Sociale uitsluiting en ongelijkheid in Europese steden:
UITDAGINGEN EN ACTIES
Voorwoord
EUROCITIES ijvert voor een duurzame toekomst met een goede levenskwaliteit voor alle burgers. We streven naar een Europa met veelomvattende, welvarende, creatieve en duurzame steden die democratisch en efficiĂŤnt bestuurd worden en waar alle burgers volledig aan alle aspecten van het stadsleven kunnen deelnemen: politiek, cultureel, sociaal en economisch. Alle EUROCITIES-leden zetten zich in om de oorzaken van sociale uitsluiting aan te pakken, alle vormen van discriminatie uit te roeien en iedereen gelijke kansen te garanderen. 2010 werd uitgeroepen tot het Europees Jaar van de Bestrijding van Armoede en Sociale Uitsluiting. De doelstellingen zijn hier tweeledig: tonen dat alle mensen recht hebben op een waardig leven en op inspraak in de maatschappij, en aantonen dat het uitroeien van armoede ten voordele van een meer samenhangende maatschappij iedereen ten goede komt. Openbare en particuliere sectoren delen al de verantwoordelijkheid om armoede en sociale uitsluiting te bestrijden, maar het is noodzakelijk dat alle niveaus van de maatschappij zich engageren. Om daadwerkelijk iets te kunnen doen, moeten de oorzaken van armoede en uitsluiting duidelijk zijn. We moeten de verschillende dimensies en facetten ervan begrijpen en van elkaar leren welke maatregelen werken en welke niet. EUROCITIES-leden zullen bijdragen aan de doelstellingen uit de campagne voor het Europees Jaar en deelnemen aan het debat tussen overheden, andere betrokkenen partijen en de burgermaatschappij over de vraag hoe we het best kunnen samenwerken om armoede en uitsluiting aan te pakken. Daarom zullen wij een aantal thematische seminaries houden waarin we zullen bepalen hoe we een aantal van de dringendste problemen kunnen aanpakken. We zullen ook aanbevelingen uitwerken voor nationale en Europese beleidsmakers over hoe ze efficiĂŤntere en effectievere lokale acties in hun plannen en hun beleid kunnen opnemen.
Dit rapport dient als achtergrondinformatie bij onze activiteiten voor het Europees Jaar 2010. Het onderzoekt de verschillende aspecten van armoede, uitsluiting en ongelijkheid in onze steden en legt de nadruk op de goede praktijken en benaderingen die sommige steden al toepassen om deze zaken aan te pakken. Het rapport is gebaseerd op onderzoek dat werd uitgevoerd door een dertigtal steden over heel Europa die het voortouw namen om onze activiteiten in het kader van het Europees Jaar uit te werken. Ik zou hen graag bedanken voor hun moed en voor de inspanningen die ze de afgelopen maanden hebben geleverd. Ik hoop dat dit rapport de lezers ertoe aanzet om actie te ondernemen zodat we ons gemeenschappelijke doel bereiken: samenwerkende steden die ijveren voor een samenhangende samenleving.
Jozias Van Aartsen Burgemeester van Den Haag Voorzitter van EUROCITIES
Sociale Uitsluiting En Ongelijkheid In Europese Steden / 1
Samenvatting
De stad is de motor van economische groei en maatschappelijke innovatie. Veel steden worden echter geconfronteerd met hardnekkige sociale problemen en uitdagingen, vaak geconcentreerd in bepaalde wijken. In dit rapport verkennen we verschillende aspecten van uitsluiting en ongelijkheid en benadrukken we de specifiek stedelijke kenmerken van de problemen, waaronder volgende punten: steden hebben vaak een hoger werkloosheidspercentage dan hun respectieve nationale gemiddelden. De cijfers lijken bovendien van buurt tot buurt aanzienlijk te verschillen; veel steden kennen een hoger kinderarmoedepercentage dan hun nationale gemiddelden. Ook hier treden tussen de verschillende wijken grote verschillen op; de gemiddelde levensverwachting van stedelingen ligt zowat twee jaar lager dan bij mensen die buiten de stad leven. Tussen wijken binnen de stadsmuren zelf komt de ongelijkheid op het gebied van gezondheid vaak nog meer tot uiting; in vergelijking met mensen uit rijkere buurten hebben inwoners uit arme wijken minder vlot toegang tot het internet en andere informatie- en communicatietechnologie (ICT) en maken ze minder gebruik van dergelijke informatiebronnen; deelname aan sociale en culturele activiteiten is voor sommige inwoners onmogelijk door te hoge prijzen of andere obstakels. Culturele evenementen zijn nochtans een krachtig instrument om mensen bij de maatschappij te betrekken en ongelijkheid aan te pakken.
2 / Sociale Uitsluiting En Ongelijkheid In Europese Steden
in sommige steden is het openbaar vervoer niet alleen onbetaalbaar voor inwoners met een laag inkomen maar vaak ook niet beschikbaar voor mensen die in de randgebieden leven. Dit beperkt hun mogelijkheden om volledig aan het sociale, culturele en economische stadslevendeel te nemen; mensen met een laag inkomen zijn onevenredig vaak het slachtoffer van stijgende energieprijzen, vooral als ze in huizen wonen die niet energievriendelijk genoeg zijn en er te weinig financiële middelen zijn om noodzakelijke verbeteringen door te voeren; uitzetting is in de meeste Europese steden een veelvoorkomend probleem dat wordt veroorzaakt door verschillende individuele en structurele factoren. Er is nood aan goed gecoördineerde acties om dakloosheid te voorkomen en mensen fatsoenlijke levensomstandigheden te kunnen bieden. Veel van die problemen komen vaak samen voor; de ene factor brengt een andere teweeg of de verschillende aspecten maken het elkaar onderling moeilijker. Er is ook duidelijk een ruimtelijk element aanwezig: dergelijke problemen zijn meestal geconcentreerd in bepaalde stadsdelen. De rol van de plaatselijke overheden in de aanpak van sociale uitsluiting en ongelijkheid verschilt van land tot land, afhankelijk van de graad van decentralisatie van de staatsbevoegdheden. In sommige landen spelen de steden een voortrekkersrol, in andere landen zijn hun middelen en bevoegdheden eerder beperkt. De belangrijkste instrumenten om de armoede aan te pakken zijn in alle Europese welvaartsstaten het verlenen van sociale hulp en een aangepast inkomen voor mensen die niet kunnen werken, evenals begeleiding en ondersteuning om mensen die dat wel kunnen op
de arbeidsmarkt te helpen. De lokale overheden zijn steeds op een of andere manier betrokken bij de sociale hulpverlening en ontwikkelen daarnaast verschillende hulpmiddelen om de ongelijkheid aan te pakken en sociale insluiting en samenhang te bereiken. Enkele voorbeelden:
huisvesting goedkoper en kwaliteitsvoller maken; Dat houdt in dat woningen energie-efficiënter moeten worden;
sociale planning en voorziening van sociale infrastructuur zoals kinderopvang, speelpleinen, scholen, culturele en recreatiefaciliteiten, en volksgezondheid;
bewustmakingscampagnes opzetten om de levenskwaliteit van de inwoners te verbeteren, bv. door energiebesparing of een gezonde levensstijl te stimuleren;
ondersteuning van de lokale economie om ondernemingszin te stimuleren en gemakkelijker jobs te creëren; kinderen extra steun verlenen en hen de kans bieden om al op jonge leeftijd te beginnen leren. Zo wordt een draagvlak gecreëerd voor het verbeteren van de onderwijskwaliteit; de werkgelegenheid bevorderen, vooral voor ouders en langdurig werklozen door bedrijven en werkzoekenden met elkaar in contact te brengen; de toegang tot goederen en diensten zoals culturele activiteiten en openbaar vervoer verbeteren door die goedkoper en toegankelijker te maken.
de toegang tot ICT verbeteren en de burger via opleidingsprogramma’s digitale vaardigheden aanleren;
een buurtgebonden aanpak gebruiken die gericht is op de arme wijken en de nadruk legt op de verschillende aspecten van armoede en uitsluiting; lokale beleidsstrategieën tegen discriminatie en racisme ontwikkelen. Aangezien verantwoordelijkheden en bevoegdheden in deze beleidsgebieden onder een groot aantal betrokken partijen verdeeld zijn, onderhouden de steden best goede contacten met relevante openbare en privéorganisaties en -instellingen, evenals met gemeenschapscentra en ngo’s zodat de levering van diensten gegarandeerd kan worden.
Sociale Uitsluiting En Ongelijkheid In Europese Steden / 3
Inleiding
Europese steden zijn de stuwende krachten achter economische ontwikkeling, groei en vernieuwing. Ondanks hun welvaart zijn ze vaak het centrum van armoede en sociale uitsluiting, waarbij bepaalde wijken voortdurend te kampen hebben met veel werkloosheid en armoede, waar mensen weinig scholing genieten, langdurig afhankelijk zijn van bijstand, een slechte gezondheid hebben en in slechte woonomstandigheden leven, en waar bovendien de kwaliteit van de openbare faciliteiten te wensen overlaat. Armoede en sociale uitsluiting zijn complexe en multidimensionale fenomenen waarbij verschillende onderling met elkaar verbonden problemen vaak samenvallen. Sociale uitsluiting kan op verschillende manieren tot uiting komen en individuele personen, groepen en specifieke geografische gebieden treffen. Het gaat veel verder dan lage inkomsten en hoge uitgaven en omvat ook het feit dat mensen totaal van de maatschappij uitgesloten zijn.1 Op dezelfde manier karakteriseert sociale insluiting het proces waarbij sociaal uitgesloten mensen de kansen, vaardigheden en middelen krijgen om volledig aan het economische, sociale en culturele leven deel te kunnen nemen. Gezien de multidimensionale aard van sociale uitsluiting, is de belangrijkste uitdaging het zoeken naar geïntegreerde en gecoördineerde acties. Ten eerste is er behoefte aan coördinatie en integratie van beleid en programma’s, niet enkel op stadsniveau, maar ook op andere overheidsniveaus. Verder moeten verschillende soorten spelers betrokkenen worden zoals ngo’s, buurtverenigingen en de privésector. Het is ook belangrijk om de stedelijke overheden aan te moedigen een sterk gepersonaliseerde aanpak te ontwikkelen die mensen helpt hun veelvuldige problemen het hoofd te bieden.
Gezien de groeiende complexiteit van sociale problemen die te wijten zijn aan demografische veranderingen en migratie, individualisering en culturele diversiteit, wordt coördinatie tussen de verschillende overheidsniveaus almaar belangrijker. Hoewel zorgprogramma’s nationaal geregeld worden, hangen armoede en sociale uitsluiting in grote mate samen met structurele factoren. Lokale overheden hebben daar echter maar een beperkte invloed op, en dat terwijl armoede vooral in de steden een probleem vormt. De stad kan dan ook de ideale plaats zijn om nieuwe maatregelen te ontwikkelen om armoede en uitsluiting op een geïntegreerde en gecoördineerde manier te voorkomen, verminderen en zelfs aan te pakken. Stedelijke overheden hebben door het contact met hun inwoners een goed zicht op de uitsluitingsproblemen die mensen het hoofd moeten bieden en kunnen door hun nabijheid ook innovatieve instrumenten en benaderingen ontwikkelen om met sociale problemen om te gaan. Bovendien zijn steden goed geplaatst om het werk van lokale spelers en betrokkenen te coördineren. De economische crisis heeft voor nog meer armoede en sociale uitsluiting gezorgd. Steden staan voor een dubbele uitdaging: het toenemende aantal mensen helpen dat het risico loopt op sociale uitsluiting en werkloosheid, én ondertussen het beperkte budget beheren, het gevolg van de dalende belastinginkomsten en minder middelen vanuit de centrale overheid. Ook hier zou een verbeterde coördinatie tussen de verschillende beleidsgebieden, zowel op lokaal als op nationaal niveau, de doeltreffendheid van openbare interventies moeten verhogen en leiden tot een goede samenwerking.
1. Zie Room, G.,2004, “The International Comparative Analysis of Social Exclusion” in Kennett, P (ed.) Handbook of Comparative Social Policy.
