaaltnaarGaza,dateenwoestijnis

27Enhijstondopenging;enzie,eenmanuitEthiopië, eenkamerling,eengrootautoriteitonderCandace,de koninginvandeEthiopiërs,diedewachthadoveralhaar schatten,endienaarJeruzalemwasgekomenomte aanbidden,

28Hijwasopdeterugwegenzatinzijnwagen,terwijlhij deprofeetJesajalas.

29ToenzeideGeesttegenFilippus:Ganaarvorenen voegjebijdezewagen

30EnFilippussneldenaarHemtoeenhoordeHemde profeetJesajalezen,enzeide:VerstaatGijookwatGij leest?

31Enhijzeide:Hoezouikdatkunnen,alsnietiemandmij dewegwijst?EnhijverzochtFilippus,dathijzoukomen enbijhemzouzitten

32DeplaatsvanhetSchriftgedeeltedathijlas,wasdit:Als eenschaapwerdhijnaardeslachtbankgeleid;enzoalseen lamstomisvoorzijnscheerder,zodeedhijzijnmondniet open.

33Inzijnvernederingwerdhemhetoordeelontnomen Wiezalzijnafkomstverhalen?Wantzijnlevenwerdvan deaardeweggenomen.

34EndekamerlingantwoorddeFilippusenzeide:Vanwie zegtdeprofeetdit?Vanzichzelfofvaniemandanders?

35EnFilippusdeedzijnmondopen,enuitgaandevandie Schrift,verkondigdehijhemJezus

36Enterwijlzijverderreisden,kwamenzijbijeenwater Endekamerlingzeide:Zie,daariswater;watisertegen, datikgedooptword?

37EnFilippuszeide:Indiengijvanganserhartegelooft, zoishetgeoorloofdEnhijantwoorddeenzeide:Ikgeloof, datJezusChristusdeZoonvanGodis

38Enhijgafbeveldewagenstiltehouden,enbeiden daaldenafinhetwater,zowelFilippusalsdekamerling,en hijdooptehem

39Entoenzijuithetwatergekomenwaren,namdeGeest vandeHeerFilippusweg,endekamerlingzaghemniet meer;enhijvervolgdezijnwegmetblijdschap

40EnFilippuswerdinAzotusaangetroffen;enterwijlhij doorreisde,prediktehijinaldesteden,totdathijin Caesareakwam

HOOFDSTUK9

1EnSaulus,dienogsteedsdreigendeenmoordende woordenuittetegendediscipelenvandeHeer,gingnaar dehogepriester,

2Enhijvroeghembrievenvoordesynagogenin Damascus,zodathij,alshijermannenenvrouwenzou vindendievandiewegwaren,hengeboeidnaarJeruzalem konbrengen

3Enterwijlhijopwegwas,kwamhijindebuurtvan DamascusEnplotselingomstraaldehemeenlichtuitde hemel

4Enhijvielopdegrondenhoordeeenstemtotzich zeggen:Saul,Saul,waaromvervolgtgijMij?

5Enhijzeide:WiezijtGij,Heere?EndeHeerezeide:Ik benJezus,DieGijvervolgt;hetisUhard,tegende prikkelsteslaan

6Enhijbeefdeenwasontzetenzeide:Heere,watwiltGij datikdoenzal?EndeHeerezeidetothem:Staop,engain destad,enhetzalugezegdworden,watgijdoenmoet

7Endemannendiemethemreisden,stondensprakeloos Zijhoordenweleenstem,maarzagenniemand.

8ToenstondSaulusopvandegrondToenhijzijnogen opende,zaghijniemandmeerZeleiddenhemechterbij dehandenbrachtenhemnaarDamascus.

9Endriedagenlangkonhijnietzien,enhijatnieten dronkniet

10EnerwaseenzekerdiscipelteDamascus,metname Ananias;entothemzeidedeHeereineenvisioen:Ananias Enhijzeide:Zie,hierbenik,Heere

11EndeHeerezeidetothem:Staop,enganaardestraat, diedeRechtegenoemdwordt,envraaginhethuisvan Judasnaariemand,genaamdSaulus,vanTarsus;wantzie, hijbidt.

12Enhijzagineenvisioeneenman,genaamdAnanias, binnenkomenenhemdehandenopleggen,opdathijweer zoukunnenzien.

13ToenantwoorddeAnanias:Heere,ikhebvanvelenover dezemangehoord,hoeveelkwaadhijUwheiligente Jeruzalemheeftaangedaan.

14Enhijheefthiervolmachtvandeoverpriestersomallen gevangentenemendieuwnaamaanroepen

15MaardeHeerzeitegenhem:Gaheen,wantdezeisMij eenuitverkorenwerktuigomMijnNaamtebrengenvoor deheidenen,dekoningenendeIsraëlieten

16WantIkzalhemlatenzienhoeveelhijomwillevan MijnNaammoetlijden

17EnAnaniasgingheenenkwaminhethuis;enhemde handenopleggende,zeidehij:Saul,broeder,deHeereheeft mijgezonden,namelijkJezus,Dieaanuverschenenisop dewegwaarlangsgijgekomenzijt,opdatgijweerzoudt ziendewordenenvervuldwordenmetdeHeiligeGeest.

18Enterstondvielenhemalshetwareschubbenvande ogen,enterstondwerdhijweerziende,enhijstondopen werdgedoopt

19Entoenhijspijzehadontvangen,werdhijversterkt ToenwasSaulusenigedagenbijdediscipelendiete Damascuswaren

20Enterstondverkondigdehijindesynagogendat ChristusdeZoonvanGodis.

21Maarallendiehethoorden,werdenverbaasdenzeiden: IsditnietdemandieinJeruzalemallenheeftuitgeroeid

diedezeNaamaanriepen,endiemetdatdoelhierheen gekomenisomhengeboeidvoordeoverpriesterste brengen?

22MaarSauluswerdsteedskrachtigerenbrachtdeJoden dieinDamascuswoonden,inverwarringdoortebewijzen datdezedeChristusis

23Entoenerveledagenverstrekenwaren,beraamdende Jodeneenplanomhemtedoden.

24MaarhunoponthoudwerdaanSaulbekendEnzij bewaaktendepoortendagennachtomhemtedoden 25Dediscipelennamenhem'snachtsmeeenlietenhemin eenmandlangsdemuurnaarbenedenzakken

26ToenSaulusinJeruzalemgekomenwas,probeerdehij zichbijdediscipelenaantesluitenMaarzijwarenallen bevreesdvoorhemengeloofdennietdathijeendiscipel was.

27MaarBarnabasnamhemonderzijnhoedeenbracht hemnaardeapostelenHijverteldehunhoehijonderweg deHeerhadgezien,hoeHijtothemhadgesprokenenhoe HijinDamascusvrijmoedigindeNaamvanJezushad gesproken

28EnHijwasbijhen,dieinenuitJeruzalemgingen.

29EnhijsprakvrijmoedigindeNaamvandeHeereJezus, entwisttemetdeGrieken;maarzijwildenHemdoden

30Toendebroedersditvernamen,brachtenzehemnaar CaesareaenstuurdenhemnaarTarsus

31ToenkregendegemeenteninheelJudea,Galileaen Samariarustenwerdenopgebouwd.Zijwandeldeninde vrezedesHerenenindevertroostingvandeHeiligeGeest ennameninaantaltoe

32Enhetgebeurde,toenPetrusoveralrondreisde,dathij ookbijdeheiligenkwamdieteLyddawoonden

33Endaartrofhijeenmanaan,metnameEneas,dieal achtjaaropbedlagenverlamdwas.

34EnPetruszeidetothem:Eneas,JezusChristusmaaktu gezond;staop,enmaakuwbedopEnhijstondterstond op.

35EnallendieinLyddaenSaronwoonden,zagenhemen bekeerdenzichtotdeHEERE

36NuwaserinJoppeeendiscipelinvanwiedenaam Tabithawas,watvertaaldDorkasbetekentDezevrouw wasovervloedigingoedewerkenenaalmoezendiezij deed.

37Enhetgebeurdeindiedagendatzijziekwerdenstierf; nadatmenhaargewassenhad,legdemenhaarinde bovenzaal.

38EnomdatLyddadichtbijJoppelag,stuurdende discipelen,diegehoordhaddendatPetrusdaarwas,twee mannennaarhemtoe,methetverzoekdathijzosnel mogelijkbijhenzoukomen

39ToenstondPetrusopengingmethenmeeToenhij gekomenwas,brachtenzijhemindebovenzaal;enalle weduwenstondenbijhem,wenende,entoondenderokken enklederendieDorkasgemaakthad,toenzijbijhenwas

40MaarPetrusstuurdezeallemaalnaarbuiten,enknielde neder,enbad;enzichtothetlichaamwendende,zeide: Tabitha,staop!Enzijopendehaarogen;entoenzijPetrus zag,gingzijovereindzitten

41EnHijgafhaardehand,richttehaarop,riepdeheiligen endeweduwenensteldehaarlevendvoor.

42EnhetwerdbekendinheelJoppe,envelengeloofdenin deHeer

43EnhetgebeurdedatHijeengrootaantaldageninJoppe bleef,bijeenzekereSimon,eenleerlooier.

HOOFDSTUK10

1ErwaseenmaninCaesarea,Corneliusgenaamd,een hoofdmanoverhonderdvandeafdelingdiedeItaliaanse afdelingwerdgenoemd,

2Eenvroomman,diemetheelzijnhuisGodvreesde,die veelaalmoezenaanhetvolkgafenvoortdurendtotGod bad

3Hijzagineenvisioen,omstreekshetnegendeuurvande dag,duidelijkeenengelvanGodnaarhemtoekomenen tegenhemzeggen:Cornelius!

4Entoenhijhemaankeek,werdhijbevreesdenzeide: Watiser,Heere?Enhijzeidetothem:Uwgebedenenuw aalmoezenzijngekomentoteengedachtenisvoorGod

5Ennu,stuurmannennaarJoppeenlaateenzekereSimon roepen,dieookPetrusgenoemdwordt.

6HijlogeertbijeenzekereSimon,eenleerlooier,wiens huisaandezeeligtHijzaluzeggenwatumoetdoen

7ToendeengeldietotCorneliushadgesproken,wegwas, riephijtweevanzijnhuisknechteneneenvromesoldaat uithendiehemvoortdurenddienden

8EnnadatHijhunditalleshadverteld,stuurdeHijhen naarJoppe

9Devolgendedag,terwijlzijverderreisdenendestad naderden,klomPetrusomstreekshetzesdeuurophetdak omtebidden

10EnhijkreeggrotehongerenwildeetenMaarterwijlzij hetklaarmaakten,raaktehijineentrance.

11EnHijzagdehemelgeopendeneenvoorwerp,datnaar Hemtoeneerdaalde,gelijkeengrootlaken,aandevier hoekendichtgemaaktenopdeaardeneergelaten.

12Daarinwarenallesoortenvanhetviervoetigegedierte deraarde,endewildedieren,endekruipendedieren,ende vogelsdeshemels.

13Enerklonkeenstemtothem:Staop,Petrus,slachten eet

14MaarPetruszei:Nee,Heer,wantikhebnognooitiets gegetendatonheiligofonreinwas

15Endestemsprakwederomvoordetweedekeertothem: WatGodgereinigdheeft,zultgijnietvooronheilighouden.

16Enditgeschieddedriemaal;enhetvoorwerpwerd wederomindehemelopgenomen

17TerwijlPetrusbijzichzelftwijfeldewathetvisioendat hijhadgezien,tebetekenenhad,zie,demannendiedoor Corneliuswarengestuurd,haddennaarhethuisvanSimon gevraagdenstondenvoordepoort

18Enhijriephenenvroeg,ofSimon,dieookPetrus genoemdwerd,daartegastwas

19TerwijlPetrusoverhetvisioennadacht,zeideGeest tegenhem:Zie,driemannenzoekenU

20Stadanop,ganaarbenedenengamethenmee,zonder tetwijfelen,wantIkhebhengezonden

21ToengingPetrusnaardemannendiedoorCornelius naarhemtoewarengestuurd,enzei:Zie,ikbenhet,dieu zoektWatisdereden,waaromuhierbent?

22Enzijzeiden:Cornelius,dehoofdmanoverhonderd, eenrechtvaardigman,dieGodvreesteneengoedenaam heeftonderhetgehelevolkderJoden,isdoorGoddoor

eenheiligeengelvermaandomuinzijnhuistelaten komenenwoordenvanutehoren.

23Toenriephijhenin,engafhunonderdakEnde volgendedaggingPetrusmethenheen,enenigebroeders vanJoppevergezeldenhem.

24EndevolgendedagkwamenzijinCaesareaaanEn Corneliuswachtteophen,enhadzijnverwantenennaaste vriendenbijeengeroepen.

25ToenPetrusbinnenkwam,kwamCorneliushem tegemoet,vielaanzijnvoetenenaanbadhem

26MaarPetrushielphemovereindenzei:Staop,ikben ookmaareenmens

27EnterwijlHijmetHemsprak,gingHijnaarbinnenen troferveelsamengekomenmensenaan

28EnHijzeidetothen:Gijweet,datheteenJood ongeoorloofdis,ommetiemandvaneenvreemdvolkom tegaan,ofmethemomtegaan;maarGodheeftmijdoen weten,datikniemandonheiligofonreinmagnoemen

29Daarombenikzondertegensprekennaarutoegekomen, toenikontbodenwerdIkvraagudanmetwelkdoelumij ontbodenhebt

30EnCorneliuszeide:Vierdagengeledenwasikaanhet vastentotopdituur;enophetnegendeuurbadikinmijn huis,enzie,daarstondeenmanvoormijineenblinkend gewaad,

31Enhijzeide:Cornelius,uwgebedisverhoord,enuw aalmoezenzijningedachtenisvoorGod

32StuurdaaromiemandnaarJoppeenlaatSimonkomen. HijwordtookPetrusgenoemdHijlogeertinhethuisvan Simon,eenleerlooieraandezeeAlshijkomt,zalhijmet uspreken.

33Daaromhebikterstondtotugezonden;engijhebtwel gedaan,datgijgekomenzijtNudan,wijzijnallenhier tegenwoordigvoorGod,omtehorenalhetgeenudoor Godgebodenis

34ToendeedPetruszijnmondopenenzei:Ikzie werkelijkindatGodgeenaanziendespersoonskent.

