Naar een duurzame samenleving die uitsluiting uitsluit

Page 1

Naar een duurzame samenleving die uitsluiting uitsluit

Erik Vanderheiden


Verantwoordelijke uitgever: Erik Vanderheiden, K. Albertlaan 152, 3010 Kessel-lo

Inhoudstafel

Datum van publicatie: juni 2012 Lay-out en vormgeving : Vorm: Nadine Liesse Coรถrdinatie: Annemie Lemahieu Druk: Procopia, Leuven Deze publicatie kan gedownload worden via www.erikvanderheiden.be of gratis besteld worden mits een mail naar erik.vanderheiden@ocmw-leuven.be

Deel 1: De uitdagingen van de toekomst voor het OCMW Deel 2: OCMW, wat zijn we, wat doen we, wat drijft ons? Deel 3: Een activiteitenoverzicht en voorstellen: verleden en toekomst

3


1. VERARMING 1.1. De strijd tegen de armoede 1.1.1. Groeiende kloof tussen arm en rijk in Leuven 1.1.2. Financiële steun is meer dan leefloon en leefgeld alleen 1.1.3. Voorstellen in de strijd tegen de armoede 1.2. Verkleuring van de armoede 1.2.1. Personen van vreemde afkomst hebben een zeer grote kans op armoede 1.2.2. Asielzoekers en illegalen 1.2.3. Integratiebeleid 1.2.4. Voorstellen in de strijd tegen de verkleuring van armoede

Verarming Vergrijzing Vereenzaming Vernieuwen en verbouwen Verduurzamen Vertoegankelijken van Leuven Verantwoordelijk bestuur

1.3. Kinderarmoede: moet aangepakt worden “aan de wortel”, op jonge leeftijd 1.3.1. Armoede tijdens de kinderjaren heeft een zeer grote impact 1.3.2. Leuvens Fonds ter bestrijding van de kinderarmoede 1.3.3. Andere initiatieven 1.3.4. Voorstellen in de strijd tegen kinderarmoede 1.4. Tewerkstelling: voor zoveel mogelijk mensen een baan! 1.4.1. Activering: mensen aan een baan helpen, ondanks “obstakels” 1.4.2. Artikel 60 en andere kanalen 1.4.3. Iedereen die kan werken, moet werken 1.4.4. Voorstellen tewerkstelling 1.5. Iedereen een betaalbaar en kwaliteitsvol huis/daklozen “onderdak” 1.5.1. Hoge nood aan aangepaste en betaalbare woningen 1.5.2. Doorgangswoningen voor daklozen en winteropvang 1.5.3. Nog meer preventief werken 1.5.4. Voorstellen betreffende wonen 1.6. Schuldhulpverlening: nog preventiever werken 1.6.1. Situatie 1.6.2. Hulpmiddelen 1.6.3. Voorstellen betreffende schuldhulpverlening 1.7. Energiearmoede verminderen 1.7.1. Lokale adviescommissie 1.7.2. Pendule 1.7.3. Leuven klimaatneutraal in 2030 1.7.4. Voorstellen energiearmoede en “Leuven klimaatneutraal”

5


2. VERGRIJZING

5. VERDUURZAMEN

2.1. Ouderenzorg in instellingen: aanbod en vraag 2.1.1. Senioren zijn een grote meerwaarde… 2.1.2. …maar dan komt opeens een sterke hulpvraag… 2.1.3. …die stuit op wachtlijsten 2.1.4. De uitdaging van de vergrijzing 2.1.5. Bijkomende investeringen en vernieuwbouw 2.1.6. De lichtste zorgprofielen langer thuis laten blijven 2.1.7. Alternatieve woonvormen voor bejaarden 2.1.8. Samen met andere partners 2.1.9. Voorstellen ouderenzorg

5.1. Een “slimme” mobiliteit 5.2. Aankoopbeleid/infrastructuur/milieu verduurzamen 5.2.1. Aankoopbeleid 5.2.2. Welzijnsbureau Fonteinstraat 5.2.3. Waarom “passief bouwen”? 5.2.4. Woonzorgcentrum Ter Putkapelle 5.2.5. Leuven klimaatneutraal in 2030 5.2.6. Voorstellen voor verduurzaming

2.2. Thuiszorg 2.2.1. Mensen zo lang mogelijk in eigen vertrouwde omgeving laten 2.2.2. Leuven heeft een zeer grote dienstverlening inzake thuiszorg 2.2.3. Woonzorgdecreet 2.2.4. Projecten 2.2.5. Tevredenheidsmetingen 2.2.6. Oriëntatie-en observatiecentrum Thuiszorg (OOT) 2.2.7. Voorstellen inzake thuiszorg 2.2.8. Seniorenbeleidsplan en seniorenraad 2.2.9. Tewerkstelling in zorgsector in stijgende lijn

6.1. Toegankelijkheidsscan 6.2. Een inclusief beleid 6.3. Een functiebeperking mag het leven niet onnodig bemoeilijken 6.4. Personeelsleden met een functiebeperking 6.5. Voorstellen inzake “vertoegankelijking”

3. VEREENZAMING 3.1. Eenzaamheid en vereenzaming krachtig bestrijden 3.1.1. De deken van een “warme samenleving” aan eenzamen aanbieden 3.1.2. Voorstellen in strijd tegen vereenzaming 3.2. Onlustgevoelens aanpakken: wanneer problemen uitzichtloos lijken te worden 3.2.1. Situatie 3.2.2. Voorstellen voor een beter geestelijk evenwicht en een betere geestelijke gezondheidszorg

4.

VERNIEUWEN EN VERBOUWEN

4.1. 4.2.

Modernisering infrastructuur Voorstellen inzake modernisering infrastructuur

6.

7.

VERTOEGANKELIJKEN VAN LEUVEN

VERANTWOORDELIJK BESTUUR

7.1. Gul met zorg, zuinig met geld 7.1.1. Geld volledig investeren in kernactiviteiten: ouderenzorg, thuiszorg en sociale dienst 7.1.2. Budget en stedelijke bijdrage 7.1.3. De aangekondigde “klap” van de pensioenen 7.1.4. De komende zes jaren de inspanning aanhouden! 7.1.5. Voorstellen inzake “verantwoordelijk bestuur” 7.2. Samenwerking stad-OCMW versterken 7.2.1. Hoe diep is het water tussen stad en OCMW? 7.2.2. Naar een fusie tussen stad en OCMW? 7.2.3. Quid samenwerking met andere OCMW’s? 7.2.4. Voorstel inzake samenwerking stad-OCMW 7.3. Inspraak consolideren en versterken 7.3.1. Participatie van de burger en inspraak van de bewoners/gebruikers/cliënteel 7.3.2. Verbeteracties 7.3.3. Voorstellen inzake participatie, inspraak en verbeteracties

7


7.4. Opvoeren van de strijd tegen sociale fraude 7.4.1. Fraude door cliënten sociale dienst 7.4.2. Fraude door ouderen en hun familie in WZC’s 7.4.3. Het verzwijgen van vermogens in binnenland en buitenland 7.4.4. Naar de oprichting van een fraudecel? 7.4.5. Voorstellen inzake strijd tegen de sociale fraude 7.5. Dienstverlening van hoge kwaliteit 7.6. OCMW Leuven gaat voor meer diversiteit op werkvloer en in werking met de cliënten 7.6.1. Situatie 7.6.2. Voorstellen voor meer diversiteit 7.7. Gelijke kansenbeleid met focus op arbeids-en woonmarkt 7.7.1. Situatie 7.7.2. Voorstellen inzake gelijke kansenbeleid met focus op arbeids- en woonmarkt

BESLUIT: POLITIEKE KEUZES

Deel 1: De uitdagingen van de toekomst voor het OCMW De uitdagingen die op onze Leuvense samenleving afkomen zijn velerlei. Ze hier allemaal opsommen zou ons ongetwijfeld te ver leiden. Maar we kunnen wel de belangrijkste tendensen binnen die veelheid aan uitdagingen aangeven. Als OCMW-voorzitter beperk ik mij tot de uitdagingen binnen de bevoegdheidssfeer van het OCMW. Ik zie een toenemende vergrijzing, een stijgende verarming, een grotere “verkleuring” van de armoede en een onaanvaardbare vereenzaming. Een te hoge ecologische footprint dwingt ons tot “ver-duurzaming”. En de zesde uitdaging, een soms te beperkte toegankelijkheid, moeten we aanpakken met een “vertoegankelijking” van de samenleving. Het OCMW moet verder een inclusief beleid voeren, waarin aandacht en actie voor iedereen is “inbegrepen”. Een beleid dat gelijke kansen wil geven aan de mensen en hen allemaal in hun verscheidenheid wil laten deelnemen aan de maatschappij. Elk verantwoordelijk bestuur zal een duurzaam antwoord moeten geven op bovenvermelde uitdagingen. Een duurzaam antwoord is een antwoord dat getuigt van visie en dat meer dan één legislatuur overstijgt. Een verzameling van populistische beloften is geen duurzaam antwoord en is geen verantwoordelijk bestuur. Het OCMW heeft de afgelopen tien jaar een duidelijk antwoord gegeven op deze uitdagingen. En bovendien heeft het een lange termijnvisie ontwikkeld rond zijn dienstverlening, de modernisering van zijn gebouwen, rond zijn patrimonium en rond zijn inkomsten en uitgaven in de toekomst. Om dit te doen heeft het zich zeer flexibel moeten opstellen als een organisatie in verandering. Een verandering die er is gekomen door een goed “samenspel” tussen de beleidsmakers en de administratie. Maar er komt nog heel wat meer op ons af. De sterke samenwerking beleidsmakers-administratie moet daarom aangehouden worden. En daarop ent zich in de toekomst nog ongetwijfeld de versterkte samenwerking tussen stad en OCMW. Het OCMW kan reeds heel wat realisaties op zijn palmares schrijven, zoals de modernisering en decentralisering naar de deelgemeenten van de infrastructuur. Dit is een zaak waarop het OCMW zich de laatste 10 jaar zeer sterk geprofileerd heeft. Niet om de infrastructuur “as such”, maar om de infrastructuur in functie van de dienstverlening aan de mensen, ook in functie van de grote uitdagingen die zich in versterkte vorm aandienen (vergrijzing, verarming,….). Voor andere zaken is een onomkeerbare aanzet gegeven (verduurzamen, vertoegankelijken,…). Al deze noden moeten een blijvende bekommernis zijn. Ik denk daarbij in het bijzonder aan de zes hierboven opgesomde uitdagingen.

9


Maar wat is de rol van het OCMW vragen veel mensen zich af. Wie zijn ze, wat doen ze, wat drijft hen? Dat is een veel gehoorde vraag bij sommigen en een grote onbekende bij anderen. Vandaar dat het zeker passend is in dit boekje nog eens uiteen te zetten waar het OCMW juist voor staat.

Deel 2: OCMW: wat zijn we, wat doen we, wat drijft ons ? Het OCMW tracht zijn aanbod maximaal te communiceren via folders, via de pers, via de website. En toch kom ik nog elke dag mensen tegen die nauwelijks een begrip hebben van wat het OCMW doet. Vandaar dat ik besloten heb om dit boekje over het OCMW te schrijven. Natuurlijk vanuit mijn oogpunt. Anders kan u evengoed een jaarverslag vastnemen van het OCMW Leuven of een handboek over de werking van het OCMW. De activiteiten van het OCMW zijn minder bekend dan die van de stad. Dat is ook logisch. Immers bijna alle inwoners van Leuven komen jaarlijks wel éénof meermaals met de stad in aanraking. Dat is voor het OCMW niet het geval. Het OCMW komt met een veel beperkter aantal Leuvenaars in contact. De “buitenwereld” heeft vaak nog een vertekend beeld waarom die mensen met ons in contact komen. Veel mensen zeggen mij al lachend “zolang ik bij u kan wegblijven, gaat het goed met mij”. Maar plots staan ze daar toch, niet om hulp van de sociale dienst te vragen, maar om poetsdienst voor hun oude moeder te vragen, of een opname in een woonzorgcentrum of kortverblijf. Mensen verengen de taken van het OCMW al te vaak tot de werking van de sociale dienst en tot het oplossen van sociale problemen. Het huidige OCMW lijkt op geen enkele wijze meer op zijn voorganger, de COO (Commissie voor Openbare Onderstand). Niet alleen door het brede publiek, maar ook door potentiële werknemers wordt het OCMW vandaag nog teveel gezien als een starre, bureaucratische overheidsdienst. Wij doen er alles aan om deze verkeerde perceptie af te werpen, onder meer via stevige inspanningen inzake recruteringscommunicatie en “imagobuilding” op de arbeidsmarkt (“employer branding”). We hebben nog een serieus traject te gaan, maar we zijn zeker goed op weg om het aureool van bijstandsorganisatie af te werpen en om ons te profileren als moderne dienstverleningsorganisatie in de sociale sector. Vandaag is het OCMW een modern gerund bedrijf met ongeveer 1000 werknemers, 551 bedden in 4 woonzorgcentra, 3 lokale dienstencentra, 100 serviceflats, 250 personeelsleden actief in de thuisdiensten (gezinszorg, poetshulp,

maaltijden aan huis, klusjesdienst) en een aantal eveneens zeer professioneel werkende ondersteunende diensten en personen (personeel en organisatie, technische dienst, aankoopdienst, hotelmanagement (voor woonzorgcentra), dienst patrimonium, financiële dienst, cel budgetten, communicatiedeskundige, juriste,…) Onze kerntaken zijn: instellingen voor (hoofdzakelijk) senioren, thuiszorg en de sociale dienst. En de ondersteunende diensten schragen mee de uitvoering van onze kerntaken. Een modern zorgbedrijf, met een modern management, moderne infrastructuur en moderne instrumenten: dat zal het OCMW van de 21ste eeuw zijn. Een bedrijf waar men ook, naast een kwalitatieve dienstverlening, kijkt naar de kostenefficiëntie van die zorg- en hulpverlening. 9 jaar lang heb ik samen met de raadsleden van alle democratische partijen en met alle personeelsleden mee mogen werken aan de uitbouw en professionalisering van dit groot zorgbedrijf. En dit dankzij het mandaat dat de kiezer mij tot tweemaal toe gegeven heeft. Maar het werk is nog niet af. Noch qua dienstverlening, noch qua communicatie, noch qua infrastructuur,...

Deel 3: Een activiteitenoverzicht en voorstellen: verleden en toekomst Naast een analyse van wat er allemaal reilt en zeilt in het OCMW, probeer ik in deze publicatie ook een aantal realistische voorstellen te doen naar de toekomst toe. Het zijn voorstellen, geen waterdichte beloftes. Want iedereen weet hoe het gaat in de politiek. Er moeten coalities gemaakt worden en compromissen gesloten worden. En je springt maar zover als je middelen krijgt van andere overheden (federale, Vlaamse en stedelijke overheid). Het is nu al duidelijk dat er zonder een groot “budgettair debat” geen significante verhoging in zit voor het OCMW (buiten een verhoging van de middelen om de pensioensbijdrage aan de RSZ-PPO te kunnen betalen). Ik trad met heel veel ideeën op 1 oktober 2003 aan als voorzitter van het OCMW Leuven. Heel veel goede ideeën heb ik moeten opbergen, omdat er gewoon geen financiële middelen voor waren. Dat heet dan keuzes maken. Maar het belangrijkste hebben we toch in samenwerking met iedereen, politici en ambtenaren, kunnen realiseren. Een zeer goede dienstverlening in grotendeels moderne infrastructuur en gedecentraliseerd naar de deelgemeenten. Een dienstverlening met oog voor duurzaamheid en toegankelijkheid. Het werk is, zoals gezegd, nog niet af. Het kan steeds nog beter. En het OCMW moet zich

11


bovendien permanent aanpassen aan de steeds veranderende regelgeving en de wijzigende maatschappelijke tendensen. Het OCMW past zich ook constant aan op basis van de inspraak vanwege personeel, vakbonden, cliënteel/bewoners/gebruikers, en op grond van de informatie die we verzamelen via zelfevaluaties, verbeteracties, tevredenheidsmetingen zowel bij personeel, als bij bewoners/cliënteel/ gebruikers. Het intern democratisch gehalte ligt behoorlijk hoog in het OCMW. En dat is een noodzakelijke voorwaarde om veranderingen te laten slagen. Immers veranderingen moeten een draagvlak hebben bij al wie in het OCMW werkt of met het OCMW in contact komt. We staan als OCMW ook niet alleen op het sociale veld. Stad, CAW-regio Leuven (Centrum Algemeen Welzijnswerk-regio Leuven) en OCMW zijn de voortrekkers in het Lokaal Sociaal Beleid (LSB) en hebben een lokaal sociaal beleidsplan opgesteld. Dit draait vooral rond betere samenwerking, betere doorverwijzing tussen de partners en een beter bekend maken van het aanbod in het welzijnsveld. De hulpvrager mag niet van het kastje naar de muur worden gestuurd. Ofwel is hij onmiddellijk op de juiste plaats wanneer hij zich aanbiedt bij één van de drie boven vermelde instellingen, ofwel moet de doorverwijzing door de eerste instelling waar hij zich aangemeld heeft, perfect zijn. Het sociale veld in Leuven is enorm rijk. Leuven kent een fijnmazig zorglandschap waarin ontelbare organisaties, verenigingen en instellingen hun onmisbare bijdrage leveren om Leuvenaars of bepaalde Leuvense doelgroepen te helpen en te ondersteunen. Er kan ongetwijfeld nog veel intenser worden samengewerkt tussen organisaties en met organisaties en verenigingen. Dat is dan ook een heel belangrijke uitdaging voor de volgende legislatuur: het uitbouwen van nog meer samenwerkingsmomenten of samenwerkingsverbanden dan we vandaag hebben. En nochtans zijn er dat er reeds een heel aantal.

Anna, 36 jaar, net gescheiden met twee kinderen: “Het is elke maand puzzelen om de eindjes aan elkaar te knopen. En hopen dat er geen onverwachte facturen in de bus vallen. Een nieuwe stookolieketel, nieuwe banden op de wagen, de verplichte verzekeringen die opslaan,.. allemaal onverwachte maar noodzakelijke uitgaven die zorgen dat er echt niets meer overblijft voor kleine extra’s voor de kinderen en mij. Nadat ik mijn trots opzij gezet heb, was ik blij en opgelucht dat ik hulp gezocht heb bij het OCMW. Dankzij hen kunnen mijn kinderen goedkoper gaan sporten en doen ze dezelfde hobby’s als hun vriendjes en klasgenootjes. Een keer de maand gaan we naar de film of naar een toneelstuk kijken dankzij de gratis tickets van het OCMW. Ook een jaarlijkse vakantie met ons drie lijkt dit jaar haalbaar dankzij de vakantieparticipatie. Ondanks mijn tegenslagen lukt het om af en toe terug gelukkig te zijn.”

