ECHO mei 2013

Page 1

Echo

De armen van God 7 10 12

| Een royale God

| Gods armen reiken wijd

| Een ‘toevallige’ ontmoeting


2

Het kunstwerk op de cover is van de hand van Mark Lawrence. Hij gaf het als titel mee: ‘Mijn schuilplaats’. Naar aanleiding van een bijbeltekst uit het boek Deuternomium 33: 27. ‘Van oudsher is God een schuilplaats, zijn armen dragen u voor eeuwig.’ Mark Lawrence is een christelijke kunstenaar uit Alpharetta, Georgia, in de Verenigde Staten. Meer van zijn werk is te zien op http://www.marklawrencegallery.com

Overal vandaan O

p weg naar de ‘Voorhof’ slinger ik door een typische nieuwbouwwijk van Nieuwegein. Alles op en in elkaar gebouwd, aan drempels geen gebrek. Op een gezapige zondagmiddag is er geen mens die zich buiten waagt. Ook bij de ‘Voorhof’ is het wel erg rustig. Ben ik wel op de goede plek? Begint het soms later? Maar als ik binnenstap gonst het van de gesprekken. Flarden Nederlands en Engels, zelfs wat Frans bereiken me. Kinderstemmen, het geluid van serviesgoed, geroezemoes in de keuken, de hal en de kerkzaal. Mensen kijken me aan, maar zetten hun gesprek voort. Even later schiet Dirk de Bree me aan. Hij is de ‘voorganger’ vanmiddag, hoewel zijn rol bescheiden zal zijn. Ik ga aan een tafeltje zitten als er wordt geroepen dat ‘we gaan beginnen’. Een zwarte vrouw

vraagt me of de stoel naast de mijne vrij is. Ze spreekt Nederlands, met een zwaar Engels accent. Ik stel me voor, zij zich ook. Laat ik haar Mary noemen. Ze komt uit Jamaica. ‘Ik ga nooit naast een wildvreemde man zitten, maar hier wel.’ Ik vraag haar waarom hier wel. ‘Hier voel ik me thuis, hier voel ik me welkom en veilig.’ Ze woont in een wijk iets verderop en komt elke maand naar deze Cross Culture Meetings. ‘Zo leer ik de mensen hier beter kennen.’ We zingen wat liederen en dan gaan we eten. Iedere gast heeft van huis wat meegebracht: Tsjechische frikadellen, gele Chinese rijst, drie verschillende salades, rijst met een soort babi pangang, maar ook knakworstjes, cupcakes, fruitsalade, brood met kruidenboter, koekjes en komkommer. Het buffet is duidelijk ‘cross-cultural’!

‘Hier voel ik me thuis, hier voel ik me welkom en veilig.’

... de armen van God en de hand van Jezus De hand van Jezus Op de hoek van de Pausdam en de Kromme Nieuwe Gracht in Utrecht staat het Paushuize, gebouwd in opdracht van paus Adrianus VI, de enige paus van Nederlandse komaf. Op de gevel is een beeld te vinden van Christus Salvator Mundi, Jezus Christus als redder van de wereld. Dat kun je zien aan de wereldbol die Hij in Zijn linkerhand houdt. Met Zijn rechterhand zegent Hij die. De rechterhand is echter kapot, de handpalm en de vingers ontbreken. Dat is jammer en toch ook weer niet. Er zit wel een boodschap in de ontbrekende hand van Jezus: Zijn volgelingen voelen zich geroepen om de handen en voeten van Christus te zijn. Ze vullen aan wat ontbreekt. Daar vind je in dit blad voorbeelden van.

