S paas echo 2014

Page 1

Echo

Omdat het leven hier een keer ophoudt

l


2

Oog in oog met de dood

Over leven en dood ‘Wie vermag er cool te blijven bij het probleem van de sterfelijkheid? Hoe hard we dat ook proberen, leven en dood kunnen we nooit met een koele blik onder ogen zien’, zegt één van de auteurs in dit nummer. Dat er ooit een eind komt aan je leven, met al z’n mogelijkheden en uitdagingen, daar sta je niet dagelijks bij stil. En als je er dan weer eens over nadenkt - door een plotselinge dood van iemand uit je buurt, of na een lang aftakelingsproces van je opa of oma - is het beklemmend. Het laat je niet onberoerd, het idee dat je zelf een keer ‘aan de beurt’ bent. De dood is een vijand. Liever niet aan denken. Voor christenen is dat trouwens niet anders. Ook zij noemen de dood een vijand – al zeggen ze er iets bij. Het is een vijand die uiteindelijk verslagen wordt. Dat wordt wereldwijd gevierd met Pasen. Sinds de opstanding van Jezus Christus zijn de dagen van de dood geteld. ‘Ik ben de Eerste en de Laatste’, en de Levende’, zegt Hij tegen een van de bijbelschrijvers. ‘Ik ben dood geweest en zie, Ik ben levend tot in alle eeuwigheid. Amen. En Ik heb de sleutels van het rijk van de dood en van de dood zelf.’ Wie vermag er cool te blijven bij de mogelijkheid van eeuwig leven? Het kan vandaag beginnen, voor wie gelooft. De redactie

De dood lijkt alomtegenwoordig en oppermachtig. Indringend wordt er over geschreven, in de literatuur, in de media. Op deze en volgende pagina’s hebben we een aantal fragmenten bij elkaar gezet.

To be or not to be, death’s the question.’ Toon Verhoeven

Spreidstand ‘De dochter gooit haar vuile kleren in een hoek van de badkamer. Ze kleedt zich in fietsbroek en hemdje, ze pakt een begeerde zomerjurk uit de klerenkast van de moeder in haar rugzakje. Ze rijdt haar racefiets naar buiten en sluit het huis af. Het is half acht. Ze voelt de zon op haar blote armen. Water, weilanden, buitenwijken, straten, een steeg, het grote plein. Stoplicht. (…) Televisiejournaal: de gele traumahelikopter zweeft boven het plein, daalt neer midden tussen de grote kerk, het paleis, het oorlogsmonument. Politiemannen staan in een grote kring, ze houden enorme witte lakens omhoog om nieuwsgierige omstanders het gluren onmogelijk te maken. Een verwrongen fiets ligt op de weg. De zon klatert langs de gevels, het is nog fris maar het zal een warme dag worden. De zonnestralen verwarmen de onregelmatige, kunstig neergelegde steentjes waarmee het plein geplaveid is, schampen langs de ontzette gezichten van de getuigen, strelen het meisje dat daar ligt, haar blote benen in de kleine spreidstand van de dood. Het is half negen.’ Uit: Contrapunt, Anna Enquist, uitg. Arbeiderspers, 2008

Als we met Pasen de opstanding van Jezus Christus vieren, is dat geen aanleiding om luchthartig te doen over de dood. Maar Wat is angst? sinds die Paasmorgen staan leven ‘Voor de zoveelste keer vroeg en dood wel in een ander licht. Bastiaanse of ik mijn angst ‘De dood jaagt geen angst meer wilde beschrijven. De beelden, de aan, schrijft de apostel Paulus, gevoelens, of ik bepaalde zaken ‘want ik ben verzekerd dat in mijn geest hoorde die steeds noch dood, noch leven, terugkeerden. ‘Ik wil alles weten wat er gebeurt als u uw ogen sluit.’ noch wat dan ook: niets Bastiaanse sprak me soms aan kan mij onbereikbaar met u en soms met je. Ontzettende uren maken voor de Het was of hij niet kon verkroppen ‘De uren verstrijken langzaam maar liefde van dat ik bleef zwijgen. onverbiddelijk. Niemand kan op welke Christus.’ manier dan ook slikken, want de keel is te zeer dichtgeknepen. Iemand die die uren niet heeft gekend, kan niet zeggen dat hij de oorlog heeft meegemaakt en alleen de infanterist, die steeds in de voorhoede moet zijn, weet welke verschrikkelijke angsten zijn ziel doormaakt, welke ontzettende uren het zijn, die voorafgaan aan een woeste aanval à la baïonette. Altijd en altijd die drukkende angst: hoe lang zal ik nog tot deze wereld behoren of zal ik niet meer zijn dan een afschuwelijk lijk dat door de granaten in stukken is gereten?’ Uit een verslag uit de loopgraven van de Eerste Wereldoorlog, van luitenant Charles Henry

Troost Wat is uw enige troost in leven en sterven? Dat ik met lichaam en ziel, in leven en sterven, het eigendom ben, niet van mijzelf, maar van mijn trouwe Heiland Jezus Christus. Heidelbergse Catechismus

‘Ik weet dat u bang bent, u bent het nu! Zeg het, wat voelt u precies?’ Zijn vulpen hield hij in de aanslag. ‘Wat is angst voor u? Zeg het alsjeblieft. Je weet het! Ik rende naar de wc en kotste. Ik schaamde me. Hij bleef het maar herhalen: ‘Wat is angst? Wat is dat?’ ‘Dat de dood vriendelijk is en warm. Een uitkomst. Een oplossing. Pijnloos. Rustgevend. En dat het leven al het andere is. Ontluisterend. Schijn. Niets.’ ‘Wanneer werd u zich dat voor het eerst bewust?’ Ik kon niet meer denken. ‘Wanneer dacht je dat voor het eerst?’, herhaalde hij met een andere persoonsvorm. ‘Ik heb steeds het gevoel dat u dat niet mag vragen, en dat ik dat niet mag zeggen.’ Uit: ‘De grootste truc aller tijden’, Theodoor Holman, uitg. Nieuw Amsterdam, 2013

