INFOAVONDEN 2012
De verwarmingstechnicus en de technologie gisteren, vandaag en morgen 1|Page
In 1962 zijn de eerste statuten van Cedicol V.Z.W. gepubliceerd in het staatsblad. De organisatie was een antwoord op de vraag van de sector die nood had aan goed opgeleide technici voor een nieuwe brandstof, de mazout, die een plaats kreeg in de woningen om deze te verwarmen. Volgens onze gegevens is de eerste opleiding doorgegaan in 1965, ging over branders, duurde 6 dagen en er waren 15 cursisten aanwezig. Vandaag is Cedicol uitgegroeid tot hét referentiecentrum inzake rationeel verwarmen. Dit is in de eerste plaats een verdienste van André Steppé, jammer genoeg overleden op kerstdag 2011, die zich 37 jaar met hart en ziel gegeven heeft voor Cedicol. Maar we mogen ook de leden van Cedicol niet vergeten, een zeer breed veld van bedrijven die actief zijn in de verwarming, maar hoofdzakelijk de ketel- en branderfabrikanten, die dankzij hun expertise, meegewerkt hebben aan het succes van Cedicol. In deze 50 jaar is er heel wat gebeurd, denk maar aan het Optimaz (1984) en het Optitank (2005) label. Kwaliteitslabels die vandaag nog steeds actueel zijn en erkend door iedereen als zijnde degelijke kwaliteitslabels. Het Training Center heeft steeds getracht aan de top te staan, voor en mét de technieker. Het steeds maar stijgende succes van de opleidingen is het beste bewijs van onze kwaliteit. De Dauwstraat in Anderlecht blijft een adres waar velen hun eerste stappen gezet hebben in de verwarmingssector. Cedicol is in deze 50 jaar enorm geëvolueerd maar uiteindelijk is onze missie van 50 jaar geleden in essentie nog steeds actueel: namelijk er voor zorgen dat de technici een degelijk technische vorming krijgen, aangepast aan de noden die vandaag op de markt bestaan. Bij deze willen we iedereen danken die in deze 50 jaar Cedicol zijn blijven ondersteunen en erkennen, maar onze speciale dank gaat uit naar U, de technieker, installateur en niet te vergeten de mazoutverdeler, zonder jullie had Cedicol vandaag niet gestaan waar we vandaag staan.
Vs 2012/08
Het Cedicol - Informazout Team
2|Page
INHOUDSTAFEL 1. Wanneer renoveren 2. Wat moet vervangen worden? 3. Vervangen ketel en brander a. Ketel b. Brander c. Vermogen d. Productie SWW 4. Componenten in de CV installatie a. Expansievat b. Circulator c. Automatische onluchting d. Vuilafscheiding e. Regeltechniek 5. Stookolieopslag en leidingen 6. Rookgasafvoer 7. Ventilatie stookplaatsen 8. Administratie
3|Page
p. 4 P. 5 p. 6 p. 7 p. 9 p. 10 p. 11 p. 13 p. 15 p. 15 p. 16 p. 16 p. 18 p. 19 p. 20
1. Wanneer komt een stookplaats in aanmerking voor een renovatie? Tegenover de klant is dit niet altijd even makkelijk om een vervanging te argumenteren. Een installatie die stuk is en niet meer werkt, daar is er geen discussie mogelijk, het gaat echter over installaties die nog werken, maar waarbij de leeftijd van de installatie en de technieken die toegepast worden een reden zijn om een renovatie te overwegen. a) Ouderdom van de installatie Een verwarmingsketel van 20 jaar en ouder valt onder noemer “te vervangen”. In de eerste plaats kan de bedrijfzekerheid niet gegarandeerd worden, vooral tijdens de winterperiode wordt de ketel zwaar belast en net dan kan deze barsten of scheuren, en dit kan zowel rookgaszijdig als waterzijdig zijn, en dan is het risico groot dat de klant een aantal dagen in de kou moeten zitten alvorens deze kan vervangen worden. b) Rendement Dit is een gevoelig punt tegenover de consument, het is namelijk zo dat een oudere ketel meestal niet belast wordt op 100% van van zijn nominaal vermogen. Het resultaat hiervan is dat de rookgastemperaturen relatief laag zijn waardoor het rookgaszijdig rendement nog vrij goed is, dus waarom veranderen denkt de klant dan? Het onderscheid moet gemaakt worden tussen rookgaszijdig rendement en nuttig rendement en men mag stellen dat een ketel van 25 jaar oud een nuttig rendement heeft van 60 à 70% ook al heeft het een rookgaszijdig rendement van rond de 90%. Nieuwe ketels werken met nuttige rendementen van meer dan 90%(op bovenwaarde) Praktisch tips rendement : •
•
Je kan het nuttig rendement afleiden uit de verhouding tussen het calorisch vermogen en het nuttig vermogen dat op de kenplaat te vinden is: stel dat het nuttig vermogen 25 kW is en het calorisch 27 kW dan is het nuttig rendement (25/27)x100 = 92% Je kan via de website www.halveerjeverbruik.be perfect berekenen hoeveel je minder gaat verbruiken indien je een nieuwe ketel plaatst. Ook kan de winst berekend worden ingeval er wordt geïsoleerd, dubbele beglazing wordt geplaatst,...
c) Emissies Een laatste reden kan zijn dat de emissie-eisen gesteld door de gewesten niet gehaald worden. In dit geval krijgt de klant een negatief onderhoudsattest en moet de installatie in regel gesteld worden. Voor Vlaanderen moet dit binnen de drie maand gebeuren en Wallonië en Brussel hebben we 2 maand extra, dus binnen de 5 maanden, dit is de verantwoordelijkheid van de consument, niet van de technieker.