3


5 Hard voor vrouwen, die soms gestenigd worden. Hard als er gestraft wordt: mensen verliezen hun hand, of hun leven. Het christelijk geloof is veel vredelievender. Ik ben blij dat ik gedoopt ben en bij God mag horen. Door mijn doop ben ik schoon en woont God in me. Hij maakt dat ik dingen doe waar ik uit mezelf niet toe in staat ben. Ik ben een gelukkig mens.’ Gedoopt

Niet alleen allochtonen bezoeken deze meeting. Ook ‘gewone’ gemeenteleden van de kerk zijn hier. ‘Het is goed om elkaar te ontmoeten’. ‘Ik kom hier graag, er is een goede sfeer en de mensen zijn vriendelijk.’ Ik schuif aan bij een andere tafel. ‘Hebt u die gele rijst gekookt?’, vraag ik aan een Chinese vrouw. ‘Ja’, zegt

In groepjes praten we na over wat Ibrahim heeft gezegd. Iedereen in mijn groepje blijkt te zijn gedoopt. Een vrouw zegt getrouwd te zijn met een moslim. ‘Hij vindt het goed dat ik hier naar toe ga. Mijn kinderen zijn ook gedoopt. Ik ben blij: ze horen bij God.’ Een vrouw uit Soedan (haar man is daar nog), Laurent, een man uit Congo (hij stuurt zijn familie geld, hoewel hij eigenlijk te weinig heeft om er van te leven), een man uit Djakarta (hij ondersteunt zijn dochter, die daar woont), mensen uit Zuid-Afrika, uit China, uit Oost-Europa, ze zijn hier allemaal. Ze hebben het niet gemakkelijk. Ze vinden moeilijk werk, zeker nu. Ze voelen zich lang niet altijd welkom. Maar hier wel. We bidden nog voor elkaar. En ook voor degenen die er vanmiddag niet bij zijn. Ik denk nog even na over de doop en hoe blij mensen zijn met het feit dat ook zij gedoopt zijn. Als je ge­

‘I once was lost, but now am found.’
 ze: ‘Hoe weet u dat?’ ‘Ik zag u er mee binnenkomen. Erg lekker, ik hou wel van pittig.’ Ze lacht en knikt. Ook zij komt hier regelmatig en voelt zich hier thuis. Ze is getrouwd met een Nederlandse man die ze ontmoette toen ze hier studeerde. Ze is nog een paar jaar terug geweest naar China, maar uiteindelijk naar Nederland gekomen, om hier te blijven. Als iedereen genoeg gegeten heeft, zingen we nog wat liederen. De kinderen begeleiden ons op slagwerk. Met overgave produceren ze een hoop lawaai. Dan gaan ze naar hun eigen samenkomst. Ibrahim uit Koeweit wordt gevraagd naar voren te komen en zijn verhaal met ons te delen. Een wat oudere man met een vriendelijk gezicht en een rond brilletje. In zijn hand heeft hij een gebedsketting.

doopt bent in Gods naam dan hoor je bij Hem. Hij heef je met open armen ontvangen en tegen je gezegd: ‘Je bent van Mij.’ In de groep heeft iedereen de overtuiging dat dat zo veel uitmaakt. Er is veel onzeker in het leven, er gaat ook veel mis, daar weten ze wel over mee te praten. Het vertrouwen in God houdt ze op de been. Zoveel openheid en vriende­lijkheid kom ik onder Neder­landers niet gauw tegen. Wij doen er langer over om ons open te stellen voor elkaar. Dat is een verschil in cultuur. Maar het heeft ook met God te maken. Hij stelt zich open voor ons. Dan stellen wij ons open voor elkaar. Wellicht gaat het gemakkelijker als je niet veel te verliezen hebt.

‘Je bent van Mij.’

Amazing grace We zingen aan het eind van de samenkomst –we zijn zo’n twee en een half uur bij elkaar- ‘Amazing Grace’ uit volle borst. ‘Amazing Grace, how sweet the sound,
 that saved a wretch like me. 
I once was lost, but now am found,
 was blind, but now I see.’ ‘Geweldige genade, hoe zoet is het geluid, dat een zondaar als mij redde. Ik was eens verloren, maar nu ben ik gevonden, ik was blind, maar nu kan ik zien.’