13


1.VERARMING 1.1. De strijd tegen de armoede De sociale dienst van het OCMW-Leuven heeft zich met een enorme verbetenheid gestort op de strijd tegen de armoede. Daarbij heeft deze dienst zich vooral gefocust op de bestrijding van de armoede in het algemeen en van de kinderarmoede en generatiearmoede in het bijzonder, op de problematiek van het wonen, op de tewerkstelling en activering van mensen, op schuldhulpverlening en energieschulden. Armoede komt dichterbij in België. 18% van de kinderen leeft in armoede en 15% van de volwassenen. En in Vlaanderen is de situatie doorgaans dan nog een stuk beter dan in Brussel en Wallonië. Het Vlaamse armoedebeleid boekt onvoldoende vooruitgang. Nochtans is armoedebestrijding een topprioriteit. We weten dat de budgetten beperkt zijn en dat elke regering keuzes moet maken. Maar in de primaire behoeftenpiramide moet armoedebestrijding toch ongelofelijk sterk doorwegen. En zeker sterker dan vandaag het geval is. Hoe langer we wachten om te investeren in kansarmoede-bestrijding, hoe meer het ons uiteindelijk zal kosten. Kansarmoede veroorzaakt kinderarmoede en dreigt op termijn ook generatiearmoede met zich mee te brengen. Ook de economische crisis verscherpt de roep naar een krachtiger armoedebeleid. Vereenzaming, verkleuring van de armoede, versplintering van gezinnen…verscherpen op hun beurt deze roep. 1.1.1. Groeiende kloof tussen arm en rijk in Leuven Leuven is ogenschijnlijk een stad waar het inkomen van de mensen redelijk goed ligt en alleszins ruim boven het Belgisch gemiddelde. Maar gemiddelde inkomens zeggen niets over de armoede en over de kloof tussen arm en rijk in een stad. De kloof tussen arm en rijk wordt steeds groter in Leuven. De rijken worden rijker, de armen worden talrijker. Dat is het zogenaamde Mattheüseffect. De mensen die het hoogste armoederisico hebben zijn alleenstaanden met kinderen, vaak ook senioren met een klein pensioen en allochtonen. We moeten kansarmen helpen om terug tot zelfredzaamheid te komen. We trachten hen ook aan het werk te helpen. Werk zoeken is trouwens een voorwaarde om leefloon te krijgen. Wie geen werk zoekt, ziet zijn leefloon geschorst. Vandaar dat het ook verkeerd is leefloon- en leefgeldtrekkers automatisch af te schilderen als “profiteurs”. Velen van hen hebben trouwens een verschrikkelijk verleden achter zich: bv. een verleden van jeugdinstellingen, kinderverwaarlozing, kindermisbruik, alcoholisme van de ouders, familiaal geweld, generatiearmoede, psychologische of psychiatrische problemen, oorlogstrauma’s (voor de buitenlanders) etc. Ande-

ren zien zich geremd in hun maatschappelijke en professionele ontwikkeling door een gebrekkige kennis van de Nederlandse taal, door de niet-erkenning van hun in het buitenland behaalde diploma’s, door vooroordelen op de arbeidsmarkt,… Op 3,5 jaar tijd (tussen januari 2008 en juli 2011) is het aantal leefloon- en leefgeldtrekkers in Leuven toegenomen met ongeveer 25%. In maart 2011 werd er zelfs geflirt met de grens van de 1300 (1296) personen. En ook in 2012 blijft het aantal leefloon- en leefgeldtrekkers schommelen tussen de 1200 à 1300, en ligt het vaak dichter bij de 1300 dan bij de 1200. In maart 2012 werd er “afgeklokt” op 1283 personen. De oorzaken voor deze toch substantiële verhoging zijn de financiële crisis, de stijgende bevolking van Leuven, de regularisatiegolf, de (vroeger) relatief soepele wet op de gezinshereniging,….. Het is een constante dat het aantal leefloontrekkers (hoofdzakelijk Belgen, met inbegrip van de tot Belg genaturaliseerde buitenlanders) tegenwoordig stagneert of lichtjes afneemt, maar dat het aantal leefgeldtrekkers (niet-Belgen) gestadig blijft toenemen. Dit laatste is deels te wijten aan het feit dat asielzoekers zich vestigen in Leuven bij een verzadigd opvangnetwerk van Fedasil. Armoede kan bekeken worden via de inkomstenzijde en via de uitgavenzijde. Veel mensen hebben de neiging armoede teveel te bekijken via de inkomstenzijde, vandaar de vele pleidooien voor het zeer substantieel optrekken van het leefloon tot de armoedegrens (60 % van het mediaaninkomen van het ganse land). Dat klinkt populair, maar of het verstandig en realistisch is, is een andere zaak. Buiten het feit dat de federale staat in de huidige conjunctuur hiervoor niet de nodige middelen kan/wil uittrekken, organiseert men een serieuze leefloonval. Waarom zou men nog absoluut willen werken indien het leefloon meer of (bijna) evenveel opbrengt als een gewoon loon ? Men kan dit enkel realiseren indien men alle laagste inkomens uit arbeid nog sterker optrekt. Men kan de armoedeproblematiek ook benaderen via de uitgavenzijde. Dan komt men zeer snel bij de hoge huurprijzen in een centrumstad als Leuven. Moest men greep kunnen krijgen op de huurmarkt, dan zou men het armoedeprobleem gemakkelijker kunnen aanpakken via de uitgavenzijde. Het probleem aanpakken via de uitgavenzijde gebeurt ook door het beperken van de energie-uitgaven, lagere energieprijzen, het systeem van wijkgezondheidscentra, een sociale kruidenier... Persoonlijk denk ik dat er minstens naar de twee zijden moet gekeken worden bij de benadering en oplossing van het armoedeprobleem. Het leefloon zeer substantieel optrekken zal ook een opwaartse druk geven op de huurprijzen, omdat dit de competitie op de huizenmarkt zal verscherpen en de huiseigenaars dat ook weten. Voldoende sociale huisvesting, zodat de sociale bouwmaatschappijen mee een prijsbepalende rol kunnen spelen op de huurmarkt, is de enige oplossing. Maar met onze ongeveer 8% sociale huurwoningen kunnen de sociale bouwmaatschappijen momenteel een onvoldoende sterke rol spelen op de Leuvense huizenmarkt.

15


In Nederland ligt deze situatie heel anders. Daar zijn er 32% sociale huurwoningen in verhouding tot het totaal woningpark en zelfs 75% in verhouding tot de totale huurmarkt, terwijl de cijfers in België respectievelijk 7% en 24% bedragen (bron: CECODHAS, Housing Europe Review 2012, oktober 2011). 1.1.2. Financiële steun is meer dan leefloon en leefgeld alleen Inwoners kunnen bij het OCMW ook terecht voor andere vormen van financiële steun dan het leefloon en leefgeld. Bepaalde inkomens zijn vaak maar net voldoende om een menswaardig leven te kunnen leiden. Onverwachte kosten of gebeurtenissen kunnen voor (tijdelijke) financiële problemen zorgen. In zulke gevallen kan het OCMW financiële steun geven. Het is dus een aanvullende geldsteun op eigen inkomen of op leefloon/leefgeld. Elke situatie wordt individueel benaderd, maar wel volgens algemene richtlijnen om de uniformiteit van de dienstverlening door de verschillende maatschappelijk werkers te garanderen. De belangrijkste aanvullende steun is de tussenkomst in de woonkosten. Deze tussenkomst stijgt jaarlijks. In 2010 ging het nog over 342.322 euro, in 2011 over 373.338 euro. Ook belangrijk is de financiële steun voor medische zorgen. In 2011 werd er in totaal voor 381.677 euro aan tussenkomsten in facturen voor artsen en therapeuten, medicatie en medische hulpmiddelen uitgekeerd. 1.1.3. Voorstellen in de strijd tegen de armoede Voorstel: De hulpverlening moet maatzorg zijn en in essentie “vraaggestuurd”. Er moet gekeken worden naar wat de betrokkene nodig heeft, eerder dan te vertrekken van het bestaande hulpverleningsaanbod van de eigen instelling. Onze maatschappelijk werkers zullen hierin nog beter gevormd worden. Voorstel: In samenwerking met Velo heeft het OCMW het project “Erbij-fiets” uitgedacht (een gratis fiets voor de kinderen van onze cliënten). Indien we geen externe financiering voor het project vinden, zullen we trachten dit project toch op poten te zetten met eigen financiering van het OCMW. Voorstel: Gelet op de grote kloof inzake gezondheid moet de gezondheidszorg zo georganiseerd worden dat hij toegankelijk is voor iedereen, maar moeten er ook specifieke preventie-programma’s komen gericht op kansarmen.

Voorstel: De capaciteit van de wijkgezondheidscentra moet nog uitgebreid worden, ofwel door toename van het aantal patiënten binnen de bestaande wijkgezondheidscentra (na eventuele herhuisvesting) ofwel door toename van het aantal wijkgezondheidscentra. Ook op de toeleiding naar de wijkgezondheidscentra moet er maximaal ingezet worden. Voorstel: Een nog meer doorgedreven armoedebestrijding met de nadruk op kinderarmoede en energiearmoede. Het lokale, Vlaamse en federale armoedebeleid moet beter op mekaar afgestemd worden en moet minder fragmentair zijn (minder oproepen voor geïsoleerde projecten), maar meer structureel en visionair. Een echt armoedebeleid en geen beleid met een aantal “Sinterklaas-trekjes”! Voorstel: Een echt armoedebeleid kan maar slagen wanneer eerst de laagste inkomens uit arbeid worden opgetrokken. Werken moet altijd aanzienlijk interessanter zijn dan niet werken. Zolang de laagste lonen niet significant opgetrokken worden is het onmogelijk om kansarmen meer inkomen te geven zonder in de leefloonval of werkloosheidsval terecht te komen. Voorstel: Samen met VVSG (Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten) pleiten we ervoor dat de federale overheid een groter deel van het leefloon zou terugbetalen dan vandaag het geval is. Dan zouden er meer middelen voor het OCMW vrijkomen om aan begeleiding te doen van jongeren, vooral van de meest kwetsbaren die niet klaar zijn voor de arbeidsmarkt. Een deel van de extra leefgeldtrekkers wordt “veroorzaakt” door federale maatregelen (regularisatie, asielzoekers,….). Voorstel: Meer en snellere toeleiding naar hulpverlening buiten het OCMW. Dit impliceert dat de hogere overheid ook voldoende plaatsen voorziet in hulpverleningscentra van allerlei aard. Voorstel: Een zo nauw mogelijke samenwerking met de sociale kruidenier. In de eerste plaats als toeleider, maar ook onderzoeken waar het OCMW in dit project een extra meerwaarde kan betekenen. Voorstel: Een decentralisering van de sociale kruidenier in samenwerking met partners uit het middenveld (of daarbuiten).

17


1.2. Verkleuring van de armoede

Emmanuel, 18 jaar, alleenstaand: “Ik ben Rwanda ontvlucht nadat mijn ouders en mijn zusje vermoord zijn. Dankzij de financiële steun van het OCMW ben ik nu aan het studeren. Ik moet mijn diploma van het middelbaar onderwijs nog halen. Daarna zou ik graag verder studeren. Ik wil graag bakker of slager worden, of misschien verpleger. Als ik maar werk vind en zelf geld kan verdienen. “

1.2.1. Personen van vreemde afkomst hebben een zeer grote kans op armoede Personen van vreemde afkomst, die legaal in België verblijven, hebben een zeer grote kans op armoede. Belgen hebben een armoederisico van 12%. Personen van Marokkaanse afkomst hebben maar liefst 54% kans op armoede. Maar ook andere groepen van niet-Belgische afkomst lopen een hoog risico om in kansarmoede te leven: mensen van Turkse afkomst hebben 33% kans op armoede en zij met een Oost-Europese herkomst hebben 36% kans. Bijna 50% van de migranten van niet-Europese afkomst woont in weinig benijdenswaardige omstandigheden en is er ook financieel slecht aan toe. En deze cijfers blijven stijgen. Uit onderzoek blijkt ook dat de talloze initiatieven die de overheid genomen heeft of neemt om deze bijzondere groep te beschermen tegen armoede onvoldoende werken. Discriminatie op de arbeidsmarkt en erkenningproblemen bij buitenlandse diploma’s zorgen ervoor dat 32% van de hooggeschoolde niet-Europese allochtonen en 46% van de werkende niet-Europese allochtonen toch in armoede leven. Een beter participatiebeleid voor migranten en meer maatregelen om de bestaande uitsluitingmechanismen op de arbeidsmarkt, de huizenmarkt en in het onderwijs weg te werken zijn dringend nodig. Of er dreigt een nieuwe groep “generatiearmen” bij te komen. Ook hebben buitenlanders meestal minder toegang tot de gezondheidszorg. In Leuven is dat niet anders, ondanks een zeer verdienstelijk integratiebeleid. De nationaliteitsverdeling Belg ten opzichte van niet-Belg in de algemene dossieraantallen lopende hulp sociale dienst (dus ruimer dan leefloon en leefgeld) blijft nagenoeg ongewijzigd op 58% Belgen tegenover 42% niet-Belgen. En dan mag nog niet uit het oog verloren worden dat heel wat Belgen uiteindelijk genaturaliseerde allochtonen zijn. 1.2.2. Asielzoekers en illegalen Asiel is een federale materie. De federale diensten slaagden er de afgelopen jaren echter niet in om de dossiers snel genoeg afgehandeld te krijgen en uitgeprocedeerden effectief terug te wijzen naar hun land. Evenmin slaagde de federale overheid erin om via Fedasil voldoende opvang aan te bieden aan kandidaat-asielzoekers. De regering maakt momenteel werk van een efficiënter terugkeerbeleid en een kortere asielprocedures. Ook trachten ze de achterstand in de behandeling van asielvragen weg te werken. De opvang van asielzoekers is de laatste jaren een zeer heikel politiek punt

19


geweest, zowel federaal als lokaal. Ook lokaal, omdat er LOI’s (Lokale Opvanginitiatieven) werden opgestart in een aantal gemeenten, gesubsidieerd door de federale overheid. Op die manier neemt het lokale niveau een stuk van de opvangtaken van Fedasil over. Ongetwijfeld worden velen van ons elke winter getroffen door beelden van asielzoekers, die hier bij extreem koude temperaturen buiten moeten slapen. De opvangstructuur van Fedasil is oververzadigd en een aantal mensen kunnen dus niet doorverwezen worden naar opvangcentra. Leuven heeft geen LOI. Dit betekent helemaal niet dat er niets voor asielzoekers wordt gedaan in Leuven. Asielzoekers die een geldig huurcontract voor een woongelegenheid in Leuven kunnen voorleggen, kunnen van het OCMW Leuven een leefgeld krijgen (bedrag even hoog als het leefloon). Zo ontvingen ruim 120 asielzoekers in december 2011 een leefgeld van het Leuvense OCMW. Bovendien heeft Leuven een zogenaamd “nulquotum” in het spreidingsplan voor asielzoekers. Om te vermijden dat er te grote concentraties asielzoekers zouden ontstaan, vooral in de steden, werd in het verleden immers een spreidingsplan opgesteld. Elke gemeente kreeg een quotum (aantal) asielzoekers toegewezen dat het moest opvangen. Dit quotum werd berekend op een viertal parameters: aantal inwoners, aantal in de gemeente ingeschreven asielzoekers, aantal gerechtigden op leefloon en financiële steun gelijk aan het leefloon, en het gemiddeld belastbaar inkomen. Het is zeer belangrijk om een onderscheid te maken tussen asielzoekers en illegalen. Asielzoekers zijn legaal in België zolang ze niet uitgeprocedeerd zijn. Illegalen zijn niet legaal (wettelijk) in België. De OCMW’s mogen ook geen illegalen helpen, behalve indien het dringende medische steun betreft. Ook mag men de essentie van asiel niet uit het oog verliezen. De asielprocedure is ontworpen om mensen die in hun land omwille van hun politieke ideeën en/of activiteiten vervolgd worden door hun eigen overheid, in België als politieke vluchteling te erkennen. Sommige Leuvenaars pleiten echter voor een onbeperkt recht op migratie. In een ideale wereld zou dat een mooi principe zijn, maar in de praktijk werkt dat zo niet. België is intussen een echte magneet geworden, niet alleen voor politieke vluchtelingen, maar ook voor economische vluchtelingen. Ik begrijp dat mensen in een ander land een betere toekomst willen opbouwen voor henzelf en hun kinderen, maar België kan niet iedereen gelukkig maken. Een vluchtelingenstroom organiseren naar België is onhoudbaar op alle vlakken, en niet

in het minst op het vlak van onze sociale zekerheid. Politieke vluchtelingen moeten gespreid worden over alle landen ter wereld en van Europa. Ook op het vlak van de Europese politiek zou er een grotere afstemming moeten komen wat de opvang van vluchtelingen betreft. En economische vluchtelingen zouden geen oneigenlijk gebruik mogen maken van de Conventie van Génève die toepasselijk is op politieke vluchtelingen. Op deze wijze hollen economische vluchtelingen deze Conventie uit en creëren ze niet altijd positieve gevoelens bij de plaatselijke bevolking, zelfs al heeft die er in de winterperiode medelijden mee. Overigens zouden er heel wat minder economische vluchtelingen zijn, indien ze correct voorgelicht zouden zijn over België en de toekomst die ze daar kunnen verwachten. Niet alleen vragen heel wat mensen asiel aan, daarnaast is er ook nog de procedure van de regularisatie, de gewone en die om medische redenen. Ook daar maken heel wat mensen gebruik van. In het verleden heeft de regering een speciale regularisatieperiode voorzien, meer bepaald tussen 15 september 2009 en 15 december 2009. Wat Leuven betreft ging het over 602 personen. Eind januari 2012 (of ruim 2 jaar later) was er in minder dan 60 procent van deze dossiers een beslissing genomen door de Dienst Vreemdelingenzaken. Een lichte meerderheid kreeg een positieve regularisatiebeslissing, een lichte minderheid een negatieve beslissing. En naast de regularisatieaanvragen gedurende deze “speciale termijn”, blijven regularisatieaanvragen een permanent gegeven. 1.2.3. Integratiebeleid De Leuvense bevolking steeg in de periode 2001-2010 van 89.154 naar 96.820. Het aantal Belgen steeg in die periode met ongeveer 800, waaruit men kan concluderen dat op die 800 na de bevolkingstoename van Leuven toegeschreven kan worden aan buitenlanders. In 2001 waren er 8.117 buitenlanders en in 2010 14.994. Ongeveer 15,5% van de Leuvenaars heeft een niet-Belgische nationaliteit en van de Belgische Leuvenaars heeft ruim 11% allochtone roots. Wat Leuven betreft is de conclusie zeer duidelijk: de bevolking van onze stad wordt gekenmerkt door een zeer grote diversiteit. Het integratieproces is dan ook uiterst belangrijk voor Leuven. Tot op heden is dit echter een relatief goed geslaagd proces geweest, in die zin dat het samenleven van vele culturen geen noemenswaardige problemen heeft opgeleverd. We moeten echter nog heel wat stappen verder kunnen zetten, alvorens we echt kunnen spreken van een succes. Het integratieproces zal slechts volledig geslaagd zijn als er geen

21


noemenswaardige verschillen meer zijn qua tewerkstelling, participatie aan het maatschappelijk leven, gezondheidszorg, onderwijs e.d. En zover zijn we in de meeste gevallen nog niet. De participatie van migranten moet omhoog. Dat is de enig mogelijke oplossing: het integratieproces bij diegenen die hier wettelijk verblijven, moet versterkt worden. Maar om ons nog beter te kunnen focussen op de integratie van hen die hier zijn, moeten we ook de instroom beperken. Een hoge instroom en een goede integratie gaan meestal niet goed samen. En die combinatie is trouwens onbetaalbaar voor onze overheden die nog op meerdere “fronten” moeten strijden (vergrijzing, pensioenen, armoede,…). In Leuven hebben we trouwens nog een aparte groep inwoners die tot integratie dienen gestimuleerd te worden, namelijk de ROM-zigenuners van het woonwagenpark langs de Dijledreef. Zij zijn meestal Belg maar leven in hun eigen groep. De integratie van de ROM in de Leuvense samenleving is nog geen succesverhaal. Maar we mogen deze groep zeker niet opgeven. Anderzijds zullen we hen steeds op hun plichten moeten blijven wijzen, net zoals bij elke andere Leuvenaar die een beroep doet op het OCMW. Men heeft rechten, maar ook plichten ! 1.2.4. Voorstellen in de strijd tegen de verkleuring van de armoede Voorstel: Het taalonderwijs moet sneller opgestart kunnen worden en mag intensiever zijn. Het verder leren van de taal zou ook op de werkvloer moeten kunnen gebeuren, maar dat veronderstelt een wijziging in het aanwervingsbeleid vanwege de werkgevers. Voorstel: Een meer gelijkmatige instroom van vluchtelingen in alle landen van Europa zodat er minder instroom is in België, snellere beslissingen inzake asiel, snellere uitwijzing van uitgeprocedeerden, snellere beslissingen inzake regularisatie (bevoegdheden van de federale overheid).