4 / Sociale Uitsluiting En Ongelijkheid In Europese Steden
Dit rapport werd samengesteld in samenwerking met deskundigen op het gebied van sociaal beleid uit ongeveer dertig steden die deel uitmaken van het EUROCITIESnetwerk. Het onderzoekt armoede en sociale uitsluiting op een aantal zeer belangrijke beleidsgebieden: werkloosheid; kinderarmoede; gezondheid; huisvesting; informatie- en communicatietechnologieën; cultuur; stadsmobiliteit; kansarme wijken. Deze beleidsgebieden werden door de EU aangeduid als de belangrijkste prioriteiten en worden ook door het EUROCITIES-netwerk als hoogst relevant beschouwd.
Elk beleidsgebied wordt voorgesteld aan de hand van een korte probleemanalyse per onderwerp, gevolgd door voorbeelden van de acties die steden ondernemen om de problemen het hoofd te bieden. Ten slotte komen steeds nog een aantal belangrijke aandachtspunten voor verdere overweging aan bod. De onderwerpen die hier behandeld worden zijn slechts een selectie van de talrijke problemen waar we ons op zouden kunnen richten. Het is echter de bedoeling om ze als leidraad te gebruiken tijdens toekomstige debatten en in het bijzonder binnen het kader van het Europees Jaar van de Bestrijding van Armoede en Sociale Uitsluiting. Tijdens dit jaar, 2010, zal EUROCITIES doorheen Europa een reeks thematische evenementen organiseren om deze beleidsgebieden te bespreken. Op basis van die besprekingen zal EUROCITIES beleidsaanbevelingen opstellen, zowel voor de EU-instellingen als voor de nationale en lokale overheden waarbij strategieën en programma’s zullen worden voorgesteld om armoede en sociale uitsluiting te voorkomen en te bestrijden.
Sociale Uitsluiting En Ongelijkheid In Europese Steden / 5
1 Werkloosheid
1.1. De problemen Tot voor kort kende de EU-27 een bescheiden maar geleidelijke werkgelegenheidsgroei en een daling van de werkloosheid. Tussen 2000 en 2008 steeg het percentage werkenden in de EU-27 van 62,2% naar 65,9% en daalde de werkloosheid van 8,7% naar 7%.2 Deze cijfers verhullen evenwel de grote verschillen tussen de lidstaten. Bovendien kunnen de stedelijke werkloosheidsen werkgelegenheidspercentages aanzienlijk van de nationale statistieken verschillen. Binnen de steden zelf verschillen de cijfers dan ook nog eens beduidend van buurt tot buurt. Zoals gezegd verschillen stedelijke werkgelegenheidsen werkloosheidspercentages van de nationale cijfers. Over het algemeen ligt het werkgelegenheidspercentage in de steden onder het nationale gemiddelde (in 2001 kende slechts 28% van de steden die in de stedenaudit Urban Audit3 onder de loep genomen werden meer werkenden dan het nationale gemiddelde).4 Op dezelfde manier kennen veel steden meer werkloosheid dan hun respectieve nationale gemiddelde. Over alle steden die aan de Urban Audit van 2001 deelnamen, varieerden de werkloosheidspercentages tussen 3 en 31%.5 Ook van buurt tot buurt verschillen de cijfers aanzienlijk. Enkele voorbeelden: in Brussel was het verschil tussen de wijk met het laagste (9,5%) en die met het hoogste (31%) aantal werklozen 21,5%Het totale werkloosheidspercentage voor de hele stad bedroeg in 2007 20,4%6; in Newcastle (VK) lag het werkloosheidspercentage in de meest getroffen buurt zo’n tien procent hoger dan het stadsgemiddelde (17,3 tegenover 7,4%).7
in Barcelona bedroeg het werkloosheidspercentage in de meest getroffen wijk 14,4%. Dat is 2,4 procent hoger dan het stadsgemiddelde en 6,1 procent hoger dan in de minst getroffen wijk.8 De algemene conclusie is dat de stadsdelen die het ergst door langdurige werkloosheid worden getroffen vooral arbeidersbuurten met sociale woonwijken zijn. Bij sociaaldemografische groepen zoals jongeren, vrouwen en mensen met een handicap komt meer werkloosheid voor. Ook bij migranten liggen de werkloosheidspercentages hoger. De cijfers voor jeugdwerkloosheid in de EU-27 (18,3%) zijn dubbel zo hoog als het globale werkloosheidspercentage (8,2%).9 Voor jongeren kan zelfs een korte werkloosheidsperiode nadelige gevolgen hebben voor hun toekomstige carrière en loon.10 Er is niet alleen meer jeugdwerkloosheid bij ongeschoolden, en dan vooral vroege schoolverlaters (18-24-jarigen die geen onderwijs genieten, geen werk hebben of geen opleiding volgen), maar ook bij jongeren wiens vaardigheden niet overeenkomen met de eisen van de arbeidsmarkt.11 In de steden ligt het jeugdwerkloosheidspercentage nog hoger. Uit de auditgegevens van 2001 blijkt dat er vooral in Centraal- en Oost-Europa en in de Franse steden veel jeugdwerkloosheid heerste.12 In de meeste EU-lidstaten ligt het werkloosheidspercentage voor migranten minstens twee maal zo hoog als het nationale.13 Een van de belangrijkste redenen hiervoor is het gebrek aan de juiste vaardigheden bij migranten. Bovendien worden hun vaardigheden vaak onvoldoende gedo-cumenteerd of worden hun diploma’s door werkgevers niet aanvaard.14 Ondanks
2. Eurostat, 2009a, First estimate for the second quarter of 2009, 130/2009 – Eurostat persbericht, 14 september 2009. 3. De in dit rapport opgenomen steden zijn steden die werden onderzocht in de Urban Audit , een stedelijke audit met statistische Europese gegevens van 258 steden in 27 Europese landen. Meer informatie op www.urbanaudit.org. 4. Europese Commissie, 2007a, State of European Cities Report. 5. Europese Commissie, 2007a, State of European Cities Report. 6. Baromètre social, 2008, Rapport bruxellois sur l’état de la pauvrété 2008, Observatoire de la Santé et du Social. 7. Tyne and Wear Research and Information, 2009: Local Statistics Explorer, www.twri.org.uk 2009. 8. Informatie aangeleverd door de stad Barcelona, cijfers van september 2009. 9. Eurostat, 2009b, in het eerste kwartaal van 2009 waren in de EU-27 vijf miljoen jongeren werkloos, persbericht. 10. 9/2009, 23 juli 2009.10 Gregg P. and Tominey P. (2004), The Wage Scar from Youth Unemployment. 11. McCoshan e.a., 2006, Beyond Maastricht Communiqué: Development in the opening up of VET pathways and the role of VET in labour market integration. 12. Europese Commissie, 2007a, State of European Cities. 13. EUMC, 2003, Migrants, Minorities, and Employment: exclusion, discrimination and anti-discrimination in the 15 Members States of the European Union. 14. ECOTEC, 2007, European Inventory and Validation in Informal and Non-formal learning.
6 / Sociale Uitsluiting En Ongelijkheid In Europese Steden
de Europese en nationale wetgeving tegen discriminatie op de arbeidsmarkt zijn er nog steeds grote obstakels bij de integratie van migranten.15 Ook het geslacht heeft een belangrijke impact op die integratie: vooral migrantenvrouwen hebben veel problemen om werk te vinden en aan het werk te blijven.16 De financiële en economische crisis van 2008-2009 zorgde in de EU voor een dalende werkgelegenheid. Vergeleken met hetzelfde kwartaal in 2008, zakte het werkgelegenheidspercentage in de EU-27 in het tweede kwartaal van 2009 met 1,9%. De werkloosheid steeg van 7% in 2008 naar 9,5% in 2009.17 In sommige landen had de crisis nog een veel grotere impact: tussen 2008 en 2009 steeg de werkloosheid in Litouwen van 6,4% naar 16,7% en in Letland van 7,4% naar 17,4%. De recessie raakt vooral jongeren. In het eerste kwartaal van 2009 bedroeg de jeugdwerkloosheid 18,3%, een stijging met 3,7% in vergelijking met dezelfde periode in 2008.18 Hoewel de Europese economie recentelijk tekenen van herstel vertoont, vertaalt dat zich niet onmiddellijk in een snelle groei van de werkgelegenheid. Een recente voorspelling voor de OESO-landen benadrukte dat het gemiddelde werkloosheidspercentage in de EU-27 in 2010 de 10% niet zou halen.19
1.2 Acties van de steden Traditioneel wordt het werkgelegenheidsbeleid vooral uitgevoerd door regionale en nationale organisaties zoals jobcentra en arbeidsbureaus. De voorbije jaren hebben hervormingen van de welvaartsstaat echter getracht om de relaties tussen sociale bescherming en arbeidsbureaus te verbeteren door werken meer te stimuleren. Via dit proces werden meer betrokken bij het nationale en regionale werkgelegenheidsbeleid. In 2004 gaf de Wet werk en bijstand in Nederland de stadsautoriteiten de verantwoordelijkheid over plaatselijke arbeidsbureaus, samen met een financiële stimulans om het aantal steunzoekers te verminderen.
In andere landen hebben stadsbesturen een rol in de coördinatie van regionale en nationale bureaus en organisaties die op lokaal niveau actief zijn. In het Verenigd Koninkrijk heeft het Department of Work and Pensions momenteel het City Strategy-project lopen. Dat wordt gecoördineerd door de stadsbesturen en zoekt lokale, op maat gemaakte oplossingen voor de werkloosheid. Steden ontwikkelen geen macro-economisch beleid maar hebben een duidelijke rol te vervullen bij het creëren van de juiste omstandigheden om lokale bedrijven te helpen groeien en nieuwe jobs te creëren, bijvoorbeeld door de toegang tot betaalbare kantoorruimte te vergemakkelijken of door belastingvoordelen in het leven te roepen. Steden kunnen optreden als makelaar tussen werkzoekenden en bedrijven via plaatselijke samenwerkingsverbanden en jobcentra die informatie en opleidingsadvies verlenen en voor arbeidsplaatsen en loopbaanbegeleiding zorgen. Jobbemiddeling en steun voor werkgevers om de juiste werknemers te vinden zijn activiteiten die kunnen aangevuld worden met specifieke, op maat gemaakte maatregelen die gericht zijn op bepaalde groepen mensen of bepaalde stadswijken (zoals het geval is bij Preston Employment Partnerships in het VK en bij Jobbtorg in het Zweedse Stockholm en Malmö). Een aantal projecten legt de nadruk op buurtwerking, vooral in gebieden waar veel mensen langdurig werkloos zijn (zoals de plaatselijke activeringscentra in het Poolse Katowice). Bovendien steunen de steden de samenwerking tussen verschillende instanties met de bedoeling mensen beter inzetbaar te maken, vooral die mensen die met verschillende hindernissen te maken hebben om opnieuw aan het werk te gaan. Voorbeelden hiervan zijn Futures in Newcastle in het Engelse Newcastle en ExIT Feijenoord in Rotterdam.20 Steden kunnen helpen om het verkrijgen van de juiste vaardigheden te vergemakkelijken en zorgen voor de erkenning van diploma’s, vooral de kwalificaties die in het buitenland werden behaald. Sommige steden ontwikkelden nieuwe beleidsmaatregelen om de erkenning van vaardigheden vooruit te helpen, met bijzondere aandacht voor migranten die over diploma’s
15. EUMC, 2003, Migrants, Minorities, and Employment: exclusion, discrimination and anti-discrimination in the 15 Member States of the European Union. 16. Rubin e.a., 2008, Migrant Women in the EU labour force. 17. Eurostat, 2009a, First estimate for the second quarter of 2009, 130/2009 – Eurostat persbericht, 14 september 2009. 18. Eurostat, 2009b, in het eerste kwartaal van 2009 waren in de EU-27 vijf miljoen jongeren werkloos, persbericht 109/2009, 23 juli 2009. 19. OESO Werkgelegenheidsvooruitzichten 2009 20. Voor verdere informatie over alle stedelijke acties die in dit paper genoemd worden: www.inclusivecities.eu.
