2007 - nr. 3

Page 1


VAN DE REDACTIE

INHOUDSOPGAVE

Vanuit de kerk GZB en IZB hebben altijd veel waarde gehecht aan een sterke verworteling in de kerk. We werken vanuit de kerk en naar de kerk toe. Daar waren in het verleden afspraken over met de Nederlandse Hervormde Kerk. Die zijn er ook met de Protestantse Kerk in Nederland. GZB, IZB en ook de HGJB worden aangeduid als: modalitaire uitvoeringsorganisaties. In de wandeling – want we zijn ook in de kerk dol op afkortingen – MUO’s genoemd. In de laatstgehouden synodevergadering kwam het jaarverslag van de GZB aan de orde. Het omvangrijke wereldwijde werk kreeg veel lof toegezwaaid. En bij de presentatie van een aantal plannen van de kerk voor missionair werk in Nederland klonk een aantal malen een verwijzing naar de IZB. In de trant van ‘Zoals de IZB…. en ‘Dat zal niet kunnen zonder de IZB…’ Het is niet zo dat we zitten te wachten op pluimen op onze hoed. Dat we blij zijn met deze ontwikkelingen zit vooral in het feit, dat de kerk haar roeping tot missionair zijn herontdekt. En dat ook de modalitaire organisaties daarbij in beeld zijn. De samenwerking hoeft niets af te doen aan onze identiteit. We hebben en nemen als MUO’s alle ruimte om hoog in ons vaandel te houden dat het ons erom gaat mensen in aanraking te brengen met Jezus Christus, de Heiland der wereld.

Van de redactie Vanuit de kerk

2

Vergaderopeningen Zendingsbevel in het Oude Testament Hoera voor een vervagende grens

3 4

Preekschets Ik was verheugd...

5

Zending En de meeste van deze is... Door het oog van de camera

7 9

Evangelisatie Een nieuwe toekomst voor de kerk Bezoekproject ‘In contact’ OSM’ers hebben geen werfkracht

11 12 14

In dit nummer van ‘Transmissie’ vindt u weer heel wat handreikingen voor uw bezig zijn in de gemeente op het gebied van de bewustwording en / of de uitvoering van het zendingswerk. Hier en overzee. We bidden dat God ons wil gebruiken. En dat wij ons met vreugde inzetten.

MARJA BRAK

KADERBLAD VOOR KERKENRADEN, ZENDINGS- EN EVANGELISATIECOMMISSIES

Uitgave: Gereformeerde Zendingsbond (GZB) Postbus 28 3972 PP Driebergen Tel. 0343 512444 E-mail: info@gzb.org Internet: www.gzb.org Postbank rek.nr. 28016

IZB Joh. van Oldenbarneveltlaan 10 2818 HB Amersfoort Tel. 033 4611949 E-mail: secretariaat@izb.nl Internet: www.izb.nl Postbank rek.nr. 980980

Redactie: Mw. M.E. Brak (eindred.) Ds. W. Dekker Ds. S.J. van der Vlies

Foto’s: Piet van den Heuvel (pag. 1, 14), GZB (pag. 7, 8, 9, 10), Rufo Petri (pag. 12, 16) Layout en opmaak: Hans van Eck Grafische Vormgeving, Boskoop Druk: De Bunschoter bv, Bunschoten Adreswijzigingen: Wijzigingen in adres of aantal bladen dienen aan het IZB-bureau te worden doorgegeven.

2

Transmissie WINTER 2007/2008


VERGADEROPENING

Zendingsbevel in het Oude Testament SIMON VAN DER VLIES PSALM 96

Als commissie voor zending en evangelisatie kun je op zoek zijn naar de motivatie voor de zending. Waarom vragen wij als commissie aandacht voor het zendingswerk? Waarom willen we dat anderen in de gemeente er ook op betrokken zijn? Meestal grijpen we dan terug op het zendingsbevel uit Mattheüs 28: ‘Gaat dan heen…’ Natuurlijk is dat bevel helder en duidelijk. Ook andere gegevens uit het Nieuwe Testament geven duidelijk aan dat het Evangelie voor de hele wereld is. En toch is het Pinksterfeest niet het begin, maar de voortzetting van het Koninkrijk van God. Het Oude Testament zet ons op allerlei plaatsen al aan tot denken over zending. Misschien is het woord zending dan wat minder passend, maar het gaat wel op vele plaatsen over het Koningschap van God en de verkondiging daarvan onder de heidenen. Een voorbeeld In deze vergaderopening noem ik één voorbeeld: Psalm 96. Eigenlijk moet je zo’n psalm in alle rust en een aantal dagen na elkaar lezen en herlezen. Het liefst in verschillende vertalingen. Vervolgens zou je jezelf wat vragen moeten stellen: wat zegt deze psalm over God, welke opdracht krijgt de lezer of voor wie is de boodschap bedoeld? Ik heb Psalm 96 met zulke vragen in een aantal groepen besproken. Een paar opmerkingen. Werkwoorden Ten eerste vallen de werkwoorden op: zingen, boodschappen, vertellen, geven, offeren, aanbidden, zeggen en schrikken. Hoe je het ook keert of wendt: we moeten aan de slag. Gelovigen zijn niet passief, maar actief. Het zingen wordt drie keer genoemd. En het gaat ook nog eens om een nieuw lied. Vroeger vond ik het vervelend, als ik tijdens een bijeenkomst hetzelfde lied drie keer moest zingen. Maar als ik eerlijk ben, zie ik dat in de psalmen voortdurend gebeuren.

Transmissie WINTER 2007/2008

Leest u de lofliederen maar eens. Dezelfde woorden en zelfs dezelfde verzen komen terug. De dichters raken maar niet uitgeloofd en uitgeprezen. Dat is het eerste waarover we eens moeten nadenken. De hele wereld Ten tweede zijn die werkwoorden vooral gericht op communicatie. Het zingen en boodschappen, het vertellen en geven gaat twee kanten op: naar God en naar de mensen. Eerst naar God, maar in het kader van de zending onderstreep ik hier: vervolgens ook naar de mensen, naar álle mensen. Het Oude Testament roept op om het heil te verkondigen onder de heidenen. Vertelt onder de heidenen Zijn eer, onder alle volken Zijn wonderen (vers 3). Als je er goed over nadenkt, kun je het begrijpen. Ga maar na: alle goden van de volken zijn afgoden staat er. De Naardense Bijbel heeft: alle goden der gemeenschappen zijn ijdel vertoon (vers 5), die stellen letterlijk helemaal niets voor. Maar daar tegenover staat in dezelfde vertaling: de ENE is de maker van de hemel (vers 5). Die God is te vrezen boven alle goden (vers 4), zegt de Statenvertaling. Het verschil tussen de

HEERE en de afgoden is een verschil van dag en nacht. Het spreekt vanzelf, dat je die boodschap vertelt en zegt onder de heidenen. Daar heb je, bij wijze van spreken, geen zendingsbevel voor nodig. Je laat je naaste toch niet ronddolen in het donker, als je zelf het Licht hebt gezien? De hele schepping Ten derde wijs ik op het allesomvattende resultaat van de regering van de HEERE. De Naardense vertaling luidt: de ENE werd koning, vast staat nu de wereld, zij wankelt niet, Hij oordeelt gemeenschappen met rechte maten (vers 10). Eindelijk gerechtigheid en eerlijkheid in deze wereld. Daar heeft heel de schepping profijt van. Die regering van de HEERE komt alles en iedereen ten goede. Vandaar die vreugde en blijdschap aan het slot van deze psalm. Niet alleen de mensen, maar de hele schepping doet mee. De hemelen, de aarde, de zee, het veld met alles wat erin is en al de bomen juichen en huppelen van vreugde (vers 11, 12). Dat is het perspectief van de zending. De lof op de naam van God. Alles zal God loven als Hij terugkomt. Intussen krijgen wij nog even de tijd om te zingen en te vertellen. Het Gaat dan heen… van het Nieuwe Testament komt zó uit het Oude Testament. DS. S.J. VAN DER VLIES IS STAFMEDEWERKER STUDIE EN TOERUSTING BIJ DE GZB E-MAIL: SJVANDERVLIES@VERSATEL.NL

V E RW E R K I N G 1. Wat moeten we in het licht van deze psalm de heidenen vertellen, boodschappen? Hoe doe u dat in uw eigen woorden? 2. Als je zegt dat de HEERE regeert, doe je een geloofsuitspraak. Wat ziet u van die regering in deze wereld? 3. Wat is de betekenis van het heiligdom en onze eredienst voor de zending?

