MAGAZINE VOOR GGZ EN VERSLAVINGSZORG Jaargang 69
|
nummer 04
|
juli 2014
|
www.mgvonline.nl
MGV MAGAZINE
28 pagina’s die je niet wil missen
SAMENLEVING
JONGEREN, DRANK, DRUGS EN UITGAAN
RISKANTE COCKTAIL INNOVATIE
Nieuwe zorgaanbieder INTER-PSY MGV KENNIS
20 pagina’s die je niet mag missen
ONDERZOEK Machteld Jansen en anderen
GESCHORST! PSYCHIATRISCHE PROBLEMATIEK OP BASISSCHOOL INNOVATIE Ron Sponselee en Steef Peters
DE GE(S)LAAGDE ORGANISATIE. INNOVATIE IN ZORG BEVORDEREN ONDERZOEK Gideon de Jong en anderen
1OPBRENGSTEN EIGEN KRACHT-CONFERENTIES IN OGGZ
MGV | Jaargang 69 | nummer 04 | juli 2014
colofon MGV is een crossmediale uitgave voor ggz en verslavingszorg van uitgeverij Performis/next level publishing, 's-Hertogenbosch en het Trimbos-instituut, Utrecht. Het is een forum waarop professionals uit alle ggz-disciplines,
Uitgever: Performis B.V., Paardskerkhofweg 14,
bestuurders, cliënten en zorgverzekeraars het debat aangaan
5202 CJ ’s-Hertogenbosch
over de inhoud van hun vak en over de taken van de ggz in de
tel: 073 689 5889 www.performis.nl
samenleving. MGV verschijnt 6 x per jaar in druk in een oplage
Bladmanagement: Geert Janus
van 1.650 exemplaren. Daarnaast vindt u op de website
Project- en marketingcoördinatie: Vera van Boxtel
www.mgvonline.nl regelmatig actuele bijdragen en online
Vormgeving: A.M. Marin / www.ammarin.nl
discussies.
in opdracht van Performis B.V.
Redactie: De redactie bestaat uit vakspecialisten uit verschillende geledingen van de geestelijke gezondheidszorg en wetenschappelijk onderzoek. (zie www.mgvonline.nl)
Abonnementen: Ga naar www.performis.nl/titel/mgv/ of bel 073 689 5889. Jaarabonnementsprijzen: particulieren € 89,95,
Hoofdredactie: dr. S.E. (Sonja) van ’t Hof. Bureau-/webredactie: drs. R.M. (Regine) zum Vörde sive Vörding en K. (Kristien) Harmsen. Kernredactie: prof. dr. F. (Frits) Boer, dr. C.T. (Titia) Feldmann, dr. G. (Gerdien) Franx, prof. dr. M.W. (Michiel) Hengeveld
studenten € 42,50, instellingen (drie exemplaren, bij meer exemplaren extra korting) € 209,95*. *Voor de prijzen van een instellingsabonnement met IP-toegang: neem contact op met 073 6895889 of info@performis.nl
(voorzitter), dr. A.J.K. (Adger) Hondius, dr. C.G. (Kees)
Adverteren:
Kooiman, dr. H. (Hans) Kroon.
Geert Janus, tel: 073 689 5889, mgv@performis.nl,
Redactieadres: Postbus 725, 3500 AS Utrecht
www.performis.nl
tel: 030 2971119 mgv@trimbos.nl
Dit werk is auteursrechtelijk beschermd.
INCERTO WERKEN MET MENSEN
Web-based systeem vragenlijsten/testen voor Psychologen Eenvoudige manier van cliëntenbeheer, aanbieden en verwerken van vragenlijsten.
