2006 - nr. 2

Page 1


VAN DE REDACTIE

VERGADEROPENING

INHOUDSOPGAVE

Sprekende cijfers Nee, ik wil het nu eens niet hebben over de cijfers van de kerkverlating. We weten het toch allemaal al: per jaar verlaten 60.000 mensen onze kerk. Ik wil het hebben over 60 miljoen (!) nieuwe christenen. Niet hier, maar in China. In de jaren ’60 van de vorige eeuw kon je het aantal christenen in China bij wijze van spreken met een telraam tellen. En nu zijn er in dit immense land 60.000.000 mensen voor wie het Evangelie de bron van leven is. Ds. W. van Laar, de secretaris van de Nederlandse Zendingsraad maakte in het Centraal Weekblad melding van de grote dingen die de Geest doet in China. Het is van veel belang dat we verder kijken dan ons kleine land. God zorgt er Zelf voor dat de lofzang gaande blijft. Als die hier verstomt, neemt China het over. Of Zuid-Amerika. Of Afrika. ‘Zodat de dank, U toegezonden, op aard nooit onderbroken wordt, maar steeds opnieuw door mensenmonden, gezongen en gesproken wordt’ (gezang 393). Wij verheugen ons over gemeentegroei elders in de wereld. Tegelijkertijd mogen we ons land niet teruggeven aan het heidendom. Het Evangelie is bij ons gebracht door zendelingen van overzee. Niet om onze armen erom heen te slaan en te denken: wat een zegen dat ik het heb. We kregen de schat om die uit de doeken te doen. Aan anderen, die God ook nodigt. Die verantwoordelijkheid is zwaar, maar we worden geholpen bij deze opdracht. Niet alleen door GZB en IZB. Allereerst door de Geest, Die voor ons uitgaat. Hij zorgt er ook voor dat we het volhouden, tegen de afbrokkeling in. Ook die kan Hij trouwens keren.

Van de redactie Sprekende cijfers

2

Vergaderopeningen De knecht des Heren (2) Een liefdevolle confrontatie

3 4

Preekschets Asielzoekers en evangelisten

5

Bezinning Geleid door de Geest?! Zending in Nederland of kerkelijke kustvaart?

7 9

Gastcolumn Zending: delen wat geschonken is

11

Zending Kinderen en thuiskomen

12

Evangelisatie Geloven in ‘iets’ – hoe reageren wij?

14

Materiaal Een voortreffelijk werk

16

We wensen u vanuit GZB en IZB veel geloof toe om door te gaan in de dienst van de zending.

MARJA BRAK

KADERBLAD VOOR KERKENRADEN, ZENDINGS- EN EVANGELISATIECOMMISSIES

Uitgave: Gereformeerde Zendingsbond (GZB) Postbus 28 3972 PP Driebergen Tel. 0343 512444 E-mail: info@gzb.org Internet: www.gzb.org Postbank rek.nr. 28016

IZB Joh. van Oldenbarneveltlaan 10 2818 HB Amersfoort Tel. 033 4611949 E-mail: secretariaat@izb.nl Internet: www.izb.nl Postbank rek.nr. 980980

Redactie: Mw. M.E. Brak (eindred.) Ds. W. Dekker Ds. S.J. van der Vlies

Foto’s: Topic (pag. 1), Wilma Timmer (pag. 5), GZB (pag. 7, 8, 12, 13), P. van den Heuvel (pag. 7, 9, 10, 14) Layout en opmaak: Hans van Eck Grafische Vormgeving, Boskoop Druk: De Bunschoter bv, Bunschoten Adreswijzigingen: Wijzigingen in adres of aantal bladen dienen aan het IZB-bureau te worden doorgegeven.

2

Transmissie WINTER 2006/2007

De knecht des Heren (2) In een vorig nummer van Transmissie bespraken we Jesaja’s eerste profetie over de knecht des Heren (Jes. 42:1-7). Daarin werd duidelijk dat met deze knecht de Messias wordt bedoeld. Deze bijdrage gaat over de tweede profetie van deze Knecht. Hierin komt opnieuw tot uiting dat het werk van de komende Messias wereldwijd zal zijn. Het verschil met de eerste profetie is, dat daar gesproken wordt over de Knecht des Heren, terwijl in deze profetie de Knecht zelf sprekend wordt ingevoerd. Evenals in de eerste profetie is de boodschap van de Knecht hoofdzakelijk gericht tot de heidenen. Hij maakt hen duidelijk wat Zijn opdracht is en wat het effect daarvan zal zijn. Reeds voor Zijn geboorte is Hij door God tot deze opdracht geroepen. Vandaar dat Zijn naam reeds voor Zijn geboorte vast stond en bekend gemaakt werd (Mat. 1:21; Luk. 1:31). Scherpe woorden In vers 2 wordt zinnebeeldig gezegd hoe Zijn boodschap overkomt. Zijn woorden worden vergeleken met een zwaard en een scherpe pijl. Deze woorden beogen mensen tot bekering te brengen. Maar omdat de regels van Gods Koninkrijk zo afwijkend en afwijzend zijn ten opzichte van menselijke opvattingen, veroorzaken ze een pijn zoals die ten gevolge van wonden door zwaard en pijl. De woorden ‘onder de schaduw van Zijn hand en in Zijn pijlkoker verborgen’ kunnen opgevat worden als aanduidingen van Gods bescherming voor zijn Knecht. Zijn scherpe woorden lokken bij zijn hoorders misschien gewelddadige acties uit. Dat de woorden van de Knecht soms inderdaad scherp zijn, zien we tijdens het optreden van Jezus. De harde woorden tot Farizeeën en schriftgeleerden (Mat. 15:1-12, Mat. 23) en soms ook tot Zijn discipelen troffen hen vaak heel pijnlijk (Joh. 6:60, 66) en veroorzaakten vaak agressie (Mar. 3:6; Luk. 4:29; Joh. 8:59).

Transmissie WINTER 2006/2007

In vers 3 wordt de Knecht Israël genoemd. Dat is minder vreemd dan het lijkt. Israël als volk had ook de opdracht om de heidenen in te lichten over Gods heil (zie o.a. Deut. 28:10 ; Ps. 67:3-6 ; Ps. 96:3,10). Dat is er echter nauwelijks van gekomen. Daarom wordt hier de Knecht des Heren aangewezen als vertegenwoordiger van Israël om deze opdracht alsnog te vervullen. Zo wordt Hij hier getekend als plaatsvervanger van het volk evenals in Jesaja 53, maar nu in een andere betekenis. Omdat Hij wel Gods opdracht zal vervullen, zal God verheerlijkt worden. Teleurstelling en bemoediging In de verzen 4 en 5 beklaagt de knecht zich bij God over het gebrek aan resultaat van Zijn prediking. Zijn werk voor Israël lijkt tevergeefs. Opeens gaat het hier weer over Israël, terwijl de aanspraak in vers 1 gericht was tot de volkeren. Dit is niet ongebruikelijk in Hebreeuws proza. Eerst wordt er iets beweerd en later volgt pas de verklaring. De reden dat de Knecht zich in vers 1

PIET DEN BREEJEN

JESAJA 49:1-7

tot de heidenen richt, wordt in deze verzen toegelicht. Hier wordt voorzegd wat Paulus later bespreekt in Romeinen 11, namelijk dat de verwerping van het evangelie door Israël tot heil van de heidenen is. De teleurstelling over deze verwerping wordt ook door Paulus diep gevoeld en is door Jezus zelf verschillende malen verwoord (Mat. 23:37; Mar. 3:5; Luk. 19:41-44). Het feit dat Israël de boodschap van de Knecht verwerpt, komt niet in mindering op Zijn relatie met God. Dat blijkt wel uit de laatste regels van de verzen 4 en 5. Het is zelfs zo dat in vers 6 de opdracht van de Knecht des Heren enorm wordt verbreed. Niet alleen aan Israël zal Gods heil verkondigd worden, maar het zal reiken tot de einden der aarde. De Here stelt Zijn Knecht tot een licht voor de volken. In de lofzang van Simeon wordt terug gegrepen op deze profetie (Luk. 2:29-32). Aan die verlichting wordt via zending en evangelisatie nog steeds gewerkt. Vers 7 vormt een overgang naar het volgende gedeelte van hoofdstuk 49. Daar wordt gesproken over het herstel van Israël. Ook daarbij speelt de Knecht des Heren een rol, maar Hij is nu niet langer zelf aan het woord. De Here neemt het woord over om het volk te troosten dat in ballingschap is. DRS. P. DEN BREEJEN IS OUDERLING IN DE HERVORMDE GEMEENTE GIESSENDAM NEDER-HARDINXVELD

V E RW E R K I N G 1. Ook uit dit gedeelte blijkt, dat Gods heil in de eerste plaats voor Israël was bestemd. Heeft ons dit iets te zeggen over evangelieverkondiging onder het huidige Israël? 2. De aangehaalde evangelieteksten willen laten zien, dat Jezus deze profetie vervulde. Zou dit een argument kunnen zijn om Joden duidelijk te maken dat Jezus hun beloofde Messias is?