Ditmaal wij

‘Er waren twaalf wagons en wij waren met ons zeshonderdvijftigen; in mijn wagon waren maar vijfenveertig mensen, maar het was een kleine wagon. Dat wat we hier zien, wat we hier onder de voeten hebben, is dus een van die Duitse transporttreinen, die treinen die niet terugkomen, die treinen waarover we, huiverend en altijd een beetje ongelovig, zo vaak hadden horen vertellen. Precies zoals het ons verteld was, tot in alle details: goederenwagons, van buiten verzegeld, met erin mannen, vrouwen en kinderen, onbarmhartig samengeperst als waardeloze koopwaar, op reis naar het niets, op reis naar de ondergang, naar de bodem. Ditmaal zitten wij erin.’ Uit: Is dit een mens?, Primo Levi, uitg. J.M. Meulenhoff, geschreven in 1947.

3


4

Ik leed machteloos mee ‘In een interview met schrijfster H. stelt ze dat ouders die de dood voor hun Hij bleef gehandicapte kind wensen, dit vooral voor zichzelf willen en niet voor het kind. Een dode moet men te allen Dit is totaal onwaar en het doet al deze ouders tekort. Zelf heb ik 10,5 jaar lang tijde kunnen ontvangen, mijn zwaar gehandicapte engeltje Jonathan mogen verzorgen en omringen dat is bekend. Mijn vader met liefde. Jonathan heeft 10,5 jaar geleden. Het ene uur zwaarder dan het bijvoorbeeld heeft zich heel lang andere, de ene dag meer dan de andere en heel soms een paar dagen achter van zijn eigen sterfgeval niks elkaar niet. Ik leed machteloos mee. Mijn liefde voor hem stroomde ondanks aangetrokken. Hij bleef na zijn de ongelooflijk zware verzorging. Maar mijn liefde kon zijn lijden niet begrafenis gewoon thuiskomen. voorkomen. Ja, ik wenste een einde aan zijn lijden en zag slechts de dood Hij liet de tafel voor zich dekken, als oplossing. Al wist ik dat mijn lijden met zijn dood niet zou stoppen. hij bleef post ontvangen op zijn Sinds zijn overlijden, nu bijna twee jaar geleden, is Jonathan te missen oude adres. De auto (hij was de onverdraaglijk en ondraaglijk. Mijn armen zijn leeg. Mijn buik doet pijn. Ik enige bij ons die kon rijden) had hij leef zonder werkelijk te leven. Dat Jonathan nu niet meer lijdt, biedt mij op zijn vaste plaats geparkeerd. Zijn geen enkele troost, maar voor hem weet ik dat er verlossing is gekomen. regenjas hing aan de kapstok, zijn Ik wenste hem niet dood om mezelf een beter leven te gunnen. hoed lag op het hoedenrek. Geregeld Integendeel. En datzelfde geldt voor andere ouders.’ kraakten zijn voetstappen op de trap, (Ingezonden brief in NRC, 17 dec. 2013) op het parket, op het grind voor het huis, geregeld trok hij – boven, buiten – deuren achter zich dicht. En als je opstond om te kijken waar hij bleef, kon Twee stenen je in de gang zijn tabakslucht nog ruiken: ‘In Rotterdam heeft een vrouw ongeveer tien jaar dood in of ie eventjes de deur uit was gegaan en zo haar huis in de Jan Porcellisstraat gelegen. Agenten ontdekten gewoon terugkwam. Ik moest af en toe de donderdagmiddag haar stoffelijk overschot nadat bouwvakkers, overlijdensadvertentie er bij halen om echt te die in de straat aan het werk waren, bij haar geen gehoor geloven dat hij dood was. hadden gekregen toen ze aanbelden. Ze waarschuwden daarop Uit: Schaduwkind, P.F. Thomése, de politie. De politie zegt dat de vrouw op 74-jarige leeftijd uitg. Contact, 2003 is overleden. In de tien jaar heeft niemand haar overlijden opgemerkt. Ze is een natuurlijke dood gestorven. De buren reageerden ontzet op de vondst. Niemand die Heel haar ongeleefde leven ooit iets had opgemerkt of zelfs geroken. ‘Het blijft een ‘Het is de lege stoel aan onze tafel. Het is het haakje bizar idee’, zegt de buurvrouw. ‘Er zitten maar twee stenen aan de schoolkapstok waaraan geen winterjasje komt tussen en daar lagen mijn kinderen al die tijd naast.’ te hangen. Het is de verjaardag die niet kan worden Volkskrant, 21 november 2013. gevierd. Het is het buurtpleintje waar de kinderen zich verzamelen en er geen wordt gemist. De dierentuin waar alle dieren blijven wachten, de ijscoman in het park. Het Laatste grens park waar het licht door de bladeren valt, het licht waar nu ‘Hij had talloze doden gezien, maar vond het nog niemand in loopt. Het zijn de rode schoentjes in de etalage, altijd geheimzinnig dat de afstand tussen hem en de zeg jij, het is het fietsje waar nu een ander kind op rijdt, doden even groot als klein was. Hij had bevroren zeg ik. Het zijn de familiefoto’s die gekiekt worden, aan het zwervers van de straat gehaald, alcoholisten die strand, in de tuin, aan het kerstmaal et cetera, waar ‘iedereen’ zich hadden doodgedronken, de slachtoffers van op staat. inwerking van geweld met een stomp voorwerp Er is zoveel, en zoveel meer (hoeveel weet ik nog niet: het (het jargon van de patholoog, niet dat van missen is nog maar net begonnen) en het zal allemaal, heel haar hem) en de ouden en de eenzamen die dood ongeleefde leven lang, in afwachting moeten blijven. Ze is dood werden gevonden in hun huis. Elke dode die hij ja, maar dat hoeven de dingen ons toch niet steeds opnieuw te zag, beschouwde hij als een voorbereiding op zijn vertellen?’ eigen dood. Het oversteken van de laatste grens.’ Uit: Schaduwkind, P.F. Thomése. Uit: Dit zijn de namen, Tommy Wieringa, uitg. De Bezige Bij Welke mens leeft die de dood niet zien zal? Uit de Bijbel, Psalm. 89:49

‘Het leven In gesprek met Kees Hardeman, man met overtuiging

hier houdt Tekst: Johan Timmer

een keer op’ De kippen hebben het niet gezegd tegen me, maar ze hebben het goed gehad.

