IZB Lichtspoor 1, 2021

Page 1

58ste jaargang 2021 nummer 1


Uitzicht ‘Oma, wat kijkt u toch somber?’ Karin is bij haar oma op bezoek. Ze woont nog zelfstandig. Met een beetje hulp in de huishouding weet ze het aardig te redden. Sinds het uitbreken van de corona-crisis komt ze weinig meer buiten, haar wereld is klein geworden. Gelukkig komt er regelmatig iemand bij haar langs, een kind, een kleinkind of een buurvrouw. Maar de afgelopen weken, vooral met de Kerstdagen en de jaarwisseling was het toch wel eenzaam geweest. Andere jaren werd ze uitgenodigd bij een van de kinderen, de anderen waren er dan ook en wat was het gezellig met z’n allen in de kring en aan tafel. Nu kon dat niet. En nu zit ze daar een beetje te somberen in haar hoekje bij het raam. ‘Ach kind, wat moet er nog van terechtkomen met die corona? Hoe komt het allemaal nog goed?’ De dichter van Psalm 4 slaakt ook zo’n verzuchting. Hij hoort die klacht ook overal om zich heen. Het regeringsbeleid van David had niet de welvaart gebracht, waar het volk zo vurig op had gehoopt.

2

Teleurgesteld klagen ze nu: Wie zal ons het goede doen zien? (vers 7). We herkennen die mismoedige verzuchting. Maar de psalm wijst ons een andere weg. De weg naar God. Tegenover de teleurgestelde zucht van velen stelt de psalmdichter zijn gebed: Verhef over ons het licht van Uw aangezicht, HEERE! Als iemand vol liefde naar je kijkt ligt er een glans op zijn gezicht. Onze klacht mag verstillen in het gebed, dat God zo naar ons wil omzien in de komende tijd. En dat gebed is geen slag in de lucht. God wil het! Daar wil Hij om bekend staan. Hij gaf zich immers de naam HEERE. Dat is: Ik ben er ondanks alle zonde en tekort. Ik ben, er en Ik zal er zijn. Kijk maar naar Hem in Wie Ik u nabij was tot aan het kruis. Kijk maar naar Jezus! Ds. J. Westland, Putten


Marktkoopman Raymond Fricke

’s Morgens eerst een kwartier met God ‘Ik zou niet anders willen zijn dan marktkoopman. Dat geldt trouwens ook voor mijn collega’s. Vraag het maar na’’, zegt Raymond Fricke (61), terwijl hij de kraag van zijn fleece-trui optrekt. Met een vinger in de lucht: ‘Het is voor ons onmogelijk om iets anders te doen.’ Nou ja - tussen de bedrijven door mag hij ook graag een goed woord over God spreken. Het is woensdag en dan is er de biologische weekmarkt bij het Binnenhof in Den Haag. Raymond heeft er al jaren zijn vaste stek, zoals hij elke vrijdag in Den Bosch staat en ’s zaterdags op de Noordermarkt. Zijn handel heet kortweg DKW, droge kruidenierswaren. Linzen, bonen, dadels, zuidvruchten, rozijnen, een uitvoerig assortiment van natuurlijke rijkdom. Alles wordt ter plekke afgewogen. ‘Producten van God’, noemt hij het. ‘Kijk naar die kleuren, wat een verscheidenheid. Daar kan geen verftechniek tegenop!’

Het vrije bestaan heeft ook een keerzijde. Raymond: ‘Je maakt lange dagen. Als je al vóór 7 uur op de markt wilt zijn om de kraam op te bouwen, dan gaat de wekker om 04.00 uur. En als je ’s avonds thuis komt, ben je nog niet klaar: producten afwegen en verpakken, administratie, inkoop… Op zulke volle dagen moet je altijd uitkijken dat de aandacht voor God niet in de verdrukking komt. Daarom vind ik de zondag ook zo heerlijk. Een rustdag. Balsem voor mijn ziel.’