4|Page
Contructiedatum
Rookindex CO2 CO O2 Verbrandingsrendement (Bacharach) (%) (mg/kWh) (%) (%) Tot 31 december 2016 (BHG) – Tot 31 mei 2013 (VL) – Tot 28 mei 2017(WAL) Tot 31/12/1987 of onbekend ≤2 ≥ 10 ≤ 155 / ≥ 85 Van 1/1/1988 tot 31/12/1997 ≤1 ≥ 11 ≤ 155 / ≥ 88 Vanaf 1/1/1998 ≤1 ≥ 12 ≤ 155 ≤ 4,4 ≥ 90 Vanaf 1 januari 2017(BHG) – Vanaf 1 juni 2017(VL) – Vanaf 29 mei 2017(WAL) ≤1 ≥ 12 ≤ 155 ≤ 4,4 ≥ 90 Voor het Brussels gewest zijn de rendementswaarden niet van toepassing voor condenserende ketels
Tabel : emissies en rendementen vloeibare brandstof geldig in alle gewesten
2. Wat moet er vervangen worden? a) Technisch standpunt De vervanging van een ketel is méér dan enkel de vervanging van de ketel, als technieker of installateur willen we dat een nieuwe installatie zorgeloos draait en dit wordt niet enkel bepaald door de ketel, maar ook alle regeltechniek, veiligheidsvoorzieningen,... bepalen deze bedrijfszekerheid. Dus ook alles nakijken dat rond de ketel staat. Indien er gekozen wordt om enkel de brander te vervangen zijn er toch een aantal aandachtspunten. Dit kan overwogen worden als de ketel nog een relatief jonge leeftijd heeft (10 jaar en jonger) Weet dat een brander geen impact heeft op rookgastemperatuur (bij eenzelfde belasting), dus op gebied van rookgaszijdig rendement gaat er niet veel veranderen. Redenen kunnen zijn is dat de brander niet meer regelbaar is of omdat er bepaalde wisselstukken niet meer voorhanden zijn. Praktisch tips vervangen brander : •
Er zijn twee parameters die nodig zijn bij het vervangen van de brander 1. Nuttig vermogen : het vermogensveld van de brander moet binnen dit van de ketel liggen. 2. Tegendruk ketel : een ketel heeft een bepaalde weerstand die moet overwonnen worden, kijk na of de de brander die gaat voorzien worden deze tegendruk kan overwinnen. Het risico bestaat anders dat de start veel lawaai maakt en/of de brander snel vervuilt.
b) Wetgevend standpunt Een aantal regio’s bepaalt eveneens dat het plaatsen van een nieuwe ketel automatisch impliceert dat er naast de ketel zelf er ook een aantal andere zaken moeten aangepast worden. Vooral in het Brussel gewest is het vervangen van een nieuwe ketel een aanleiding om onmiddelijk ook andere zaken te plaatsen of te vervangen. Het Brussels gewest vraagt specifiek volgende zaken : i. Eisen inzake modulatie brander ii. Elke ventilatorbrander moet uitgerust zijn met een spaarklep 5|Page
iii. Eisen inzake thermische isolatie leidingen en accesoires iv. Eisen inzake warmteverdeling v. Eisen inzake regeltechniek Installaties van méér dan 100 kW dienen daarenboven ook volgende punten te voorzien : vi. Eisen inzake energiemeting vii. Eisen inzake warmterugwinning
3. Vervangen van de ketel en brander a) Type ketel i. Condensatie of LT ketel? De keuze waar de klant voor staat is een laagtemperatuur of een condenserende ketel. Ons advies in deze is altijd proberen de condenserende naar voor te schuiven. De reden hiervan is eenvoudig, de 6% potentiele warmte onder de vorm waterdamp ben je altijd verloren bij een laag-temperatuurketel. Sommigen durven te stellen dat dat een condenserende ketel amper condenseert bij bestaande installaties. Deze stelling is enkel correct bij installaties die altijd moeten werken onder hoge watertemperaturen, en dit type installaties zijn eerder uitzondering dan regel. Een condensatieketel gaat dus quasi altijd een beter rendement hebben dan een LT-ketel. Praktische tips condensatieketel : 1. Hoeveelheid condenswater : Per liter verbrande stookolie kan er ongeveer 1 liter condenswater vrijgemaakt worden. Een verbruik van 3000 liter per jaar, komt dus neer op een 2500 à 3000 liter condenswater. 2. Condenswater : condenswater is zuur, er is echter momenteel geen enkele regelgeving specifiek over de afvoer van condenswater. Dit mag dus vrij in de riolering gestort worden op voorwaarde dat er een menging gebeurt met het “grijs” afvoerwater. 3. Als er geen riolering aanwezig is in de kelder, bestaan er eenvoudige condenswaterpompen om dit condenswater naar boven te pompen. 4. Vergeet bij het onderhoud zeker niet het waterslot(siphon) te controleren en reinigen en vervolgens ook terug te vullen, hierdoor kunnen er geen rookgassen via de riolering de woning ontsnappen. 5. Opteer voor een Optimaz-Elite ketel, deze voldoen aan de strengste voorschriften en garanderen een zorgeloze werking. De lijsten zijn te vinden op www.informazout.be.