3


VERGADEROPENING

PREEKSCHETS

Een liefdevolle confrontatie De preek van Paulus op de Areopagus is op heel veel verschillende manieren uitgelegd. De één vindt Paulus te kritisch, de ander te meegaand. De één vindt hem vriendelijk en geduldig, de ander scherp en confronterend. Weer een ander vindt hem te ironisch, de ander irenisch. Het kan nogal uitmaken waar je de accenten legt. Zeker in de ontmoeting met mensen die niet zo veel met de kerk en het christelijk geloof hebben. Welke houding neem je dan aan? Zoek je vooral de raakpunten of de confrontatie? Dialoog of getuigenis? Twee kanten Paulus zoekt aansluiting en tegelijkertijd daagt hij uit, lokt mensen uit hun tent, prikkelt en roept reactie op. De kunst is om het met Paulus in die spanning uit te houden. Dat Paulus het conflict niet uit de weg gaat, blijkt uit het feit dat hij op de vlucht is. Zijn boodschap maakt heel wat los en uit veiligheidsoverwegingen is hij door vrienden onder escorte naar Athene gebracht. Paulus is – net als zijn leermeester Jezus - niet een conformerend en assimilerend type. Hij raakt ook hevig verontwaardigd bij het zien van alle afgoden. De miskenning van het eerste gebod maakt heel wat emoties bij hem los. Deense cartoons en uitspraken van de paus hebben wereldwijd onder moslims soortgelijke reacties opgeroepen. Wij zijn niet zo snel meer verontwaardigd. Paulus daarentegen reageert gekrenkt, geïrriteerd, verontwaardigd. Niet verbitteren Toch hebben de emoties bij Paulus niet het laatste woord. Opvallend is dat het Griekse woord voor ‘verontwaardiging’ dat hier wordt gebruikt nog één keer in de Bijbel te vinden is: in het lied van Paulus over de liefde. ‘De liefde is lankmoedig en goedertieren... De liefde wordt niet verbitterd’ (1 Kor.13:5). In het Grieks hetzelfde woord. Werd Paulus dan in Athene wel verbitterd? Is zijn lied op de liefde ook voor hem te hoog gestemd?

4

Natuurlijk, Paulus is ook maar een mens. Maar toch: misschien heeft hij deze woorden juist tegen zichzelf gezegd bij het zien van al die afgoden: ‘De liefde laat zich niet verbitteren, Paulus. Je mag verontwaardigd zijn, geschokt en geïrriteerd, maar laat je niet verbitteren. Laat het zich niet invreten. Vergeet de liefde niet’. Wat bewoog hem anders om het gesprek aan te gaan met de mensen op de markt. Zonder die liefde zou je het niet lang volhouden, cynisch en hard worden. Paulus zoekt de ontmoeting (letterlijk: de dialoog). Eerst met geestverwanten, maar vervolgens trekt hij de kringen wijder: godvereerders en ten slotte wie hij maar aantreft op de markt (vs.17). Het doel Naast de liefde is het ook een doel van God dat Paulus motiveert het gesprek te zoeken. God heeft sinds de schepping een doel, namelijk ‘dat mensen Hem zouden zoeken en al tastend zouden vinden’ (27). Achter alle idolen en onrust van de Atheners peilt Paulus een diep verlangen naar de ware God. Door goed te kijken en te luisteren komt hij deze roep om God op het spoor. En God wil zich laten vinden, al tastend, tastbaar. Want tasten heeft in de Bijbel altijd met aanraken, betasten te maken (Luk. 24:39; 1 Joh. 1:1). En waar is God tastbaarder dan in Jezus Christus?

MARTIJN VAN LAAR HANDELINGEN 17:15-33

Om deze God binnen te brengen in de belevingswereld van mensen is Paulus bereid in ieders taal te spreken. Zo gebruikt hij ten overstaan van de filosofen in Athene een heel ander, veel filosofischer idioom dan in de gesprekken met de Joden in Tessalonica en Berea. Een ieder kan zo het evangelie horen in zijn en haar eigen taal. Paulus werpt geen onnodige barrières op. Toch volgt er op de Areopagus ook een confrontatie. In het licht van Jezus kan Paulus de hele Griekse filosofische traditie en wijsheid ‘tijden van onwetendheid’ noemen. Dat zal door de filosofen niet zijn gewaardeerd! En als Paulus dan ook nog spreekt over Gods oordeel en over de opstanding, dan roept dat reacties op: spot, onverschilligheid of geloof. Confrontatie God is op zoek naar mensen. Hij spreekt onze taal, wordt Zelf mens. Maar dan volgt ook de confrontatie. Vroeg of laat – en soms moet je misschien eerst een hele weg met mensen zijn gegaan – is er ook altijd iets confronterends in het missionaire gesprek. Dan treedt Jezus zelf als derde gesprekspartner binnen. Dan volgt als het goed is de confrontatie: niet met onze eigen wijsheid of overtuigingskracht, of met onze eigen verontwaardiging en emoties, maar met Jezus. Daar hebben we Gods liefde bij nodig. Dan moeten we ons ook zelf liefdevol door God laten confronteren! DRS. W.M. VAN LAAR IS MISSIONAIR WERKER IN ROTTERDAM-DELFSHAVEN

V E RW E R K I N G 1. Wat spreekt u meer aan: het zoeken naar raakpunten of de confrontatie? Kunt u dat toelichten? 2. Jezus die als derde gesprekspartner liefdevol confronterend binnentreedt in het gesprek. Hebt u daar ervaringen mee of ideeën bij?

Transmissie WINTER 2006/2007

Asielzoekers en evangelisten

ROELOF DE WIT

Het bijbelboek Handelingen beschrijft de gang van het Evangelie, van Jeruzalem naar Rome. Het komt midden in de wereld terecht. Dat blijkt overigens niet zonder slag of stoot te gebeuren. Het komt tot een confrontatie met de Grieks-Romeinse cultuur van die dagen. De gemeente leeft niet in een stormvrije zone. Toch vindt het Woord zijn weg. Het blijkt onweerstaanbaar te zijn en gaat rusteloos de eeuwen voort, wat mensen ook verzinnen (gezang 305).

HANDELINGEN 11:19-26 (KERN: VERS 20) De thematiek van voortgang en vervolging staat ook centraal in Handelingen 11. Het blijkt een cruciaal gedeelte te zijn, waar een aantal wissels om gaat. Het begint met vervolging (vers 19). De gemeente wordt vanwege de verdrukking verstrooid en komt in de diaspora terecht. De gelovigen moeten vluchten voor hun leven, ze komen soms vele honderden kilometers verder terecht. Ze worden uit elkaar geslagen. Huis en haard moeten ze verlaten. De gemeente is als een paardebloem: door de harde wind als pluisjes uiteengewaaierd. Overal komen ze terecht. Wat zal dat brengen? Is er nog toekomst? Het lijkt het einde te zijn voor de nog jonge gemeente. Sommige vluchtelingen belanden in Antiochië. Een enorme stad, na Rome en Alexandrië de grootste in het Romeinse Rijk. Een smeltkroes van rassen en religies. Met zijn theaters, stadions en badhuizen, met de verlokking van brood en spelen. Met alle grandeur en misère die een grote stad heeft. Een stad waarin je gemakkelijk ten onder gaat. Want hoe gaat dat? Er is

