Lichtspoor

Page 1

51ste jaargang | 2013 nummer 0


‘Zonder Mij kun je niets doen’ Talloze mensen in deze wereld hebben helemaal niets met Jezus. Zij gaan er vanuit dat ze alles kunnen doen. Op alle terreinen van het leven. Laten we tegelijk eerlijk zijn: helaas geldt dat ook voor veel kerkmensen.

W

ie is Jezus eigenlijk? In het Bijbelgedeelte waar ook bovenstaande woorden in staan, zegt Hij: ‘Ik ben de ware wijnstok.’ Voor de discipelen voegt Hij er aan toe: ‘Jullie zijn de ranken.’ Jezus heeft verschillende ‘Ik ben’-uitspraken gedaan. U kent ze wel: ‘Ik ben de Goede Her­ der’, ‘Ik ben het licht der wereld’, enzovoorts. Van een Amerikaanse evangeliste leerde ik dat je bij elk van deze uitspraken van Jezus twee woordjes zou moeten toevoegen: Ik ben voor jou. Ik ben voor jou de ware wijnstok. Discipelen zijn de takken die op de wijnstok zijn geënt, om al hun kracht, hun levenssappen uit Hem te betrekken. Om zo ook alles te kunnen doen wat Hij hun opdraagt. Dat betekent: Afhankelijk zijn, echt hangen aan Hem. Maar ook: vruchtdragen, iets betekenen voor anderen. Zonder Hem gaat dat blijkbaar niet. Wat is nu het verschil met mensen die zeggen dat ze alles zelf wel kunnen? Dit: Discipelen hebben een

dienend en vruchtbaar leven. Ze mogen zelf de vruchten plukken van het lijden en sterven en van de opstanding van Jezus. En natuurlijk mogen ze dat ook delen. En juist dat vult steeds meer het leven van de discipelen. Het is een levensvulling die je blijkbaar niet zelf kiest, maar die je geschonken wordt. Dat is het wonderlijke van het geloofsleven: Niet alles te doen wat je zelf wilt, maar erop letten dat je doet wat Jezus wil, wat God wil.

Onlangs vierden ze de verjaardag van hun zoon

De Heilige Geest bewerkt onze eigen wil zo dat Gods wil steeds meer voorop komt te staan. Dat is niet verslavend, maar juist heel bevrijdend. Je leven groeit als het ware als een tros met verscheidenheid van druiven: Liefde, blijdschap, vrede, geduld vriendelijkheid, goedheid, geloof, zachtmoedigheid, zelfbeheersing (Galaten 5:22).

Gert-Jan. 42 jaar is hij nu.

Zeg maar: Ik kan niet(s) zonder U. Zo ga ik in Uw lichtend spoor.

‘We zeggen vaak tegen

Ds. J.H. Gijsbertsen

Verlangen ‘Schenk mij Uzelf, want zonder U zou mijn verlangen niet vervuld zijn, al ontving ik alles wat Gij gemaakt hebt.’ (Augustinus) 2

Ook zegen bij een zorgenkind Als gevolg van het syndroom van Down heeft hij de verstan­delijke vermogens van een kind van 5.

elkaar: wat zijn we met hem gezegend! Maar we maken ons dagelijks zorgen om hem.’

Twee woorden keren met regelmaat terug in het gesprek met An en Jan van Bemmel (Maarssen): zegen en zorgen; maar het eerste toch wel het meest. Jan: ‘Was iedereen zoals Gert-Jan, dan zou de wereld er een stuk beter uitzien! Wat zijn we enorm dankbaar hem te mogen hebben.’ Een paar weken na zijn geboorte, 42 jaar gele­ den, zou An dat zo niet hebben gezegd. ‘Ik was behoorlijk van de kaart, toen bekend werd dat Gert-Jan het syndroom van Down had. Mijn wereld stortte in. Hij is ons tweede kind; we hadden al een wolk van een dochter. Zou een gehandicapt kind niet alle aandacht opeisen? dacht ik. Zou hij zindelijk worden, kunnen leren lopen en praten…? En: Zou ik ooit van dit kind kunnen houden? Dan bad ik: Here God, houd me maar vast, want ik laat het afweten…’ Dat soort uitspraken doet An alleen nog in de verleden tijd. ‘Als ik indertijd een gehandicapt kind tegenkwam, zou ik het liefst mijn hoofd omdraaien. Nu heb ik vooral de neiging om eropaf te stappen.’