1.3. Kinderarmoede: moet aangepakt worden “aan de wortel”, op jonge leeftijd.

Sarah, 34 jaar, moeder van twee kinderen: “Ik sta er alleen voor. Mijn man zit in de gevangenis. Ik werk als verkoopster in een winkel. Mijn kinderen gaan naar school. Ik doe mijn best om alle facturen te betalen, maar het is niet gemakkelijk. Schuldeisers staan om de haverklap aan de deur. Er zijn dagen dat ik geen warme maaltijd kan maken voor mijn kinderen. De feestdagen zijn geen feest voor mij. Ze krijgen wel wat speelgoed uit de tweedehandswinkel, maar nooit kan ik iets kopen wat er op hun verlanglijstje staat. Naar verjaardagsfeestjes gaan ze niet. Er is geen geld voor de verplichte cadeautjes die bij die feestjes horen. Ondertussen moeten ze ook nog hun vader missen. Als moeder doet dit pijn. “

Voorstel: Er moet een fexibelere oplossing komen voor de erkenning van in het buitenland verworven diploma’s (bevoegdheid van de hogere overheid).

23


1.3.1. Armoede tijdens de kinderjaren heeft een zeer grote impact 8,3% van de Vlaamse kinderen zijn geboren in een kansarm gezin. In Leuven ligt dat percentage trouwens nog veel hoger. In 2009 werden in Leuven 13,4 % van de kinderen geboren in een kansarm gezin volgens de cijfers van Kind en Gezin. En binnen de Leuvense ring lag dat cijfer dubbel zo hoog, nl. 26,4%. Dat is één op vier binnen de ring en één op zeven of acht in gans Leuven. Dit is een heel eind boven het Vlaams gemiddelde en ook boven het gemiddelde van onze provincie.

Een ander aandachtspunt van het OCMW is de steeds toenemende “digitale kloof”. O.a. met onze vier openbare computerruimtes (OCR) trachten wij daaraan te verhelpen. In 2011 nam het OCMW ook een ervaringsdeskundige in armoede en sociale uitsluiting in dienst (iemand die zelf in armoede heeft geleefd en een vierjarige studie heeft gevolgd om ervaringsdeskundige te worden), die ongetwijfeld een belangrijke meerwaarde kan betekenen in de bestrijding van armoede. 1.3.4. Voorstellen in de strijd tegen de kinderarmoede

Kinderen vormen bij uitstek een zeer broze groep binnen de groep van de kansarmen. En de armoede tekent vaak de rest van hun leven. Armoede tijdens de kinderjaren heeft een zeer grote impact op de verdere levensloop. Ongelijkheid, armoede en uitsluiting in vroege levensjaren tekenen de mens voor het leven. Generatiearmoede moet absoluut vermeden worden door te investeren in kinderen vanaf de geboorte. Kinderen worden best zo snel mogelijk toegeleid naar kinderopvang en kleuterscholen. Een goede (taal)ontwikkeling is een prima start voor een verdere schoolloopbaan. 1.3.2. Leuvens Fonds ter bestrijding van de kinderarmoede Het Leuvense OCMW tracht ouders te overtuigen hun kinderen naar het nietverplicht kleuteronderwijs te sturen (verhogen kleuterparticipatie) en ondersteunt financieel allerlei initiatieven die genomen worden door kinderdagverblijven, scholen en organisaties die de sociale integratie van kansarme kinderen beogen (bv. aankoop didactisch leer- en spelmateriaal). Ook initiatieven inzake opvoedingsondersteuning met medewerking van het OCMW, en een tussenkomst in bepaalde onbetaalde schoolfacturen worden vanuit het OCMW financieel ondersteund. Voor de financiering van bovenvermelde zaken heeft het OCMW Leuven het LFBK (Leuvens Fonds ter bestrijding van de kinderarmoede) opgericht. Ieder jaar gaat er ongeveer 34.000 EUR naar dergelijke acties. Dit fonds dient zeker voortgezet te worden, ook als er geen middelen meer ter beschikking gesteld worden door de federale overheid. 1.3.3. Andere initiatieven Het OCMW van Leuven voert een actief beleid i.v.m. socio-culturele participatie. Elk lid van een kansarm gezin heeft op jaarbasis recht op 50 EUR, vrij te besteden aan cultuur, sport en vrije tijd. Daarnaast heeft het OCMW van Leuven 20.000 EUR ter beschikking voor culturele, artistieke en sportieve activiteiten die door diverse organisaties voor de doelgroep (kansarmen) worden georganiseerd.

Voorstel: Een versterkte verderzetting van het LFBK, maar volgens het principe, voor 1 euro van de federale overheid voegt het OCMW zelf 1 of 2 euro toe. Het huidig LFBK is immers te gering in omvang om een aanzienlijk hefboomeffect teweeg te brengen. Voorstel: Een grotere betrokkenheid van het OCMW bij al wat het schoolgebeuren en de opvoedingsondersteuning betreft. Voorstel: Maximale aandacht van de maatschappelijk werker voor de situatie van het kind/de kinderen in een kansarm gezin. Voorstel: Participatie stimuleren van kleuters aan het kleuteronderwijs, vanaf een zo jong mogelijke leeftijd. Voorstel: Optrekken van de middelen voor socio-culturele en vrijetijdsparticipatie met eigen middelen van stad en OCMW. Voorstel: Nog beter promoten van de openbare computerruimtes, langere openingsuren in de OCR’s, en voldoende personeel voorzien.

25


1.4. Tewerkstelling: voor zoveel mogelijk mensen een job !

Mamoed, 33 jaar, alleenstaand (gezin verblijft nog in Irak): “Zodra ik in België kwam, ben ik Nederlandse lessen gaan volgen. Het is echt geen gemakkelijke taal. Ik deed echt mijn best. Maar in Irak ben ik ook niet lang naar school geweest. Toch kan ik nu al een beetje Nederlands spreken. Volgens mijn maatschappelijk werker toch genoeg om te zoeken naar werk. Hij helpt me zoeken. Het is niet gemakkelijk. Geen enkel interimkantoor heeft werk voor mij. Geen ervaring, Nederlands onvoldoende, geen kennis van het Frans,… Vaak kreeg ik geen reacties op mijn sollicitatiebrieven. Momenteel werk ik bij de groendienst van Stad Leuven in art.60. Ik hoop dat ik daar kan blijven.”

1.4.1. Activering: mensen aan een job helpen, ondanks “obstakels” Een job biedt de beste bescherming tegen armoede. Dé oplossing voor armoede lijkt dan ook voor de hand te liggen: ‘allen aan het werk!’ De cijfers en kennis van een aantal mechanismen leren ons dat het niet zo eenvoudig ligt. De kans op tewerkstelling wordt verminderd of verhinderd door: onvoldoende kennis van de Nederlandse taal, het niet erkennen van bepaalde diploma’s in het land van herkomst behaald, discriminatie, gebrek aan kinderopvang (vooral bij alleenstaande ouders), mobiliteit (moeilijke bereikbaarheid werkplaats), slechte of onstabiele woonsituatie, verslavingsproblematiek of andere psychische problemen, cumul van zorgen en problemen in thuissituatie. Net zoals huisvesting is activering en tewerkstelling een moeilijke sector, omdat stad en OCMW te weinig hefbomen in handen hebben om een substantiële invloed te kunnen uitoefenen op zowel de woonmarkt als de arbeidsmarkt. Tewerkstelling is bovendien een materie waar de bevoegdheden zeer verdeeld/versnipperd zijn: RVA,VDAB, Werkwinkel,Resoc, GTB (voor personen met een beperking), stad, OCMW,…. Er is in Leuven wel een werkgelegenheidsforum waar deze verschillende actoren samenkomen om informatie uit te wisselen en bepaalde zaken af te stemmen. Het OCMW heeft ook een versterkte samenwerking met de VDAB zodat “gemakkelijker bemiddelbaren” van het OCMW overgaan naar de bemiddeling van VDAB (en in zeer beperkte mate omgekeerd). De dossiermanager van VDAB is ook toegankelijk voor de leden van het team tewerkstelling. Verder werkt het OCMW ook nauw samen met VOKA, teneinde werkgevers te motiveren om vlotter allochtonen en art 60-ers aan te werven. 1.4.2. Artikel 60 en andere kanalen Het OCMW van Leuven stelt op kruissnelheid iedere werkdag 120 à 130 mensen te werk in het statuut artikel 60. Dat zijn mensen die onvoldoende rechten hebben opgebouwd om te gaan stempelen, maar die anderzijds niet aan een reguliere job geraken. Al naargelang hun leeftijd dienen ze 12-18-24 maanden (hoe ouder, hoe langer) te werken in jobs die het OCMW voor hen vindt, in essentie in de sector van de sociale economie, maar ook binnen het OCMW zelf. Na afloop van die job is het de bedoeling dat ze doorstromen naar het reguliere arbeidscircuit. Lukt dat niet, dan kunnen ze gaan stempelen, wat meteen impliceert dat ze werkbereid moeten zijn, moeten solliciteren en jobs moeten aanvaarden die de VDAB hen aanbiedt. Doen ze dat niet dan riskeren ze schorsing van werkloosheidsvergoeding door de RVA en dan komen ze terug bij het OCMW terecht voor een leefloon en desnoods verdere begeleiding. Waarbij

27


gezegd moet worden dat men ook voor het verkrijgen van een leefloon/leefgeld arbeidsbereid moet zijn. Anders dreigt er ook een stopzetting van leefloon/leefgeld.

1.5. Iedereen een betaalbaar en kwaliteitsvol huis/ daklozen “onderdak”

Verder heeft het OCMW ook een aantal projecten lopen, gefinancierd door het Europees Sociaal Fonds en ook door federale middelen, waarbij mensen een opleiding/traject of een voortraject aangeboden krijgen. Niet iedereen zal ooit werk vinden: trauma’s, verslavingen e.d. zullen het sommige mensen ten allen tijde onmogelijk maken om een reguliere job te vinden. Hier moet de gepaste hulpverlening ingeschakeld worden. 1.4.3. Iedereen die kan werken, moet werken Het is echter “zonde” om mensen niets te laten doen. Dat is een zware maatschappelijke kost en ook niet goed voor het zelfbeeld en de integratie van de betrokkenen zelf. Hoe langer iemand uit het economisch circuit blijft, hoe moeilijker zijn/haar reïntegratie wordt. Iedereen die het kan zal moeten werken, zeker in een tijd dat er zoveel openstaande vacatures zijn. Desnoods moet er gewerkt worden met korte contracten, interimjobs en stages om de mensen werkervaring op te laten doen. Het is immers (weliswaar spijtig genoeg) een illusie om iedereen in de huidige conjunctuur toe te leiden naar “duurzame jobs”. Dat zou natuurlijk het ideale zijn in een ideale wereld, maar iedereen weet dat het zo niet altijd werkt. En het kan toch niet de bedoeling zijn mensen kunstmatig in leefloon of werkloosheid te houden. Wat we wel moeten doen, is voldoende wettelijke garanties inbouwen om ervoor te zorgen dat korte contracten, stages, e.d. geen vorm van “uitbuiterij” worden. Kortom, “Iedereen die kan werken, moet werken”. Uiteraard wel rekening houdend met ieders mogelijkheden. Men zal wel wat flexibeler moeten zijn, bijvoorbeeld voor een alleenstaande moeder met 4 kinderen, dan voor een alleenstaande man zonder familiale verplichtingen. Maar er moet dan ook op de zogenaamde “randvoorwaarden” gewerkt worden: voldoende kinderopvang en faciliteiten voorzien.

Geertrui, alleenstaande moeder met 4 kinderen, 51 jaar: “Doordat ik mijn huishuur niet langer kon betalen, kwam ik op straat terecht. Ik heb hulp gezocht bij het OCMW. Zij zochten mee naar een nieuwe woonst. Ik heb me ook ingeschreven voor een sociale woning, maar die wachtlijsten zijn zeer lang. In afwachting kon ik tijdelijk met de kinderen in een noodwoning in Leuven zelf terecht. Hierdoor kon ik blijven werken en de kinderen konden naar hun school blijven gaan. Nu huur ik opnieuw een woning, maar dankzij de huursubsidie die ik nu ontvang, kan ik de huur betalen. Is er toch nog eens een maand dat het moeilijker is, bel ik onmiddellijk naar mijn maatschappelijk werkster.”

1.4.4. Voorstellen tewerkstelling Voorstel: De OCMW-cliënten zo snel mogelijk toeleiden naar reguliere tewerkstelling. Voorstel: Een art 60-tewerkstelling moet minstens perspectief geven op een meer reguliere tewerkstelling. In een dergelijke tewerkstelling moeten de arbeidsattitudes, de taalkennis en de vakkennis van de betrokkene aanzienlijk verhoogd worden.

29


1.5.1. Hoge nood aan aangepaste en betaalbare woningen Er is steeds meer nood aan woningen in Leuven. De stad telt steeds meer inwoners, mensen leven steeds langer, gezinnen vallen sneller uiteen,….En niet alleen is er meer nood aan woningen maar ook meer nood aan aangepaste woningen (andersvaliden, senioren,….). Bovendien is wonen in Leuven zeer duur, zowel het kopen als huren. De verhouding tussen de prijzen van de woningen en het mediaaninkomen is het minst gunstig in Leuven, Antwerpen, Oostende en Brugge ! En dan spreken we nog niet over een leefloon ! Het OCMW Leuven geeft mede daarom een tussenkomst in de woonkosten voor mensen wiens inkomen onder een bepaald barema blijft. Bij de bepaling van dit barema wordt er veel rekening gehouden met de gezinsgrootte. Ook blijft de nood aan vooral sociale huurwoningen in Leuven bijzonder groot, met lange wachttijden en wachtlijsten tot gevolg. Hier moet het stadsbestuur zijn inspanningen onverminderd blijven aanhouden. Het OCMW wil trouwens, net als de stad en de sociale bouwmaatschappijen, betaalbaar wonen stimuleren. Daarom staan ook nog een aantal bouwprojecten op stapel (Parkveld, OCMW-site, Wakkerzeelsebaan, Ursulinnenstraat….). Sommige van hen zijn vertraagd door bepaalde problematieken: een beroep bij de Raad van State door de buurt, bodemverontreiniging, een NMBS-studie over de ondertunneling van de spoorweg en het daaraan gekoppeld verleggen van een straat… 1.5.2. Doorgangswoningen voor daklozen en winteropvang Verder zijn er nog de doorgangswoningen voor daklozen. Momenteel heeft het OCMW een maximumopvangcapaciteit in doorgangswoningen voor ruim 40 mensen ter beschikking. Probleem is dat deze capaciteit snel “dicht slibt”. Men mag daar maar 4 maanden blijven, maar sommige mensen proberen er zich echt te “nestelen” en doen te weinig inspanningen om door te stromen. Een ander bijkomend probleem is dat het OCMW in zijn doorgangswoningen steeds meer mensen krijgt die niet op de reguliere markt aan de bak geraken wegens psychiatrische of daaraan gerelateerde problemen. Het OCMW Leuven heeft samen met andere partners (CAW, vzw Walden,…) trouwens een project opgestart voor dak- en thuislozen met een psychiatrische problematiek. In de winter doet het OCMW samen met het CAW-regio Leuven en de politie van Leuven, veel moeite om Leuvense daklozen tijdelijk ’s nachts een noodopvang te geven. Ook voor senioren die een tijdje uit hun huis moeten, omdat bijvoorbeeld hun verwarming stuk is of hun buizen bevroren, staan er de laatste jaren vijf bedden ter beschikking in één van onze woonzorgcentra. 1.5.3. Nog meer preventief werken Het OCMW van Leuven gaat ook nog deze legislatuur een bijkomende maat-

schappelijk werker aanwerven die zich met wonen moet bezig houden. Deze maatschappelijk werker moet nog meer preventief werken om uithuiszettingen te vermijden en moet zorgen voor een grotere doorstroming in onze doorgangswoningen. Uithuiszettingen (wegens huurachterstal) zijn een serieus probleem. Vaak brengen ze mensen van de regen in de drop. Wie bijvoorbeeld uit een relatief goedkope sociale woning wordt gezet, heeft nadien veel minder beschikbaar inkomen om te leven, omdat er veel meer geld naar huishuur gaat. Vandaar onze zorg dat mensen zeker hun sociale woning niet “verliezen”. Dat maakt het probleem voor de toekomst alleen maar erger. Hetzelfde geldt trouwens in een aantal gevallen op de private huurmarkt. Wie daar zijn woning verliest, vindt zelden een goedkopere (wegens de “saturatie” van de private huurmarkt). Bovendien komen er bij elke verhuis extra kosten kijken. Mensen worden door het OCMW ook geholpen om een woning te vinden op de private woonmarkt, wat vaak niet gemakkelijk is omdat een aantal private eigenaars niet wil verhuren aan OCMW-cliënteel. Dit ofwel uit schrik dat ze de huur niet gaan betaald krijgen (deze angst is in de grote meerderheid van de gevallen ongegrond), ofwel uit latent (of openlijk) racisme (geen mensen met een andere huidskleur dan de blanke). Het soms/vaak niet openstaan voor andere nationaliteiten vanwege verhuurders en werkgevers heeft tot gevolg dat deze mensen vaak langer ten laste blijven van het OCMW. Immers zonder dak boven het hoofd en zonder werk is het quasi onmogelijk om een normaal geïntegreerd leven te leiden. Dit leidt ons tot de paradox dat sommige mensen vreemdelingen bekritiseren, maar er net mee voor zorgen dat ze niet aan werk en of onderdak geraken. Daar mag iedereen voor zichzelf eens over nadenken... De private markt is natuurlijk de meest voor de hand liggende, maar wel de minst betaalbare oplossing. Iedereen die zich een huis in eigendom kan veroorloven heeft er één, waardoor de huurmarkt stilaan voor een deel aan het verworden is tot een restmarkt. Zeker als we over het lagere kwalitatieve segment van deze markt spreken. Dat deel neemt dan vaak de allures aan van verpauperde en slecht geïsoleerde panden, waar de bewoners (vaak OCMWcliënten) hun klein inkomen letterlijk door ramen, daken en vensters naar buiten stoken. Ondanks de kwalitatieve vooruitgang van de huurmarkt in de afgelopen decennia woont één op de acht Vlaamse gezinnen nog in een woning met vochtproblemen. Bijna één op de vier privé-huurwoningen kampt nog met ernstige tekortkomingen (Sien Winters-“Steunpunt Ruimte en Wonen”). Ondanks de gebrekkige kwaliteit van een aantal privé-huurwoningen in Leuven blijft de prijs toch erg hoog. Immers, er is zoveel vraag naar de minst dure huurwoningen dat daar ook nog forse prijzen kunnen voor gevraagd worden.