WAAROM INCERTO? • Efficiënt en accuraat: volledige analyserapporten in PDF formaat • Emailmeldingen vanuit het systeem aan cliënt en professional • Verwerking eigen bedrijfsnaam in rapportages • Veilig: beveiligde SSL verbindingen • U betaalt geen abonnementskosten • Hoogwaardige support: training op maat • Gevalideerde vragenlijsten • Webapplicatie: software as a service
Met tablet en smartphone te gebruiken. Gratis Incerto proberen ga naar WWW.INCERTO.NL
2
INHOUD 6
4
REDACTIONEEL
4
UITGELICHT
interview
DITTY EIMERS NINETTE VAN HASSELT: UITGAANSOPVOEDING VOOR PUBERS
12 INNOVATIE
COLUMN
GER KEIJSERS DE CIRKEL VAN LAMBERT KUNST
JANTINE WIJNA REISGIDS DEN DOLDER
MALOU VAN HINTUM DE SPEEDBOOT ONDER DE ZORGINSTELLINGEN: INTER-PSY
19
20
SONJA VAN ’T HOF
HAPPY PEOPLE – E-HULP VOOR BORDERLINE – PSYCHE-LOGEN
11
14
Jaargang 69 | nummer 04 | juli 2014
samenleving
KRISTIEN HARMSEN ZORGEN OM XTC
praktijk
SONJA VAN ’T HOF TOM DISHION: EEN ONDERHOUDSBEURT VOOR HET GEZIN
24
ONDERZOEK Machteld Jansen, Guus van Voorst en Bram Pijl
GESCHORST! PSYCHIATRISCHE PROBLEMATIEK OP DE BASISSCHOOL
31
KENNIS 47
DE GE(S)LAAGDE ORGANISATIE - HOE INNOVATIE IN DE ZORG TE BEVORDEREN
37
ONDERZOEK Gideon de Jong, Gert Schout, Cornelis Mulder en anderen
OPBRENGSTEN VAN EIGEN KRACHT-CONFERENTIES IN DE OGGZ
43
gezien & gelezen
De meesterproef
PAUL SCHNABEL
50
3
INNOVATIE Ron Sponselee en Steef Peters
bijblijven
LEESSUGGESTIE VAN KEES KOOIMAN
MGV | Jaargang 69 | nummer 04 | juli 2014
redactioneel
Riskant
uitgaansgedrag In het net aangebroken festivalseizoen pieken de xtc-consumptie én het aantal ongelukken, zo waarschuwen drugsmonitors. Uitgaan
UITGELICHT
Happy People
brengt trouwens verschillend riskant gedrag samen, zeker bij pubers, aldus Ninette van Hasselt. Goede opvoedingsvaardigheden bevorderen preventie. Dat zegt ook de Amerikaanse autoriteit Tom Dishion. Zijn bewezen methode om lastig kindergedrag te voorkomen. De Nederlandse (jeugd)zorg en scholen zouden daar baat bij kunnen hebben; in het Kenniskatern beschrijven Machteld Jansen en anderen hoe al op de basisschool lastige kinderen worden geschorst. Terwijl jongeren op de vulkaan dansen, gonst
Foto: Karin Jonkers
Family Check-Up is een laagdrempelige en
In deze voorstelling van Stichting Sally & Molly zien we een tante en haar depressieve nicht. Het gaat over hoe depressie
het in de ggz over andere incidenten: harde
invloed heeft op je relaties en over hoe familie en vrienden
bezuinigen, onverantwoorde patiëntenzorg.
ermee omgaan. HappyPeople streeft naar meer inzicht en
Op mgvonline.nl spoort Bas Frelier hulpver-
vermindering van negatieve beeldvorming.
leners aan om incidenten te melden en in
Bijzonder is dat deze voorstelling gespeeld wordt door twee
verzet te komen. ‘Oude’ instellingen menen
actrices die ervaring hebben met deze thematiek en boven-
dat nieuwe aanbieders de centen opstrijken
dien familie zijn; Laura Hagt en Narhea Goossens.
met het lichte werk. Nieuwkomer INTER-PSY
De première vond plaats in het Stedelijk Museum van Den
ontkent dat: het is gewoon een speedboot tussen roeiers. In MGV Kennis verhelderen Ron Sponselee & Steef Peters waarom zorginnovaties steeds verzanden. De oorspronkelijke doelen van professionals worden gedwarsboomd door bijkomende managementdoelen. Tips voor
Bosch in juni in het kader van de tentoonstelling ‘Reinventing happiness’. Na de try-out op de informatiedag van de Depressie Vereniging schreef interim directeur Nathalie Kelderman: ‘Je wordt vanaf het eerste moment gegrepen door de actrices door hun zeer realistische spel. Alles wat er speelt tussen en bij mensen met een depressie wordt benoemd, niets blijft onuitgesproken. Dat maakt dat het diep binnenkomt en je als toehoorder volledig uit je comfortzone wordt getrokken. Heel
riskant innovatiegedrag.
indringend en prachtig neergezet!’