3


Een zorgenkind was Gert-Jan. ‘Je moest hem hoe geweldig ze het vond. Dat had ze nooit voortdurend in de gaten houden. Hij maakte verwacht.’ spullen kapot, liep soms weg of verstopte Jan: ‘Laatst zag ik hem hier thuis aan tafel zitten. sleutels.’ In zijn jeugd was hij vaak ziek, soms Hij zat uit zichzelf te bidden voor z’n eten. Dat ernstig, tot op de rand van de dood. Toch kon vind ik ongelooflijk mooi.’ hij naar de zmlk-school in Utrecht. Inmiddels verblijft hij al jaren in een woonvoorziening Hoe zegenrijk ze hun ervaringen met Gert-Jan in Kockengen. Hij werkt in een dagcentrum ook beschrijven, toch zullen het leven met een en geniet van z’n kind met een verstandelijke hobby’s, het drumstel, beperking niet idealiseren. ‘Hij zat uit zichzelf te de TV en vooral An: ‘Er zijn zoveel ouders die muziek. Jan: ‘Hij heeft het veel zwaarder hebben dan bidden voor z’n eten. Dat een leefpatroon, wij. Door een kind met een vind ik ongelooflijk mooi.’ waar je niet in moet meervoudige handicap, of juist willen variëren. Als doordat je op het eerste gezicht hij om het weekend en in de vakanties hier is, niet ziet dat hun kind gehandicapt is. Dat is gebeurt alles in de vaste volgorde: aankleden, zoveel pijnlijker.’ scheren. Dan moeten we z’n bril schoonmaken. Ze hebben de maatschappe­lijke trend niet Ontbijtbord, glas melk, mes en vork, alles moet mee. Jan is emeritus hoogleraar van de Erasmus precies op z’n plaats staan. Bidden voor het Universiteit. Een deel van zijn loopbaan was hij eten, na afloop koffie, etc. Vaste patronen.’ intensief betrokken bij prenataal onderzoek; ook zijn proefschrift ging daarover. Hij weet uit De band tussen Gert-Jan en zijn ouders is hecht. ervaring in het ziekenhuis hoe er tegenwoordig An: ‘Hij is altijd ontzettend dankbaar voor wat je tegen gehandicapten wordt aangekeken. doet. Je krijgt heel veel terug van de zorg die je ‘Afschuwelijk. Het lijkt er steeds meer op dat hem geeft.’ gehandicapten niet welkom zijn. Het komt Jan: ‘Hij heeft een eigen mobieltje. Waar ik ook zelfs voor dat mensen niet eens naast een huis ter wereld ben, iedere dag rond de klok van 7 met gehandicapten willen wonen. Ongeboren uur bel ik hem. Dan hoor ik aan z’n stem hoe kinderen met een afwijking worden zelfs als het gaat.‘ minderwaardig ausradiert An: ‘Hij spreekt een (uitgeroeid, red.); ik gebruik ‘Je krijgt heel veel eigen taal, zonder bewust die term. Daarom heb terug van de zorg die ver­voegingen. Wij ik dat gebied van onderzoek snappen wel wat hij verlaten. In de ene verloskamer je hem geeft.’ bedoelt.’ zetten we alles op alles om een Jan: ‘Je staat er van te leven te redden, een kamer kijken, wat hij onthoudt.’ verderop vindt een abortus plaats… Ik heb weleens een collega-hoogleraar verloskunde In de kerk heeft Gert-Jan zijn vertrouwde plek. uitgenodigd om mee te gaan naar een woonhuis Jan: ‘Onvergetelijk is de dienst waarin onze voor mensen met een verstandelijke handicap. zoon Kees belijdenis deed. In die dienst sprak Hij is nooit mee geweest.’ de predikant ook Gert-Jan aan. “Hou jij ook van de Here Jezus?” Gert-Jan was zichtbaar Jan: ‘Wat ik zo mooi vind aan de mensen waar­ ontroerd, hij voelde het gewicht van het mee Gert-Jan samenwoont in Kockengen? Ze moment. Sindsdien gaat hij aan het avondmaal, hebben geen van allen ellebogen. Ik herinner ook in Kockengen. Arie, één van de oudere me dat ik na een week keihard werken huisgenoten van Gert-Jan, neemt hem dan bij de doodmoe op bezoek ging bij Gert-Jan; koffie hand en samen gaan ze aan het avondmaal.’ drinken in de kring. Daar kwam ik helemaal An: ‘Ik werd eens gebeld door iemand uit die bij. Ze zijn volkomen zichzelf, zonder opsmuk, gemeente. “Ja, uw zoon was zondag aan het spontaan. Da ’s genieten!’ avondmaal…” Ik dacht: “Oei, nu zal er wel wat Koos van Noppen komen…” Maar ze belde juist om aan te geven