Kees Hardeman, 90 jaar, vitaal en goedlachs, is nog helemaal bij de tijd. Het duurt even voor de voordeur opengaat, zo snel is hij niet meer. Boer was hij, zijn hele leven. Hij begon hier op een klein gemengd bedrijf, bij een boerin die een knecht zocht nadat haar broer, die samen met haar de boerderij runde, was overleden. Na de oorlog pachtte hij de boerderij, en daarna kocht hij hem. Hij is er niet meer weggegaan. ‘In mijn hart ben ik nog boer. Als ik mijn leven weer zou mogen overdoen, dan zou ik het graag net zo doen, als boer, met mijn vrouw en mijn gezin. Ik ben dankbaar dat het gegaan is zoals het ging. Best zorgen gehad, maar toch. Toen ik negen was, overleed mijn moeder aan longontsteking. Ze liet 10 kinderen na, de jongste negen maanden. Ik had een heel goede moeder, al heb ik haar maar kort gekend, we hebben het goed gehad, heel arm, en toch goed. Mijn vader werkte op de wolfabriek, hij moest het geld verdienen. Hij is hertrouwd, en er kwamen nog drie kinderen bij, we waren toen met ons dertienen. Ik wilde altijd graag boer worden, maar mijn vader wilde me op de fabriek, mijn

5


Uit de Bijbel: 6

7

‘Nu was er ook een aantal Grieken naar het feest gekomen om God te aanbidden.

“... de Here Jezus zal ik in ieder geval ontmoeten ...” Kees Hardeman

Zij gingen naar Filippus uit Betsaïda in ­Galilea, en vroegen hem of ze Jezus konden ontmoeten. Filip­pus ging dat tegen Andreas zeggen en samen gingen ze naar Jezus. Jezus zei: ‘De tijd is gekomen dat de Mensenzoon tot majesteit

broers werkten daar ook. Ik stribbelde niet tegen, ging naar de fabriek, toen ik 14 was. In de oorlog werkte ik op de fabriek, maar de arbeiders moesten naar Duitsland. Mijn vader zei: ‘Ga maar bij de boer werken, dan zit je bij de voedselvoorziening en hoef je niet weg.’ Dat is gelukt. Ik was bij verschillende boeren als knecht geweest, maar toen overleed hier de boer, zijn ongetrouwde zus bleef alleen achter. Toen ik hier kwam was het een klein gemengd bedrijf, twee koeien, vier varkens en 28 kippen, verder bouwland, koren, bieten, aardappels, alles klein. Toen de oorlog voorbij was, zei de boerin: ‘Dit is niks voor een vrouw alleen. Ik hou er mee op.’ ‘Wat ga je er mee doen?’ ‘Verhuren.’ ‘Aan wie dan? ‘Hij weet het zelf nog niet.’ Dat was ik dus. ‘Maar ik heb er geen geld voor.’ ‘Dat wist ik al lang, als je geld beurde, bracht je het thuis: bij jullie zijn 13 kinderen. Ik zal jou helpen.’ Zo ben ik boer geworden, ondanks alles, ik heb er niet eens om gevraagd. De oorlog was voorbij, ik had 28 kippen, overgenomen van de boerin. Die 28 kippen brachten zoveel op dat ik toestemming kreeg om er 450 te houden. Maar hoe krijg ik die groot? Ik had geen geld en ik had al geleend. Maar die 28 kippen brachten genoeg op voor die 450 kippen! Ik begon lef te krijgen. ‘Dat gaat goed!’ Volgend jaar, 8000 erbij, de kippen waren ‘van de bon’, dus vrij te koop. Maar dat jaar verloor ik een enorm bedrag, door ziekte onder de kippen. Gelukkig had ik al wat meer koeien en varkens en nog wat bouwland, dat ving de klap op, ik hield het dat jaar vol, maar verdiende niets. Ik had wel geleerd: niet te groot denken. Maar het jaar daarop had ik het verloren bedrag volledig terugverdiend. Ik had een koe meer, en een vrouw! We hebben het samen zo best gehad.

Als boer leef je dicht bij de natuur, dicht bij het leven en de dood, ook van je dieren. God heeft daar alles mee te maken. Ik had een les nodig, daarom stierven mijn kippen. Ik begon echt een beetje lef te krijgen. Anders denk je dat je het zelf kan. Laten we maar afhankelijk blijven. Het is een harde les, maar wel goed voor een mens. Toen ik het later allemaal weer terug kreeg, was ik dankbaar. Dit is zandgrond, maar er is genoeg gegroeid. Voor de tijd dat ik boer was, ben ik goed met mijn tijd meegegaan. In het begin maakt ik heel goedkope hokken, van die koloniehokken, 40 kippen per hok. Ik zette ze zo’n 25 meter van elkaar in een groot weiland. Een prachtig gezicht als ze ’s morgens uitzwermden over het weiland. De kippen hebben het niet gezegd tegen me, maar ze hebben het goed gehad. Het bedrijf is wel intensieve veehouderij geworden, meer kippen, meer koeien en varkens. Het land is allemaal grasland geworden, om de dieren te voeren. Toen mijn zoons het overnamen, ik was 65, hebben ze het veranderd. Het is nu een zorgboerderij. Eerlijk gezegd, ze hebben het beter voor elkaar dan ik. Ik ben een gezegend mens, mijn kinderen komen om de beurt, ze zorgen goed voor me. Als je 90 bent, leef je kort bij de dood. Ik ben het hier niet zat, begrijp me goed. Elke zondag hoor ik het en ik lees het in de bijbel, het leven hier houdt een keer op. Je moet niet denken dat ik er niet tegen opzie. Zelfs Jezus was bang voor de dood. Ik sprak onlangs nog iemand die tegen me zei: ‘We gaan naar het onbekende.’ Dat is waar. Ik weet niet of ik mijn vrouw zal herkennen, ik hoop het, maar de Here Jezus zal ik in ieder geval ontmoeten. En als ik dan met mijn vrouw samen daar mag blijven, dat zal bepaald geen verschrikking zijn.’ Zijn ogen glanzen. Hij staat op. Tijd voor een ‘koppie thee’.