31


1.5.4. Voorstellen inzake wonen

1.6. Schuldhulpverlening: nog preventiever werken

Voorstel: De OCMW-richtlijn voor een tussenkomst in de woonkosten moet herzien worden en meer worden aangepast aan de Leuvense huurprijzen. Hiertoe zal aan de stad gevraagd worden om gelden uit het Stedenfonds ter beschikking te stellen om deze meeruitgave te financieren. Voorstel: In de toekomst zal het OCMW Leuven nog meer inzetten op preventieve woonbegeleiding via de aanwerving van een extra personeelslid en/of via een nauwere samenwerking met het CAW. De preventieve woonbegeleider zorgt dat er snel ingegrepen wordt wanneer er risico’s bestaan of wanneer de eerste tekenen zich manifesteren dat mensen hun huur niet meer kunnen betalen. Voorstel: Sociale bouwmaatschappijen moeten nog meer samen met het OCMW bekijken hoe uitdrijving vermeden kan worden bij huurachterstal. Immers uitdrijving uit een sociale woning verhoogt nog de problemen bij de huidige prijzen op de privé-woningmarkt. Slechts indien geen oplossing gevonden wordt en daartoe voldoende tijd is uitgetrokken zal de sociale bouwmaatschappij naar de vrederechter gaan om uitdrijving te vragen. Voor dit “geduld” zal aan de stad een compensatie worden gevraagd ten voordele van de sociale bouwmaatschappij uit het Stedenfonds.

Sonja, 44 jaar, alleenstaand: “Ik ben al bijna twee jaar in budgetbeheer bij het OCMW. Papieren bijhouden, facturen betalen is nooit mijn sterkste kant geweest. Dus bleef er af en toe eens eentje liggen. Gelukkig is dat nu voorbij. Momenteel heb ik nog een grote schuld bij de belastingen en bij mijn GSM-operator. Nu heb ik dankzij mijn maatschappelijk werkster zicht op mijn maandelijkse inkomsten, maar vooral op mijn uitgaven. Het is niet gemakkelijk. Door die afbetalingsplannen kom ik maar net toe met mijn leefgeld. In de wintermaanden heb ik het altijd een beetje moeilijker.”

33


1.6.1. Situatie In grote lijnen kan men stellen dat er elk jaar ongeveer 250 lopende dossiers zijn op de dienst schuldhulpverlening en dat daar dan nog ongeveer een kleine 100 nieuwe dossiers bijkomen. Het aantal mensen dat een beroep doet op deze dienst blijft redelijk status-quo (en vermindert zeker niet) doorheen de legislatuur. Wel worden we geconfronteerd met steeds meer schulden in één dossier en met steeds meer complexe dossiers. De cliënten van de dienst schuldhulpverlening hebben meestal volgend profiel: te laag inkomen (of te laag inkomen in vergelijking met uitgavenpatroon), te weinig administratieve capaciteiten, niet altijd in staat om geld goed te beheren. Het gaat vooral om alleenstaanden. De meeste mensen komen pas bij ons aankloppen als het water hen reeds boven de lippen staat. De meest voorkomende schulden zijn: huurschulden, energieschulden, telecomschulden (GSM etc), kredietschulden. Niet alleen de verleiding van het kopen op krediet brengt mensen in de problemen. Ook mensen die onverwacht het slachtoffer worden van een combinatie van meerdere elementen: ziek worden, een echtscheiding, werk verliezen, belanden regelmatig bij schuldhulpverlening. Armoede door een dergelijke samenloop van factoren kan morgen ook u of mij overkomen, tenzij je over een financiële buffer beschikt. Je zit soms in de armoede voor je het goed beseft.

1.6.3. Voorstellen inzake schuldhulpverlening Voorstel: Nog meer preventief gaan werken, in de eerste plaats in scholen maar ook op andere fora. Voorstel: Een intake moet steeds onmiddellijk kunnen gebeuren. Immers dan staan de mensen het meest open voor hulpverlening. Geen wachtlijsten ! Als men moet wachten neemt het voluntarisme om in schuldhulpverlening te gaan sterk af. Voorstel: Er moet bij de hogere overheid gelobbyd worden zodanig dat een budgetbeheer niet zomaar kan stopgezet worden van de ene dag op de andere. Nieuwe wettelijke bepalingen moeten een minimumtermijn voorzien, evenals een opzeggingstermijn. Wanneer een cliënt opzegt, moet een bemiddeling via de rechtbank mogelijk gemaakt worden. Er moet een einde gesteld worden aan het aantal “draaideurcliënten” bij schuldhulpverlening.

1.6.2. Hulpmiddelen De dienst schuldhulpverlening helpt cliënten voort via budgetbegeleiding, budgetbeheer (beheer van budget wordt overgenomen door OCMW), schuldbemiddeling (onderhandelen met schuldeisers over afbetalingsplannen) of een collectieve schuldenregeling (via het opstellen van een verzoekschrift om een gerechtelijk vonnis te bekomen bij de arbeidsrechter). Het OCMW wil in de toekomst nog meer preventief gaan werken (in scholen, via groepswerkingen waar mensen die al in de problemen zitten van mekaar kunnen leren,…). Wat scholen betreft, zal men er in de toekomst meer gaan praten over de “financiële risico’s die er schuilen in de maatschappij”. Alleen krijgen we momenteel de scholen nog onvoldoende warm voor zo’n sessie. Verder werkt een maatschappelijk werkster in de Leuvense Hulpgevangenis met gevangenen rond hun financiële problemen.

35


1.7. Energiearmoede verminderen

Lode, 26 jaar, samenwonend: “Sinds enkele maanden hebben we een budgetmeter voor elektriciteit. Die budgetmeter is bij ons geplaatst omdat we de facturen voor elektriciteit niet langer konden betalen. OCMW heeft nog bemiddeld, maar als er geen geld is…. En eigenlijk is het beter zo. Als we zonder stroom dreigen te vallen, ga ik mijn budgetmeterkaart opladen bij het OCMW. Meestal zet ik er 30 euro op. Soms minder. Nooit meer. Sinds we die meter hebben, letten we veel beter op wat we met onze elektriciteit doen. Geen enkele lamp brandt nog langer dan nodig.”

1.7.1. Lokale adviescommissie Steeds meer mensen kunnen hun rekeningen voor gas, elektriciteit en water niet meer betalen. De dossiers van de “wanbetalers” komen voor de lokale adviescommissie (LAC) op het OCMW. Naast de leverancier is hier ook het OCMW aanwezig. Deze commissie adviseert over de toelating tot de plaatsing van budgetmeters (gas en elektriciteit), het inbrengen van schulden in de budgetmeters (enkel voor elektriciteit en gas; bestaat niet voor water), het verwijderen van de vermogensgarantie (10 ampère), en over het eventueel stopzetten van energie- en waterleveringen. Uiteraard tracht men deze laatste optie zo veel mogelijk te vermijden. Het is slechts nadat een cliënt reeds herhaaldelijk door allerlei “stoplichten” is gereden dat men overgaat tot het afsluiten van bepaalde nutsvoorzieningen. 1.7.2. Pendule Het OCMW werkt zeer goed samen met de organisatie “Pendule” (samenwerkingsverband stad-OCMW-Spit voor energiebesparende maatregelen in het kader van FRGE – Fonds Reductie Globale Energiekosten). Pendule werkt met leningen en bij de OCMW-doelgroep zelfs met renteloze leningen en aanvullende OCMW-steun. De achterliggende filosofie is: “je betaalt je lening terug met de uitgespaarde energiekosten ten gevolge van je energieinvesteringen, zoals dakisolatie, dubbele beglazing, hoogrendementsketels. De investering waarvoor veruit de meeste kredieten worden afgesloten is het plaatsen van hoogrendementsbeglazing (47%). Ook de energiescans van huizen, uitgevoerd door Wonen en Werken en Leren Ondernemen leveren heel wat nuttige informatie aan voor Pendule, in het bijzonder voor de doelgroep van het OCMW. Het probleem bij uitstek bij de OCMW-doelgroep is dat ze vaak leven in huurhuizen, waarvan de huiseigenaar niet altijd gemotiveerd is om energiebesparende investeringen te doen. De OCMW-doelgroep is ook niet steeds geneigd dat te doen, omdat ze vaak eerder oog hebben voor hun situatie vandaag en niet voor die op middellange termijn. Vandaar dat aanvullende OCMW-steun kan gegeven worden voor energiebesparende investeringen. Er moet immers vermeden worden dat kansarmen die meestal de slechtste woningen bewonen hun geld bijna letterlijk via ramen, dak en muren naar buiten stoken. De afschaffing van allerlei voordelen bij energiebesparende maatregelen kan een extra kans zijn voor Pendule, aangezien het een groene en goedkope lening blijft aanbieden. Voor de OCMW-doelgroep is een investering echter enkel financieel haalbaar wanneer ze, naast overheidssubsidies, kunnen rekenen op een aanvullende bijdrage van het OCMW. Het OCMW neemt nu al vaak alles ten laste dat niet door subsidies van één of andere overheid wordt

37


gedekt. Momenteel bereiken we uitsluitend eerder kansarme mensen met een eigen woning. In de toekomst moet het mogelijk zijn ook meer eigenaars over de brug te krijgen die verhuren aan kansarmen. Dit kan door een gegarandeerde verlenging van de huurperiode, een gegarandeerde verlaging van de huurprijs of een tussenkomst van de verhuurder in de energiebesparende investeringen. Het OCMW zal onderzoeken hoe en of het nog meer kan ondersteunen dan vandaag om energiebesparende maatregelen te promoten. Het OCMW zal binnenkort ook een energieassistent aanwerven. Deze treedt op als schakel tussen de OCMW-cliënt en organisaties die actief zijn op vlak van energiebesparing, energiebewustmaking en energiebesparende woningaanpassingen. Op deze manier komt hij/zij tot een overzicht van het energieverlies in de cliëntenwoning, alsook tot een analyse van het verbruiksgedrag en energiebewustzijn van de cliënt. De resultaten en de eventueel te nemen initiatieven bespreekt hij/zij met de sociale dienst en de cliënt. Na besluitvorming neemt de energieassistent contact op met de nodige organisaties om de initiatieven te realiseren. Hij volgt de realisaties op en rapporteert het eindresultaat aan de sociale dienst.

Voorstel: Onderzoek naar meer OCMW-steun voor energiebesparende maatregelen bij de OCMW-doelgroep. Voorstel: Een groter aantal kubieke meter water die gratis zijn voor mensen met een OMNIO-statuut ( bevoegdheid van de hogere overheid). Voorstel: Er moet onderzocht worden hoe de verplichting kan opgelegd worden om bij nieuwe projecten het gebruik van hernieuwbare energiebronnen en gemeenschappelijke energiesystemen met warmterecuperatie en warmtekrachtkoppeling te verplichten en nieuwe projecten te onderwerpen aan strenge isolatienormen en voldoende milieuvriendelijke technieken.

1.7.3. Leuven klimaatneutraal in 2030 Los van de werking van Pendule, moeten in het kader van “Leuven klimaatneutraal in 2030” maatregelen worden opgesteld die bij nieuwe projecten het gebruik van hernieuwbare energiebronnen en gemeenschappelijke energiesystemen met warmterecuperatie en warmtekrachtkoppeling verplichten. Nieuwe projecten zullen bovendien aan strengere isolatienormen moeten voldoen en over voldoende milieuvriendelijke technieken beschikken. Maar deze zaken behoren tot het bevoegdheidsdomein van de stedelijke overheid. Het OCMW heeft dergelijke stedelijke maatregelen niet afgewacht. Het is al een tijdje bezig met een goede isolatie van zijn gebouwen, met technieken van warmtekrachtkoppeling en warmterecuperatie, met warmtepompen,…. 1.7.4. Voorstellen energiearmoede en “Leuven klimaatneutraal” Voorstel: Meer publiciteit voor Pendule, en zitdagen voor Pendule in het stadskantoor en in OCMW-gebouwen. Voorstel: Meer gerichte acties om Pendule bekend te maken in Wijgmaal, Wilsele en Leuven-Centrum, waarvan er relatief minder/weinig dossiers zijn bij Pendule.

39


2. VERGRIJZING 2.1.Ouderenzorg in instellingen : aanbod en vraag

Juliette, 86 jaar, weduwe: “Ik woonde tot voor kort samen met mijn zoon. Ik was een zelfstandige vrouw. Maar door een ziekte aan mijn longen werd ik plots hulpbehoevend. Letterlijk met vallen en opstaan heb ik geprobeerd om thuis te blijven wonen. Een thuisverpleegster, een vrijwilligster van ziekenoppas en een gezinshelpster van het OCMW zorgden er voor dat ik toch nog een tijdje thuis kon blijven. Maar na de zoveelste val is iedereen rond de tafel gaan zitten: mijn zoon, mijn huisarts, de thuisverpleegster, de gezinshelpster, de kinesist en iemand van de sociale dienst van de mutualiteit. Samen is er besloten dat een opname in een rusthuis de beste oplossing was. Meer zorg aan huis was niet meer mogelijk. Met pijn in het hart ben ik vertrokken. Niets is zo goed als thuis. Maar ik moet nu na een half jaar toegeven dat ik omringd ben met de beste zorgen en dat mijn dagen goed gevuld zijn. Eenzaam ben ik niet .”

2.1.1.Senioren zijn een grote meerwaarde …. Zelfs al dienen er veel middelen geïnvesteerd te worden in een kwalitatief ouderenzorgbeleid, dan dient toch benadrukt dat de seniorengemeenschap globaal genomen een actieve bevolkingsgroep is, die nog heel wat betekent voor de maatschappij (verenigingsleven, vrijwilligerswerk, mantelzorgers, kinderoppas,….) en een enorme bagage aan expertise heeft. Seniorenbeleid moet in de eerste plaats een positief verhaal zijn. Overigens is Leuven gemiddeld genomen een eerder jonge stad. Op 1 februari 2011 waren er in Leuven 20.076 senioren boven de 60 jaar (20,8 % van de bevolking). 1.171 daarvan woonden in woonzorgcentra(WZC). Er zijn in Leuven 12 WZC’s (waarvan 4 van het OCMW). Daarnaast zijn er nog 3 dagverzorgingscentra (waarvan geen enkel behoort tot het OCMW), 7 gebouwen met assistentiewoningen of serviceflats (waarvan 3 OCMW), 4 centra voor kortverblijf (waarvan 1 OCMW), en 5 lokale dienstencentra (LDC; waarvan 3 OCMW) in onze stad. Leuven scoort dus zeker goed inzake de aanwezigheid van infrastructuur voor senioren. Twee zaken zijn van het allergrootste belang in de ouderenzorg: er moet genoeg infrastructuur en zorg voorhanden zijn en zij moeten betaalbaar zijn. 2.1.2.… maar dan komt opeens een sterke hulpvraag…. De essentie van de situatie ligt in Leuven in de vergrijzing van de vergrijzing. Zo ligt het aantal 80 plussers aanzienlijk hoger in Leuven dan in andere gemeenten van het arrondissement. Het aandeel 80 plussers (hoogbejaarden) in de groep van 60-plussers noemt men de ‘interne vergrijzing’. Ze bedraagt in Leuven 24,1% (gemiddelde in provincie Vlaams-Brabant: 21,2%) En het is uitgerekend de categorie 80 plussers waar de zorgvraag het sterkst stijgt, zowel ambulant als residentieel. We zien dit laatste aan de lange wachtlijsten in de woonzorgcentra en aan de vele telefoons van radeloze familieleden, die geen andere oplossing meer zien voor hun familielid dan een opname in een woonzorgcentrum. 2.1.3. …die stuit op wachtlijsten Lange wachtlijsten vragen een gelijke behandeling van iedereen. Daarom hanteren wij zeer rechtlijnige criteria voor opname, waarvan enkel zeer sporadisch kan worden afgeweken om redenen van hoogdringende medische aard en mits een zeer duidelijke motivering van de controlerend en raadgevend arts van het OCMW. Het OCMW-bestuur van Leuven heeft het opnamebeleid con-

41


sequent in handen gelegd van een opnamecommissie van medisch personeel en maatschappelijk werkers. Het opnamebeleid is compleet gedepolitiseerd en dat is een heel goede zaak gebleken. Uiteraard kunnen politici de mensen wel adviseren en informeren, zodat de betrokkene en zijn familie weloverwogen keuzes kunnen maken. Uit heel wat gesprekken met mensen onthoud ik dat deze informatie- en adviesfunctie zeer sterk geapprecieerd wordt en tevens een belangrijke rol kan spelen in het leven van vele families. Immers net zoals bij alle nieuwe problemen stelt zich bij een nakende opname van een bejaarde ouder de vraag: hoe begin ik eraan ? Dan is het goed dat je kan terugvallen op mensen die de sector goed kennen. De kern van het verhaal is: nooit mikken op één woonzorgcentrum (WZC), maar steeds op meerdere. Dan is de kans groter dat je tenminste ergens binnen kan….desnoods in afwachting van je eerste keuze. Van woonzorgcentrum veranderen kan je steeds! En als dat binnen dezelfde instelling blijft (OCMW Leuven) is het nog gemakkelijker. Zo komen heel wat mensen “binnen” in WZC Ed. Remy in afwachting dat ze terecht komen in bijvoorbeeld Ter Vlierbeke, omdat ze daar hun hele leven in de buurt hebben gewoond of hun kinderen daar wonen (wat het bezoek van kinderen en kleinkinderen vergemakkelijkt en vaak frequenter maakt). 2.1.4. De uitdaging van de vergrijzing Qua evolutie in de vergrijzing stijgt Leuven van 21,1% 60 plussers in 2005 naar 24,2% in 2025, terwijl Vlaanderen in zijn geheel stijgt van 22,2 naar 31,5% (Bron Vlaamse Gemeenschap, informatiecentrum WVG). “Willen we de vergrijzing op een gepaste manier aanpakken in Vlaanderen dan zullen er naar schatting de komende 10 jaar 20.000 bedden in woonzorgcentra; meer dan 6.500 plaatsen in serviceflats, dagverzorgingscentra en centra voor kortverblijf ; en 2.500 bedden in ziekenhuizen moeten bijkomen. Dit alles vraagt een inspanning die de overheid nooit alleen kan dragen, maar vraagt grote inspanningen van én OCMW’s, én de private sector én eventueel ook de omschakeling van ziekenhuizen”. Dat stelt Vlaams Minister van Welzijn Jo Vandeurzen. Op 1 januari 2011 telde Vlaanderen exact 67.479 bedden in woonzorgcentra (=het juiste woord voor bejaardentehuizen). “Tot 2021 moeten er elke maand 166 rusthuisbedden of ongeveer drie rusthuizen van gemiddelde grootte elk maand bijkomen om op de vraag naar ouderenzorg te kunnen inspelen. Dat komt overeen met 20.000 rusthuisbedden de komende 10 jaar”, aldus Minister Vandeurzen. Dit is evenveel als het aantal bedden dat de laatste 20 jaar is bij gecreëerd. M.a.w. de uitbouw van bedden in WZC’s moet in de toekomst dubbel zo snel verlopen, als in de afgelopen twee decennia. “Deze cijfers zijn maar een raming van de behoefte”, zegt de minister. “De

belangrijkste vraag is niet hoeveel plaatsten, maar welke plaatsen nodig zijn”, aldus Vandeurzen. De huisvesting van onze (toekomstige) senioren is een moeilijke uitdaging. De toekomstige senior zal andere behoeften en eisen hebben dan de huidige senior. Niet elke bejaarde zal een plaats nodig hebben in een woonzorgcentrum. Senioren zullen bijvoorbeeld meer thuis willen blijven wonen of meer willen kiezen tussen verschillende vormen van zorg. 2.1.5. Bijkomende investeringen en vernieuwbouw Het OCMW van Leuven heeft op deze tendens reeds geanticipeerd door zijn aantal serviceflats te verdubbelen van 48 naar 100. Het aantal bedden in de woonzorgcentra blijft momenteel status-quo op 551 eenheden, gelet op het feit dat het OCMW van Leuven in vergelijking met de andere centrumsteden reeds relatief veel bedden in woonzorgcentra heeft. Voor het overige rekenen we ook op een bijkomende inspanning van de private sector. Het OCMW-kortverblijf zal licht uitgebreid worden (10 bedden i.p.v. 9). Ook in Leuven worden de wachtlijsten voor de woonzorgcentra en serviceflats steeds langer en gaan de wachttijden evenredig de hoogte in. Wachtlijsten van over de 50 mensen voor de RVT-(rust- en verzorgingstehuis) bedden en nog een langere voor de ROB (rusthuis) bedden zijn geen uitzondering, zeker niet in onze nieuwe infrastructuur. Nieuwe infrastructuur is zeer belangrijk, want de vernieuwing speelt in op de toekomstige noden van onze senioren: grotere kamers, meer huiselijke gezelligheid, meer comfort, meer privacy,… Het OCMW van Leuven heeft de afgelopen 10 jaar sterk geïnvesteerd om de infrastructuur aan te passen aan de noden en eisen van de senioren van vandaag en morgen. Het OCMW Leuven zal in 2012 een nieuw woonzorgcentrum bouwen langs de Vesaliusstraat (90 bedden). En hopelijk wordt de procedure voor een PPSWZC in Wijgmaal voor eind 2012 succesvol afgerond. In de B-blok van Ed Remy en in het Booghuys heeft het OCMW nog tweepersoonskamers. Dit wordt door heel wat mensen ervaren als uit de tijd. Daarom moet onderzocht worden welke de beste wijze is en welk het beste tijdstip om de tweepersoonskamers af te bouwen. De andere WZC van het OCMW beschikken exclusief over éénpersoonskamers. Tweepersoonskamers zullen in de toekomst niet meer gebouwd worden, maar de “erfenis” uit het verleden dient nog gedeeltelijk weggewerkt te worden. Tevens werden de afgelopen 10 jaar 3 lokale dienstencentra uitgebouwd die vooral senioren aanspreken die nog thuis of in de aanpalende serviceflats wonen. Die senioren kunnen een beroep doen op de ruime dienstverlening van het dienstencentrum (maaltijden, wasserette, activiteiten allerhande,…). Vroeger hadden we met het Ruelenspark (geopend in 1986) een soort dienstencentrum “avant la lettre”