35MaaronderallevolkenisdegenedieHemvreesten gerechtigheiddoet,Hemwelgevallig

36HetwoorddatGodaandekinderenvanIsraëlgezonden heeftomvredeteverkondigendoorJezusChristus(Hijis Heervanallen)

37Ikzegdatuditwoordkent,datinheelJudea verkondigdisendatbegonnenisinGalilea,nadedoopdie Johannespredikte

38HoeGodJezusvanNazarethheeftgezalfdmetde HeiligeGeestenmetkrachtHijisrondgegaan,weldoende engenezendeallendiedoordeduiveloverweldigdwaren; wantGodwasmetHem

39EnwijzijngetuigenvanalhetgeenHijgedaanheeft, zowelinhetlandderJodenalsinJeruzalem;Hemhebben zijgedoodenaaneenhoutgehangen.

40GodheeftHemopdederdedagopgewektenHem openlijkgetoond

41Nietaanheelhetvolk,maaraandegetuigendieGod tevorenhaduitgekozen:aanons,diemetHemgegetenen gedronkenhebben,nadatHijuitdedoodwasopgestaan.

42Enhijgafonsbevelomtothetvolktepredikenente getuigendatHijhetisdiedoorGodisaangesteldals Rechteroverlevendenendoden.

43VanHemgetuigenalleprofeten,datiederdieinHem gelooft,vergevingvanzondenzalontvangendoorZijn Naam

44TerwijlPetrusnogdezewoordensprak,vieldeHeilige GeestopallendiehetWoordhoorden.

45Endegenendieuitdebesnijdeniskwamenentotgeloof kwamen,verbaasdenzicheroverdatdegavevande HeiligeGeestookoverdeheidenenwasuitgestort.

46Wantzijhoordenhensprekenintongen,enGod grootmakenToenantwoorddePetrus:

47Kaniemandhetwaterweren,zodatdezennietgedoopt zoudenworden,dieevenalswijdeHeiligeGeesthebben ontvangen?

48Enhijgeboodhundatzijgedooptzoudenwordeninde NaamvandeHeerToenbadenzijHemdatHijenige dagenzoublijven.

HOOFDSTUK11

1EndeapostelenendebroedersdieinJudeawaren, hoordendatookdeheidenenhetwoordvanGodhadden aanvaard.

2EntoenPetrusteJeruzalemgekomenwas,twisttende besnijdenisbroedersmethem,

3enzeiden:Gijzijttotonbesnedenengekomenenhebt methengegeten

4MaarPetrusherhaaldedezaakvanhetbeginafenlegde hethuninordeuit,zeggende:

5IkwasindestadJoppeaanhetbiddenToenzagikin eengeestvanvervoeringeenvisioen:Erdaaldeeen voorwerpneer,datleekopeengrootlaken,dataandevier hoekenuitdehemelwasneergelatenHetkwambijmij

6Toenikdaaropmijnogenrichtte,zagikviervoetige dierenopaarde,wildedieren,kruipendedierenenvogels indelucht

7Enikhoordeeenstemtotmijzeggen:Staop,Petrus, slachteneet.

8Maarikzei:Nee,Heere!Erisnooitietsonheiligsof onreinsinmijnmondgekomen

9Maaropnieuwantwoorddemijeenstemuitdehemel: WatGodgereinigdheeft,magunietvooronheilighouden

10Enditgebeurdedriemaal,enallenwerdenweer opgenomenindehemel.

11Enzie,erwarenreedsdriemannennaarhethuis gekomenwaarikwas,vanuitCaesareanaarmijtoe gestuurd.

12EndeGeestgeboodmijmethenmeetegaan,zonder enigetwijfel.Ookdezezesbroedersvergezeldenmij,en wijgingeninhethuisvandeman:

13Enhijverteldeons,hoehijeenengelinzijnhuishad gezien,diedaarstondentothemzeide:Zendmannennaar JoppeenlaatSimonroepen,diebijgenaamdwordtPetrus; 14Dieuwoordenzalverkondigen,waardooruenheeluw huiszaligzultworden

15Enterwijlikbegontespreken,vieldeHeiligeGeestop hen,zoalsinhetbeginookopons

16ToenherinnerdeikmijhetwoordvandeHeer,datHij gezegdheeft:Johannesdooptewelmetwater,maarjullie zullengedooptwordenmetdeHeiligeGeest

17AangezienGodhundaneenzelfdegavegegevenheeft alsaanons,dieindeHeereJezusChristusgeloofden,wie wasikdan,datikGodzoukunnentegenstaan?

18Toenzijdithoorden,zwegenzijenverheerlijktenGod, zeggende:ZoheeftGodookaandeheidenendebekering gegevendietothetlevenleidt

19Enzijdieverstrooidraaktendoordevervolgingdie ontstondomStefanus,trokkenverdertotaanFenicië, CyprusenAntiochië,enzijverkondigdenhetWoordaan niemanddanaandeJoden

20Enerwarensommigenvanhen,mannenuitCyprusen Cyrene,die,toenzijteAntiochiëgekomenwaren,totde GriekensprakenendeHeereJezuspredikten

21EndehandvandeHeerwasmethen,zodateengroot aantalmensengeloofdeenzichtotdeHeerbekeerde

22Toenhetgeruchtvandezedingendegemeentein Jeruzalemterorekwam,zondenzijBarnabaseropuitom naarAntiochiëtegaan

23ToenhijdaarkwamendegenadevanGodzag,washij blijenvermaandehenallen,datzijzichmeteenvast voornemenvanhunhartaandeHeerezoudenvastklampen 24Wanthijwaseengoedman,envolvandeHeilige Geestenvangeloof;eneengrotemenigtewerdaande Heeretoegevoegd

25ToenvertrokBarnabasnaarTarsusomSaulustezoeken.

26Entoenhijhemgevondenhad,brachthijhemnaar AntiochiëEnhetgeschiedde,datzijeenheeljaarlangmet degemeentesamenkwamen,enveelvolkleerden.Ende discipelenwerdeneerstinAntiochiëChristenengenoemd 27IndiedagenkwamenerprofetenuitJeruzalemnaar Antiochië.

28Eneenvanhenstondop,metnameAgabus,enhijgaf doordeGeesttekennendatergrotehongersnoodzou komenindegehelewereld.Dezehongersnoodkwamook indedagenvankeizerClaudius

29Toenbeslotendediscipelen,iedernaarvermogen, ondersteuningtesturennaardebroedersdieinJudea woonden

30Datdedenzijook,enzijzondenhetdoordehandvan BarnabasenSaulusnaardeoudsten.

HOOFDSTUK12

1RonddietijdbegonkoningHerodesenkeleledenvande gemeentelastigtevallen

2EnhijdooddeJakobus,debroervanJohannes,methet zwaard

3EntoenHijzagdathetdeJodenbeviel,gingHijverder omookPetrustehalen.(Hetwarendedagenvande ongezuurdebroden)

4Ennadathijhemhadgegrepen,zettehijheminde gevangenisenleverdehemoveraanvierviertallen soldatenomhemtebewakenHijwildehemnaPasenvoor hetvolkuitleveren

5Petruswerddusindegevangenisvastgehouden,maarde gemeentebadonophoudelijkvoorhemtotGod

6ToenHerodeshemwildelatenvoorbrengen,sliepPetrus diezelfdenachtnogtussentweesoldaten,geboeidmettwee kettingenDebewakersbijdeingangbewaaktende gevangenis.

7Enziet,deEngeldesHerenkwambijhem,enerscheen eenlichtindegevangenis;enhijsloegPetrusaandezijde, enrichttehemop,zeggende:Stahaastigop!Enzijn ketenenvielenvanzijnhanden

8Endeengelzeidetothem:Gorduom,enbinduw sandalenaan.Enhijdeedhet.Enhijzeidetothem:Werp uwkleedomuheen,envolgmij

9EnhijgingnaarbuitenenvolgdeHem,enhijwistniet, dathetwaarwas,watdoordeengelgeschiedde,maarhij meende,dathijeenvisioenzag

10Toenzijdeeersteendetweedeafdelingvoorbijwaren, kwamenzijbijdeijzerenpoortdienaardestadleidde. DezegingvanzelfvoorhenopenToenzijnaarbuiten gingenenéénstraatverdergingen,gingdeengelmeteen vanhemweg

11ToenPetrusweerbijzinnenwasgekomen,zeihij:Nu weetikzekerdatdeHeerzijnengelheeftgezondenenmij heeftgereduitdehandvanHerodesenvanalleswathet Joodsevolkverwachtte

12NadatHijhierovernagedachthad,kwamHijbijhet huisvanMaria,demoedervanJohannes,dieookMarcus genoemdwerdDaarwarenvelenbijeengekomenomte bidden.

13EnterwijlPetrusopdepoortklopte,kwamereen meisjeluisteren,metnameRhoda

14ToenzijdestemvanPetrushoorde,deedzijvan blijdschapdepoortnietopen,maarsneldenaarbinnenen verteldehoePetrusvoordepoortstond

15Enzijzeidentothaar:Gijzijtgek.Maarzijbleef volhouden,dathetookzowasToenzeidenzij:Hetiszijn engel

16MaarPetrusbleefkloppen.Toenzededeuropendenen hemzagen,warenzeverbijsterd

17Maarhijwenktehenmetdehandomstiltezijn,en verteldehunhoedeHeerhemuitdegevangenishad gebrachtEnhijzeide:Gaheenentoondezedingenaan JakobusenaandebroedersEnhijvertrokengingnaareen andereplaats.

18Zodrahetdagwasgeworden,ontstondergrote opschuddingonderdesoldatenoverwatermetPetruswas gebeurd.

19EntoenHerodeshemzochtennietvond,ondervroeghij debewakersengafbeveldatzijterdoodgebrachtzouden worden.EnhijgingvanJudeanaarCaesareaenbleefdaar.

20EnHerodeswaszeerverbolgenoverdeTyriërsen SidoniërsTochkwamenzijeensgezindnaarhemtoeen nadatzeBlastus,dekamerheervandekoning,alsvriend haddenaangenomen,vroegenzeomvredeHunlandwerd immersgevoeddoorhetlandvandekoning

21EnopeenvastgesteldedagzetteHerodeszichopzijn troon,gekleedineenkoninklijkgewaad,enhieldeen toespraaktothen.

22Enhetvolkjuichteenzei:Ditisdestemvaneengoden nietvaneenmens

23EnterstondsloegdeengelvandeHeerhem,omdathij Goddeeernietgaf;enhijwerddoordewormenopgegeten engafdegeest

24MaarhetwoordvanGodgroeideenwerdsteeds talrijker

25BarnabasenSauluskeerdenteruguitJeruzalem,nadat zijhunbedieninghaddenvolbracht,ennamenJohannes mee,dieookMarcuswerdgenoemd

HOOFDSTUK13

1ErwarenindegemeenteteAntiochiëenkeleprofetenen leraars,onderwieBarnabas,Simeon,dieNigergenoemd werd,LuciusvanCyrene,Manaën,diemetdeviervorst Herodeswasopgevoed,enSaulus

2TerwijlzijdeHeerdiendenenvastten,zeideHeilige Geest:ZonderMijBarnabasenSaulusafvoorhetwerk waartoeIkhengeroepenheb

3Ennadatzijgevastengebedenhaddenenhundehanden opgelegdhadden,lietenzijhengaan

4ZijwerdendoordeHeiligeGeestuitgezondenen vertrokkennaarSeleucië.VandaarvoerenzijnaarCyprus.

5EntoenzijteSalamiswaren,verkondigdenzijhet WoordvanGodindesynagogenvandeJoden;enzij haddenookJohannesalshundienaar.

6ToenzijdoorheteilandnaarPafosgetrokkenwaren, troffenzijeentovenaaraan,eenvalseprofeet,eenJood, wiensnaamBarjesuswas.

7Diewasbijdelandvoogd,SergiusPaulus,eenverstandig man,dieBarnabasenSaulusbijzichriepenhetwoordvan Godwildehoren.

8MaarElymas,detovenaar(wantzoluidtzijnnaam) verzettezichtegenhenenprobeerdedeafgevaardigdevan hetgeloofaftebrengen.

9ToenzagSaulus,dieookPaulusgenoemdwordt,vervuld metdeHeiligeGeest,hemaan,

10Enhijzeide:Gij,volvanallelistenalleonheil,kind desduivels,vijandvanallegerechtigheid,zultgijniet ophoudenderechtewegendesHerenteverdraaien?

11Ennu,zie,dehanddesHerenisopu,engijzultblind zijn,endezonvooreentijdnietzienEnterstondvieler ophemeennevelenduisternis;enhijgingrondom iemandtezoeken,diehembijdehandzouleiden.

12Toendestadhouderzagwatergebeurdwas,geloofde hijhet,verbijsterdoverdeleervandeHeer

13ToenPaulusenzijngezelschapPafosverlieten, kwamenzijtePergeinPamfyliëJohannesverliethenen keerdeterugnaarJeruzalem

14ToenzijvanPergevertrokken,kwamenzijinAntiochië inPisidië,enopdesabbatdaggingenzijnaardesynagoge ennamendaarplaats

15EnnadatdeWetendeProfetenwarenvoorgelezen, zondendeoverstendersynagogetothendeboodschap: Mannenbroeders,indiengijeenwoordvanvermaning hebtvoorhetvolk,zeghet.

16ToenstondPaulusop,wenktemetzijnhandenzei: MannenvanIsraëlenudieGodvreest,luistert.

17DeGodvanditvolkIsraëlheeftonzevaderen uitverkorenenhetvolkverheven,toenzijals vreemdelingeninhetlandEgyptewoondenMeteensterke armheeftHijhendaaruitgeleid.

18Enongeveerveertigjaarlangverdroeghijhun gewoontenindewoestijn

19ToenhijzevenvolkeninhetlandKanaänhad uitgeroeid,verdeeldehijhunlandonderhendoorhetlot 20DaarnasteldeHijhunrechtersaan,gedurendeongeveer vierhonderdvijftigjaar,totaandeprofeetSamuël 21Daarnaverlangdenzijnaareenkoning,enGodgafhun Saul,dezoonvanCis,eenmanuitdestamBenjamin,voor deduurvanveertigjaar

22EnnadatHijhemhadafgezet,verwekteHijhunDavid totkoning,aanwieHijookgetuigenisaflegdeenzeide:Ik hebDavid,dezoonvanIsaï,gevonden,eenmannaarMijn hart,diealMijnwilzalvolbrengen.

23UithetnageslachtvandezemanheeftGod, overeenkomstigzijnbelofte,voorIsraëleenHeiland verwekt,Jezus

24Johanneshadvoorzijnkomstalaanhethelevolkvan Israëldedoopvanbekeringgepredikt

25EntoenJohanneszijnloopvervulde,zeidehij:Wie denktgij,datikben?IkbenhetnietMaarziet,erkomt eennamij,wiensschoeneniknietwaardigbenloste maken.

26Mannenbroeders,kinderenvanhetgeslachtvan Abraham,enalwieonderuGodvreest,totuishetwoord vandezezaligheidgezonden.