Sociale Uitsluiting En Ongelijkheid In Europese Steden / 7
en getuigschriften beschikken die door de plaatselijke werkgevers niet begrepen of geaccepteerd worden. Zo werden in sommige steden grote bureaus uit de grond gestampt om de validatie van diploma’s en getuigschriften te vergemakkelijken en om migranten informatie over opleidingsmogelijkheden te bieden. In sommige gevallen worden dergelijke initiatieven echter gehinderd door nationale instanties of ingewikkelde procedures. Het European Qualifications Framework (EQF)21 kan helpen bij de vertaling en wederzijdse erkenning van certificaten, kwalificaties en diploma’s van migranten, inclusief van mensen van buiten de EU, tenminste tijdens het lopende jaar.
1.3 Verdere aandachtspunten Bij de vraag hoe een stad met werkloosheid dient om te gaan moeten minstens drie belangrijk punten in overweging genomen worden. Ten eerste zou de stad de balans moeten opmaken tussen de benadering waarbij er vooral naar gestreefd wordt mensen op de arbeidsmarkt te krijgen (de zogenoemde “werk eerst”-benadering) en de bredere aanpak op lange termijn die de nadruk legt op het oplossen van de veelvoudige werkgelegenheidsproblemen. Terwijl het belangrijk is om werklozen aan het werk te helpen, is het ook essentieel zich te realiseren dat langdurig werklozen wellicht eerder met een veelvoud aan problemen te kampen zullen krijgen, bijvoorbeeld op het gebied van gezondheid, huisvesting en toegang tot ICT. Deze problemen aanpakken vereist naast een persoonlijke benadering ook veel tijd en een zorgvuldige coördinatie tussen de verschillende diensten.
Ten tweede heeft het werkloosheidsprobleem in een stad vaak duidelijk een ruimtelijke dimensie. In bepaalde wijken is er meer werkloosheid dan in andere buurten. Diezelfde wijken hebben dikwijls ook te maken met andere sociale problemen zoals een tekort aan lokale activiteiten, gemeenschapszin, verenigingen, plaatselijke steungroepen en gemeenschapscentra. Ten derde is het, gezien de huidige economische vertraging en het kleinere budget, in veel landen cruciaal om de balans op te maken tussen steun aan mensen die pas werkloos geworden zijn en mensen die al een langere periode zonder werk zitten. Het is belangrijk ervoor te zorgen dat mensen die pas werkloos werden het contact met de arbeidsmarkt niet verliezen (bv. door deel te nemen aan programma’s in het kader van levenslang leren). Dat mag echter niet ten koste gaan van mensen die al langer zonder werk zitten.
21. Het EQF voegt de nationale kwalificatiesystemen van de verschillende landen samen tot een gemeenschappelijke Europees kwalificatiekader. Meer informatie op www.ec.europa.eu/education/lifelong-learning-policy/doc44_en.htm.
8 / Sociale Uitsluiting En Ongelijkheid In Europese Steden
2 Kinderarmoede
2.1. De problemen In de meeste EU-landen lopen kinderen een groter risico in de armoede te belanden dan de totale bevolking. Volgens cijfers van Eurostat liep in 2005 19% van de kinderen tussen 0 en 17 jaar in de EU-27 risico op armoede, voor de totale bevolking was dat 16%. 22 De economische crisis heeft deze situatie zeer waarschijnlijk nog verergerd. Verschillende factoren worden in verband gebracht met een verhoogd risico op kinderarmoede. werkloosheid: kinderen uit gezinnen waar niemand werk heeft, lopen een groter risico op armoede;23 grote gezinnen: in de EU-27 is er 25% kans dat een kind uit een groot gezin in de armoede belandt; eenoudergezinnen: in 2005 lag het armoedepercentage voor kinderen in eenoudergezinnen in de EU-25 bijna dubbel zo hoog als het gemiddelde voor alle kinderen (34% tegenover 19%);24 migrantenachtergrond: in de meeste EU-landen lopen kinderen van vreemde origine (als minstens een van de ouders in een ander land geboren is dan het land waar het gezin woont) een veel groter armoederisico dan kinderen van wie beide ouders geboren zijn in het land waar ze wonen. 25
Het percentage kinderarmoede verschilt binnen dezelfde stad aanzienlijk van buurt tot buurt. Arme kinderen vinden we vooral terug in de binnenstad of in voormalige arbeiderswijken. In Franse steden leeft het overgrote deel van de armere kinderen eerder in de stadscentra dan in de buitenwijken (62% tegenover 51%).28 In Londen leeft 48% van de arme kinderen in de binnenstad.29 Kansarme kinderen leven vaak in gebieden waar meerdere problemen zijn. Kinderen die in minder bevoorrechte wijken wonen of slecht gehuisvest zijn, worden meer blootgesteld aan milieuvervuiling, geweld en asociaal gedrag, zijn ongezonder en doen het op school slechter dan andere kinderen. In Parijs leeft 40% van de kansarme kinderen in buurten waar vandalisme schering en inslag is. Kinderen uit grote gezinnen, vooral als ze ook een migrantenachtergrond hebben, leven vaak in overbevolkte omstandigheden omdat het voor grote gezinnen dikwijls moeilijk is om geschikte woonruimte te vinden.30 Bovendien bezwijken ze eerder aan meer chronische aandoeningen.31
Kinderarmoede heeft duidelijk een stedelijke dimensie: veel steden kennen meer kinderarmoede dan de nationale gemiddelden. Steden die deelnamen aan het project European Cities Against Child Poverty26 merkten op dat het kinderarmoedepercentage in de stad hoger lag dan het nationale gemiddelde.27 Zo bedroeg in 20062007 het percentage kinderen dat in Londen in armoede leefde 41%, vergeleken met 30% op nationaal niveau.
22. Europese Commissie, 2008a, Child poverty and well-being in the EU. 23. OESO-familiedatabank, indicator CO.8: www.oecd.org/dataoecd/52/43/41929552.pdf. 24. Europese Commissie, 2008a, Child poverty and well-being in the EU. 25. Europese Commissie, 2008a, Child poverty and well-being in the EU. 26. European Cities Against Child Poverty is een transnationaal uitwisselingsproject , gesubsidieerd door PROGRESS: www.againstchildpoverty.com. 27. European Cities Against Child Poverty, Policy Bulletin, april 2008. 28. Rizk C., 2003, Les enfants pauvres: quartier et qualité du cadre de vie. 29. Child Poverty Commission London, (2007)- Interim Report. 30. Rizk C., 2003, Les enfants pauvres: quartier et qualité du cadre de vie. 31. Mackenbach J., 2006. Health Inequalities: Europe in Profile.
Sociale Uitsluiting En Ongelijkheid In Europese Steden / 9
2.2 Acties van de steden
2.3 Verdere aandachtspunten
Kinderarmoede is een multidimensionaal fenomeen waarvan niet alle elementen met één enkel beleid volledig aangepakt kunnen worden. De sociaaleconomische situatie van gezinnen en de omgeving waarin kinderen opgroeien, moeten verbeterd worden. Hoewel steden maar een beperkte invloed kunnen uitoefenen op sociale beschermingssystemen, hebben ze een belangrijke rol te spelen in het reduceren en voorkomen van kinderarmoede. Op stadsniveau werden een aantal maatregelen vastgesteld. Zo kunnen stadsbesturen kinderarmoede helpen terugdringen door:
De strijd aanbinden met kinderarmoede vereist geïntegreerde inspanningen en coördinatie tussen verschillende beleidsgebieden op verschillende overheidsniveaus, evenals betrokkenheid van andere spelers. Een van de vragen die moeten beantwoord worden is of de nadruk van de activiteiten moet liggen op de strijd tegen kinderarmoede of op het voorkomen ervan. Bij de eerste aanpak omvatten de geïmplementeerde acties vooral gezinssteun en werkgelegenheidsprogramma’s voor de ouders, terwijl ze bij een preventieve benadering een bredere reikwijdte hebben en vooral sociale en gezondheidsdiensten aanbieden voor toekomstige moeders en jonge ouders, evenals pre- en postnatale zorg en onderwijsprogramma’s. Een ander probleem dat de kop opsteekt is hoe de ‘armoedekringloop’ tussen generaties kan doorbroken worden. Een punt van overweging hier is de rol van het onderwijs, vooral voor kinderen onder de schoolleeftijd, die de impact van een lage sociaaleconomische achtergrond op hun latere leven moet minimaliseren. Hoewel het onderwijsbeleid (de samenstelling van het leerplan) op nationaal niveau uitgevoerd wordt, ligt de verantwoordelijkheid voor kinderopvang en vroege scholing gewoonlijk bij de plaatselijke autoriteiten.
kansarme kinderen en gezinnen korting te geven (zoals de “Ooievaarspas” in Den Haag, of de “Leipzig Pass” of “Dresden Pass” in Duitsland); gezinnen en kinderen op een geïntegreerde manier informatie en diensten aan te bieden (bv. grote programma’s zoals de “Sure Start Centres” in het VK); betaalbare kinderopvang te voorzien; bewustmakingscampagnes te lanceren en een gezonde levensstijl te promoten (zoals de “Doornakkers Gezond”-campagne in Eindhoven); kinderen meer onderwijskansen te bieden (door buitenschoolse activiteiten te organiseren en ruimte beschikbaar te stellen voor leeractiviteiten); te investeren in speelpleinen, groene ruimte en sportfaciliteiten (zoals het regeneratieprogramma voor het Magdolna-district in het Hongaarse Boedapest; strategieën uit te werken om kinderarmoede aan te pakken door verschillende stadsdepartementen te coördineren en samen te werken met de privésector (bv. de “Newcastle Child Poverty Strategy”); stadswijken veiliger te maken; de beschikbare hulp beter te benutten door de frontlijnmedewerkers van de sociale diensten op te leiden en informatieprogramma’s te implementeren (zoals “Welfare Rights Service” in Newcastle);32 in wijken waar kansarme kinderen wonen de geluidsoverlast en de vervuiling te beperken.
32. Kijk voor meer informatie op de website van Welfare Rights: www.newcastle.gov.uk/welfarerights. Voor de rol die plaatselijke autoriteiten spelen bij het verhogen van het percentage mensen dat van de voorzieningen en de belastingskredieten gebruikmaakt om kinderarbeid te verminderen: zie Take Up The Challenge. The role of local services in increasing take up of benefits and tax credits to reduce child poverty, A Report by the Take Up Taskforce, 2009, beschikbaar via: www.dcsf. gov.uk/everychildmatters/.
10 / Sociale Uitsluiting En Ongelijkheid In Europese Steden
3 Ongelijkheid in gezondheid
3.1. De problemen Gezondheid bevat ook een sociale dimensie: financieel minder bevoorrechte mensen hebben te kampen met een slechtere gezondheid en hebben een lagere levensverwachting dan de rest van de bevolking. 33 Ongelijkheid in gezondheid is niet alleen problematisch vanuit het standpunt van sociale gerechtigheid, het kost de maatschappij ook bijzonder veel geld. Er bestaan aanzienlijke verschillen tussen mensen die in de stad wonen en mensen die buiten de stad wonen. In 2001 lag de gemiddelde levensverwachting van stadsbewoners in de 258 Europese steden die in de Urban Audit onderzocht werden twee jaar lager dan het gemiddelde voor de EU-27: 79 jaar voor vrouwen en 73 jaar voor mannen. 34 Verschillen in levensverwachting binnen de steden zelf zijn nog frappanter. In Engelse grootsteden zoals Newcastle, Bristol, Southampton of Leeds varieert het verschil in levensverwachting tussen de rijkste en armste wijken van 4,2 tot 5,5 jaar voor vrouwen en van 7 tot 10,1 jaar voor mannnen. 35 In het Finse Helsinki kan die kloof oplopen tot vijf jaar, afhankelijk van de sociaaleconomische toestand. 36 In het Poolse Warschau kan de levensverwachtingskloof wel 14,1 jaar voor vrouwen en 16,1 jaar voor mannen bedragen.37 Ook onderwijs heeft een invloed op de gezondheid. Zo is in Helsinki het verschil in levensverwachting tussen mensen met een hogere opleiding en ongeschoolden 7,8 jaar voor mannen en 4,2 jaar voor vrouwen. 38 In Brussel kan een 25-jarige hoogopgeleide man 20 jaar langer in goede gezondheid leven dan een man die enkel een basisopleiding genoten heeft. Voor vrouwen bedraagt dat verschil 18 jaar.39 In Rotterdam is het percentage mensen met diabetes die een bachelor of master haalden 2,2%; voor mensen met enkel een basisdiploma is dat 11,2%.40
Bovendien lijken mensen met een migrantenachtergrond een slechtere gezondheid te hebben dan de autochtone bevolking. De belangrijkste reden hiervoor is eerder te vinden in de lagere sociaaleconomische status dan in culturele verschillen:41 in het Verenigd Koninkrijk hebben mensen met een migrantenachtergrond een lagere levensverwachting dan de rest van de bevolking;42 in Zweden is het percentage mensen dat zelf een slechte gezondheid meldt 2 tot 3 maal hoger bij allochtone dan bij autochtone Zweden. In Stockholm komt diabetes bijvoorbeeld twee keer meer voor bij mensen die buiten Zweden geboren zijn dan bij de oorspronkelijke bevolking. Het percentage psychische aandoeningen ligt bij mensen met een migrantenachtergrond 70% hoger (gecorrigeerd voor leeftijd, geslacht en sociaaleconomische status);43 ook in Nederland rapporteren mensen met een migrantenachtergrond over een slechtere dan nietmigranten.44 In Eindhoven lijken migranten met een niet-westerse achtergrond eerder aan psychische aandoeningen te lijden dan andere groepen.45 Over heel Europa werden in 2004 de financiële verliezen die gelinkt zijn aan ongelijkheid in gezondheid door een verminderde arbeidsproductiviteit geschat op 1,4% van het BBP (141 miljard euro). Gezondheidsongelijkheid heeft ook een aanzienlijke impact op de sociale zekerheid en de gezondheidszorg met verliezen van respectievelijk 15% en 20% in de EU als geheel.46 Investeren in het verbeteren van de gezondheid van de totale bevolking kan aanzienlijke besparingen opleveren voor de overheidsuitgaven en de algemene productiviteit verhogen.