43


2.1.6. De lichtste zorgprofielen langer thuis laten blijven Mede door de wachtlijsten moeten we proberen de lichtste zorgprofielen thuis te laten blijven, ondersteund door de thuiszorg, tenminste indien de bejaarden dat willen. Dit vraagt een grondige screening van het zorgprofiel van de betrokkenen en hun omgeving (hebben ze hulp in de buurt, zowel vrijwillige hulp of mantelzorg en/of professionele hulp). Mantelzorg thuis is één zaak. Maar veel aandacht gaat ook naar de ruim 260 vrijwilligers in onze instellingen, zonder wie wij geen dergelijk hoogstaande kwalitatieve dienstverlening zouden kunnen aanbieden tegen een nog net betaalbare prijs. Vrijwilligers zijn een zegen voor onze bewoners, omwille van de extra aandacht die ze schenken (bovenop de aandacht van het personeel en de familie) en omwille van het vele werk dat ze verrichten (cafetaria, bibliotheek, begeleiding bij ziekenhuisbezoeken,…) 2.1.7. Alternatieve woonvormen voor bejaarden Wij streven ook naar alternatieve woonvormen voor bejaarden, maar momenteel lukt dat niet zo goed als we zouden willen. De mentaliteit is er niet bij iedereen rijp voor en ook alternatief wonen vraagt veel financiële middelen. Daarom zal het OCMW in de toekomst vooral “faciliterend” kunnen werken, d.w.z. mensen bij mekaar brengen die in zo’n project willen stappen en hen zelf de investering laten doen. Ook wil het OCMW meehelpen aan de promotie van tijdelijke opvang van ouderen en zorgbehoevenden bij vrijwillige gastgezinnen. Het Vlaamse woonzorgdecreet omschrijft gastopvang als vrijwilligerszorg door een gezin of een persoon die in zijn eigen woning tijdelijke opvang biedt aan een zorgbehoevende. Deze opvangmogelijkheid, aangeboden sinds 2010 door de diensten voor gastopvang, is echter te weinig gekend. Een gastgezin is een gezin (of een alleenstaande) dat de motivatie, tijd en ruimte heeft om op regelmatige basis een oudere persoon of een hulpbehoevende volwassene op te vangen. Een gastgezin kan zo een mantelzorger de kans geven om de zorg te delen en even over te nemen. 2.1.8. Samen met andere partners Verder zit het OCMW ook samen met andere partners in een aantal projecten die ofwel al lopende zijn ofwel nog in de “ontwerpfase” zitten. Al lopende zijn bijvoorbeeld nachtopvang, oppasdienst/gezelschapsdienst, boodschappendienst en verwenzorg voor senioren. Nog in “ontwerpfase” is het OOT (Observatie- en oriëntatiecentrum Thuiszorg). Op dit OOT wordt teruggekomen in het hoofdstuk over de thuiszorg. Bovendien tracht het OCMW samen met de stad en de Koning Boudewijnstichting,

in het kader van “dementievriendelijke gemeente”, (beginnende) dementerenden (opnieuw) aan het maatschappelijk leven te laten deelnemen via o.a. cultuurparticipatie. Immers dementerenden trekken zich vaak terug omwille van hun verminderende capaciteiten en komen op de duur veel te weinig hun huis uit. OCMW Leuven heeft ook een project nachtzorg, samen met ongeveer 20 andere partners. Het residentieel luik (gaan slapen in een WZC is niet succesvol); het ambulante luik, zijnde iemand die bij ouderen gaat inslapen (vrijwilliger of beroepskracht) is wel succesvol, omdat de senior op die wijze niet hoeft op en neer te reizen en in de vertrouwde omgeving kan blijven. 2.1.9. Voorstellen ouderenzorg Voorstel: Er dient blijvend veel aandacht te gaan naar zorgvernieuwingsprojecten. De lopende projecten dienen geëvalueerd te worden en er dient duidelijk beslist welke worden verder gezet en welke niet. Het project “ Dementievriendelijke gemeente” biedt een grote meerwaarde en moet zeker in aanmerking genomen worden voor verderzetting, indien de evaluatie gunstig blijft. Inzake het OOT moet eindelijk een knoop worden doorgehakt. Voorstel: In 2015 moet de nieuwbouw van het woonzorgcentrum Ed Remy langs de Vesaliusstraat operationeel zijn. Voorstel: Indien het privaat initiatief de Leuvense nood aan woonzorgcentra voor senioren niet adekwaat invult, dient het OCMW zijn rol terzake op te nemen door de bouw van een bijkomend woonzorgcentrum. Voorstel: WZC’s, serviceflats en andere vormen van ouderzorg (ook de thuisdiensten; zie infra) moeten betaalbaar blijven. Voorstel: Er moet onderzocht worden welke de beste wijze is en welk het beste tijdstip om de tweepersoonskamers van Ed. Remy af te bouwen. Voorstel: Het 10de bed kortverblijf moet zo snel als de infrastructuur het toelaat operationeel worden.

45


Voorstel: De lokale dienstencentra moeten de kans krijgen hun activiteiten uit te breiden. Daartoe moeten ze elk minstens een half personeelslid bij krijgen.

2.2. Thuiszorg

Voorstel: De lokale dienstencentra moeten zo goed mogelijk samen werken met het verenigingsleven en met andere actoren die zich richten tot dezelfde doelgroep. Voorstel: Het OCMW zal faciliterend optreden bij het bij mekaar brengen van senioren die alternatieve woonvormen willen oprichten en wil meehelpen aan de promotie van tijdelijke opvang van ouderen en zorgbehoevenden in vrijwillige gastgezinnen. Voorstel: Het OCMW moet zijn bestaande “marktaandeel” behouden, consolideren en zijn aandacht toespitsen op de kwaliteit van zorg en infrastructuur, eerder dan aan expansie te denken. We zullen creatief moeten blijven zoeken naar oplossingen die inspelen op de toenemende vergrijzing. Deze vergrijzing kan immers niet louter residentieel (via instellingen) worden opgelost. “Gouverner, c’est prévoir”. “Besturen is vooruitzien” ! En zeker in het geval van de vergrijzing moet iedereen zich dat zeer goed realiseren.

Jules, 72 jaar, weduwenaar: “Ik ben blij dat ik nog in mijn eigen huis woon. Ik kan me nog redelijk goed behelpen, maar poetsen en koken doe ik niet. Ik heb het nooit gedaan, mijn echtgenote deed dat altijd zeer goed. Nu ze is overleden, moest ik dat eigenlijk allemaal nog leren. Maar daar ben ik toch te oud voor. Nu komt er wekelijks iemand langs van het OCMW. Ik help een beetje mee. Ik schil de aardappels en was de groentjes. Ook de boodschappen kan ik nog alleen doen. Ik hoop dat ik zo nog lang thuis zal kunnen blijven.”

47


2.2.1. Mensen zo lang mogelijk in eigen vertrouwde omgeving laten De achterliggende filosofie is dat mensen, indien ze dat wensen, zolang mogelijk in de eigen vertrouwde omgeving moeten kunnen blijven. Daarom moeten we hen, hun familie en/of mantelzorgers maximaal ondersteunen. Zo kan vermeden worden dat ze te vroeg en misschien tegen hun zin hun vertrouwde buurt moeten verlaten en naar een woonzorgcentrum moeten trekken. Vroeger verleende het OCMW enkel gezinszorg tijdens de normale kantooruren. Momenteel verlenen we ook gezinszorg in dringende situaties buiten de kantooruren: ’s morgens vroeg, ’s avonds laat, tijdens het weekend en op feestdagen…. Daarmee wordt ingespeeld op een stijgende nood bij de bevolking aan dienstverlening op die momenten. De thuiszorg van het OCMW komt in actie wanneer mensen door broosheid of ziekte niet langer hun leven georganiseerd krijgen zonder ondersteuning of bijkomende hulp. Dan kan men een beroep doen op gezinszorg, poetsdienst (met of zonder dienstencheques), maaltijden aan huis en de klusjesdienst. Deze dienstverlening is inkomensgerelateerd (behalve de dienstencheques), d.w.z. hoe welstellender men is, hoe meer men betaalt. De doelgroep van de thuiszorg bestaat niet uitsluitend uit senioren, maar wel hoofdzakelijk uit senioren, vandaar dat de thuiszorg binnen het bestek van deze publicatie kan behandeld worden onder de rubriek “ouderenzorg”. 2.2.2. Leuven heeft een zeer grote dienstverlening inzake thuiszorg Het OCMW Leuven presteerde in 2011 103.166 uren gezinszorg en 55.406 uren poetshulp. 49.972 maaltijden werden aan huis geleverd. De klusjesdienst hielp maandelijks gemiddeld 41 mensen verder. Iets meer dan de helft van de klussen betreft tuinwerk. In totaal helpt de thuiszorg jaarlijks toch ongeveer 1500 mensen verder, hoewel er natuurlijk dubbeltellingen inzitten bv. iemand die gezinszorg heeft en klussen laat uitvoeren; of iemand die poetsdienst heeft, maar ook maaltijden afneemt. Wat poetshulp betreft zijn er jaren geweest dat de poetsdienst van het OCMW meer uren presteerde. Het wordt echter voor het OCMW steeds moeilijker om geschikt personeel te vinden. De interimkantoren beamen dat het probleem niet ligt bij het vinden van personeel, wel bij het vinden van geschikt personeel. Ook de objectieve cijfers liegen er niet om: in 2011 kreeg de VDAB 2.500 vacatures binnen voor poetspersoneel. Bijna 700 daarvan waren aan het eind van het jaar nog niet ingevuld. Poetspersoneel blijft een knelpuntberoep in de Leuvense regio (Laatste Nieuws, 25-26 februari 2012).

Ofschoon het OCMW Leuven één van de grootste thuiszorgdiensten heeft van alle centrumsteden, zijn ook alle andere grote “private” thuisdiensten actief op het Leuvense grondgebied (Familiehulp, Landelijke Thuiszorg, Thuishulp van socialistische mutualiteit, Solidariteit voor het Gezin, …) Bovendien heeft de thuiszorg ook structurele samenwerkingsverbanden met een aantal organisaties: In-Z (=het voormalige ISIS vooral voor “oppashulp”), Wonen& Werken (“klusjesdienst”), Seniorama (“oppas- en gezelschapsdienst”). We besteden ook veel aandacht aan samenwerking met doorverwijzers en andere actoren. 2.2.3. Woonzorgdecreet Momenteel is de situatie in de thuiszorg nogal complex geworden door de goedkeuring op Vlaams niveau van het woonzorgdecreet. Naast gezinszorg is er nu ook voor de aanvullende thuiszorg (onze “reguliere” poetsdienst) een wettelijk kader, evenwel zonder bijkomende financiering. M.a.w. voor de uren gezinszorg die worden gepresteerd krijgt het OCMW subsidies; voor het aantal uren poetshulp niet. Voor de cliënt levert dienstverlening via erkende diensten het voordeel op dat de kosten in de toekomst in aanmerking komen voor de maximumfactuur in de thuiszorg. Dienstenchequebedrijven vallen buiten het woonzorgdecreet. Hoe het financieel plaatje van dienstencheques zal evolueren staat nog niet vast. De federale regering is daar volop mee bezig en daar kunnen bij elke budgetronde van de federale regering nog veranderingen in optreden (fiscale aftrekbaarheid, prijs per cheque,… ) Bijgevolg zal op termijn moeten overwogen worden of dienstencheques financieel haalbaar blijven voor onze cliënten, daar ze niet in de maximumfactuur van de thuiszorg worden opgenomen. 2.2.4. Projecten Het OCMW werkt ook mee aan het zorgvernieuwend project PIOT (Psychotherapeutische Interventies aan Ouderen en mantelzorgers in de Thuiszorg), verwenzorg, naadloze zorg (met als doel de opname van cliënten van de Thuiszorg in één van de WZC’s van het OCMW zo goed mogelijk voor te bereiden en de cliënt zo optimaal mogelijk te begeleiden), dementievriendelijke gemeente en “hygiënische zorg” (voor de kwetsbare groep cliënten wordt vanuit de WZC’s de kans geboden om gratis de badkamer van het WZC van het OCMW te gebruiken onder begeleiding van een beroepskracht). 2.2.5. Tevredenheidsmetingen Omdat we cliënttevredenheid hoog in ons vaandel dragen zijn er tevredenheidsmetingen bij de gebruikers van de thuiszorg, net zoals bij de bewoners

49


en familieleden van de WZC’s . Daaruit kunnen we leren waar er nog moet bijgestuurd worden. Los van alle tevredenheidsmetingen kennen we natuurlijk het grootste probleem, dat meteen ook de grootste uitdaging vormt voor de thuiszorg: door ziekteverzuim vallen een heel pak uren aan dienstverlening weg bij cliënten, vaak op het laatste nippertje, zodat er niet meer altijd in vervanging kan voorzien worden. De zekerheid dat men dienstverlening gaat krijgen, wordt op die manier bij cliënten soms aan het wankelen gebracht. Het is die zekerheid die we moeten garanderen. Nochtans doen onze medewerkers er alles aan om in geval van een “niet-dienstverlening wegens ziekte” een alternatief voor te stellen, dat echter regelmatig wordt afgewezen door de cliënt. Hier mag dan ook een iets grotere flexibiliteit gevraagd worden aan sommige cliënten. Daarom zullen op termijn “vliegende ploegen” georganiseerd worden die daar inspringen waar dienstverlening weg valt. In het verleden is al eens geëxperimenteerd met dergelijke ploegen, maar in een minimum van tijd hadden de betrokken personeelsleden “vaste” cliënten en was er geen sprake meer van een “vliegende ploeg”. Eénmaal we zullen beschikken over een goed planningssysteem (software) kan op een stevige basis gestart worden met dit systeem van “vliegende ploegen”. Ook worden er in de woonplaats van de cliënt van de thuiszorg checklisten bijgehouden. Deze vormen min of meer het “zorgdossier” van de cliënt. Het laat toe aan een vervangend personeelslid om in enkele oogopslagen te zien wat er allemaal moet gebeuren bij die cliënt en wat er al allemaal gebeurd is tijdens de vorige dienstverleningsbeurten. Deze checklisten zijn bovendien een hele stap vooruit, zowel voor de cliënt, als voor de zelfevaluatie van het personeelslid van de Thuiszorg, als voor de controle door de leidinggevende en de cliënt (of familie van cliënt). 2.2.6. Oriëntatie- en observatiecentrum thuiszorg (OOT) De instellingen en de thuiszorg trachten samen met andere partners zoals UZ-Leuven en CM een “oriëntatie- en observatiecentrum thuiszorg” (OOT) op te richten waar de “bedblockers” uit de ziekenhuizen kunnen opgevangen worden en toegeleid naar een ”nieuwe fase” in hun leven. In dit OOT kan men tijdens een verblijf van beperkte duur zijn verdere toekomst uitstippelen en organiseren (terug naar huis gaan ondersteund door thuiszorg, naar een WZC gaan,…). Dit project loopt wat vast op een gebrek aan middelen en op de verdeling van de middelen die ingezet moeten worden over de partners. 2.2.7. Voorstellen inzake thuiszorg Voorstel: Het bestaande aanbod moet minstens gehandhaafd worden en indien moge-

lijk uitgebreid worden, mits het geschikt personeel kan gevonden worden. Voorstel: Het systeem van onregelmatige prestaties moet permanent geëvalueerd worden en indien nodig verder uitgebouwd. Voorstel: Er zullen enkele vliegende ploegen gemaakt worden binnen de thuiszorg. Voorstel: De lopende projecten dienen geëvalueerd te worden en er dient duidelijk beslist welke worden verder gezet en welke niet. Voorstel: Inzake het OOT moet eindelijk een knoop worden doorgehakt. Zonder extra middelen of externe financiering is de realisatie van dit project met inbreng van het OCMW wellicht niet mogelijk. Voorstel: Een zeer belangrijk aandachtspunt van de thuiszorg is een nog betere samenwerking met de lokale dienstencentra. 2.2.8. Seniorenbeleidsplan en seniorenraad In het kader van de uitwerking van het seniorenbeleidsplan is er een grondige participatie geweest van de seniorenraad. Vanuit de seniorenraad wordt gevraagd om terug sleutelfiguren in het leven te roepen (kan ingevuld worden door wijkinspecteurs, seniorenagent, wijkbureau’s, buurtwerkingen, lokale dienstencentra,… in plaats van vroeger de melkboer, bakker, postbode). De seniorenraad signaleert o.a. ook de hoge huurprijzen, de eerder figuurlijke “verdrukking” van senioren door studenten, het belang van woningaanpassingen, het tekort aan assistentiewoningen, te lange wachtlijsten voor sociale woningen, het ontbreken van alternatieve woonvormen, onvoldoende goede en betaalbare sportaccomodaties, het belang van een goed gestructureerd en medegedeeld cultureel aanbod, vrijetijdsactiviteiten zowel gericht op de doelgroep senioren als op gemengde activiteiten, het gebrek aan verenigingsvriendelijke lokalen, tijdige en duidelijke informatie over het vrijetijdsaanbod, nood aan een betere bekendmaking van de thuiszorg, de vervoersproblematiek, de verhoogde drempel naar de éénloketfunctie van de dienst welzijn in het stadskantoor, meer betrokkenheid van de senioren en de seniorenraad bij het ontwerpen en nemen van initiatieven,... De seniorenraad vraagt verder speciale aandacht voor de groep van de niet-georganiseerde senioren en de allochtone senioren.