27WantdeinwonersvanJeruzalemenhunleidershebben Hemnietgekend,enzijhebbendeuitsprakenvande profeten,dieelkesabbatwordenvoorgelezen,vervulddoor Hemteveroordelen

28EnhoewelzijgeendoodsoorzaakinHemvonden, eistenzijtochvanPilatusdatHijgedoodzouworden.

29ToenzijallesvervuldhaddenwatoverHemgeschreven stond,haaldenzijHemvanhetkruishoutenlegdenHemin eengraf.

30MaarGodheeftHemuitdedoodopgewekt,

31EnHijwerdgedurendeveledagengeziendoorhendie metHemuitGalileanaarJeruzalemwarenopgetrokken,en dieZijngetuigenvoorhetvolkwaren

32Enwijverkondigenuhetgoedenieuws,datdebelofte, dieaandevaderengedaanis,

33Godheefthetzelfdeaanons,hunkinderen,tot vervullinggebracht,doordatHijJezusuitdedoodheeft opgewekt,zoalsookgeschrevenstaatindetweedePsalm: GijzijtmijnZoon,hedenhebIkUverwekt

34EnwatbetrefthetfeitdatHijHemuitdedodenheeft opgewekt,zodatHijnietmeertotvergankelijkheid terugkeert,heeftHijaldusgezegd:Ikzaludezekere barmhartighedenvanDavidgeven

35Daaromzegthijookineenanderepsalm:Gijzultniet toelatendatuwHeiligeontbindingziet

36WantDavid,dievoorzijngeslachtdewilvanGodhad gediend,isinslaapgevallenenbijzijnvaderengelegd.Hij heefthetverderfgezien

37Maarhij,dieGoduitdedoodheeftopgewekt,heeft geenvergankelijkheidgezien.

38Weetdan,mannenbroeders,datdoorHemaanude vergevingvandezondenverkondigdwordt.

39EndoorHemwordtiederdiegelooft,gerechtvaardigd vanalleswaarvanudoordewetvanMozesniet gerechtvaardigdkonworden

40Weesdusopuwhoede,datunietoverkomtwatinde profetengezegdis,

41Ziet,gijverachters,enverwondertu,envergaat,want Ikwerkeenwerkinuwdagen,eenwerkdatgijzekerlijk zultgeloven,alsiemandhetuvertelt

42ToendeJodendesynagogehaddenverlaten,vroegende heidenenofdezewoordenopdeeerstvolgendesabbataan henverkondigdzoudenworden

43Toendegemeenteuiteenviel,slotenzichveelJodenen godsdienstigeproselietenbijPaulusenBarnabasaanZij

sprakentothenenovertuigdenhenervanindegenadevan Godteblijven.

44Endevolgendesabbatkwambijnadehelestadbijeen omhetwoordvanGodtehoren.

45ToendeJodendemenigtezagen,werdenzejaloersen sprakenzedewoordenvanPaulustegenZesprakenelkaar tegenenlasterdenhem

46ToenzeidenPaulusenBarnabasvrijmoedig:Hetwas nodigdathetWoordvanGodeersttotugesprokenzou wordenMaaraangezienuhetverwerptenuzelfhet eeuwigelevennietwaardigoordeelt,wendenwijonstotde heidenen

47WantzoheeftdeHeeronsgeboden:Ikhebje aangesteldtoteenlichtvoordeheidenen,opdatjezouzijn totheiltotaanheteindevandeaarde

48Toendeheidenendithoorden,verblijddenzijzichen prezenhetwoordvandeHeerEnerkwamengelovigen dievoorheteeuwigelevenbestemdwaren

49EnhetwoordvandeHEEREverspreiddezichdoorhet geheleland

50MaardeJodenhitstendegodvruchtigeenaanzienlijke vrouwenendevoornaamstemannenvandestadop,en ontketendeneenvervolgingtegenPaulusenBarnabas,en verdrevenhenuithungebied

51Maarzijschuddenhetstofvanhunvoetenaftegenhen enkwameninIkonium

52Endediscipelenwerdenvervuldmetblijdschapenmet deHeiligeGeest.

HOOFDSTUK14

1EnhetgebeurdeteIkonium,datzijbeidentezameninde synagogederJodengingenenaldaarspraken,dateengrote menigte,zowelJodenalsGrieken,geloofde.

2MaardeongelovigeJodenhitstendeheidenenopen richttenhungedachtenkwaadopdebroeders

3Zijblevendaardanooklangetijd,terwijlzijvrijmoedig sprakeninnaamvandeHeere,Diegetuigenisaflegdevan hetwoordvanZijngenadeentekenenenwonderendoor hunhandenlietgebeuren.

4Maardemenigteindestadraakteverdeeld:eendeel slootzichaanbijdeJodeneneendeelbijdeapostelen

5Entoenereenaanvalwerdgedaanopzoweldeheidenen alsdeJodenmethunleiders,omhentemishandelenente stenigen,

6Toenzijhethoorden,vluchttenzijnaarLystraenDerbe, stedenvanLykaonië,ennaardeomliggendestreek

7Endaarverkondigdenzijhetevangelie.

8EnerzateenmanteLystra,dieverlamdwasaanzijn voeten;hijwasvandemoederschootafkreupelenhad nooitkunnenlopen

9DezehoordePaulusspreken.Dezekeekhemaanenzag dathijgeloofhadomgenezenteworden

10Hijzeimetluidestem:StarechtopopuwvoetenEnhij sprongopenliep

11ToenhetvolkzagwatPaulusgedaanhad,verhievenzij hunstemenriepenindetaalvanLykaonië:Degodenzijn totonsneergedaaldindegedaantevanmensen

12EnBarnabasnoemdenzeJupiter,enPaulusnoemdenze Mercurius,omdathijdevoornaamstesprekerwas.

13ToenbrachtdepriestervanJupiter,dievoorhunstad stond,ossenenkransennaardepoortenenwildesamen methetvolkoffersbrengen

14ToendeapostelenBarnabasenPaulusdithoorden, scheurdenzijhunklerenensneldennaarhetvolk,terwijl zijriepen:

15Enzeggende:Mannen,waaromdoetgijdezedingen? Wijzijnookmensenvangelijkebewegingenalsu,en verkondigenu,datgijuvandezeijdelhedenzoudtbekeren totdelevendeGod,Diedehemel,endeaarde,endezee gemaaktheeft,enalwatdaarinis

16Dievroegertoelietdatallevolkenhuneigenwegen gingen.

17TochheeftHijZichzelfnietzondergetuigenisgelaten doorgoedtedoenenonsregenuitdehemeltegevenen vruchtbaretijden,enonzehartentevervullenmetvoedsel enblijdschap

18Enmetdezewoordenhieldenzijhetvolknauwelijks tegen,datzijhungeenoffersbrachten.

19EnerkwamendaarenigeJodenuitAntiochiëen Ikonium,diedemenigteoverreeddenenPaulusstenigden enhembuitendestadtrokken,indeveronderstellingdat hijdoodwas

20MaarterwijldediscipelenomHemheenstonden,stond Hijopenkwamindestad.DevolgendedagvertrokHij metBarnabasnaarDerbe

21EnnadatzijindiestadhetEvangelieverkondigd haddenenvelenonderwezenhadden,keerdenzijweer terugnaarLystra,naarIkoniumennaarAntiochië, 22Zijbevestigdendezielenvandediscipelenenspoorden henaanominhetgeloofteblijvenendatwijdoorveel verdrukkingenhetKoninkrijkvanGodmoetenbinnengaan 23Ennadatzijinelkegemeenteouderlingenhadden aangesteld,badenzijondervastenendroegenhenopaan deHeer,inwiezijgeloofden

24NadatzijPisidiëdoorkruisten,kwamenzijinPamfylië

25NadatzijhetwoordinPergeverkondigdhadden, daaldenzijafnaarAttalia

26EnvandaarvoerenzijnaarAntiochië,vanwaarzijaan degenadevanGodwarenaanbevolenvoorhetwerkdatzij volbrachten

27Entoenzijdaargekomenwarenendegemeente bijeengeroepenhadden,verteldenzijalleswatGodmethen gedaanhadenhoeHijvoordeheidenendedeurvanhet geloofgeopendhad

28Enzijblevendaargeruimetijdbijdediscipelen.

HOOFDSTUK15

1EnerwarenenigemannenuitJudeagekomen,diede broedersonderwezenenzeiden:Alsuzichnietlaat besnijdennaarhetvoorbeeldvanMozes,kuntuniet behoudenworden

2ToenertussenPaulusenBarnabasdanookgeengeringe onenigheidenonenigheidmethenontstond,beslotenzij datPaulusenBarnabas,samenmetenkeleanderenvanhen, naarJeruzalemzoudengaannaardeapostelenende ouderlingenomdezekwestietebespreken

3Enzij,doordegemeentegeleid,trokkendoorFeniciëen Samariaenverkondigdendebekeringvandeheidenen;en zijverwektengrotevreugdeonderaldebroeders

4EntoenzijteJeruzalemgekomenwaren,werdenzij ontvangendoordegemeente,deapostelenende ouderlingen,enzijverkondigdenalleswatGodmethen gedaanhad.

5Maarerstondensommigenopuitdepartijvande Farizeeën,diegelovigwarengeworden,enzeidendathet nodigwashentebesnijdenentegebiedendewetvan Mozestehouden.

6Endeapostelenendeouderlingenkwamenbijeenom dezezaaktebespreken

7Entoenerveelmeningsverschilontstond,stondPetrus openzeitegenhen:Mannenbroeders,uweetdatGod vanoudsonderonsheeftuitgekozen,datdeheidenendoor mijnmondhetwoordvanhetEvangeliezoudenhorenen geloven

8EnGod,Diedehartenkent,heefthungetuigenisgegeven doorhundeHeiligeGeesttegeven,zoalsHijookaanons gedaanheeft,

9Enmaakgeenonderscheidtussenonsenhen,enreinig hunhartdoorhetgeloof

10WaaromsteltuGoddanopdeproefdooreenjukopde nekvandediscipelenteleggendatnochonzevaderen, nochwijhebbenkunnendragen?

11MaarwijgelovendatwijdoordegenadevandeHeere JezusChristusbehoudenzullenworden,evenalszij.

12Toenwerddehelemenigtestilenzijluisterdennaar BarnabasenPaulus,dieverteldenwelkewonderenen tekenenGoddoorhenonderdeheidenenhadverricht.

13Ennadatzijstilwarengeweest,antwoorddeJakobusen zeide:Mannenbroeders,luistertnaarmij

14SimeonheeftverteldhoeGodinhetbeginnaarde heidenenomgezienheeft,omuitheneenvolkvoorzijn naamtenemen

15Enhiermeestemmendewoordenvandeprofeten overeen,zoalsgeschrevenstaat:

16HiernazalIkwederkerenendevervallententvanDavid herbouwen,enwatdaarvanisingestort,zalIkherbouwen enweeropzetten

17OpdathetoverigedeelvandemensendeHeerezou zoeken,enalleheidenvolken,overwieMijnNaam uitgeroepenis,zegtdeHeere,Diealdezedingendoet

18AanGodzijnalzijnwerkenbekendvaneeuwigheidaf 19Daarombenikvanoordeeldatwijhendieuitde heidenentotGodbekeerdzijn,nietlastigmoetenvallen

20Maarwijschrijvenhundatzijzichmoetenonthouden vandeafgodenbesmettingen,vanhoererij,vanhetverstikte envanbloed

21WantMozesheeftvanoudsheriniederestadmensen diehemprediken,omdathijelkesabbatindesynagogen wordtvoorgelezen

22Toenbeslotendeapostelenendeouderlingen,samen metdehelegemeente,ommannenuithunmiddennaar Antiochiëtesturen,samenmetPaulusenBarnabasHet gingomJudas,bijgenaamdBarsabas,enSilas,de voornaamstemannenonderdebroeders

23Enzijschrevendoorhenbrievenopdezewijze:De apostelen,deouderlingenendebroedersgroetende broedersuitdeheideneninAntiochië,SyriëenCilicië:

24Wantwijhebbengehoorddatsommigendievanons zijnuitgegaan,umetwoordeninverwarringhebben gebrachtenuwzielenhebbenbeschaamddoortezeggen:

UmoetzichlatenbesnijdenendewetonderhoudenAan henhebbenwijzulkeenbevelnietgegeven.

25Hetleekonsgoed,eensgezindbijeengekomen,om uitverkorenmannennaarutoetesturen,samenmetonze geliefdenBarnabasenPaulus,

26Mannendiehunlevenophetspelhebbengezetvoorde naamvanonzeHeerJezusChristus

27DaaromhebbenwijJudasenSilasgestuurd,dieu dezelfdedingenmondelingzullenvertellen

28WanthetheeftdeHeiligeGeestenonsgoedgedachtu geengroterelastopteleggendandezenoodzakelijke dingen,

29Datgijuonthoudtvanspijzen,diedenafgodengeofferd zijn,envanbloed,envanhetverstikte,envanhoererij; indiengijudaarvanbewaart,zultgijweldoenVaarwel

30Toenzijdanheengegaanwaren,kwamenzijte Antiochië;ennadatzijdemenigtebijeengebrachthadden, brachtenzijdebriefover:

31Toenzijhetlazen,verheugdenzijzichoverde vertroosting

32EnJudasenSilas,diezelfookprofetenwaren, vermaandendebroedersmetvelewoordenenversterkten hen

33Ennadatzijdaareentijdlangverblevenhadden,werden zijinvredevandebroedersnaardeapostelengebracht.

34TochwildeSilasdaarnogevenblijven

35OokPaulusenBarnabasbleveninAntiochië,waarzij onderrichtgavenenhetwoordvandeHeerverkondigden, samenmetnogveleanderen

36EnkeledagenlaterzeiPaulustegenBarnabas:Latenwe opnieuwnaaronzebroedersgaaninallestedenwaarwe hetwoordvandeHeerhebbenverkondigd,enzienhoehet methengaat

37EnBarnabasbeslootJohannes,dieookMarcusheette, meetenemen

38MaarPaulusvondhetnietgoedomhemmeetenemen, diehenuitPamfyliëhadverlatenennietmethenmeeging naarhetwerk

39Endetwisttussenhenwerdzohevig,datzijuitelkaar gingen.DaaromnamBarnabasMarcusmeeenvoernaar Cyprus

40EnPauluskoosSilasuitenvertrok,doordebroeders aanbevolenvoordegenadevanGod.

41EnhijtrokdoorSyriëenCiliciëenversterktede gemeenten

HOOFDSTUK16

1ToenkwamhijinDerbeenLystra,enzie,daarwaseen discipel,metnameTimotheüs,dezoonvaneenvrouw,die eenJoodsevrouwwasengelovigwas,maarwiensvader eenGriekwas.