3


VERGADEROPENING

Hoera voor een vervagende grens

MARK VAN PELT

HANDELINGEN 10

Over het algemeen houden orthodoxe christenen ervan grenzen te accentueren. Het geeft duidelijkheid, beschermt een uitgangspunt of levenshouding. Met het vervagen van een grens wordt, volgens hen, het gevaar gelopen iets te gaan verliezen. Het ergste verlies is dat van identiteit. Het is de vraag of deze gelovigen bij het lezen van Handelingen 10 dezelfde reactie tonen. In dit hoofdstuk vervaagt namelijk één van de belangrijkste grenzen in de kerkgeschiedenis: die tussen Joden en heidenen. Via het dubbelvisioen aan zowel de heidense Romeinse centurio Cornelius (vs. 3) als aan de Jood Petrus (vs. 10) wordt aan de laatste duidelijk gemaakt dat wat tot nu toe aparte grootheden waren nu vermengd mag worden (vs. 13). De grens tussen Jood en heiden mag worden vervaagd. Vreemd genoeg horen we hier geen alarmerende reactie van christenen van conservatieve snit. Dat zou er mee kunnen samenhangen dat zij veel belang hebben bij de opheffing van die vroeger bestaande grens. Zij kunnen nu immers deel krijgen aan het heil dat eerder buiten hun bereik lag. Door de vervaging van de scheiding tussen Israël en de volken treedt er een megaverschuiving op in de actieradius van Gods reddend handelen in deze wereld. Christenen uit de heidenen, waartoe wij gelovigen in de Lage Landen mogen rekenen, kunnen niet genoeg bepaald worden bij deze oorsprong der vervaging. Ontmoeting De grens tussen zending buiten Nederland en zending in Nederland vervaagt in toenemende mate. Zendingsmodellen die tot nu gebruikt werden bij evangelieverbreiding in woord en daad in het buitenland worden toegepast in ons eigen land. Ervaringen van zendingswerkers worden ingezet om in getransformeerde vorm dienstbaar te zijn aan een nieuwe doordenking van vragen

4

rondom de verkondiging van het Goede Nieuws. De vraag is: zijn we inmiddels zover dat we de overtuiging hebben, dat andere christenen ons een weg kunnen wijzen? Daartoe is een diepgaande ontmoeting nodig. De Joodse Petrus moest het huis van heidense Cornelius binnen gaan (vs. 22). Dat was door Joodse voorschriften niet toegestaan (vs. 28). Door engelen, visioenen en ontmoetingen daartoe aangespoord doorbreekt Petrus uiteindelijk een grens die hem door zijn traditie is aangereikt (vs. 29). Die traditie was niet het resultaat van menselijke opinies, maar kwam op uit overtuigingen die te maken hadden met de duiding van de wil van God omtrent de bewarende rol van Zijn geboden. Met het overgaan van de drempel van het huis van Cornelius komt het tot een diepgaande ontmoeting tussen personen, maar daarmee ook tussen grotere groepen. Cornelius heeft zijn familie en intiemste vrienden erbij uitgenodigd (vs. 24). Openheid Een bekende zendingstheoloog definieert een (transculturele) ontmoeting als volgt:

‘Het is uitgaande van je eigen culturele en godsdienstige identiteit de bereidheid tonen de ander tegemoet te treden en je daarbij zodanig open op te stellen dat er van wederzijdse beïnvloeding sprake is, waarbij je van te voren niet weet waar je uit zult komen’. Dat klinkt velen veel te vaag. Zeker dat laatste stukje: ‘zonder te weten…’ Het maakt hen onzeker: ‘niet te weten waar je uitkomt’. Indien zij zo’n ontmoeting al aan willen gaan, dan willen ze van te voren ten minste weten waar hen dat zal brengen. Het klinkt hen allemaal veel te open. Toch is dat vaak juist de werkwijze van de Heilige Geest in de praktijk van het zendingswerk wereldwijd. Hij gaat meestal ongedachte kanten uit en gebruikt daartoe een variëteit aan middelen. Uitgaande van een eigen christelijke, gereformeerde of reformatorische godsdienstige identiteit, die we diepgaand moeten doordenken en helder in het vizier houden, worden wij uitgenodigd een open ontmoeting aan te gaan met de ander en ons dan door Gods Geest op wegen laten brengen die we niet gedacht hadden en op plaatsen die we niet gekend hebben. Zo’n ontmoeting loopt meestal uit op de vraag of de gast nog wat langer wil blijven (vs. 48). DS. M.C. VAN PELT IS PREDIKANT IN ROTTERDAM-KRALINGEN EN WERKTE DAARVOOR VOOR DE GZB IN PERU

V E RW E R K I N G 1. Welke belemmeringen en welke stimulansen ziet u om vanuit uw eigen identiteit een open ontmoeting aan te gaan met anders gelovigen of ongelovigen? 2. Kunt u leven met een open eind in handen van de Heilige Geest? 3. Hoe ziet u de vervagende grens tussen zending elders en zending in Nederland?

Transmissie WINTER 2007/2008


PREEKSCHETS

Ik was verheugd... De gedachte dat de gemeente zowel voedingsbodem als gewas is, is van H. Berkhof (Christelijk geloof, Nijkerk 1973, p. 360). Hoe meer de gemeente functioneert als voedingsbodem, hoe meer ze ook zal functioneren als gewas. Met andere woorden: er is een moment dat we als gemeente ons laten voeden door Woord en Geest. Daarbij blijft het echter niet. Een gemeente, die zich laat voeden zal ook altijd vrucht dragen en missionair zijn. Voedingsbodem en gewas versterken elkaar. In deze schets valt de nadruk op de voedingsbodem, maar het missionaire accent kan in de preek niet ontbreken.

J.F. SCHUITEMAKER

PSALM 122:1

Uitleg Het lijkt erop dat we de psalm kunnen lezen als een hymnische weergave van de pelgrimstocht naar Jeruzalem. In vers 1 de voorbereiding, in vers 2, 3 en 4b de aankomst, het verblijf in de tempel in vers 4b en 5, terwijl de verzen 6-9 gelezen kunnen worden als een gebed bij het afscheid. Deze beschrijving van de tocht kan homiletisch goed gebruikt worden, omdat er zo een aaneengesloten verhaal ontstaat. Psalm 122 levert niet zoveel tekstuele problemen op. Het is goed om ons een voorstelling te maken van het boerenleven in Israël. In dat gewone leven klinkt plotseling de roep om naar het huis des Heren te gaan. De woorden ‘Kom laten we opgaan’ komen ook voor in Jesaja 2:3 en lijken daarom een gangbare uitdrukking te zijn. Deze oproep correspondeert met de voorschriften in Deuteronomium 16, waar geboden wordt dat elke man drie keer per jaar voor de Here in de tempel verschijnt. In Lukas 2:41 staat dat Jozef en Maria jaarlijks naar Jeruzalem gingen met het Paasfeest. Wellicht was de jaarlijkse opgang naar Jeruzalem in latere tijden het meest gebruikelijk. De aanwijzingen in Deuteronomium staan vooral in het licht van de ene cultus in Jeruzalem en hebben daarom een antithetisch karakter tegen de vele heidense cultusplaatsen in het land. De oproep in Psalm 122 vers 1 kan vooral gehoord worden als een oproep tegen de traagheid en onverschilligheid.

Transmissie WINTER 2007/2008

Blijkbaar ging - ook toen al! - niet iedereen op naar Jeruzalem. Opmerkelijk is, dat de dichter zelf de oproep met vreugde beantwoordt. De oproep om op weg te gaan en het persoonlijk verlangen om in Jeruzalem te zijn corresponderen hier met elkaar! De relatie tussen verlangen en vreugde komt onder andere ook voor in Psalm 84:2. Het thema van de pelgrimage - eigenlijk weer heel modern - is een bij uitstek bijbels thema. We worden net als Abraham en Israël geroepen om niet op te gaan in het bestaande, maar ons te richten op het Koninkrijk van God. Bij het naderen van de stad valt de pelgrim de schoonheid van Jeruzalem op. Het woordje ‘wel samengevoegd’ (vers 3) duidt op de kleine vesting van Jeruzalem, waar elke meter grond gebruikt moest worden (zie ook Psalm 48:3). Alles heeft zijn plaats. Deze bouwkundige opmerking staat echter niet op zichzelf. De staat van Jeruzalem correspondeert met de stammen van Israël, die naar Jeruzalem opgaan. In Jeruzalem heeft elk huis en elke toren zijn plaats, maar er is er ook plaats voor elke pelgrim uit welke stam dan ook (vers 4). Het is eigenlijk dezelfde gedachte, die Petrus gebruikt: dat we als levende stenen gebruikt worden in het geestelijke gebouw van God. (1 Petrus 2:5) Ieder heeft zijn plaats en ieder is nodig!

