Gezonde leefstijl & voeding een andere kijk op gezond gewicht

Page 1

&

GEZONDE LEEFSTIJL VOEDING

een andere kijk op gezond gewicht

Lize Baarspul Jan Diek van Mansvelt



© Magnolia, praktijk voor persoonlijke & spirituele ontwikkeling e-mail: lizebaa@zonnet.nl Tekst: Lize Baarspul, diëtiste-voedingsdeskundige In samenwerking met: dr. sc. Jan Diek van Mansvelt, bioloog voor landbouw, voeding en landschap Vormgeving: Gouda Media Groep B.V. Drukwerk: Luma Stolwijk Uitgever: Gouda Media Groep B.V. Uitgave: 2008 ISBN: 978-90-79510-01-6 NUR 893 Prijs: € 9,90 inclusief verzend- en administratiekosten. De brochure is te bestellen bij de Gouda Media Groep B.V. door over­making van het verschuldigde bedrag op rekeningnummer 10.73.30.253 bij de Rabo­bank te Gouda onder vermelding van het aantal brochures en het volledige adres in verband met de verzending. Het telefoonnummer van de Gouda Media Groep is 0182-322456. De eerste brochure ‘Gezonde Leefstijl & Voeding in relatie tot kanker’ kost € 7,95. Beide brochures samen kosten € 14,90 inclusief verzend- en administratiekosten. Niets uit deze brochure mag worden overgenomen op welke wijze dan ook. Het auteursrecht wordt uitdrukkelijk voorbehouden. 3


Inhoudsopgave: Voorwoord

5

Inleiding

6

Onze levensmiddelen en de voedingskwaliteit

7

De belangrijkste bron van ons voedsel: de plant De plant als bron van onze levensmiddelen De plant draagt licht en warmte in aardse stoffelijkheid Licht en onze persoonlijke en spirituele ontwikkeling De plant werkt met levenskrachten De plant als bron van ‘informatie’

8

De dieren als aanvullende bron van voedsel Dieren naast de planten Plantaardige of dierlijke levensmiddelen eten Honing: iets aparts

17

OliĂŤn en vetten

19

De mens en zijn organisme Onze voeding en ons immuunsysteem

21

De buitenwereld ontmoeten: de praktijk

24

Ritme en gezondheid

26

Gezonde balans tussen warmte en koude

27

Enkele praktische aandachtspunten voor het zelfmanagement, de gewichtsbeheersing

32

Samenvatting

34

4


Voorwoord Eten en drinken doen we allemaal, iedere dag weer opnieuw. Dit is voor ons zo vanzelfsprekend en gewoon dat we er meestal niet bij stilstaan. De relatie tussen voeding en gezondheid speelt bij onze keuze van producten en bereidingswijzen nauwelijks bewust een rol. Dat verandert volledig als er iets ingrijpends in ons leven gebeurt zoals de geboorte van een kind of als we ziek worden. Dan gaan we ons bewuster afvragen wat een ‘gezonde voeding’ is. Dat doen we ook dikwijls als we plotseling beseffen dat we wat ons gewicht betreft uit balans zijn geraakt, als we te veel zijn aangekomen of afgevallen. Te zwaar of te mager zijn gebeurt niet ineens. Het is meestal een geleidelijk, sluipend proces. Vaak hoeft een gewichtsverandering geen probleem te zijn want we hebben allemaal wel eens een periode in ons leven dat we wat dikker of dunner zijn. Maar als er psychosociale factoren een rol gaan spelen is het zaak waakzaam te worden. Het onschuldige gewichtsprobleem kan dan overgaan in een eetprobleem of zelfs eetstoornis. Van daaruit de weg terug vinden om weer in balans te komen kan lang en lastig zijn. Deze brochure is bedoeld voor mensen die geïnteresseerd zijn in een gezonde voeding in relatie tot hun ‘gezonde’ gewicht. Zij is geschikt voor mensen die met enig zelf­ management, dus een gezonde leefstijl en voedingsmaatregelen, hun over- of ondergewicht willen corrigeren. En voor degenen die hun voedselkeuze en eetgedrag gezond willen houden of weer gezond willen maken en daarbij hun innerlijke ontwikkeling als een belangrijke ingang zien. De informatie is ook bestemd voor mensen met een eetprobleem: zij doen er overigens goed aan de stap naar professionele hulpverlening te overwegen. Voor mensen met een eetstoornis zoals anorexia nervosa, boulimia nervosa of binge eating disorder (telkens terugkerende eetbuien die niet gecompenseerd worden door daarna weinig of niets te eten), biedt deze brochure eveneens veel informatie. Voor hen is naast een persoonlijk voedingsadvies ook psychosociale of psychiatrische behandeling aan te raden. Onze voedselkeuze en ons eetgedrag zijn niet los te zien van onze persoonlijke en spirituele ontwikkeling. Door de brochure heen staan steeds wat cursiefjes om je uit te nodigen om jezelf en je innerlijk leven beter te leren kennen en zo je voedselkeuze en eetgedrag bewuster te leren aansturen. Voor een persoonlijk voedingsadvies raden we eenieder van harte aan een diëtist of natuurvoedingskundige te consulteren. Voor verdere informatie verwijzen we naar de lijst achterin deze brochure.