2HiervanwerdgoedberichtdoordebroedersdieinLystra enIkoniumwaren

3PauluswildedathijmethemmeezougaanHijnamhem meeenbesneedhem,vanwegedeJodendiedaarwoonden ZijwistennamelijkallemaaldatzijnvadereenGriekwas.

4Enterwijlzijdestedenlangsgingen,gavenzijhunde bepalingendoordiedeapostelenendeouderlingenin Jeruzalemhaddenopgesteldomzeteonderhouden.

5Enzowerdendegemeenteninhetgeloofbevestigden namenzedagelijksinaantaltoe

6ToenzijdoorheelFrygiëenhetlandGalatiëwaren getrokkenendoordeHeiligeGeestverhinderdwarenhet WoordinAsiateverkondigen,

7ToenzijinMysiëgekomenwaren,probeerdenzijnaar Bithyniëtegaan,maardeGeestliethundatniettoe.

8ToenzijMysiëvoorbijwaren,kwamenzijinTroas terecht

9EnPauluskreeg'snachtseenvisioen:Erstondeen Macedonischman,dietothemsprakenzei:Komovernaar Macedoniëenhelpons

10Toenhijhetvisioenhadgezien,beslotenwijmeteen naarMacedoniëtereizen,omdatwijervanovertuigdwaren datdeHeeronshadgeroepenomhunhetevangeliete verkondigen

11WijverlietenTroasengingenrechtstreeksnaar Samothrake,endevolgendedagnaarNeapolis.

12EnvandaargingenwijnaarFilippi,devoornaamstestad vandatdeelvanMacedoniëeneennederzettingWij blevenenigedagenindiestad.

13Enopdesabbatgingenwijdestaduit,langsderivier, waargewoonlijkgebedenwerdWijzatendaarenspraken metdevrouwendiedaarbijeenwaren.

14Eneenvrouw,metnameLydia,eenpurperverkoopster uitdestadThyatira,dieGodvereerde,luisterdenaarons DeHeereopendehaarhart,zodatzijaandachtschonkaan hetgeendoorPaulusgezegdwerd

15Entoenzijgedooptwas,enhaarhuisgezin,verzochtzij ons,zeggende:Indiengijliedengeoordeeldhebt,datik getrouwbenaandenHeere,komtinmijnhuis,enblijft aldaarEnzijdwongons

16Enhetgebeurde,terwijlwijgingenbidden,datwijeen zekermeisjetegenkwamen,datbezetenwasdooreengeest vanwaarzeggerij,diehaarmeestersveelwinstopleverde doorwaarzeggerij.

17DezeliepmetPaulusenonsmeeenriep:Dezemensen zijndienarenvandeallerhoogsteGod,dieonsdewegtot behoudverkondigen.

18EnditdeedzijveledagenMaarPaulus,bedroefd geworden,keerdezichomenzeitotdegeest:Ikgebiedu indeNaamvanJezusChristus,datuuithaargaat.Enhij ginguitophetzelfdeuur

19Toenhaarmeesterszagendatdehoopophunwinst verdwenenwas,grepenzijPaulusenSilasensleeptenhen naardemarkt,naardeoversten

20Enbrachthenvoordemagistraten,zeggende:Deze mannen,dieJodenzijn,brengenonzestadzeerin beroering,

21Enleerzeden,diewij,alsRomeinen,nietmogen aannemenofnaleven

22Toenkwamdemenigtegezamenlijktegenhenin opstand,endeleidersscheurdenhunklerenengavenbevel henteslaan.

23Ennadatzijhunveleslagenhaddentoegediend, wierpenzijhenindegevangenis,terwijlzijde gevangenbewaarderopdrachtgavenhenzorgvuldigte bewaken

24Toendezemanzulkeenbevelhadontvangen,zettehij henindebinnenstekerkerenzettehunvoetenvastinde blokken

25EnommiddernachtbadenPaulusenSilasenzongen lofzangenvoorGod;endegevangenenluisterdennaarhen

26Enplotselingontstondereengroteaardbeving,zodatde fundamentenvandegevangenisbeefden.Enterstond gingenalledeurenopenenraaktendeboeienvaniedereen los.

27Toendebewakervandegevangenisontwaakteuitzijn slaap,zaghijdatdegevangenisdeurenopenstondenHij trokzijnzwaardenwildezelfmoordplegen,omdathij dachtdatdegevangenengevluchtwaren.

28MaarPaulusriepmetluiderstem:Doeuzelfgeen kwaad,wantwijzijnallenhier

29Toenriephijomlicht,sprongnaarbinnen,kwam bevendnaarvorenenvielvoorPaulusenSilasneer, 30Enhijbrachthennaarbuitenenzei:Heren,watmoetik doenombehoudenteworden?

31Enzijzeiden:GeloofindeHeereJezusChristus,engij zultzaligworden,gijenuwhuis.

32EnzijverteldenhemhetwoorddesHerenenallendie inzijnhuiswaren

33EnHijnamhenindatzelfdenachtelijkeuurmee,waste hunstriemenenwerdterstondgedoopt,hijenaldezijnen

34Entoenhijheninzijnhuishadgebracht,zettehijhun voedselvoorenverheugdezicheroverdathijmetheelzijn huisinGodgeloofde

35Toenhetdaggewordenwas,stuurdendemagistratende dienareneropuitomtezeggen:Laatdiemannengaan.

36Endeoverstevandegevangenisgafditwoordaan Paulusmede:Demagistratenhebbenboodschappers gestuurdomutelatengaan;gadusnuheenengainvrede.

37MaarPauluszeitegenhen:Zehebbenons,hoewelwe Romeinenzijn,inhetopenbaargegeseld,zonderdatwe veroordeeldzijn,enzehebbenonsindegevangenis geworpenEnnuwerpenzeonserheimelijkuit?Nee, zekernietLatenzezelfmaarkomenenonseruithalen

38Endedienarenbrachtendezewoordenoveraande magistratenDezewerdenbang,toenzijhoordendathet Romeinenwaren

39Enzijkwamenenverzochtenhendringend,enbrachten hennaarbuiten,enverzochtenhun,datzijuitdestad zoudenweggaan

40Toengingenzijuitdegevangenisenkwameninhet huisvanLydiaToenzijdebroedersgezienhadden, troosttenzijhenenvertrokken

HOOFDSTUK17

1ToenzijdoorAmfipolisenApolloniagetrokkenwaren, kwamenzijinThessalonica,waareensynagogevande Jodenwas.

2EnPaulusging,zoalshijgewoonwas,naarhentoeen sprakdriesabbattenlangmethenoverdeSchriften, 3IkbeginmettebewerendatChristusnoodzakelijkerwijs moestlijdenenuitdedodenmoestopstaan,endatdeze Jezus,dieikuverkondig,deChristusis

4Ensommigenvanhengeloofdenenslotenzichaanbij PaulusenSilas;envandevromeGriekenwasereengrote menigte,envandevoornaamstevrouwenwarenerniet weinig.

5MaardeJoden,dienietgeloofden,werdendoorafgunst bewogenennamenenkelelosbandigemannenvanhet laagstesoortmee,enzijverzameldeneenbende,enzij brachtendegehelestadinrepenroerZijbestormdenhet huisvanJasonenprobeerdenhenvoorhetvolktebrengen

6Toenzijhennietvonden,brachtenzijJasonenenige broedersnaardeleidersvandestadenriepen:Dezen,die dewereldinberoeringhebbengebracht,zijnookhier gekomen;

7DieJasonheeftaangenomen,enzijhandelenallenin strijdmetdeverordeningenvandekeizer,doortezeggen datereenanderekoningis,namelijkJezus

8Toenzijdithoorden,brachtenzijhetvolkendeleiders vandestadinverwarring

9ToenzijJasonendeanderonderbewakinghadden gesteld,lietenzijhengaan

10EndebroedersstuurdenPaulusenSilasterstonddes nachtswegnaarBerea.Toenzijdaargekomenwaren, gingenzijnaardesynagogevandeJoden

11DezenonderscheiddenzichvandieinThessalonica, wantzijontvingenhetWoordmetgrotebereidwilligheid enonderzochtendagelijksdeSchriftenomtezienofdeze dingenzowaren

12Daaromkwamenervelenvanhentothetgeloof,ook vandeaanzienlijkeGrieksevrouwenenvandemannen, nietweinigen

13ToendeJodenvanThessalonicavernamendathet WoordvanGoddoorPaulusinBereawerdverkondigd, kwamenzijookdaarheenenbrachtendemenigtein beroering.

14EnmeteenstuurdendebroedersPaulusweg,alsofhij naardezeegingSilasenTimotheüsblevenechterdaar 15EnzijdiePaulusbegeleidden,brachtenhemnaar AtheneEntoenzijbevelkregenaanSilasenTimotheüs omzosnelmogelijknaarhemtoetekomen,vertrokkenzij 16TerwijlPaulusinAtheneophenwachtte,raaktehijin beroeringtoenhijzagdatdestadvolafgoderijwas 17Daaromginghijindesynagogeindiscussiemetde Jodenenmetdegodvruchtigemannen,endagelijksging hijopdemarktommethendiehemtegenkwamen 18ToenontmoettenhemenigefilosofenvandeEpicureërs envandeStoïcijnen.Ensommigenzeiden:Watzaldeze babbelaarzeggen?Anderen:Hijschijnteenverkondiger vanvreemdegodentezijn,wanthijverkondigdehunJezus endeopstanding.

19EnzijnamenHemgevangenenbrachtenHemnaarde Areopagus,enzeiden:Mogenwijweten,watdezenieuwe leeris,waarovergijspreekt?

20WantGijbrengtonsvreemdedingenterore;wijwillen dusweten,watdezedingentebetekenenhebben 21(WantalleAthenersendevreemdelingendiedaar waren,brachtenhuntijdmetnietsandersdoordanmethet vertellenofhorenvanietsnieuws.)

22ToenstondPaulusmiddenopdeMarsheuvelenzei: MannenvanAthene,ikziedatuinallestebijgelovigbent 23Wanttoenikvoorbijgingenuwevereringzag,vondik eenaltaarmetditopschrift:AANDEONBEKENDEGOD. Diegijdanonwetendaanbidt,dienverkondigiku 24DeGoddiedewereldheeftgemaaktenalleswatdaarin is,dieeenHeerisvandehemelendeaarde,woontnietin tempelsdiemethandengemaaktzijn,maarintempelsdie deHeerJezusChristusheeftgemaakt.

25OokwordtHijnietdoormensenhandenaanbeden,alsof Hijietsnodighad,omdatHijaanallenhetlevenende ademenalledingengeeft;

26EnHijheeftuitéénbloedhetgehelemenselijke geslachtgemaakt,omopdegeheleaardbodemtewonen,

enHijheeftdevastgesteldetijdenendegrenzenvanhun woonplaatsenbepaald;

27OpdatzijdeHeerezoudenzoeken,ofzijHemaltastend vindenmochten,ookalisHijnietvervaniedervanons.

28WantinHemlevenwij,bewegenwijonsenzijnwij, zoalsookenkelevanuwdichtersgezegdhebben:Wantwij zijnookvanZijngeslacht

29OmdatwijvanGodafstammen,moetenwijnietdenken datdeGodheidgelijkisaangoud,zilverofsteen,door menselijkekunstvervaardigdenbedacht

30EnGodheeftdetijdenvandeonwetendheidoverhet hoofdgezien;maarnuverkondigtHijoveralaanalle mensendatzijzichmoetenbekeren.

31OmdatHijeendagheeftvastgesteld,waaropHijde wereldrechtvaardigzaloordelendooreenmandieHij daartoeheeftaangesteld.DaarvanheeftHijaanalle mensenhetbewijsgeleverd,doordatHijHemuitdedood heeftopgewekt

32Toenzijvandeopstandingderdodenhoorden,spotten sommigen,enanderenzeiden:Wijzullenuhierovernog eenshoren

33Paulusgingdusuithunmiddenweg.

34Maarerwarenookmannendiezichbijhemaansloten engeloofdenOnderhenbevondenzichookDionysius,de Areopagiet,eneenvrouwmetdenaamDamaris,ennog anderendiebijhenwaren

HOOFDSTUK18

1HiernavertrokPaulusuitAtheneenkwamteKorinthe

2EnhijtrofeenJoodaan,metnameAquila,geborente Pontus,dieonlangsuitItaliëwasgekomen,metzijnvrouw Priscilla,omdatClaudiusalleJodenhadbevolenRomete verlaten.Zijkwamenbijhen.

3Enomdathijhetzelfdeambachtuitoefende,bleefhijbij henenwerkte;zijwarenimmerstentenmakersvanberoep 4Enelkesabbathieldhijbesprekingenindesynagogeen overtuigdedeJodenendeGrieken

5ToenSilasenTimotheüsuitMacedoniëkwamen,werd Pauluserdooraandrangtoeaangezetomtegenoverde JodentegetuigendatJezusdeChristuswas

6ToenzijzichverzettenenGodlasterden,schuddeHij zijnklerenenzeitegenhen:Julliebloedkomeopjullie eigenhoofd;ikbenreinVannuafaanzalIknaarde heidenengaan

7EnHijvertrokvandaarenginghethuisbinnenvan iemand,metnameJustus,eengodvruchtigeman,wiens huisdirectaandesynagogegrensde.

8EnCrispus,deoverstevandesynagoge,geloofdemet heelzijnhuisindeHeerEnveelvandeKorinthiërsdie luisterden,geloofdenenwerdengedoopt

9ToenzeideHeerindenachtineenvisioentegenPaulus: Weesnietbang,maarspreekenzwijgniet

10WantIkbenmetu,enniemandzalhetopuhebbenom ukwaadtedoen,wantIkhebveelvolkindezestad 11Enhijbleefdaareenjaarenzesmaanden,enonderwees hetWoordvanGodonderhen.

12EntoenGalliodeafgevaardigdevanAchajewas, kwamendeJodeneensgezindinopstandtegenPaulusen brachtenhemvoorderechterstoel,

13Hijzei:DezemanoverreedtdemensenomGodte vereren,instrijdmetdewet

14EntoenPaulusophetpuntstondzijnmondopente doen,zeiGalliototdeJoden:Alshetomeenzaakvan onrechtofboosaardigeontuchtging,oJoden,zouiktoch welbegripvoorukunnenopbrengen.