6|Page
ii. Gesloten of open werking? Condenserende toestellen kunnen over het algemeen altijd gesloten werken. Het voordeel van een concentrische rookgasaansluiting is zowel op technisch vlak als op het niveau van comfort. • Technisch : door het gebruik van een concentrisch systeem is er geen aanvoer van verbrandingslucht nodig, in zeer kleine stookplaatsen moet er wel op de ventilatie zijn worden maar dit is eerder uitzondering dan regel. Het grote voordeel is echter op niveau van stabiliteit van de verbranding, de verbrandingsluchttemperatuur is namelijk zomer en winter quasi stabiel waardoor temperatuursschommelingen geen impact hebben op de verbranding. • Comfort : aangezien zowel de luchtaanvoer als de rookgasafvoer een volledig gesloten geheel is, is er veel minder lawaaiproductie dan bij de conventionele open toestellen. Zie verder bij rookgasafvoer waarop te letten bij de aansluiting.
b) Type brander Wat we vandaag aanraden is het gebruik maken van de unitmodellen of ketels te nemen waar de brander bijgeleverd wordt. Het voordeel hiervan is dat de brander ontworpen en getest is voor op de respectievelijke ketel te werken. Ingeval problemen is het ook makkelijker aangezien alles van één fabrikant komt. i. Wat legt de overheid op? Fabrikanten mogen niet eender wat verkopen, er is namelijk een Koninklijk Besluit dat limietwaarden oplegt aan branders en ketels die uitgerust zijn met branders op gebied van CO en NOx emissies. De waarden die hier gevraagd worden hebben echter niets te maken met de maximum emissie waarden opgelegd door de gewesten. Tenandere, op gebied van NOx moet de installateur niets meten. ii. Praktisch • Gele vlambranders : deze branders zullen eerder een uitzondering worden gezien de NOx en CO regelgeving. Voordeel is dat dit zeer eenvoudige branders zijn en op quasi elke ketel kunnen geplaatst worden. • Gele vlam branders met recirculatie: Deze branders zijn uitgerust met een rookgasrecirculatie om de NOx te verlagen. De verbranding is zuiverder dan de gele vlambranders, enige beperking is dat deze niet op onderdrukketels kunnen geplaatst worden. Dus deze type branders op een oudere ketel is niet aan te raden. • Vergassingsbranders : beter gekend onder de noemer “blauwe vlam branders”. Het summum onder de stookoliebranders, indien deze onder de correcte condities geplaatst worden is dankzij de vergassingstechniek roetvorming bijna onbestaande. De uitvoering 7|Page
•
van de schoorsteen is van groot belang om lawaaihinder te vermijden. Deze branders kunnen niet op onderdrukketels geplaatst worden. Tweetraps en modulerende branders : de meeste condenserende toestellen zijn nu reeds standaard uitgerust met tweetraps of modulerende branders. Deze hebben een groot voordeel op de energetische performantie van de toestel, er wordt enkel het vermogen gegeven dat er nodig is.
Praktische tips brander : 1. Bij een brander die moeilijk regelbaar is ligt de reden niet zelden aan de ventilator of aan de luchtinlaat die vervuild is. 2. Bij ketels die regelmatig vervuilen kan het probleem liggen bij zowel de luchtaanvoer als aan de brandstof : a. Luchtaanvoer : Bij koude lucht is de massadichtheid hoger dan dan bij warme lucht, dit houdt in dat 1m³ lucht van 0°C(ρ=1,293 kg/m³) er meer zuurstof is dan eenzelfde hoeveelheid van 20°C(ρ=1,205 kg/m³). Stookplaatsen die gevoelig zijn aan variaties op gebied van temperatuur, daar kan de brander in de zomer roet produceren en in de winter bij eenzelfde regeling niet. Een oplossing is naar concentrisch gesloten ketels gaan of de stookplaats isoleren. b. Brandstof : eenzelfde fenomeen hebben we bij stookolie die variabel is aan temperatuursschommelingen (een bovengronds reservoir en een brander zonder voorverwarming), echter in omgekeerd zin : het debiet stijgt bij een lagere stookolietemperatuur, dus bij in de winter is de stookolie kouder, dus bij eenzelfde luchthoeveelhied gaat het debiet stijgen, dus kans op roetvorming. Een oplossing is een voorverwarmer of zorgen dat de stookolie zomer en winter dezelfde temperatuur heeft. 3. Branders die uitgerust zijn met een electronisch branderrelais moeten elektrisch correct aangesloten worden. a. In de 7-polige fiche moeten alle regelorganen tussen T1-T2 aangesloten worden en moet L-N altijd onder spanning staan. b. De polariteiten moeten correct aangesloten zijn, indien er geen nulleider is, wordt er best een scheidingstransfo geplaatst. 4. Blauwe-vlambranders werken op een vergassingsprincipe, de aanzuig van de stookolie kan echter voor werkingsproblemen zorgen : het is namelijk zo dat bij het aanzuigen (= het in onderdruk plaatsen van de leidingen) van de brandstof er gasbellen gevormd worden. Bij een gele-vlambrander kan dit, zolang het beperkt is, geen kwaad. Bij blauwe-vlambranders echter moet dit ten allen tijde vermeden worden. Een vacuümwaarde van -0,2 à -0,3 is het absoluut maximum. De bepaling van de leiding diameter volgens de voorschriften van de fabrikant is dus een noodzaak.
