Kerstkransjes
In de kerstboom hangen mooie dingen: ballen slingers, lampjes en nog veel meer. ‘Kijk, Dikkie Dik,’ roept Poes Muis, ‘een kerstkransje!’
Dikkie Dik en Poes Muis eten het koekje op. Knabbel, knabbel, wat lekker! Misschien hangen er nog meer in de boom.
Ja, hier een ‌ en daar nog een! Hap, hap, hap. Dikkie Dik en Poes Muis eten alle kerstkransjes op.
Ze klimmen hoger en hoger in de boom. Helemaal bovenin hangt nog één kerstkransje. ‘Wie hem het eerst pakt!, roept Dikkie Dik.
Dikkie Dik en Poes Muis grijpen allebei naar het koekje. En dan vallen ze - roetsj - naar beneden. Dwars door de ballen en de slingers en de lampjes.
Het laatste kerstkransje ligt op de grond. Dikkie Dik en Poes Muis kunnen er niet bij. Ze zitten vast in de lampjes!
Het is Kerstmis. Buiten is het koud, binnen is het lekker warm. Onder de kerstboom liggen pakjes: kerstcadeautjes.
Dikkie Dik maakt een pakje open. ‘Kijken wat erin zit, misschien wel kattenbrokjes. Bah, sokken! Wat moet ik daar nu mee?’
Dikkie Dik maakt een ander pakje open. En nog een en nog een. ‘Ik wil kattenbrokjes!’
Dikkie Dik zoekt en zoekt. Hij maakt alle pkajes open. Geen kattenbrokjes, maar wel een berg papier.
Dikkie Dik rent wild heen en weer. Het papier kraakt en knispert. De kerstcadeautjes vliegen door de lucht.
‘Oohh, Dikkie Dik, wat heb je gedaan?’ Dikkie Dik hoort niets. Hij is moe van het spelen.