Het woord ‘voorschrift’ in vers 4b doet ons wat vreemd aan. Hoe kan ons nu geboden worden om de Here te prijzen? Wij ervaren de lofprijzing vaak als een enthousiast moment dat ons overkomt. De aanwijzing (adot) tot vreugde kan verstaan worden in de nauwe relatie tussen Gods nabijheid, Zijn zegen en het menselijke antwoord daarop. God is nabij in Zijn tempel en stromen van zegen en leven gaan van Hem uit in Israël. Vandaar: vreugde! In Psalm 122 ligt er tegelijk een verbinding tussen de vreugde en de ‘zetels van het gericht’. In 1 Koningen 17:7 lezen we hoe Salomo een troonzaal naast de tempel maakte, met daarin een zetel vanwaar hij recht sprak in Israël. Zoals eerst de richters in Israël aanwijzingen en richtlijnen gaven aan het volk, zo leidt nu Salomo zijn volk. Van Jeruzalem gaat de wet van de Messias uit. Zo wordt de vreugde geduid als een vreugde in de Messias, die ons leven oordeelt en redt en van waaruit we in het leven mogen staan. De verzen 6-9 kunnen we het best plaatsen in het licht van het afscheid van de pelgrims. De pelgrim kijkt nog eenmaal naar de muren van Jeruzalem en denkt ook aan haar kwetsbaarheid. Een gebed om vrede voor de stad en de andere broeders en zusters welt op in zijn hart. Bemoedigd keert hij als een mens met een roeping weer naar huis: Omwille van Jeruzalem zal ik het goede voor u zoeken (vers 9)! Zo wordt de voedingsbodem als vanzelf tot gewas.

5


PREEKSCHETS

Aanwijzingen voor de preek 1. De preek kan het beste verhalend worden opgebouwd: je kunt eenvoudig de weg van de pelgrim naar Jeruzalem en weer terug volgen als een leidraad. De gedachte van Berkhof over voedingsbodem en gewas kan aan het begin of aan het einde van de preek worden uitgewerkt. Als vooronderstelling zal het tijdens de hele preek aanwezig moeten zijn. Als we ons concentreren op de zoektocht van mensen en op de basis van het gemeente zijn zelf, dan doen we dat niet om ons van onze omgeving af te wenden. Integendeel, er is een moment van bezinning en bemoediging om juist zó in de wereld te kunnen staan. 2. Zelf ben ik de preek begonnen met het voorbeeld van de porders. Deze nu verdwenen - beroepsgroep werkte voor de oorlog vooral in de grote steden van ons land. In de tijd dat er nog geen wekker was, gingen zij de straten langs om de mensen die vroeg op moesten, te wekken. Overigens was dat een goedbetaalde baan! Psalm 122 begint ook met zo ‘n figuur: de roep klinkt in allerlei dorpen, dat de jaarlijkse tocht weer begint. ‘Kom ga met ons, doe als wij!’ Ook in de oude tijden waren er blijkbaar porders nodig om de mensen op te wekken. Een porder kan vergeleken worden met een evangelist, want ook het Evangelie wil ons wakker maken. Opvallend in Psalm 122 is nu, dat de roep van de porder niet alleen apathie of desinteresse ontmoet, maar ook vreugde. ‘Ik was verheugd, toen men mij zeide…’ Blijkbaar zijn er ook mensen, die al langer hebben uitgekeken naar het moment van de tocht. Bij hen was er veel eerder het verlangen naar de tocht en ten diepste naar God zelf.

6

3. Vervolgens kan men in de preek de tekst volgen. Let op dat de tocht als doel heeft: het huis des Heren en niet Jeruzalem in het algemeen. Het bijzondere van de pelgrimage was God te zoeken en door Hem gezegend te worden. Hoeveel verlangen naar God er in onze tijd ook is en hoeveel mensen er ook op zoek zijn: we moeten God wel zoeken waar Hij te vinden is. Voor de gemeente van het Nieuwe Testament is dat vooral in de ontmoeting met de gemeente op de zondag bij Woord en sacrament. De preek kan hier aansluiten bij het verborgen verlangen naar rust en geborgenheid bij velen in onze tijd. 4. In de preek kan ook aandacht gegeven worden aan de eenheid en de verscheidenheid, die er in elke gemeente is. We worden in onze eigenheid nooit ontkend, maar juist bevestigd en zo dienstbaar gemaakt aan het geheel. ‘Jeruzalem is wel samengevoegd!’ 5. In vele kerken in het buitenland vindt men bordjes met voorschriften hoe men zich binnen hoort te gedragen. Ook in de tempel in Jeruzalem stond zo’n bordje. Maar hier ging het om het voorschrift om de Here te loven. Dit wat vreemde voorschrift kan geduid worden als iets eenvoudigs: mopperen en klagen werkt voor een gemeente als iets wat afbreekt en eigenlijk heel giftig is. Het is een groot kwaad. Maar het bordje kan ook verstaan worden in verband met de zetel van het gericht. Wie erover nadenkt hoe bij voorbeeld David recht sprak over Mefiboseth, een familielid van Saul, heeft inderdaad reden om blij te zijn met zo’n koning. Hoeveel te meer reden hebben wij om ons te verheugen over de grote koning, die God ons gegeven heeft. Inderdaad zo’n pelgrimstocht is niet vergeefs en zo kun je weer gezegend

naar huis om tot een zegen te zijn. De preek kan zo uitlopen op een missionair appèl: ‘Om het huis des Heren wil ik het goede voor u zoeken’.

Liturgische aanwijzingen Wie een Schriftlezing uit het Nieuwe Testament erbij wil nemen, kan denken aan 1 Petrus 2:4-10. Het is natuurlijk wenselijk om in de dienst psalm 122 ook te zingen. Verder kan men denken aan andere bedevaartsliederen als psalm 84 en psalm 121 of aan de psalmen 61, 62 en 63 waarin het heiligdom vooral als schuilplaats beleefd wordt. Uit het liedboek: gezang 320, 322, of 441. Uit de Evangelische Liedbundel: lied 270, 390 of 393. Geraadpleegde literatuur In mijn boekenkast vond ik niet zoveel literatuur over Psalm 122. Als commentaar heb ik gebruikt: J.J. Kraus, Psalmen II uit de serie Biblischer Kommentar Altes Testaments. Een inspirerende schets schreef J.M. Hasselaar in Beluisterde Schriftwoorden,’s Gravenhage 1988, p. 65 en ook C. van der Zwaard in Postille 48, Zoetermeer 1996, p. 76. Een goede doordenking van de betekenis van de tempeldienst geeft C. Westermann in Theologie des Alten Testaments in Grundzügen, Göttingen 1978, p. 164-180.