4

E

en dominee heeft zo zijn idealen. Zeker als hij nog jong is en enthousiast. Bijvoorbeeld, dat je preken echt iets zullen doen bij mensen. En dat je daar ook wat van merken zult. Ach ja, je beseft wel dat dat allemaal niet honderd procent zal zijn, maar toch: iets moet je ervan terug kunnen vinden. Per slot van rekening werk je toch in een christelijke gemeente.

Hoe ik het precies heb gevraagd weet ik niet meer, maar haar reactie staat me des te helderder voor de geest. Het bleef even stil en toen zei ze met een redelijk bedrukt gezicht : ‘Ik zal u heel erg missen, dominee.’ Nog steeds wat voor­ zichtig, vroeg ik, waar­om dat dan wel was. Ja, en dan verwacht je , dat er zoiets komt als: ‘Ik heb zoveel aan uw preken gehad. Het heeft mijn geloof echt bemoedigd en versterkt.’ Daar hoop je dan verder een zinvol geestelijk gesprek over te hebben.

Afscheidsbezoek

Maar dat valt dan wel eens tegen. Een ervaring daarmee is me altijd bijgebleven. Aan het eind van mijn werk in de eerste gemeente, maakte ik een hele ronde met afscheidsbezoeken. Ik was al bij heel wat ouderen en zieken langs geweest. Verschillenden van hen beluisterden zondag aan zondag de preken via de kerktelefoon. Zij hoorde daar ook bij. Ze woonde in de buurt. Vanuit haar kamer keek ze zo uit op de voorkant van de pastorie. Een oud statig huis met op elke verdieping grote zalen van kamers met hoge ramen. We praatten een poosje over haar gezondheid en over onze – toen nog kleine - kinderen. Maar de tijd ging voort en de dominee wilde toch wel ter zake komen. Had hij misschien voor haar en voor de opbouw van haar geloof iets kunnen betekenen? Daar ben je toch immers ook dominee voor. Anders had je net zo goed maatschappelijk werker of burgemeester kun­ nen zijn.

Maar die hoop werd wel totaal de bodem ingeslagen. Ze hoefde er geen moment over na te denken. ‘Weet u dominee. Voordat ik ga slapen, kijk ik altijd of bij u op de slaapkamer het licht ook al uit is, dat geeft me een goed gevoel, dat we zo allemaal gaan slapen. Wat zal ik dat missen. Als u straks met uw gezin verhuisd bent, dan zijn die ramen van de pastorie weer zo donker en hol. Dan heb ik ’s avonds ook niets meer om naar te kijken.’ De jonge dominee was zo uit het veld geslagen, dat hij maar gauw zijn kopje thee leeg dronk, het bezoek beëindigde en de straat over stak om bij zijn vrouw zijn hart te luchten. Later dacht hij: Had ik niet iets moeten zeggen over de Bewaarder Israëls bij Wie het licht nooit uitgaat? Maar ja, dat was achteraf. Ds. J. Westland