33. Wereldgezondheidsorganisatie (WHO), 2008, Closing the gap in a generation. Health equity through action on the social determinants of health. 34. Europese Commissie, 2007a, State of European Cities Report. 35. Association of Public Health Observatories, UK Health Profiles 2009. 36. Volkgezondheidsdienst van Helsinki, 2007, Health for the residents of Helsinki, Health Centre Annual Report. 37. Gegevens voor 2004-2007, verzameld door het National Institute for Public Health, Polen) voor de dienst Volksgezondheid van de stad Warschau. 38. Volksgezondheidsdienst van Helsinki, 2007, Health for the residents of Helsinki, Health Centre Annual Report. 39. Baromètre social, Rapport bruxellois sur l’état de la pauvreté 2008, Observatoire de la Santé et du Social. 40. Met medewerking van de Rotterdamse gemeenteraad. 41. Tinhög e.a., 2007, To what extent may the association between immigrant status and mental illness be explained by economic factors? in: Social Psychiatry. 42. (12), 990-996.42 Glennerster e.a., 2009, Reducing the Risks to Health: The role of social protection. Report of the Social Protection Task Group for the Strategic Review of Health Inequalities in England Post 2010, London School of Economics, CASE Paper 139. 43. Public Health Report 2007, Stockholm (English summary). 44. Lindert H., Droomers M. en Westert G.P., 2004, Tweede Nationale Studie naar ziekten en verrichtingen in de huisartspraktijk. Een kwestie van verschil: verschillen in zelfgerapporteerde leefstijl, gezondheid en zorggebruik, Nederlands instituut voor onderzoek van de gezondheidszorg (NIVEL), 2004. 45. Eindhoven – volksgezondheidsprogramma 2007-2010: Één in gezondheid. 46. Europese Commissie, 2007b, Economic implications of socio-economic inequalities in health in the European Union.
Sociale Uitsluiting En Ongelijkheid In Europese Steden / 11
3.2 Acties van de steden
3.3 Verdere aandachtspunten
Steden zijn rechtstreeks verantwoordelijk voor de sectoren die een belangrijke invloed op de gezondheid uitoefenen: huisvesting, sociale voorzieningen, volksgezondheid en milieu. Er zijn drie belangrijke stedelijke activiteiten verbonden aan het verminderen van sociale uitsluiting en ongelijkheid in gezondheid:
Een slechte gezondheid is het resultaat van een complex samenspel van verschillende factoren waaronder een lage sociaaleconomische status, woonomgeving, levensstijl en werkomstandigheden. Een van de problemen hier is hoe het gezondheidsbeleid en de gezondheidsgerelateerde zaken geïntegreerd kunnen worden in andere beleidsgebieden zoals vervoer, huisvesting, werkgelegenheid en onderwijs, evenals de verankering ervan in de vrijwillige en gemeenschapssectoren. Een tweede zaak om in overweging te nemen is het vinden van een evenwicht tussen universele toegang tot gezondheidszorg en doelgerichte acties die zich specifiek op stadswijken richten. Algemene toegang slaat op het recht dat iedereen op gezondheidszorg heeft. Door een slechte toegankelijkheid tot de diensten of door het feit dat de gebruiker onvoldoende op de hoogte is van de mogelijkheden, wordt er echter niet altijd gebruik gemaakt van dit recht. Stadsbesturen zijn vaak actief in het identificeren van groepen of stadsdelen met een slechte toegang tot gezondheidszorg en in het opzetten van strategieën om de benutting van gezondheidsvoorzieningen te verbeteren.
de toegang tot gezondheidszorg verbeteren: steden organiseren informatiecampagnes over de beschikbare diensten of brengen die diensten dichter bij de bevolking (een voorbeeld van deze aanpak is Gent dat in alle buurten afdelingen heeft voor eerstelijnsgezondheidszorg); invloed uitoefenen op levensstijlfactoren die bijdragen aan de gezondheidsongelijkheid: steden investeren in het toegankelijker maken van de gezondheidszorg. Andere belangrijke maatregelen zijn o.a. bewustmakingscampagnes over gezonde voeding, preventiecampagnes om risicogedrag te verminderen (alcoholconsumptie, roken en drugsgebruik beperken) of het promoten van lichamelijke activiteit (zoals “Doornakkers Gezond” in Eindhoven, opgezet om, vooral voor kansarme gezinnen, lichamelijke opvoeding op scholen te stimuleren en de toegang en betaalbaarheid van sportfaciliteiten te verbeteren); de negatieve gezondheidsgevolgen van milieuvervuiling verminderen: steden investeren niet alleen in het bevorderen van de volksgezondheid maar ook in groene ruimte, speelpleinen en sportfaciliteiten, vooral in kansarme wijken. Verdere investeren ze in betere woonomstandigheden (door de energieefficiëntie te verhogen - zie het hoofdstuk over huisvesting) en in de verbetering van de luchtkwaliteit (door stadsplanning, promotie van milieuvriendelijk vervoer en rookvrije openbare plaatsen).
12 / Sociale Uitsluiting En Ongelijkheid In Europese Steden
4 Digitale uitsluiting
4.1. De problemen Toepassingen in de Informatie- en communicatietechnologie (ICT) spelen een belangrijke rol in het dagelijks leven om bijvoorbeeld sociale relaties te onderhouden en toegang tot voorzieningen en informatie te verkrijgen. Het gebrek aan mogelijkheden en het onvermogen om ICT te gebruiken kan het risico van kansarmen op een achterstand op dit gebied nog vergroten terwijl de technologie zich voortdurend blijft ontwikkelen. Tussen verschillende stadswijken bestaan er grote verschillen in de toegang tot en het gebruik van breedband. Een van de redenen hiervoor is onvoldoende internetbereik of verbindingssnelheid in bepaalde stadsdelen, vooral daar waar de inkomens onder het nationaal gemiddelde liggen. Een andere reden is de kostprijs en het gebrek aan betaalbare internetverbindingen. Uit een recent rapport over het internetgebruik in Frankrijk blijkt dat er tussen rijkere en armere buurten verschillende patronen bestaan voor het gebruik van internet.47 Geografische verschillen in het gebruik van ICT zijn ook te wijten aan het niveau van de vaardigheden waarover de mensen beschikken. Over heel de EU heeft naar schatting 40% van de bevolking geen digitale kennis. Dit cijfer gaat aanzienlijk de hoogte in bij ouderen, mensen die buiten de arbeidsmarkt staan, mensen met een laag opleidingsniveau en mensen die in regio’s leven die economisch achterop hinken.48 Met lagere cijfers voor vrouwen heeft ook geslacht een invloed op het ICT-gebruik.49 Volgens de Digital Literacy Review van de Europese Commissie is het waarschijnlijk dat een laag niveau van digitale geletterdheid leidt tot een digitale kloof met betrekking tot de kwaliteit van de beschikbare technologie voor burgers en het niveau van vertrouwen dat ze hebben in het gebruik van onlinetoepassingen.50 Deze kloof vergroot wellicht de reeds bestaande sociale verschillen en creëert nieuwe vormen van sociale uitsluiting waarbij sommige groepen mensen en buurten geen toegang hebben tot de nieuwste technologieën.51
De digitale kloof is om meerdere redenen een belangrijk probleem. Ten eerste worden tegenwoordig veel diensten en informatiebronnen zoals werkaanbiedingen bijna exclusief online bekendgemaakt.52 Voor werkzoekenden betekent dit dat een groot deel van de vacatures voor hen niet beschikbaar zijn, eenvoudigweg omdat ze niet over de technologie of de vaardigheden beschikken om er toegang tot te krijgen. Ten tweede zijn sommige diensten zoals bankverrichtingen en betalingen goedkoper online, wat betekent dat mensen met lage inkomens zonder toegang tot ICT niet van een dergelijke korting kunnen genieten. Ten derde worden, in de context van levenslang leren, ook veel cursussen en onderwijsmateriaal speciaal ontwikkeld om online te gebruiken. Vaak zijn ze dan ook uitsluitend online te raadplegen. Voor mensen die het als gevolg van ziekte, familiale verantwoordelijkheid of gebrek aan motivatie moeilijk hebben om opnieuw te gaan studeren of een opleiding te volgen kan het gebrek aan ICT-training ook hun sociale en economische integratie in de maatschappij in de weg staan.
4.2 Acties van de steden Het bevorderen van digitale gelijkheid kan de gevolgen van sociale achterstand helpen verzachten en sociale uitsluiting helpen voorkomen. Er werden twee belangrijke stedelijke activiteiten geïdentificeerd: ICT toegankelijker maken in de steden en dan vooral in de kansarme buurten. Stadsbesturen bieden openbare toegangspunten aan waar ICT gebruikt kan worden. Deze publieke punten bevinden zich vaak in bibliotheken, openbare gebouwen en in kantoren van sociale verenigingen en gemeenschapscentra.
47. OfCom Market Review 2008. 48. Riga Dashboard – Measuring Progress in e-Inclusion, 2007. 49. Deursen, A. en Dijk J., 2009, in: Interacting with computers: Using the Internet: skill-related problems in users’ online behavior, Department of Media, Communication and Organisation, Universiteit van Twente. 50. Europese Commissie, 2008b, Digital Literacy. European Commission Working Paper and Recommendations from Digital Literacy High-Level Expert Group. 51. Department for Communities and Local Government (DCLG), VK, 2008, Understanding digital exclusion: Research Report, rapport opgesteld door FreshMinds. 52. Department for Communities and Local Government (DCLG), VK, 2008, Understanding digital exclusion: Research Report, rapport opgesteld door FreshMinds.
Sociale Uitsluiting En Ongelijkheid In Europese Steden / 13
4.3 Verdere aandachtspunten Ze bieden een plek waar mensen informatie kunnen raadplegen over de beschikbare gemeentelijke voorzieningen, jobs kunnen zoeken en onlinediensten zoals bankverrichtingen kunnen uitvoeren. Deze aanpak vinden we terug in het Spaanse Valencia (het “Valencia Ya”-project) en in het Belgische Gent (Digitaal Talent); Digitale vaardigheden verbeteren door in scholen en gemeenschapscentra ICT-cursussen aan te bieden. Om deze opleidingen aantrekkelijker te maken en de verschillende sociaaleconomische groepen te kunnen bereiken werden ze in sommige gevallen gelinkt aan andere onderwerpen zoals gezondheid of taal. Een dergelijke aanpak vinden we terug in het Engelse Birmingham (Healthy Way to Learn IT; Keeping IT in the Family).