DS. J.F. SCHUITEMAKER IS PREDIKANT VAN DE HERVORMDE GEMEENTE NUNSPEET

Transmissie WINTER 2007/2008


ZENDING

En de meeste van deze is... Bijna zeven jaar heb ik in het Midden Oosten gewoond en al die tijd was het hommeles. Intifada, 9/11, Afghanistan en Irak, aanslagen in Madrid, Londen en het Midden-Oosten, de moord op Theo van Gogh, de cartoonrellen. Als we kijken naar al die brokstukken en naar de groeiende kloof tussen moslims en christenen in Nederland, dan slaat de angst je om het hart. Hoe kunnen we de vrede bewaren? GERT-JAN SEGERS Rotstekening in Egypte

Hoe voorkomen we een botsing tussen moslims en niet-moslims in Nederland? Hoe kunnen we onze moslimnaasten bereiken met het Evangelie? In het huidige islamdebat zijn er van christelijke zijde grofweg twee soorten bijdragen. Twee geluiden Je ziet aan de ene kant christenen die de nadruk leggen op naastenliefde en bang zijn dat al te scherpe kritiek op de islam de kloof tussen ‘ons’ en ‘hen’ onnodig vergroot. Ze relativeren de scherpe kantjes van de islam en leggen grote nadruk op persoonlijk contact met moslims. De Utrechtse missioloog dr. Martha Frederiks zou je tot deze categorie kunnen rekenen. Aan de andere kant zijn er islamcritici die niet nalaten te benadrukken dat de islam ‘ontworpen’ is om te heersen. Ze waarschuwen voor christelijke naïviteit en profeteren dat die ons nog duur zal komen te staan. De conservatieve publicist dr. Bart Jan Spruyt en de Arabist dr .Hans Jansen zijn zulke critici. Als ik beide geluiden hoor, is mijn hart vaak verdeeld. De zeven Egyptische jaren hebben ons dicht bij moslims gebracht. We hebben veel gesprekken gevoerd over God en geloof en je doet hen onrecht als je alleen maar negatief over moslims en islam spreekt. Angst brengt ons in ieder

Transmissie WINTER 2007/2008

geval niet dichter bij elkaar en verhindert ons om het Evangelie met hen te delen. Maar ik ben ook mijn naïviteit kwijt als het om de islam gaat. Ik heb vrienden met een moslimachtergrond die voor hun leven vrezen, alleen maar omdat ze Jezus Christus hebben leren kennen als de Verlosser. Ik heb gezien hoe de islam – op dit moment – de politieke, de religieuze en intellectuele vrijheid afknijpt. Het is voor mij dus ook oprecht de vraag hoe we op een manier over de islam kunnen denken en spreken die recht doet aan het Evangelie en aan onze moslimnaasten. Romeinen-recept Ik geloof dat we met ons dilemma bij Paulus’ Romeinenbrief te rade kunnen gaan. In Romeinen 12 doet Paulus namelijk een gepassioneerde oproep aan de gelovigen om niet haatdragend te zijn: zegen uw vervolgers, vergeld geen kwaad met kwaad, geef uw vijanden te eten en te drinken, overwin het kwade door het goede. Dat zou ook onze houding ten aanzien van onze moslimnaasten moeten zijn. Zet open de deuren van je huis, gun je moslimburen een geweldige maaltijd en een inkijkje in je hart, daar waar de vreugde en de vrede van God woont. Paulus schrijft ondertussen in Romeinen 13 dat God de overheid heeft ingesteld

om het kwade te straffen en het goede te belonen. Ze heeft dus weet van het verschil tussen goed en kwaad en draagt het zwaard niet voor niets. Ze staat in dienst van God om burgers hun verdiende loon te geven. Je zou in onze tijd kunnen zeggen dat het de taak van de overheid is om pal te staan voor onze vrijheid en de Hofstadgroep-jongens een draai om hun oren te geven. Maar belangrijker is het dat Paulus geen tegenstelling ziet tussen de gezindheid van Christus, die als Hij uitgescholden werd niet terugschold en de taak van de overheid die boeven moet vangen. Het is het Romeinen-recept. Politiek, theologisch, persoonlijk Romeinen behoedt ons voor een valse tegenstelling tussen mededogen en rechtvaardigheid. Beide zijn cruciaal in ons doen en denken met betrekking tot moslims en hun islam. Wat wij daarbij moeten leren, is om te weten wanneer ons wat te doen staat. We moeten weten wanneer onze politieke discussie ophoudt en het geloofsgesprek begint. Kortom, het is cruciaal om in de omgang met moslims het verschil te weten tussen de politieke, publieke sfeer (de samenleving), de theologische dialoog (het gesprek over het kennen van God en de omgang met de schriften) en de persoonlijke ontmoeting.

7


ZENDING

Gert-Jan Segers: tweede van rechts

De meeste problemen ontstaan als we de drie sferen verwarren en goede dingen op het verkeerde moment zeggen. We komen in problemen als onze compassie met moslims ons verhindert om politieke problemen onder ogen te zien, of als onze bezorgdheid over fundamentalisme leidt tot een kille houding ten aanzien van onze moslimburen. Als politicus hoef je bijvoorbeeld niet te vertellen dat je Mohammed een verschrikkelijke man vindt, zoals Ayaan Hirsi Ali en Efsan Jami hebben gedaan. Je duwt als politicus zo alle moslims van je af en bereikt er geen enkel politiek doel mee. De politiek ordent de publieke sfeer. Dan gaat het dus niet over ‘de islam’ en ‘de koran’, maar over uitingen van de islam en toepassingen van de koran. Dan kun je denken aan bijvoorbeeld eerwraak, haatpreken, (on)gelijkheid van man en vrouw, recht op geloofsafval, scheiding tussen kerk en staat, etc. Dan trekt de overheid grenzen tussen aanvaardbaar en onaanvaardbaar gedrag. Maar in een persoonlijk gesprek, of zelfs in een theologische discussie, kunnen moeilijk verteerbare aspecten van Mohammeds leven wel degelijk worden gedeeld. In een respectvolle dialoog zal blijken, dat je per saldo verder kunt gaan dan Geert Wilders tot nu toe gegaan is. Andersom kan de (politieke) wens om in vrede samen te leven leiden tot een dubieuze theologie waarin islam en christendom twee gelijkwaardige wegen naar God

8

zijn. Alsof je alleen maar vreedzaam kunt samenleven wanneer je een vage vorm van godsgeloof deelt. Dat is een misvatting. Christelijke politieke tolerantie verdraagt ook onwaarheid. Maar die politieke tolerantie is iets heel anders dan theologische tolerantie waarin alle geloven op hetzelfde neer komen. Je hoeft de bijbelse waarheid niet eerst te verdragen voordat je de leugen tolereert. Jezus leert dat God het kruid en het onkruid samen laat opgroeien en dat het laatste oordeel God toekomt (Mattheüs 13:30). In de samenleving groeien kruid en onkruid samen op, hoe prikkelend dat onkruid ook kan zijn. Kortom: voor de zuiverheid moeten we het politieke gesprek, het theologische gesprek en het persoonlijke geloofsgesprek onderscheiden.

Liefde, wijsheid, dapperheid Als we weten waar het in de politiek, in de theologische ontmoeting en in onze persoonlijke ontmoeting met moslims op aankomt, dan komen we werkelijk verder. Dat vraagt om liefdevolle, wijze en dappere mensen die een mijl verder willen gaan dan we nu gaan. Het vraagt om liefdevolle christenen die uit hun comfortzone komen en de persoonlijke ontmoeting met moslimburen aangaan. Het vraagt om wijze theologen die, zoals de Engels-Syrische Chawkat Moucarry (in Faith to Faith), op een waardige wijze en met kennis van zaken de islamitische claims ten aanzien van het christelijke geloof weerspreken en de moslimtheologen indringende wedervragen stellen. En het vraagt om dappere politici die op een respectvolle manier met de overgrote meerderheid van vrijheidslievende moslims omgaan en op een fiere manier onze vrijheid verdedigen als islamisten die aanvallen. De islam daagt ons uit tot een indringende ontmoeting. Ze daagt ons uit tot pittige politieke discussie, tot een fundamentele theologische dialoog en de intensieve persoonlijke ontmoeting. En de meeste van deze drie is het persoonlijke gesprek met onze moslimburen, rond een goede maaltijd. GERT-JAN SEGERS WERKTE DE AFGELOPEN ZEVEN JAAR ALS GZB-ER IN CAIRO EN STUDEERT NU EEN JAAR IN WASHINGTON DC.

V E RW E R K I N G 1. Zijn uw gemeenteleden toegerust voor de ontmoeting met moslims? Komt de islam ter sprake op catechisatie, in de prediking, op bijbelkringen? Wat zou bij voorbeeld de Stichting Evangelie & Moslims voor uw gemeente kunnen betekenen? 2. Wat zijn de mogelijkheden voor uw gemeente om het theologische gesprek te stimuleren? In sommige plaatsen ontmoeten christenen en moslims elkaar om bij toerbeurt een deel van de bijbel of de koran te lezen. Spreekt zoiets u aan? 3. Wat was de laatste keer dat u persoonlijk met een moslim hebt gesproken? Wanneer is de volgende keer dat u moslims die u kent, bij u thuis uitnodigt?