wordt verheven. Waarachtig, ik verzeker u: als een graankorrel niet in de aarde valt en sterft, blijft het één graankorrel, maar wanneer hij sterft draagt hij veel vrucht.’ Johannes 12: 20-24 NBV

De graankorrel Als je zou weten dat je nog maar

Het bijbelgedeelte hierboven vertelt hoe Jezus onderweg is naar Jeruzalem. Hij weet dat Hij daar zal sterven. Van heinde en ver komen de pelgrims om het Joodse Paasfeest te vieren. Zeven dagen lang gedenkt en viert men dat God het volk heeft gered in de tijd van Mozes. De mensen zijn in een opgewonden stemming. Er zijn ook niet-Joodse mensen bij, die geloven in de God van Israël en van ver gekomen zijn om het feest mee te maken. Onder hen zijn een aantal Grieken, die iets gehoord hebben over Jezus. Zij willen graag meer weten over Hem. Een paar leerlingen van Jezus vinden die aandacht voor hun Meester prachtig en willen wel een ontmoeting regelen. Maar ze hebben er geen idee van, wat er met Jezus tijdens dit feest zal gebeuren.

mogelijkheden iets te betekenen voor een ander, verleidingen om te doen wat niet goed is en ga zo maar door. Als enige mens is Jezus zijn hele leven zonder zonden gebleven, in alles trouw aan de bedoeling van God. Omdat God niets op Hem aan te merken had kon Jezus de straf die wij verdiend hebben op Zich nemen. Bij het kruis zie je het oordeel van God over onze zonden én de liefde van God die ons wil redden. Er is vergeving en toekomst voor ieder die redding zoekt bij Jezus. Het Paasfeest krijgt een nieuwe betekenis. Jezus zal sterven. Maar ook weer opstaan uit de dood!

een paar dagen te leven had, hoe zou jij je dan voelen?

Jezus weet wel wat Hem staat te wachten. Er komt een vreselijk lijden en een bittere dood. Maar daarom is Hij, Gods eigen Zoon, ook mens geworden. Om ons leven te delen. Om net als wij te reageren op de omstandigheden. Hij heeft het allemaal meegemaakt: mooie dingen, verdrietige dingen, gezondheid, ziekte, vriendschap, eenzaamheid, onrecht, trouw, verraad,

Voor dat dit gebeurt vertelt Jezus daarover in dat prachtige beeld van de graankorrel. Als de graankorrel niet in de aarde valt en sterft, blijft de graankorrel op zichzelf. Maar als de graankorrel in de aarde ondergaat, komt er nieuw leven. Dwars door de dood van de graankorrel heen bloeit er iets moois op. Komt er een korenaar met een veelvoud aan graankorrels. Voordat Hij sterft verzekert Jezus zijn leerlingen ervan dat zijn dood zin heeft. Dwars door het lijden heen opent Hij voor wie in Hem gelooft een geweldige toekomst.


8

‘Kon ik het maar als een pakketje bij elkaar binden.

En dan gewoon weggooien. Ergens in een gracht of zo.’ Na die prachtige zinnen over de graankorrel staan er in dat Bijbelgedeelte enkele moeilijk te begrijpen zinnen. In Johannes 12: 25-26 lezen we:

Wie zijn leven liefheeft verliest het, maar wie in deze wereld zijn leven haat, behoudt het voor het eeuwige leven. Wie mij dient moet mij volgen: waar ik ben zal ook mijn dienaar zijn, en wie mij dient zal door de Vader geëerd worden.

Ik weet niet hoe die regels bij jou overkomen, maar het klinkt vreemd. Belangrijk om te weten is dat het woord ‘haten’ in de Bijbel vaak de betekenis heeft van ‘op de tweede plaats zetten’. Jezus bedoelt echt niet te zeggen dat we een hekel zouden moeten hebben aan het leven. Wat Hij zijn leerlingen duidelijk maakt is dat ons aardse bestaan hier en nu geen doel in zichzelf is. Natuurlijk valt er vaak veel te genieten. Het leven kan geweldig goed zijn. Maar als je zo vol bent van het leven dat God en de medemens buiten beeld blijven, dan is er iets grondig mis. Het is niet de bedoeling dat wij als egoïsten door het leven gaan. Dan mis je zelf het echte geluk en je bent een ramp voor je omgeving.

Jezus roept ons op om Hem te volgen. Wij hoeven niet te doen wat Hij heeft gedaan. Hij baant voor ons een weg. Een weg waarop God in beeld komt zoals Hij is: liefdevol en trouw, door en door goed. Het omgaan met deze God brengt meer geluk dan al het andere in ons leven. Wij leren van Jezus hoe goed het kan zijn om iets van onszelf op te offeren

Het leven haten? om meer aandacht, tijd en geld te hebben voor onze medemens. Dat werkt bevrijdend. Een stervende graankorrel heeft iets angstaanjagends. Je houdt eigenlijk liever vast wat je hebt. Jezus moedigt ons aan ons leven te investeren in de goede dingen. Met de belofte van een rijke oogst. Dat is Paasfeest vieren.

