8 minute read
Vijfendertig jaar terug in de tijd
Op 22 februari 1986 - precies 35 jaar geleden - werd voor de eerste keer in de geschiedenis de Noord-Hollandtocht georganiseerd; een schaatstocht over 190 kilometer door het polderlandschap van Noord-Holland langs pittoreske dorpjes als Avenhorn, Oost-Graftdijk en Watergang. Vijf dagen later zou in Friesland de Elfstedentocht plaatsvinden. Aan beide evenementen heb ik bijzondere herinneringen.
Advertisement
Tekst: Rob Ligtenberg Foto: Archief Koninklijke Vereniging De Friesche Elf Steden / Fries Fotoarchief
Het draaiboek lag al 40 jaar in de kast: de Noord-Hollandtocht, een toertocht over 190 kilometer. Vierentwintig ijsclubs door heel NoordHolland werkten samen en zo konden een aantal bestaande toertochten aan elkaar geknoopt worden. Ik woonde destijds nog bij mijn ouders in Vijfhuizen. Peter, een schaatsvriend van mij, had ergens gelezen dat deze tocht gehouden zou worden. Of ik zin had om mee te gaan? Nou schaatste ik best wel regelmatig op de ijsbaan in Haarlem. En ja, het ging eigenlijk vrij aardig. Maar 190 kilometer? Was dat niet veel te gek? Uiteindelijk liet ik me overhalen en zo zaten wij op zaterdagochtend 22 februari 1986, rond half 6 in de lelijke eend van Peter op weg naar Avenhorn. Nadat we hadden ingeschreven in een plaatselijke kroeg stapten we het ijs op. Het was koud en pikkedonker. Peter had een sterke lamp bij zich en daardoor konden we enigszins de scheuren in het ijs zien. Achter ons een hele horde schaatsers, die die lamp wel handig vonden. En toen werd het licht en zagen we een sprookjesachtig Hollands winterlandschap. Super mooi.
Koek en Zopie
Ik raakte Peter ergens kwijt en ging in mijn eentje door. En toen begon het echt heel serieus te sneeuwen en hard te waaien. Het werd eigenlijk best wel afzien, zo te moeten ploeteren door het wijdse Noord-Hollandse landschap. Ik begon honger te krijgen maar had zelf niks eetbaars meegenomen (niet handig als ik er nu over nadenk). Maar gelukkig, heel in de verte zag ik een Hollandse vlag wapperen: een koek en zopie-tent. Dat gaf de burger moed! “Nou, je hebt geluk”, sprak de man van de koek en zopie. “Dit is mijn echt mijn laatste chocolademelk”. Gelukkig had hij ook nog wat gevulde koeken en chocoladerepen in de aanbieding. Zittend op een houten bankje kon ik een beetje opwarmen, bijkomen en genieten van mijn felbegeerde chocomel. In de verte zag ik een grote groep schaatsers van zo’n man of veertig aankomen. Die
hadden natuurlijk net als ik zo’n kwartier daarvoor die vlag zien wapperen en hadden net als ik - ploeterend tegen een inmiddels stevige sneeuwstorm - reikhalzend uitgekeken naar die warme chocolademelk. Toen ze bij het tentje arriveerden, dronk ik net het aller-, allerlaatste slokje chocolademelk op, gooide mijn plastic beker in de vuilnisbak en maakte aanstalten om verder te schaatsen. `Sorry`, hoorde ik koek en zopie tent houder zeggen; “ik heb net de laatste beker aan die meneer daar verkocht”. Het leek me tijd om te gaan vertrekken. De rest van de dag heb ik moeten lachen om de reacties van die gasten die na mij kwamen; Wat liepen díe mannen te balen toen ze hoorden dat de chocolademelk op was.
Aansluiting bij de locals
Inmiddels had ik aansluiting gevonden bij een groepje schaatsers die ook aan de tocht meededen. Zij woonden daar in de buurt en kenden het parcours op hun duimpje. Er was een hele goede samenwerking in de groep en we hadden aardig de vaart erin; er ontstond - zo voelde het - een vriendschap voor het leven. Maar die vriendschap duurde maar even: die mannen wisten de weg en besloten een stuk af te snijden. Dat was mijn eer te na: ik wilde de tocht reglementair volbrengen. We namen afscheid en ik ging in mijn eentje door. Het begon zo langzaamaan te schemeren en de temperatuur daalde. De kilometers begonnen hun tol te eisen en eigenlijk was ik er wel een beetje klaar mee. Ineens werd ik aangesproken door vrijwilligers van de een of andere ijsclub: “of ik aan de Noord-Holland Tocht meedeed?” Dan moest ik zeker mijn kaart hier laten stempelen. Het was namelijk een geheime controle. Oei, dacht ik, dan zullen mijn schaatsvrienden voor één middag behoorlijk spijt krijgen van hun afsnij-actie.
Finish
Ik vervolgde mijn tocht; het was inmiddels donker geworden en eindelijk kwam de kroeg waar we ‘s ochtends vertrokken waren in zicht. Wat een heerlijk gevoel om dan zo’n warme, drukke, oer hollands café in te stappen en je schaatsen uit te kunnen doen. Even later stapte ook Peter de kroeg binnen. We hadden allebei de allereerste Noord-Holland Tocht ooit over 190 km volbracht en daar waren we best wel trots op.