Transmissie WINTER 2007/2008


ZENDING

Door het oog van de camera... In eerdere nummers van ‘Transmissie’ schreven zendingswerkers al over wat zij hebben leren zien en waarderen als ‘het gereformeerde in de zending’. Op die manier hielden ze ons een spiegel voor: is gereformeerd zijn voor ons meer dan een etiket of een groepscode? Opnieuw een verhaal van ontdekkingen. We woonden al enkele jaren in Mexico, in de provincie Chiapas. We waren gewend geraakt aan de veelkleurigheid van het land. De armoede om ons heen raakte ons nog wel, maar toch minder dan eerst. Totdat ik op een dag een telefoontje kreeg van een cameraploeg uit de VS. Ze waren naar Zuid Mexico afgereisd om een documentaire te maken over de armoede van de koffieboeren. Diezelfde armoede die ervoor zorgde dat vele miljoenen Mexicanen illegaal de grens

Familie Verboom in Mexico

Transmissie WINTER 2007/2008

overstaken om in de VS hun geluk te beproeven. De cameraploeg kon zo gauw niemand vinden die Engels sprak en vandaar dat ik werd uitgenodigd om voor hen te vertalen en enkele dagen met hen op te trekken. Met nieuwe ogen En wat gebeurde? Door het oog van hun camera ging ik alles anders bekijken. De vanzelfsprekendheid verdween als sneeuw voor de zon. Ik bekeek de mensen met nieuwe ogen en nog meer dan eerst raakte ik onder de indruk van de schoonheid van het land en zijn mensen. Door de gesprekken met de

TANNO VERBOOM

koffieboeren kreeg ook de armoede een nieuw gezicht. Aan deze gebeurtenis moest ik onwillekeurig denken toen mij werd gevraagd een artikel te schrijven over ‘het gereformeerde in de zending’. Ik realiseerde me dat ik wel vaker door het oog van een camera had gekeken. Uitgezonden door de GZB, om les te geven aan toekomstige predikanten in Colombia en later in Mexico, werd ik door mijn studenten als het ware uitgenodigd om door het oog van hun camera mijn eigen traditie te bekijken. Een traditie die zozeer een onderdeel van mezelf was geworden, dat ik me er niet eens meer

9


ZENDING

over hun nieuwe identiteit in Christus. Veelal geplaagd door gevoelens van minderwaardigheid bleven sommigen van hen passief in de dienst aan de Here. Anderen daarentegen werkten keihard in de kerk, maar dat harde werken was niet vrij van een zeker wetticisme. Een poging om alsnog de goedkeuring en de liefde te verdienen die in hun leven zo vaak ontbroken had.

Toerusting van studenten in Mexico

zo van bewust was. Die vanzelfsprekendheid verdween echter door het werk in de zending. De ontmoeting met de mensen dáár betekende een gezamenlijke ontdekkingstocht. We waren als wandelaars in een, voor mij behoorlijk vertrouwd, voor hen echter redelijk onbekend landschap: dat van de gereformeerde theologie. We leerden van elkaar en kwamen gezamenlijk dichter bij datgene waar het ook in de Reformatie om te doen was. Om samen met alle heiligen – in ons geval Colombiaanse en Mexicaanse ‘hermanos’ – de liefde van Christus beter te leren kennen, die de kennis te boven gaat (Efeze 3:18). Cruciale elementen Zij leerden mij dieper verstaan dat het in het geloof uiteindelijk maar om één ding gaat: je vreugde te vinden in de Here. Want hun vreugde in de Here was echt en ik ontdekte dat dit kernpunt van het gereformeerde belijden bij mij enigszins was verbleekt door de westerse welvaartscultuur waar ik meer deel van uitmaakte dan ik besefte. Daarnaast ontdekte ik door hen pas goed wat het betekent om te wandelen met God. In alles, grote en kleine dingen, vertrouwden ze op de Here. Langzaam maar zeker werd ik losgeweekt van mijn

10

onbewuste houding van ‘Ik kan het zelf wel’ en groeide er een nieuw besef van afhankelijkheid. Door het oog van hun camera mocht ik cruciale elementen van het gereformeerde belijden herontdekken. Zij wezen mij de weg naar een geloof vol vreugde en vertrouwen. Tegelijk waren zij ook bereid om met mij mee te kijken naar hun eigen traditie. En ook dat leverde verrassende ontdekkingen op. Ik mocht hen helpen om de Bijbel beter te begrijpen. Waar zij zich nogal eens lieten leiden door een wat oppervlakkige en ‘snelle’ uitleg en toepassing van de Bijbel, mocht ik hun leren dat het Woord dieper afsteekt in ons leven dan we op het eerste gezicht zouden denken of zelfs zouden willen. De toerusting die ik op dit punt van bijbeluitleg gaf, was dankbaar werk. Er leefde onder hen een enorme honger naar het Woord. Daarnaast mocht ik hun meer leren

Dubbele vreugde Samen mochten we de bevrijdende en helende kracht van de Heilige Geest ervaren. De Geest die wijst op de verdienste van Christus en ons opricht uit de gevoelens van eigen minderwaardigheid. Het sola gratia van de reformatie kreeg nieuwe inhoud en vertaalde zich in een nieuwe inzet in de kerk. Gedragen door het besef van het priesterschap van alle gelovigen. Zo trokken we samen op. In de ontmoeting met hen, christenen van overzee, werd duidelijk dat de kerk als lichaam van Christus veel verder reikt dan wij kunnen overzien. Gedeelde vreugd werd dubbele vreugd. Samen mochten we ontdekken dat we in Christus veel rijker zijn dan we kunnen beseffen. En is dat niet het hart van het gereformeerde belijden? Zo is het bedoeld: als een gezamenlijke ontdekkingstocht om die rijkdom dieper te leren verstaan. Nu we weer teruggekeerd zijn in Nederland mogen we de ontdekkingstocht voortzetten, tot op de dag dat we zullen kennen, gelijk ook wij gekend zijn (1 Korintiërs 13:12). DS. J. VERBOOM IS PREDIKANT IN NIEUWENDIJK. DAARVOOR WAS HIJ VOOR DE GZB WERKZAAM IN COLOMBIA EN MEXICO.

V E RW E R K I N G 1. Zit onze welvaartscultuur de vreugde in de Here in de weg? Zo ja, hoe en waardoor zou dat komen? 2. Bij de Mexicaanse broeders en zusters is het harde werken in de kerk niet vrij van wetticisme. Wat zijn uw drijfveren om actief in de gemeente te zijn?

Transmissie WINTER 2007/2008


EVANGELISATIE

Een nieuwe toekomst voor de kerk

WIM DEKKER

Gerben Heitink heeft een leven lang als predikant en hoogleraar praktische theologie aan de Vrije Universiteit zich ingezet voor de Gereformeerde Kerken, die sinds kort verenigd zijn met twee andere kerken in de Protestantse Kerk in Nederland. In het boek dat hij nu geschreven heeft, kijkt hij terug en blikt hij vooruit. Dit alles met een diep besef van crisis en urgentie. Om maar meteen met de deur in huis te vallen: dit gegeven maakt het voor mij tot een waardevol boek en ik hoop van harte, dat dit boek in de Protestantse Kerk in Nederland heel serieus genomen zal worden en breed besproken. Hier is iemand aan het woord die de ontwikkelingen in zijn kerken vanaf de jaren zestig niet alleen heeft gevolgd, maar ook in veel opzichten gestimuleerd en nu zegt: we hebben veel dingen niet goed gezien, het resultaat is ernstig, we zullen op onze schreden terug moeten keren. Daarbij zal aan twee dingen aandacht besteed moeten worden, namelijk aan identiteit en openheid. Identiteit Wie de kerkorde van de Protestantse Kerk leest, kan niet zeggen dat de identiteit vaag is. Jezus Christus, de Bijbel en de belijdenis van het voorgeslacht zijn prominent en richtinggevend aanwezig. Alleen is de praktijk anders. Het pluralisme van de postmoderne cultuur spiegelt zich in de kerk zoals die feitelijk is samengesteld en opereert. Daardoor lijkt de PKN eerder een huis dat tegen zichzelf verdeeld is dan een kerk met een duidelijke identiteit, die op grond van deze identiteit ook wervend kan zijn. Heitink schrijft: ’Zoeken naar de eenheid in het geloof is een belangrijke opgave voor de kerk, wil zij niet door verdeeldheid in machteloosheid vervallen… Het gaat hier om de identiteit van de kerk met het oog op de geloofwaardigheid van het evangelie