Sonja van ’t Hof, hoofdredacteur
Voor boekingen en informatie: sallyenmolly@outlook.com of bel 06-11361868
4
redactioneel & uitgelicht
Eerste online zelfhulp
voor borderline
Er wordt weinig e-health voor de ‘grote psychiatrie’ ontwikkeld. Maar mensen met borderline persoonlijkheidsstoornissen maken veel gebruik van internet. Begin juni is het eerste online zelfhulpprogramma voor hen gelanceerd. Het kan zelfstandig worden gebruikt of met een therapeut als coach. Is e-hulp wel mogelijk voor deze moeilijke groep patiënten? Ja, vindt ontwerper Erwin van Meekeren. Weliswaar gaat het in therapie over hechting en werkrelatie, overdracht en tegenoverdracht, ‘maar dat neemt niet weg dat deze patiënten burgers zijn die ook reisjes boeken op internet en zelfstandig door het leven gaan. Dus waarom zouden ze niet kunnen profiteren van zo’n zelfhulpprogramma op internet?’ Een interview met Erwin van Meekeren staat op www.mgvonline.nl/ nieuws/e-hulp-voor-borderlinepatienten. De online cursus ‘Borderline’ (€ 29,50) is te koop via www.boomamsterdam.nl
De Psyche-logen ‘Als je een depressie hebt, oogt dat als een teken van zwakte en medicijngebruik is helemaal taboe.’ Theatermaker Nicole Wessels maakte zelf een burn-out en een depressie door en ondervindt zoals zoveel mensen met een psychische aandoening onbegrip als zij erover vertelt. Ze besloot een voorstelling te maken die dit onbegrip kan wegnemen: de Psyche-logen. De voorstelling volgt vijf vrouwen die elk op hun eigen manier worstelen met een psychische aandoening. Monologen worden afgewisseld met luchtig spel. De acteurs zijn allemaal amateurs die zelf ervaringsdeskundig, direct betrokken of hulpverlener zijn. Tot nu toe trok de voorstelling volle zalen. Het is een opzichzelfstaande theatervoorstelling, maar de groep heeft al verschillende keren bij een ggz-instelling een verkorte versie gespeeld. Ze spelen dan 20 minuten aan scènes gevolgd door een nagesprek van een uur. De voorstelling kan nog worden geboekt. De Psyche-logen is gemaakt door Delen & Spelen producties. Zie http://delenenspelen.nl/de-psyche-logen; www.facebook.com/depsychelogen
Rectificatie Boven het artikel ‘Hoe ROM ondersteunt bij keuze voor EPA-zorgpaden’ in het meinummer van MGV (p. 24-31) ontbraken de namen van de auteurs: Sascha Kwakernaak, Wilma Swildens, Tom van Wel, Fred Marquenie, Liesje van Neerbos en Laura van Goor. In de digitale versie op www.mgvonline.nl staan de auteursnamen wel vermeld.
5
MGV | Jaargang 69 | nummer 03 | MEI 2014
InterviEW
Ninette van Hasselt
UITGAANSOPVOEDING VOOR PUBERS 6
interview | NINETTE VAN HASSELT: UITGAANSOPVOEDING VOOR PUBERS
Uitgaan is iets dat pubers moeten leren, vindt Ninette van Hasselt, programmahoofd Jongeren en riskant gedrag van het Trimbos-instituut. Ze schreef er een boek over, want ouders realiseren zich vaak niet dat het uitgaansleven ingrijpend is veranderd sinds hun eigen jeugd. Uitgaan combineert al het riskante pubergedrag. ‘Ouders moeten weten aan welke knoppen ze kunnen draaien.’ Door: Ditty Eimers, journalist Foto's: Roy Borghouts en Rikkert Harink
H
VAN KROEG NAAR MEGAFEEST
Het was drie uur ’s nachts op het Rembrandtplein. Ninette van
Een boek over uitgaansopvoeding was er nog niet. Er is wel van
Hasselt, op stap met een politieagent, zag hoe een bezorgde
alles geschreven over deelonderwerpen als soa’s, alcohol- en
moeder haar laveloze puberdochter in de auto duwde. Zou ik die
drugsmisbruik, roken, uitgaansgeweld, gehoorschade, opvoeden
moeder kunnen adviseren hoe ze voorkomt dat haar dochter er
en puberteit. ‘Bij het uitgaan komt dat allemaal bij elkaar’, zegt
volgende week weer zo bijzit?, vroeg ze zich af.