Transmissie WINTER 2006/2007

van alles wat je aandacht vraagt. Je kunt je er verloren voelen, een eenling. Wijst de praktijk vaak niet uit dat de band met de gemeente dan losser wordt? Hoe belangrijk is het in zo’n situatie dat er een gemeente is die je opvangt! Je kunt eenvoudigweg niet zonder elkaar, je hebt elkaar dan hard nodig. Geen isolement Er dreigt in zo’n situatie dubbel gevaar: niet alleen van buiten (verdrukking, vervolging), maar ook van binnen (gefocust raken op de moeilijke omstandigheden). Een kerk die in een minderheidspositie terecht komt, raakt gemakkelijk naar binnen gekeerd. Bezig met zichzelf en met de vraag: hoe zullen we overleven? Het verrassende is dat dit hier niet gebeurt. De gevluchte gelovigen spreken het Woord tot de Joden (vers 19). Ongetwijfeld zullen ze elkaar opgezocht hebben en met elkaar de Schriften bestudeerd hebben. Maar daar is het gelukkig niet bij gebleven. Ze trekken erop uit en richten zich ook tot hun volksgenoten. Dat zal wel

betekend hebben dat ze de synagoge opzochten. In Antiochië leefde destijds een aanzienlijke Joodse gemeenschap. Alleen tot de Joden. Waarom is dat? Niet omdat het Evangelie alleen voor de Joden is. Het heeft te maken met het feit dat de evangelieverkondiging vanaf het allereerste begin plaats vond binnen de grenzen van de Joodse cultuur. De eerste generatie christenen bestond uit Messiasbelijdende Joden. De eerste generatie evangelisten en zendelingen bestond eveneens uit Joden. En het had weinig gescheeld of het zou in de volgende generaties ook zo gebleven zijn. Wilde je je aansluiten bij de christenen, dan betekende dat tegelijk ook dat je Jood werd, in ieder geval: besneden werd, voortaan de sabbat zou onderhouden, evenals de spijswetten, reinheidswetten en wat Mozes verder allemaal in de torah beschreven had. Het heeft heel wat voeten in de aarde gehad voordat dit veranderde. Paulus heeft er later de handen vol aan.

5


PREEKSCHETS

Ook de Griek Maar dan gebeurt er iets: er zijn in Antiochië ook gelovigen, die afkomstig zijn uit Cyprus en Cyrene, en tegen alle gewoonten en gebruiken in richten zij zich tot de heidense inwoners van de stad (vers 20). Zij ‘evangeliseren de Here Jezus’, of, zoals je het ook kunt weergeven: zij verkondigen ‘Jezus is Heer!’ Wat hier gebeurt is opmerkelijk. Het betekende een breuk met de tot dan toe gevolgde lijn. Het heil van Israëls God gaat de perken te buiten: ook de heidenen horen het Evangelie. Het blijft niet beperkt tot de Joden. In Handelingen 2 heeft de Geest daar al een begin mee gemaakt, toen allen het Woord van God in hun eigen taal hoorden. Daar waren het nog Jodengenoten. Nu zijn het ‘hellenisten’, heidenen. Die openheid ontstaat niet vanzelf. Het heeft de Geest de nodige moeite gekost om Petrus hiervoor in te winnen (Hand.10). Dat in Christus ‘de tussenmuur, die scheiding maakte, is weggebroken’ (Ef.2:14) blijkt in de praktijk te stuiten op onbegrip en zelfs weerstand. Jood en heiden kunnen nu samen aan één tafel. Diezelfde Petrus zal er door Paulus later nog weer aan herinnerd moeten worden (Gal.2:11 vv.). De openheid is er principieel al wel, maar het zal nog heel wat voeten in de aarde hebben voor het ook praktijk is. Pas in hoofdstuk15 zal daarover door de apostelen een besluit worden genomen. Kurios Maar nu zijn daar die vluchtelingen, asielzoekers en een paar zwarten uit Noord-Afrika. In een poging het vege lijf te redden zijn ze gevlucht en in Antiochië terecht gekomen, waar zij het evangelie verkondigen. Aan de Grieken. Terwijl de vervolgde en verdrukte apostelen naar de synagoge gaan, richten zij zich tot de bewoners die doordrenkt zijn van de hellenistische cultuur. Hun belijdenis is niet: Jezus is de Messias – dat is de verkondiging aan de Joden. Hun belijdenis is: Jezus is Heer (Kurios). Dat betekent aansluiting, maar tegelijk

6

BEZINNING

ook confrontatie met de cultuur van die dagen. De keizer liet zich vereren en aanbidden als kurios. Er waren tal van goden, die aanspraak maakten op de kurios-titel. Met hun belijdenis ‘Jezus is Heer’ zeggen de gelovigen: voor ons is er maar Eén. Hem volgen wij, Hem dienen wij. Hij is onze Heer en Meester. Hij heeft het voor het zeggen in ons leven. Hij is maar niet één van de velen, naast al die anderen zoals kurios Serapis en kurios Osiris – goden die ook in Antiochië vereerd werden. Nee, Hij alleen is het. Het meest opmerkelijke is wel dat gewone mensen hier het voortouw nemen. Onbekende mannen uit Cyprus en Cyrene. Dat het Evangelie zich verspreidt door deze immense stad is niet het werk geweest van de apostelen, of van hun zendingsstrategie, maar gebeurt dankzij het spontane optreden van mensen van wie we de namen niet eens kennen. Onder omstandigheden die onvoorzien waren. Het gaat door vervolging heen. Ontheemde vluchtelingen zoeken asiel in de grote stad. Weerloos zijn ze, aangewezen op hulp van anderen. Zij worden evangelisten in de grote stad. Groei Het blijft niet zonder gevolgen: ‘Een groot aantal kwam tot geloof en bekeerde zich tot de Here’ (vers 21). De gemeente groeide, tegen de verdrukking in. Omdat deze gewone mensen de Naam van hun Heiland hoog hielden, temidden van de vele goden en heidenen in die stad. Velen bekeerden zich tot de Here. Er staat niet dat zij overgingen tot het Jodendom. Dat is minder vanzelfsprekend dan het klinkt. Het betekende een breuk met het proselitisme, dat feitelijk zei: kom ga met ons en doe als wij! Van niet-joden wordt niet langer gevraagd of zij zich laten besnijden. Je kunt met al je gebruiken (‘zo-zijn-onze-manieren’), hoe goed ze ook zijn, ook een belemmering zijn voor mensen om tot Jezus te komen. Hoe komt het dat velen zich bekeren? Wat is het geheim van deze asielzoekers-

Geleid door de Geest?!

-evangelisten? ‘De hand des Heren was met hen’ (vers 21). Zij kunnen zichzelf niet op de borst kloppen vanwege de groei. De Here steunde hen bij deze taak (NBV). Dat maakt bescheiden én bewaart voor krampachtigheid. Praktische toepassing Er valt voor ons veel te leren van de christenen in Antiochië. Hoe zij volharden, temidden van vervolging. Hoe zij in al hun eenvoud de Naam van Jezus hooghouden in een multiculturele samenleving. Hoe zij, levend in een minderheidssituatie, niet het ‘veilige’ isolement kiezen, maar er op uit trekken. Hoe zij leven met Christus, en met Hem in verband gebracht worden - het levert hun een nieuwe naam op (vers 26). Hoe zij leven met het Woord. Dat is alles wat zij hebben: het Evangelie, in al zijn weerbarstigheid. Daar vertrouwen zij op. Er zijn tal van overeenkomsten. Er is ook een verschil: wij leven in een postchristelijke cultuur. Velen hebben het Evangelie gehoord, maar hebben zich ervan afgekeerd. Dat maakt het er niet makkelijker op. Misschien zal de kerk wel nieuwe vormen (moeten) aannemen. Als het ‘zo-zijn-onze-manieren’ een belemmering vormt om tot Christus te komen, gaat het nog te veel om de eigen kring alleen. Het zal meer en meer aankomen op volharding en op levensstijl als evangelisatievorm. Maar bovenal om vertrouwen op God, wiens onweerstaanbaar Woord nog altijd rusteloos de eeuwen voort drijft. Van Hem is onze verwachting, meer dan van onze methoden. Dat dit een zaak is van de hele gemeente, en niet alleen van kerkenraad en evangelisatiecommissie zal duidelijk zijn.