5


Door André F. Troost ‘Nee, pa, het kan echt niet. Je kunt onmogelijk al die schil­ derijtjes meenemen naar dat bejaardenhuis. Ze zien je aan­ komen… En daarbij: wat moet je nou met zoveel wandbordjes en borduurwerkjes aan dat kleine stukje muur dat je daar­ voor nog vrij hebt? Je hebt het toch zelf gezien? Er kan nog niet eens een kwart van al je spullen opgehangen worden!’ Hij stond een beetje beteuterd te kijken. Dat hij een heleboel dingen zou moeten achterla­ ten, had hij allang begrepen. Hij was dan misschien niet he­ lemaal in orde, maar bepaald niet gek. ‘Niet helemaal in orde.’ Hij had moeten wennen aan dat idee. Trouwens, met z’n vrouw was het niet anders ge­ weest. Die mankeerde zelfs het een en ander in haar hoofd. Ze begon dingen te vergeten. Steeds meer dingen. Het begon met de verjaar­ dagen van de kleinkinderen. Later ­waren het de kleinkinde­ ren zelf. Van lieverlee vergat ze zo’n beetje alles. De pannen op het vuur. Het vuur zelf. Het kon niet meer. Hoe hard ze er samen ook voor knokten, het kon niet langer zo. Ze moest naar een verzor­ gingshuis. En hij? ‘Ik blijf hier’, zei hij dapper. ‘Ik zal wel leren voor mezelf te zorgen. Waarom zou een ander dat wel kunnen en ik niet?’ Hij had z’n best ge­ daan. Maar het lukte niet. Hij

6

at nog maar een paar keer per week. Hij werd mager. Hij be­ gon te drinken, iets meer dan goed is voor een mens. ‘Nou pa, je moet kiezen. An­ ders doen wij het voor je. Wat wil je nou? Deze, van de damclub?’ De damclub. Daar was hij vijfen­ vijftig jaar lid van geweest. Want dam­ men, dat kon ie! Als de beste! Met grote letters stond het erop. Het woord ‘Kam­ pioen’ was zelfs in fraaie letters gekalligrafeerd. ‘Of moet die foto van ma’s puzzel mee?’ De puzzel! Uren, dagen, maanden had ze eraan gewerkt. Een puzzel zo groot… Ze hadden er een van de slaap­ kamers voor uitgeruimd. Maar het was wel de moeite waard geweest! Een pracht van een berglandschap: witte toppen, besneeuwde hellingen, een alpenweide vol kleurige bloe­ men op de voorgrond. Ze had­ den er een foto van gemaakt. Die foto had hij in de kamer gehangen, boven het dressoir. In gedachten hoorde hij haar nog zeggen: ‘Die puzzel lijkt wel een beetje op ons eigen leven, Bertus!’ ‘Hoezo?’, had hij gezegd. ‘Nou, gewoon: meestal snap je niet hoe het verder moet en

‘Nou pa, wat sta je nou te staren? Je moet nu echt een knoop doorhakken, hoor. Mor­ genochtend komen ze van de kringloop en voor morgen­ middag hebben we dat busje gehuurd, dus je moet nu wel zeggen wat je in elk geval mee wilt nemen.’ ‘In elk geval dat ding daar.’ Resoluut wees hij naar een ingelijst borduurwerkje aan

de kamermuur. ‘Dat daar, dat moet in elk geval mee.’ ‘Dat borduurding? Meen je dat nou? Wat vind je daar nu mooi aan?’ ‘Dat heeft ma nog geborduurd. Erg mooi vind ik het ook niet, maar dat doet er niet toe. Ik wil het mee hebben en het moet hangen boven mijn bed.’ ‘Ja, stil maar, het is goed. ­Kleine moeite. En wat wil je dan nog meer mee…?’ De volgende dag hing het ­boven zijn bed, tegen de zij­ muur van zijn kamer in het bejaardenhuis. De kamer viel hem tegen. Die was een stuk kleiner dan hij had gedacht. Alles viel hem tegen. Nooit had hij gedacht nog eens alleen te moeten ver­ huizen. Alleen. Helemaal alleen. Hij had het ‘borduurding’ van de spijker gehaald, zodra de kinderen weg waren. En hij had half hardop gelezen wat er te lezen viel. Een gedicht van Geert Boogaard.