Van Hasselt. ‘Maar ouders gaan niet naar vijf verschillende sites
Ze besloot er een boek over te schrijven. In Pubers en uitgaan. De 1
om alle informatie bij elkaar te sprokkelen.’
kicks, de risico’s en de uitdagingen voor opvoeders geeft ze ouders
Uitgaan is iets dat ouders hun kinderen moeten leren, vindt ze.
handvatten voor de uitgaansopvoeding. Het boek is gebaseerd
‘De essentie van een goede uitgaansopvoeding dat je de leuke
op wetenschappelijke inzichten over uitgaansgedrag, een
én de minder leuke uitdagingen voor een puber begrijpt.’ Weten
onderwerp waar ze zich al haar hele werkende leven mee
hoe het feitelijk zit, voorkomt dat ouders meegaan met alle
bezighoudt. Ze schreef het in haar vrije tijd. ‘Ook als voorberei-
hypes die voorbijkomen. Neem de opmars van breezerseks, die
ding voor mezelf’, vertelt ze in haar werkkamer op het Trimbos-
achteraf toch een stuk minder alarmerend bleek dan de vette
instituut. Het duurt niet lang meer voor haar eigen dochters, 12
krantenkoppen deden vermoeden. Of de ghb-epidemie die werd
en 14 jaar oud, de wereld van de feesten, kroegen en disco’s gaan
gesuggereerd. Van Hasselt: ‘Dat is een lokaal probleem, waar je
ontdekken. Zal het haar lukken om ze te behoeden voor de
niet iedereen mee lastig moet vallen. Maar je moet wel weten of
risico’s die uitgaan met zich meebrengt? Die vraag dringt zich
het in jouw buurt of dorp speelt.’
steeds meer op. Maar ze heeft dit boek in de eerste plaats als
Ouders, let goed op, is de toon die doorklinkt in het boek. Van
professional geschreven, benadrukt ze. ‘Ik ben ervan overtuigd
Hasselt: ‘Ik wil ouders niet bang maken, maar ik vind wel dat ze
dat de kennis die we de afgelopen jaren hebben verzameld,
zicht moeten hebben op de nachtelijke activiteiten van hun
ouders kan helpen om goede afspraken met hun kind te maken.’
puber.’
7
-
MGV | Jaargang 69 | nummer 04 | juli 2014
uitgaansgebied voor tienduizenden mensen. Ook de tendens om steeds later en langer uit te gaan, zet nog steeds door. Van Hasselt: ‘De tijd dat er weinig toezicht van volwassenen is, is aanzienlijk verlengd. De nacht is tegenwoordig van de uitgaande jongeren.’
VERANDERDE DRINKCULTUUR Betekent dit dat jongeren meer risico’s lopen? ‘Ja’, zegt Van Hasselt. Neem het risico op gehoorschade. 37% procent van de jongeren scoorde onvoldoende of slecht bij een groot gehooronderzoek onder jongeren in 2012. In 2010 was dat nog 30%. Van Hasselt: ‘De helft daarvan wordt toegeschreven aan het harde geluid in discotheken en bij festivals en concerten. Terwijl er tegenwoordig oordoppen zijn die je vrijwel niet ziet.’ Ook het aantal ernstige uitgaansdelicten is enorm toegenomen sinds de ouders van de huidige pubers uitgingen. Dat komt, vermoedt Van Hasselt, vooral door de veranderde drinkcultuur onder jongeren. Bijna 60% van de uitgaanders
Ninette van Hasselt
drinkt thuis in. Tijdens het uitgaan worden volop drinkspelletjes
(1968) is programmahoofd Jongeren en
toe. Van Hasselt: ‘Vroeger was dronkenschap het gevolg van veel
gespeeld en het gebruik van sterke drank en mixdrankjes neemt
Riskant Gedrag van het Trimbos-instituut. Zij
drinken, nu is het vaak het doel.’ Het fenomeen comazuipen ziet
leidde diverse onderzoeken naar (de preventie
ze als het topje van de ijsberg. ‘De ijsberg daaronder is nog
van) middelengebruik en verwante problemen
steeds zorgwekkend breed.’
in het uitgaansleven, zoals Uitgaan, Alcohol
Bij drugsgebruik is het beeld minder duidelijk. Ouders hoeven
en Drugs, De Juiste Snaar en het Europese
zich geen zorgen meer te maken over heroïne, maar er lijkt een
project Healthy Nightlife Toolbox.
normalisering van xtc aan de gang bij stevige uitgaanders. Zestig procent van die groep gebruikt xtc, blijkt uit het laatste uitgaansonderzoek van het Trimbos-instituut. Van Hasselt: ‘Hoe die groep zich verhoudt tot de gemiddelde uitgaander, weten we nog niet.’ 84 tot 100% van de daders van uitgaansgeweld is flink beneveld.