8|Page
c) Vermogen van de ketel Wat absoluut moet vermeden worden is het overdimensioneren van de ketel. Het juist vermogen bepalen is essentieel voor een goed jaarrendement. Volgende manieren kunnnen : i. Berekenen van het warmteverlies van de woning De meest correcte wijze maar praktisch ook de meest moeilijke methode, men moet namelijk in het bezit zijn van alle gegevens van de woning zoals gebruikte isolatie, oppervlaktes, volumes, etc. ii. Bepaling op basis van de werkingstijd van de bestaande installatie Twee gegevens heeft men hierbij nodig, namelijk het verbruik en het ingeregelde vermogen van de bestaande installatie. Men mag er vanuit gaan dat een installatie met een productie van warm water een stookseizoen telt van 8760u en zonder warm water 5600u. Een werkingstijd van 20% en meer komt neer op correct gedimensioneerde ketel, dus met SWW komt dit neer op 1750u/jaar en zonder SWW 1120u/jaar. Praktisch voorbeeld : Bestaande installatie met SWW : 45 Kw Verbruik : 4000 liter = 40.000 kWh (Hi) Theoretische werkingstijd : 40.000 kWh/45 kW = 888u = overgedimensioneerd Nieuw vermogen : 40.000 kWh/1750u = 22,8 kW iii. Berekenen van het vermogen d.m.v programma’s Er zijn een aantal programma’s op de markt die het ketelvermogen kunnen bepalen d.m.v een aantal basisinvoeren zoals oppervlakte en volume van de woning, gevraagde binnentemperaturen, graad van isolatie, e.d. iv. Valkuilen met te juist dimensioneren Juist en niet te groot dimensioneren is goed, maar men moet uiteraard ook rekening houden met andere factoren zoals opwarmingstijd en de productie van SWW. Ook de klant moet aangeleerd worden dat de installatie meer tijd nodig heeft om op temperatuur te komen, in de winterperiode kan het zelfs zijn dat de ketel quasi continue draait en dit is goed, maar de klant moet dit ook begrijpen. Ook de productie van SWW kan door een lager vermogen in het gedrang komen, maar ook dit is op te lossen door met een grotere stockage te werken. (Zie verder SWW productie) d) Productie van SWW We houden van sanitair comfort, dus dit is een punt dat zeker niet uit het oog mag verloren worden, zeker niet in functie van het vorige hoofdstuk, namelijk dat het vermogen van de nieuwe ketel zal dalen. Aangezien de productie van sanitair warm 9|Page
water (debiet en temperatuur) rechtstreeks afhangt van het vermogen van de ketel moet hier degelijk over nagedacht worden. Belangrijk is hierover te spreken met de consument, wat is zijn huidige behoefte van SWW en, misschien nog belangrijker, wat zijn de behoeften op termijn? Willen ze soms binnen X tijd een tweede badkamer installeren, of wil men op termijn een stoomdouche installeren? Beter dus nu reeds voorzien dan later weer aanpassingen moeten doen. En aangezien men paal en perk wil stellen aan de overgedimensioneerde ketels is het geleverde vermogen bijna een vaste constante, de enige manier om dus een sanitair comfort te garanderen is werken met verschillende opslagvolumes i.f.v de behoefte. Type SWW afname Lavabokraan Badkraan Douche Regendouche Tabel : gemiddeld debiet
Gemiddeld debiet in liter/min
Gemiddelde afnamehoeveelheid in liter
8 à 12 15 à 25 7 à 15 15 à 30
15 à 20 aan 45°C 140 à 200 aan 40°C 50 à 150 aan 40° op 10 min. 150 à 300 aan 40° op 10 min.
i. Rechtstreekse SWW productie(doorstromer) Dit is een techniek die niet veel toegepast wordt met stookolietoestellen, namelijk het werken met een warmtewisselaar. Enkel een warmtewisselaar is trouwens niet mogelijk, een stookoliebrander start niet onmiddelijk, enkel al maar de voorverwarming vraagt tijd, tijd die er niet is met een onmiddelijke sanitairproductie, er moet met dit systeem altijd ergens een reserve zijn van warm water, namelijk een buffertank. SWW T° 10°C - 35°C 10°C - 40°C 10°C - 45°C
Pn ketel in kW 16 20 24 28 35 40 45 92 115 138 160 201 229 258 76 96 115 137 167 191 215 65 82 98 115 143 164 184
50 287 239 205
60 344 287 246
70 401 334 287
Tabel : maximum debiet van een doorstromer per 10 min. ifv het vermogen ii. SWW productie d.m.v boiler Is er nood aan een ruimer sanitair comfort moet men gebruik maken de boiler, dit gebeurt meestal onrechtstreeks(het sanitair water wordt opgewarmd door het CV water d.m.v een wisselaar of dubbele wand in de boiler). Er bestaan echter modellen die ook rechtstreeks sanitair warm water opwarmen. Het opslagvolume dat nodig is, moet in functie van de behoefte zijn, dus welk debiet en aan welke temperatuur is er SWW nodig. Opmerking : indien de klant overweegt om in een later stadium een zonneboiler te plaatsen kan dit nu reeds voorzien worden.