51


De meeste van deze punten zijn ook nog eens hernomen in het “Memorandum voor het toekomstig stedelijk seniorenbeleid” van de Seniorenraad. Voorstel: Deze bekommernissen dienen zeker meegenomen te worden en in de mate van het mogelijke dient eraan geremedieerd te worden in een prioriteitsorde en fasering, die we in het begin van de volgende legislatuur zullen vaststellen, in samenspraak met de seniorenraad. 2.2.9. Tewerkstelling in zorgsector in stijgende lijn De zorgsector in Leuven is goed voor heel wat jobs. Bij een toenemende vergrijzing zal er nog extra tewerkstelling gecreëerd worden in deze sector. Een doorsnee WZC van 90 bedden (60 RVT en 30 ROB) is goed voor een tewerkstelling van 35 voltijdse personeelsleden verpleging en verzorging. Daarbij komt dan nog de ergo, de kiné en de animatie, de schoonmaak en de administratie. Ook diensten zoals het Wit-Gele Kruis en de private thuisdiensten zullen wellicht hun effectieven moeten uitbreiden om de hoofd te kunnen bieden aan de groeiende vraag. En last but not least hebben we twee ziekenhuizen op het Leuvens grondgebied, waarvan er één ruim 8.000 personeelsleden telt. Voorstel: Het oriënteren door het team tewerkstelling van mensen met een medische achtergrond, maar een niet-erkend diploma, naar de medische sector, desnoods in een lagere medische functie dan hun niet-erkend diploma voorziet. Ook zullen meer mensen tewerk gesteld kunnen worden in logistieke functies van woonzorgcentra. Ook hiervoor moet de gepaste toeleiding voorzien worden.

“Gustaaf, 79 jaar, weduwenaar: Nadat mijn vrouw gestorven is, liep ik thuis de muren op. Tot in in de streekkrant iets gelezen had over activiteiten in een dienstencentrum in Ruelenspark. Niet zo heel ver van mij. Toch heeft het nog even geduurd voor ik er heen durfde gaan. Het was onze wijkagent die er tegen mij over begon. Hij kende dat dienstencentrum en was er vol lof over. Dus ben ik toch maar eens gaan kijken. En nu ga ik wekelijks één of twee keer. Niet alle activiteiten kunnen me boeien. Bloemschikken en breien is niet echt iets voor mij. Maar als het streekbieren proeven is of een nieuwe computerles dan zit ik op de eerst rij.”

53


3.VEREENZAMING 3.1.Eenzaamheid en vereenzaming krachtig bestrijden 3.1.1. De deken van een “warme samenleving” aan eenzamen aanbieden Steeds meer mensen vereenzamen in onze samenleving, zowel jongeren als ouderen. Maar zeker voor sommige ouderen is de strijd tegen de eenzaamheid een dagelijks gevecht. De redenen van vereenzaming zijn velerlei: fragmentatie van gezinnen, het wegvallen van de partner, de anonimiteit van de centrumstad, het gebrek aan sociaal weefsel bij betrokkene, armoede (wat de mensen weg houdt van het verenigingsleven), medische redenen (het zich langzaam terugtrekken bv. wegens dementie, het zich niet opnieuw durven vertonen na een depressie etc.). Samen met de vele verenigingen die Leuven rijk is, moeten we de deken van een “warme samenleving” aan eenzamen aanbieden. Ze dienen nog intenser actief opgespoord via het netwerk van gemeenschapswachten, maatschappelijk werkers van het OCMW (o.a. via de projecten ouderenzorg en actieve seniorendetectie), de wijkpolitie, tips uit de buurt…Daarna dient hen een aanbod op maat gedaan te worden: verenigingen, buurtcentra/wijkbureau’s, lokale dienstencentra, hulpverlening van thuiszorg,….Speciale projecten zijn ook geen overbodige luxe en vergroten het aanbod op maat. De Thuiszorg van het OCMW Leuven heeft een project ouderenbegeleiding, dat als doel heeft kansarme en vereenzaamde bejaarden, die geen andere vorm van thuiszorg krijgen en vaak weigerachtig staan ten opzichte van zorg, in hun eigen leefwereld op een zeer laagdrempelige wijze te begeleiden. Verder wordt vanuit het OCMW ook een project “actieve cliëntendetectie” opgestart, waarbij een begeleidende hand wordt gegeven aan senioren die zich bevinden op een belangrijk scharniermoment in hun leven (bv. na overlijden partner,…). En vanuit de lokale dienstencentra wordt het project “stertelefoon” uitgevoerd (wie dat wil, wordt opgebeld). Elke Leuvense vereniging en instelling dient voor zichzelf kritisch te bekijken waar er nog drempels kunnen weggenomen worden om mensen aan te trekken. Een warm onthaal is een eerste voorwaarde wil men een eenzame nog een tweede keer terugzien. Vaak gaan eenzame mensen toch ergens naartoe, maar voelen ze zich reeds na de eerste keer verloren, waardoor het bij één keer blijft. Een duurzame sociale verankering van vereenzaamde mensen vraagt een serieuze investering van vrijwilligers en beroepskrachten. In het kader van de bestrijding van de vereenzaming spelen mantelzorgers

een cruciale rol. Een blijk van waardering van de overheid ten aanzien van deze mantelzorgers zou zeer welkom zijn. Deze waardering kan de rol aannemen van een mantelzorgpremie, maar er zijn ongetwijfeld nog heel wat andere mogelijkheden… Een mantelzorgpremie is trouwens maar één maatregel in een gans ondersteuningsaanbod. Ook de mogelijkheden tot mobiliteit zijn cruciaal in de strijd tegen de vereenzaming. De diensten aangepast vervoer, de mindermobielencentrale, het stadsbusje vergroten de mobiliteit. Maar een grote verantwoordelijkheid voor de mobiliteit ligt bij de openbare vervoersmaatschappij “De Lijn”. De stad moet op dit vlak zijn verzuchtingen zeer duidelijk maken aan “De Lijn” en rentabiliteit van een bepaald traject mag niet het enige criterium zijn. Er moeten ook sociale criteria gehanteerd worden bij het inleggen van bussen op bepaalde trajecten. 3.1.2. Voorstellen in strijd tegen vereenzaming Voorstel: Er moet onderzocht worden of, hoe en in welke mate het project “ouderenzorg” en het project “actieve cliëntendetectie” in de toekomst samen kunnen werken met elkaar en met andere partners. Voorstel: Er wordt veel verwacht van het project “actieve seniorendetectie”. Dit project moet op scharniermomenten in het leven van de senior tot onmiddellijke actie aanleiding geven. Voorstel: Samen met de vele verenigingen die Leuven rijk is, dienen we eenzame mensen nog intenser actief op te sporen via gemeenschapswachten, maatschappelijk werkers van het OCMW (o.a. via de projecten ouderenzorg en actieve seniorendetectie), de wijkpolitie, tips uit de buurt… Voorstel: Na identificatie dient aan vereenzaamde mensen een aanbod op maat gedaan te worden: verenigingen, buurtcentra/wijkbureau’s, lokale dienstencentra, hulpverlening van thuiszorg,…. Voorstel: Elke vereniging en instelling dient voor zichzelf kritisch te bekijken waar er nog drempels kunnen weggenomen worden om mensen aan te trekken.

55


Voorstel: Invoeren van een (aanvankelijk) beperkte mantelzorgpremie, gekoppeld aan een inkomensgrens bij diegene die mantelzorg ontvangt, teneinde de premie betaalbaar te houden (aangezien de relatieve onbetaalbaarheid momenteel als argument wordt aangehaald om de premie niet in te voeren).

3.2. Onlustgevoelens aanpakken: wanneer problemen uitzichtloos lijken te worden

Voorstel: Een passende mobiliteit voor iedereen. De stad kan eisen stellen aan “De Lijn”. Ze moet zich daarbij o.m. laten leiden door de strijd tegen de vereenzaming en de participatie aan het maatschappelijk leven van iedereen. En zeker van diegenen die door broosheid of sociale omstandigheden in hun participatie “geremd” zijn.

Lien, 18 jaar, studente aan universiteit, in dagtherapie in psychiatrische instelling: “Mijn studie heb ik momenteel stopgezet. Recht op een ziekteuitkering heb ik niet als student. Gelukkig krijg ik een leefloon. Mijn maatschappelijk werkster bij het OCMW begrijpt dat ik tijd nodig heb om te werken aan mijn persoonlijke problemen. Ze zetten me niet onder druk om zo snel mogelijk terug te studeren.”

57


3.2.1. Situatie Door de “ratrace” in onze maatschappij wordt de druk op heel wat mensen zeer hoog. De dure woningen zetten aan tot gezinnen met tweeverdieners; de economische crisis doet bij mensen de vrees toenemen op ontslag met alle bijkomende stress van dien…. Mensen moeten de perfecte werknemer zijn, daarnaast nog de perfecte moeder/vader, de perfecte echtgenoot (zoals hij eruit ziet in de bioscoop)…Maatschappelijk succes wordt de absolute graadmeter of je een “winner” of “loser” bent. Kinderen moeten vaak boven hun kunnen presteren onder druk van de ouders. Andere mensen bezwijken dan weer onder de druk van de “leegte van hun bestaan” (geen werk, vereenzaming,…). Nog anderen zien geen uitweg meer voor hun armoede of schuldenlast. Anderen gaan kapot aan “middelengebruik” (drugs, alcohol en andere genotsmiddelen), aan jeugdtrauma’s, aan de gevolgen van sexueel misbruik,…. Wij zien een significante stijging van psychiatrische patiënten onder onze cliënten van de thuiszorg. En daarbij gaat het zeker niet alleen om ouderen, maar er zitten ook heel wat relatief jonge mensen bij. De hoge druk of leegte van het bestaan verstikt heel wat mensen. De gevolgen wegen zwaar door: van depressies, burn-outs, echtscheidingen, een passage in de psychiatrie….tot zelfmoord en gezinsdrama’s toe. Ons land zit in vergelijking met de andere Europese landen zeer hoog inzake zelfmoorden: 2.000 doden per jaar. Nog eens 25.000 mensen pogen een einde te maken aan hun leven, dat zijn 68 pogingen per dag of drie per uur. Een warmere samenleving, met meer solidariteit en medeleven, met meer aandacht voor de anderen zou al heel wat oplossen. Ook artsen en zorgorganisaties spelen een belangrijke rol in het ontdekken van symptomen en in het doorverwijzen naar gespecialiseerde hulp. Ook het stigmatiserende effect van een psycholoog- of psychiaterbezoek moet verdwijnen. Er zijn in Leuven heel wat organisaties die zich bezig houden met geestelijke gezondheid. Stad en OCMW moeten dit aanbod nog veel ruimer bekend maken in samenwerking met andere partners. Ook dienen campagnes opgezet om het stigmatiserende karakter van een psycholoog- of psychiaterbezoek weg te werken. Ook werkgevers zullen soepeler moeten omgaan met mensen “die een gat in hun curriculum vitae” vertonen, wegens een tijdje “out”. Iedereen verdient een tweede kans. Natuurlijk weten we dat bepaalde broze en door het leven gekwetste mensen nooit meer echt gaan kunnen werken in economische sectoren waar de rentabiliteit voorop staat. Maar ook voor hen zijn er mogelijkheden voor een zinvolle tijdsbesteding via arbeidszorg en vrijwilligerswerk, via de sociale economie,…. De dood (zelfmoord) kan en mag nooit de enige oplossing zijn ! Er moet nog preventiever worden gewerkt en de mensen moeten terug op de weg van het leven worden gezet, via gespecialiseerde hulp, via een betere sociale verankering of via een combinatie van beide. Ook de scholen hebben hier een belangrijke rol te

spelen. Kinderen moeten maximaal opgevoed worden tot weerbare mensen, die tegenslag in een juist perspectief kunnen plaatsen. De steun aan zelfhulpgroepen van “risicopersonen” en nabestaanden van slachtoffers van wanhoopsdaden dient opgevoerd (kan het niet financieel, dan kan het wellicht wel logistiek). 3.2.2. Voorstellen voor een beter geestelijk evenwicht en een betere geestelijke gezondheidszorg Voorstel: De maatschappelijk werker van het OCMW heeft hier een signaalfunctie en moet in het kader van een gedeeld beroepsgeheim bepaalde zaken kunnen signaleren aan de huisarts. Voorstel: Er zijn in Leuven heel wat organisaties die zich bezig houden met de geestelijke gezondheid van de mensen. Stad en OCMW moeten dit aanbod nog veel ruimer bekend maken in samenwerking met andere partners.

59


4. VERNIEUWEN EN VERBOUWEN

4.2. Voorstellen inzake modernisering infrastructuur

4.1. Modernisering infrastructuur

Voorstel: Het onderhouds- en renovatieprogramma voor alle OCMW-gebouwen wordt permanent up-to-date gehouden en zorgvuldig uitgevoerd, zodat de levensduur van alle gebouwen en hun energiezuinigheid gemaximaliseerd kan worden.

Inzake infrastructuur werd de twee jongste legislaturen een grondige inhaaloperatie gedaan. Als nu de nieuwbouw van Ed. Remy en de publiek-private samenwerking (PPS) in Wijgmaal (woonzorgcentrum van 120 bedden) in de volgende legislatuur nog in gebruik kunnen genomen worden, dan kan de infrastructuur van het OCMW er weer voor de volgende legislaturen tegen. De bouwvergunning voor de vervangingsnieuwbouw voor Ed. Remy (met ook voldoende ruimte voor de huisvesting van de thuiszorg) is binnen en dit jaar nog zal er aan deze nieuwbouw begonnen worden (weliswaar door eerst de blok C af te breken, die daar reeds sinds 1964 staat). In de laatste tien jaar werd bijna de ganse OCMW-infrastructuur vernieuwd of gemoderniseerd, en werden plannen ontwikkeld om tijdens de volgende legislatuur de moderniseringsoperatie te vervolledigen (blok A Remy en PPS Wijgmaal). Nieuwe infrastructuur is ook een kwestie van respect: respect voor de bewoners/gebruikers/cliënten en respect voor het personeel. In de oude gebouwen was/is de dienstverlening ook zeer goed, maar nieuwe gebouwen vergemakkelijken nu éénmaal de dienstverlening en geven de mensen meestal ook een beter gevoel. We kregen 2 spiksplinternieuwe woonzorgcentra bij: Ter Vlierbeke en Ter Putkapelle. Op beide plaatsen samen kwamen er ook 52 serviceflats bij en 2 lokale dienstencentra. Verder werd de integrale sociale dienst vernieuwd. En de eerder afgeleefde doorgangswoningen werden verkocht (Vlamingenstraat, Karmelietenberg), gerenoveerd (Diestsesteenweg) of vervangen door nieuwe noodwoningen (“De Kade” en binnenkort wellicht nog een tweede huis in de Vesaliusstraat). Ook de Centrale Keuken werd grondig gerenoveerd en de Facilitaire Dienst verhuisde naar een gloednieuw gebouw in Haasrode dat beter voldoet aan de eigentijdse noden en dat bovendien qua mobiliteit en leveringen zeer strategisch gelegen is. Ook het Booghuys (vroegere PGC in de Vlamingenstraat) kreeg een fikse renovatiebeurt. Net als het Ruelenspark, dat onlangs zijn 25ste verjaardag vierde. De modernisering van de infrastructuur ging ook hand in hand met de investeringen in informatica. De informaticadienst werd versterkt met 2 extra personeelsleden en de informatica neemt een steeds grotere plaats in als ondersteuning van de dienstverlening. Werkorders, financiële informatie, tijdsregistratie,…. worden allemaal een stuk gemakkelijker door de informatica. En de kers op de taart wordt het elektronisch zorgdossier voor de bewoners van de woonzorgcentra.

Voorstel: Volgende legislatuur zullen we een gloednieuw WZC hebben in de Vesaliusstraat (ter vervanging van blok A-Ed Remy) en normalerwijze een nieuw WZC in Wijgmaal, uitgebaat door een private partner.

61


5. VERDUURZAMEN Duurzaamheid is een zeer ruim begrip. Het gaat niet alleen over milieu, energie, water, voedsel, materialen, mobiliteit, toegankelijkheid, aanpasbaarheid, gezondheid…Maar binnen het bestek van deze publicatie spitsen we ons toe op mobiliteit, aankoopbeleid, infrastructuur en “Leuven klimaatneutraal”. En in een volgend punt komt toegankelijkheid apart aan bod.

5.1. Een “slimme” mobiliteit

Dagelijks zijn er zo’n 200-tal medewerkers onder weg naar cliënten en met cliënten. Mobiliteit is dus belangrijk in de thuiszorg. Daarom dienden we in samenwerking met Wonen & Werken en Spit een dossier in bij het “Pendelfonds”. De thuiszorg heeft via deze weg een subsidie gekregen van ongeveer 59.000 EUR. Een deel van dat geld is gebruikt voor de aanstelling van een mobiliteitsambtenaar die de mobiliteit van de werknemers onder de loep zal nemen. De rest dient voor de aankoop van elektrische fietsen e.d. (evtl. enkele elektrische scooters). In 2011 gingen we met een externe deskundige inzake mobiliteit in zee. Na de analyse, zal er een mobiliteitsplan worden opgemaakt en uitgevoerd. Om de deskundigheid in de organisatie op te drijven zullen ook interne mobiliteitscoördinatoren worden opgeleid. Voorstel: De personeelsleden van de thuiszorg zullen zich op termijn zo milieu-vriendelijk mogelijk verplaatsen en deze attitude zal uitgebreid worden naar alle OCMW-diensten. Voorstel: Interne mobiliteitscoördinatoren zullen worden opgeleid.

Reinhilde, 48 jaar, poetsvrouw OCMW Leuven: “Mijn fiets is mijn vrijheid. Weer of wind, niets houdt me tegen. De fiets is het middel bij uitstek om me in Leuven te verplaatsten. Met de auto is het niet meer te doen. Laat die nieuwe fietsen dus maar snel komen!”