Pionier Ooit stond Raymond voorgesorteerd voor een kantoorbaan. Hij volgde een accountantsopleiding, maar stak af en toe een handje uit bij de marktkraam van zijn broer, kreeg de smaak te pakken en koos definitief voor het avontuurlijke leven als marktkoopman. ‘Mijn broer was eind jaren’70 pionier op het gebied van biologische producten. De aandacht ervoor kwam uit Amerika overwaaien. Toen bestond de vasten-klantenkring vooral uit geitenwollensokkenfiguren. “Wacht maar af”, zei mijn broer, “straks gaan de yuppen het ook ontdekken.” Hij heeft gelijk gekregen. Het is nu gemeengoed geworden. Vanwege de klimaatcrisis zijn biologische producten booming. Je kunt zeggen: dit is maar een bescheiden markt, voor zo’n grote stad. Maar 1% van een hele hoop is nog steeds een hoop.’ 3


Gouden momenten Het beste ochtendgebed heb ik op de dagen dat ik naar de markt ga. Als ik dan ’s morgens vroeg in de auto stap brengt ik eerst een kwartier met God door. Dat voel ik de liefde over en weer. Gouden momenten. Dan lees ik uit de Bijbel, ik bid om bescherming in het verkeer en vertel Hem wat me bezighoudt. Het gebed van de gelovige is zeer krachtig. Dat weten we uit de Bijbel. Het is ook mijn ervaring.’ Recent voorbeeld: ‘Midden op de snelweg brak het wiel van de aanhanger (voor de kenners: een tandemasser) brak los en dan rolt zo’n band er als een gek vandoor. Hij stuiterde zo langs m’n cabine, scheerde langs de vangrail en viel stil naast een paaltje. Je moet er niet aan denken als-ie op de andere weghelft was terechtgekomen en er zou een auto op zijn geknald…. In het afgelopen half jaar is zoiets me twee keer overkomen. Ik beschouw het als een knipoog van God dat er beide keren geen ongeluk is gebeurd. Alsof Hij zeggen wilde: “Jij maakt je bezorgd over veel dingen, maar heb ik niet beloofd als een Vader voor je te zorgen?” Dankbaarheid Raymond is diaken in de Grote Kerk in IJsselstein. ‘Er zitten wel meer ondernemers in de kerkenraad. Een

4

zzp’er in de bouw. Een molenaar. Doordeweeks zie ik ze in overall, ’s zondags in pak.’ Het klinkt misschien vanzelfsprekend, maar dat is het allerminst, vertelt hij. ‘In 2008 ben ik tot geloof gekomen. Als enige uit ons gezin van 5 kinderen. Ik heb wel op een christelijke school en op zondagsschool gezeten, maar vanaf mijn puberteit hield ik God buiten de deur. Tegelijk heb ik wel al mijn hele leven het gevoel gehad dat ik iemand wil bedanken. Voor het leven, voor alles wat ontving, het kleine en grote geluk. Maar ik stond mezelf niet toe dat verder te onderzoeken. Dus leefde ik in een lauw niemandsland. Zonder God, en dus ook zonder adres voor mijn dankbaarheid. Met een collega-ondernemer was ik weleens mee geweest naar een bijeenkomst van christen-zakenlui, CBMC; ik was lid van die club, hoewel mijn lijntje met het geloof maar heel dun was. De spreker die ik daar hoorde, raakte me. Toen ik jaren later een periode in geestelijke nood belandde, heb ik weer contact met hem gezocht. Ik had het gevoel dat hij me zou kunnen begrijpen en dat bleek geen misrekening. Hij nam me ‘onder handen’. Ik stortte mijn hart bij hem uit, hij spoorde me aan om te bidden, wees me de