5


Inleiding De dag-, week- en maandbladen staan er vol van: gewichtsproblemen van baby’s, jonge kinderen, pubers, jongvolwassenen, volwassenen en senioren. Steeds meer meisjes en jongens zijn (veel) te dik en bij volwassenen kampt ongeveer 42 procent van de vrouwen en 52 procent van de mannen met overgewicht. Ondergewicht is veel meer een zaak van meisjes - vanaf de puberteit of nog jonger - en vrouwen. De vanouds bekende afwisseling van vulling en strekking in de jeugd, dus van dikkere en slankere periodes tijdens de groei, blijkt naar beide zijden over de schreef te kunnen gaan. Dit geldt ook voor de normaal voorkomende relatief volle en relatief magere periodes gedurende ons verdere leven. Overigens is het goed ons te realiseren dat het heel normaal is dat de een van nature wat voller of juist wat slanker is dan de ander. Onze lichaamsbouw, constitutie en aard spelen hierbij een grote rol. In de kinderlijke ontwikkeling kun je goed zien hoe het kind in de periode dat het dikker wordt lichamelijk niet erg druk is en relatief meer naar binnen is gericht, in zichzelf is gekeerd. In de groeiperiode is het kind juist meer op de buitenwereld gericht en lichamelijk actief. Hoe ouder en bewuster we worden en hoe meer we hebben meegemaakt, des te meer gaan psychologische factoren en emoties bij ons eetgedrag een rol spelen. Bij pubers, jongvolwassenen en volwassenen zie je dan ook dat het (te) dik worden door teveel eten vaak gepaard gaat met het van zichzelf uit kritisch naar de wereld kijken. Ze zoeken, meestal onbewust, buiten zichzelf naar kwaliteiten die ze feitelijk in zichzelf willen ontwikkelen zoals eigenwaarde, eigenliefde, eigen creativiteit, eigen ervaringen en innerlijke kracht. Ze letten vooral op anderen, op voorbeelden die ze als ideaal zien. Het vermageren door bewust (veel) te weinig te eten, gaat vanaf de tienertijd vaak samen met een kritisch van buiten naar zichzelf kijken, ‘door de ogen van de ander’. Mensen letten dan voortdurend op zichzelf met als onderliggende grondstemming: “Ik ben niet goed genoeg, niet mooi genoeg, niet sterk genoeg en vooral niet slank genoeg”. Zolang het dunner of dikker worden binnen bepaalde grenzen blijft, grenzen die passen bij de betreffende persoon, is er niets aan de hand. De ‘slingerbewegingen’ zijn dan feitelijk heel normaal in het telkens weer opnieuw zoeken naar de balans, naar hoe wij ons lekker voelen in ons huidige leven. Op het moment echter waarop we boos, onzeker of angstig gaan reageren op ons spiegelbeeld samen met commentaren uit de omgeving of als we ons slachtoffer gaan voelen, dan is het zaak er grondig naar te gaan kijken. Dat werkt het beste als we het samen doen met een deskundige in wie we vertrouwen hebben. Alle reclameplaatjes en -praatjes met mooie beloftes van speciale vermageringsdiëten of -producten kunnen we beter overslaan. Die helpen vaak maar tijdelijk en lossen het wezenlijke probleem meestal niet op. Alleen de ‘vermagerings­ industrie’ vaart er wel bij.