10 | P a g e
Inhoud boiler Pn ketel in kW in liter 16 20 24 28 35 40 45 50 30 49 52 55 58 64 68 72 77 50 72 76 79 82 88 92 96 100 80 108 111 115 118 124 128 132 136 120 155 159 162 165 171 175 179 183 150 191 194 198 201 207 211 215 219 160 203 206 209 213 218 222 227 231 200 250 254 257 260 266 270 274 278 250 310 313 316 319 325 329 333 337 300 369 372 375 379 384 388 393 397 500 606 609 613 616 622 626 630 634 Tabel : maximum debiet per 10 min. aan 45°C. Boiler staat op 60°.
60 85 108 144 191 227 239 286 346 405 642
70 93 117 152 200 235 247 294 354 413 650
Praktische tips boiler : 1. Ingeval een stalen boiler en een aansluiting met koperen leidingen vergeet niet de diëlectrische koppelingen te voorzien die electrolyse geen kans geven. 2. Controle van de magnesiumanode : een magnesiumanode kan visueel gecontroleerd worden maar hiervoor moet de boiler volledig leeggemaakt en gedemonteerd worden, je kan deze ook uitmeten : a. Boiler legen tot aan de inbouwhoogte magnesiumanode b. Massakabel losmaken c. Meetapparaat in serie tussen anode en de massa i. ≥ 0,3mA: ok ii. < 0,3mA: anode visueel controleren
4. Componenten rond de ketel a) Expansievat Een essentieel en belangrijk onderdeel van de installatie, een expansievat is er om de ketel en installatie te beschermen, het is dus van uitermate groot belang dit correct te dimensioneren en de voordruk te bepalen. Een eerste legende die uit de wereld mag geholpen worden is het ingebouwd expansievat in de ketel : dit is namelijk in het overgrote deel van de installaties niet voldoende groot om de expansie van een installatie op te nemen, er moet dus in het geval van ingebouwde expansievaten steeds een tweede expansievat voorzien worden. i. Opstelling expansievat? Een expansievat moet juist geplaatst zijn om een goede werking te garanderen. Volgende punten moeten bij de plaatsing in het oog gehouden worden : 1. het expansievat moet opgesteld zijn aan de zuigzijde van de pomp, alwaar een (door de pompfabrikant opgegeven) minimale druk moet gewaarborgd zijn om pompcavitatie te vermijden 11 | P a g e
2. het expansievat moet zo dicht mogelijk bij de ketel geplaatst zijn, om het drukverlies tussen het vat en de ketel tot een minimum te beperken en de minimale werkingsdruk van de ketel niet te beïnvloeden 3. het expansievat moet aangesloten zijn op de retourleiding naar de ketel (waar de laagste watertemperaturen heersen), teneinde de levensduur van het membraan te verlengen.
ii. Bepaling inhoud expansievat? De werking van het expansievat kan volledig teniet gedaan worden indien de selectie fout gebeurt. De inhoud van het expansievat is in functie van de waterinhoud van de installatie en het temperatuursregime waarmee deze installatie werkt om het expansiecoëfficient te bepalen. De formule om het expansievolume te bepalen is de volgende (volgens DFTK N°17) :
Totaal volume(liter) = Waarbij : • • • •
(Ci × Ce) + (Ci × 0,01) ( pf + 1) − ( pg + 1) ( pf + 1)
Ci : waterinhoud systeem (liter) Ce: expansiecoëfficient bij vertrektemperatuur X (%) Pf : einddruk(bar) (openingsdruk veiligheidsventiel – 0,5 bar) Pg: voordruk(bar) (waterkolom boven vat + 0,3 bar)
Het expansiecoëfficient is in functie van de temperatuursverhoging maar wij geven er de voorkeur aan te werken met een vast expansiecoëfficient in de meest ongunstige omstandigheden, dus zelfs wanneer de regelaquastaat stuk gaat en de ketel uitschakelt op zijn veiligheidsaquastaat, we nemen dus bij 110°C een uitzettingscoëfficient van 5,03%. Een omslachtige en waterverslindend maar zeer correcte manier, is het expansievat bepalen en plaatsen, ná het vullen van de installatie waarbij de hoeveelheid water gemeten is. Een tweede manier is een benaderende berekening op basis van defaultwaarden in functie van het type ketel en verwarmingslichamen.
12 | P a g e
CV installatie met :
Waterinhoud in liter per 1 kW
Wandketel Vloerketel Radiatoren (staal) Radiatoren (gietijzer) Convectoren Tabel : gemiddelde waterinhoud
±0,1 à 0,5 ±0,2 à 1,5 ±8 à 16 ±5 à 10 ±0,3 à 2,5
iii. Bepaling voordruk expansievat installatie? Hoogte tussen expansievat en hoogste punt van de installatie/10 + 0,3 Voorbeeld : • Hoogte = 10 meter • Oplossing : 10/10 + 0,3 = 1,3 bar iv. Bepaling vuldruk installatie Hoogte tussen ketel en hoogste punt van de installatie/10 + 0,6 • Hoogte = 10 meter • Oplossing : 10/10 + 0,6 = 1,6 bar Praktische tips expansievat : 1. Een expansieventiel kan enkel correct gecontroleerd worden op voordruk indien deze afgekoppeld is van de installatie 2. Tussen de ketel en het expansievat mag er geen kraan geplaatst worden, het is echter wel aangeraden een “kapventiel” te plaatsen, dit is een klep die automatisch sluit als het expansievat afgekoppeld wordt.