weg naar vergeving. En misschien was dit wel de beste raad die hij me gaf: Ga op zoek naar een kerk. Hij zei niet: ‘Kom naar mijn kerk’, maar: ‘Zoek een kerk in je woonplaats.’ Om een lang verhaal kort te maken: ik kwam bij de hervormde kerk in IJsselstein, volgde een Alphacursus en deed belijdenis van het geloof. Het geloof is vanaf die tijd een belangrijke factor in mijn leven geweest. Als je er eenmaal van geproefd hebt…’ Onzeker Op een biologische markt komen veel mensen die bewust in het leven staan. Hoe moet ik dat nu zeggen? Zachtmoedige mensen, die met aandacht leven. De kooplui zijn uit hetzelfde hout gesneden. Op een gewone markt gaat het er veel ruiger aan toe, met scheld- en vechtpartijen. Maar hier zijn ze softer. De klanten ook. Ik merk dat veel mensen in deze tijd onzeker zijn, op zoek naar veiligheid. In de drukte bij de kraam kun je niet altijd een uitvoerig gesprek voeren over diepgaande vragen. Daarom zeg ik soms tegen een klant: “Als je het op prijs stelt, kom ik een keer een bak koffie bij je drinken. Praten we verder”.’ Op mijn vrije dag heb ik laatst twee klanten in Den Bosch bezocht. De ene is natuurgenezer, gepensioneerd, weduwnaar. Iemand die diep nadenkt over het leven. Volstrekt integer. Maar vanuit mijn optiek

bevindt hij zich op een dwaalspoor; daar praatten we dan over. De andere afspraak was bij een gehandicapte vrouw. Ik had wat boekjes en een video meegenomen. “Ik ben hier niet om je bekeren, maar je te informeren”, zei ik. “Jezus is een gentleman. Hij breekt heus niet bij je binnen. Je moet Hem zelf toelaten.” Ik luisterde naar hun levensverhalen en vertelde over mijn gang door het leven. We spraken over ‘wat de toekomst brengen moge’. Vertrouw je toe aan God, dat geeft de beste zekerheid die je kunt hebben. De rode draad in mijn gesprekken is dat je bij Jezus echt veilig kunt zijn. Die veiligheid vind je niet door geld of medemensen, zelfs niet door de overheid, alleen bij Jezus. In persoonlijke gesprekken licht ik dat dan nader toe.’ Geloof ‘Het is niet zo dat ik de hele dag loop te evangeliseren hè. Ik heb hier mijn werk. Maar als het zo uitkomt, breng ik mijn geloof ter sprake, ook in het contact met mijn personeel. Tegen zwervers die bij de kraam langskomen zeg ik soms: “Jezus houdt van je.” In Amsterdam krijg je dan soms een christelijk antwoord terug. Mooi vind ik dat. Op de Noordermarkt had ik een bekende Nederlander in mijn klantenkring, Op een dag hoorde ik dat hij terminaal was. Ik nam me voor hem een keer op te zoeken. Maar toen het puntje bij paaltje kwam, was ik al te laat. Maandenlang heb ik me daar schuldig over gevoeld.’ Hij heeft nog altijd een oud-klasgenoot op zijn lijstje. ‘Hij zit in de gevangenis. Ik heb op mijn hart om hem op te zoeken. Om te praten over ons leven. En over wat ik heb ontdekt: “Ga niet alleen door het leven, die last is je te zwaar”. Uiterlijkheden Hij haalt zijn smartphone uit zijn zak. ‘Dit moet je even zien…. Ik hou ontzettend van oldtimers. Kijk, dit is mijn ‘snoek’, een Citroën DS. Mooi? Maar als ik eerlijk ben: het evangelie raakt me meer dan al die materiële zaken. Paulus schrijft ergens: al die uiterlijkheden kunnen me gestolen worden, als ik denk aan wat God voor mij in het verschiet heeft.’

5


Naar huis Gebed om moed Ik vraag U niet om vreugde en geluk, hoewel ’k ernaar verlang met heel mijn wezen. Ik weet te goed: de zoetste vreugd breekt stuk, en er zijn wonden, die nooit meer genezen; ik tracht te zeggen: wat Gij doet is goed – maar geef mij toch een heel klein beetje moed! Ik vraag niet om een leven zonder strijd: de vrede is het waard, ervoor te vechten. Als in mijn hart maar groeit de zekerheid dat ’k mij door alles meer aan U ga hechten. Want als ik bij U ben is alles goed – maar geef mij toch een heel klein beetje moed! Ik vraag U niet dat ik begrijpen mag waarom Gij déze weg mij hebt gewezen; mijn denken is verward en elke dag brengt nieuwe twijfel, doet opnieuw mij vrezen. En toch geloof ik: Gij maakt alles goed – maar geef mij alstublieft een beetje moed! Nel Benschop