Juist op dat vlak schiet de kennis van veel ouders tekort. Als hun
Vaak heeft niet alleen de dader, maar ook het slachtoffer geweld
puber begint uit te gaan, vallen ze terug op hun eigen uitgaans-
gepleegd. En onervaren stappers lopen verhoudingsgewijs meer
ervaringen. ‘Ze realiseren zich niet dat het uitgaansleven
risico om slachtoffer te worden van uitgaansgeweld. Van Hasselt:
ingrijpend veranderd is’, zegt Van Hasselt. Jongeren gaan veel
‘Zij kennen de regels van de straat nog niet. Ze hebben niet door
vaker uit dan hun ouders dat deden, hoewel het nog de vraag is
dat je niet met iedereen in discussie moet gaan.’ Ook bij seks
hoe de nieuwe Drank- en Horecawet het uitgaansgedrag van
waar jongeren achteraf spijt van krijgen, is vaak alcohol in het
18-minners gaat beïnvloeden. Het aantal uitgaansgelegenheden
spel. ‘Ouders denken bij seksueel riskant gedrag al snel aan ghb
is enorm toegenomen. Vroeger was er eens per maand een
in het drankje’, vertelt Van Hasselt. ‘Dat komt voor, maar veel
festival, nu ieder weekend en soms een paar per weekend.
vaker gaat het over jongeren die te veel gedronken hebben. Ze
Kleine discotheken en kroegen met een baas die iedereen kende,
realiseren zich niet dat ze daardoor kwetsbaar worden voor
hebben plaatsgemaakt voor megafeesten. En op vrijdag- en
misbruik.’ Dat komt niet alleen doordat hun eigen grenzen
zaterdagavond is het centrum van de grote steden één groot
opschuiven.
8
interview | NINETTE VAN HASSELT: UITGAANSOPVOEDING VOOR PUBERS
Van Hasselt: ‘Omstanders zijn minder geneigd om in te grijpen,
zoek zijn naar ruzie. Verder is het handig als ouders weten waar
als iemand dronken is, blijkt uit onderzoek. Ze denken: Jij hebt er
hun kind uitgaat en met wie.
zelf om gevraagd.’
Hebben ouders wel invloed op het alcohol- en drugsgebruik van hun kinderen? Onlangs bleek uit twee promotieonderzoeken dat
REGELS STELLEN: STRATEGIE
‘De gezonde school en genotmiddelen’, een veel
Duidelijk maken dat je niet wilt dat je kind alcohol of drugs
gebruikt preventieprogramma van het Trimbos-instituut waar
gebruikt, is een van de belangrijkste dingen die ouders kunnen
ook ouders bij betrokken worden, geen effect heeft. Jongeren
doen, stelt ze. ‘Heldere regels werken, blijkt uit onderzoek. Ze
beginnen toch met drinken en blowen. Een van de onderzoekers
zorgen voor minder alcohol-en drugsmisbruik, zelfs als kinderen
stelt dat dit komt doordat vaders nauwelijks bij het programma
niet meer thuis wonen.’ Ook worden kinderen minder vroeg
betrokken worden. Zij zouden meer invloed hebben dan moeders.
seksueel actief. Maar simpelweg verbieden is niet voldoende.
Van Hasselt: ‘Een interessante gedachte. Daar zou meer
‘Je moet ook uitleggen waarom het niet verstandig is.’
onderzoek naar moeten worden gedaan.’