Graag wil ik vanuit mijn ervaring in Chili een thema aan de orde stellen, dat mij hoe langer hoe meer bezighoudt: het werk en de leiding van de Heilige Geest. Ongetwijfeld speelt het feit dat ik als docent in een pinkstersetting werkzaam ben een belangrijke rol bij het kiezen van dit thema. En ook dat wij verbonden zijn aan een presbyteriaanse gemeente, die in toenemende mate openstaat voor het werk van de Heilige Geest. Ik hoop dat deze bijdrage vanuit Chili mag dienen tot bezinning en onderling gesprek. GERRIT VREUGDENHIL Om maar met de deur in huis te vallen: de woorden van Paulus in Romeinen 8:14 zijn voor mijzelf erg belangrijk geworden. Paulus benadrukt hier, dat een van de eigenschappen van de kinderen van God is dat zij geleid worden door de Heilige Geest. Zij leiden dus niet zichzelf, maar laten zich leiden door de Geest (Ps. 95:5, ber.). Hij neemt hen bij de hand. Voor de gelovige komt het erop aan, dat toe te laten. Het geleid worden door de Geest heeft om zo te zeggen een prijskaartje: het afstand doen van wat je zelf graag wilt. Leiding In feite gaat het om wat Jezus bad: ‘Niet mijn wil maar Uw wil geschiede’ (Mat. 26:39,42; zie ook 6:10). De apostel Paulus is daar zelf een levend voorbeeld van geweest. Als dienstknecht

DS. R.F. DE WIT IS PREDIKANT TE VRIEZENVEEN EN BESTUURSLID VAN DE IZB

van Christus was hij geheel en al afhankelijk van de leiding van de Geest. We zien dat heel treffend in Handelingen 16. Paulus wilde bepaalde gemeenten bezoeken, maar de Heilige Geest stond hem dat niet toe (16:6,7). Vervolgens leidt de Geest hem naar Troas, en vandaar – door middel van een visioen – naar de stad Filippi aan de overkant. Paulus liet zich leiden. Hij stond helemaal ter beschikking van God. Wie zijn brieven leest, komt ervan onder de indruk hoezeer zijn denken doordrongen is van de Geest. Steeds weer bepaalt hij ons bij de centrale plaats die de Heilige Geest in het leven van de gelovige inneemt. God heeft Zijn Heilige Geest aan ons gegeven (1 Kor. 2:12; 1 Tes. 4:8), als onderpand (2 Kor. 5:5). Het is de Heilige Geest die ons heiligt (1 Kor. 6:11), die ons doet roepen: ‘Abba, Vader!’ (Gal. 4:6). Het is de Geest die ons levende brieven van Christus laat zijn (2 Kor. 3:3). Ons lichaam is een tempel van de Heilige Geest (1 Kor. 6:19). Elke gelovige die de Heere Jezus Christus heeft leren kennen, heeft ook de Geest ontvangen. Niemand kan immers zeggen: ‘Jezus is Heere dan door de Heilige Geest’ (1 Kor. 12:3). Prioriteit Voor Paulus is het van belang, dat de gelovigen die de Geest hebben ontvangen, ook geleid worden door die

Transmissie WINTER 2006/2007

Transmissie WINTER 2006/2007

Want zovelen als er door de Geest van God geleid worden, die zijn kinderen van God. ROMEINEN 8:14 Geest. En dat is blijkbaar niet vanzelfsprekend het geval. Voor de apostel luistert dit nauw. Het is immers mogelijk om de Geest te bedroeven (Ef. 4:30), de Geest uit te doven (1 Tes. 5:19) of zelfs te weerstaan (Hand. 7:51). Het is voor de gelovige belangrijk dat hij gevoelig is voor en afhankelijk van de leiding van de Heilige Geest. Paulus noemt dat een leven door de Geest, een wandelen in de Geest (Gal. 5:25). Of in de woorden van Romeinen 8:14: een geleid worden door de Geest. Hoe ziet dat er dan concreet uit? Kunnen wij zeggen dat wij geleid worden door Geest? Ik wil graag vanuit de ervaring die we hier in Chili hebben opgedaan, in alle bescheidenheid, laten zien hoe de leiding van de Geest gestalte kan krijgen in persoonlijk en kerkelijk leven. Op ons persoonlijk komt de vraag af waar onze prioriteit ligt. De leiding van de Geest heeft alles te maken met zoeken naar wat de wil van God is

7


BEZINNING

ZENDING WIM DEKKER

Ds. Vreugdenhil in Chili

(Mat. 7:21). Dat is een leven waarin de eigen wensen en verlangens op de tweede plaats staan. Zijn we daartoe bereid? Het zoeken naar de wil van God, in afhankelijkheid van de Geest, betekent bijvoorbeeld dat je bidt voor mensen die je gaat ontmoeten. En dan kan het gebeuren dat de Heere God je bepaalt bij een Bijbeltekst. Als je dan later met die persoon spreekt, dan blijkt dat die tekst een antwoord is op een vraag of licht geeft over een beslissing. Een leven in afhankelijkheid van de Geest betekent ook dat je in de beslissingen die je neemt, je steeds afvraagt wat God van je wil. Beslissingen die te maken hebben met de toekomst, met het werk, met ontmoetingen, met de kinderen. Je geeft als het ware het roer van je leven uit handen. Je stemt voortdurend af op de golflengte van God. Dan is de Geest piloot in ons leven en geen co-piloot. Ik denk dat we met minder niet toe kunnen. Al onze beslissingen, keuzes en wensen zijn dan alleen relevant voor het Koninkrijk van God, als ze geheiligd, gereinigd zijn door de Geest van God. Dan is het eigenbelang eruit. Dat is een pijnlijk maar noodzakelijk proces van een sterven aan jezelf.

8

God spreekt Vanuit het geleid worden door de Geest komt de zending van de kerk en van de christelijke gemeente in een ander licht te staan. Niet de eigen projecten dienen uitgangspunt te zijn, maar het project, het plan van God. Vaak bidden wij of God onze plannen en projecten wil zegenen in plaats van dat we bidden of Hij ons wil betrekken bij wat Hij aan het doen is. Bidden lijkt mij daarom een van de meest essentiële activiteiten waarop het in gemeente zijn aankomt. Een gemeente die bidt, is een gemeente die zoekt naar de wil van God. Daarin komen het gebed en het geleid worden door de Geest samen.

In onze gemeente in Santiago hebben we een team van drie predikanten. Elke week komen we samen. We bidden en zoeken naar wat de wil van God is. Missionaire activiteiten, het opzetten van kringwerk, plannen en organiseren, kortom: alles wat met het reilen en zeilen van de gemeente te maken heeft, leggen we in gebed aan God voor en we vragen de gemeente er ook concreet voor te bidden. Pas als er bevestiging is vanuit de gemeente en onder ons unanimiteit, gaan we over tot actie. We geloven namelijk dat de Heere God spreekt. En dat Hij door de Bijbel, gebed, omstandigheden en de gemeente spreekt. We hebben ontdekt dat God altijd in stereo spreekt. Zo groeit de overtuiging, en de Heere bevestigt het ook gaandeweg, dat we op de goede weg zijn, dat is: dat we Zijn wil doen. In dit alles is de afhankelijkheid van leiding van de Heilige Geest onmisbaar. Ik zie als een van de kerntaken van de kerkenraad het gebed en daarin het zoeken naar en onderkennen wat de wil van God voor de gemeente is. Alleen zo kun je geestelijk leiding geven aan de gemeente. Al het andere werk valt dan op zijn juiste plaats of vloeit er vanzelf uit voort.

Van 1983-1991 was ik predikant in Rotterdam-Delfshaven. De gemeente vergrijsde, de bevolkingssamenstelling van dit stadsdeel veranderde sterk. Ik was er gekomen als jong predikant om iets op te bouwen, maar na verloop van tijd dacht ik: zo moet het niet. Je moet niet denken, dat je de bestaande kerk hier in de stad nog weer nieuw leven in kunt blazen. Er moet iets heel anders gebeuren. Misschien zouden enthousiaste, creatieve jonge mensen door de landelijke kerk uitgezonden moeten worden naar de stad om daar helemaal van voren af aan te beginnen, zo dacht ik. Mensen wonen er genoeg, maar stel dat ze belangstelling krijgen voor het Evangelie, dan zullen ze zich nooit meer aansluiten bij een vergrijsde gemeente met stijl en vormen, die voor mensen van vandaag volstrekt Moeten we voor iedereen een eigen kerkje beginnen?

DS. G.C. VREUGDENHIL IS ZENDINGSWERKER VAN DE GZB IN SANTIAGO, CHILI E-MAIL: CORGERVR@YAGOO.ES

V E RW E R K I N G 1. Wat betekent het te zeggen dat de Heilige Geest geen co-piloot maar piloot dient te zijn in ons leven? Hoe komt dat tot uiting? Wat is het prijskaartje? 2. In hoeverre is er in een leven door de Geest ruimte voor eigen wil en plannen? 3. Hoe kunnen we als kerkenraad onze afhankelijkheid van de Heilige Geest concreet invullen?