Een hospice is een tijdelijk thuis. Soms is het bijna leeg, dan weer ineens volledig bezet. De bewoners zijn er gemiddeld een week of drie. De laatste drie weken van hun leven. Het gebouw heeft mooie, lichte kamers, van alle gemakken voorzien. Er werken vriendelijke vrijwilligers, met het hart op de goede plek. De gasten zijn een afspiegeling van de samenleving. Afkomstig uit alle sociale lagen, met uiteenlopende achtergronden en levensovertuigingen. De ene bewoner vloekt en klaagt, de ander bidt en verlangt naar God. Terwijl de meeste gasten nog slapen, kijkt een nieuwe bewoonster via de tv een kerkdienst. Ze is op hoge leeftijd en heeft altijd geleefd met God, vertrouwend op zijn beloften. Thuis had ze alleen ‘kerktelefoon’, maar tot haar verrassing kan ze hier haar vertrouwde kerkzaal ook weer eens zien. Dankbaar volgt ze de dienst en ze geniet met volle teugen, op deze eerste zondag van het nieuwe jaar. Dan wordt er op de deur geklopt. Een vrijwilligster, die op de drempel even aarzelt, want wat zeg je tegen een hospice-bewoner aan het begin van een nieuwjaar? ‘Goede en gezegende dagen….’ ‘Dank u wel’, antwoordt de oude vrouw met een glans op haar gezicht. ‘Ik weet zeker dat ik in 2021 naar huis ga….’ A. de Jong

6


Als mijn scheepje strandt...

‘Stevig windje, mijnheer!’ Boven zijn ruige baard kijkt hij me aan alsof ik een vreemdeling ben. Dat ben ik ook. Een paar dagen te gast op Ameland... ‘U zou hier eens moeten komen als het echt stormt. Man, dan word je hier compleet weggeblazen! Dan kan het flink spoken, hier in de Oerder Duinen. Weet u waarom het hier zo heet: het Oerd?’ Wat volgt is een boeiend verhaal. De verteller (het zou zomaar een jutter kunnen zijn) lijkt me goed op de hoogte. ‘Kent u Amelands beroemdste sage, die van Rixt van het Oerd? ‘Nooit van gehoord.’ ‘Wel, volgens de overlevering moet Rixt als een berooide vissersweduwe samen met haar zoon Sjoerd in een grijs verleden naar Ameland zijn gekomen, waar zij zich vestigde in een hutje op het Oerd.

Dag en nacht kon men haar op het strand aantreffen: een oud, gebogen vrouwtje, langs de vloedlijn speurend naar bruikbare goederen, uit vergane schepen op het strand aangespoeld. Met niemand wilde zij wat te maken hebben. Niemand bekommerde zich ook om haar. Zelfs niet toen haar zoon Sjoerd haar verlaten had, omdat de drang naar de zee zo groot werd dat hij zeeman wilde worden. Lange tijd hield Rixt zich alleen staande. Tot een periode aanbrak dat er voor haar helemaal niets meer op het strand te halen viel. Rixt kreeg alle tijd om in haar hutje op het Oerd een duivels plan uit te broeden. Toen in een stikdonkere nacht de stormwind woedde en zij voor de kust een schip in nood wist, voerde zij haar voornemen uit. Zij bond een koe een brandende lamp tussen de horens en joeg het 7