6


We gaan in op de rol die onze voeding en ons eetgedrag spelen als we te dik of te mager worden; op wat we kunnen doen om weer op een gezond, voor elk van ons passend gewicht te komen. Belangrijke vragen zijn daarbij: ‘Wat is voor mij een gezonde voeding?’ en ‘Wat zijn voor mij gezonde voedingsmiddelen?’ We zullen daarbij ingaan op de vraag of het alleen gaat om de stoffen die we opnemen of dat nog meer factoren de voedingskwaliteit bepalen. Ook of het uitmaakt uit welke landbouw ons voedsel afkomstig is, uit welk milieu. En hoe de omstandigheden waaronder ons voedsel is ontstaan een rol spelen in de voedingswaarde van wat we eten. Daarbij gaat het ook om de aandacht en zorg die in het hele traject van ‘grond tot mond’ aan ons voedsel zijn besteed. Zeg maar de normen en waarden die gebaseerd zijn op respect voor mens, dier, plant en aarde en die we met ons voedsel binnen­ krijgen. Wat maken die kwaliteiten uit voor ons als eters? Tenslotte richten we onze aandacht op onszelf, als degenen die levensmiddelen kopen, bereiden, eten en verteren en hoe onze bewuste en onbewuste zintuigen daarbij een rol spelen.

Onze levensmiddelen en de voedingskwaliteit We voeden ons met levensmiddelen. In de gangbare visie is een gezonde voeding vooral een kwestie van het opnemen van voldoende ‘goede’ voedingsstoffen en energie, kilocalorieën of kilojoules, uit de levensmiddelen. Die levensmiddelen bestaan zo gezien uit onder meer koolhydraten, eiwitten, vetten, mineralen en vitaminen: de voedingsstoffen die we nodig hebben. Daarnaast bevat ons voedsel zogeheten bio-actieve stoffen zoals antioxidanten en carotenoïden die ook voor ons onmisbaar zijn. Tegelijk weten we echter dat we feitelijk geen geïsoleerde stoffen eten, geen chemische formules. We eten levensmiddelen die in de natuur zijn ontstaan: in de land- en tuinbouw, in de vee- en fruitteelt. Ze ontstaan daar door en dankzij de levensprocessen van planten en dieren onder de begeleiding van boeren en tuinders. We eten geen geïsoleerde stoffen, geen chemische formules maar levensmiddelen die in de natuur zijn ontstaan Als we die delen van de planten en dieren die we willen eten chemisch analyseren, krijgen we een lijst van stoffen. Chemische stoffen. Die stoffen zijn volledig uit hun natuurlijke samenhang gehaald en dus niet meer ‘levend’. Want om die plantaardige en dierlijke voedingsmiddelen te analyseren moeten ze in het laboratorium worden gestampt, gehakt, gekookt, gezeefd en gefilterd en met zuren en basen bewerkt tot de inhoudstoffen zuiver van elkaar gescheiden zijn. Tijdens deze ‘zuiverende’ processen raken de stoffen los van de levenskrachten die hen vóór die tijd in plant of dier gevormd hebben. We maken ze al analyserend los van de energieën die deze stoffen in de levende organismen bijeen én in ontwikkeling hielden. Eenmaal ‘dood’ gemaakt gehoorzamen die stoffen, die we dan ‘nutriënten’ of ‘bouw7


stenen’ noemen, alleen nog maar de natuur- en scheikundige wetmatigheden. Op deze manier kunnen we per product de gehalten aan gewenste inhoudstoffen, de nutriënten, dus vaststellen en in detail analyseren. Die analyse is heel belangrijk. Zeker ook waar het ongewenste stoffen zoals toxinen (gifstoffen) betreft. Die gifstoffen kunnen we immers vaak niet zien, ruiken of proeven. Hoe zinvol het ook is om ons voedsel zo te analyseren, toch kunnen we begrijpen dat we daarmee slechts een deel van de werkelijkheid van het voedsel te pakken hebben. Als aanvulling op de gangbare visie geven we (ook) een meer spirituele visie op voeding.