Het gerechtshof te Leeuwarden heeft de man die in april 2004 zijn vrouw en zijn schoonmoeder om het leven heeft gebracht, veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijftien jaar en tbs met dwangverpleging. De man had ook geprobeerd zijn schoonvader te doden. Hij wilde bovendien zijn vijf maanden oude zoontje om het leven brengen door met hem in het Eemskanaal te springen.

Zo schreef de Groninger Courant over de veroordeling van Bob. Wat bezielt zo iemand? En hoe kun je verder leven na zo’n misdaad? In het boek ‘Levenslang’ is Bob zelf aan het woord. Hij vertelt over zijn vaderloze jeugd, over de school voor moeilijk opvoedbare kinderen en het internaat voor jongeren met gedragsproblemen, over seksueel misbruik, aanranding. ‘Mijn jongen’, vraagt zijn moeder ergens halverwege het verhaal, ‘waar is het misgegaan?’ De carrière van Bob hangt aan elkaar van kleine contracten, hij kampt met een groeiende schuldenlast, gaat een relatie aan met Hilga, het komt tot een huwelijk en een kind, Matthias. ‘We waren een gelukkig gezinnetje, als de zorg om dat stomme geld er niet was geweest…’

9


10

De cursieve gedeelten zijn afkomstig uit het waargebeurde verhaal van Bob, uitgegeven onder de titel ‘Levenslang; het verhaal van een tbs’er’, opgetekend door Ineke Baron en Niels de Jong. Uitgeverij Boekencentrum, 2013, Zoetermeer.

Dan volgt in het voorjaar van 2004 de dag die zoveel levens op z’n kop zet. Ze vertellen me de volgende dag dat Hilga dood is. En dat haar moeder dood is. En dat haar vader nog in het ziekenhuis ligt. ‘En Matthias…?’ vraag ik. ‘Die zie je nooit meer terug’, zegt een bewaker. ‘Denk je dat je kind de moordenaar van zijn moeder ooit nog wil ontmoeten?’ ‘Dat ik dood wil’ In de cel krijgt Bob regelmatig bezoek van een vrijwilliger, Wabe; in het dagelijks leven is hij onderwijzer. ‘De enige persoon die ervoor kiest om met me om te gaan.’ Een kwetsbaar contact. Soms knettert het behoorlijk in de gesprekken. Maar in de loop van maanden ontstaat er een goed contact tussen beide. Totdat Wabe opeens vier maanden afwezig is. Zijn zoon is gestorven. Ze pakken de draad van de gesprekken weer op. ‘Ik lig veel wakker en er maalt dan van alles door mijn kop.’ ‘Wat maalt er dan door je kop?’

‘Vooral dat ik dood wil.’ ‘Je zou dus wel dood willen.’ Ik haal mijn schouders op. ‘Ach ja… ik bedenk wel vaak hoe ik dat dan zou moeten doen. En soms bedenk ik een plan, maar ach…dan laat ik dat toch maar weer los.’ (…) ‘Wat maakt dat je er dan toch voor kiest om het niet te doen?’ ‘Tja, goeie vraag. Nou ja, als ik dood ben dan is er niets meer natuurlijk. Maar hoe weet ik dat zeker? En ja, misschien is het gek, maar ook al is dit leven een hel, toch wil ik wel leven.’ ‘Je wilt dus leven.’ ‘Nou ja, doodgaan is ook niet alles. Als ik doodga, zal ik Hilga dan weer zien? Dat vraag ik me wel steeds af. Als dat zo is, dan wil ik, denk ik, toch wel dood.’ Wabe blijft me aankijken, maar vraagt nu niet meer door. Ik ben onzeker over mijn redeneringen. Ik vraag maar aan Wabe wat hij er zelf van denkt. ‘Jij gaat toch naar de kerk? En als je naar de kerk gaat dan geloof je toch in een God in de hemel? Maar die God heeft je zoon toch maar mooi dood laten gaan. En weet jij nu dat je zoon in de hemel is?’

Mijn last Na verloop van tijd bezoekt Bob in het huis van bewaring een kerkdienst. Het ging over Jezus, ‘dat we net zo moesten doen als Hij, elkaars lasten dragen. Daar heb ik dus niets mee. Denk je dat er iemand is die mijn last wil dragen? Dat kan toch nooit. Wat een lariekoek! En ik hoef trouwens de last van een ander ook niet. Wie weet wat die ander uitgevreten heeft. Ze zitten hier echt niet voor hun zweetvoeten.’ (…) ‘Volgens mij heb ik iets gedaan wat niet te dragen is. Maar ik zal het wel moeten doen. Het is nu eenmaal gebeurd en ik zit hier om ervoor te boeten (…). Wat ik heb gedaan, is nooit meer goed te maken. En ik zal nooit genoeg geboet hebben. Ik kom er nooit meer vanaf. Dat is mijn last. Dat draag ik mee. Kon ik er maar vanaf komen! Kon ik het maar als een pakketje bij elkaar binden. En dan gewoon weggooien. Ergens in een gracht of zo. En dat het dan nooit meer boven water komt.’