Transmissie WINTER 2006/2007

Transmissie WINTER 2006/2007

Zending in Nederland of kerkelijke kustvaart? onherkenbaar zijn. Dat was een eerste diep ingrijpende ervaring. Nieuwe gemeente Daar kwam een andere ervaring bij. Nadat ik daar een tijdje predikant was, kwamen er toch weer nieuwe jonge mensen bij. Vogels van diverse pluimage. Vaak afkomstig uit dorpen, waar ze een degelijke kerkelijke opvoeding hadden gekregen, nu een nieuwe weg zoekend in de stad. Soms ook met een heel andere achtergrond. Ze zochten naar meer vormen van gemeenschap en zo herinner ik me een prachtige Hemelvaartsdag, waarop we met z’n allen gingen fietsen. Met z’n allen, dat wil zeggen: met veel jongeren en enkele ouderen, die allen heel sterk gemotiveerd waren om elkaar te dienen als leden van Christus en toekomstgericht te denken. Op een gegeven moment ging iedereen aan de kant van de weg zitten en er werden een paar gitaren voor de dag gehaald. Toen er even later zo informeel en eendrachtig gezongen werd, kreeg ik een bijna mystieke ervaring: hier is de nieuwe gemeente van de stad. Stop met vergaderen (waar ik toen zeker de helft van mijn tijd aan besteedde). Laat alle oude structuren van een stervende kerk los en begin nu iets heel nieuws met deze mensen. Vandaag zijn het er veertig. Maar als je hiermee start, kunnen het er volgend jaar honderdenveertig zijn en misschien over vijf jaar wel vierhonderd. Ik heb het niet gedaan vanwege een soort hondentrouw aan de oude vaderlandse kerk, die toen nog bestond en omdat ik nooit zou kunnen leven met het etiket:

scheurmaker. Uiteindelijk is het voor de gemeente in Rotterdam-Delfshaven beter geweest, dat ik het niet gedaan heb, want de gemeente is geleidelijk uitgegroeid tot een studentengemeente voor een groot deel van de stad en een belangrijke uitvalsbasis voor missionair werk, dankzij de steun van landelijke organen. Netwerken Nu werk ik al weer een tijd bij de IZB en volg zo goed mogelijk de discussie binnen en buiten de Protestantse Kerk in Nederland over zending in Nederland en ik zie een omslag. Ik stimuleer die omslag ook. Waaruit bestaat die omslag? Ik heb geprobeerd die in de titel boven deze bijdrage samen te vatten. Het is de omslag van evangelisatie als kerkelijke kustvaart naar zending in Nederland. In het verleden betekende evangelisatiewerk vooral, dat vanuit een kerkelijke gemeente geprobeerd werd de afgedwaalden, degenen die een eindje van de kust af in zee dobberden, terug te halen naar het veilige strand, de kerk. Hier en daar gebeurt dat nog en het hoeft wat mij betreft ook nooit op te houden. Maar strategisch gezien is het een achterhaalde zaak. In de eerste plaats zijn er intussen meer mensen buiten de kerk dan binnen de kerk en zijn de meeste mensen niet afgedwaald, maar nooit bij de kerk betrokken geweest. In de tweede plaats is de doorsnee kerk niet een instelling die mensen boeit. Misschien boeien hen wel mensen, die iets met het geloof willen, misschien boeit hen ook het Evangelie,

9


ZENDING

GASTCOLUMN

HANS-GEORG FILKER

hebben alleen kunnen overleven en zullen alleen kunnen overleven wanneer ze zich scherp profileren. Delfshaven is intussen een evangelisch-gereformeerde gemeente met bijzondere aandacht voor jonge, hoger opgeleide mensen. Wanneer deze gemeente nog steeds een traditionele wijkgemeente was, had ze al lang opgehouden te bestaan. Maar de trend is in alle verstedelijkte gebieden hetzelfde en de dorpen volgen. Hier moeten we niet dwars gaan liggen, maar hier liggen de kansen voor de kerk in de toekomst.

maar dat je dan vervolgens op zondagochtend op een harde kerkbank zou moeten gaan zitten staat mijlenver van hen af. Wij moeten dus nog heel iets anders gaan doen dan evangeliseren en proberen mensen bij de kerk terug te krijgen. We moeten als het ware helemaal opnieuw beginnen, zoals zendelingen. Onze doelgroep is dan niet zozeer onze stad of ons dorp, maar ons netwerk van contacten. Uit allerlei onderzoek blijkt, dat voor mensen vandaag hun netwerkcontacten veel belangrijker zijn dan buren of stadgenoten. Daarnaast is het wellicht ook goed wanneer jonge mensen als zendeling worden uitgezonden in eigen land om in een buurt contacten op te bouwen en zo een gemeente te stichten. Profileren Is er dan helemaal geen hoop meer voor de traditionele kerken? Dat zal hier en daar zeker nog het geval zijn. Laat men daar vooral ook hard aan blijven werken. Maar dan moet men wel inspelen op een nieuwe trend. Mensen niet min of meer dwingen in de eigen wijkgemeente naar de kerk te gaan, omdat dat zo hoort. Gemeenten zullen zich juist meer moeten profileren, een grote verscheidenheid aan moeten bieden. Om nog even op de bovenstaande ervaringen uit Rotterdam terug te komen: wat ik toen intuïtief aanvoelde moet nu gestalte gaan krijgen. Er moeten zendingswerkers worden uitgezonden, nieuwe gemeenten worden gesticht. Oude gemeenten als Delfshaven

10

Zoeken Ten slotte een laatste ervaring. Ik kreeg een boek toegestuurd door een zeer betrokken gemeentelid uit een gemeente, waar in het verleden veel is gedaan aan gemeenteopbouw en evangelisatiewerk. Het boek is geschreven door Michael Moynagh en heet ‘Aansluiting of kortsluiting?’ Het is in 2001 uitgekomen in Londen, in 2002 vertaald en uitgekomen bij Ark Boeken, maar nu helaas al weer uitverkocht. Ik had eerlijk gezegd nooit van Michael Moynagh gehoord en zijn boek was me tot nu toe ook helemaal ontgaan. Waarschijnlijk omdat ik toch net in een ander circuit zit dan waar dit boek hoge ogen heeft gegooid. Maar Moynagh schijnt in Engeland heel bekend te zijn en zijn boek heeft me aan het denken gezet, meer nog: bevestigd in wat ik ook zelf de laatste jaren intuïtief gedacht heb. Het heeft me ook aan het denken gezet, dat een gemeentelid in onze kring, die zijn

sporen in het evangelisatiewerk heeft verdiend, uiteindelijk vastloopt in de logge kerkstructuren en zegt: zo wordt het nooit wat. We moeten veelmeer de mensen opzoeken waar ze vandaag zijn in plaats van dat wij verwachten, dat ze bij ons komen en worden zoals wij zijn. Ik snap heel goed wat hij bedoelt. We zullen het net aan de andere zijde uit moeten werpen. Niet meer langs de kust, waar nauwelijks iets gevangen wordt, maar op de volle zee en dan zouden er nog wel eens heel andere vissen gevangen kunnen worden dan we nu denken. Vragen Er blijven heel veel vragen over. Moeten we dan voor iedereen een eigen kerkje gaan beginnen? Dat kan toch ook niet en is toch ook niet goed? Gaat de kerk zich niet veel te veel aanpassen bij de mensen? Waar blijft de eenheid van de kerk? Dat zijn allemaal onderwerpen om dieper op in te gaan. Maar wanneer de bezwaren opgeworpen worden om een noodzakelijk nieuw proces van zending in Nederland af te remmen zijn ze fout. Ze worden pas weer belangrijk wanneer we daadwerkelijk in dat proces gaan staan. En zou de Geest ons daar dan ook niet nieuwe wegen willen leren en ons voor dwalen willen behoeden? Altijd hebben zendelingen veel risico’s genomen en toch zijn zo de mooiste dingen gebeurd. DRS. W. DEKKER IS STUDIESECRETARIS VAN DE IZB

V E RW E R K I N G 1. Wat wordt in uw gemeente gedaan aan evangelisatiewerk? Welke mensen worden daarmee bereikt? Hebt u enig idee of en hoe nieuwe en andere doelgroepen bereikt zouden kunnen worden? 2. Is het erg wanneer mensen wel met het christelijk geloof bezig willen zijn, maar niet naar de zondagse dienst willen komen? Wat vindt u ervan wanneer iemand eens in de maand op een ochtend een vrouwenbijbelkring bezoekt en zegt: dit is mijn kerk? 3. Mogen mensen een kerk kiezen die het best bij hen past? Biedt uw gemeente voldoende verscheidenheid in het aanbod?