Dilemma
In die kroeg kwam ik ene Harm tegen, die ik kende van de ijsbaan in Haarlem. Af en toe reden we daar wel eens achter elkaar en maakten we een praatje. Zo ook in die kroeg in Avenhorn. Het gesprek kwam op de Elfstedentocht, want het gerucht ging dat die op woensdag later die week verreden zou worden. “Wat er ook gebeurt, ik ga die tocht rijden”, zei Harm. “Ben je lid dan?”, vroeg ik. “Nee, dat niet maar ik ga er gewoon naar toe; ik zie wel”. We namen afscheid, stapten in de 2cv en reden naar huis. En inderdaad, op zondagavond groot nieuws: “It giet oan, de veertiende Elfstedentocht gaat door”. En toen was daar dat dilemma. Peter was al ongeveer vanaf zijn tiende lid van de Elfstedenvereniging en had een startkaart. Ik mocht met hem meerijden naar Leeuwarden, waar hij ook twee slaapplaatsen geregeld had. Maar, het voelde helemaal niet goed om zomaar daar in Leeuwarden op het ijs te stappen. Zoiets doe je niet, vond ik. En aan de andere kant was daar dat stemmetje: “als je 190 kilometer kunt schaatsen, kunnen die 10 kilometer er vast ook wel bij”. Wat héb ik getwijfeld; om gék van te worden! Uiteindelijk besloot ik dat kop of munt de doorslag moest geven. En zo gebeurde het dat ik op dinsdag 25 februari weer in die lelijke eend zat, dit keer op weg naar Leeuwarden. De meest wilde verhalen deden daar de ronde over wat er zou gaan gebeuren met schaatsers zonder startbewijs. Het vooruitzicht dat ik door hordes woeste Friezen van het ijs gesleurd zou worden, stemde me niet gerust. Uiteindelijk viel ik toch in slaap om de volgende ochtend rond half 6 gewekt te worden.
De grote dag
Met Peter ben ik naar de startlocatie gereden waar we afscheid van elkaar namen. Hij werd opgesloten achter een hek - samen met ik weet niet hoeveel andere schaatsers - en ik liep naar het ijs. In plaats van woeste Friezen die me stonden op te wachten, was daar een aantal hele aardige politieagenten die me het ijs op hielpen. Ik kon het nauwelijks geloven, zoveel vriendelijkheid. Gauw trok ik mijn schaatsen aan, sneeuwbril op, handschoenen aan, beschermers en schoenen in de rugzak en gaan met die banaan. Wat een belevenis! Wind in de rug, een opkomende zon, tien graden vorst en overal feest. Een dag om nooit te vergeten. Via Sneek, IJlst, Sloten, Stavoren, Hindeloopen en Workum. Daar ergens werd bekend dat Evert van Benthem, net als het jaar daarvoor, de wedstrijdtocht gewonnen had. Wat een bikkel! In Bolsward aangekomen gaf ik aan iemand langs de kant een gulden en een visitekaartje van het bedrijf van mijn vader. Of die mevrouw mijn ouders wilde bellen om te zeggen dat ik in Bolsward was en dat het prima ging. Later die dag zijn mijn ouders nog een paar keer gebeld door wildvreemde mensen die ik ook zo’n kaartje gegeven had. Want ja, de mobiele telefoon bestond volgens mij op dat moment alleen nog maar in James Bond films.
Hoogtepunt van die dag was Franeker. Daar stonden twee hele grote telekranen opgesteld aan beide zijden van de vaart en al vele kilometers voor de stad kon je horen dat het daar één groot feest was. Dat gaf vleugels en ik kan me herinneren dat ik mezelf uit Franeker heb moeten wegsturen; wat een feest, wat een ambiance; onvergetelijk. Na Franeker
werd het zwaarder: in de lengterichting van de vaart liep een kilometers lange scheur, precies in het midden. En, het ijs was in het midden omhoog gekomen en stond aan beide zijden onder een hoek. Dat schaatste - zacht uitgedrukt - niet prettig.
Hel van het Noorden
Maar het ergste stuk moest nog komen: linksaf bij Bartlehiem naar de Dokkumer Ee. Daar was vlak voordat het heel hard ging vriezen, een binnenvaartschip doorheen gegaan. Daardoor was het een aaneenschakeling van schotsen, scheuren en gruis geworden, waar ik de meest vreselijk valpartijen heb gezien. Wat een geploeter! Maar ik heb het er graag voor over gehad. Want wat een ongelooflijk feest was het daar in Dokkum. Jammer dat ik daar niet veel langer kon blijven. Op de weg terug, voorbij Bartlehiem richting Leeuwarden was het ijs weer een stuk beter.
Finish
Uiteindelijk, na dertien uur schaatsen, ging ik rond 19.30 uur over de finish, samen met ..... Harm. Van al die duizenden deelnemers finishte ik geheel toevallig samen met de persoon die mij - zonder dat hij er ook maar iets van wist - in die kroeg in Avenhorn had overgehaald om de Elfstedentocht te schaatsen. Hoe bizar! En zo had ik dus binnen vijf dagen “twee Elfstedentochten” gereden. Ik stapte bij de Bonkevaart in een gereedstaande bus, die mij naar de Frieslandhal in Leeuwarden bracht. Daar kocht ik als aandenken een trui en wat stickers, die 35 jaar later nog steeds op mijn accordeonkoffer geplakt zitten. Vanuit een telefooncel (ja die bestonden toen nog) belde ik met het logeeradres en niet veel later werd ik opgehaald. Ook Peter had de tocht uitgereden en moe maar voldaan reden we terug naar Vijfhuizen.
Elfstedenkruisje
Aan de deurknop had mijn moeder, die op dat moment al lang naar bed was, een hoes van een fles Beerenburg gehangen met daarop de afbeelding van een Friese Vlag: daar hing mijn “Elfstedenkruisje”.