Spijt De gesprekken met Wabe gaan steeds vaker over geloof. Over bidden. Over de bijbel. Over God. Ik voel dat het in dat christelijk geloof gaat over dingen die ik nodig heb om met mezelf in het reine te komen. Bob maakt een afspraak met de gevangenispredikant. ‘Ik heb spijt’, zo breng ik het gesprek al snel op het onderwerp waar het volgens mij over moet gaan. ‘Waarvan?’ vraagt ze. ‘Van zo veel.’ ‘Kun je iets concreter zijn?’ ‘Dat ik iemand vermoord heb. Dat ik Hilga vermoord heb. Dat ik mijn schoonmoeder heb vermoord. Dat ik mijn eigen kind bijna heb vermoord. En bijna mijn schoonvader. Hij was mijn beste vriend en nu is zijn leven een hel. Omdat ik hem alles heb afgenomen. Ik heb dingen gedaan die echt niet door de beugel kunnen. Ik heb mensen beschadigd. (…) Nog één ding wil ik er aan toevoegen. Ik heb ook spijt dat ik God heb genegeerd. Zo’n beetje mijn hele leven. Als ik met God had geleefd, dan was mijn leven anders gegaan.’ We zijn even stil. ‘Wat kan ik doen om er vanaf te komen?’ ‘Dat gaat je niet lukken. Spijt blijft. En dingen zijn niet terug te draaien. Dit soort dingen kun je niet vergeten.’ ‘Bedankt’, zeg ik cynisch. ‘Dat was slechts de helft van mijn antwoord. De andere helft is dat Iemand anders er wat voor gedaan heeft om jou ervan af te helpen. Daardoor is er vergeving bij God.’ ‘Ik wil vergeving.’ ‘Dat kan.’ ‘Voor iemand als ik?’ ‘Ja. Ken je het verhaal van de verloren zoon?’ ‘Ja. Wabe heeft mij dat verhaal verteld. Het is misschien wel mijn favoriete verhaal. Een zoon die ondanks alles mag terugkeren bij zijn Vader.’ ‘God was jou ook kwijt. Maar je mag thuiskomen.’ ‘Maar hoe krijg ik dan vergeving?’ ‘Weet je nog van afgelopen zondag (…) Als je gelooft in Jezus Christus, word je vrijgesproken van je schuld. Dan staat dat niet meer tussen jou en God in.’ ‘Ik geloof denk ik wel in Jezus Christus.’ ‘Zeg dan eerlijk tegen hem waar je spijt van hebt.’ ‘En dan?’ ‘Vraag om vergeving.’ ‘En dan?’ ‘Dan ben je vergeven.’ ‘Vrijgesproken?’ ‘Inderdaad. Niet van je straf hier op aarde. Maar je hoeft er niet tot in eeuwigheid bij God voor te boeten. Hij wil je aannemen als zijn kind.’

11


12

Arnold Huizinga (41 jaar, ge­ trouwd, drie kinderen) heeft ALS. We spreken af op zijn kantoor, een historisch pand in het hartje van Zeist. Arnold haalt me op bij de receptie. Als we naar zijn kamer lopen, zie ik dat hij trekt met zijn rechterbeen. Is dat een gevolg van ALS?

Mijn geloof is niet veranderd door mijn ziekte. Ik word wel sneller emotioneel, door een lied, een beeld, dat wel. Ik besef dat ik kort te leven heb. Soms heb ik wel van die momenten dat het echt zwaar is. Ondertussen durf ik toch wel na te denken over de komende zomervakantie. Ik heb mijn kinderen gevraagd: ‘Wat wil je nog?’ Het aardse leven trekt me natuurlijk nog wel. Wat het moeilijkste is? Mijn werk, dat kunnen anderen overnemen. Mijn huwelijk? Het is te kort, maar het is wel heel mooi geweest. Maar dat ik er niet ben voor mijn kinderen straks. Daar ben ik nog niet uit.

‘Ik heb het nieuwe stadhuis van Zeist ‘gebouwd’, dat wil zeggen, ik ben de projectleider. Met mijn team zorg ik dat alles rond de bouw goed verloopt. Van begin tot eind.’ Tegenover me zit een man van zo’n veertig jaar, 41 jaar blijkt later. Hij oogt gezond, energiek en enthousiast. ‘Wat je niet ziet, is de parkeergarage onder het gebouw: 6500 m2, plaats voor 200 auto’s. Ik heb de sloop begeleid, het archeologisch onderzoek, de sanering van de bodem, contacten met de buurt, alles. Ik was hiermee volop bezig, in 2011, toen de diagnose is gesteld.’

Ik hoef geen steen met mijn naam erop. Leg dan maar een zwerfkei neer, waar je op kunt gaan zitten als je het moeilijk hebt. Ik wil graag liggen op een natuurbegraafplaats, een stukje bos. De plek ademt bezinning, ruimte, rust. Er mag een plak hout liggen met mijn naam erop. We zijn op een zondagmiddag naar Heidepol geweest.

‘Ik heb mijn kinderen gevraagd:

‘Ik draag een brace rond mijn been, anders kan ik niet lopen.’ Hij laat zijn rechteronderbeen zien, de kuit is aanzienlijk geslonken, zijn bovenbeen begint ook al. ‘Wat het heel gemeen maakt, er hoort geen pijn bij. Je voelt het niet aankomen. Het is een sluipmoordenaar. Ik ontdekte het doordat ik een klapvoet kreeg. Ik had me een beetje te druk gemaakt, dacht ik. Naar de huisarts, doorverwezen naar het ziekenhuis, en na drie bezoeken had ik de diagnose: ALS. In mijn familie komt ALS voor, mijn oma is eraan overleden, haar broer ook, de zus van mijn moeder ook, en nu heb ik het. Ik heb het geërfd van mijn moeder. De jongste broer van mijn moeder heeft het ook. Het is een relatief onbekende ziekte. Tot de reclames op de bushokjes (Ik ben inmiddels overleden), wist het publiek er nauwelijks van. Je kan je laten testen, ik heb een genetische afwijking. Maar waarom zou ik het doen? Geen mens weet wanneer de ziekte begint. Je hebt er helemaal niks aan als je weet dat je drager bent van een erfelijke ziekte, die dodelijk is. Ga je dan trouwen, denk je aan kinderen, koop je een huis? Alles wordt dan beïnvloed.