Transmissie WINTER 2006/2007

Zending: delen wat geschonken is Het begrip zending was, samen met het woord missionair, in onze kerk niet onomstreden. Zending als theologisch en kerkelijk sleutelbegrip: daar moest eens stevig over gesproken worden. Nu we dat doen, wil ik twee aspecten aansnijden: a. De kerk moet haar profiel tonen in de verkondiging van het evangelie. We moeten ingaan tegen de secularisatie van binnenuit en tegen afkalvend geloof. De herontdekking van spiritualiteit in het persoonlijke leven en in dat van de gemeente behoort daar net zo goed toe als het in alle openheid spreken over God, het spreken over het evangelie van Jezus Christus. b. Zending is niet te reduceren tot activiteiten zoals evangelisatieacties, bijbelweken, etc., maar vindt plaats in de volle breedte van het gemeenteleven, in het ‘gewone’, maar ook in bijzondere activiteiten. Sommigen hebben voorgesteld het woord zending maar af te schaffen. De zending van de kerk heeft echter een opdrachtgever en dat is niet de kerk zelf, maar de Heer der kerk, Jezus Christus. Dat is een belangrijk onderscheid dat vaak buiten de kerk, maar ook regelmatig binnen de kerk zelf, niet goed begrepen wordt. Laat ik het nog duidelijker stellen: de kerk heeft geen zeggenschap over de zendingsopdracht. Dat heeft een grote invloed op onszelf, op ons zelfverstaan, op de wijze waarop wij zending bedrijven en op het doel ervan. Zending dient niet de uitbreiding van macht van een groep, een organisatie of een kerk. Aan de andere kant kan de kerk zich onmogelijk aan de zendingsopdracht onttrekken, zichzelf vandaag de dag niet (meer) bekwaam verklaren. Zending is geen voorrecht van evangelicale en piëtistische groepen, hoewel er veel van hen te leren valt. Inperking, vervreemding of zelfs weigering van de opdracht zet het bestaan van de kerk op het spel. In het eerste hoofdstuk van zijn brief aan de gemeente in Rome omschrijft Paulus de verkondiging van het evangelie als een dure apostolische plicht. Het evangelie moet door en aan mensen worden doorgegeven. De reikwijdte van zending: Ga heen en maak alle volken tot Mijn discipelen (Mat. 28:19).

Transmissie WINTER 2006/2007

God wil dat allen geholpen worden en dat zij tot erkenning van de waarheid komen (1 Tim. 2:4). In hoofdstuk 6 van de Barmer Thesen staat: ‘De opdracht van de kerk, waarin haar vrijheid is gegrond, bestaat daarin, om in Christus’ plaats en dus in dienst van Zijn (eigen) Woord en werk door prediking en sacrament de boodschap van vrije genade van God te brengen aan heel het volk.’ We mogen het ons toevertrouwde evangelie niet voor ons houden of ons neerleggen bij het motto “post restante”, waarbij men als men dat wil het evangelie bij ons afhalen kan (let daarbij wel op de openingstijden). Dat leidt in een missionaire kerk tot de vaak moeilijk te verdragen werkelijkheid: omdat God van ons gebruikmaakt, vraagt de zending altijd iets van ons vermogen, maar ook van ons onvermogen, van wat lukt en van waar we schuldig blijven. Van deze complexe stand van zaken zijn veel “zendelingen”en veel binnenkerkelijke critici van zending zich te weinig bewust. Natuurlijk moet men over kwesties van stijl praten en misschien moet men hier en daar er ook de degens over kruisen. Maar in welke geest en met welk doel? Het gaat toch om het evangelie, om het belangrijkste in leven en in sterven? Christen worden en christen blijven is het beste wat me kan overkomen. Dat heb ik zelf niet veroorzaakt.Het wordt me geschonken. Hoe kan ik dit geschenk dan niet met anderen delen? Wat voor beelden van God, van Jezus Christus en van de Heilige Geest bevinden zich in onze hoofden en harten als we menen anderen het evangelie niet te mogen gunnen? Ik zeg het luid en duidelijk: voor mij is dat geen geloof! VERTALING: JOHAN TIMMER HANS-GEORG FILKER IS DIRECTEUR VAN DE BERLINER STADTMISSION, TE BESCHOUWEN ALS EEN ZUSTERORGANISATIE VAN DE IZB.

11


ZENDING CONNY MOERDIJK-DEN TOOM

Kinderen en thuiskomen rebellie. Het kan ook later in het leven naar boven komen. Bij een goede voorbereiding op terugkeer hoort ook dat een kind weet wat er in zo'n veranderingsproces kan gebeuren. Dat voorkomt niet dát het gebeurt, maar zorgt ervoor dat het kind herkent wat er gebeurt. Wanneer TCK's hun eigen gedrag begrijpen, kunnen ze ook uitleggen aan anderen, waarom zij de wereld anders zien, anders reageren e.d.

Hebt u kinderen van zendingswerkers in uw gemeente? Komt er binnenkort een gezin terug? Hebt u wel eens nagedacht wat het inhoudt voor zendingskinderen om thuis te komen in een land waar je helemaal niet zo thuis bent? U kunt als zendingscommissie en als gemeente iets voor deze kinderen betekenen. Wie ben ik? Waar hoor ik thuis? Ben ik wel normaal? Ik heb het gevoel dat er iets niet klopt bij mij. Anderen vinden mij raar. Dit zijn vragen en gedachten die veel voorkomen bij kinderen en jongeren, die vanuit het buitenland voor eindverlof zijn teruggekeerd naar hun ‘thuisland. Deze kinderen, waaronder ook zendingskinderen, worden ‘Third Culture Kids’ (TCK's) genoemd. Terug naar het land van je ouders. Het land waar je zelf bent geboren of waar je vrijwel nooit bent geweest. Je thuisland. Maar waarom voelt dat niet zo? Kinderen en jongeren die elders zijn opgegroeid komen voor hun gevoel vaak niet thuis in het land van hun ouders. Waarom niet? Op deze en dergelijke vragen, wil ik hieronder ingaan. Daarvoor gebruik ik ‘Third Culture Kids, the experience of growing up among worlds’ van David C. Pollock en Ruth E. van Reken en fragmenten uit het levensverhaal van Sabine Kuegler ‘Dochter van de jungle’. TCK Pollock en Van Reken definiëren een TCK als een persoon die een significant deel van zijn ontwikkelingsjaren heeft doorgebracht buiten de cultuur van zijn ouders. Een kind in zo’n situatie bouwt relaties op met verschillende culturen, terwijl geen van die culturen als eigen wordt ervaren. Het voelt zich geen deel van de cultuur van zijn ouders en ook niet van de cultuur van het gastland. Hij voelt zich behoren tot de cultuur van hen die soortgelijke ervaringen hebben, de derde cultuur (third culture). Dergelijke kinderen ontwikkelen een leefpatroon dat afwijkt van andere kinderen die binnen één cultuur opgroeien. Verder is hun wereld ook een sterk mobiele wereld. Ze verhuizen zelf regelmatig, maar ook de mensen om hen heen zijn voortdurend onderweg. Er