15Maaralshetomwoordenennamengaat,enomuwwet, leterdanop;wantikzaloverzulkezakennietoordelen 16Enhijleiddehenwegvanderechterstoel

17ToennamenalleGriekenSosthenes,deoverstevande synagoge,ensloegenhemvoorderechterstoelEnGallio bekommerdezichomgeenvandiedingen

18EnPaulusbleefdaarnoggeruimetijd,entoennamhij afscheidvandebroeders,envoervandaarnaarSyrië,en methemPriscillaenAquila,nadathijinKenchreazijn hoofdhadgeschoren,omdathijeengeloftehadafgelegd 19EnHijkwamteEfezeenliethendaarachter,maarZelf gingHijnaardesynagogeensprakmetdeJoden.

20Toenzijhemverzochtenlangerbijhenteblijven, stemdehijdaarnietmeein

21Maarhijnamafscheidvanhen,zeggende:Ikmoetdit feest,datteJeruzalemkomt,zekervieren;maarikzalnog eenstotuwederkeren,indienGodwilEnhijvoervan Efeze.

22EnnadathijinCaesareawasaangekomen,ginghijnaar degemeenteenbegroettehenDaarnaginghijnaar Antiochië.

23EnnadatHijdaarenigetijdhaddoorgebracht,vertrok HijentrokronddoorheelGalatiëenFrygië,waarbijHij allediscipelenversterkte.

24EnerkwameenJoodinEfeze,metnameApollos, geboreninAlexandrië,eenmanvanwijsheidenkennisvan deSchriften.

25DezemanwerdonderwezenindewegvandeHeer,en vurigvangeest,sprakenonderweeshijnauwgezetde dingenvandeHeer,maarhijwistalleenvandedoopvan Johannes

26EnHijbegonvrijmoedigtesprekenindesynagoge ToenAquilaenPriscilladithoorden,namenzijHemmee enlegdenHemdewegvanGodnauwkeurigeruit

27EntoenHijvanplanwasnaarAchajetegaan,schreven debroedersHemaanenspoordendediscipelenaanHemte ontvangenToenHijdaarwas,hielpHijhendiedoor genadetothetgeloofgekomenwaren,veel

28WanthijovertuigdedeJodenopkrachtigewijze,enwel inhetopenbaar,dooraandehandvandeSchriftente verkondigendatJezusdeChristuswas

HOOFDSTUK19

1Enhetgebeurde,terwijlApollosteKorinthewas,dat Paulus,debovenstedelenvanhetlanddoorgereisd hebbende,teEfezekwam;endaarenigediscipelenaantrof, 2Hijzeidetothen:HebtgijdenHeiligenGeestontvangen, toengijgeloofdet?EnzijzeidentotHem:Wijhebbenzelfs nietgehoord,ofereenHeiligenGeestis

3EnHijzeidetothen:Waarinzijtgijdangedoopt?Enzij zeiden:IndedoopvanJohannes

4ToenzeiPaulus:Johannesdoopteweleendoopvan bekeringenzeitegenhetvolkdatzijmoestengelovenin HemDienahemkwam,datisinChristusJezus

5Toenzijdithoorden,lietenzijzichdopenindeNaam vandeHeerJezus

6EntoenPaulushundehandenoplegde,kwamdeHeilige Geestoverhen;enzijsprakeninvreemdetalenen profeteerden

7Enhetwarenongeveertwaalfmannen.

8EnHijgingnaardesynagogeensprakdaarvrijmoedig, gedurendedriemaanden,terwijlHijmethendiscussieerde enhenovertuigdeaangaandehetKoninkrijkvanGod

9Maartoensommigenverhardraaktenennietgeloofden, envoordemenigtekwaadsprakenoverdeweg,gingHij bijhenwegenzonderdedediscipelenafDagelijkshielden zijeenwoordenwisselingindeschoolvaneenzekere Tyrannus

10Enditduurdetweejaar,zodatallendieinAsia woonden,hetwoordvandeHeereJezushoorden,zowel JodenalsGrieken

11EnGoddeedbijzonderewonderendoordehandenvan Paulus:

12Enmenbrachtzakdoekenofschortenvanzijnlichaam naardezieken,endeziektenverdwenenvanhenende bozegeestengingenuithenweg

13ToenwaagdenzichenigerondtrekkendeJoodse geestenbezweerdersomoverhendiebozegeestenhadden, deNaamvandeHeereJezusaanteroepen,zeggende:Wij bezwerenubijJezus,DiePauluspredikt

14EnerwarenzevenzonenvaneenzekereSceva,een Joodenoverstevandepriesters,dieditdeden

15Endebozegeestantwoorddeenzeide:Jezuskenik,en Pauluskenik;maarwiezijtgij?

16Endemaninwiedebozegeestwas,sprongophenaf, overmeesterdehenenovermeesterdehen,zodatzijnaakt engewonduitdathuisvluchtten.

17EnditwerdookbekendbijalleJodenenGriekendiein Efezewoonden;enervielvreesoverhenallen,endenaam vandeHeereJezuswerdgrootgemaakt.

18Envelendietothetgeloofkwamen,beledenhun zondenenmaaktenhundadenbekend

19Ookbrachtenvelenvanhen,diekunstzinnige handelingenhaddenverricht,hunboekenbijeenen verbranddenzetenaanschouwenvanallenToenzijde waardeervanoptelden,kwamenzijtotdebevindingdatdie vijftigduizendzilverstukkenbedroeg

20ZogroeidehetwoordvanGodkrachtigenkreegmacht 21Toendezedingenvoorbijwaren,beslootPaulusinde geest,nadathijdoorMacedoniëenAchajewasgetrokken, naarJeruzalemtegaanHijzei:Alsikdaarbengeweest, moetikookRomezien.

22Daaromstuurdehijtweevanzijndienaren,Timotheüs enErastus,naarMacedonië.Zelfbleefhijechternogeen tijdjeinAsia

23Enterzelfdertijdontstonderopdieweggeengeringe opschudding

24WanterwaseenmanmetdenaamDemetrius,een zilversmid,diezilverentempeltjesvoorDianamaakteHij brachtdeambachtsliedeneennietgeringewinstop

25Hijriephenbijeenmetdewerkliedendiehetzelfde beroepuitoefendenenzei:Mannen,uweetdatwijaandit vakonzewelvaartdanken.

26Engijzietenhoort,datdezePaulusnietalleenteEfeze, maarbijnaingeheelAsiaeengrotemenigteheeft overgehaaldenafkeriggemaakt,doortezeggen,datde goden,diemethandengemaaktworden,geengodenzijn

27Nietalleendreigtonsambachttewordenondermijnd, maarookdreigtdetempelvandegrotegodinArtemiste wordenverachtenhaarprachttewordenverwoest,die doorheelAziëendewereldwordtaanbeden.

28Toenzijdezewoordenhoorden,werdenzijwoedenden schreeuwden:GrootisdeArtemisvandeEfeziërs!

29EndehelestadraakteinverwarringEnnadatzeGajus enAristarchus,Macedonischemannen,Paulus'reisgenoten, haddengegrepen,stormdenzeeendrachtignaarhettheater

30EntoenPaulusbijdemenigtewildekomen,lietende discipelenhemdatniettoe

31EnenkelevriendenvandeleidersvanAsiastuurden hemberichtenmethetverzoekzichnietinhettheaterte wagen

32Sommigenriependusdit,enanderendatWantde vergaderingraakteinverwarringenhetmerendeelwistniet waaromzijbijeengekomenwaren

33EnzijtrokkenAlexanderuitdemenigte,deJoden steldenhemnaarvoren.EnAlexanderwenktemetdehand, enwildezijnverdedigingaanhetvolkdoen

34ToenzijechtervernamendatHijeenJoodwas,riepen allengedurendetweeuureenstemmig:DegroteDianavan deEfeziërs!

35Toendestadssecretarishetvolktotbedarenhad gebracht,zeihij:MannenvanEfeze,wieweetnietdatde stadvanEfeziërsdegrotegodinArtemisenhetbeelddat vanJupitergevallenis,aanbidt?

36Aangezienertegendezedingengeentegenspraak mogelijkis,moetustilzijnennietsoverhaastdoen

37Wantuhebtdezemannenhierheengebracht,dienoch kerkroverszijn,nochuwgodinlasteren.

38AlsDemetriusendehandwerksliedendiebijhemzijn, eenzaaktegeniemandhebben,danligtdewetopenenzijn erafgevaardigden;latenzeelkaaraanklagen.

39Maaralsuoveranderezakenietsvraagt,zaldatineen wettigevergaderingwordenbeslist

40Wantwijlopengevaaromterverantwoordingte wordengeroepenvanwegedeopschuddingvanvandaag, aangezienergeenredenisomrekenschapafteleggenvan dezesamenloop.

41Ennadathijditgezegdhad,liethijdevergadering uiteengaan

HOOFDSTUK20

1Entoendeopschuddingvoorbijwas,riepPaulusde discipelenbijzich,omhelsdehenenvertrokomnaar Macedoniëtegaan.

2Ennadathijdiestrekenhaddoorkruistenhunveel vermaningenhadgegeven,kwamhijinGriekenland, 3EndaarbleefhijdriemaandenEntoendeJodenhemop deloerlagen,toenhijophetpuntstondnaarSyriëtevaren, besloothijdoorMacedoniëterugtekeren

4EnvergezeldehemdaarnaarAsiaSopatervanBerea;en vandeThessalonicenzenAristarchusenSecundus;en GaiusvanDerbe,enTimotheus;envanAzië,Tychicusen Trofimus.

5Dezen,dieonsvoorgingen,bleveninTroasopons wachten

6Enwijvoerennadedagenvandeongezuurdebroden wegvanFilippienkwamenbinnenvijfdagenbijhenin Troasaan;daarblevenwijzevendagen

7Enopdeeerstedagvandeweek,toendediscipelen bijeengekomenwarenombroodtebreken,hieldPauluseen preektothenHijwildedevolgendedagvertrekkenen zettezijntoespraakvoorttotmiddernacht.

8Enerwarenveellichtenindebovenzaal,waarzijbijeen waren

9Enerzateenzekerejongemaninhetvenster,metname Eutychus,enhijwasineendiepeslaapgevallen.Enterwijl Pauluslangaanhetpredikenwas,vielhijdoordeslaap ineenHijvielvandederdeverdiepingnaarbenedenen werddoodopgenomen

10EnPaulusdaaldeaf,vielophemneer,enterwijlhij hemomhelsde,zeihij:Weestnietinberoering,wantzijn levenisinhem

11Toenhijdanweerbovenwasgekomen,broodhad gebrokenengegeten,ennoglangmethenhadgesproken, totdedagaanbrak,vertrokhij

12Enzijbrachtendejongemanlevendterug,enzijwaren nietweiniggetroost.

13EnwijgingenvoorafaanboordenvoerennaarAssus, metdebedoelingdaarPaulusinontvangsttenemenWant hijhaddatbesloten,omdathijzelfvanplanwastevoette gaan

14ToenhijonsinAssusontmoette,namenwijhemopen kwamennaarMitylene.

15Enwijvoerenvandaarverderenkwamendevolgende dagbijChiosaanDevolgendedagkwamenwijteSamos aanenbleveninTrogyllium.Devolgendedagkwamenwij teMileteaan

16PaulushadnamelijkbeslotenomviaEfezenaar Jeruzalemtevaren,omdathijgeentijdinAsiawilde doorbrengenHijwildezosnelmogelijk,alshetvoorhem mogelijkwas,opdedagvanPinkstereninJeruzalemzijn

17EnvanuitMiletestuurdehijeenboodschapnaarEfeze enriepdeoudstenvandegemeentebijeen

18Toenzijbijhemkwamen,zeihijtegenhen:Jullieweten hoeikvanafdeeerstedagdatikinAsiakwam,aldietijd bijjulliebengeweest

19IkhebdeHeergediendmetallenederigheidvanhet hart,enonderveeltranenenverzoekingen,diemij overkwamendoordehinderlaagvandeJoden

20Enhoeiknietshebachtergehoudendatnuttigvooru was,maardatikuhebverkondigdenuinhetopenbaaren vanhuistothuishebonderwezen,

21Enzijgetuigden,zoweltegenoverdeJodenals tegenoverdeGrieken,vanbekeringtotGodengeloofin onzeHeerJezusChristus

22Ennu,zie,ikgagebondenindegeestnaarJeruzalem, zondertewetenwatmijdaarzaloverkomen

23MaardeHeiligeGeestgetuigtinelkestaddatboeienen verdrukkingenMijtewachtenstaan

24Maarnietsvanditallesbrengtmijinberoering,enik achtmijnlevennietkostbaarvoormijzelf,opdatikmijn levensloopmetvreugdemagvolbrengen,endebediening dieikvandeHeereJezusontvangenheb,omtegetuigen vanhetEvangelievandegenadeGods

25Ennu,zie,ikweetdatjullieallen,onderwieik heengegaanbenomhetKoninkrijkvanGodte verkondigen,mijngezichtnietmeerzullenzien

26Daaromwilikuvandaaglatenwetendatikreinbenvan hetbloedvanallemensen

27Wantikhebnietnagelatenuheelhetraadsbesluitvan Godteverkondigen.

28Letdaaromopuzelfenopdehelekudde,waaroverde HeiligeGeestutotopzienersheeftaangesteldomde gemeentevanGodteweiden,dieHijdoorhetbloedvan ZijnEigeneheeftgekocht

29Wantditweetik:namijnheengaanzullenergrimmige wolvenbijubinnenkomen,diedekuddenietzullensparen.

30Enuituweigenmiddenzullenmannenopstaandie verkeerdedingensprekenomdediscipelenachterzichaan tetrekken

31Daarom,waakenbedenkdatikdriejaarlang,dagen nacht,niethebopgehoudeniedereenondertranenterechtte wijzen

32Ennu,broeders,ikdraaguopaanGodenaanhet woordvanzijngenade,diebijmachteisuoptebouwenen ueenerfdeeltegevenonderaldegeheiligden

33Ikhebniemandszilver,goudofkledingbegeerd

34Ja,uweetzelfdatdezehandeninmijnbehoeften hebbenvoorzien,enindievanhendiebijmijwaren

35Ikhebuinallesgetoond,hoeu,doorzotearbeiden,de zwakkenmoetondersteunenenumoetherinnerenaande woordenvandeHeereJezus,hoeHijgezegdheeft:Hetis zaligertegevendanteontvangen

36ToenHijditgezegdhad,knieldeHijneerenbadmet allen

37Enzijweendenallenhevig,vielenPaulusomdehalsen kustenhem,

38Enzijwarenhetmeestbedroefdoverdewoorden,die Hijgesprokenhad,datzijZijnaangezichtnietmeerzouden zien.EnzijvergezeldenHemtotaanhetschip.

HOOFDSTUK21

1Enhetgebeurde,nadatwijvanhenwarenlosgemaakten vertrokken,datwijinrechtelijnnaarKoosvoeren,ende volgendedagnaarRhodos,envandaarnaarPatara.