Is een puber eenmaal begonnen met alcohol of drugs, dan is het
Zelf vermoedt ze dat veel preventieprogramma’s niet werken
zaak om van strategie te veranderen: door samen verstandige
omdat ze in de praktijk worden uitgekleed. ‘Preventie werkt
afspraken te maken om risico’s te beperken. Over hoe vaak en
alleen als het over meer gaat dan kennis.’ Over sociale invloed
hoe lang ze uit mogen bijvoorbeeld. Of door thuis te oefenen
bijvoorbeeld. Vaak denken ouders dat jongeren door hun
met lastige situaties als het negeren van stappers die duidelijk op
vrienden onder druk worden gezet om dingen te doen die ze
9
-
MGV | Jaargang 69 | nummer 04 | juli 2014
eigenlijk niet willen: te veel drinken, blowen of seks hebben na
Van Hasselt zou graag zien dat er meer onderzoek komt naar het
het uitgaan. ‘Vraag je het jongeren zelf, dan speelt druk bijna
uitgaansgedrag van 16-plussers. ‘Het uitgaansgedrag van
nooit een rol’, zegt Van Hasselt. Het gaat om iets subtielers:
jongeren tot en met 16 jaar hebben we inmiddels aardig in beeld,
groepsinvloed. Zo is de kick van riskant gedrag voor jongeren
maar de groep van 16 tot 24 is nog steeds grotendeels onzicht-
groter als er leeftijdgenoten toekijken. Ook is aangetoond dat
baar. Terwijl juist die groep het meeste uitgaat en de meeste
jongeren, zonder dat ze het door hebben, meer drinken in een
risico’s neemt. Een enorme leemte.’
groep die veel drinkt: de stevigste drinker bepaalt het drinktempo. Bewust kopieergedrag speelt eveneens een rol. Van Hasselt: ‘Het opvallende daarbij is dat jongeren hun leeftijdgenoten vaak overschatten. Ze denken dat die meer drinken en blowen of eerder seks hebben dan in werkelijkheid het geval is.’ Als ouders dat soort dingen weten, kunnen ze hun kinderen beter wapenen tegen de invloed van de groep, denkt ze.
REDENEN VOOR RISKANT GEDRAG Verder is het goed om aandacht te hebben voor de persoonlijkheidskenmerken van kinderen. Bij sensatiezoekers en de impulsievelingen moeten ouders extra alert zijn. Ook tegendraadse jongeren drinken, blowen en roken meer dan gemiddeld. Ze hebben op jongere leeftijd seks en zijn vaker betrokken bij geweld. Bij hen is riskant gedrag meestal een signaal van achterliggende problemen. Ze denken negatief over zichzelf en hebben op school weinig vrienden. Van Hasselt: ‘Het uitgaansleven biedt ze een ontmoetingsplek met andere jongeren die sociaal onhandig zijn.’ Maar vergeet de populaire kinderen niet. ‘We weten dat juist die als puber veel gaan drinken. Niet omdat ze problemen hebben, maar omdat ze veel vrienden hebben en samen op zoek gaan naar kicks en lol.’ Ze adviseert ouders om altijd na te gaan waarom hun puber alcohol of drugs gebruikt. Is het omdat ze mee willen doen, vanwege de gezelligheid of omdat ze niet lekker in hun vel zitten? ‘Pas als je dat weet, kun je de knoppen vinden waaraan je moet draaien. Alleen maar zeggen dat het niet verstandig is, maakt op pubers niet zoveel indruk.’
NoOT 1 Hasselt N van. Pubers en uitgaan. De kicks, de risico’s en de uitdagingen voor opvoeders. Amsterdam: Boom; 2014, 232 p., € 22,50.
10
“
Ik wil ouders niet bang maken, maar ze moeten zicht hebben op de nachtelijke activiteiten van hun puber”
column | Ger Keijsers
column
De Cirkel van Lambert
Bij de voorbereiding van mijn oratie kwam ik weer eens in aanraking met de Cirkel van Lambert. De Cirkel is een pronkstuk in de psychotherapieliteratuur. Vooral in het praktijkonderwijs verwijst men met liefde
Ger Keijsers
(1964) is UHD bij
ernaar. Dat komt doordat ze iets bijzonders duidelijk maakt, namelijk
het Behavioural Science Institute van de
dat de kwaliteit van de therapeutische relatie belangrijker is voor het
Radboud Universiteit en hoogleraar bij
psychotherapieresultaat dan de specifieke behandeltechnieken.
Clinical Psychological Science van de Universiteit Maastricht.
15%
40%
15%
30%
komen uit een literatuuroverzicht uit
zijn juist sterk verweven en niet van
1986 van psychotherapiestudies tussen
elkaar te onderscheiden.