5.2. Aankoopbeleid/infrastructuur/milieu verduurzamen 5.2.1. Aankoopbeleid In elk aankoopdossier en bij elke investering wordt grondig naar de milieuimpact gekeken. Milieu- en sociale criteria worden hoog in het vaandel gedragen door de aankoopdienst (bijvoorbeeld bij aankopen meubilair, papier, dienstkledij, bureaumachines, onderhoudsproducten, wagens, wasmachines, e.d.) We kopen samen met de stad 100% groene stroom aan. Het OCMW koopt zoveel als mogelijk duurzaam materiaal aan, met dien verstande dat er vaak een gulden middenweg wordt gezocht tussen prijs en duurzaamheidsimpact. 5.2.2. Welzijnsbureau Fonteinstraat De zeer grote aandacht voor de milieu-impact wordt natuurlijk het meest zichtbaar bij onze investeringen, met als kroon op het werk: ons passief kantoorgebouw in de Fonteinstraat. Dit welzijnsbureau (WZB) was bij de opening het enige passiefkantoor binnen de Leuvense ring en laat ons toe om enorme besparingen te doen inzake energieverbruik. Er dient slechts 1/5 van de energie-inspanning geleverd te worden in vergelijking met een gewoon kantoorgebouw met dezelfde karakteristieken. De belangrijkste kenmerken van dit concept zijn de zeer verregaande isolatie

63


van dak, vloeren en muren en het zeer luchtdicht bouwen, met als resultaat een zeer energiezuinig gebouw. Daarnaast is er gekozen voor een massiefpassief gebouw waarbij de wanden en vloeren zo zwaar en robuust zijn dat ze temperatuurschommelingen temperen, wat de energievraag nog verlaagt. Het is eigenlijk een soort “bunker”. Ook de ramen zijn drielagig. Bovendien worden ook technieken toegepast die de energie die toch nog nodig is voor de werking van het gebouw tot een absoluut minimum terugbrengen. De verwarming en koeling zal uit de grond onder het gebouw via de energiepalen en met de hulp van een warmtepomp in het gebouw verdeeld worden. Het regenwater wordt in het gebouw hergebruikt (spoeling toiletten). Uit de ventilatielucht wordt bijna alle energie teruggewonnen. 5.2.3. Waarom “passief bouwen”? Waarom “passief bouwen”?: “omdat we de aarde in bruikleen hebben van onze kinderen” en we onze planeet in een goede staat moeten afleveren aan de volgende generatie. We krijgen alleszins al navolging van de stad die een schoolgebouw zal optrekken in een soort passiefbouw. Bovendien willen we onze voorbeeldfunctie ter zake invullen. Het OCMW Leuven heeft reeds een serieuze traditie inzake milieuvriendelijkheid: verwerking keukenafval via een biogasinstallatie, moderne en energiezuinige gebouwen, veel nieuwe gebouwen met een zeer laag K (isolatie)-peil en E(energetisch)-peil, vervanging actieve koeling door zonnewering en “freecooling”, groene daken, recuperatie regenwater, verruiming gebruik van spaarlampen, vernieuwing stookplaatsen met hoog rendement condenserende gasketels (minder verbruik, lagere CO2 uitstoot), 100% groene stroom, meer ecologische wagens (meer rekening met ecologische score wagens), werken met energiesnoeiers en energiescans, promoten ecologisch vriendelijk vervoer bij werknemers (fietsvergoeding- dienstfietsen),…

Ofschoon het OCMW geen eigen milieudienst of milieudeskundige in dienst heeft, hebben we de voorbije tien jaar getoond, en tonen we steeds meer, dat we genoeg expertise in huis hebben of extern kunnen aantrekken om in zeer concrete projecten de nodige milieu-ingrepen te kunnen doen. Het schrijven van het klimaatplan om te komen tot “Leuven klimaatneutraal in 2030” en het maken van de nulmeting die vereist is, zijn taken voor de stad. 5.2.6. Voorstellen voor verduurzaming Voorstel: Het OCMW kiest er voor om radicaal verder te gaan op de ingeslagen weg van de energiezuinigheid en de milieuvriendelijkheid, in de mate dat de financiële situatie dit toelaat (een WZC in volledige passiefbouw is in de huidige omstandigheden financieel nog niet haalbaar voor het OCMW). Voorstel: Alle toekomstige investeringen zullen, waar het nog kan, maximaal bekeken worden in het perspectief van “Leuven klimaatneutraal in 2030”. Elke investering zal aan strenge isolatienormen moeten voldoen en/of over voldoende milieuvriendelijke technieken beschikken. Voorstel: Het aankoopbeleid van het OCMW, dat in de toekomst op een aantal vlakken waarschijnlijk samen met de stad zal verlopen, dient te voldoen aan strenge milieu- en sociale normen (cfr Conventies Internationale Arbeidsorganisatie).

5.2.4. Woonzorgcentrum Ter Putkapelle Een ander prachtig voorbeeld is het woonzorgcentrum Ter Putkapelle, dat zorgt voor bijna 50% van zijn eigen elektriciteitsproductie, vooral door de combinatie van een warmtekrachtkoppeling en 237 fotovoltaïsche zonnepanelen op het dak. 5.2.5. Leuven klimaatneutraal in 2030 Het OCMW Leuven staat overigens volledig achter de doelstelling “Leuven klimaatneutraal in 2030”. En persoonlijk heb ik deel genomen aan de campagne “Leuven Overmorgen”, die door de stad werd georganiseerd rond wonen, mobiliteit en voedsel. Zelfs al lijkt het bijzonder moeilijk om de doelstelling “Leuven klimaatneutraal” te halen tegen 2030, toch moeten we er alles op inzetten om ze te halen. Elk stapje dichter bij het doel is een stapje gewonnen !

65


6.VERTOEGANKELIJKEN VAN LEUVEN 6.1. Toegankelijkheidsscan In het OCMW wordt er ook heel veel belang gehecht aan toegankelijkheid, zowel de fysieke toegankelijkheid voor de gebruikers/cliënten als de inhoudelijke toegankelijkheid van alle informatie. Wat fysieke toegankelijkheid betreft, wordt er bij elke nieuwbouw het advies gevraagd van het Toegankelijkheidsbureau en/of van de Toegankelijkheidsraad. In 2012 zal trouwens een volledige toegankelijkheidsscan worden doorgevoerd die alle barrières van niet-toegankelijkheid, fysieke en intellectuele, in bepaalde dienstverleningen van het OCMW (onthaal, welzijnsbureaus, lokale dienstencentra,thuiszorg,…) moet aanduiden, zodat ze kunnen weggewerkt worden. Wij willen een toegankelijke en efficiënte dienstverlening, een dienstverlening ‘met de 7 B’s: bekend, begrijpbaar, betaalbaar, bruikbaar, beschikbaar, betrouwbaar en bereikbaar. De stad en CAW-Regio Leuven zullen voor bepaalde vormen van hun dienstverlening hetzelfde doen. In het verleden is er ook al heel veel aandacht gegaan naar het vereenvoudigen van documenten en in het bijzonder van de taal in de OCMW-documenten.

6.2. Een inclusief beleid Het OCMW staat 200% achter een inclusief beleid. Alle uitsluitingsmechanismen moeten maximaal uitgeschakeld worden en zo is onvoldoende toegankelijkheid er ook één. Onze diensten maken ook vaak gebruik van de mindermobielencentrale, het stadsbusje en van de voertuigen van de Dienst Aangepast Vervoer om opportuniteiten te creëren voor de bewoners van onze woonzorgcentra (bezoek supermarkt, bezoek voetbalmatchen OHL,…) . Bovendien hebben we ook een raamcontract met een private busfirma, die ook een rolstoellift heeft.

mensen met een functiebeperking toe. Toen ik pas voorzitter was, zaten er twee mensen met een functiebeperking in het managementteam van het OCMW. Vandaag nog één, omdat de tweede naar een ander bestuur is gegaan. Maar we zullen ook proberen om de wettelijk voorziene mogelijkheid om bepaalde functies voor te behouden aan personen met een functiebeperking, ondanks alle technische moeilijkheden die dat geeft in het OCMW, te benutten. Wel moet gezegd worden dat het OCMW alles doet om mensen met een functiebeperking te laten participeren aan de doorsnee examens door hen bepaalde hulpmiddelen ter beschikking te stellen (bv. beeldschermvergroter,…).

6.5. Voorstellen inzake “vertoegankelijking” Voorstel: Het OCMW zal samen met de rechtstreeks betrokkenen, de stad en andere actoren werken aan strategieën om de toegankelijkheid te promoten en te doen toenemen. Daarbij zal ook een belangrijke focus komen te liggen op de inrichting van het openbaar domein, op de mobiliteit, op de arbeidsmarkt en de huizenmarkt. Ontoegankelijkheid moet een begrip worden dat stilaan onbestaande wordt. Voorstel: Uit de resultaten van de toegankelijkheidsscan zullen de passende conclusies getrokken worden. Deze resultaten zullen aanzetten tot actie waar nodig. Voorstel: Meer personeel trachten aan te werven met een functiebeperking.

6.3. Een functiebeperking mag het leven niet onnodig bemoeilijken Alles wat binnen de OCMW-bevoegdheden valt, trachten wij optimaal te laten verlopen. Natuurlijk is er op het openbaar domein nog veel werk, evenals bij de openbare vervoersdiensten zoals De Lijn en de NMBS. Als OCMW zullen we steeds de kant kiezen van de persoon met een functiebeperking. Immers een functiebeperking mag het leven niet onnodig bemoeilijken. Het doet dat soms vanzelf al voldoende voor de betrokkene.

6.4. Personeelsleden met een functiebeperking Op het vlak van het personeelsbeleid blijft het OCMW nog wat in gebreke naar

67


7. VERANTWOORDELIJK BESTUUR 7.1. Gul met zorg, zuinig met geld De financiering van het OCMW gebeurt hoofdzakelijk via 3 kanalen: subsidies van de hogere overheid (bv. RIZIV-forfait per ligdag in de woonzorgcentra, tussenkomst van de Programmatorische Overheidsdienst (POD) Maatschappelijke Integratie in de werking van de sociale dienst), bijdragen van bewoners/ gebruikers van onze instellingen en diensten, en de stedelijke bijdrage die eigenlijk een soort sluitpost is. De stad financieert het OCMW voor ongeveer een vierde van zijn uitgaven. Zij past het “tekort” van het OCMW bij, of de stad “komt tussen in de sociale factuur van de dienstverlening door het OCMW aan de Leuvenaars”. In de praktijk komt het er op neer dat er aan het begin van elke legislatuur afspraken worden gemaakt over het bedrag van de stedelijke bijdrage, hetwelk niet mag overschreden worden door het OCMW. Tot nog toe heeft het OCMW dit bedrag nog nooit overschreden, integendeel. Elk jaar hebben we nog een stuk van de stedelijke bijdrage ongebruikt gelaten en teruggegeven aan de stad. Waarom ? Omdat we steeds het financieel plaatje op lange termijn hebben bekeken. Als we dat “stuk stedelijke bijdrage” ook zouden steken in projecten allerhande (waar we trouwens het personeel niet voor hebben) dan zouden we in de toekomst in de financiële problemen komen. Het OCMW Leuven draait, ook los van deze langetermijnvisie, bovendien elke euro driemaal om alvorens hem uit te geven. En dit zonder aan de kwaliteit van de dienstverlening afbreuk te doen. Uw belastingsgeld wordt dan ook goed besteed in alle zinnen van het woord. 7.1.1. Geld volledig investeren in kernactiviteiten: ouderenzorg, thuiszorg en sociale dienst Het OCMW heeft ook besloten om zijn geld volledig te investeren in de kernactiviteiten van het OCMW: ouderenzorg, thuiszorg en sociale dienst. “Eerder slapende activa” (landbouwgronden, bossen en verkavelingen) worden verkocht. Inzake landbouwgronden werden reeds bijna 400 ha verkocht. Ook werden er 147 ha bos verkocht aan het Agentschap voor Natuur en Bos. Naast landbouwgronden en bossen heeft het OCMW Leuven ook enkele verkavelingen en woningen/appartementsblokken verkocht. Sinds 2003 werd aldus voor ongeveer 33 mio EUR aan patrimonium verkocht. De opbrengst van deze verkopen wordt geïnvesteerd in nieuw patrimonium dat dient voor de kerntaken van het OCMW (woonzorgcentra,…). Op deze manier vermijden we het aangaan van leningen en dus van intrestlasten die ons exploitatiebudget te zwaar zouden belasten. Deze legislatuur zullen we, naast

de ”landbouwgrondenoperatie” proberen nog de verkoop van enkele verkavelingen voor te bereiden. En in de volgende legislatuur kan er eventueel gedacht worden aan de verkoop van het tweede deel van het Klein Begijnhof. Een eerste deel werd al eerder verkocht. 7.1.2. Budget en stedelijke bijdrage Het budget van het OCMW bedraagt momenteel bijna 65 mio EUR. Grosso modo kreeg het OCMW over de afgelopen legislatuur een stedelijke bijdrage die rond de 13,5 à 14,5 mio EUR schommelde. In 2004 was het zelfs maar 12 mio EUR. Als men de inflatie mee in rekening neemt, is de reële stadstoelage (rekening !) aan het OCMW de laatste 8 jaar niet meer gestegen, ondanks het feit dat het OCMW een zeer arbeidsintensief bedrijf is (ongeveer 61% van de kosten zijn personeelskosten), er regelmatig indexsprongen zijn en er bedragen moeten worden gereserveerd voor de tweede pensioenpijler. En dit terwijl de dienstverlening steeg! Dit is een gevolg van allerlei rationaliseringsmaatregelen en van nog efficiënter werken/aankopen e.d. We zijn het personeel dankbaar dat ze steeds meegegaan zijn in deze rationaliseringstendens. Ook de stad was zeer tevreden over de beredeneerde zuinigheid van het OCMW. Dat is herhaaldelijk gezegd door vertegenwoordigers van het college van burgemeester en schepenen en van de gemeenteraad bij de bespreking van de begrotingen en de jaarrekeningen. 7.1.3. De aangekondigde “klap” van de pensioenen Nu de federale overheid aankomt met een extra financieringsvraag voor de pensioenen van de statutaire personeelsleden zoals momenteel het geval is, is het onmogelijk voor het OCMW om rond die bijdrage te blijven. Dit probleem zag men echter van ver aankomen, maar de opeenvolgende regeringen en hun Ministers van Pensioenen hebben nooit eerder ingegrepen, zodat de schok geleidelijker en minder hard zou geweest zijn. Dit verstoort het goede lokale resultaat. En dat goede resultaat hadden we nochtans nodig om de financiële gevolgen van alle investeringen van deze legislatuur op te vangen. 7.1.4. De komende zes jaren de inspanning aanhouden! Het OCMW en zijn personeelsleden hebben een serieuze inspanning geleverd om goede financiële resultaten neer te zetten, en met succes. Het komt er de komende zes jaar nu ook op neer om te zorgen dat de “financiële sprong” goed verteerd wordt. Maar met goede bestuurders aan het roer en een stad die haar welzijns- en bestuursprioriteiten kent, moet dat wel lukken.

69


7.1.5. Voorstellen inzake “verantwoordelijk bestuur” Voorstel: OCMW zal samen met de stad bekijken hoe de middelen van het OCMW kunnen verhoogd worden om het hoofd te bieden aan de onvoorziene extra-pensioenkosten en aan het extra volume werk dat het OCMW zal verrichten binnen haar kerntaken. Voorstel: Het OCMW zal haar personeelsbestand gradueel trachten uit te breiden in samenspraak met de stad, met een maximum van 10 eenheden in het totaal. Wat de ondersteunende diensten betreft is er wellicht geen uitbreiding van het personeel nodig omdat er schaaleffecten en efficiëntiewinsten kunnen geboekt worden door de samenwerking stad-OCMW. En deze samenwerking is precies in de ondersteunende diensten van toepassing. Uit de efficiëntiewinsten van deze samenwerking kan wellicht een stuk van de financiële ruimte worden geput om het aantal personeelsleden bezig met het steeds toenemende volume kerntaken licht te verhogen.

7.2 Samenwerking stad-OCMW versterken

7.2.2. Naar een fusie tussen stad en OCMW ? Deze versterkte samenwerking moet verlopen volgens een win-win-model. Ideeën van bepaalde politici om onder meer naar aanleiding van de nieuwe BBC een fusie tussen stad en OCMW te bepleiten, of zelfs een opslorping van het OCMW door de stad, dragen niet bij tot een ideale verstandhouding. Zo een fusie is trouwens in de huidige stand van de federale wetgeving momenteel uitgesloten. Men kan wel een zeer verregaande samenwerking hebben tussen de diensten van beiden. 7.2.3. Quid samenwerking met andere OCMW’s ? De vraag stelt zich natuurlijk ook of er daarnaast niet beter kan samengewerkt worden tussen OCMW’s, bv. op het vlak van de woonzorgcentra. Immers de samenwerking tussen woonzorgcentra zou tot heel wat efficiëntiewinsten en schaaleffecten aanleiding kunnen geven. Wellicht tot meer efficiëntiewinsten en schaaleffecten dan de samenwerking stad-OCMW. Maar natuurlijk sluit de ene piste de andere niet uit. Alleen zou een beperking van de autonomie van de OCMW’s de samenwerking met andere OCMW’s kunnen bemoeilijken. 7.2.4. Voorstel inzake samenwerking stad-OCMW

Op politiek en administratief niveau zijn er naast het overlegcomité stadOCMW ook een heel aantal vergaderingen waarop politici en ambtenaren van stad en OCMW elkaar treffen. Bijvoorbeeld het werkgelegenheidsforum, de woonraad, het lokaal woonoverleg, het Lokaal Sociaal Beleid, de gezamenlijke vergadering van de commissie welzijn van de gemeenteraad en de integrale OCMW-raad, ...

7.3. Inspraak en participatie consolideren en versterken

7.2.1. Hoe diep is het water tussen stad en OCMW? De absolute waarheid dat “elke euro die wordt uitgegeven aan het OCMW niet meer kan uitgegeven worden aan de stad” zorgt echter, zoals in heel wat gemeenten, voor uiteenlopende financiële en andere belangen, die meestal worden beslecht in het voordeel van de stad. Ook de personeelscultuur stad-OCMW is volledig verschillend. Terwijl het OCMW maximaal statutaire functies uitdovend zet en daarna invult met contractueel personeel om onder meer gemakkelijker van zorgconfiguratie te kunnen wisselen, is er aan de stad een omgekeerde tendens zichtbaar, nl. van toenemende statutarisering. In de toekomst is een toenemende samenwerking ook aangewezen door de nieuwe BBC (beleids- en beheerscyclus), die stad en OCMW eigenlijk tot een nauwere samenwerking verplicht.

7.3.1. Participatie van de burger en inspraak van de bewoners/gebruikers/cliënteel Het OCMW-decreet bevat een titel VI ‘Participatie van de burger’, met betrekking tot klachtenbehandeling, inspraak, voorstellen van burgers en verzoekschriften aan de raad voor maatschappelijk welzijn. De Raad neemt voor elk departement initiatieven om de betrokkenheid van de burgers of van de doelgroepen te verzekeren bij de beleidsvoorbereiding, bij de uitwerking van de dienstverlening van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn en bij de evaluatie ervan. Initiatieven voor inspraak van de doelgroepen worden nu al via diverse kanalen georganiseerd zoals bijvoorbeeld groepswerkingen, dialoogmomenten met organisaties actief in het werkveld van het departement sociale dienst, gebruikers- en centrumraden in het departement Ouderenzorg en tevredenheidsbevragingen van gebruikers in het departement Ouderen- en Thuiszorg.

Voorstel: Een versterkte samenwerking stad/OCMW volgens een win-winmodel en met respect voor de eigenheid en autonomie van het OCMW

71


Iedere inwoner van Leuven heeft het recht te verzoeken om voorstellen en vragen over belangrijke aangelegenheden van de beleidsvoering en dienstverlening van het OCMW (staan limitatief opgesomd in het decreet) op de agenda van de Raad voor maatschappelijk welzijn in te schrijven en om die agendapunten te komen toelichten in de Raad. Het verzoekschrift tot voorstellen of vragen moet worden gesteund door ten minste 1 % van het aantal inwoners ouder dan 16 jaar. De indiener moet het verzoek motiveren. Bovendien heeft ieder heeft het recht verzoekschriften, door een of meer personen ondertekend, schriftelijk bij de Raad voor maatschappelijk welzijn in te dienen. Voor 2012 beogen we de optimalisering van het intern meldpunt ter verbetering van de OCMW-werking (klachten en “verbetersuggesties”). Ook wordt er een extern meldpunt voor klachten opgezet (kan ook via de website) en willen we op termijn samenwerken met de ombudsdienst van de stad. Het OCMW van Leuven heeft ook een ervaringsdeskundige in armoede en sociale uitsluiting aangeworven (iemand die zelf in armoede heeft geleefd). Verder willen we maximale betrokkenheid van de cliënten organiseren via groepswerking en nauw overleg met de armenorganisaties (“Verenigingen waar armen het woord nemen”) in de vorm van dialoogmomenten. Ook in het Lokaal Sociaal Beleid is participatie een onderdeel in het lokaal sociaal beleidsplan. Deze actie bestaat uit 2 delen, namelijk participatie van de brede bevolking en participatie van specifieke doelgroepen. Het beleid krijgt steeds een terugkoppeling van al deze vormen van inspraak en participatie en tracht steeds in de mate van het mogelijke de dienstverlening nog te verbeteren.