Dat woordje ‘wretch’, dat betekent zoveel als ‘ellendeling’. En dat wil zeggen: iemand die uit zijn land is. Dan voel je je vaak ellendig. Je bent niet meer ‘op je plek’, je bent een vreemde. Maar hier in de ‘Voorhof’, waar de kerk ruimte biedt aan iedereen, waarvandaan ook, weten mensen zich gered en gevonden. Je begrijpt, ik ging fluitend naar huis…

Ibrahim ‘Het Evangelie van Jezus Christus kwam naar Koeweit door een Amerikaanse arts, die op uitnodiging van onze vorst de pest bestreed. Naast een hospitaal stichtte hij ook een kerk. Lange tijd leefden in Koeweit moslims en christenen vreedzaam naast elkaar. Maar onder invloed van fundamentalisten uit SaoudiArabië werd het moeilijk voor de kerk. Ik ben blij dat ik christen ben. Ik vind de islam zoals ik die ken hard.

Tsjechische frikadellen, gele Chinese rijst, knakworstjes, cupcakes, koekjes en komkommer


6

D

aarop kwam Petrus bij Hem staan en vroeg: ‘Heer, als mijn broeder of zuster tegen mij zondigt, hoe vaak moet ik dan vergeving schenken? Tot zevenmaal toe?’ Jezus antwoordde: ‘Niet tot zevenmaal toe, zeg ik je, maar tot zeventig maal zeven. Daarom is het met het koninkrijk van de hemel als met een koning die rekenschap wilde vragen van zijn dienaren. Toen hij daarmee begonnen was, bracht men iemand bij hem die hem tienduizend talent schuldig was. Omdat hij niets kon terugbetalen, gaf zijn heer bevel dat de man samen met zijn vrouw en kinderen en alles wat hij bezat verkocht moest worden, zodat de schuld kon worden ingelost. Toen wierp de dienaar zich aan de voeten van zijn heer en smeekte hem: “Heb geduld met mij, ik zal u alles terugbetalen.” Zijn heer kreeg medelijden, hij liet hem vrij en schold hem de geleende som kwijt. Toen deze dienaar naar buiten ging, trof hij daar een van de andere dienaren, die hem honderd denarie schuldig was. Hij nam hem in een wurggreep en beet hem toe: “Betaal me alles wat je me schuldig bent!” Toen wierp deze zich voor hem neer en smeekte hem: “Heb geduld met mij, ik zal je betalen.” Maar hij wilde daar niet van weten, integendeel, hij liet hem gevangenzetten tot hij de hele schuld zou hebben afbetaald. Toen de andere dienaren begrepen wat er gebeurd was, waren ze zeer ontdaan, en gingen ze naar hun heer om hem alles te vertellen. Daarop liet zijn heer hem bij zich roepen en hij zei tegen hem: “Je bent een slechte dienaar. Heel die schuld heb ik je kwijtgescholden, omdat je me erom smeekte. Dan had jij toch zeker ook medelijden moeten hebben met die andere dienaar, zoals ik medelijden heb gehad met jou?” En zijn heer was zo kwaad dat hij hem in handen van de gerechtsbeulen gaf tot hij de hele schuld zou hebben terugbetaald. Zo zal mijn hemelse Vader ook ieder van jullie behandelen die zijn broeder of zuster niet van harte vergeeft.’ Uit: Het Evangelie naar Mattheüs, 25: 21 - 35

7

I

Een royale God

n de oudheid kwam het geregeld voor dat dienaren van een koning met belastinggeld zaken deden. Het belastinggeld droegen ze af, maar de winst die ze hadden gemaakt staken ze in eigen zak. O wee, als er bij het zaken doen iets misging. Als bijvoorbeeld een schip met kostbare lading verging op zee.

Dienen van God betekent leven in een stijl die bij God past. Dus ook liefde bewijzen aan hen die bij ons in het krijt staan. Daar zijn prachtige dingen van te vertellen. Hoe mensen als het ware ‘de armen van God’ zijn die zich uitstrekken naar medemensen die alles verprutst hebben.

Jezus vertelt over zo’n man, die de koning een bizar groot bedrag schuldig is. Eén talent is 40 kilo zilver. En dat maal 10.000. Zo’n bedrag verdien je je hele leven niet bij elkaar.

In de gelijkenis tekent Jezus de harde werkelijkheid van het tegendeel. Het komt ook voor dat mensen er niks van snappen. Ze willen graag profiteren van de goedheid van de Heer. Maar aan Hemzelf hebben ze geen boodschap.