Transmissie WINTER 2007/2008

van Jezus Christus in onze wereld’ (p. 352). Op een andere bladzijde schrijft hij:’ Ook in onze tijd zal “die Sache Jesu” op geloofwaardige wijze door de kerk bemiddeld moeten worden. Dit is haar mission statement. Dat kan alleen wanneer het geding om de waarheid in eigen kring krachtig wordt aangegaan en vanuit de pluraliteit gestreefd wordt naar eenheid. De waarheidsvraag mag niet ontweken worden’ (p. 149). Intussen wijdt hij zelf een heel hoofdstuk aan de kwestie van eenheid en pluraliteit. De eenheid ziet hij in de ‘Sache Jesu’. Voor deze Duitse term kiest hij om aan te geven, dat het niet alleen om de persoon van Jezus gaat, maar ook om Zijn werk

en de concrete vertolking daarvan binnen een geloofstraditie (p.141). Verschillende vertolkingen vinden we al in het Nieuwe Testament zelf terug, zegt hij. De ‘Sache Jesu’ vormt dus al vanaf het allereerste begin een pluralistische eenheid. In het Nieuwe Testament zijn er de stemmen van de synoptici, Johannes, Paulus en Jacobus. De bemiddeling van ‘die Sache Jesu’ kent van meet af een flinke bandbreedte, waarbinnen de waarheidsvraag vanuit verschillende gezichtspunten op nieuwe en vruchtbare wijze aan de orde kan komen (p. 150). Eenheid in de canon De weg die Heitink in deze beschouwingen aflegt is als volgt. Vanuit de pluralistische context van vandaag legt hij de nadruk op het pluralisme binnen het Nieuwe Testament zelf om dan vervolgens weer op zoek te gaan naar de eenheid die er toch was, omdat alle geschriften wel in één canon zijn terecht gekomen. Die canon is voor ons de aansporing om ook vandaag de eenheid temidden van de pluraliteit te zoeken. Eén belangrijk punt slaat Heitink hier echter volgens mij over. Wat was nu de alles dragende ervaring of de alles dragende belijdenis, waardoor deze tradities in één canon zijn terecht gekomen en andere tradities (zoals de gnostiek) er duidelijk buiten vielen? Heeft men in de vroege kerk niet een veel grotere eenheid ervaren in wat wij nu aanduiden als het pluralisme binnen het Nieuwe Testament? Zo heeft de Leidse nieuwtestamenticus H.J. de Jonge er bij voorbeeld op gewezen, dat temidden van grote verscheidenheid alle christenen in de eerste tijd de gezamenlijke ervaring en overtuiging deelden, dat ze door de dood en opstanding van Jezus Christus de nieuwe wereld van Gods toekomst waren binnengegaan. Vervolg op pagina 16

11


EVANGELISATIE

Bezoekproject ‘In contact’ Er wordt de laatste tijd door evangelisatiecommissies heel wat geïnvesteerd in het aanbieden van cursussen over de Bijbel en het christelijk geloof aan mensen die daarin geïnteresseerd zijn. Maar daarmee bereik je maar een deel van de doelgroep. Er zijn dus ook andere methoden en middelen nodig. Eén daarvan stellen we hieronder aan u voor. In nogal wat gemeenten wordt gewerkt met het evangelisatieblad ECHO. Dat is echter lang niet altijd – zoals vroeger in het kader van bezoekwerk, maar veel meer rond themadiensten, open kringen en het aanbieden van een gratis abonnement aan geïnteresseerde randkerkelijken. Een nieuwe vorm van bezoekwerk is het project ‘In contact’. Vragen ‘Onze evangelisatiecommissie heeft de afgelopen jaren verschillende activiteiten georganiseerd. Soms lukte het om daardoor enkele mensen te trekken die anders niet naar de kerk komen. Vaak kwamen echter juist de actieve mensen uit de gemeente. Als commissie zitten we met vragen: Hoe komen we in contact met mensen die niet (meer) naar de kerk gaan. Wat is in hun leven van belang? Wat geloven zij of geloven zij niet meer? En kan de kerk, de gemeente, voor hen van betekenis zijn? En hoe dan?’

‘Onze kerk staat in een wijk waarvan we veel bewoners niet kennen. Een klein aantal gemeenteleden woont in de wijk. Een aantal staat ingeschreven bij ons, maar doet aan geen enkele activiteit mee. We zouden graag met deze laatste groep, maar eigenlijk ook wel met de andere wijkbewoners in gesprek komen. Hoe staan zij in het leven en wat houdt hen bezig? We willen graag meer kerk zijn voor de buurt, maar weten niet echt hoe.’ Herkent u deze vragen? Dan zou het bezoekproject ‘In contact’ u kunnen helpen. Het is niet nieuw en al in heel wat gemeenten gebruikt. Ds. Peter Hendriks heeft het omschreven in het boek ‘Geloof ligt op straat’. Beleid Voordat een gemeente besluit met dit project te gaan werken, is het goed eerst na te denken over een aantal punten: • Wat bezielt ons, wat zijn onze belangrijkste drijfveren als gemeente? Wat maakt ons tot een geloofsgemeenschap?

• Wat willen we eigenlijk bereiken met dit project? • Is er een verlangen om met mensen in contact te komen? Willen we luisteren naar mensen die via het project op onze weg komen en hen serieus nemen? • Zijn we bereid om eventuele vragen en ideeën die mensen ons voorleggen te bespreken in de kerk? En willen we kijken of wij mogelijkheden hebben en het bij ons past om met dat wat aangedragen is wat te gaan doen? Steun en of participatie van de kerkenraad om met het project te gaan werken is een voorwaarde. Als de kerkenraad het besluit hiertoe heeft genomen, kan de evangelisatiecommissie – of een speciaal hiervoor in het leven geroepen werkgroep – met het project aan de gang gaan. Inhoud Het project bestaat uit drie fasen en eventueel een vervolgtraject: 1. De voorbereidingsfase Hierin worden de vragen besproken die hierboven onder het kopje Beleid gesteld zijn. Vervolgens worden mensen gezocht die de bezoeken gaan doen. Heel belangrijk is dat zij goed kunnen luiste-

Een grondige voorbereiding is noodzakelijk.

12

Transmissie WINTER 2007/2008


TINEKE ZEEFAT

ren. Op drie avonden worden zij getraind. Deze training bestaat uit het bespreken en inzicht krijgen in de opzet van het project, het doel en de werkwijze. Onderdeel van de training is het zelf voeren van het gesprek met één van de andere cursisten. De ervaring is dat dit als heel waardevol wordt ervaren. Zelf aan den lijve ondervinden hoe goed het is als iemand tijd neemt om naar jouw verhaal te luisteren. Maar ook merken hoe moeilijk het is om je levensverhaal onder woorden te brengen. Ook communicatietechniek staat op de agenda. Het eigene van het type gesprek dat gehanteerd wordt in het project zal uitgelegd worden en er worden richtlijnen gegeven om niet in heilloze discussies te belanden. Deze training wordt gegeven door één van de medewerkers van de afdeling toerusting van de IZB. In deze fase worden er brieven gestuurd naar de mensen met wie u in gesprek wilt komen. In de brief wordt het project uitgelegd, het doel ervan en waarom de geadresseerde daarvoor uitgekozen is. Ook wordt aangegeven hoe lang het gesprek ongeveer duurt. Daarna worden de mensen persoonlijk benaderd om te vragen of ze mee willen doen en om een afspraak te maken. Wanneer mensen twijfelen of ze zullen meedoen, kunnen door het geven van informatie over het project en een uitnodigende houding weerstanden vaak weggenomen worden. Als iemand daarna toch niet mee wil doen, wordt dat uiteraard gerespecteerd. Een ontmoeting kun je niet afdwingen. 2. De gespreksfase In de gesprekken doen mensen hun verhaal. Daarvoor wordt een vragenformulier gebruikt met allerlei steekwoorden om het gesprek op gang te brengen zonder het al te zeer te sturen. Voor de bezoekers is dit een goede steun om niet te veel eigen dingen in te brengen en het gesprek in te kleuren. Maar ook om diepgang in het gesprek te krijgen. Op deze formulieren wordt ook verslag gedaan van wat er gezegd wordt. Essentieel voor het slagen van een