7.3.3. Voorstellen inzake participatie, inspraak en verbeteracties Voorstel: Het beleid zal maximaal rekening houden met de participatie en inspraak van burgers, personeel, bewoners, cliënteel. Het zal ook waar nodig bijkomende vormen van inspraak creëren. Voorstel: Het OCMW zal de voorstellen van burgers en verzoekschriften van burgers aan de raad voor maatschappelijk welzijn perfect binnen de wettelijke bepalingen behandelen. Voorstel: Zodra de ombudsdienst van de stad er personeelsmatig en operationeel klaar voor is, wil het OCMW samenwerken met de stedelijke ombudsdienst in het kader van de klachtenbehandelingsprocedure. Voorstel: Het OCMW zal regelmatig tevredenheidsbevragingen blijven organiseren bij alle groepen die bij het OCMW betrokken zijn (gebruikers, bewoners en hun familie, cliënteel, personeel,….) Voorstel: Het personeel zal regelmatig op de hoogte gehouden worden van de stand van zaken in het gehele traject rond de verbeteracties.

7.3.2. Verbeteracties Bovendien is er ook veel tijd geïnvesteerd in het laten voorstellen van verbeteracties door het personeel zelf. In 2010 werd de oefening gestart voor de departementen Thuiszorg, Facilitaire Diensten, Financiële Dienst en “Personeel en Organisatie”. Het departement Instellingen startte in 2011. Verbeteracties en quick wins werden samen met de betrokken leidinggevenden geprioritiseerd en zullen, waar nodig, worden opgenomen in de strategiekaarten. Uit deze ganse oefening zijn 150 departementsoverschrijdende verbeteracties gekomen. En dan zijn er nog de prioritaire verbeteracties per departement. Er zullen inderdaad keuzes moeten gemaakt worden !

73


7.4. Opvoeren van de strijd tegen de sociale fraude

Herman, 37 jaar, gehuwd met twee kinderen: “Mijn vrouw en ik zijn vorige maand uit elkaar gegaan. Ik woon nu op een studio bij een vriend. Zij is met de kinderen in het appartement blijven wonen. Zij vraagt nu steun als gezinshoofd aan en ik vraag steun als alleenstaande aan. Hierop kondigde de maatschappelijke werkster aan dat ze op huisbezoek kwam. Tijdens het huisbezoek vond ze het vreemd dat er geen extra matras bij die vriend op de studio was. Ik heb verklaard dat ik op de grond slaap. Mijn adres kan ik niet wijzigen, want van de huisbaas mag daar maar 1 iemand wonen. Al mijn spullen staan nog bij mijn vrouw, heeft de maatschappelijk werkster opgemerkt. Dat klopt, want de studio van de vriend is te klein. Omdat de maatschappelijk werkster aan de hand van dit huisbezoek niet kan vaststellen dat mijn vrouw en ik uit elkaar zijn, zal er een onverwacht huisbezoek plaatsvinden.”

7.4.1 Fraude door cliënten sociale dienst Alle Belgische OCMW’s samen keerden in 2010 voor 658 miljoen aan leeflonen/leefgelden uit, zo blijkt uit cijfers van de Programmatorische Overheidsdienst Maatschappelijke Integratie (federaal). Cijfers rond sociale uitkeringsfraude ten nadele van de OCMW’s zijn er niet. Dat valt deels te verklaren door het feit dat de nadruk binnen de OCMW’s vooral op het vermijden van sociale fraude ligt. Er wordt, alvorens daadwerkelijk steun te geven, altijd eerst een sociaal onderzoek uitgevoerd. Dat gebeurt vooral op basis van gegevens uit de verschillende overheidsdatabanken. Bovendien zijn er daarna ook nog regelmatig “controles ter plekke”, die door de maatschappelijke werkers worden uitgevoerd. Natuurlijk is er steeds een spanning bij de maatschappelijk werker tussen zijn/haar taak als hulpverlener en die van controlerende instantie. Dat evenwicht moet bewaard blijven. Vandaar dat OCMW’s die een fraudecel hebben die vaak niet bemannen met maatschappelijk werkers die cliënten zien. Bij een OCMW gaat het inzake sociale fraude vooral om domiciliefraude, valse arbeidscontracten, zwartwerk, schijnscheiding, het niet aangeven van samenwoonst of liegen over de gezinssamenstelling, over inkomsten en vermogen. Het fraudeprobleem is vermoedelijk de voorbije jaren toegenomen. 7.4.2. Fraude door ouderen en hun familie in woonzorgcentra Een andere vorm van sociale fraude is de vrijwillige verarming van ouderen vooraleer ze naar een woonzorgcentrum gaan. Zij schenken (sommigen met de beste bedoelingen; anderen met minder nobele doeleinden) roerend en onroerend vermogen weg en kunnen dan soms de rekening van het woonzorgcentrum niet meer betalen. Vandaar dat het toch nuttig is de onderhoudsplicht van de kinderen in voege te houden. Als die wegvalt zullen er nog meer constructies worden opgezet en zal de overheid (dus de maatschappij) nog veel meer moeten tussenkomen bij ouderen die hun rustoordfactuur niet volledig kunnen betalen. De onderhoudsplicht is daar een rem op, want indien de ouderen niet meer kunnen betalen dan worden de kinderen aangesproken (tenzij hun inkomen onder een bepaald minimum ligt). Overigens is het zo dat het aantal personen voor wie de onderhoudsplicht speelt of voor wie het OCMW moet bijpassen in dalende lijn gaat. Dat is onder meer te verklaren door het feit dat de woonzorgcentra in Leuven aan optimalisatie van de inkomsten van de bewoners doen. Heeft betrokkene recht op een tegemoetkoming hulp aan bejaarden (THAB) ? Heeft hij/zij die ? Heeft betrokken recht op een inkomensgarantie voor ouderen (IGO) ? Heeft hij/ zij die ? Zo niet worden die aangevraagd met de behulp van de maatschappelijk werker van het OCMW.

75


7.4.3. Het verzwijgen van vermogens in binnenland en buitenland Het verzwijgen van roerende vermogens in het binnenland en van roerende en onroerende vermogens in het buitenland (land van herkomst) is ook een vorm van sociale fraude die echter moeilijker te bestrijden valt, daar er ginder bijvoorbeeld soms zelfs niet eens kadasters bestaan zoals wij die in België kennen. Voor het vinden van roerende vermogens in het binnenland bij mensen die naar een woonzorgcentrum komen heeft het OCMW wel een goede oplossing. Met akkoord van de kandidaat-bewoner wordt navraag gedaan bij een aantal banken. 7.4.4. Naar de oprichting van een fraudecel ? Het OCMW van Antwerpen startte al in 2006 met het oprichten van een fraudecel. Begin 2011 volgde het OCMW van Gent. Het keurde een samenwerkingsprotocol met het arbeidsauditoraat goed om de strijd tegen sociale fraude op te voeren. Het nieuwe samenwerkingsprotocol legt een aantal afspraken vast tussen het OCMW Gent en het arbeidsauditoraat om onderling gegevens uit te wisselen zonder te raken aan het beroepsgeheim van de maatschappelijk werker. Ook in OCMW Leuven zijn er gevallen van fraude, maar het oprichten van een anti-fraudecel is momenteel niet aan de orde. De maatschappelijk werkers doen er immers alles aan om misbruiken te voorkomen en op te sporen. Ze moeten er op een strenge maar rechtvaardige manier op toezien dat cliënten hun plichten nakomen en doen daarom ook regelmatig huisbezoeken, kijken databanken na, vragen inkomens- en vermogensgegevens op. Cliënten die “tegen de lamp lopen”, worden natuurlijk gesanctioneerd. Hun (financiële) steun kan tijdelijk geschorst worden, stopgezet worden en teruggevorderd worden, naargelang de aard van de fraude. 7.4.5. Voorstellen inzake strijd tegen de sociale fraude Voorstel: Meer onaangekondigde huisbezoeken Voorstel: Nog meer klemtoon op het bestrijden van alle mogelijke vormen van sociale fraude, zoals bijvoorbeeld domiciliefraude, valse arbeidscontracten, zwartwerk, schijnscheiding,…..Samen met de federale overheid moet onderzocht worden hoe een systeem kan opgezet worden om gemakkelijk te verifiëren of hulpvragers roerende en/of onroerende vermogens hebben in België en/of in hun land van herkomst.

Voorstel: Het afsluiten van een samenwerkingsprotocol met het arbeidsauditoraat onderzoeken

7.5. Dienstverlening van hoge kwaliteit Natuurlijk hebben wij kwaliteitshandboeken voor de woonzorgcentra (WZC), voor de Thuiszorg en voor de serviceflats en lokale dienstencentra. Het hebben van deze kwaliteitshandboeken is een wettelijke verplichting. In deze kwaliteitshandboeken staan een aantal SMK’s omschreven die moeten gerespecteerd worden. SMK staat voor sectorspecifieke minimale kwaliteitseisen. Bij LDC’s spreekt men niet langer van SMK’s maar van “erkenningsnormen”. In onze WZC’s bijvoorbeeld hebben een deel van die eisen betrekking op privacy met betrekking tot de persoonlijke levenssfeer, waardigheid, autonomie, geborgenheid, inspraak van de bewoner, klachtenrecht, bevorderen van de integratie van de bewoner, de keuzevrijheid van de bewoner. En dit zijn alleen nog maar de klantgerichte SMK’s, maar natuurlijk de belangrijkste voor de bewoners. Een integrale opsomming van alle SMK’s zou ons te ver leiden binnen het bestek van deze publicatie. In de serviceflats gaat het o.m. over inspraak, geborgenheid, autonomie, privacy, toegankelijkheid-bereikbaarheid, informatie voor de bewoner, waardigheid, klachtenrecht, keuzevrijheid. Ook de Thuiszorg heeft haar eigen wettelijk vastgelegde kwaliteitseisen. En in onze andere diensten gelden natuurlijk ook kwaliteitseisen, zelfs als ze niet wettelijk zijn opgelegd. Voorstel: De kwaliteit van de dienstverlening mag in geen enkele sector verzwakken. Ze moet stelselmatig en geleidelijk verder toenemen.

7.6. OCMW Leuven gaat voor meer diversiteit op werkvloer en in werking met de cliënten. 7.6.1. Situatie Voor de werkvloer werd er een diversiteitsplan ingediend bij de Vlaamse overheid. Het actief werkzaam zijn rond het uitwerken van een diversiteitbeleid is een uitdaging die echter alleen maar kan slagen als het gedragen wordt door alle medewerkers. Dit beleid werd daarom uitgewerkt door een interne werkgroep ‘diversiteit’ bestaande uit medewerkers van verschillende diensten en begeleid door een externe diversiteitsconsulent. Het OCMW van Leuven wil mensen kansen bieden, als werkgever maar ook

77


dagdagelijks in de werking met cliënten. Een menswaardig bestaan bieden aan elke Leuvenaar: daar maakt het OCMW elke dag werk van. Ons OCMW richt zich tot iedereen die behoeftig is: vrouwen en mannen, jongeren en ouderen, autochtonen en allochtonen, mobiele en minder mobiele burgers,…en richt haar dienstverlening ook volledig in op deze diversiteit. Deze diversiteit aan cliënten en vragen verplicht ons op zoek te gaan naar antwoorden op elke hulpvraag. De toegankelijkheid van de lokale dienst- en hulpverlening is een belangrijk element in deze werking (zie supra onder het punt “Vertoegankelijken van Leuven”; toegankelijkheidsscan). Het OCMW wil ook een personeelsbestand dat in nog grotere mate een afspiegeling is van de Leuvense samenleving dan vandaag. We moeten meer personeelsleden kunnen recruteren met een functiebeperking, van allochtone origine en 50 plussers. In iedere vacature staat dat we hen uitdrukkelijk aanmoedigen om te solliciteren, maar de resultaten volgen deze oproep niet. Belangrijk hierbij is dat ze ook een cruciale functie moeten kunnen innemen in het OCMW conform hun competenties. Vandaag hebben we bijvoorbeeld veel allochtonen in dienst maar zij werken vooral in het statuut van artikel 60, wat hen moet toelaten beroepservaring op te doen en door te stromen naar de reguliere arbeidsmarkt of in het slechtste geval naar de werkloosheid. We zijn ook zeer tevreden dat we een ervaringsdeskundige in armoede en sociale uitsluiting hebben kunnen aanwerven. Dit is een belangrijke aanwinst voor de dienstverlening van de sociale dienst.

7.7. Gelijke kansenbeleid met focus op arbeids en woonmarkt

7.6.2. Voorstellen voor meer diversiteit

Voorstel: Het OCMW zal samen met de stad en andere actoren werken aan strategieën om de diversiteit te promoten en elke vorm van discriminatie geleidelijk uit te sluiten. Immers dit zal niet gaan van vandaag op morgen. Daarbij zal ook een belangrijke focus komen te liggen op de arbeidsmarkt en de huizenmarkt.

Voorstel: Het huidige diversiteitsbeleid zal versterkt worden verder gezet

7.7.1 Situatie Het OCMW voert een doorgedreven gelijke kansenbeleid zowel intern in zijn organisatie als in de Leuvense maatschappij die vol discriminaties zit, waarmee we elke dag worden geconfronteerd. Niet alleen krijgen we onze allochtone cliënten vaak erg moeilijk aan de slag op de reguliere arbeidsmarkt. Het gaat vaak over mensen die niet liever zouden willen dan werken, maar gewoon van geen enkele werkgever de kans krijgen. Ook op de huisvestingsmarkt is er bij een aantal huiseigenaars een negatieve opstelling ten aanzien van OCMW-cliënteel in het algemeen en allochtoon OCMW-cliënteel in het bijzonder. Eén melding op drie bij het meldpunt discriminatie gaat over de woonmarkt. Nochtans zijn er twee essentiële zaken om in het leven een goede start te nemen: een huis en een job. Zonder huis noch job krijgen we deze mensen niet geïntegreerd in onze samenleving. En achteraf zijn er dan sommige mensen die zeggen: het OCMW-cliënteel wil niet werken. Dit is natuurlijk een self-fulfilling prophecy. Daarom werken we nauw samen met het meldpunt discriminatie. 7.7.2. Voorstellen inzake gelijke kansenbeleid met focus op arbeids- en woonmarkt

Voorstel: Het OCMW zal extra inspanningen doen om de diversiteit in alle lagen van haar personeelsbestand te doen toenemen

79


Besluit: Politieke keuzes Vergrijzing, verarming, verkleuring van de armoede, vereenzaming, verduurzaming, vertoegankelijking. Dat zijn qua uitdagingen de “big six” waarvoor we in het OCMW staan, maar niet alleen in het OCMW. Ook de stad zal met deze fenomenen geconfronteerd worden en zal samen met het OCMW in het kader van het Lokaal Sociaal Beleid hierop een antwoord moeten zoeken. Bovendien zal dit antwoord nog compatibel moeten zijn met de spelregels van een snelle, klantvriendelijke en kwaliteitsvolle dienstverlening, van voldoende bestuurlijke vernieuwing en van een actief en participatief burgerschap. Wat mij betreft komen deze drie zaken bovenop de “big six”. Zonder de “big six” zouden deze zaken evenwel ook moeten gebeuren. Als we de armoede willen verminderen, zoals Europees is afgesproken, en als we naar een klimaatneutraal of alleszins klimaatvriendelijker Leuven willen, dan zijn de prioriteiten nogal duidelijk. Als we naar een meer actief en participatief burgerschap willen dan zal de inspraak moeten toenemen en dan zal men ook meer oog moeten hebben voor de kleine problemen van elke doelgroep, van elke wijk en elke straat en voor de leefbaarheid in de onderscheiden wijken. Leuven is stilaan voldoende bebouwd. Met de studenten erbij zitten we ongeveer aan 150.000 “bewoners” op ons grondgebied. De limieten van de draagkracht van Leuven komen stilaan in zicht, zowel qua mobiliteit als qua leefbaarheid. Maar toch kunnen we Leuven mathematisch niet zomaar limiteren. Eénieder die nog een bebouwbare kavel heeft, kan zijn rechten op de bebouwbaarheid laten gelden. Leuven zal dus onmiskenbaar uitdijen naar meer dan 100.000 inwoners plus studenten. Wie het tegendeel beweert, maakt de mensen iets wijs.


Daarom moeten we Leuven nu “verdiepen” en “versterken”, eerder dan Leuven op allerlei vlakken nog te voorzien van spectaculaire investeringsprojecten, die weliswaar de mensen kunnen “dienen” en mensen uit de periferie van Leuven kunnen aantrekken. Maar men kan niet alles tegelijk doen. Leuven is geen slapend provinciestadje, maar men moet er ook geen grootstad willen van maken. Daarom een pleidooi voor een “verdiepingslegislatuur”, een ”versterkingslegislatuur”, een “reparatielegislatuur” en een “leefbaarheidslegislatuur”. Tot slot denk ik dat de politieke keuzes die gemaakt worden en zullen worden nog beter moeten aansluiten bij de primaire behoeftenpiramide. Vooral de strijd tegen de armoede zal daar veel baat bij ondervinden. Maar dan zal er nog meer aandacht moeten gaan naar het sociale ten koste van andere zaken, en dan zal er iets meer aandacht moeten gaan naar “reparerend beleid” (materieel en sociaal) dan naar “groot investeringsbeleid”, met uitzondering van investeringen om het openbaar domein toegankelijker te maken en investeringen in betaalbaar wonen. Ook de kiezer moet beseffen dat hoe langer we wachten om de zes grote uitdagingen aan te pakken, des te duurder het zal kosten. Het is nog niet te laat om onze klemtonen te verfijnen en nog te verbeteren. Laten we dat dan ook doen vanaf vandaag en verder zetten in de volgende legislatuur.

Erik



Erik Vanderheiden is geboren op 14 april 1963 in Leuven. Hij studeerde Rechten en Journalistiek. Erik werkte o.a. als adviseur op de CVP-studiedienst (CEPESS) en op het Kabinet van de Eerste Minister (1992-1999), en als directeur van de Dienst Beweging, Vorming en Actie van CD&V-Nationaal. In 1994 werd hij verkozen tot gemeenteraadslid. En sinds 1 oktober 2003 is hij voorzitter van het Leuvense OCMW en daarmee één van de stuwende krachten achter het Leuvense welzijnsbeleid. Erik gelooft er rotsvast in dat je via de gemeentepolitiek wel degelijk het verschil kan maken voor mensen ! Hij voerde campagne in 2006 onder de slogan “Erik is doen” en is nu opnieuw kandidaat bij de gemeenteraadsverkiezingen van 14 oktober.

Deze publicatie heeft het over de uitdagingen in de OCMW bevoegdheidssfeer, die op onze Leuvense samenleving afkomen: vergrijzing, verarming, verkleuring van de verarming, vereenzaming en de nood aan verduurzaming en vertoegankelijking van de Leuvense samenleving. Elk verantwoordelijk bestuur zal een duurzaam antwoord moeten geven op bovenvermelde uitdagingen. Een duurzaam antwoord, dat getuigt van visie en dat meer dan één legislatuur overstijgt. Het OCMW moet een inclusief beleid voeren, waarin aandacht en actie voor iedereen is “inbegrepen”. Een beleid dat gelijke kansen wil geven aan de mensen en hen allemaal in hun verscheidenheid wil laten deelnemen aan de maatschappij. Erik is voorstander van een duurzame samenleving die uitsluiting voorgoed tracht uit te sluiten, maar beseft na negen jaar OCMW-voorzitterschap ten volle hoeveel inspanningen dit kost en nog zal kosten. Deze publicatie is dan ook een realistisch pleidooi voor nog meer aandacht voor welzijn en de sociale en ecologische aspecten van de samenleving.


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.