b) Circulatiepomp Ook hier durft men in de renovatie al eens met de pet naar gooien, alhoewel ook de circulatiepomp verantwoordelijk is voor de werking, het comfort en het energieverbruik van de installaties, dus ook circulatiepomp moet bepaald worden. Hiernaast komt er ook nog een nieuwe richtlijn inzake het energieverbruik van de de ciruclatiepompen die van toepassing zal zijn vanaf 1/1/2013 . Bij de eigenschappen van een pomp zien we altijd 2 parameters voortdurend terugkeren, namelijk de opvoerhoogte en het debiet. Ook hier durven er al eens misverstanden opduiken, nl. opvoerhoogte heeft niets te maken met de hoogte van het gebouw maar heeft wel te maken met de weerstand van het CV circuit.. Een thermosifon installatie zal kunnen werken met een pomp met een lagere opvoerhoogte dan een moderne installatie van vandaag met collectoren en kunststofleidingen. Om een correcte circulatiepomp te selecteren zou men idealiter dus ook de weerstand van de bestaande installatie en de waterinhoud moeten weten. Zoals eerder aangehaald is dit uiteraard niet zo eenvoudig. Daarom bij deze twee vuistregels om snel de beide gegevens te bepalen:
13 | P a g e
1. Bepaling debiet : =
, Ă&#x2014; â&#x2C6;&#x2020;
a. Q : debiet in mÂł/u b. Pn : Nominaal vermogen in kW c. Î&#x201D;T: Temperatuursverschil ontwerp vertrek-terugvoer in K
2. Bepaling opvoerhoogte : = Ă&#x2014; Ă&#x2014; ( ) a. Hpo: opvoerhoogte in m b. R : weerstand per m bij maximaal debiet in Pa i. Standaardinstallaties = 50 Pa/m Ă 150 Pa/m ii. Installaties met lage weerstand (thermosifon) = 50 Pa/m iii. Installaties met hoge weerstand= 150 Pa/m c. I : lengte ongunstigste kring in m i. (Lengte * breedte * hoogte woning) * 2 d. Zf: toeslagfactor i. Gewone installatie : 2,2 ii. Installatie met mengventiel : 2,6 Systeem radiatoren Convectoren Warme lucht-batterij Vloerverwarming SWW bereiders Tabel : courante Î&#x201D;T
Î&#x201D;T 20 K 10 K 10 K 10 K 10 K
Nominaal vermogen Debiet in mÂł/u Debiet in mÂł/u in kW bij Î&#x201D;T 10 Î&#x201D;T 20 10 0,86 0,43 15 1,29 0,65 20 1,72 0,86 25 2,15 1,08 30 2,58 1,29 35 3,01 1,51 40 3,44 1,72 45 3,87 1,94 50 4,30 2,15 55 4,73 2,37 60 5,16 2,58 65 5,59 2,80 70 6,02 3,01 Tabel: debiet circulator i.f.v vermogen en Î&#x201D;T Praktische tips circulator â&#x20AC;˘
Wist je dat een electronisch gestuurde circulator to 75% minder elektrische energie kan verbruiken tegenover een niet elektronische pomp?
14 | P a g e
c) Automatische ontluchting Lucht in een waterinstallatie is een van de meest nefaste fenomenen die we kunnen tegenkomen, dit is verantwoordelijk voor corrosie in de installatie, een verminderd rendement en comfortproblemen, deze lucht moet uit de installatie gehaald worden. In de automatische ontluchting kunnen we twee grote categorieĂŤn onderscheiden: de snelontluchter en de microbelontluchter. De snelontluchters worden gebruikt op de hoogste punten van de installatie om de luchtophopingen te verwijderen. De microbelontluchters worden in de nabijheid van de ketel geplaatst, aangezien de hoogste temperaturen hier ontwikkeld worden zullen ook hier zich de meeste microbellen zich verzamelen. d) Vuilafscheiding Zeker bij bestaande installaties, is dit een punt van aandacht. Oudere installaties, die ooit nog gewerkt hebben met een open expansievat zijn zeer gevoelig aan vuilophoping. Met de bestaande ketel heeft dit nooit geen probleem opgeleverd aangezien dit ketels waren met zeer grote waterinhoud en grote waterpassages. De nieuwe ketels daarentegen, en zeker de wandtoestellen, hebben kleinere warmtewisselaars dus ook een kleinere waterinhoud, , waardoor de kans op verstopping, hierdoor een verlaagd irrigatiedebiet en uiteindelijk het barsten of lekken van de ketel reeĂŤl is. i. Waterbehandeling In veel gevallen is het aangewezen om de installatie voorafgaandelijk te reinigen. Voor optimale resultaten dient de volledige installatie compleet te kunnen worden leeggelaten. Wel altijd controleren of de ketelfabrikant het gebruik van chemicalieĂŤn toelaat. De aanbevolen concentratie in gebruik van de reinigingsprodukten is 0.5 %, ernstig vervuilde installaties kan de concentratie opgetrokken worden tot 2% Bij het reinigen van nieuwe systemen voorafgaand aan de ingebruikstelling, dient het produkt gedurende minimum 1 uur te circuleren bij de normale bedrijfstemperatuur. Om corrosieslib te verwijderen van bestaande installaties, laat het product circuleren onder normale werkingsomstandigheden van de installatie, continu of onderbroken tot 7 dagen. Dit tot de doorstroming door de installatie voldoende is hersteld. Laat het water af, liefst in warme toestand, en reinig met koud water minimaal tot het water helder is en het reinigingsprodukt uit de installatie is uitgespoeld. Na de reiniging kan er nog een beschermer toegevoegd worden om verdere corrosiebeschadiging en ketelsteenafzetting te voorkomen. ii. Vuilafscheiding Een vuilafscheider is een permanent deel van de installatie die continue de vaste vuildeeltjes opvangt en op regelmatige basis, tijdens het onderhoud bijvoorbeeld, dient afgelaten te worden. De vuilafscheider kan hierbij ook nog uitgerust worden met een magneet die die alle metaaldeeltjes, magnetiet, uit het water verwijderd. 15 | P a g e
e) Regeltechniek Een zeer belangrijk punt in de installatie is het regeltechnisch gedeelte. De regltechniek is deels verantwoordelijk voor het energetisch rendement van de installatie en heeft uiteraard ook invloed op het comfort voor de gebruiker. Regeltechniek in een CV installatie is een opleiding op zich, daarom beperken we ons hier tot een paar basisprincipes 1. Vertrek vanuit het principe dat een ketel enkel moet werken als er vraag is, géén ketels die op temperatuur blijven dus. 2. Gebruik met condenserende toestellen bij voorkeur een klimaatregeling. 3. Voorzie het hydraulisch inregelen van de installatie. 4. Een aantal fabrikanten hebben oplossingen om met behulp van servomotorgestuurde kranen, de installatie op te delen, ook voor bestaande installaties.