Transmissie WINTER 2007/2008

gesprek is een houding van ontvankelijkheid en respect voor het verhaal van de ander. Een dergelijk gesprek, zo blijkt uit ervaringen, is voor veel mensen die bezocht worden op zichzelf al een heilzame ervaring. 3. De afrondende fase De gesprekken worden geëvalueerd. De gebruikte formulieren maken het mogelijk kwantitatief te evalueren. De ruimte om zaken toe te lichten en dieper op bepaalde onderwerpen in te gaan, geeft ook handvatten voor een kwalitatieve evaluatie. Wat hebben we gehoord, wat gezien, wat ervaren in de gesprekken? Heeft men vragen aan de gemeente? Wensen? In deze fase worden ook de uitkomsten besproken en wordt bekeken of en hoe de gemeente er op kan inspelen. Het is sterk aan te bevelen alle bezochte mensen aan het eind van deze fase uit te nodigen voor een bijeenkomst waar de

resultaten gepresenteerd worden. Dit is dan meteen een goede gelegenheid om als daar aanleiding voor is - met hen door te praten over mogelijkheden voor een vervolg. Het vervolgtraject In deze fase gaat u aan de slag met dat wat uit de gespreksronde is gekomen. Denkbaar is dat er ook pastorale en / of diaconale contacten uit gekomen zijn. Maar mogelijk ook vragen naar andersoortige activiteiten. Vooraf kun je dit niet invullen. Pas na de gesprekken zal daar meer zicht op komen. In die zin is ‘In contact’ een project voor mensen en gemeenten met lef. Die zonder precies te weten hoe en wat het vervolg zal zijn toch in gesprek durven gaan met mensen die vragen stellen en wensen uiten. MEVR. T.J. ZEEFAT-OTTER IS MISSIONAIR TOERUSTER BIJ DE IZB. E-MAIL: T.ZEEFAT@IZB.NL

S A M E N VAT T I N G Doel 1. Rand- en buitenkerkelijken ontmoeten rondom levensvragen. 2. Zicht krijgen op de levenssituatie en vragen van rand- en buitenkerkelijken. 3. Ontdekken of er behoefte is bij hen om gebruik te maken van de diensten van de kerk. 4. Zo mogelijk als kerk aan hun eventuele behoefte ten aanzien van de kerk tegemoet te komen. Stappen 1. Er is een commissie in de gemeente die leiding geeft aan het project. 2. De bezoekers ontvangen een training vooraf vanuit de IZB. 3. Bezoeken worden georganiseerd en gehouden. 4. Er wordt een avond georganiseerd waarop de deelnemers aan het project verslag krijgen van de uitkomsten van het project. 5. Er wordt gezocht naar mogelijkheden om concreet gestalte te geven aan de wensen die uit het project naar boven gekomen zijn en deze worden ontwikkeld. Belangrijk 1. Het gaat om het organiseren van een ontmoeting waarin iemand zijn of haar verhaal kan vertellen. Niet om het verzamelen van informatie. 2. Van wezenlijk belang is het vermogen van de bezoeker zich te kunnen verplaatsen in andere meningen, gevoelens enz., en goed te kunnen luisteren. 3. Deze methode is vooral geschikt voor middelgrote en grote plaatsen.

13


EVANGELISATIE

OSM’ers hebben geen Predikant zijn in landelijke dienst heeft het nadeel geen eigen gemeente te hebben, waarin je zondag aan zondag mag voorgaan. Maar zoals een beroemde Nederlander gezegd heeft: elk nadeel heeft z’n voordeel… Het voordeel is dat ik nu in contact kom met zeer veel verschillende gemeenten, daar waar het hart van het gemeente zijn klopt: in de zondagse eredienst. Daar leer ik veel van. Van nabij ervaar ik ook hoe verschillend de gevoelens zijn die gemeenten oproepen wanneer je er een keer als gast komt. Sommige gemeenten komen bij je over als een warme gemeenschap, maar tegelijk geven ze je een gesloten gevoel. Het is allemaal Ons Soort Mensen (OSM’ers). En sommige gemeenten zijn heel massaal en de kerk is nog niet uit of iedereen is al weer verdwenen. Gemengd gezelschap Onlangs ging ik voor in een gemeente waarvan ik het gevoel had: zo zou het ongeveer moeten. Het was een gemeente in een stad, met veel hoogopgeleide jonge mensen. Autochtone stadsbewoners ontbraken echter niet. Sommigen waren al zeer oud en ze moeten zich bij tijd en wijle verdwaald voelen in hun eigen buurt temidden van wel dertig andere nationaliteiten. Er waren ook mensen die behoren tot de sociaal zwakkeren van de samenleving. Voor hen is er een inloophuis, waar soms ook laagdrempelige samenkomsten worden gehouden. Toch bezoekt een aantal van hen de reguliere kerkdiensten. In heel de dienst had ik het gevoel dat we een gemeenschap vormden, allen aangesproken door het ene Woord, verenigd in het gebed en in de lofzang, ondersteund door tegelijk zeer deskundig en zeer gevoelig orgelspel. Het koffie drinken na de dienst bevestigde mijn indruk. Veel mensen leken alle tijd te hebben om elkaar te ontmoeten en naar elkaars ervaringen te luisteren. De sociaal zwakkeren, de oude mannen en vrouwen en de hoog opgeleide twintigers en dertigers stonden niet in verschillende groepen te praten, maar mengden zich op een ongedwongen manier. Nu stel ik het misschien

14

heel mooi voor. Ook aan deze gemeente zal nog genoeg mankeren, maar ik had toch even heel sterk het gevoel: zo zou het ongeveer moeten en zo is een gemeente een wervende gemeente. Dat laatste klopt in ieder geval ook, want steeds nemen mensen anderen mee naar deze kerk en elk jaar doen er wel ongeveer twintig mensen belijdenis, komend uit allerlei kerkelijke en niet kerkelijke hoeken en gaten. Andere ervaringen In schril contrast hiermee staan andere ervaringen. Ik rijd op zondagochtend door een grote nieuwbouwwijk op zoek naar het oude idyllische dorpskerkje. Ooit centraal gelegen, maar nu letterlijk in de marge van het dorp terecht gekomen. Ik zie het niet opdoemen. Daarom vraag ik aan de enkeling in de nieuwbouw, die al wakker is en haar hondje uitlaat of ik zo goed rijd in de richting van de Hervormde Dorpskerk. Ze kijkt me verbaasd aan alsof ik vraag naar de bekende speld in de hooiberg. Uiteindelijk toch aangekomen in het kerkje, zie ik dat het nog redelijk gevuld is, maar er zijn weinig jongeren, er zijn ook heel weinig verschillende typen mensen. Even denk ik: het lijkt wel of hier allemaal leden van eenzelfde stam samen zijn. Gezichten, die veel op elkaar lijken, kleding die veel gelijkenis vertoont. Zo aan de buitenkant te zien is er geen afwijkend type te bekennen. Wat is hier misgegaan? Of is er in de ogen van de kerkgangers weinig misgegaan? Na afloop van de dienst vertel ik van mijn ervaring toen ik de weg vroeg in de nieuwbouw. En ik informeerde of er daarvandaan helemaal geen mensen in deze kerk kwamen. Het antwoord was:

‘Dominee, dat zijn allemaal heel ander soort mensen dan wij. Het is import met heel andere ideeën.’ Ik vroeg bescheiden: ‘Maar het Evangelie is toch niet alleen voor ‘ons soort mensen’?’ De tijd was te kort om er dieper op in te gaan. Zou ik trouwens in enkele minuten iets kunnen aanreiken, waardoor de zaak zou veranderen? Zo’n situatie is het gevolg van een beleid van jaren en dan nog… Iedere gemeenschap krijgt iets van een subcultuur, ook een kerkelijke gemeenschap. Het is niet zo gemakkelijk om een duidelijke identiteit te hebben en tegelijk zo open te zijn, dat vogels van diverse pluimage zich bij je thuis voelen. Een stadsgemeente heeft het gemakkelijker dan een dorpsgemeente in dit opzicht. De stadsbevolking is sowieso al heel divers en het gebied waar mensen vandaan komen is heel groot. Op een dorp ben je al gauw een gemeente van ‘ons soort mensen’,

Denken we in ‘wij’ en ‘zij’?