12

moet vaak worden gegroet en vaak afscheid worden genomen. Wanneer TCK's volwassen worden, spreekt men van Adult Third Culture Kids (ATCK's). Hidden Immigrant ‘Ik had zelden over mijn jeugd gesproken, of waar ik eigenlijk vandaan kwam. In plaats daarvan had ik jarenlang geprobeerd mij aan te passen en zo te worden als de mensen om mij heen, heb ik gepoogd een cultuur aan te nemen die mij vreemd was en een leven te leiden dat ik niet kende. En hoewel het me uiterlijk goed lukte, vond ik geen innerlijke rust en niet het saamhorigheidsgevoel waar ik zo naar verlangde’. (S.K.) Als een kind uit den vreemde terugkomt naar het thuisland, valt het al snel niet meer op te midden van zijn leeftijdsgenoten. Uiterlijk lijkt er niets aan de hand. Innerlijk is dat anders. Pollock en Van Reken noemen zulke kinderen ‘hidden immigrants’. Ze zien er hetzelfde uit, maar ze denken en voelen anders. Je ziet dat kinderen vaak heel snel gedrag, woordgebruik, gewoonten en tradities van de thuiscultuur overnemen. Dit wekt de indruk dat kinderen zich snel aanpassen. Al deze uiterlijke aanpassingen behoren echter tot de oppervlakte van de cultuur, tot dat wat zichtbaar is. Onder die oppervlakte zit de diepere laag van een cultuur die niet zichtbaar is. Hiertoe behoren geloofsovertuigingen, waarden, denkpatronen en allerlei aannames. Consensus over deze diepere dimensie van een cultuur is samenbindend en geeft het gevoel te behoren tot die cultuur. Uiterlijke eenheid geeft dat groepsgevoel niet. Uiterlijke eenheid echter, veronderstelt wel innerlijke gelijkheid. Vergelijkbaar gedrag veronderstelt gedeelde, diepere culturele waarden. Maar dat is niet terecht. Deze wederzijdse uiteen-

Tot slot ‘Vandaag besef ik dat het een geschenk voor mij is in de Fayu-cultuur te zijn opgegroeid.’ (S.K.) Het is niet erg om anders te zijn. Wanneer TCK's zichzelf begrijpen en accepteren, zullen ze zichzelf niet meer vermoeien met het zich steeds weer aanpassen. Dan kunnen ze zich gaan richten op wie ze zijn, waar ze passen en waar ze het best hun gaven en ervaring kunnen gebruiken. Dan is er ook ruimte om de voordelen van het TCK-zijn te zien, want die zijn er zeker. Een breed wereldbeeld en grote sociale en culturele ervaring door omgang met allerlei mensen van verschil-

Fam. Biersteker (keerde dit jaar terug uit Peru)

lopende verwachtingen kunnen leiden tot problemen wanneer het TCK onverwacht en afwijkend gedrag vertoont. Afsluiten en vooruitzien ‘Er brandt een verlangen in mij dat ik niet precies kan beschrijven. Een heimwee naar iets wat verloren lijkt te zijn. Het is alsof ik ergens stil ben blijven staan, alsof ik iets niet goed heb afgerond. Pas toen ik begon mijn verhaal te vertellen en alle herinneringen toe te laten, heb ik weer en beetje geluk gevonden. De eerste stap naar gelukkig zijn, is jezelf begrijpen.’ (S.K.). Verlangen naar het verleden, naar mensen en plaatsen gaat gepaard met pijn. Pollock en Van Reken benadrukken in hun boek het belang van een bewust afscheid nemen. Ook voor kinderen is het belangrijk om er tijd voor te nemen. Goed vertrekken is de sleutel tot een vloeiende overgang naar een nieuwe fase. Daarna,

Transmissie WINTER 2006/2007

lende culturen bijvoorbeeld, maken dat TCK's kunnen zich vaak goed kunnen inleven in vele situaties en zaken van verschillende kanten kunnen bekijken. Uiteindelijk zeggen bijna alle TCK's en ATCK's, dat ze hun buitenlandervaring nooit hadden willen missen. BRON: WWW.TCKWORLD.COM/RNDHEAD/HOME.HTML DRS. C. MOERDIJK-DEN TOOM WAS MET HAAR MAN EN KINDEREN VERBONDEN AAN ZENDINGSWERK VAN DE GZB IN PERU EN IS THANS BESTUURSLID VAN DE GZB

V E RW E R K I N G 1. Wat kunt u als thuisfront / gemeente al tijdens het verblijf in het gastland, bijdragen aan een reĎel beeld van het thuisland bij kinderen van zendingswerkers? 2. Op welke manier kunnen thuisgemeenten van zendingswerkers bijdragen aan de integratie van TCK's?

eenmaal terug in het thuisland, is het belangrijk dat de pijn die er is, niet wordt weggestopt, maar dat het kind zichzelf toestaat te treuren. Dat kan opluchten en helpen loslaten. Er is sprake van een soort rouwproces en daarvoor is tijd en ruimte nodig, maar ook troost. Een klankbord bij wie de pijn om dat wat verloren is, benoemd mag worden kan zinvol zijn. Troost erkent de pijn, vecht gevoelens niet aan en geeft toestemming voor het verwerkingsproces. Voor familie en vrienden moet het belang van luisteren niet worden onderschat. Contact met andere TCK's kan genezend werken. Als pijn om wat verloren is niet wordt verwerkt, kan die zich op allerlei manieren gaan uiten: in ontkenning, terugtrekking, depressie, boosheid of

Links Noud van Dam (zijn ouders werken voor de GZB in Namibië)

Transmissie WINTER 2006/2007

13


EVANGELISATIE

Geloven in ‘iets’ - hoe reageren wij? Afgelopen zomer verscheen het boek ‘In iets geloven’, waarin verschillende schrijvers reageerden op het verschijnsel dat veel mensen aangeven wel in iets te geloven, maar het daarbij ook te willen laten. Dit Ietsisme is een verzamelnaam geworden voor geloofsopvattingen van mensen die niet in een persoonlijke God, maar wel in iets geloven. Het lijkt de religie van een meerderheid van de Nederlanders geworden.

IWAN DEKKER

In het evangelisatiewerk komt u ongetwijfeld deze ‘ietsisten’ tegen. Daarom is het goed te weten wat het Ietsisme is. Ook waar het vandaan komt. En vooral: hoe reageer je? Wat is het? Het is nog niet zo gemakkelijk om precies aan te geven wat Ietsisme is en waar het voor staat. Want wat is ‘iets’? Misschien is het meest kenmerkende van het Ietsisme, dat het vooral niet iets is wat strak omlijnd of geformuleerd kan worden. Er blijft veel ruimte voor iedereen die zich ietsist wil noemen om er een invulling aan te geven waar hij zelf mee uit de voeten kan. Het is dan ook niet verwonderlijk, dat vaak zinnen gebruikt worden als ‘vul het allemaal niet te veel in’ of ‘misschien weet ik het wel gewoon niet precies’. Voor wie graag wil weten waar hij aan toe is, klinkt dit veel te vrijblijvend. Voor velen blijkt juist dit vrijblijvende het Ietsisme een aantrekkelijke religie te maken.

In de pas Is er en wordt er te veel ingevuld? Heeft de kerk de antwoorden en oplossingen op de vragen van het leven, de vragen aan en de leer over God inderdaad zo vastomlijnd aangeboden, dat alle ruimte voor een eigen geloofsbeleving eruit is? Is het inderdaad zo dat we, misschien zonder het zelf in de gaten te hebben, mensen vooral toetsen aan de vraag of hun geloofsbeleving wel strookt met die van onze kerk of gemeente? Kunnen we eigenlijk wel overweg met iemand die het geloof op een heel andere wijze beleeft? Of werkt het zo dat wie niet in de pas kan lopen eigenlijk niet welkom is? Kortom, hoeveel ruimte durven we mensen te geven? Gezien de reacties op God en kerk kon hier wel eens (een deel van) het probleem zitten. Het probleem dat we als kerk zoveel dichtgetimmerd hebben op liturgisch en dogmatisch gebied dat voor eigen inbreng nauwelijks meer ruimte is. En dat (veel) mensen dit als zo beknellend hebben ervaren, dat ze op andere manieren ruimte voor zichzelf zijn gaan zoeken, en de kerk en haar dogma’s vaar-

Waar komt het vandaan? Opvallend is dat verschillende schrijvers in de bundel ‘In iets geloven’ aangeven, dat het Ietsisme voor hen een antwoord is op de dogma’s en de leer van het instituut kerk. Het lijkt daarmee een reactie op negatieve ervaringen die men met de kerk heeft gehad. Knellend en benauwend, met weinig ruimte voor een eigen beleving van het geloof, zo worden in diverse bijdragen de ervaringen met de kerk omschreven. En daarmee is de kerk zelf reden geworden voor mensen om het

14

christendom in te ruilen voor een minder duidelijk omschreven geloof in ‘iets’. Uit een onlangs verschenen onderzoek onder jongeren komt de kerk er al niet veel beter af. Veel jongeren blijken bezig te zijn met zingeving en religie, maar zien in hun zoektocht daarnaar geen rol voor de kerk weggelegd. Of, zoals onderzoeker Maerten Prins het deze zomer in het blad ‘Windstreken’ onder woorden bracht: ‘Ze hebben een beetje bindingsangst en hebben het gehad met vaste kaders’. De kerk roept bij veel mensen dus associaties op met een keurslijf. Er moet veel en mag weinig. En als we de cijfers over kerkbezoek lezen, blijkt dat steeds minder mensen er trek in hebben zich bij een kerk betrokken te voelen. Vermoedelijk zullen er elke zondag ook in de kerk mensen zitten, die weliswaar de kerk nog niet verlaten hebben, maar eveneens weinig ruimte ervaren voor persoonlijke geloofsbeleving.