Er is een woord dat altijd om ons heen is; en wie het zegt, zegt daarmee dat God een is:

R e c e nsie

Niet alleen

waarom de dingen gaan zoals ze gaan. En vaak kun je niet eens geloven dat het echt iets moois kan worden. Maar stukje bij beetje komt het toch goed, begrijp je wel? Een mens ziet dat zo gauw niet, maar de ma­ ker van de puzzel wel.’ ‘De maker van de puzzel?’ ‘Nou ja, ik bedoel: degene die de puzzel gemaakt heeft, die weet zeker dat het uitein­ delijk in orde kan komen. Hij heeft met eigen ogen het hele land­ schap gezien voordat het een puzzel in zoveel duizend stukjes was! Trouwens, als het niet in orde zou kun­ nen komen, dan had dat landschap ook niet zo pontificaal voorop de doos gestaan.’ Hij had er even over moeten nadenken. ‘Ik heb het idee dat je er ­eigenlijk iets anders mee wil zeggen.’ ‘Klopt’, had ze gezegd. ‘Ik be­ doel dat God allang weet dat het met ons leven goed komt. Hij is de Maker en Hij kan het weten.’

Stilte doet iets met je Wie verlangt bij tijden niet naar stilte en rust? Constant is er lawaai en worden we opgejaagd door de hectiek van het leven. Wanneer je door een bos wandelt, langs het strand loopt, doet de stilte ons weldadig aan. Die stilte kan echter wreed verstoord worden door ‘binnenpraters’. Innerlijke stemmen die je confronte­ ren met de schaduwkanten aan je wezen, met driften en dromen van je hart, met de afgunst of de leegte die leeft in je ziel. Zelfs als je rustig in je stoel zit, door ziekte of ­ouderdom aan huis gekluisterd, kun je je daar­ door opgejaagd voelen. De confrontatie met die stem­ men maakt je bang. Je ontvlucht de stilte en je stort je snel weer in de drukte van alle dag. Maar daarmee ontloop je iets kostbaars. Namelijk de ontmoeting met je S ­ chepper. Wie de moed heeft om in alle eerlijkheid te aanvaarden dat dit donkere óók echt bij jou hoort, die groeit in zelf­ kennis. Maar juist langs die weg kun je ook groeien in de kennis en de genade van Jezus Christus. Zie 2 Petrus 3:18. Je ontdekt dat je mét al dat donkere en verkeerde - dankzij de genade van Christus – een aangenomen kind van God bent. En die geloofsontdekking laat de innerlijke vrede met God in je hart opbloeien. Stilte doet écht iets met je. Je kunt groeien van uiterlijke stilte naar innerlijke vrede met God! Wie meer over deze bij­ zondere weg wil weten kan terecht in het boekje van Mirjam van der Vegt ‘Koester je hart’. Daarin beschrijft zij deze unieke weg aan de hand van het beeld van een trap. Langs drie treden voert de trap je naar beneden, dieper je hart in. Naar de in­ nerlijke vrede met God. Vervolgens geeft zij veertig tips om de stilte te zoeken en te cultiveren. De ene tip zal je meer aanspreken dan de andere, dat heeft te maken met je gaven en interessen. Een aanrader voor stille momenten! Ds. H.G. de Graaff

Immanuël, een woord dat altijd was; en wie het hoort, hoort dat hij niet alleen is. N.a.v. Mirjam van der Vegt ‘Koester je hart; 40 stiltetips voor je leven’, Zoetermeer 2012, € 12,90. 7


Vragenderwijs Ik vroeg wie is de goudsmid van de zon, wie gaf de sterren de ruimte, wie plantte de maan in het veld van de nacht? Ik vroeg wie gaf visie aan mijn ogen kleur aan het gras, toonhoogte aan de vogels? Wie heeft het denken bedacht? Wie het luisterend oor? Wie heeft de zinspelen in de mond gelegd? Zeg het mij met zijn woorden. Want voor hem klopt een hart in mijn keel. Jaap Zijlstra (Uit: Onder mijn groene huid)

Lichtspoor (voorheen ‘Licht in de avond’) verschijnt zes maal per jaar en is een uitgave van de IZB, vereniging voor zending in Nederland.

Redactie: ds. J.H. Gijsbertsen (voorzitter) G. van de Beek (secretariaat) ds. H.G. de Graaff ds. J. Westland K. van Noppen

Redactie-adres: Joh. van Oldenbarneveltlaan 10 3818 HB Amersfoort Telefoon 033-4611949 E-mail: info@izb.nl


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.