Transmissie WINTER 2007/2008


werfkracht wanneer de gemeente bestaat uit autochtonen of een aantal grote families. Buitenstaanders zal dat direct opvallen en hoe je ook je best doet, deze gegevens verhogen de drempel. De breedte van de schare Toch kunnen en mogen we ons niet zomaar bij dit soort sociologische en psychologische wetmatigheden neerleggen. De kern van ons geloof verzet zich namelijk hiertegen. Ik zou op vier bijbelse gegevens willen wijzen. In de eerste plaats begint de Bijbel bij de schepping van hemel en aarde en gaat het in Genesis 1-11 over het ontstaan van de volkerenwereld. Wanneer in Genesis 12 Abraham geroepen wordt als stamvader van een bijzonder volk, de Here toegewijd, dan is dat met het doel zo tot een zegen te zijn voor alle volken. Zo verzet zich de grondstructuur van het bijbels getuigenis tegen elke vorm van

Transmissie WINTER 2007/2008

denken in de categorie van ‘ons soort mensen’. Altijd wanneer we onszelf hierop betrappen, moet er meteen een lampje gaan branden: dit klopt niet. Ook binnen het afgezonderde volk van God, Israël, gaat het niet om een speciale groep. Het aantal ware gelovigen is soms zeer klein, maar altijd blijft het God gaan om het geheel. Hij zegt nooit en nergens: het geheel van het volk vind Ik niet zo belangrijk als er nog maar een groep getrouwen is. Het idee dat we ons met ons geloof op een eilandje terug zouden kunnen trekken past niet bij de schepping, maar evenmin bij de verkiezing van Israël. In het Nieuwe Testament wordt de bemoeienis van God met het hele volk voortgezet in de grote liefde van Jezus voor de schare. De schare bestaat alles behalve uit ‘ons soort mensen’. De schare is oneerbiedig gezegd ‘een bij elkaar geraapt zooitje’. Maar Jezus is bij uitstek te vinden bij de schare. Hij gaat ook naar Zijn gewoonte op de sabbat naar de synagoge. Maar het meest is Hij actief op de andere dagen van de week temidden van de schare. Dat moet ons toch wel heel veel zeggen over onze God, op wie Hij sprekend lijkt . En dus ook over ons die geroepen worden beelddragers te zijn van Hem. Een kerk, een gemeente, die zich van de schare vervreemdt, is geen kerk in het spoor van Jezus. Wanneer we ten slotte nog kijken naar de Handelingen der apostelen en de brieven van Paulus, dan zien we dat het heel spannend geweest is voor de eerste christelijke gemeenten om elkaar in de

WIM DEKKER

De breedte van de schare.

grote culturele en sociale verscheidenheid vast te houden. De tegenstellingen tussen joden en niet-joden waren vele malen groter dan die bij ons tussen autochtonen en import. De verschillen tussen slaven en vrijen kunnen wij ons nauwelijks meer voorstellen. Het bijzondere is dat in Christus al deze verschillen zijn opgeheven. ‘Ons soort mensen’ - die categorie behoort tot de oude mens, die gestorven is. De nieuwe mens, die is opgestaan kent deze categorie niet meer. De identiteit in Christus laat alle andere grote sociale en psychologische verschillen ver achter zich. Conclusie De Bijbel wijst ons in alle onderdelen een andere weg dan de zo begrijpelijke en vaak gepraktiseerde weg: zoveel mogelijk met gelijkgezinden bij elkaar blijven en niet te veel ‘vreemd’ volk erbij. Dat laatste denken is dat van de ‘oude mens’, die moet worden afgelegd. Een wervende gemeente worden begint niet met acties, maar met een diep ingrijpende bekering. DS. W. DEKKER IS STUDIESECRETARIS VAN DE IZB E-MAIL: W.DEKKER@IZB.NL

15


EVANGELISATIE

Vervolg van pagina 11: Een nieuwe toekomst voor de kerk Ook is temidden van alle pluralisme in het Nieuwe Testament duidelijk dat er een gezamenlijke overtuiging is, dat Jezus Christus de verhoogde Heer is, die leeft en Zijn Geest heeft uitgestort. Anders zou de gemeente er immers helemaal niet zijn. Grondovertuiging Ik had graag gewild dat Heitink ons op een paar dingen gewezen had, die ook vandaag op grond van de canon constitutief zijn voor onze eenheid. Zelf zou ik deze het liefst zoeken in het deelnemen aan Jezus’ dood en opstanding. Dan ben ik bij de dragende kern van het Nieuwe Testament en voorkom ik ook, dat voornamelijk een dogmatisch verschil zou beslissen over eenheid en pluraliteit. Het moet gaan om een gezamenlijke grondovertuiging, die tegelijk beleving is: wij zijn burgers van een nieuwe wereld, voorhoede van een Koninkrijk dat komt en wij sterven dagelijks af aan de oude wereld. Hoe opvallend is zo’n kerk in de samenleving. Met andere woorden: de identiteit is volgens mij vooral ook een kwestie van de echte vreze Gods. Nu zeg ik het oudtestamentisch. Want als kern van de canon zou ik ook Micha 6:8 kunnen aanwijzen. Op welk punt zouden we elkaar allen moeten kunnen herkennen? Op, zoals Micha zegt, het recht doen, gerechtigheid liefhebben en ootmoedig wandelen met God. Nieuwtestamentisch gesproken gaat het dan om deelnemen aan Jezus’ leven, lijden en opstanding. (Bonhoeffer). Het probleem in de PKN vind ik niet dat we verschillende leerstellige accenten hebben. Het probleem vind ik het oppervlakkige christendom, dat niets kost en dus ook niets oplevert, de ontstellende wereldgelijkvormigheid. Evangeliseren Naast bezinning op de identiteit is volgens Heitink ook bezinning op een nieuwe openheid noodzakelijk. Door allerlei ontwikkelingen zijn de kerken sinds de jaren zestig meer naar binnen gericht geworden. Het contact met de

16

Evangelisatie is terug van weggeweest.

cultuur ging verloren. Heitink begint hier zelfs zijn boek mee. De kerk is altijd ingegaan in een bepaalde cultuur. Dat moet ook nu weer gebeuren. De kerk moet weer zichtbaar worden in het publieke leven en in het publieke debat. Daar heeft ze ook heel veel te zeggen. Heitink pleit in dit verband voor een ecclesiologie die uitgaat van verschillende concentrische cirkels rondom een binnenste kern. Ik las er, op een andere manier verwoord, dingen in die Noordmans in zijn nadenken over de kerk na de oorlog aan de orde stelde onder de thematiek van kerk en schare. Het gaat in het Evangelie niet alleen om de discipelkring, zegt Noordmans, maar ook om de schare in een bonte veelkleurigheid. De kerk zonder de schare verwordt tot farizeïsme. De kerk die zich door de schare laat gezeggen, kan zomaar haar identiteit verliezen. Maar alleen in dat spanningsveld kunnen we kerk zijn. Deze gedachten van Noordmans vind ik overtuigender dan wat Heitink vertelt over een ‘Johanneïsche ’ecclesiologie (p. 175). In het evangelie van Johannes zou er behalve voor de kern van gelovigen ook plaats zijn voor mensen als de

‘ongelovige‘ Thomas, de Samaritaanse vrouw etc. Dat geloof ik niet zo. De mensen die Heitink tot de buitenste cirkels rekent, zijn bij Johannes veel geloviger dan hij het voorstelt en de mensen in de buitenste cirkels vandaag, de zoekers en ‘ietsisten’, zijn minstens zo ver van huis als de schare in de dagen van Jezus. Ze horen erbij en zijn tegelijk echt ver van huis. Dat zou ik over velen buiten de binnenste cirkel van belijdende volgelingen van Jezus vandaag willen zeggen. Pas wanneer we dit onderscheid echt handhaven, blijft ook de noodzaak van evangelisatie bestaan. En het opmerkelijke is dat Heitink daar nu juist weer een warm pleidooi voor houdt. Dat woord is bij hem echt terug van weggeweest. Wat mij betreft zeer terecht. Maar evangelisatie verdraagt zich niet goed met een kerkvisie, waarin het behoren tot de binnenste cirkel van belijders niet als heilsnoodzakelijk wordt gezien. N.A.V. GERBEN HEITINK, EEN KERK MET KARAKTER. TIJD VOOR HERORIËNTATIE, KOK KAMPEN, 2007, 419 BLZ., €23,50.

Transmissie WINTER 2007/2008


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.