De koning geeft bevel om deze man en zijn gezinsleden dan maar als slaaf te verkopen en alles wat hij verder bezit te gelde te maken. De man smeekt om genade. Als de koning de ontreddering van zijn dienaar ziet gebeurt het ongelofelijke. Met één pennenstreek wordt heel de schuld doorgestreept. Hij mag met een schone lei beginnen. Eigenlijk is dit het meest bijzondere van het verhaal. De God waarover de Bijbel spreekt is een geweldig royale God. Hij is in staat de grootste schuld te vergeven. Zijn liefde betekent redding voor zondige mensen.

De man uit de gelijkenis kent geen medelijden met iemand die hem 100 denarie schuldig is. Eén denarie was het dagloon van een arbeider. Als de koning het verneemt volgt een straf die hoorde bij de harde werkelijkheid van die dagen. De boodschap is duidelijk. God neemt het hoog op. Hij wil dat schuldige mensen bij echt berouw genade, liefde en vergeving ontvangen. Je moet een nieuwe start kunnen maken. Alleen op die manier doorbreek je de spiraal van het kwaad. Zo wordt iets zichtbaar van God zelf.


Bidden is voor mij in de eerste plaats danken. Dat is de essentie. Als mensen mij vragen waarom ik geloof, dan zeg ik wel eens: er is een grondstemming van dankbaarheid in me en die moet ergens heen. Iemand moet bedankt worden. Ik ben dankbaar voor schoonheid en liefde in het leven. Als kind kon ik ontroerd raken als ik tijdens een biologieles door een microscoop keek naar het kleinste leven. Ik begreep niet dat de lerares daarover kon zeggen: ‘Nou, het is nou eenmaal zo.’ Wat is het evolutionair belang van genieten van muziek of een prachtige bloem?

(Désanne van Brederode)

(Willem Jan Otten)

L e s s i s m o re

Uit de bundel: ‘In gesprek over bidden’, door Reiny de Fijter, uitg. Plateau, 2013

‘Natuurlijk wil ik werken. Ik ben niet naar Nederland gekomen om mijn hand op te houden! Ik ben hierheen gekomen omdat ik veiligheid zocht. En die heb ik hier. Maar als ik mijn inburgeringsexamen heb gehaald moet ik gaan werken. Dat is logisch. Ik wil ook heel graag werken. Eigenlijk zou ik liever nog een opleiding doen. Maar daarvoor is geen geld meer. Dat begrijp ik wel. Ik wil heel graag werken. En dat is moeilijk hè, de crisis. Ja, en ik moet natuurlijk ook eerst goed Nederlands spreken.’ Firuz, een inburgeringscursist van 28 jaar, legt de vinger op de zere plek. Hij weet wat van hem in Nederland verwacht wordt. Zodra hij is ingeburgerd, moet hij werk zoeken. En dat is op dit moment een groot probleem. Er zijn zoveel wachtenden voor hem…

Johannes is al ingeburgerd en heeft wel werk gevonden. In Ruanda had hij een leidinggevende functie. Hier werkt hij gewoon op de bouwvloer. Hij wil doorgroeien, maar moet zich eerst nog om- en bijscholen. Ook hij kwam naar Nederland om veiligheid te vinden. Voor zijn komst had hij geen hoge verwachtingen van Nederland. Als christen had hij van Nederland geen goede geruchten gehoord. Zijn verbazing was daarom groot toen hij in het Asielzoekerscentrum merkte dat het grootste deel van de vrijwilligers christen was. Toen hij een verblijfsvergunning kreeg en zich onder de gewone Nederlanders mocht scharen, verdween het positieve beeld van Nederland weer. ‘De mensen in Nederland hebben het zo goed, dat ze God helemaal niet nodig hebben’.