14 / Sociale Uitsluiting En Ongelijkheid In Europese Steden
Investeren in ICT-infrastructuur kan de toegang tot ICT aanzienlijk verbeteren, vooral in kansarme wijken. Een belangrijk punt om in overweging te nemen is de identificatie van doeltreffende manieren om de digitale vaardigheden van de burgers te verbeteren, vooral in kansarme buurten en bij bepaalde groepen die het risico lopen op nieuwe vormen van sociale uitsluiting (zoals ouderen) of bij mensen die het risico lopen om nog verder buiten de maatschappij gehouden te worden (zoals ongeschoolde werklozen). Onder de andere relevante punten vinden we de vraag hoe stadsbesturen kunnen profiteren van nieuwe kansen en hoe ze het meeste voordeel kunnen halen uit de mogelijkheden die ICT biedt om de kwaliteit van de toegang tot diensten te verbeteren (bijvoorbeeld door aansluiting te zoeken met ‘moeilijker contacteerbare’ leden van de maatschappij). Steden kunnen voorts de levering van ICT-diensten verbeteren en nieuwe methodes creëren om burgers erbij te betrekken.
5 Cultuur en uitsluiting
5.1. De problemen Culturele evenementen, vrijetijdsbesteding en sportactiviteiten zijn een essentieel onderdeel van het stadsleven. Deelname aan deze activiteiten biedt stedelingen de kans om in de maatschappij te integreren, iets wat het welzijn en de zelfontplooiing positief beïnvloedt. Systematische uitsluiting van culturele activiteiten kan gevoelens van sociale uitsluiting, marginalisatie en distantie ten opzichte van de samenleving versterken. Er zijn verschillende redenen waarom kansarme groepen minder toegang hebben tot culturele evenementen dan andere leden van de maatschappij. De belangrijkste factor zijn de bijbehorende kosten zoals toegangsprijzen en vervoer. Ten tweede wordt de informatie over culturele activiteiten onevenredig over de maatschappij verspreid waardoor de gebruikelijke media en advertenties sommige groepen niet bereiken . Een derde reden is de toegankelijkheid, een zeer belangrijke factor voor mensen met een handicap, maar ook voor autoloze mensen die in de randgebieden wonen en vaak een slechte verbinding met het openbaar vervoer hebben. Een andere reden is te vinden in het aanbod aan aangeboden culturele activiteiten: sommige evenementen spreken slechts een deel van de bevolking aan en zijn soms georganiseerd zonder rekening te houden met kansarme groepen. Zo blijkt uit een recent Brits onderzoek dat culturele evenementen in grotere steden vaker externe bezoekers en forensen aantrekken dan lokale kansarme inwoners.53 Het cultuurbeleid speelt een steeds grotere rol in de stedelijke regeneratie en in het overbrengen van sociale doelstellingen door de integratie van traditionele sociale beleidsmaatregelen die uitgevoerd worden om aansluiting te krijgen met kansarme groepen, de diversiteit aan te pakken, creatieve industrieën te ontwikkelen en nieuwe arbeidsplaatsen te creëren.54 Deelname aan culturele activiteiten kan met name het volledige potentieel en het zelfvertrouwen van de mensen stimuleren. Cultuur is onlosmakelijk verbonden met een gemeenschappelijke identiteit en kan de sociale samenhang helpen opbouwen, evenals het positieve gevoel van erbij te horen.
Zo helpen artistieke initiatieven mensen aan ‘zachte vaardigheden’ zoals teamgeest, communicatievermogen, verantwoordelijkheidsgevoel en probleemoplossend denken, waardoor hun inzetbaarheid verhoogt. Bovendien worden culturele activiteiten geassocieerd met creatieve sectoren zoals muziek, media, vrijetijdsbesteding en entertainment en kunnen ze vooral jongeren helpen om in deze sectoren werk te vinden. Een op cultuur georiënteerde aanpak van sociale insluiting is echter niet in alle lidstaten even ver ontwikkeld en er kan nog een en ander gebeuren op het gebied van coördinatie en integratie tussen culturele en sociale sectoren.
5.2 Acties van de steden In veel steden zijn de lokale autoriteiten deels verantwoordelijk voor het cultuurbeleid. Steden kunnen een aantal activiteiten organiseren om de toegankelijkheid van culturele evenementen te verbeteren en via cultuur sociale insluiting aan te moedigen. Om deelname aan culturele activiteiten te stimuleren zijn in Londen bijvoorbeeld in alle openbare musea permanente tentoonstellingen gratis te bezoeken, terwijl in het Helsinki de toegang tot het nationaal museum ‘s vrijdags gratis is. Veel steden, zoals Leipzig of Den Haag bieden kortingen aan op culturele, vrijetijds- en sportactiviteiten voor jongeren en mensen met een laag inkomen. Sommige steden organiseren gratis evenementen zoals Open Monumentendagen of cultuuravonden.55 Verder wordt er in de planning en opzet van culturele evenementen steeds meer rekening gehouden met de behoeften van mensen met een handicap, hoewel de aanpassing van gebouwen en infrastructuur een uitdaging blijft. Om de voordelen van cultuur ter bevordering van sociale insluiting te promoten, organiseren veel Europese steden multiculturele evenementen waarbij etnische minderheden hun culturele identiteit kunnen tonen en autochtone inwoners medestedelingen met een andere culturele achtergrond leren begrijpen en ontmoeten.
53. Museums, Libraries and Archives Council, 2009, The Role of Museums, Libraries, Archives and Local Area Agreements, Final Report, april 2009. 54. Landry C., 2000 –The Creative City: A toolkit for Urban Innovators. 55. EUROCITIES, 2009a, Intercultural Cities. A Journey through 23 European Cities.
Sociale Uitsluiting En Ongelijkheid In Europese Steden / 15
Het Mela Festival56 in Belfast, het Carnival of Cultures57 in Berlijn en het Cross-Culture Festival58 in Warschau zijn allemaal voorbeelden van evenementen waarbij steden hun multiculturele karakter promoten. In Birmingham wordt cultuur gezien als een manier om een samenhangende gemeenschap op te bouwen en de hand uit te steken naar perifere buurten.
5.3 Verdere aandachtspunten Cultuur is een essentieel element ter ondersteuning van de traditionele manieren waarop sociale insluiting en sociale samenhang gepromoot worden. Besprekingen over dit beleidsgebied zouden volgende punten aan de orde moeten stellen: manieren identificeren om groepen die veel risico op uitsluiting lopen - zoals mensen met een handicap, mensen met een laag inkomen en immigranten - te verzekeren van een volledige deelname aan culturele activiteiten; onderzoeken wat een cultuurgeoriënteerde aanpak voor de maatschappelijke agenda kan betekenen; manieren zoeken om cultuur beter te integreren in activiteiten ter promotie van sociale inclusie, ontwikkeling van gemeenschapszin en het engagement van mensen waarbij ook moet worden gezocht naar een manier om maatschappelijk werkers en artiesten aan te moedigen om samen te werken.
56. Mela Festival in Belfast: www.belfastmela.org.uk. 57. Carnival of Cultures in Berlijn: www.karneval-berlin.de. 58. Cross-Culture Festival in Warschau: www.festiwal.warszawa.pl.
16 / Sociale Uitsluiting En Ongelijkheid In Europese Steden
6 Stadsmobiliteit en uitsluiting
6.1. De problemen Scholen, kantoren, winkels en sport- en vrijetijdsfaciliteiten zijn vaak over de hele stad verspreid. Mobiel zijn is dan een eerste vereiste om volledig aan de maatschappij te kunnen deelnemen. Het plaatselijk openbaar vervoer vervult een cruciale rol in het aanbieden van betaalbaar en duurzaam vervoer. Dat vervoer kan echter duur zijn, van te lage kwaliteit en omvat niet altijd het volledige stadsgebied. Een aantal aspecten van stadsmobiliteit leidt tot nog meer sociale uitsluiting: voor armere mensen is het openbaar vervoer in sommige steden vaak te duur en dus onbetaalbaar. in sommige woonwijken rijdt te weinig openbaar vervoer. Dit gebeurt vooral in vervallen wijken waar ontvolking tot minder vraag leidt en minder of duurdere diensten. Zo raakt de overblijvende bevolking nog verder uitgesloten; sommige groepen, zoals vrouwen en ouderen, maken zich om veiligheidsredenen zorgen over het gebruik van het openbaar vervoer op bepaalde tijdstippen, bijvoorbeeld laat op de avond.59 suburbanisatie en verspreide gebouwen (zoals winkelcentra en kantoren buiten de stad) vereisen aangepast openbaar vervoer. Bij gebrek daaraan ontstaat het risico dat mensen zonder eigen wagen niet volledig van alle stadsfaciliteiten kunnen genieten. Mensen worden afhankelijker van een eigen wagen, wat op zijn beurt kan leiden tot files en vervuiling.60
6.2 Acties van de steden Tijdens de voorbije jaren verbeterden veel steden de kwaliteit van hun openbaar vervoer en breidden ze het uit naar zones waar maar weinig mensen een auto hebben of waar veel oudere of arme mensen wonen. Een voorbeeld hiervan is “Grand Paris” dat het openbaar vervoer uitbreidt naar zones die verder van het centrum liggen. Door mobiliteitsplannen uit te breiden, kunnen steden ook de uitsluiting aanpakken of voorkomen door rekening te houden met andere beleidsgebieden zoals gezondheidszorg, onderwijs en huisvesting.
Veel steden stimuleren het combineren van vervoermiddelen door te investeren in fiets- en wandelpaden. Een voorbeeld hiervan is het Londense “Streets of Gold”-programma, ontwikkeld om de stad voetgangersvriendelijker te maken. Steden investeren ook in huurfietsen en moedigen carpoolsystemen aan. Promotie van wandelen en fietsen is vaak verbonden aan het stedelijk gezondheidsbeleid, vooral in scholen (bv. voor het aanpakken van problemen als zwaarlijvigheid bij kinderen). Sommige steden introduceerden speciale prijzen zoals financiële stimulansen voor bepaalde doelgroepen (o.a. gepensioneerden en mensen met lage inkomens). Zo kunnen werkzoekenden in het Poolse Gdansk genieten van gratis openbaar vervoer. Vergelijkbare initiatieven vinden we in Wenen, Leipzig en Boedapest. Even belangrijk zijn plannen om diensten zoals winkelfaciliteiten dichter bij de bevolking te brengen. Via belastingvoordelen en geschikte vergunningen kunnen steden kleine handelszaken in bepaalde wijken ondersteunen. Voorts kunnen ze de locatie van lokale diensten en voorzieningen ook strategisch en nauwkeurig inplannen op plaatsen waar die het meest nodig zijn.
6.3 Verdere aandachtspunten Om ongelijkheid en uitsluiting bij het openbaar vervoer te verminderen moeten een aantal punten in overweging genomen worden: verbetering van de coördinatie tussen lokale vervoersmaatschappijen en andere departementen zodat grotere mobiliteitsplannen opgesteld kunnen worden. Daarin moeten de behoeften van de verschillende stadswijken vastgesteld worden en moet rekening gehouden worden met de invloed van het openbaar vervoer op die buurten (vooral met betrekking tot de toegankelijkheid); beter betaalbaar openbaar vervoer, vooral voor mensen met lage inkomens. Bovendien moet de kwaliteit en de veiligheid ervan verbeteren, zeker voor de meest kwetsbare groepen; hindernisvrijere openbare voertuigen. Het openbaar vervoer wordt aantrekkelijker als bv. de rolstoeltoegang op bussen en trams verbetert.
59. Social Exclusion Unit - UK (2003), Making the Connections: Final Report on Transport and Social Exclusion. 60. Social Exclusion Unit - UK (2003), Making the Connections: Final Report on Transport and Social Exclusion.