Omdat het in de familie voorkomt, duurde de diagnose minder lang. ALS kwam niet in mijn gedachten op. Ik was druk geweest, er zal wel een zenuwtje bekneld zijn… De neuroloog schrok zo, hij viel uit zijn professionele rol. ‘Dat verandert echt alles.’ Toen was mij wel duidelijk: ik heb ALS. Mijn leven werd een achtbaan. Mijn levensverwachting is drie tot vijf jaar. Het kan heel snel gaan. En grillig.

De ergste onrust is nu achter de rug. Er zullen nog wel andere tijden aanbreken. Ik kan me nu voorbereiden. Hoe gaat het met mijn vrouw, mijn kinderen? Ik krijg de tijd nog. Hoop ik. Mijn vrouw is ook zeer ernstig ziek geweest. Toen heb ik geleerd om te gaan met de situatie dat de dokters het niet meer weten. Het helpt me om nu om te gaan met mijn diagnose. Alleen door een wonder kan ik genezen. Er is geen medicijn tegen. Ik heb er voor gekozen om te blijven werken, ik ben kostwinner. Ik heb de luxe dat ik alle schoolvakanties

‘Wat wil je nog meer?’ Na de diagnose heb ik gezocht naar een geloofs­ gemeenschap waar goed naar mijn kinderen wordt omgekeken. Mijn drie kinderen - Ik heb een dochter van bijna 14, twee zoons, van 12 en 9 - krijgen te maken met een vader die doodziek wordt en gaat overlijden. Daardoor kunnen ze teleurgesteld raken in God en het vertrouwen kwijtraken. Het is erg genoeg dat ze mij verliezen. Maar hun geloof kwijtraken… dat is pas verlies.

Als ik er niet meer ben mogen de mensen afscheid van me nemen. ‘De dankdienst voor het mooie leven van …’, dat wordt de openingszin. Over sommige dingen moet ik nog nadenken. Ik ga nog brieven schrijven voor mijn kinderen, voor als ze gaan trouwen, of kinderen krijgen. Ik heb het nog niet gedaan. Daar krijg ik nog tijd voor. Nu heb ik nog plezier om dingen met ze te doen. En hoe ik er in sta, verandert ook nog. Ik ben nu evenwichtiger dan in het begin. Ik zal ook naar het einde gaan verlangen, omdat het leven voor mij een last wordt. Dat moment gaat zeker komen...’

vrij mag nemen, dat is zo deftig. Als de kinderen vrij zijn, ben ik er ook. Ik pak die mogelijkheid met beide handen aan. Ik ben nog nooit boos geworden. Ik geloof dat deze ziekte een hoger doel heeft, maar dat gaat mij te boven. Ik zou het mijn ergste vijand niet toewensen. Ik ben ook niet depressief. Ik praat wel met mensen die me kunnen helpen om dit een plek te geven. Hij valt even stil.

Spierziekte

ait Door e Wereld Dra D ij b w ie rv dat hij jpend inte (37) verteld n e ks ic In een aangri R o d an aar kort. etballer Fern ist het nog m heeft profvo w ij H t. jd li g iekte ALS n aandoenin aan de spierz lerose) is ee sc le ra te la n e en va de ofisch iet functioner ALS (amyotr n f o e d en o iemand het onvold betekent dat at d , die leidt tot rd aa n f va uiteindelijk is progressie teruit gaat en spieren. ALS h ac er rd ve te steeds met deze ziek zal sterven. in eer mensen Er sterven m n AIDS. n ALS dan aa Nederland aa ng-als.nl

www.stichti

13


Reinier Sonneveld

14

Wie gelooft er nog in de maanlanding? Het christelijk geloof staat of valt met Pasen. Als Jezus niet is opgestaan uit de dood, is het hele christendom begonnen met een leugen. Eentje waar nu nog eenderde van de mensheid in gelooft! Het zou het grootste broodje-aap-verhaal aller tijden zijn. En inderdaad, Pasen is nogal extreem. Het kan toch helemaal niet, de dood is toch gewoon het einde?! Twee-derde van de mensheid gelooft het dan ook niet. Dat zegt trouwens nog niet zo veel. Er zijn ook landen waar de meerderheid niet gelooft dat er ooit mensen op de maan zijn geweest.

Louis Armstrong zou niet op 20 juli 1969 die eerste stap hebben gezet, net zo min al die astronauten na hem. Het is gewoon een filmtruc van de Amerikanen om hun imago op te poetsen. Op internet zijn er duizenden sites aan gewijd, vol met ‘bewijzen’. Toen ik die oppervlakkig doornam, schrok ik ervan. Ja inderdaad, dacht ik, hoe weet ik nu zeker dat die maanlanding echt was? Ik ken alleen wat foto’s en wat filmpjes, maar die kunnen prima vervalsingen zijn. Waarom zou ik de NASA eigenlijk vertrouwen? En zo ging ik steeds meer twijfelen aan de maanlanding. Tot ik de argumenten écht ging bestuderen en toen vielen ze volledig door de mand. En het spannende is: ze lijken ook erg op de ‘bewijzen’ tegen de opstanding van Christus…