dier de duinen op. De opzet gelukte. De scheepsbemanning die een veilige haven vermoedde op de plek waar het lamplicht opflikkerde, zette koers naar dat licht. Tot het schip vastraakte op een zandbank en met man en muis verging. Het was nog maar nauwelijks licht of Rixt was er als de kippen bij om alles wat van haar gading was, naar haar huisje te slepen. Maar wat ontwaarde zij op het strand? Het levenloze lichaam van haar zoon Sjoerd, die door haar toedoen schipbreuk had geleden. De hartverscheurende kreten, die Rixt toen uitte, waren boven het razen van de branding te horen voor de inwoners van het dorp Buren. Sindsdien doolt zij hier nog altijd rond. Daarom heet het hier het Oerd, mijnheer. Hier kun je haar nog altijd Sjoe-oe-oe-oerd horen schreeuwen, als de stormwind over Ameland jaagt.’ Een tragisch verhaal! Eerlijk gezegd, ik word er niet vrolijk van. Zwijgend zitten we naast elkaar, de Amelander en ik. Opeens moet ik denken aan een heel ander verhaal over een schipbreuk. ‘Kent u de geschiedenis van dominee Harper op de Titanic?’ ‘Vertel! Maar graag een beetje luid spreken, want mijn gehoor is niet meer wat het was en bovendien begint de wind aardig te bulderen.’ ‘Okay! Ik zal het kort houden. Die Engelse predikant John Harper is met zijn dochtertje Nana aan boord. Hij wil naar New York, om door te reizen naar Chicago, waar hij als gast-predikant spreekbeurten zal vervullen. Maar dan... Een ijsberg! 8


Zodra er alarm is geslagen, brengt hij Nana naar het bovendek. Hij buigt zich voorover en kust haar nog eenmaal. “Je zult me op een dag weer terugzien.” Hij draagt haar over aan de kapitein, met het verzoek haar in een reddingsboot te plaat-sen. Zelf gaat hij terug om anderen te helpen. Een paar minuten later: een dof gerommel. Een explosie? Nee, het schip is doormidden gebroken. Honderden passagiers springen in het ijskoude water. Hij is een van hen. Vanaf een stuk wrakhout wijst hij anderen op zijn Redder. Vier jaar later komen in overlevenden van de scheepsramp bij elkaar. Een jongeman staat op en zegt: “Een golf bracht een man naar me toe die ook een stuk wrakhout vasthield. Toen hij vlak bij me was, riep hij: ‘Jongeman, ben jij gered?’ Ik riep: ‘Nee!’ Daarop antwoordde hij: ‘Geloof in Jezus Christus en je zult behouden worden.’ Vervolgens gooide hij zijn reddingsvest naar me toe en riep: ‘Jij hebt dit harder nodig dan ik.’ Met twee mijl water onder me kwam ik tot geloof. Ik ben de laatste bekeerling van John Harper.”’ De jutter knikt. Peinzend staart hij voor zich uit. De wind wakkert aan. ‘Ja mijnheer, eens strandt je scheepje, hoe dan ook. En of je nu Sjoerd bent, de zoon van Rixt van het Oerd of de dochter van een Engelse dominee of zelf predikant – het houdt een keer op. Maar als ik daaraan denk, hoor ik in gedachten altijd weer het liedje dat een van mijn kleinkinderen

graag zingt. Ik kan dat liedje inmiddels wel dromen...

p de hei bij Ermelo, in het O drukke Tokio. Op de markt in Goes, of Santa Cruz, God, U bent echt overal. En dan komt het refrein: Op de allerhoogste berg, daar bent U. In de allerdiepste zee, daar bent U. U bent altijd overal: nooit een

plek waar U niet bent. Het is werkelijk ongekend! Op het Scheveningse strand, in het Zwitsers Alpenland. In de Hudson Bay, of Java Zee, God, U bent echt overal.’ Inmiddels waait het niet alleen. Het regent ook. De water gutst over mijn gezicht. ‘Wel thuis!’, zegt de jutter. ‘U ook!’, zeg ik. ‘En... eh... bedank uw kleinkind!’ André F. Troost, Ermelo