2EnwijvondeneenschipdatnaarFeniciëvoer,gingen aanboordenvoerenaf

3ToenwijCyprusontdekthadden,lietenwijhetlinks liggenenvoerennaarSyriëWijkwamenaanlandinTyrus Daarmoesthetschipzijnladinglossen

4Entoenwijdaardiscipelenaantroffen,blevenwijdaar zevendagenZijzeidendoordeGeesttotPaulus,dathij nietnaarJeruzalemmochtgaan

5Toenwijdiedagenvolbrachthadden,vertrokkenwijen gingenopwegZijbrachtenonsallen,metvrouwenen kinderen,totwijbuitendestadwaren.Toenknieldenwij opdeoeverneerenbaden

6Toenwijafscheidvanelkaarhaddengenomen,gingen wijaanboordenzijkeerdenweernaarhuisterug

7ToenwijonzetochtvanuitTyrushaddenbeëindigd, kwamenwijinPtolemaïsaan,waarwijdebroeders begroettenennogeendagbijhenbleven

8Endevolgendedagvertrokkenwij,diemetPauluswaren, enkwameninCaesareaWijkwameninhethuisvan Filippus,deevangelist,dieeenvandezevenwas,en blevenbijhem

9Endezelfdemanhadvierdochters,maagden,die profeteerden.

10Terwijlwijdaarveledagenbleven,kwameruitJudea eenprofeet,metnameAgabus

11Entoenhijbijonsgekomenwas,namhijdegordelvan Paulus,bondzijneigenhandenenvoetenenzei:Ditzegt deHeiligeGeest:ZozullendeJodenteJeruzalemdeman binden,vanwiedezegordelis,enzullenhemoverleveren indehandenvandeheidenen.

12Toenwijdithoorden,verzochtenwijenzijdiedaar woonden,HemdringendnietnaarJeruzalemoptegaan

13ToenantwoorddePaulus:Watwiljetochdatjeweent enmijnhartbreekt?Ikbenimmersbereidomnietalleen gebondenteworden,maarooktesterveninJeruzalem omwillevandeNaamvandeHeereJezus

14Maartoenhijnietteovertuigenwas,hieldenwijopen zeiden:DewilvandeHeergeschiede.

15Ennadiedagenpaktenwijonzerijtuigenenreisden naarJeruzalem

16OokenkeleleerlingenvanCaesareagingenmetonsmee, enzijbrachteneenzekereMnasonuitCyprusmee,een oudeleerling,bijwiewijzoudenlogeren

17EntoenwijinJeruzalemaankwamen,ontvingende broedersonsmetvreugde

18EndevolgendedaggingPaulusmetonsnaarJakobus, enalleouderlingenwarenerbij.

19Ennadathijhengegroethad,verteldehijinhet bijzonderwatGoddoorzijnbedieningonderdeheidenen hadgedaan.

20Toenzijdithoorden,verheerlijktenzijdeHeereen zeidentotHem:Uziet,broeder,hoeveelduizendenJoden erzijndiegeloven;enzijzijnallenijveraarsvoordewet.

21Enzijwordenvanuvernomen,datualleJoden,die onderdeheidenenzijn,leertMozesteverlaten,doorte zeggendatzijhunkinderennietmogenbesnijdenenzich nietaandegebruikenmogenhouden

22Watbetekenthetdan?Demenigtemoetwel samenkomen,wantzijzullenhorendatGijgekomenzijt.

23Doedaaromwatwijuzeggen:Wijhebbenviermannen dieeengeloftehebbenafgelegd;

24Neemhenmeeenreinigumethen,endraagde verantwoordelijkheidvoorhen,zodatzijhunhoofdkaal kunnenscherenDanzullenzijallenwetendatdedingen diehunoveruzijnverteld,nietsbetekenen,maardatooku zelfnaarbehorenwandeltendewetonderhoudt

25Watdeheidenenbetreftdiegeloven,hebbenwe geschrevenenvastgestelddatzijzoietsnietdoen,behalve datzijzichonthoudenvandingendieaanafgodenzijn geofferd,vanbloed,vanverstikkingenvanhoererij

26ToennamPaulusdemannenmeeendevolgendedag reinigdehijzichsamenmethenHijgingnaardetempel omaantegevendatdedagenvandereinigingvoltooid waren,totdatvooriedervanheneenoffergebrachtzou worden

27Toendezevendagenbijnavoorbijwaren,zagende JodenuitAsiaHemindetempelenbrachtenhethelevolk inberoeringZesloegendehandenaanHem

28Roept:MannenvanIsraël,help!Ditisdeman,die overalaanallemensenonderwijsttegenhetvolk,deweten dezeplaats;endieooknogeensGriekenindetempelheeft gebrachtendezeheiligeplaatsheeftontheiligd.

29ZijhaddenimmerseerderindestadTrofimus,een Efeziër,bijhemgezien,enzijmeendendathijdoorPaulus naardetempelwasgebracht.

30Endehelestadraakteinrepenroer,enhetvolkliepte hoop.ZijgrepenPaulusensleurdenhemuitdetempel,en terstondwerdendedeurengesloten

31Terwijlzijophetpuntstondenhemtedoden,kreegde overstevandeafdelingberichtdaterinheelJeruzalem opschuddingwas

32Dienammeteensoldatenenhoofdmannenmeeen sneldenaarhentoe.Toenzijdeoversteendesoldaten zagen,lietenzijPaulusindesteek

33Toenkwamdeoverstederlegeraanvoerdersnaderbij, greephemvastengafbevelhemmettweekettingente bindenOokvroegenzijhemwiehijwasenwathijgedaan had.

34Ensommigenriependit,anderendat,onderdemenigte Entoenhijnietzekerwistofersprakewasvaneentumult, gafhijbevelhemnaarhetkasteeltedragen.

35EntoenHijopdetrapkwam,gebeurdehetdatHijdoor desoldatenwerdgedragen,vanwegedegewelddadigheid vanhetvolk.

36Wantdemenigtevanhetvolkvolgdehem,alroepende: Wegmethem!

37EntoenPaulusinhetkasteelgeleidzouworden,zeihij totdeoverste:Magikmetuspreken?Wiezei:Kuntu Grieksspreken?

38BentunietdeEgyptenaardievóórdezedagen opschuddingveroorzaakteenvierduizendmoordenaarsde woestijninstuurde?

39MaarPauluszei:IkbeneenJooduitTarsus,eenburger vaneenwelbekendestadinCiliciëStamijtoetothetvolk tespreken

40Entoenhijhemvergunninggegevenhad,stondPaulus opdetrappen,enwenktemetdehandhetvolkEntoener eengrotestiltewas,sprakhijtothenindeHebreeuwsetaal, zeggende:

HOOFDSTUK22

1Mannen,broedersenvaders,luisternaarmijn verdedigingdieiknutotuhoud

2(Entoenzijhoorden,datHijinhetHebreeuwstothen sprak,zwegenzijdestemeer;enHijzeide:)

3IkbeneenJood,geboreninTarsus,eenstadinCilicië, maaropgegroeidindezestad,aandevoetenvanGamaliël, enonderwezenovereenkomstigdevolmaaktenalevingvan dewetvandevaderen,enwaseenijveraarvoorGod,zoals uallenhedenbent.

4Enikhebdezewegtotdedoodtoevervolgd,doorzowel mannenalsvrouwenteboeienenindegevangeniste zetten

5Zoalsookdehogepriestermijgetuigt,endegehelestand vandeoudstenVanhenontvingikookbrievenaande broeders,enikgingnaarDamascusomhendiedaarwaren, geboeidnaarJeruzalemtebrengen,omgestraftteworden

6Enhetgebeurde,terwijlikopreiswasenvlakbij Damascuskwam,rondhetmiddaguur,daterplotselinguit dehemeleengrootlichtommijheenscheen

7Enikvielopdegrondenhoordeeenstemtotmijzeggen: Saul,Saul,waaromvervolgtgijMij?

8Enikantwoordde:WiebentU,Heere?EnHijzeidetot mij:IkbenJezusdeNazarener,Diegijvervolgt.

9Enzijdiebijmijwaren,zagenwelhetlichtenwaren bevreesd,maarzijhoordennietdestemvanHemdietot mijsprak

10Enikzeide:Watzalikdoen,Heere?EndeHeerezeide totmij:Staop,enganaarDamascus;enaldaarzalu gezegdwordenaldedingen,dieugesteldzijnomtedoen 11Enomdatikdoordeglansvanhetlichtnietsmeerkon zien,werdikdoordehandvanhendiebijmijwaren, geleidenkwamteDamascus

12EneenzekereAnanias,eengodvruchtigmanvolgensde wet,dieeengoedgetuigenishadvanalleJodendiedaar woonden,

13Kwamtotmij,enstond,enzeidetotmij:BroederSaul, wordziende!Enterzelfdertijdzagiknaarhemop

14Enhijzeide:DeGodonzervaderenheeftuverkoren, opdatgijZijnwilzoudtkennen,endeRechtvaardigezoudt zien,endestemuitZijnmondzoudthoren

15Wantjijzultvoorhemgetuigezijnbijallemensenvan watjegezienengehoordhebt.

16Ennu,wattalmtgij?Staop,laatudopenenuwzonden afwassen,onderaanroepingvandeNaamvandeHeere

17Enhetgebeurde,toenikweerteJeruzalemkwam, terwijlikindetempelbad,datikingeestvervoeringraakte;

18EnHijzeitegenmij:Komsnelenvertreksneluit Jeruzalem,wantzijzullenuwgetuigenisoverMijniet aannemen

19Enikzeide:Heere,zijweten,datikinallesynagogen hen,dieinUgeloofden,hebgevangengezetengegeseld.

20ToenhetbloedvanuwmartelaarStefanuswerd vergoten,stondikerookbijenstemdeinmetzijndoodIk bewaardedeklerenvanhendiehemdoodden.

21EnHijzeidetotmij:Gaheen,wantIkzaluverweg zenden,naardeheidenen

22Enzijluisterdennaarditwoordenverhievenhunstem enzeiden:Gawegvandeaardemetzoiemand,wanthij behoortnietteblijvenleven

23Enterwijlzijschreeuwden,hunklerenafwierpenenstof indeluchtwierpen,

24Deopperbevelhebbergafbevelhemnaardeburchtte brengenenhemtelatengeselen.Danzouhijteweten komenwaaromzezotegenhemschreeuwden

25Enterwijlmenhemmetderiemenbond,zeiPaulus tegendehoofdmanoverhonderddieerbijstond:Ishetu toegestaaneenRomeintegeselen,endatzonderdathij veroordeeldis?

26Toendehoofdmandithoorde,ginghijnaardeoverste enverteldehetaanhem:Letopwatudoet,wantdezeman iseenRomein.

27Toenkwamdeoverstederlegeraanvoerderenzeidetot hem:Zegmij,zijtgijeenRomein?Hijantwoordde:Ja

28Endeoversteantwoordde:Vooreengrootbedragheb ikdezevrijheidverkregen.EnPauluszei:Maarikben vrijgeboren

29Toengingenzijdiehemzoudenondervragen,meteen bijhemwegEnookdeoverstewerdbevreesd,omdathij vernamdatheteenRomeinwasenomdathijhemhad gebonden.

30Devolgendedagwildehijwetenwaaromhijdoorde JodenwerdbeschuldigdDaaromliethijPaulusuitzijn boeienlosengafbevelaandeoverpriestersenhunhele raadomvoorhenteverschijnenHijlietPaulusnaarvoren brengenenleiddehemvoorhen

HOOFDSTUK23

1EnPauluskeekdeRaadnauwlettendaanenzei: Mannenbroeders,ikhebtotopdezedaginalleoprechtheid voorGodgeleefd.

2EndehogepriesterAnaniasgafbevelaandegenendiebij hemstonden,datzijhemopdemondmoestenslaan

3ToenzeiPaulustegenhem:Godzaluslaan,ugewitte muur!Wantzitudaarommijteoordelenvolgensdewet, enbeveeltudatikgeslagenwordtegendewetin?

4Enzijdieerbijstonden,zeiden:Beschimptgijde hogepriesterGods?

5ToenzeiPaulus:Ikwistniet,broeders,datHijde hogepriesterwasErstaatimmersgeschreven:Umaggeen kwaadsprekenvandeleidervanuwvolk

6MaartoenPaulusbegreepdathetenedeelbestonduit SadduceeënenhetandereuitFarizeeën,riephijindeRaad: Mannenbroeders,ikbeneenFarizeeër,dezoonvaneen Farizeeër;ikwordterverantwoordinggeroepenvoorde hoopendeopstandingvandedoden

7EntoenHijditgezegdhad,ontstondertweedrachttussen deFarizeeënendeSadduceeën,endemenigteraakte verdeeld

8WantdeSadduceeënbewerendatergeenopstandingis, nochengel,nochgeest,maardeFarizeeënbelijdenbeide.

9Enerontstondeenluidgeschreeuw,ende schriftgeleerdenvandeFarizeeënstondenopentwistten, enzeiden:Wijvindengeenkwaadindezemens;enindien eengeestofeenengeltothemgesprokenheeft,latenwij tegenGodnietstrijden

10Toenergroteonenigheidontstond,bevaldeoverste,die vreesdedatPaulusdoorheninstukkenzouworden gescheurd,desoldatennaarbenedentegaan,hemmet gewelduithunmiddentehalenenhemnaardekazernete brengen

11EndevolgendenachtkwamdeHeerebijhemstaanen zei:Weeswelgemoed,Paulus,wantzoalsjeinJeruzalem vanMijgetuigdhebt,zomoetjeookteRomegetuigen 12Toenhetdaggewordenwas,kwamenenkeleJoden bijeenenvervloektenzichzelf.Zijzeidendatzijniet zoudenetenofdrinkenvoordatzijPaulusgedoodhadden 13Enerwarenmeerdanveertigdiedezesamenzwering haddenberaamd.

14Toengingenzenaardeoverpriestersendeoudstenen zeiden:Wijhebbenonszelfmeteenzwarevloekverbonden, datwijnietsmeerzulleneten,totdatwijPaulusgedood hebben

15Ennu,gijlieden,tezamenmetdeRaad,geeftden overstederlegeraanvoerdertekennen,dathijhemmorgen totubrengt,alsofgijietsnauwkeurigeromtrenthemzoudt willenvragen;enwij,indienhijindebuurtkomt,zijn bereidhemtedoden.

16ToendezoonvanPaulus’zusterhoordedatzijopde loerlagen,ginghijnaardeburchtenverteldehetaan Paulus

17ToenriepPauluseenvandehoofdliedenbijzichenzei: Brengdezejongemannaardeoverste,wanthijheefthem ietstevertellen

18Hijnamhemdusmee,brachthemvoordeoversteen zei:Paulus,degevangene,heeftmijbijzichgeroepenen mijverzochtdezejongemanbijutebrengen,dieuietste zeggenheeft

19Toennamdeoverstehembijdehand,gingmethem apartenvroeghem:Wathebtumijtevertellen?