De belangrijkste bron van ons voedsel: de plant De plant als bron van onze levensmiddelen Voor onze voeding zijn we in eerste instantie afhankelijk van planten. Wat doen plan­ ten? Ze maken iets wat wij niet kunnen, namelijk met de hulp van het zonlicht en zonnewarmte maken ze uit levenloze stoffen uit de bodem en de lucht - dus uit aarde, water en lucht - voedingsstoffen. Chemisch gesproken doen ze dat met behulp van de assimilatie van het koolzuur waarbij het magnesium in het chlorofyl, de bladgroen­ korrels, een centrale rol speelt. Dat proces wordt fotosynthese genoemd. Chemisch gezien vormen ze zo met behulp van zonne-energie uit koolstof, zuurstof, stikstof, waterstof, zwavel, fosfor, magnesium, kalium en andere elementen voedingsstoffen die ons energie leveren: in eerste instantie koolhydraten (suikers) en vervolgens eiwitten en vetten. Verder vormen ze vitaminen, mineralen en zogeheten bio-actieve stoffen. Wij eten die voedingsstoffen echter niet als chemische stoffen maar in hun natuurlijke samenhang, in de vorm van vruchten, granen, groenten, noten en zaden. Als we nog verder willen begrijpen wat ons in de planten voedt, dan moeten we wat langer bij de plantenwereld stilstaan. Moeten we ons er in verdiepen, met de planten ‘meeleven’. Zij worden die zij zijn immers door zich in de tijd te ontwikkelen: in een seizoen, een jaar of gedurende vele jaren. Kenmerkend voor de planten is dat ze een levenscyclus doorlopen. Daarbij nemen ze elke dag weer, hun leven lang, levenloze stoffen op en bouwen die in hun levensprocessen in. Die opgenomen stoffen gehoorzamen in de levende plant niet alleen de zwaartekracht maar ook een ‘lichtkracht’ die de zwaartekracht tijdelijk opheft. De plant groeit immers tegen de zwaartekracht in omhoog en ook de plantensappen stromen omhoog. Als we de planten in ons spijsverteringskanaal afbreken, verteren dan zullen de licht- en zwaartekrachten die door de plant bij elkaar gehouden werden, vrijkomen. Alleen: nu zijn die krachten op de een of andere manier gemerkt, gekleurd door de soort plant en het leven van die plant op de plek waar en het seizoen waarin zij groeide en rijpte voor zij geoogst werd. Ons voedsel is dus altijd afkomstig uit processen die zich in ruimte en tijd afgespeeld hebben. 8