Sociale Uitsluiting En Ongelijkheid In Europese Steden / 17
7 Huisvesting en dakloosheid
7.1. De problemen Aangepaste huisvesting heeft een fundamentele impact op levenskansen en -kwaliteit. Uitsluiting op het gebied van huisvesting varieert van woningen van slechte kwaliteit met bijvoorbeeld een gebrek aan primaire sanitaire faciliteiten, verwarming en isolatie over het gemis aan persoonlijke accommodatie (bv. bij uitzetting of tijdelijke huisvesting) tot dakloosheid, de extreemste vorm van huisvestingsuitsluiting.61 Bij huisvesting moeten vooral twee belangrijke problemen aangepakt worden: toegankelijkheid en kwaliteit. Toegankelijkheid tot huisvesting omvat naast dakloosheid ook woonkosten, beschikbaarheid van betaalbare woningen, het opduiken van nieuwe groepen met risico op huisvestingsuitsluiting en de verhoogde vraag naar nieuwe woningtypes. Kwaliteit omvat zaken als slechte huisvesting, brandstofarmoede en gezondheidsrisico’s.
➤➤Toegang tot huisvesting Een van de belangrijkste oorzaken van uitsluiting op de woningmarkt is de grote hap die huisvesting uit het gezinsbudget neemt. Zo namen in 2005 de woonkosten gemiddeld 33% van het totale huishoudbudget in62, waarbij de laagste inkomens 37% van hun inkomsten aan huisvesting spendeerden.
Een tweede probleem, nauw verwant aan het eerste, is het gebrek aan beschikbare – vooral betaalbare - woningen. In het Franse departement Isère is er slechts voldoende sociale huisvesting om tegemoet te komen aan 40% van de vraag.63 In gent bedraagt de wachttijd voor een sociale woning op dit moment 2,5 jaar.64 Sommige groepen hebben het moeilijker dan andere om toegang tot huisvesting te krijgen (bijvoorbeeld de sedentaire Roma).65 De toenemende migratie en de economische baisse hebben samen met een verhoging van de werkloosheid geleid tot het opduiken van nieuwe groepen met het risico op huisvestingsuitsluiting: nieuw aangekomen migranten, jongeren, gezinnen en mensen uit de middenklasse die uit de markt geconcurreerd zijn.66 Bovendien hebben sociaaldemografische veranderingen zoals de vergrijzing en het aantal scheidingen ook geleid tot een verhoogde vraag naar nieuwe woningtypes zoals eenpersoonsflats. In steden zoals München, Amsterdam en Londen maakt het aantal eenpersoonsgezinnen al meer dan 50% van de families uit.67 Dakloosheid is de extreemste vorm van huisvestingsuitsluiting. Daar zijn verschillende oorzaken voor die te maken hebben met verscheidene aan elkaar gerelateerde aspecten van sociale uitsluiting: werkloosheid, geestelijke gezondheidsproblemen, drugs- of alcoholmisbruik en scheidingen.68 De laatste jaren is het profiel van de dakloze veranderd: steeds meer vrouwen, migranten en andere kwetsbare personen in onzekere werkomstandigheden worden dakloos.
61. FEANTSA 2008, 2008a, ETHOS European Typology on Homelessness and Housing Exclusion: www.feantsa.org/code/EN/pg.asp?Page=484. 62. EUROSTAT, 2008, Household Budget Survey in 2005 in 2007: www.europa.eu/rapid/pressReleasesAction.do?reference=STAT/08/88&type=HTML. 63. Observatoire Associatif du Logement, 2008, Le mal logement en Isère. 64. Lokaal Sociaal Beleid Gent, 2008, Strategic long-range plan 2008-2013, Engelse samenvatting: www.lokaalsociaalbeleidgent.be/documenten/publicaties%20 LSB-Gent/LSB-plan%20Gent.pdf . 65. Delépine, 2006, Housing of Roma in Central and Eastern Europe. Facts and Proposals. Report for the Council of Europe. 66. FEANTSA, 2008b, The role of housing in pathways into and out of homelessness Annual Theme 2008 Housing and Homelessness, FEANTSA European Report. 67. Bron: www.urbanaudit.org. 68. FEANTSA (2008b) The Role of housing in pathways into and out of homelessness.
18 / Sociale Uitsluiting En Ongelijkheid In Europese Steden
➤➤Kwaliteit van huisvesting
7.2 Acties van de steden
Huisvestingsuitsluiting kan ook wijzen op onaangepaste woonomstandigheden. De staat waarin een woning zich bevindt en de beschikbare ruimte per persoon hebben een grote invloed op de levenskwaliteit. Volgens de Urban Audit van 200469 zijn er in veel steden huizen zonder basisvoorzieningen zoals warm of stromend water, doorspoelbare toiletten, bad/douche en een centrale waterafvoer. De meeste ondermaatse huisvesting werd opgetekend in het Sloveense Ljubljana (19%), het Poolse Lodz (17%), het Deense Kopenhagen (15%) en het eveneens Poolse Katowice (13%). Gebaseerd op cijfers van de stad zelf, classificeert Gent 15% van zijn woningen als ondermaats.70 Soms is slechte behuizing geconcentreerd in bepaalde wijken: in het Magdolna-district in Boedapest beschikt 21% van de huizen niet over basisvoorzieningen en is 40% overbevolkt.71 Ook de Gentse gegevens suggereren dat in sommige buurten bijzonder veel onbewoonbare huizen staan.72 Een probleem dat gerelateerd is aan slechte huisvesting is brandstofarmoede. Die term verwijst naar de moeilijkheid of zelfs onmogelijkheid voor gezinnen om hun woning voldoende te verwarmen tegen een redelijke prijs.73 Naar schatting kampt 10-25% van de Europese bevolking met dit probleem.74 Mensen met een laag inkomen worden het hardst getroffen door de stijgende energieprijzen.75 In Londen wordt 10% van de gezinnen beschouwd als brandstofarm.76 Ze leven vaak in slechte woningen zonder behoorlijke isolatie met veel warmteen energieverlies. Slechte huisvesting verhoogt ook de gezondheidsrisico’s. Het LARES-onderzoek (Large Analysis and Review of European housing and health Status) toont aan dat schimmel, lawaaihinder en slaapstoornissen veel meer voorkomen in huizen van armere mensen.77
Stedelijke acties tegen huisvestingsuitsluiting kunnen onderverdeeld worden in drie belangrijke groepen: betaalbare huisvesting toegankelijker maken, de kwaliteit van de woningen verbeteren, en dienstverlening aan daklozen.
➤➤Toegang tot betaalbare huisvesting Dit kan gebeuren aan de hand van een prijspolitiek die quota opstelt voor betaalbare woningen en toezicht houdt op de huurprijzen. In Amsterdam, Helsinki en Wenen is de prijs voor een sociale woning vastgelegd op een niveau onder de marktwaarde. In Duitse steden krijgen privéontwikkelaars ‘sociale huisvestingssubsidie’. In ruil daarvoor moeten zij hun accommodatie voor een vaste periode verhuren tegen een vaste prijs die de werkelijke kosten van de woning weerspiegelt in plaats van de marktwaarde ervan. Steden als Dublin, Londen en Madrid hebben zich als doelstelling gesteld om bij het plannen en bouwen van nieuwe nieuwbouwprojecten rekening te houden met betaalbare huisvesting. In elk van deze steden moet 50% van de nieuwe bouwprojecten betaalbare woningen opleveren. Dergelijke maatregelen worden ondersteund door het openbaar vastgoedregister.78 Verder wordt er gebruik gemaakt van juridische beperkingen en toezicht op prijzen en verhuur van privéwoningen. In Amsterdam moet er volgens de huurvoorschriften een plafond zijn terwijl de meeste Europese steden over regelgeving beschikken die de jaarlijkse stijging van huurprijzen reglementeert. Deze maatregelen voorkomen een scherpe huurprijzenstijging maar hebben geen impact op een vlottere toegankelijkheid tot huisvesting.79
69. Bron: www.urbanaudit.org/index.aspx. 70. Lokaal Sociaal Beleid Gent, strategic long-range plan 2008-2013, Engelse samenvatting: www.lokaalsociaalbeleidgent.be/documenten/publicaties%20LSB-Gent/ LSB-plan%20Gent.pdf. 71. Regeneratieprogramme in Boedapest – Józsefváros, Magdolna Quarter Programme 2007: www.rev8.hu/csatolmanyok/eng_dokok/eng_dokok_2.pdf. 72. Lokaal Sociaal Beleid Gent, 2008, Strategic long-range plan 2008-2013, Engelse samenvatting: www.lokaalsociaalbeleidgent.be/documenten/publicaties%20 LSB-Gent/LSB-plan%20Gent.pdf. 73. EPEE, 2009a, Diagnosis of Causes and Consequences of Fuel Poverty in Belgium, France, Italy, Spain, and United Kingdom. 74. EPEE, 2009a, Diagnosis of Causes and Consequences of Fuel Poverty in Belgium, France, Italy, Spain, and United Kingdom. 75. EPEE, 2009b, Tacking Fuel Poverty in Europe- Recommendation Guide for Policy-Makers. 76. GLA- Greater London Authority, 2009, Fuel Poverty in London. 77. Meer dan 3000 inwoners uit acht Europese steden werden door LARES geïnterviewd over de gezondheidsrisico’s van hun woning. Het onderzoek werd uitgevoerd in 2002-2003 in Forli (IT), Vilnius (LT), Ferreira do Alentejo (PO), Bonn (DE), Genève (CH), Angers (FR), Bratislava (SI) en Boedapest (HU). Meer informatie: WHO, 2004, view of evidence on housing and health, www.euro.who.int/document/HOH/ebackdoc01 .pdf. 78. Amsterdam Development Corporation, 2005,: Land price policies in European cities. A comparative survey. 79. O’Sullivan E. en De Decker P., 2007, Regulating the Private Rental Housing Market in Europe in European Journal of Homelessness, 1 december 2007.
Sociale Uitsluiting En Ongelijkheid In Europese Steden / 19
➤➤De kwaliteit van huisvesting verbeteren Dit soort stadsinterventie heeft als doelstelling de woonomstandigheden, de gezondheid en het welzijn van de mensen te verbeteren. Stedelijke herstelprogramma’s en subsidies worden voornamelijk gebruikt om de kwaliteit van de woningen te verbeteren. Steden investeren ook in betere isolatie om woonruimte energie-efficiënter te maken. Zo biedt Newcastle gezinnen met lage inkomens gratis of afgeprijsde isolering en verwarming aan, samen met advies over energie-efficiëntie.80 Veel steden zetten campagnes op om mensen te wijzen op energiebesparing door hen bijvoorbeeld aan te moedigen de standby-modus van huishoudapparaten uit te zetten of spaarlampen te gebruiken. In het Duitse Frankfurt werden werklozen opgeleid als energieadviseurs om gezinnen met lage inkomens te helpen op energie te besparen.81 In Leeds krijgen de inwoners van de stad gratis advies over energie-efficiëntie,82 terwijl in Utrecht Turkse en Marokkaanse vrouwen een opleiding in afvalrecyclage en energiebesparende maatregelen kregen.83 Deze vrouwen adviseren daarna op hun beurt anderen over energiebesparing in huis. Stadsbeheerders werken bovendien samen met huisbazen om de woonomstandigheden te verbeteren. De stad Rotterdam ondertekende een overeenkomst met huisvestingsmaatschappijen om de woonomstandigheden van migrantenarbeiders te verbeteren en overbevolking en uitbuiting van kwetsbare mensen te bestrijden.
➤➤Diensten voor daklozen Om dakloosheid te voorkomen en aan te pakken coördineren en integreren steden sociale en gezondheidsdiensten en huisvestingsmaatschappijen. Er zijn twee belangrijke benaderingen: de zogenoemde ‘integrale keten’-benadering en de ‘huisvesting eerst’aanpak.
De “integrale keten” betekent dat steden een reeks diensten installeren en coördineren met de bedoeling de daklozen uiteindelijk zelfstandig te laten wonen. Deze aanpak vinden we terug in Barcelona (“Municipal Care for the homeless”-programma), München (Departement for homelessness support ZEW), Stockholm, Wenen en andere steden.84 Bij de “huisvesting eerst”-benadering wordt zo vlug mogelijk voor huisvesting gezorgd, met inbegrip van ondersteuning nadat de mensen zich in een stabiele woonomgeving gesetteld hebben. Deze benadering wordt gebruikt in steden als Dublin, Oslo en Helsinki.