Eens, als mijn scheepje strandt Eens, als mijn scheepje strandt, geen licht, geen land, wanhoop mij overmant: geen overkant, klinkt door mijn ach en wee een stem van overzee: ‘Ik neem je met Mij mee. Hier is mijn hand!’ Eens, als mijn scheepje strandt, mijn vlam bezwijkt, elk vuur is opgebrand, niets, niets bereikt, als blijkt wat ik niet kon, liet gaan wat ik begon, spijt al mijn zeilen strijkt - kom dan, mijn Zon! Eens, als mijn scheepje strandt, geen haven vindt, klinkt dwars door weer en wind: ‘Vrees niet, mijn kind! Ik draag je wel naar huis, Ik draag jouw zwaarste kruis; mijn liefde overwint - die brengt jou thuis!’ André F. Troost Melodie: Lowell Mason (1792-1872), Nader, mijn God, bij U Schilderij: Ivan Ajvazovski (1817-1900)

9


Leven vanuit een luisterhouding Even buiten het dorp woonde een energieke zakenman met zijn gezin. Zijn vrouw en kinderen kenden we als meelevende gemeenteleden. Maar hem zagen we nooit, hoewel hij ingeschreven stond als belijdend lid. Op een nacht werd hij vanwege een hartinfarct met loeiende sirene naar het ziekenhuis gebracht. Zijn vrouw vroeg of ik hem wilde bezoeken, want hij wilde graag eens praten. Nu, jaren later, herinner me die ontmoeting als de dag van gisteren. Biecht Het werd een soort biecht: hij had hard gewerkt om de zaak op te bouwen, maar dat was wel ten koste gegaan van aandacht voor zijn vrouw en het gezin. En ten aanzien van God, kerk en geloof was het niet anders. Nu lag hij aan de monitor en hij ervoer het alsof God een stok tussen zijn spaken had gestoken en hem tot inkeer riep. We lazen Psalm 30, waarin het gaat over de redding van je leven met als slotwoorden: ‘HEERE, mijn God, voor eeuwig zal ik U loven.’ Hij vertaalde dat naar zijn eigen situatie: meer aandacht voor zijn vrouw en kinderen, de Bijbel weer lezen en de kerkgang weer oppakken. En, inderdaad, zodra hij weer op de been was, kwam hij trouw samen met zijn gezin naar de kerk. Maar na een poosje verslapte de 10

kerkgang weer. Op den duur liet hij helemaal afweten. Ik zocht hem op en wij spraken erover. Hij was weer aan het werk gegaan en opgenomen in de maalstroom van het zakenleven. De gevoelens van dankbaarheid waren weggesijpeld en het veeleisende leven had zijn goede voornemens overwoekerd. De levensvernieuwing zette niet door en hij verviel in zijn oude leefgewoonte: totale concentratie op zijn werk. Voornemens Wie kent niet zo’n moment waarop je haarscherp voelde dat God je leven had gered? Na die operatie waarbij gevreesd werd voor je leven, toen dat bijna-ongeluk net goed afliep en je met knikkende knieën uit de auto stapte, toen na die zware bevalling je kind veilig en wel in je armen lag. Je was God diep dankbaar en je nam je voor om het voortaan anders te doen. Meer oprechte aandacht voor God, je medemensen en de schepping. Maar je goede voornemen liep stuk op de weerbarstigheid van het leven. Zo hobbel je weer door in je oude patronen.

Aan de buitenkant loopt alles aardig op rolletjes, niemand die er iets van zal zeggen. Maar vanbinnen is er een onderstroom van onvrede, teleurstelling en zelfbeschuldiging. Hoe kom je hier uit en hoe kun je tot echte levensvernieuwing komen? Luisteren Misschien mag ik u uitnodigen om Psalm 85 eens op te slaan. Het lied is vermoedelijk ontstaan na Israëls ballingschap. De dichter zegt dat de terugkeer uit Babel indertijd werd ervaren als tastbaar bewijs van Gods vergeving en als een nieuw begin (vers 2-4). Maar nu heeft de dankbaarheid daarover plaatsgemaakt voor verslapping en verval onder de Israëlieten, met als gevolg dat de tempelbouw stagneert. In een bewogen klacht – de verzen 5-8 – stort de psalmist zijn hart uit voor God. Vervolgens zegt hij: ‘Ik zal horen wat God, de HEERE, spreken zal.’ (vers 9). Dat trof me. Ten eerste omdat de dichter zich niet neerlegt bij de situatie. Die reactie merk je soms bij mensen. En ook bij jezelf. Je kijkt met heimwee terug naar de tijd dat je met dank-