In het verloop van zijn levenscyclus gaat de plant in een of andere vorm steeds door een reeks opeenvolgende fasen van zaad tot zaad. Namen voor die fasen zijn: ontkieming, groei, bloei, rijping en verwelking. In het eerste deel van de cyclus worden stoffen uit de omgeving, dus uit de bodem en de lucht, in de plant opgenomen. Dat opnemen betekent dat de niet levende stoffen van buiten door de plant in zijn levende structuur worden ingebouwd. Alleen doordat en zolang de plant leeft kan hij die stoffen opnemen en er levende substantie van maken. Zodra de plant of een deel ervan sterft valt die opgebouwde substantie weer uit elkaar en gaat uiteindelijk rotten, gaat gisten of wordt ranzig. Bacteriën en schimmels, inclusief paddestoelen, nemen de afstervende plant vervolgens op in hún levende structuur. Voor ons is de plant dan niet meer geschikt als voeding. Planten kunnen zonne-energie en aardse stoffen bijeen brengen en omzetten in levende substantie Het biochemische mechanisme waarmee de planten het leven in zich opnemen is de fotosynthese: de kunst van de planten om zonne-energie en aardse stoffen bijeen te brengen en om te zetten in levende substantie. Zo kan je zeggen dat de zon, wiens licht de fotosynthese aandrijft, een Lichtpoort, een energiepoort is en de bron is van al het leven op aarde. De plantenwereld is dan het instrument van de zon om dat werk te doen. Uit onderzoek is gebleken dat de invloeden van de maan, denk aan eb en vloed en de op- en neergaande sapstromen van de plant, de andere planeten en de sterren hierbij ook een rol spelen. Zo ontstaan in elk van onze voedingsgewassen door aan de ene kant de krachten vanuit de aarde en aan de andere kant de krachten vanuit de kosmos met de zon als middelpunt, onze plantaardige voedingsstoffen en bio-actieve stoffen. Ze hebben elk hun eigen licht- en warmtekwaliteit, al naar gelang de plantensoort, de plaats waar en het seizoen waarin die plant gegroeid en gerijpt is. De stoffen die de planten vormen en waarmee we ons voeden zoals eiwitten, vetten, en koolhydraten en ook vitaminen, zogeheten ‘levensstoffen’, worden organische stoffen genoemd, omdat zij alleen in organismen, in de levende natuur gevormd worden. Dit in tegenstelling tot mineralen, zouten, licht, lucht en water die als zodanig in de niet levende, de anorganische natuur voorkomen. Wat die rijpingsfase betreft: die komt in principe pas ná de groeifase en na de bloei. Tijdens de rijping komt er per dag of week minder stofmassa bij dan tijdens de groei. De lengtegroei stokt, maar de stoffen die tijdens die groei gevormd zijn, worden nu rijp gemaakt of wel kwalitatief verbeterd. Daarbij zie je vaak dat de rijpende planten en plantendelen van vorm, kleur, smaak en geur veranderen: weg van het onrijpe groen en de zurigheid. Daarbij zwellen ze op en worden zwaarder. Denk aan geel of rood wordende appels, peren die gelig groen en zachter worden, of goudkleurende granen en zo meer. Er worden aromatische stoffen gevormd. Om te kunnen rijpen moet het 9


naar buiten groeiende leven naar binnen gericht worden: in de vrucht worden verinner­ lijkt. Daarbij wordt de plant smakelijker: beter eetbaar, beter verteerbaar en aroma­ tischer. In de bloei- en rijpingsfase spreken de meeste planten ons veel directer aan dan in de fase dat ze groeien en nog groen zijn. Dat komt doordat planten die bloeien en rijpen steeds meer herkenbaar, steeds meer ‘zichzelf’ worden. Dat ligt per plantensoort natuurlijk telkens weer net iets anders: elk doet dat op z’n soort typische manier. Dit opbloeien en rijpen en dan afsterven om vervolgens weer uit de schijnbaar dode zaden en knoppen op te leven, kunnen we ieder jaar weer als een ontzagwekkend groot wonder beleven. Evenzo het feit dat de planten door hun levensprocessen in staat zijn niet levende stoffen te ‘verheffen’ tot levende voedingssubstanties die wij vervolgens kunnen eten en verteren. Dit alles maakt de wereld van de planten zo bijzonder voor ons. Zonder deze voortdurende afwisseling tussen leven en sterven is er hier op aarde onder de zon voor ons en de dieren geen leven mogelijk. Wat het vraagstuk van over- en ondergewicht betreft is het van belang om na te gaan in welke levensomstandigheden en welke levensfasen je lichaamsgewicht een probleem ging vormen. Vaak is dit ook afhankelijk van hoe je er zelf naar kijkt. Waarom vind jij jezelf te dik of te mager en is dat ook werkelijk zo? Als je iets aan je lichaamsgewicht wil doen, dan is het een grote hulp om allereerst te beginnen jezelf en je lichaam te accepteren. Want wie zijn lichaam afwijst, wijst feitelijk zichzelf af. Vanuit die acceptatie kun je gaan bekijken wat je zou kunnen doen om je gewicht in positieve zin te veranderen. Ga na in hoeverre gevoelens en emoties zoals boosheid, verdriet, eenzaamheid, gemis, onrust, angst, onzekerheid, verveling, het gevoel van tekort gedaan zijn, van innerlijke leegte en je onvervuld voelen, je voedselkeuze en eetgedrag hebben aangestuurd? De plant draagt licht en warmte in aardse stoffelijkheid We noemden al dat planten licht en warmte vastleggen, inbouwen in hun levensstructuur. Daarbij worden zonlicht en zonnewarmte aan lucht, water en aardse stof gebonden. Het ‘aarden van het warme licht’ zou je dat proces kunnen noemen. De koolhydraten, eiwitten en vetten die de plant uit ‘zon en aarde’ vormt, worden door ons in ons spijsverteringskanaal weer afgebroken en via de zogenaamde citroenzuurcyclus weer in energie en warmte omgezet. De stoffen komen daarbij veranderd weer vrij. Aan de hand van die afbraak ontwikkelen we de energie voor de activiteiten van onze cellen en dus ook voor onze acties zoals lopen, spreken en denken. En verder voor onze lichaamsopbouw en alle orgaanfuncties. Beeldend gesproken zou je kunnen zeggen dat in onze stofwisseling de krachten van de zon én de aardse stoffen, zoals die door de planten met elkaar verbonden waren, weer vrij komen om ons van stoffen en krachten te voorzien voor onze eigen acties, onze lichaamsopbouw en de instandhouding daarvan. 10