7.3 Verdere aandachtspunten Er zijn verschillende punten die deskundigen in overweging zouden moeten nemen. Ten eerste rijst de vraag hoe de steeds veranderende huisvestingsbehoeften en woonsituaties van dichtbij gemonitord kunnen worden in een tijd van gewijzigde gezinssituaties. Niet alleen verandert de omvang van het gezin, in sommige steden stromen ook grote groepen migranten toe. Er moet bijvoorbeeld worden voorkomen dat nieuwkomers, en dan vooral immigranten, kunstmatig hoge prijzen moeten betalen voor woningen die niet alleen van slechte kwaliteit zijn maar vaak ook nog overbevolkt. Een tweede punt van overweging is de vraag hoe de band tussen woningverbetering en duurzaamheid op lokaal niveau versterkt kan worden en hoe de mogelijke samenwerking met andere beleidsgebieden gemaximaliseerd kan worden (bv. ‘groene jobs’ creëren). Dat vergt een gecoördineerde aanpak tussen verschillende stadsdepartementen, maar ook in samenwerking met de privésector. Ten slotte moet het debat ook gaan over de samenwerking met privéhuisbazen om dakloosheid te voorkomen, betaalbare huisvesting te verzekeren en de nodige technische verbeteringen in de bouwsector te vergemakkelijken.
80. Newcastle Warmzone: www.warmzones.co.uk/newcastle.html. 81. CARITEAM Energiesparservice : www.stromspar-check.de. 82. Fuelsavers www.leeds.gov.uk/fuelsavers. 83. €nergy Profit: www.utrecht.nl/milieu. 84. Zie de voorbeelden in EUROCITIES, 2009b, City strategies against homelessness – the integrated chain approach.
20 / Sociale Uitsluiting En Ongelijkheid In Europese Steden
8 Sociale segregatie en kansarme wijken 8.1. De problemen Sinds de jaren 1990 wordt in veel Europese landen een nieuw soort buurtbeleid ontwikkeld om sociale insluiting te stimuleren. Reden hiervoor is het groeiende aantal geografische concentraties van kansarmen, in veel steden een bijkomend obstakel voor de mensen die er wonen. In tegenstelling tot programma’s voor fysische stadsvernieuwing wordt een geïntegreerde aanpak toegepast, gericht op de sociale toestand in kansarme wijken. Anders dan bij een gepersonaliseerde aanpak van sociale insluiting (o.a. de voorziening van werkloosheidsuitkeringen) bekijkt een op de hele buurt gebaseerde benadering een wijk of buurt als zelfstandig interventieonderdeel. Dit beleid geldt dus niet voor individuele personen, noch voor het hele stadsgebied. Vooral in Noordwest-Europa kwam een dergelijke buurtafzondering naast de sociaaleconomische afbakeningen te staan. In andere delen van Europa neemt segregatie om allerlei sociale en economische redenen nog toe (o.a. door de impact van industrialisatie op de plaatselijke arbeidsmarkten, en door migratie).85 In Oost-Europese steden komt stedelijke rassenscheiding veel minder voor vanwege een grotere sociale mix in grote woonwijken en lijkt de segregatie vooral migrantenarbeiders uit Afrika, Azië en Zuid-Amerika te treffen, evenals Roma. De belangrijkste uitdaging voor kansarme wijken is het hoofd bieden aan een concentratie en combinatie van economische, sociale en milieuproblemen die allemaal samenkomen in een plaatselijke bevolking die daarenboven nog te kampen heeft met uitsluiting. Een ander probleem in kansarme wijken is de kwaliteit van de gebouwen en de openbare infrastructuur waarbij de kwaliteit van huisvesting, openbare ruimten, voorzieningen en scholen vaak onder het nationale of stadsgemiddelde ligt. Dat wordt nog verergerd door een gebrek aan basisvoorzieningen omdat diensten en handelaren de buurt verlaten wegens de te lage koopkracht.
Mensen die in kansarme wijken wonen lijken te lijden onder veelvuldige nadelen variërend van een gebrek aan kansen (voortkomend uit de slechte kwaliteit van de scholen en het kleine aantal lokale bedrijven) over een gebrek aan ambitie (te weinig positieve rolmodellen) tot verminderde mobiliteit en weinig politieke deelname. De lage koopkracht in het gebied zorgt er ook voor dat de privédiensten verhuizen. De kansarme wijken krijgen ook vaak een negatief imago aangemeten door mediaberichten die de criminaliteit en de maatschappelijke problemen benadrukken. Daardoor worden de lokale stadsbewoners vaak gestigmatiseerd, in die mate dat het voor hen nog moeilijker wordt om een baan te vinden.86
8.2 Acties van de steden Als reactie op de concentratie van problemen in stadswijken, werden in veel Europese steden op de buurt gebaseerde beleidsmaatregelen en programma’s uitgewerkt. Zo zijn er bijvoorbeeld wijkgebaseerde programma’s in werking getreden in België (“Politique des Grandes Villes”, sinds 1999), Duitsland (“Soziale Stadt”, sinds 1999), Frankrijk (“Politique de la ville”, sinds 1981), Hongarije (“Ingetrated Urban Development Strategy”, sinds 2008), Nederland (“Grote Steden Beleid”, sinds 1995), Zweden ((“storstadspolitiken”, sinds 1999) en in het VK (“New Deal for Communities”, sinds 1998).87 Het belangrijkste kenmerk van zulke programma’s is dat ze sociale insluiting en samenhang in kansarme buurten op een geïntegreerde manier willen stimuleren. Andere gemeenschappelijke kenmerken:88 horizontale coördinatie tussen verschillende sectoren in lokale besturen die samenwerken en sectorale budgetten samenvoegen om gezamenlijke doelstellingen te bereiken; verticale coördinatie tussen de ontwikkeling van programma’s op Europees, nationaal en regionaal niveau en tussen de lokale administraties. De implementatie van het programma in de praktijk weerspiegelt dit volledig;
85. Andersson R. en Musterd S., 2005, Area-Based Policy: A Critical Appraisal; Atkinson, 2007, EU Urban Policy: European Urban Policy and the Neighborhood. 86. Häußermann, 2003: “Armut in der Großstadt” in: Informationen zur Raumentwicklung. 87. De Europese Commissie heeft steden gestimuleerd en aangemoedigd om een wijkgebaseerde aanpak toe te passen met behulp van verschillende programma’s zoals Urban Pilot Projects (1989- 1999), the Community Initiatives POVERTY III (1989 – 1993), URBAN I (1994-1999) and URBAN II (2000-2006). Meer informatie: Carpenter (2006) Addressing Urban Challenges: Lessons from the EU URBAN Community Initiative; Güntner (2007) Sozial Stadtpolitik. 88. Andersson R. en Musterd S., 2005, Area-Based Policy: A Critical Appraisal; Atkinson, 2007, EU Urban Policy: European Urban Policy and the Neighborhood.
Sociale Uitsluiting En Ongelijkheid In Europese Steden / 21
een geïntegreerde strategie die de doelstellingen en instrumenten voor horizontale en verticale samenwerking bepaalt en een kader opzet voor de regelmatige evaluatie ervan; een aanpak met meerdere spelers die stadsbesturen, burgers, ondernemers en de burgermaatschappij samenbrengt met het gemeenschappelijke doel de buurt te ontwikkelen; de buurt mondig maken zodat ze kan deelnemen aan het bepalen van de doelstelling, de evaluatie van de programma’s en het voorstellen van projecten of het beslissen over hoe bepaalde delen van het budget gespendeerd moeten worden; een relatief laag budget in vergelijking met een individueel beleid of met fysieke herstelprogramma’s die door privé-investeringen gesubsidieerd worden en vaak cofinanciering vereisen. gegevensverzameling op kleine schaal om de selectie en de monitoring van programma’s te ondersteunen. Wijkgebaseerde benaderingen waren in sommige buurten doeltreffend om de aanzet te geven tot positieve resultaten. Ze doen vaak dienst als “laboratoria” waar nieuwe interventies en maatregelen (bv. inspraak van inwoners, sectoroverschrijdende samenwerking en planning binnen een strategisch kader) ontwikkeld en getest worden. Door hun geografische grenzen is het bereik van wijkgebaseerde programma’s eerder beperkt. Dit roept de vraag op of de problemen niet gewoonweg verplaatst worden in plaats van opgelost (kansarme mensen verhuizen immers uit de gebieden die een herstelproces ondergaan). Soms wordt de doeltreffendheid van het programma beperkt door het feit dat de werkelijke oorzaken van de problemen buiten de wijk liggen. Het blijft moeilijk om langdurige cycli van kansarmoede te doorbreken met dergelijke
22 / Sociale Uitsluiting En Ongelijkheid In Europese Steden
betrekkelijk kleinschalige programma’s die het met een klein budget moeten stellen en slechts over vrij korte periodes lopen. In veel steden blijft het combineren van een wijkgebaseerde aanpak met de individuele benadering nog een grote uitdaging, niet in het minst omdat de betrokken fondsen vaak onverenigbaar zijn. Toch moeten beide benaderingen samen worden uitgevoerd om echt aan geïntegreerde lokale ontwikkeling te doen.
8.3 Verdere aandachtspunten Wijkgebaseerde beleidsmaatregelen zijn gericht op de integratie van verschillende beleidsgebieden (bv. sociale mix, woonvernieuwing, locale economische ontwikkeling, milieu). Het debat over wijkgebaseerde benaderingen zou met volgende belangrijke punten rekening moeten houden: de factoren bepalen die de doeltreffendheid van wijkgebaseerde programma’s kunnen verhogen (bv. bestuurssystemen, soorten interventies en benaderingen, manieren om de plaatselijke bevolking te betrekken), evenals de factoren die kansarme buurten betere resultaten kunnen opleveren. manieren vinden om wijkgebaseerd en individueel beleid beter te coördineren (bv. werkgelegenheidsvoordelen en andere voorzieningen van de welvaartsstaat); evenals de integratie en creatie van synergie tussen de betrokken geldstromen; vervolgstrategieën bepalen om de prestaties van buurtgebaseerde programma’s duurzaam te maken (bv. door het verankeren van succesvolle benaderingen) en ze beschikbaar te stellen voor andere stadswijken (bv. door wat men geleerd heeft met anderen te delen).
Besluit
Armoede en sociale uitsluiting zijn complexe fenomenen waarbij verschillende aspecten meespelen. Die verschillende facetten zijn vaak onderling met elkaar verbonden en versterken elkaar nog. Bij armoede en sociale uitsluiting treden een heleboel aan elkaar gerelateerde problemen tegelijkertijd op Mensen kunnen die multidimensionaliteit individueel ervaren, bijvoorbeeld als iemand tegelijkertijd werkloos is, in een woning van slechte kwaliteit woont, over weinig specifieke vaardigheden beschikt en in een slechte gezondheid verkeert, maar ze wordt ook gemeenschappelijk ervaren als een volledige buurt of wijk niet alleen met een lage economische activiteit te kampen heeft maar ook weinig medezeggenschap kent, onvoldoende diensten of geen aangepaste huisvesting ter beschikking heeft en er een tekort is aan culturele en recreatiefaciliteiten. Steden hebben geen controle over veel van de diepgewortelde oorzaken van armoede en sociale uitsluiting omdat die zich op nationaal of internationaal niveau voordoen (globale macro-economische trends). Zo hebben steden slechts een beperkte controle over welzijnszorg omdat dat per definitie op nationaal niveau wordt geregeld. Toch kan een stad zelf een belangrijke rol spelen in het verminderen, voorkomen en aanpakken van sociale uitsluiting en armoede door op lokaal niveau flexibele en innovatieve oplossingen te zoeken en maatregelen te nemen. Dat kan door een betere beleidscoördinatie te stimuleren tussen de verschillende stadsdepartementen, door zakenrelaties aan te gaan met ngo’s, de privésector, plaatselijke gemeenschappen en burgers, en door de samenwerking met andere overheden te verbeteren, inclusief de nationale overheden.