20Enhijzeide:DeJodenhebbenbeslotenuteverzoeken PaulusmorgenvoordeRaadtebrengen,alsofzijhemdan ietsnauwkeurigerwildenondervragen.

21Maargeefunietaanhenover,wanterliggenmeerdan veertigvanhenophemteloeren,diemeteeneed verbondenhebbendatzijnietzullenetenofdrinken, voordatzijhemgedoodhebbenEnnustaanzijklaaren wachtenopeenbeloftevanu

22Toenlietdeoverstedejongemangaanengeboodhem: Zorgervoordatjeaanniemandverteltdatjemijdeze dingenhebtverteld.

23Enhijrieptweehoofdliedenbijzichenzei:Maak tweehonderdsoldatengereedomnaarCaesareatetrekken, zeventigruitersentweehonderdspeerdragers,ophetderde uurvandenacht;

24Enzijmoestenvoorhenrijdierenaanleveren,zodatzij PaulusveiligbijFelix,destadhouder,kondenbrengen.

25Enhijschreefeenbriefopdezewijze:

26ClaudiusLysiaszendtgroetenaandezeeredele stadhouderFelix.

27DezemanwasdoordeJodengevangengenomenenhad doorhengedoodmoetenwordenToenkwamikmeteen legerenreddehem,omdatikhadbegrependathijeen Romeinwas

28Toenikderedenwildewetenwaaromzijhem beschuldigden,brachtikhemvoorhunraad.

29Ikzaghemalsiemanddiewerdbeschuldigdvan rechtsvragen,maarerwerdhemnietstenlastegelegddat dedoodofgevangenschapverdiende.

30Entoenmijverteldwerd,hoedeJodendenmaninde hinderlaaghaddengelokt,hebikterstondtotugezonden, enhebaanzijnbeschuldigersbevelgegeven,datzijook vooruzoudenzeggen,watzijtegenhemhaddenVaarwel

31ToennamendesoldatenPaulusgevangen,zoalshun wasopgedragen,enbrachtenhemdienachtnaarAntipatris.

32Devolgendedaglietenzederuitersmethemmeegaan enkeerdenterugnaardeburcht

33ToenzijinCaesareaaankwamenendebriefaande stadhouderoverhandigden,leiddenzijookPaulusvoor hem

34Entoendelandvoogddebriefgelezenhad,vroeghij vanwelkgewesthijwasEntoenhijbegreepdathijvan Ciliciëwas,

35Ikzaluhoren,zeidehij,wanneerookuwbeschuldigers gekomenzijnEnhijgeboodheminhetgerechtsgebouw vanHerodestewordenopgesloten.

HOOFDSTUK24

1VijfdagenlaterkwamdehogepriesterAnaniasmetde oudsteneneenzekereredenaar,genaamdTertullus,naarde stadhouderZijbrachtenhemopdehoogtevanPaulus

2Entoenhijwerdgeroepen,begonTertullushemte beschuldigen,zeggende:Aangezienwijdoorugroterust genieten,enerdooruwvoorzienigheidzeerverdienstelijke dadenaanditvolkwordenverricht,

3Wijaanvaardenhetaltijdenoveral,edeleFelix,metalle dankbaarheid.

4Maaromunietnoglangerlastigtevallen,vraagikuom onseenpaarwoordenoveruwgenadetehoren

5Wantwijhebbenvastgestelddatdezemaneenpestis, eenaanstichtervanoproeronderalleJodenindewereld, eneenleidervandesektevandeNazareners

6Dieookdetempelwildeontheiligen.Wijhebbenhem gegrepenenwildenhemvolgensonzewetoordelen.

7MaardeoversteLysiaskwamoponsafenruktehemmet grootgewelduitonzehanden,

8Hijbeveeltzijnaanklagersbijutekomen.Doorhente onderzoeken,kuntuzelfkennisnemenvanaldezedingen, waarvanwijhembeschuldigen

9EnookdeJodenstemdenhiermeein,zeggendedatdeze dingenzowaren

10Toendestadhouderhemwenkteomtespreken, antwoorddePaulus:Omdatikweetdatualjarenlang rechterbentoverditvolk,antwoordikmetdestemeer blijdschapvoormijzelf.

11opdatubegrijptdathetnogmaartwaalfdagenzijn sindsiknaarJeruzalembengegaanomteaanbidden

12Enzijvondenmijnietindetempel,waarikmetiemand indiscussiewas,nochwaarikhetvolkopwekte,nochin desynagogen,nochindestad

13Enzijkunnenooknietbewijzenwatzijmijnu verwijten

14Maarditbelijdiku,datikovereenkomstigdewegdie zijsektenoemen,deGodvanmijnvaderendien,terwijlik geloofalhetgeenindewetendeprofetengeschrevenstaat 15EnzijhebbenhunhoopopGodgesteld,diezijookzelf koesteren,namelijkdatereenopstandingzalzijnvande doden,zowelvanderechtvaardigenalsvande onrechtvaardigen

16Enhierinoefenikmijzelf,datikaltijdeengewetenheb datvrijisvanovertreding,tegenoverGodentegenoverde mensen

17Nubeniknavelejarengekomenomaalmoezenen offerstebrengenaanmijnvolk

18ToentroffenenigeJodenuitAsiamijgereinigdaanin detempel,zonderdatereengrotemenigtewasenzonder datereenoproerwas

19Diehiervooruhaddenmoetenstaanenbezwaartegen mijhaddenmoetenmaken,indienzijietstegenmijhadden. 20Oflatendezehierzeggen,alszijietsslechtsbijmij hebbengevonden,terwijlikvoordeRaadstond, 21Maarikhebmetéénstemgeroepen,terwijlikmidden onderhenstond:Vandaagwordikdooruter verantwoordinggeroepenoverdeopstandingvandedoden 22ToenFelixdezedingenhoorde,steldehij,omdathijde wegbeterkende,hunbesluituitenzei:AlsLysias,de overstevandelegeraanvoerder,hierheenkomt,zalikhet laatstenieuwsoveruwzaakhoren

23EnhijgafeenhoofdmanbevelomPaulustebewaken enhemvrijheidtegeven,endathijniemandvanzijn kennissenmochtverbiedenomhemtedienenofbijhemte komen

24NaverloopvantijdkwamFelixmetzijnvrouwDrusilla, eenJodin,enhijlietPaulushalenHijhoordehemoverhet geloofinChristus

25Enterwijlhijsprakoverdegerechtigheid,de zelfbeheersingenhettoekomstigeoordeel,beefdeFelixen antwoordde:Ganumaarweg;alsikeengeschiktetijdzal hebben,zalikjeroepen.

26HijhoopteookdatPaulushemgeldzougeven,zodathij hemkonvrijlaten.Daaromliethijhemvakerhalenen sprakmethem

27MaarnatweejaarkwamPorciusFestusbijFelixlangs. FelixwildedeJodeneenplezierdoenenlietPaulus gevangenachter

HOOFDSTUK25

1ToenFestusindeprovinciewasaangekomen,vertrokhij nadriedagenvanuitCaesareanaarJeruzalem

2ToenbrachtendehogepriesterendeoverstederJoden hemtegenPaulusinopspraakenverzochtenhem:

3EnHijverlangdeernaardatGodgenadetegenhemzou zenden,datHijhemnaarJeruzalemzouhalenenhemop dewegzouhinderenomhemtedoden.

4MaarFestusantwoorddedatPaulusinCaesareamoest blijvenendathijzelfbinnenkortdaarheenzouvertrekken 5Latendandegenenonderu,zeihij,diedaartoeinstaat zijn,metmijmeegaanendezemanbeschuldigen,alser enigkwaadinhemis

6Ennadathijmeerdantiendagenbijhenwasgebleven, ginghijnaarCaesareaDevolgendedag,toenhijopde rechterstoelzat,gafhijbeveldatPaulusvoorgeleidzou worden.

7Toenhijgekomenwas,stondendeJodendieuit Jeruzalemgekomenwaren,eromheenenbrachtenveleen zwareklachtentegenPaulusin,diezijnietkonden bewijzen

8Hijantwoorddevoorzichzelf:Ikhebnietsmisdaantegen dewetvandeJoden,tegendetempelentegendekeizer.

9MaarFestuswildedeJodeneenplezierdoenen antwoorddePaulus:WiltunaarJeruzalemopgaanendaar voormijnaangezichtoverdezedingengeoordeeldworden?

10ToenzeiPaulus:Ikstavoorderechterstoelvande keizerendaarmoetikgeoordeeldwordenIkhebdeJoden nietsmisdaan,zoalsuheelgoedweet.

11Wantindienikeenmisdadigerben,ofietsgedaanheb, datdesdoodswaardigis,zoweigerikniettesterven;maar indienernietsisvandezedingen,waarvandezenmij beschuldigen,zomagmijniemandaanhenoverleverenIk beroepmijopdekeizer

12NadatFestusmetdeRaadhadoverlegd,antwoorddehij: Hebtuzichopdekeizerberoepen?Naardekeizerzultu gaan

13NaverloopvantijdkwamenkoningAgrippaenBernice naarCaesareaomFestustebegroeten

14Entoenzijdaarverscheidenedagenverbleven,bracht FestusdezaakvanPaulusvooraandekoning,zeggende: EriseenzekermandoorFelixingevangenschap achtergelaten

15ToenikinJeruzalemwas,hebbendehogepriestersen deoudstenvandeJodenmijoverhemingelichtZijwilden eenoordeeloverhemlatenvellen

16Waaropikantwoordde:Hetisnietdegewoontevande Romeinenomiemandterdoodteveroordelen,voordatde beschuldigdetegenoverzijnaanklagersstaatenhijde bevoegdheidheeftomzichteverantwoordenvoorde misdaaddiehemtenlastewordtgelegd

17Toenzijhieraankwamen,hebikdevolgendedag zonderuitstelopderechterstoelplaatsgenomenenbevel gegevendatdemanvoorgeleidzouworden

18Toendeaanklagerstegenhemopstonden,brachtenzij geenbeschuldiginginoverdingenzoalsikvermoedde:

19Maarzijhaddenbepaaldevragentegenhemoverhun eigenbijgeloofenovereenzekereJezus,diegestorvenwas, maarvanwiePaulusbeweerdedatHijleefde.

20Enomdatiktwijfeldeaanzulkevragen,vroegikhemof hijnaarJeruzalemwildegaanendaaroverdezezaken geoordeeldzouworden.

21MaartoenPauluseenverzoekhadingediendomter attentievankeizerAugustusteblijven,gafikbevelhem vasttehoudentotdatikhemnaarkeizerkonsturen 22ToenzeideAgrippatotFestus:Ikwildenmanookzelf welhoren.Morgen,zeidehij,zultgijhemhoren.

23Endevolgendedag,toenAgrippaenBernicemetgrote prachtwarengekomen,enzijmetdeoverstenoverduizend endevoornaamstemannenvandestaddeplaatsvan verhoorwarenbinnengegaan,werdPaulusopbevelvan Festusnaarbuitengebracht

24EnFestuszeide:KoningAgrippa,enallen,diehier tegenwoordigzijn,gijzietdezenman,overwiedegehele menigtederJodenzichmetmijheeftingelaten,zowelin

Jeruzalemalshier,enzijriepen,dathijnietlangermocht leven

25Maartoenikontdektedathijnietshadgedaandatde doodstrafverdiende,endathijzelfeenberoepopAugustus hadgedaan,hebikbeslotenhemtesturen

26Vanwieiknietszekershebomaanmijnheerte schrijven.Daaromhebikhemvoorugebracht,eninhet bijzondervooru,okoningAgrippa,opdatik,naonderzoek, ietszouhebbenomoverteschrijven

27Wanthetlijktmijonverstandigomeengevangenete sturenzonderdaarbijdemisdadentemeldendiehemten lastewordengelegd

HOOFDSTUK26

1ToenzeiAgrippatotPaulus:Hetisuvergundvooruzelf tesprekenToenstrektePaulusdehanduitenantwoordde voorzichzelf:

2Ikachtmijgelukkig,koningAgrippa,wantikzalmij vandaagvooruverantwoordenoveralhetgeenmijdoorde Jodentenlastewordtgelegd

3Vooralomdatikweetdatugoedopdehoogtebentvan allegebruikenenkwestiesdieonderdeJodenbestaan Daaromverzoekikudringendomgeduldignaarmijte luisteren.

4Mijnlevenswandel,vanmijneerstejeugdaf,dieonder mijnvolkinJeruzalemwas,isbijalleJodenbekend.

5Diemijvanhetbeginafkenden,alszijzoudengetuigen, datikvolgensdestrengstesektevanonzegodsdienstals farizeeërleefde

6Ennustaikdaarenwordgeoordeeldomdehoopopde beloftedieGodaanonzevaderengedaanheeft

7Totwelkebelofteonzetwaalfstammen,dieGoddagen nachtonmiddellijkdienen,hopentekomenOmwelke hoop,koningAgrippa,wordikbeschuldigdvandeJoden 8Waaromzouuhetvoorongeloofhouden,datGodde dodenopwekt?

9Ikdachtbijmezelfdatikveeldingenmoestdoendiein strijdwarenmetdeNaamvanJezusvanNazareth.

10DathebikookinJeruzalemgedaanIkhebveel heiligenindegevangenisopgesloten,mettoestemmingvan

deoverpriestersEntoenzeterdoodwerdengebracht,heb ikmijnstemtegenhenverheven.

11EnIkbestraftehendikwijlsinallesynagogenendwong hentotgodslastering;eninmijnwoedetegenhen vervolgdeIkhenzelfstotindevreemdesteden.

12Toenikmetvolmachtenopdrachtvandeoverpriesters naarDamascusging, 13Toenhetmiddagwas,okoning,zagikopdewegeen lichtuitdehemel,helderderdandezonHetscheenmijen hendiemetmijreisden,om

14Entoenwijallenteraardegevallenwaren,hoordeik eenstemtotmijspreken,dieinhetHebreeuwszei:Saul, Saul,waaromvervolgjeMij?Hetishardvoorjeomtegen deprikkelsteslaan

15Enikzeide:WiezijtGij,Heere?EnHijzeide:Ikben Jezus,DieGijvervolgt.