Ali

‘Het begin van de film Nostalghia van Andrej Tarkovski vind ik geweldig. Een moderne, jonge vrouw komt per ongeluk in een kerk en ziet vrouwen bidden. Ze vraagt de koster wat zij bidden. ‘Ze bidden om een kind of om juist geen kind’, is het antwoord. En, is haar volgende vraag, wat krijgen ze? De koster zegt: ‘Wat ze het hardst nodig hebben.’ Ik heb dat altijd een geweldig antwoord gevonden. Je bidt concreet, maar ook in het vertrouwen dat je ontvangt wat je het meest nodig hebt. Als ik een ziekte zou krijgen, zou ik natuurlijk bidden om genezing. Stel je voor dat ik dat niet deed. Maar het wordt serieuze koek, als de ziekte ongeneeslijk is. Dan ga je om een wonder bidden. Ik hoop dat ik dan iets heb aan die zin: je krijgt wat je het meest nodig hebt.’

Grondstemming

Johannes

Het meest nodig

Firuz

8

9

Ali, moslim, was ook onder de indruk van het vrij­willigers­ werk in het Asielzoekerscentrum. ‘De meesten waren christen. Dat is toch logisch, want Nederland is toch een christelijk land?’. Nu volgt hij de inburgeringscursus en bezoekt ook zelf zijn geloofsgenoten in het Asiel­ zoekerscentrum. ‘Gewoon gezellig koffiedrinken, praten en een beetje luisteren. Dat is goed’.


10

Gods armen reiken wijd In grote steden (vaak niet de allerbeste wijken), in nieuwbouwwijken en Vinex-locaties, ook op andere plekken vind je ze zomaar opeens: nieuwe geloofsgemeenschappen. Kenmerkend: er zijn mensen te vinden uit alle windstreken. In Nederland worden mensen vaak opgedeeld in vakjes en hokjes. Je hebt Nederlanders en medelanders. De laatsten delen we dan weer in naar origine: Turkije, Marokko, de Antillen, Suriname, Afrika, Zuid-Amerika, Azië In die (kleine) kerkjes gebeurt dat veel minder. Natuurlijk, er zijn ver­ schillen in taal en cultuur. Maar wat hen verbindt is belangrijker dan wat hen van elkaar onderscheidt. Ik zeg het verkeerd: niet wat, maar Wie hen verbindt. Als je in de buurt woont, moet je er maar eens gaan kijken. Je bent er meer dan welkom! Een viertal voorbeelden: In Amsterdam: http://www.hoopvoornoord.nl

In Amsterdam: http://www.hebronline.nl

In Rotterdam: http://icfrotterdam.nl

In Zoetermeer: http://www.perron61.nl

‘Zinah, wees niet bang!’ Als ik ‘Hebron’, een wijkcentrum in de Spaarn­dammerbuurt in Amsterdam, binnenstap zie ik een goed­ lachse vrouw, met bijna zwart lang krullend haar, in druk gesprek met een aantal anderen die hier vanavond ook een kleine viering meemaakten. Ze vindt het een beetje eng om met me te praten: haar Nederlands is nog niet vlekkeloos. ‘Ik ben in 2008 uit Irak gevlucht. Ik werkte op ‘Saddam Airport’, waar de Amerikanen ook gebruik van maken. Ik werd er van verdacht met de Amerikanen samen te werken. Ik werd bedreigd met de dood, ontving SMSjes. Ik werd bang en vluchtte naar Nederland. Daar heb ik asiel aangevraagd. Mijn broer woont hier al, mijn moeder ook. Vanaf 2008 was ik ‘in procedure’. Mijn asielaanvraag werd blijkbaar afgewezen. Op 5 april 2012 hebben ze me gevonden. Ik werd opgesloten in het detentiecentrum Rotterdam. Ik wist niet wat er zou gebeuren, maar ik was wel bang om uitgewezen te worden. Ik vond het daar verschrikkelijk: vanaf vier uur ’s middags tot de volgende morgen was ik opgesloten in mijn kleine cel! In Irak was ik al op zoek naar het christelijk geloof. Ik was in Irak moslima. In Irak is het niet moeilijk om van geloof te veranderen. Het is onmogelijk! Je bent dan afvallige. Dat betekent je dood. Hier in Nederland ben ik christen geworden. Hier, in ‘Hebron’ ben ik gedoopt, samen met mijn oude moeder. Hier voel ik me thuis, dit is mijn plek. Ik kom hier graag.

wees niet bang!’ Twee dagen later, 15 april 2012, stond ik buiten de poort van het detentiecentrum. Ik weet niet waarom ik ben vrijgelaten. Mijn advo­ caat was heel ver­ baasd, die weet het ook niet. Maar ik ben zo blij! Ik bid tot God of ik Jezus nog eens mag zien. Maar tot nu toe is dat niet gebeurd. Ik studeer nu weer hard aan mijn Nederlands. Want in september wil ik mijn Master psychologie beginnen. In Irak was ik psychologe, dat wil ik hier ook worden.’