5. Stookolieopslag en leidingen a) Stookolieopslag Weliswaar niet zo gepercipieerd, maar de opslag van de brandstof is het grote voordeel van stookolieverwarming. Men kan brandstof aankopen en stockeren aan de beste voorwaarden, een extern distributienet heeft ook dan geen invloed op de werking van de installatie. Bij het vervangen van een ketel kan in offertefase dan ook toch is gekeken worden naar de staat van een reservoir. Reservoirs van 30 jaar en ouder, en zeker ingegraven reservoirs, is het toch best de vervanging van het reservoir te voorzien. Voor alle zekerheid kan er dan een dichtheidstest uitgevoerd worden. i. Procedure dichtheidsproef : verschildrukmeting/ultrasoon 1. Installatie stilleggen 2. Visuele controle leidingen en mangat 3. In de stookplaats aanvoer (en eventueel terugvoer) afsluiten 4. Eventuele peilmetingen afsluiten 5. Ventilatie afsluiten 6. Controle aanwezigheid water 7. Dichtheidsproef • Verschildrukproef : Onderdruk aan max.– 30kPa gedurende één uur, max toegelaten verlies = 4 mbar/10 minuten • Utrasoonmeting : geen minimum tijdsmeting ii. Keuze reservoirs Ingeval het vervangen van een reservoir kan men nog steeds bovengronds en ondergronds gaan. Het voordeel van een een ondergronds reservoir is dat er geen plaatsverlies is, rond of in de woning. Een bovengronds reservoir heeft dan weer het voordeel dat de periodieke controles beperkt zijn.
16 | P a g e
Praktische tips stookolie reservoir •
•
Opteer voor een “Optitank”. Deze reservoirs moeten voldoen aan een lastenboek opgesteld door Cedicol en moeten een procedure van kwaliteitscontrole kunnen voorleggen. Uw garantie voor een zorgeloze stockage.Ga naar www.optitank.be voor meer info. Volgens Premaz (studie uitgevoerd in de jaren ’90) bedraagt de kans dat een reservoir lekt mét milieuvervuiling amper 0,85%!
b) Stookolieleidingen Hoewel dit nog steeds toegelaten is, is de toepassing van 2-pijpssystemen niet aan te raden, omwille van de eenvoudige reden dat de terugvoerleiding niet zelden reden is van lekken met milieuschade tot gevolg. Dus beter een éénpijpssysteem toepassen samen met een ontgassingsfilter. Praktische tips stookolieleidingen : •
De staat van de stookolieleidingen kunnen makkelijk gedetecteerd worden op basis van een vacuümmeting: a. Waarde tussen -0,2 en -0,4 bar : ok b. Waarde tussen 0 en -0,2 bar : Geen stookolie meer of lek in de aanzuigleiding c. Waarde > 0,4 bar : Verstopping in de aanzuigleiding
Tabel : periodiciteit herhalingscontroles particuliere reservoirs Vlaanderen 1ste Periodieke keuring keuring Bovengronds reservoir < 5000 l (particulier)
Ja
Neen
Wallonië 1ste keuring
Periodieke keuring
Ja
Dubbelwandig of inkuiping : 10-jaarlijks Enkelwandig : 3-jaarlijks
5-jaarlijks met dichtheidsproef ingeval geen lekdetectie Ondergonds reservoir < 5000 l (particulier)
17 | P a g e
Ja
Dubbelwandig : 10-jaarlijks
Ja 5-jaarlijks visueel ingeval lekdetectie
Enkelwandig op basis leeftijd reservoir : 10 – 20 jaar : 10-jaarlijks 21 – 30 jaar : 5 jaarlijks > 30 jaar : 3-jaarlijks Altijd met dichtheidsproef
1ste keuring
Brussel Periodieke keuring
Tot 3000 liter : geen wetgeving Vanaf 3000 liter : zie milieuvergunning van klant.