Vanuit de hypothese dat in ons voedsel licht is vastgelegd zijn de afgelopen jaren diverse wetenschappelijke onderzoeken verricht. Daarbij werd gekeken naar verschillen in lichtgehalte en straling van meer en minder gezonde planten. Ze werden daarbij als gezond beschouwd als ze zich in de volle grond zonder chemische hulpmiddelen (kunstmest en bestrijdingsmiddelen) goed konden ontwikkelen. Daarbij bleek dat de gezonde planten meer licht (energie) bevatten en dat licht ook beter vasthouden dan minder gezonde producten. Voor dierlijke producten werden overeenkomstige resul­ taten gevonden. Hoewel de werkingsmechanismen daarbij nog lang niet duidelijk zijn is dat toch een frappante steun voor die hypothese. Aan de andere kant is ook bekend geworden dat planten en dieren die in hun leven direct contact met zon en aarde hebben gehad, gezonder leven dan soortgenoten die bij kunstlicht en zonder contact met de aarde zijn opgegroeid. Dat geldt ook voor landbouwhuisdieren die voedsel hebben gegeten van meer of minder lichtrijke en meer of minder goed geaarde planten. Wat je erin stopt komt er tijdens de spijsvertering ook weer uit, is een veel gehoorde stelling. Wat je er niet in stopt kan er dus ook niet uit­komen. Als we dat niet alleen mechanisch en chemisch opvatten maar ook procesmatig, in termen van licht en levenskwaliteit, dan maakt dat nog eens extra duidelijk waar het hier om gaat. Licht en onze persoonlijke en spirituele ontwikkeling Vanuit diverse spirituele gezichtspunten wordt gesteld dat de schepping zoals wij die kennen uit een of andere vorm van ‘Alomvattende Liefde’ is ontstaan. Uit die Liefde is het Licht met haar kleuren voortgekomen en van daaruit het Leven. De aardse stoffen zijn op hun beurt neergeslagen uit de levensenergie, de levensprocessen. Als je het zo bekijkt dragen wij tot in ons lichaam ‘uit liefde levend licht’ met ons mee. Als pas­ geboren kind hebben we dat lichaam meegekregen, waarin de aardse stroom (ouders) en de geestelijke wereld (de lichtwereld) ineen geweven zijn. Doordat wij ‘uit licht geschapen’ zijn, zijn al onze lichamelijke functies afhankelijk van licht. Dus om te kunnen groeien en volwassen te worden moeten wij steeds licht kunnen opnemen om onze levensprocessen hier op aarde gezond te houden en ons aardse lichaam op te bouwen. Dat licht nemen we onder meer via onze zintuigen en huid op en daarnaast is ons voedsel een belangrijke bron van licht. Naarmate onze lichamelijke groei op weg naar volwassenheid afneemt komt er steeds meer van het licht dat wij opnemen vrij voor de verlichting, de scholing van onze ziel, dat wil zeggen voor onze persoonlijke en spirituele ontwikkeling. Psychische ontwikkeling volgt immers de lichamelijke ontwikkeling op.

11


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.