‘In Irak is het niet moeilijk om van geloof te veranderen. Het is onmogelijk!’

In het detentie­ centrum heb ik gebeden of God mij wilde helpen. Irak is niet veilig voor me. Mijn broer en moeder wonen hier, ik heb daar niemand meer. Op 13 april, ’s nachts, had ik een droom. Ik zag een vriendelijke man in een blinkend wit kleed. Het was Jezus zelf. Hij zei tegen me: ‘Zinah,

Na afloop van het gesprek vraagt Zinah me of ik haar thuis wil brengen. Ze durft in het donker niet over straat. ‘Ik ben nog altijd bang. In Irak mag een vrouw sowieso niet ’s avonds over straat.’ Vrijheid, het is even wennen…

11


12

Een ‘toevallige’ ontmoeting W

il je het precieze tijdstip? Het ge­ beurde 25 juni 2011, ’s middags rond kwart voor vier. Het was druilerig weer en - eerlijk gezegd - liep ik te balen. Ik was projectleider van de Kerkennacht die die avond zou plaatsvinden. Meer dan veertig kerken, verspreid over de hele stad, zouden geopend zijn voor publiek; elk met een eigen programma. Om het winkelend publiek daar ’s middags al op te attenderen organiseerden we een flash mob, een spontane uitvoering van een muziekstuk in de open lucht. Een uur voor aanvang ontdek ik, dat de elektrische piano die ik had geregeld, nog niet is gearriveerd; een misverstand met de verhuurder. Ik moest ‘m in allerijl zelf gaan halen, op twee wielen door de bocht. Drie kwartier later ben ik terug in de binnenstad. Het miezert. De uitvoering zal plaatsvinden in het voetgangersgebied, onder een overkapping. Er is geen tijd te verliezen. Ik parkeer de auto op de stoep bij het stadhuis en samen met een vrijwilliger probeer ik alle spullen te versjouwen: elektrische piano, pianokruk, verlengsnoeren, versterker… Een Afrikaanse jongeman spreekt ons aan. Zal ik een handje helpen? Het valt me niet eens op dat hij Frans spreekt. Ooit werkte ik een jaartje in Frankrijk en de kennis van de taal komt me soms van pas. Terwijl we samen oplopen, vraagt hij waar die apparatuur voor is. ‘Voor de Kerkennacht’, leg ik uit.

‘Jij bent van de kerk? Ik ben op zoek naar een kerk’. ‘Nou, dat treft, er doet ook een Franstalige kerk mee….’ ‘Ik wil gedoopt worden.’ We zijn bij de plek waar het concert zal plaatsvinden. Terwijl we de spullen uitstallen, vertelt dat hij in het asiel­ zoekerscentrum woont. Hij is opgegroeid in een islamitisch gezin. Een Italiaanse geestelijke heeft ooit zijn interesse voor het christelijk geloof gewekt. Van hem leerde hij het Onze Vader bidden. Het concert begint en er is veel te regelen. Dan zegt de man, die Démé blijkt te heten, dat hij nog boodschappen moet doen. ‘Ben je hier nog als ik terugkom?’, vraagt hij. ‘Weet ik niet. Mijn auto staat fout geparkeerd…de boel moet hier opgeruimd. Heb je een 06-nummer? Schrijf het even op.’ Hij noteert het op een papier, ik steek het bij me en hij verdwijnt.