baarheid, vreugde en toewijding voor Gods aangezicht leefde en je stelt met spijt vast dat dit helaas weggesijpeld is en dat je teruggevallen bent in je oude leefpatroon. En daar laat je het bij. Het tweede wat me opviel is dat de dichter zich niet verliest in activisme, hij grijpt niet naar goedkope oplossingen, maar kiest voor een andere houding. Hij deelt zijn probleem met God. Daarna valt hij stil en luistert met aandacht naar wat Gód te zeggen heeft. Hij geeft dus niet aan hoe God zou moeten reageren en noemt geen tijdslimiet waarbinnen hij een reactie verwacht. Hij is open naar God, luistert en wacht geduldig. Zo’n luisterhouding aannemen kost ons een berg energie want

die strijkt ons – oplossingsgericht als we zijn - tegen de haren in. Opvallend dat hij zegt: ‘Ik zal horen wat God, de HEERE, spreken zal’. Hij noemt God bij Zijn verbondsnaam, wat aangeeft dat hij verwachting van Hem heeft en daarom ook volhardend blijft luisteren. Geschenk Als we bij onszelf op onvrede stuiten over een stagnerend vernieuwingsproces, op teleurstelling over terugval in oude leefpatronen of op zelfbeschuldiging vanwege het weg groeien bij God vandaan, hebben we primair deze stille luisterhouding nodig. Dat is heel iets anders dan nostalgisch terugkijken naar vroeger en het

daarbij laten. Het is evenmin de mouwen opstropen en vanuit een misplaatste daadkracht even oplossingen gaan fixen. Echte vernieuwing organiseer je niet, maar is een geschenk van God. Zoek daarom ‘de binnenkamer’ op, stort je hart uit voor God en verwacht het van Hém en van Zijn kracht. Zet van daaruit kleine stapjes richting levensvernieuwing. Het vergt een omslag in spiritualiteit. Het resultaat is een wereld van verschil: echte levensvernieuwing! Ds. H.G. de Graaff, Nieuwerbrug aan den Rijn

11


Soms Soms groet een licht van vreugde de christen als hij zingt: de Heer is ‘t die met vleugels van liefde hem omringt. Loopt alles ons ook tegen, Hij zal ons ‘t goede doen, Hij geeft na donk’re regen een mild en klaar seizoen. Goddank, wij overdenken ‘t geheim van onze Heer, het heil dat Hij wil schenken, dat nieuw is altijd weer. Bevrijd van onze zorgen, begroeten wij de dag en vrezen niet de morgen, wat hij ook brengen mag. Hij die met heerlijkheden de leliën bekleedt, zal ook zijn kind’ren kleden Hij kent ons lief een leed. Geen schepsel wordt vergeten, Hij houdt het al in stand, die vogels geeft te eten, Hij voedt ons uit zijn hand. Al zal geen wijnstok dragen, geen vijgenboom zijn vrucht, al ligt het veld te klagen onder een lege lucht, God doet zijn hand toch open, zijn lof krijgt stem in mij. Daar ik op Hem mag hopen, ben ik alleen maar blij.

Tekst: William Cowper, vertaling: Jan Willem Schulte Nordholt.

Lichtspoor verschijnt zes maal per jaar en is een uitgave van de IZB, vereniging voor zending in Nederland. Redactie ds. J.H. Gijsbertsen (voorzitter) M. Verkaik (secretariaat) ds. H.G. de Graaff ds. J. Westland N.A de Waal K. van Noppen Redactie-adres Breestraat 59-61 3818 BH Amersfoort Tel. (033) 461 19 49 E-mail: info@izb.nl Fotoverantwoording Koos van Noppen: pag. 1, 3, 4, 5 en 10. Shutterstock: pag. 2, 6, 7 en 8. Unsplash.com: pag. 11.


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.