6. Rookgasafvoer Dit aspect moet gecontroleerd worden bij het plaatsen van een nieuwe ketel, zowel in het geval van een LT ketel als een condensatietoestel. a) Bxx toestellen . Ook de LT ketels van nu werken met enorm lage rookgastemperaturen tegenover de oudere modellen. Deze types van ketels dus zonder nadenken aansluiten op de bestaande schoorsteen is vragen voor problemen, de bestaande schoorstenen zijn over het algemeen te groot, amper geĂŻsoleerd en zeker als we dan nog gaan werken met een kleiner vermogen van ketel is de kans op condensatievorming zeer reeĂŤl. i. Trekregelaar : voorzie altijd een trekregelaar en regel deze ook in. Met behulp van een verstelbaar gewicht afregelen op ongeveer 5 Pa. ii. Tubering van een schoorsteen : Voor stookolie moet het, maar ook voor de andere brandstoffen is het altijd aanbevolen om inox te gebruiken. Bij voorkeur dubbelzijdig. Vergeet onderaan ook geen afvoer voor de condensaten te voorzien, deze moeten via een reukafscheider aangesloten zijn op de riolering. iii. Uitmonding : veel ongemak en slechte werking heeft enkel te maken met de uitmonding van de schoorsteen. Indien de bestaande installatie regelmatig roetuitstoot heeft in de stookplaats, indien de ketel sterk vervuild is, of indien de start van de ketel luidruchtig is, is niet zelden de oorzaak te zoeken bij een uitmonding die af en toe of continue in overdruk is. De enige oplossing is de schoorsteen verhogen, naar een gesloten toestel gaan of een extractie plaatsen. b) Cxx toestellen C toestellen zijn over het ketels waarbij de rookgasafvoer in overdruk staat en/of die als een gesloten toestel kunnen aangesloten worden. Gezien het voordeel van comfort en de stabiliteit van de verbranding verdient dit dan ook de aanbeveling. Condenserende toestellen mogen aangesloten worden met een kunststof rookgasafvoer. De uitmonding mag zowel een muur- als dakdoorvoer zijn, de dakdoorvoer verdient echter de aanbeveling omwille van eventueel lawaaihinder en risico op vervuiling van de muur.
18 | P a g e
Praktische tips bij gebruik van een bestaande schoorsteen voor een C toestel : 1. Men kan een bestaande schoorsteen gebruiken voor een C toestel aan te sluiten. Wat beter niet gedaan wordt is het omhulsel van de bestaande schoorsteen gebruiken als luchtaanvoer, zelfs met een goede reiniging zal deze nooit volledig zuiver zijn en de branderventilator heeft dan risico om vuil op te zuigen. 2. Bij het gebruik van een bestaande schoorsteen , moet er op gelet worden dat er geen zak is in de leiding. Dus zoals de tekening hieronder, met een vast stuk :
7. Ventilatie stookplaatsen Ventilatie van een stookplaats is enorm belangrijk. In de eerste plaats voor de aanvoer van de verbrandingslucht. Indien deze aanvoer (lage verluchting) niet correct is er risico op roetvorming en pannes tot gevolg. De ventilatie van de stookplaats (hoge verluchting) heeft als doel de stookplaats te ventileren zodoende de ketel(electronica) beschermd wordt tegen te hoge stookplaatstemperaturen. Nieuwe stookplaatsen moeten aan de NBN B 61-001(≥70 kW) en NBN B 61-002(< 70 kW) voldoen. Voor bestaande stookplaatsen in Brussel en Wallonië zijn er jammer genoeg nog geen richtlijnen. Regio
Pn Definitie bestaand Regels < 70 kW < 18/5/2008 Vlaanderen Lage ventilatie 150 cm²/17,5 kW ≥ 70 kW < 15/12/1986 < 70 kW Wallonië < 29/5/2009 Moet nog bepaald worden ≥ 70 kW < 70 kW Brussel < 1/1/2011 Moet nog bepaald worden ≥ 70 kW Tabel : regels ventilatie bestaande stookplaatsen vloeibare brandstof
19 | P a g e
8. Administratie Het vervangen van een ketel houdt altijd een deel administratie in, er dient namelijk een keurings- of opleveringsattest opgemaakt te worden. Regio Vlaanderen Wallonië Brussel
Wanneer Vóór het indienst stellen van de ketel Maximum 15 dagen ná indienststelling Vóór het indienst stellen van de ketel
Installatie < 100 kW ≥ 100 kW < 400 kW ≥ 400 kW < 100 kW ≥ 100 kW
Wie Erkend technicus Erkend technicus Controleorganisatie Erkend verwarmingsinstallateur EPB verwarmingsadviseur
Tabel: wie mag wat keuren/opleveren. Wat er moet opgenomen worden in het keuringsverslag hangt af van de verschillende regio’s: Te controleren VL BSL WAL Goede en veilige staat installatie en ketel X X X Verbinding brander en ketel X X Controle brander en brandervermogen X X Openingen voor verbrandingscontrole X X X Rookgasemissies en rendement X X X Dimensioneringsnota X(1) X(1) Modulatie-eis X Trekvermogen schoorsteen X X X Controle schoorsteen en geschiktheid X X Ventilatie stookruimte X X X Dichtheid rookgasafvoer X X X Dichtheid luchtaanvoer X X X Thermische isolatie X Verdeling v/d installatie X Regelsysteem X Logboek X Handleidingen X X(2) X (1)Momenteel is de methode die hiervoor moet gebruikt worden nog niet beschikbaar. (2)De handleiding(en) moet(en) in het logboek opgenomen zijn.
Bronnen : • • •
20 | P a g e
Syllabus Cedicol WTCB Leden Cedicol