‘Ik wil gedoopt worden’

Waar hij bang voor was gebeurde. Toen hij terugkwam, waren wij al weg. En door de drukte ben ik hem totaal vergeten. Kort na de Kerkennacht begon de vakantie. Een paar weken later lig ik ’s nachts op bed en komt de ontmoeting me opeens scherp voor de geest. Ik kon wel onder de matras kruipen van schaamte. Waar heb ik dat telefoonnummer? In een stapel paperassen vind ik het, en bel. Of hij zich nog kan herinneren… ‘Maar natuurlijk’, zegt hij.

‘Want die ontmoeting in de stad is het enige gesprek dat ik in de afgelopen vier maanden heb gevoerd.’ We maken meteen een afspraak. Hij is naar eigen zeggen de enige Franstalige in het asielzoekerscentrum. Er wordt Engels of Arabisch gesproken. Buiten het centrum heeft hij geen enkel contact. In de voorbije maanden heeft hij geen enkel gesprek gevoerd. Ja, één keer, met een schoonmaker van Marokkaanse komaf. En hij volgt Nederlandse les, zo goed en zo kwaad als dat gaat, want de docent spreekt geen Frans. Vier maanden, één gesprek.

vloerbedekking, gordijnen, bestek borden, een tv, een strijkplank… In de nieuwe woonplaats kende ik toevallig een predikant. Per mail heb ik hem de situatie uitgelegd. Laat hem niet weer helemaal op nul beginnen, zonder enig contact in een grote stad, dacht ik. We regelden de verhuizing. Tot mijn verbazing bleek het kerkgebouw van de predikant die ik had gemaild, op loopafstand van het nieuwe appartement.

‘Ben je hier nog als ik terugkom?’

Het verhaal sneed me door de ziel. Mijn franssprekende kennissen hebben het geweten: ik bracht hem in contact met iedereen die hem maar kon helpen. We aten samen, we voerden gesprekken over zwarte bladzijden in de geschiedenis van zijn land, de burgeroorlog. Zijn familie, zijn zieke vader, z’n zussen, die hij achter moest laten in Senegal.

Op de zondag voor Pasen, waren mijn vrouw en ik er in de kerk. Ruim 21 maanden geleden had Démé op straat tegen me gezegd: ‘Ik wil gedoopt worden’. Nu was het zover. Mensen uit de kerk hebben hem Nederlandse taalles en catechisatie gegeven. Hij maakt deel uit van een nieuwe gemeenschap. Hij straalt. Het is een feestdag.

‘Laat me alstublieft iemand tegenkomen, met wie ik kan praten…’

Precies in die periode dat we elkaar beter leerden kennen, kreeg hij te horen dat hij vanuit het AZC zou worden overgeplaatst naar een eigen appartement, in een stad in het zuiden van het land. Vanuit de kerk hebben we hem geholpen aan tweedehandsspullen voor de inrichting. Een tafel, stoelen,

Tijdens de kerkdienst mocht ik iets vertellen over de voorgeschiedenis. Zelf voegde Démé er nog wat aan toe: ‘Vlak voor onze ontmoeting, anderhalf jaar geleden, daar op straat, voelde ik me alleen. Op een bankje bij het station heb ik God gebeden. Laat me alstublieft iemand tegenkomen, met wie ik kan praten…’

13


14

Einde aan de eenzaamheid Yvon was er als tiener wel klaar mee, met het christelijk geloof. Tijdens een cursus ontmoette ze iemand die haar vroeg zich (opnieuw) te verdiepen in het christelijk geloof. Zo kwam ze op een zondagmorgen in de kerk terecht. Ze viel met haar neus in de boter, het was een doopdienst. Ze schreef haar ervaring op.