Transmissie WINTER 2006/2007

Transmissie WINTER 2006/2007

wel zeggen. Maar ondertussen wel zijn blijven zeggen dat er iets moet zijn! Brokken Wat doen we als kerk met deze wetenschap? De gemakkelijkste weg is een fenomeen als het Ietsisme stevig van repliek dienen. We kunnen dan inhoudelijk duidelijk proberen te maken, dat wie zegt in een onduidelijk ‘iets’ te geloven feitelijk waarschijnlijk nergens meer in gelooft. Immers, als over dit iets maar weinig gezegd kan worden, valt er ook moeilijk een goed gesprek over te voeren. Het zal daarom zijn dat het Ietsisme door sommigen zelfs wordt omschreven als ‘een stinkende schotel waarin louter smakeloze brokken door elkaar drijven: brokken christendom, brokken ethiek en vooral brokken liberalisme, waar zelfs de honden geen brood van lusten. Wie het Ietsisme inhoudelijk de maat zal nemen, komt zeker tot een aantal kritische vragen. Maar hoe belangrijk het ook zal zijn om het op enig moment met elkaar over de inhoud te hebben, het lijkt me allerminst de juiste insteek voor een eerste reactie. Reageren Het is ook maar de vraag of zo’n reactie iets uitwerkt. De tijd dat mensen door de kerk konden worden aangesproken op de keuzes die ze maakten lijkt achter ons te liggen. Mensen zullen hun schouders ophalen bij een opgestoken vinger, en zich er vermoedelijk weinig aan gelegen laten liggen. Zodat uiteindelijk maar weinig wordt bereikt. Jammer, want er blijkt wel degelijk een behoefte aan zingeving en religie. Hoe dan wel? Uit steeds meer onderzoeken en praktijkverhalen blijkt dat de weg naar het geloof van mensen begint en bepaald wordt door de relaties met christenen. Niet de kerk als geheel die mensen tegemoet treedt, maar de individuele gelovige die in langdurig contact met niet-christenen het gesprek aangaat over God en geloven. We zouden dit ‘de weg van het gesprek’ kunnen noemen. Deze ‘weg van het gesprek’ bestaat eruit

dat we voor langere tijd samen oplopen met iemand die op ons pad is gekomen, doordat we hem of haar kennen vanuit onze contacten, maar misschien ook wel vanuit een eenmalige ontmoeting waar we beiden een vervolg aan zouden willen geven. De weg van het gesprek is dus geen eenmalige gebeurtenis, maar een langere periode, waarin we misschien wel letterlijk samen op weg gaan (met een goede wandeling) maar in ieder geval figuurlijk samen op trekken. De weg van het gesprek Wat maakt deze weg van het geloofsgesprek bruikbaar in de contacten met iemand die wel in iets gelooft, maar dat verder niet wil invullen en met jongeren die aanlopen tegen kaders en instituties? Ik denk drie dingen: 1. De weg van het gesprek veronderstelt allereerst een gelijkwaardigheid tussen de gesprekspartners. Een goed gesprek kan pas dan plaatsvinden als beiden elkaar serieus willen nemen, zich kunnen open stellen voor elkaar en bereid zijn naar elkaar te luisteren. 2. De weg van het gesprek is ook de weg van het ruimte kunnen geven aan elkaar. Juist als mensen de ervaring hebben dat de kerk zo weinig openingen heeft kunnen bieden voor een persoonlijke geloofsbeleving, is de weg van het gesprek een goede mogelijkheid om die ruimte te geven. Ruimte, voor beide gesprekspartners, om vragen neer te leggen, moeilijke punten aan te snijden of te vertellen wat we geloven en waarom. Zodat, juist doordat er ruimte wordt gegeven, wezenlijke levensvragen op tafel kunnen komen. 3. Ten slotte is de weg van het gesprek ook een weg van het geduld. Als blijkt dat langdurige relaties een belangrijke factor zijn voor mensen om in aanraking te komen met het christelijk geloof, dan ligt er een grote uitdaging om voor lange(re) tijd met mensen een ontmoeting te willen aangaan. Hier gaat het dus daadwerkelijk om kwaliteit in plaats van kwantiteit.

15


EVANGELISATIE

Vervolg van pagina 16: Geloven in ‘iets’ - hoe reageren wij?

Hoe ga je deze weg? Samen oplopen is niet iets wat je zomaar doet en wat niet met iedereen mogelijk is. Een goede voorbereiding is daarom onmisbaar. Vragen aan jezelf: wat zijn mijn redenen om dit te gaan doen, kan ik de openheid opbrengen om een ander echt te accepteren zoals hij is, kan ik de tijd vrijmaken om met iemand op te trekken, kan ik omgaan met kritische vragen over mijn eigen geloof? Daarnaast vragen over de ander: met wie zou ik deze weg willen gaan en waarom juist deze persoon, wat zijn mijn vragen aan hem of haar? Wie deze vragen helder heeft, kan een eerste stap zetten. Soms zal dat aarzelend gaan, een gesprek dat voor je gevoel maar moeizaam loopt. Bedenk dan dat het ook voor die ander zoeken zal zijn naar een goede en prettige manier om samen op te trekken. Wees open en verwacht het van elkaar. Want de weg van het gesprek ga je samen.

Ten slotte Wanneer je in gesprek bent met iemand die aangeeft in iets te geloven zullen op enig moment ook onze vragen bij en over dat ‘iets’ mogen worden ingebracht. Is ‘iets’ daadwerkelijk iets om genoegen mee te kunnen nemen als antwoord op de vraag naar God? Of valt er meer over

te zeggen? Op de website www.izb.nl zijn diverse artikelen te vinden die kunnen helpen om meer zicht te krijgen op de inhoud van het Ietsisme en de vragen die er bij gesteld kunnen worden. DRS. I.M. DEKKER IS MISSIONAIR TOERUSTER BIJ DE IZB

V E RW E R K I N G 1. Welke mensen kent u die aangeven in Iets te geloven? Waarom zijn ze in ‘iets’ gaan geloven? 2. Bedenk of de weg van het gesprek een mogelijkheid is om met een van hen (of meer) een poos de weg van het gesprek te gaan. 3. Bedenk als commissie of kerkenraad hoe het bezoekwerk zo opgezet zou kunnen worden dat het praktisch mogelijk is om langere tijd met mensen op te trekken.

MATERIAAL

‘EEN VOORTREFFELIJK WERK’ TELT 15 HOOFDSTUKKEN, 128 PAGINA’S, KOST € 7,90 EN IS TE BESTELLEN BIJ DE IZBBOEKHANDEL, TEL. 033-4611959, E-MAIL: BOEKHANDEL@IZB.NL

16

Ouderling of diaken zijn betekent dat je met heel veel aspecten van het gemeentewerk te maken krijgt. Om er een paar te noemen: pastoraat, diaconaat, catechese, jeugdwerk, zending en evangelisatie. Hoe raak je daar snel in thuis? En hoe steekt de Protestantse Kerk in Nederland in elkaar: wie beslist waarover? Het boek ‘Een voortreffelijk werk’ is een prima hulp: principieel en praktisch. En niet alleen voor nieuwe ambtsdragers, ook voor wie al langer deel uitmaakt van een kerkenraad. Het boek is ook geschikt om per hoofdstuk besproken te worden tijdens bezinningsmomenten in de kerkenraad. De opgenomen gespreksvragen zijn daarvoor bedoeld. Al jarenlang geeft de IZB deze handreiking uit, maar de herdruk die onlangs verscheen, is voor het grootste deel herschreven. Toegevoegd werd een hoofdstuk met als titel ‘De communicatie van de gemeente’, waarin praktische stappen staan om te komen tot een goede PR. Auteurs zijn onder anderen: dr. P. van den Heuvel, dr. M.J. Paul, ds. L.W. Smelt, dr. A.F. Troost, dr. W. Verboom en drs. H.J. van Wijnen

Transmissie WINTER 2006/2007


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.