‘Het was toen technisch onmogelijk’ De maanlanding-ontkenners zeggen bijvoorbeeld heel stellig dat de techniek in 1969 niet ver genoeg was. Want waarom zijn de Russen er later nooit geweest? En waarom kwamen de Chinezen er pas vorig jaar, en dan met alleen nog maar een karretje? Het antwoord is dat de Amerikaanse raketten inderdaad houtje-touwtje waren, maar dat de ontdekkingsreizigers vroeger op hun gammele bootjes toch ook verre werelddelen bereikten. En toen de Amerikanen eenmaal op de maan geland waren, gaven de andere grootmachten de moed op; voor hen viel er voorlopig weinig eer meer aan te behalen. Vergelijk dat met de opstanding. De dood overwinnen, dat kan toch helemaal niet, wordt er dan gezegd. Wonderen bestaan niet, punt uit. De natuurwetten zijn de baas. Nou, antwoorden dan de christenen, het ligt er maar net aan. Want als je gelooft dat God bestaat, zijn die natuurwetten helemaal niet de baas. Dan is God de baas. En als hij wil dat die zich een keertje anders gedragen, dan doen ze dat keurig. Het past ook wel bij God zoiets te doen. Net zoals de Amerikanen in 1969 wilden aantonen hoeveel ze konden, zo liet God in het jaar 33 zien wie werkelijk de touwtjes in handen heeft. ‘Er staan foutjes op de foto’s’ Die internet-sites die de maanlanding willen ontkrachten, staan vol uitgeplozen foto’s. Zie je die vlag, staat er dan, die heeft meerdere schaduwen en dat kan niet op maan – dat moet wel van filmlampen komen. En kijk, de vlag wappert ook en op de maan is geen wind – het moet dus wel in een woestijn gewoon op aarde zijn

opgenomen. Nu zijn deze ‘foutjes’ prima te verklaren: het zonlicht kaatste tegen de maanlander en zorgde zo voor meerdere schaduwen bij die vlag, en die wappert niet echt maar hangt alleen maar slordig. Dit lijkt op de ‘foutjes’ die worden gevonden in de verslagen van Pasen. De bekendste is: waren er bij Jezus’ graf nu één of twee engelen, stonden of zaten ze, in of buiten het graf? Er zijn vier verhalen van in de Bijbel en in elke staat iets anders. Maar ook hier is de oplossing simpel: stel dat er eerst één engel in het graf zat, en dat die later bij de ander buiten ging staan? Dan kloppen alle vier de verhalen, alleen hebben ze elk net een volgende fase van dezelfde gebeurtenis! Bovendien, waarom zouden de Bijbelschrijvers dat soort ‘foutjes’ erin hebben gelaten, als ze toch aan het vervalsen waren? Dan toch maar liever alles gladstrijken. Juist dit soort detailverschillen toont aan dat ze integer bezig waren. Denk aan de NASA. Als die toch bezig waren maanlandingsfoto’s te vervalsen, dan hadden ze toch prima meteen even die ‘foutjes’ kunnen wegpoetsen? ‘Het is allemaal een grote samenzwering’ Er zijn veel bewijzen voor de maanlanding. Er is bijvoorbeeld 382 kilo maansteen verzameld en naar aarde gebracht. Dat ligt nu in diverse laboratoriums voor onderzoek. De maanlanding-ontkenners stellen dat dit allemaal namaak is, een grote samenzwering van duizenden NASA-medewerkers. Maar het probleem is natuurlijk, dat dan al die medewerkers die ervan geweten moeten hebben, allemaal niets hebben losgelaten en zelfs op hun sterfbed geen kik hebben gegeven… Dat klinkt niet heel geloofwaardig.

Er waren honderden mensen die stellig beweerden dat ze Jezus na zijn dood hebben waargenomen, aangeraakt, zelfs met hem hebben gegeten. Als ze dat allemaal verzonnen hadden – waarom heeft er dan nooit iemand uit de school geklapt? De vroege christenen werden zelfs al snel hierom gemarteld. Als het een grootscheepse vervalsing was, was dat meteen uitgelekt. Wat niet is gebeurd. Dat zegt veel over hoe intens ze erin geloofden. ‘Ze zijn voor de gek gehouden’ Maar was het dan een hallucinatie? Dat hoor je ook nog wel over de opstanding. Jezus’ vrienden misten hem gewoon zo erg, dat ze hem regelmatig in een soort droom terugzagen. Dat gebeurt inderdaad wel vaker. Maar dit nog nooit: dat mensen in een groep tegelijk allemaal hetzelfde hallucineren! Wat bij Jezus nu juist wel het geval is. En dat kan helemaal niet – tenzij het echt is. Dat kun je ook weer met de maanlanding vergelijken. Misschien heeft Louis Armstrong het gedroomd. Dat kan. Misschien ook nog een andere astronaut. Dat kan nog net. Maar ál die astronauten en ál die NASA-medewerkers? Dat is toch wel onwaarschijnlijk. Dus nee, ik denk niet dat je de opstanding hard kunt bewijzen, maar dat kun je ook niet met de maanlanding. Uiteindelijk komt het neer op vertrouwen. Ik heb weinig met de NASA, maar ik heb goede redenen erop te vertrouwen ze niet gelogen hebben over 1969. Ik heb al een stuk meer met de kerk en de Bijbel, en ik heb daarom nog veel betere redenen om te geloven dat Jezus inderdaad is opgestaan.

15


Zonder de opstanding van Jezus rest er niets dan een hopeloos einde. Dankzij de opstanding van Jezus is er een eindeloze hoop.

1E6 c

ho

Uitgave van IZB – voor zending in Nederland en de Christelijke Gereformeerde Kerken in Nederland Redactie en administratie: Joh. v. Oldenbarneveltlaan 10 3818 HB Amersfoort Tel. 033-4611949 E-mail: echo@izb.nl ECHO 02-2014

Deze Echo is u aangeboden door:

Abonnementen: Abonnementsprijs € 10,00 per jaar bij vooruitbetaling. Reacties: Voor reacties op de inhoud kunt u zich wenden tot de bezorger of de redactie.

Redactie: Ds. L.C. Buijs K. van Noppen N. Rietveld-de Jong G. Schuurman-van Eijk J.J. Timmer Bijdragen: ds. Leo Buijs (8/9), Johan Timmer (5/6 en 12/13), Reinier Sonneveld (14/15), J.P. Versteeg (16)

Apr13

ISSN 0012-9119

Vormgeving: Hans van Eck (Impressio Communicatie) Foto’s: Jaco Klamer (5/6 en 12/13), Shutterstock (7, 9, 10 en 14)


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.