A

l zo lang ik me kan her­inneren, ben ik bang om alleen te zijn. Niet dat ik me daar altijd bewust van was. Niet dat ik doodsbang in een hoekje zit als ik alleen thuis ben. Maar bang voor het echte alleen, bang dat niemand je echt begrijpt, bang dat niemand je echt kent, bang dat je door iedereen verlaten wordt. 
Als kind kon ik in een bepaalde periode maar moeilijk de slaap vatten. Dit vervulde mij met angst. Want: op een gegeven moment ging iedereen slapen. Buiten floepten steeds meer lichten bij de buren uit. Mijn oudere broer ging slapen. Mijn ouders op een gegeven moment ook. Iedereen was er wel, maar ook vertrokken, in een diepe slaap, ik was de enige die wakker was. Ik vond dit een vreselijk gevoel. Zoals wel vaker het geval is met angst, hield de angst dat ik alleen wakker zou blijven me juist uit mijn slaap, zodat waar ik bang voor was ook gebeurde. Nog steeds ben ik bang om alleen te zijn, me verlaten te voelen. Soms ben ik op een feestje en opeens voel ik het. Ik sta tussen de mensen, maar niet in verbinding met hen. Niemand weet wat er diep van binnen in mij omgaat, niemand wil het ook weten, ze willen alleen het leuke zien. Ik ben alleen met mezelf, omringd door mensen die

verwachten dat ik aan de sociale normen voldoe en dus niet opeens ga beginnen over de diepe eenzaamheid die zij toch ook moeten voelen.
 Het meest eenzame dat je moet doen in je leven is doodgaan. Er is niets meer alleen dan dat. Je bent bang, want je weet niet wat het inhoudt, je hebt alleen nog het leven

gekend. Toch moet je in je eentje dat onbekende aangaan. Anderen om je heen zullen je misschien verzorgen en zullen je daarna missen, maar sterven is toch, ook met alle mensen van wie je houdt om je heen, een eenzame bedoening.
Hoe fijn is het dan om te kunnen geloven dat je nooit echt alleen bent, omdat God er altijd is? Dat hij wel weet wat er diep van binnen in je omgaat, want hij heeft het daar toch zeker zelf geschapen. Dat hij je wel ziet ronddolen in dat donkere huis als je niet kunt slapen. En dat hij op je wacht ook nadat je je laatste adem hebt uitgeblazen.

Het thema van de kerkdienst die we bijwonen is dat God je niet zal verlaten. In de liederen die gezongen worden, is het duidelijk dat God ons leidt in tijden van eenzaamheid en dat we met hem zelfs het meest eenzame element van het leven, de dood, kunnen overwinnen. De kinderen die tijdens de kerkdienst gedoopt worden, horen er nu echt bij en zullen nooit meer alleen zijn. Niet alleen omdat God nu voor altijd bij hen is, maar ook omdat de kerkgemeenschap hen nu in hun groep opneemt. De mensen van de kerkgemeenschap zullen de kinderen bijstaan als ze in hun eentje in een donker huis ronddolen. Op hun feest zullen de kinderen zich wel volledig gekend voelen. Het is dat ik denk dat God niet bestaat, maar ik zou er bijna van gaan geloven. Want het voelt zoveel fijner, geloven in iets moois en goeds dat je angsten verlicht, dan de hele tijd maar bang te zitten zijn voor het onvermijdelijke.

 Yvon

Wil je meer lezen over Yvon en ook over Femke? Ze schrijven allebei over hun zoektocht op http://www.izb.nl/nieuws/ met-niet-christenen-op-pad-1357.html

15


Mei13

1E6 c

ho

Uitgave van IZB – voor zending in Nederland en de Christelijke Gereformeerde Kerken in Nederland Redactie en administratie: Joh. v. Oldenbarneveltlaan 10 3818 HB Amersfoort Tel. 033-4611949 E-mail: echo@izb.nl ECHO 03-2013

Deze Echo is u aangeboden door:

Abonnementen: Abonnementsprijs € 10,00 per jaar bij vooruitbetaling. Reacties: Voor reacties op de inhoud kunt u zich wenden tot de bezorger of de redactie.

Redactie: Ds. L.C. Buijs, K. van Noppen, J.J. Timmer (eindredacteur), mw. J. de Waard. Artikelen van de hand van Koos van Noppen, Mattie Schouten, Johan ­Timmer, Leo Buijs, Yvon de Reuver.

ISSN 0012-9119

Vormgeving: Hans van Eck (Impressio Communicatie) Foto’s: Johan Timmer (pag. 2, 11), Gerard Buitenweg (pag. 3,4,5), Sjaak Boot (pag. 11), www.shutterstock.com, www.vanbeekimages.com


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.