16Maarstaopenstaopuwvoeten,wantIkbenaanu verschenenmethetdoeluaantestellentoteendienaaren getuigevanzoweldedingendieugezienhebt,alsvande dingenwaarinIkaanuzalverschijnen

17Ikzaluverlossenvanhetvolkenvandeheidenen,naar wieIkunuzend, 18omhunogenteopenenenhentebekerenvande duisternistothetlichtenvandemachtvandesatantot God,opdatzijvergevingvandezondenontvangeneneen erfdeelonderdegeheiligdendoorhetgeloofinMij 19Daarom,okoningAgrippa,wasiknietongehoorzaam aanhethemelsevisioen.

20MaarHijverkondigdeeerstaandeinwonersvan Damascus,eninJeruzalem,eninhethelegebiedvanJudea, endaarnaaandeheidenen,datzijzichmoestenbekerenen zichtotGodmoestenbekerenenwerkenmoestendoendie bijdebekeringpassen

21OmdezeredenenhebbendeJodenmijindetempel gegrepenenwildenmijdoden

22NuikdusdehulpvanGodhebontvangen,blijfiktotop dezedaggetuigenaankleinengroot,enzegnietsanders danwatdeprofetenenMozeshebbengezegddatkomen zou

23OpdatChristuszoulijdenendatHijalseersteuitde dodenzouopstaanenhetlichtzoulatenzienaanhetvolk endeheidenen

24Enterwijlhijditvoorzichzelfzei,zeiFestusmetluide stem:Paulus,jebentbuitenjezelf;aljegeleerdheidmaakt jewaanzinnig

25Maarhijzei:Ikbennietgek,hoogedeleFestus,maar spreekwoordenvanwaarheidenernst

26Wantdekoningweetvandezedingen,enikspreeker ookopenlijkoverIkbenervanovertuigddatnietsvan dezedingenvoorhemverborgenisDezezaakisimmers nietineenuithoekgebeurd

27KoningAgrippa,gelooftgijdeprofeten?Ikweet,datgij gelooft

28ToenzeiAgrippategenPaulus:Jeovertuigtmebijna omchristenteworden

29EnPauluszeide:Ikzouwelwillen,datnietalleengij, maarookallen,diehedennaarmijluisteren,enbijnaen geheelookzowerdenalsik,uitgezonderddezeboeien

30Toenhijditgezegdhad,stondendekoningop,de landvoogd,Berniceendegenendiebijhenzaten.

31Ennadatzijterzijdewarengegaan,sprakenzijonder elkaarenzeiden:Dezemensdoetniets,datdedoodofde boeienverdient

32ToenzeiAgrippategenFestus:Dezemanhad vrijgelatenkunnenworden,alshijzichnietopdekeizer hadberoepen

HOOFDSTUK27

1ToenbeslotenwerddatwenaarItaliëzoudenvaren, leverdenzePaulusenenkeleanderegevangenenuitaan eenzekereJulius,eenhoofdmanoverhonderdvande bendevanAugustus.

2EnwijgingenaanboordvaneenschipuitAdramyttium envoerenafomlangsdekustenvanAziëtevarenEen zekereAristarchus,eenMacedoniëruitThessalonica,was bijons

3EndenvolgendendagkwamenwijteSidonaanEn JuliusverwendePaulusvriendelijk,engafhemdevrijheid omnaarzijnvriendentegaanomzichteverkwikken

4Toenwijvandaarvertrokken,voerenwijonderCyprus door,omdatdewindtegenwas.

5NadatwijoverdezeevanCiliciëenPamfyliëwaren gevaren,kwamenwijinMyra,eenstadinLycië

6EndaarvonddehoofdmaneenschipuitAlexandrië,dat naarItaliëvoer;enhijbrachtonsdaarin

7Ennadatwijveledagenlangzaamgevarenhaddenen nauwelijksKniduswarentegengekomen,omdatdewind onsnietgunstiggezindwas,voerenwijonderKretadoor, totaanSalmone;

8Ennauwelijksvoorbijgaand,kwamenwijbijeenplaats dieSchoneHavensgenoemdwordt;dichtbijlagdestad Lasea

9Toenerveeltijdverstrekenwasenhetvarengevaarlijk werd,omdatdevastentijdalvoorbijwas,waarschuwde Paulushen:

10Enhijzeitegenhen:Heren,ikziedatdezereisveel schadeenletselmetzichmeezalbrengen,nietalleenaan deladingenhetschip,maarookaanonsleven

11Tochgeloofdedehoofdmandeschipperendeeigenaar vanhetschipmeerdanwatdoorPaulusgezegdwas

12Enomdatdehavennietgeschiktwasominte overwinteren,werdhetmerendeelvandebevolking aangeradenomookvandaaruittevertrekken,omopdeeen ofanderemanierFenicetebereikenendaarte overwinteren.FeniceiseenhavenvanKretaenligtinhet zuidwestenennoordwesten

13Toendezuidenwindzachtjesgingwaaien,dachtenze datzehundoelhaddenbereiktZelietendebootvarenen voerentotvlakbijKreta

14Maarkortdaarnastakereenstormachtigewindop,die Euroclydonwerdgenoemd.

15Toenhetschipdoordewindwerdmeegesleurdenniet meerkonvaren,lietenwijhetvaren

16Enterwijlweondereenbepaaldeilanddoorvoeren,dat Claudaheet,moestenweveelwerkverzettenommetde boottekomen:

17Toenzijdezehaddenopgenomen,gebruiktenzij hulpstukkenomhetschipteondergordenUitangstdatzij inhetdrijfzandzoudenvallen,spandenzijdezeilenen lietenzichzomeevoeren

18Entoenwijdooreenstormhevigheenenweerwerden geslingerd,maaktenzijdevolgendedaghetschiplichter; 19Enopdederdedaghebbenwijmeteigenhandenhet tuigvanhetschipoverboordgegooid.

20Entoenergedurendeveledagengeenzonofsterren verschenenenergeenkleinestormoponsrustte,werdalle hoopopreddingweggenomen

21MaarnadatPauluszichlanghadonthouden,kwamhij inhunmiddenstaanenzei:Heren,uhadnaarmijmoeten luisterenennietvanKretawegmoetengaanenditkwaad enverliesmoetenlijden

22Ennuvermaaniku:weesgoedsmoeds,wanterzalgeen verlieszijnvaniemandslevenonderu,behalvevanhet schip

23WantdezenachtheeftdeengelvanGod,vanwieikben endieikdien,bijmijgestaan, 24enzeiden:Weesnietbevreesd,Paulus,uzultvoorde keizergeleidworden;enzie,Godheeftuallengeschonken diemetuvaren.

25Daarom,heren,weesgoedsmoeds,wantikgeloofGod, dathetzalgebeurenzoalsmijgezegdis

26Maarwijmoetenopeenbepaaldeilandterechtkomen.

27Maartoendeveertiendenachtaanbrak,terwijlwijdoor Adriaheenenweerwerdengedreven,merktende scheepsliedenomstreeksmiddernachtdatzijeenbepaald gebiednaderden;

28Enzijpeilden,envondenhettwintigvadem;entoenzij eenweinigverdergegaanwaren,peildenzijopnieuw,en vondenhetvijftienvadem

29Toenvreesdenzedatweopderotsenzoudenvallen Daaromgooidenzevierankersuithetachterschipen hooptenopeenbeteredag

30Entoendematrozenophetpuntstondenomuithet schiptevluchten,lietenzedebootinzeezakken,onderhet momdatzeankersuithetvoorschipwildenwerpen, 31Pauluszeitegendehoofdmanendesoldaten:Alsdeze mensennietinhetschipblijven,kunnenjullienietgered worden

32Toensnedendesoldatendetouwenvandebootdooren lietenhemvallen.

33Entoendedagbegontevallen,verzochtPaulushun allenomvoedseltenuttigen,enzei:Hetisvandaagde veertiendedagdatuhierbentgeblevenengevasthebt, zonderietstenuttigen

34Daaromvraagikudringendomwatvoedselteeten, wantdatisgoedvooruwgezondheid.Erzaldangeenhaar vanhethoofdvaniemandvanuafvallen

35EnnadatHijditgezegdhad,namHijbrood,dankteGod integenwoordigheidvanallen,brakhetenbegonteeten

36Toenwarenzeallemaalopgewektenzeatenookwat vlees

37Enwijwarenintotaaltweehonderdzesenzestigzielenin hetschip

38Toenzegenoeggegetenhadden,maaktenzehetschip lichterengooidendetarweinzee

39Toenhetdagwasgeworden,herkendenzijhetlandniet meer.Welontdektenzijeenkreekmeteenoever.Zij wildendaar,alshetmogelijkwas,methetschipinvaren

40Toenzijdeankershaddenopgehaald,vertrokkenzij naardezee,maaktenderoerriemenlos,hesenhetgrootzeil indewindenvoerennaardekust

41Entoenzijopeenplaatskwamenwaartweezeeën elkaarontmoetten,liepenzijaandegrond.Hetvoorste gedeeltebleefvastzittenenonbeweeglijk,maarhet achterstegedeeltebrakdoordekrachtvandegolven.

42Desoldatenhaddenhetplanopgevatdegevangenente doden,zodatniemandvanhennaarbuitenzouzwemmen enontsnappen

43Maardehoofdman,diePauluswilderedden,hieldhen vanhunplanafHijgafbeveldatdegenendiekonden zwemmen,zichalseersteinhetwatermoestenwerpenen aanlandmoestenkomen

44Endeoverigen,sommigenopplanken,ensommigenop gebrokenstukkenvanhetschip.Enzogebeurdehet,datzij allenbehoudenaanlandkwamen

HOOFDSTUK28

1Entoenzijontsnaptwaren,ontdektenzijdatheteiland Melitaheette.

2Enhetbarbaarsevolkbeweesonsgeengeringe vriendelijkheid:zijstakeneenvuuraanenontvingenons allen,vanwegedeopkomenderegenenvanwegedekoude.

3ToenPauluseenbostakkenverzameldhadenophet vuurhadgelegd,kwamerdoordehitteeenadderuitendie beetzichvastinzijnhand.

4Toendebarbarenhetgiftigebeestaanzijnhandzagen hangen,zeidenzeonderelkaar:Dezemanisongetwijfeld eenmoordenaar.Hoewelhijaandezeeisontsnapt,laatde wraakhemnietinleven

5Enhijschuddehetbeestvanzichafinhetvuur,en voeldegeenenkelletsel.

6Maarzekekenalsofhijopgezwollenwasofplotseling doodwasneergevallenMaartoenzeereenheletijdnaar haddengekekenenzagendathijgeenkwaadhadgedaan, veranderdenzevangedachtenenzeidendathijeengod was

7Indezelfderuimtebevondenzichdebezittingenvande voornaamstemanvanheteiland,wiensnaamPubliuswas Hijontvingonsenboodonsdriedagengastvrijonderdak

8Enhetgebeurde,datdevadervanPubliusmetkoortsen eenbloedigevloedtebedlagPaulusgingnaarhemtoe, bad,legdehemdehandenopengenashem

9Toenditgebeurdwas,kwamenerookanderendieophet eilandziekwarenenwerdengenezen

10Hijheeftonsookmetveeleerbewezen;toenwij vertrokken,hebbenzijonsoverladenmetalleswatwij nodighadden

11Ennadriemaandenvertrokkenwijopeenschipuit Alexandrië,datopheteilandoverwinterdhadenwaarvan hetkenmerkwasCastorenPollux

12EnwijkwameninSyracuseaan,waarwijdriedagen bleven.

13Envandaaruithaaldenwijeenkompasenkwamente RhegiumEnnadatdeenedagdezuidenwindwoei, kwamenwijdevolgendedagtePuteoli

14Daartroffenwijbroedersaan,enzijverzochtenons zevendagenbijhenteblijven.ZoreisdenwijnaarRome.

15Entoendebroedersvanonsgehoordhadden,kwamen zeonsvandaartegemoettotaanForumAppiiendeDrie Tavernes.ToenPaulushenzag,danktehijGodenvatte moed

16ToenwijteRomeaankwamen,leverdedehoofdmande gevangenenoveraandeoverstevandelijfwacht.Paulus mochtechteropzichzelfwonen,bijeensoldaatdiehem bewaakte.

17Enhetgebeurdenadriedagen,datPaulusde voornaamstenderJodenbijeenriepEntoenzijdaar bijeengekomenwaren,zeidehijtothen:Mannenbroeders, hoeweliknietsgedaanhebtegenhetvolkoftegende gebruikenonzervaderen,beniktochalsgevangenevan JeruzalemovergeleverdindehandenderRomeinen 18Toenzemijondervroegen,wildenzemijlatengaan, omdaterinmijgeendoodsoorzaakwas 19MaartoendeJodenzichertegenverzetten,zagikmij genoodzaaktmijopdekeizerteberoepenNietdatikmijn volkdaarvanzoumoetenbeschuldigen 20Daaromhebikugeroepen,omutezienenmetute spreken,omdatikomwillevandehoopvanIsraëlmetdeze ketenenbengebonden

21EnzijantwoorddenHem:Wijhebbengeenbrievenover uuitJudeaontvangen,enookheeftniemandvande broedersdiegekomenzijn,ietskwaadsoverugemeldof gezegd.

22MaarwijwillengraagvanuhorenwatudenktWant watdezesektebetreft,wetenwijdateroveraltegenspraak overbestaat.

23EntoenzijeendagmetHemhaddenafgesproken, kwamenervelennaarHemtoeinZijnverblijf,enHij legdehenhetKoninkrijkvanGoduitengetuigdevanhen, enHijovertuigdehentenaanzienvanJezus,uitdeWet vanMozesendeProfeten,vandemorgentotdeavond

24Ensommigengeloofdenwatergezegdwerd,en anderengeloofdenniet

25Entoenzijhetnietmetelkaareenswaren,gingenzij uiteen,nadatPauluséénwoordgesprokenhad:Terecht heeftdeHeiligeGeestdoordeprofeetJesajatotonze vaderengesproken,

26Zeggende:Gaattotditvolk,enzegt:Horendzultgij horen,ennietverstaan;enziendezultgijzien,enniet bemerken

27Wanthethartvanditvolkisdikgeworden,enhunoren zijnhardhorend,enhunogenhebbenzijtoegesloten,opdat zijnietmetdeogenzien,enmetdeorenhoren,enmethet hartverstaan,enzijzichnietbekeren,enIkhengeneze.

28WeetdandatdezaligheidvanGodaandeheidenen gezondenis,endatzijernaarzullenluisteren

29Toenhijdezewoordengesprokenhad,gingendeJoden wegenzeraakteninhevigediscussiemetelkaar

30EnPaulusbleeftweevollejareninzijneigengehuurde woning,enontvingallendiebijhemkwamen,

31HijpredikthetKoninkrijkvanGodenonderwijstde leeroverdeHeereJezusChristus,metallevrijmoedigheid, zonderdatiemandhemverhindert.

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.