Sommige steden kiezen al voor een op maat gemaakte benadering waarbij ze meer geïntegreerde en individuele diensten en hulp aanbieden door diensten dichter bij de bevolking te brengen en grote centra te creëren. Op wijkniveau zijn er al enkele goede voorbeelden van steden die hun beleid inzake onderwijs, werkgelegenheid, gezondheid en huisvesting beter proberen te integreren in hun sociale beleidsstrategieën. Een geïntegreerde plaatselijke ontwikkeling die op doeltreffende wijze de fysieke en sociale dimensies van stadsontwikkeling combineert en gebaseerd is op geïntegreerde en gecoördineerde langetermijnstrategieën kan helpen om vernieuwende oplossingen te creëren en synergie te bekomen tussen sociale, economische en fysieke beleidsmaatregelen. Met zo’n geïntegreerde aanpak kunnen steden de multidimensionale uitdaging aangaan om armoede en uitsluiting terug te dringen. Besluit: de belangrijkste boodschap in dit paper is dat armoede en sociale uitsluiting sectoroverschrijdende zaken zijn die een invloed hebben op verschillende beleidsgebieden en die vragen om goed geïntegreerde en gecoördineerde beleidsmaatregelen. Het Europees Jaar van de Bestrijding van Armoede en Sociale Uitsluiting 2010 is een ware kans voor de betrokkenen om na te denken over de dimensie van sociale uitsluiting in de beleidsgebieden waar ze mee in aanraking komen, en om betere mechanismen te vinden om de beleidscoördinatie en integratie te verbeteren.
Sociale Uitsluiting En Ongelijkheid In Europese Steden / 23
Referenties
1. €nergy Profit: www.utrecht.nl/milieu. 2. Alexander J.A.M. Van Deursen, Jan A.G.M. van Dijk, 2009, Interacting with computers, Using the Internet: skill related problems in users’ online behaviour, Department of Media, Communication and Organisation, Universiteit van Twente. 3. Amsterdam Ontwikkelingsbedrijf, 2005, Land price policies in European cities. A comparative survey. 4. Andersson, Roger & Sako Musterd, 2005, “Areabased policies: A critical appraisal “in: Tijdschrift voor Economische en Sociale Geografie, 2005, 96, 4, 377–389. 5. Association of Public Health Observatories, UK Health Profiles 2009. 6. Baromètre social, Rapport bruxellois sur l’état de la pauvrété 2008, Observatoire de la Santé et du Social. 7. Belfast Mela Festival: www.belfastmela.org.uk. 8. Berlin Carnival of Cultures: www.karneval-berlin.de. 9. CARITEAM Energiesparservice: www.stromspar-check.de. 10. Carpenter, Juliet, 2006, “Addressing Europe’s Urban Challenges: Lessons from the EU URBAN Community Initiative” in Urban Studies, 43, 12, 2145–2162. 11. Delépine S., 2006, Housing of Roma in Central and Eastern Europe. Facts and Proposals. Report for the Council of Europe. 12. Department for Communities and Local Government (DCLG), 2008b,. Understanding digital exclusion: Research Report, Onderzoek uitgevoerd door FreshMinds, oktober 2008. 13. Deursen A. en Dijk J., 2009, Interacting with computers, Using the Internet: skill related problems in users’ online behaviour, Department of Media, Communication and Organisation, Universiteit van Twente. 14. Europese Commissie, 2007a, State of European Cities Report. 15. Europese Commissie, 2007b, Economic implications of socio-economic inequalities in health in the European Union. 16. Europese Commissie, 2008a, Child poverty and wellbeing in the EU. Current status and way forward. 17. Europese Commissie, 2008b, Digital Literacy European Commission Working Paper and Recommendations from Digital Literacy High-Level Expert Group, eInclusion Ministerial Conference and Expo, 30 november – 2 december 2008, Wenen, Oostenrijk.
24 / Sociale Uitsluiting En Ongelijkheid In Europese Steden
18. ECOTEC, 2007, European Inventory on Validation of Informal and Non-formal learning, 2007 update. 19. Eindhoven – One in Health, Public Health Policy 2007-2010. 20. EPEE, 2009, Diagnosis of causes and consequences of fuel poverty in Belgium, France, Italy, Spain and United Kingdom, www.fuel-poverty.org. 21. EPEE, 2009b, Tackling Fuel Poverty in Europe – Recommendations Guide for Policy-Makers, www. fuel-poverty.org. 22. EUMC, 2003, Migrants, minorities and employment: exclusion, discrimination and anti-discrimination in the 15 Member States of the European Union. 23. EUROCITIES, 2008, Climate Change, Global challenges - Local solutions, EUROCITIES position paper. 24. EUROCITIES, 2009a, Intercultural Cities. A Journey through 23 European Cities. 25. EUROCITIES, 2009b, City strategies against homelessness – the integrated chain approach. 26. European Cities Against Child Poverty, Policy Bulletin, april 2008, december 2008, april 2009, juni 2009. 27. EUROSTAT, 2008 “Household Budget Survey in 2005 in 2007” www.europa.eu/rapid/pressReleasesAction. do? reference=STAT/08/88&type=HTML. 28. Eurostat, 2009a, First estimate for the second quarter of 2009, persbericht 14 september 2009. 29. Eurostat, 2009b, 109/2009, Five million young people unemployed in the EU27 in the first quarter 2009, persbericht 23 juli 2009. 30. Eurostat, 2009c, Stastics in Focus, 40/2009: www.epp. eurostat.ec.europa.eu/cache/ITY_OFFPUB/KS-SF-09040/EN/KS-SF-09-040-EN.PDF. 31. FEANTSA, 2008a, ETHOS European Typology on Homelessness and Housing Exclusion : www.feantsa. org/code/EN/pg.asp?Page=484. 32. EPEE, 2009b, The role of housing in pathways into and out of homelessness, www.feantsa.org. 33. Fuelsavers: www.leeds.gov.uk/fuelsavers. 34. GLA, 2009, Fuel Poverty in London: Figures and tables illustrating the challenge of tackling fuel poverty. 35. Glennerster, H., Bradshaw, J., Lister, R. en Lundberg, O., 2009, Reducing the Risks to Health: The role of social protection. Report of the Social Protection Task Group for the Strategic Review of Health Inequalities in England Post 2010, London School of Economics, CASE Paper 139.
36. Gregg P. en Tominey P., 2004, The Wage Scar from Youth Unemployment, CMPO Working Paper Series No. 04/097. 37. Güntner, S., 2007, Soziale Stadtpolitik. Bielefeld. 38. Häußermann, 2003, “Armut in der Großstadt” in: Informationen zur Raumentwicklung 39. Helsinki Health Department, 2007, Health for the residents of Helsinki, Health Centre Annual Report. 40. Landry C., 2000, The Creative City: A toolkit for Urban Innovators. Londen: Earthscan. 41. Lindert H., van, Droomers M., Westert G.P., 2004, Tweede Nationale Studie naar ziekten en verrichtingen in de huisartspraktijk. Een kwestie van verschil: verschillen in zelfgerapporteerde leefstijl, gezondheid en zorggebruik, NIVEL, 2004. 42. Child Poverty Commission London, 2007, Interim Report: www.213.86.122.139/docs/lcpc-interim-report.pdf. 43. Lokaal Sociaal Beleidsplan Gent, 2008, strategic long-range plan 2008-2013, Engelse samenvatting: www.lokaalsociaalbeleidgent.be/documenten/ publicaties%20LSB-Gent/LSB-plan%20Gent.pdf. 44. Lokaal Sociaal Beleidsplan Gent, 2008, Strategisch Meerjarenplan 2008-2013: www. lokaalsociaalbeleidgent.be/Publicaties%20LSB%20 Gent/LSB-plan%20Gent.pdf. 45. Mackenbach J., 2006, Health Inequalities: Europe in Profile, An independent, expert report commissioned by the UK Presidency of the EU, february 2006: www.ec.europa.eu/health/ ph_determinants/socio_economics/documents/ ev_060302_rd06_en.pdf. 46. McCoshan A., Drozd A., Nelissen E. en Nevala A.M., 2006, Beyond Maastricht Communiqué: developments in the opening up of VET pathways and the role of VET in labour market integration, Consolidated final report. 47. Museums, Libraries and Archives Council, 2009, The Role of Museums, Libraries, Archives and Local Area Agreements, Museums, Libraries and Archives Council, Final Report, april 2009. 48. Newcastle Warmzone: www.warmzones.co.uk/ newcastle.html. 49. Observatoire Associatif du Logement, 2008, Le mal logement en Isère, 2008. 50. OECD family data base, indicator CO.8: www.oecd.org/ dataoecd/52/43/41 929552.pdf. 51. OECD, 2009, Employment Outlook 2009, Tackling the jobs crisis.
52. OfCom’s Communications Market Review 2008 : www. ofcom.org.uk/research/cm/cmrnr08/. 53. O’Sullivan E. en De Decker P., 2007, “Regulating the Private Rental Housing Market in Europe”, European Journal of Homelessness, 1 december 2007. 54. Public Health Report 2007, Stockholm (English summary). 55. Riga Dashboard, Measuring Progress in e-Inclusion, 2007: www.ec.europa.eu/information_society/ activities/einclusion/docs/i2010_initiative/ rigadashboard.pdf. 56. Rizk C, 2003, Les enfants pauvres: quartier et qualité du cadre de vie, Colloque sue les enfants pauvre en France. 57. Room G., 2004, “The International Comparative Analysis of Social Exclusion” in P Kennett (ed) Handbook of Comparative Social Policy, Edward Elgar. 58. Rubin J. e.a., 2008, Migrant women in the EU labour force, RAND Europe report for the European Commission. 59. Social Exclusion Unit, 2003, Making the Connections: Final Report on Transport and Social Exclusion, Office of the Deputy Prime Minister, februari 2003: www.carplus.org.uk/Resources/pdf/ Making_the_Connections_Final_Report_on_ Transport_and_Social_Exclusion.pdf. 60. Tinhög, P., Hemmingsson, T. & Lundberg, I., 2007, “To what extent may the association between immigrant status and mental illness be explained by economic factors?” in Social Psychiatry 42 (12), 990-996. 61. Tyne and Wear Research and Information, 2009, Local Statistics Explorer, www.twri.org.uk 2009. 62. Urban Audit: www.urbanaudit.org. 63. Warsaw Cross-Culture Festival: www.festiwal. warszawa.pl. 64. WHO, 2004, Review of evidence on housing and health, Background document, Fourth Ministerial Conference on Environment and Health, Boedapest, Hongarije, 23–25 juni 2004: www.euro.who.int/ document/HOH/ebackdoc01.pdf. 65. WHO, 2008, Closing the gap in a generation: Health equity through action on the social determinants of health, Commission on Social Determinants of Health - final report: www.who.int/social_determinants/ thecommission/finalreport/en/index.html.
Sociale Uitsluiting En Ongelijkheid In Europese Steden / 25
Deze publicatie kwam tot stand met steun van het PROGRESS-programma, (european Community Programme for Employment and Social Solidarity) 20072013, dat werd opgezet om de implementatie van de doelstellingen van de Europese Unie op het gebied van werkgelegenheid en sociale zaken financieel te ondersteunen, zoals gepland in de Sociale Agenda. Daartoe wil PROGRESS: analyses en beleidsadvies verstrekken over werkgelegenheid, sociale solidariteit en gelijkheid voor mannen en vrouwen; de implementatie van de EU-regelgeving en het EU-beleid inzake werkgelegenheid, sociale solidariteit en gelijke kansen voor mannen en vrouwen monitoren en rapporteren; de uitwisseling van beleid, kennis en ondersteuning met betrekking tot EU-doelstellingen en -prioriteiten tussen de lidstaten stimuleren; en informatie doorgeven over de visies van de betrokkenen en de maatschappij in zijn geheel. Meer informatie op: http://ec.europa.eu/social/main.jsp?catId=327&langId=en De informatie uit deze publicatie weerspiegelt niet noodzakelijk de positie of de mening van de Europese Commissie. Dit handige hulpmiddel werd samengesteld door: Simon Guentner, EUROCITIES Senior Policy Officer - Social Affairs; Silvia Ganzerla, EUROCITIES Senior Policy Officer - Social Affairs; Anna Drozd. EUROCITIES Programme Officer - Social Inclusion PROGRESS; Dirk Gebhardt, EUROCITIES Programme Officer - Migration and Integration; Caroline Greene, EUROCITIES Communications Officer - Inclusive Cities. Dit document is gebaseerd op de bijdragen van 30 verschillende Europese steden en het beleidsdepartement van het EUROCITIES netwerk die van ontschatbare waarden zijn gebleken.
26 / Sociale Uitsluiting En Ongelijkheid In Europese Steden
PROGRESS
© December 2009