1960 en 1984.Het is niet waarschijnlijk
Het aantrekkelijke aan de Cirkel is de
dat de toenmalige psychotherapeutische
eenvoud. Maar verder heeft ze de visies
behandelingen nog dezelfde zijn als
op psychotherapie meer vertroebeld
nu. Een aanzienlijk deel van de behan-
dan verhelderd. Ik bedoel niet dat de
delstudies zou ook niet meer voldoen
kwaliteit van de werkrelatie er niet toe
aan de huidige methodologische eisen.
doet. De bijdrage aan het effect van
Bovendien stoelen de percentages niet
psychotherapie van de beoordeling van
op statistische analyses. Het zijn schat-
de werkrelatie door de patiënt heeft
tingen op basis van een kwalitatief lite-
een effectgrootte (Cohen’s d) tussen
ratuuroverzicht. Tot slot bevat het model
0,45 en 0,55. Dat effect is kleiner dan
De Cirkel van Lambert is een taartdia-
twee denkfouten. De eerste is dat we
het typische verschil tussen een bona
gram die het totale effect van psycho-
in staat zouden zijn om het effect van
fide psychologische behandeling en
therapie in stukken verdeelt. 30% van
psychotherapie 100% te verklaren. De
een wachtlijstconditie of een treat-
het resultaat wordt verkregen via
relatieve bijdragen van predictoren aan
ment-as-usual-conditie. Het is groter
‘common factors’ zoals de werkrelatie
een bepaald behandelresultaat weer-
dan het typische effectverschil tussen
en slechts 15% via specifieke behandel-
geven in een tabel of staafdiagram kan
twee bona fide psychologische be-
technieken. Met de Cirkel kan dus
wel. Maar het totale effect weergeven in
handelingen. Het is beslist van belang
de conclusie getrokken worden dat de
een taartdiagram maakt de cirkel tot een
om beter te leren begrijpen waarom
werkrelatie altijd twee keer zo veel
denkmodel en niet tot een weergave van
(de waarneming van) de relatie met
meetelt dan een behandeltechniek! Of
empirische gegevens. De tweede denk-
de psychotherapeut van invloed is op
niet?
fout betreft de unieke bijdragen in de
het behandelresultaat. Hier is nog veel
De Cirkel verscheen voor het eerst in
taartpunten. Patiëntfactoren, common
werk te doen. Essentieel werk voor de
een handboek uit 1992. De percentages
factors en specifieke behandelfactoren
psychotherapie.
11
MGV | Jaargang 69 | nummer 04 | juli 2014
Reisgids Den Dolder:
het leven in een psychiatrische kliniek in de woorden van haar bewoners Door: Jantine Wijnja Beeld: Hansje van Halem
12
Wat is het grootste verschil tussen leven in een psychiatrisch kliniek en leven daarbuiten? Welk advies zouden de ‘bewoners’ van zo’n kliniek geven aan nieuwe groepsgenoten of aan de mensen die hun dagelijks leven vormgeven? Maak je op zo’n plek eigenlijk vrienden, of juist niet? Reisgids Den Dolder neemt de lezer mee naar het mentale landschap van een psychiatrische kliniek, om voorstelbaarder te maken hoe het is om in zo’n instelling te verblijven.
KUNST | Reisgids Den Dolder
Om de inhoud voor dit boek te verzamelen woonde en werkte ik drie maanden in Het Vijfde Seizoen. Ik interviewde bewoners over hun kijk op het leven in de instelling. Immers: zij kennen deze omgeving als geen ander. Tijdens mijn verblijf stuurde ik regelmatig een digitale postkaart naar MGV online. Inmiddels is het boek af. Op deze pagina’s vindt u een voorproef. Het boek kent enkele bijzonderheden:
Patiënt als expert De tekst van Reisgids Den Dolder bestaat volledig uit bijdragen van patiënten en cliënten. Hun woorden en ervaringen zijn geordend op thema: het belangrijkste moment van de dag, eenzaamheid, levenstips...
Grafisch ontwerp
De extra inhoud in Augmented Reality bekijken 1. Ga naar je App Store of je Playstore. 2. Download en open Layar. 3. Scan de afbeelding van het washok.
Reisgids Den Dolder heeft een bijzondere grafische vormgeving. Vormgeefster Hansje van Halem, die onlangs nog vijf sterren kreeg van De Volkskrant, maakte er een compact boekje van met gezeefdrukt omslag en veel beeldmateriaal.
Augmented Reality Augmented Reality is het toevoegen van extra virtuele lagen aan de bestaande wereld. Aan een aantal pagina’s van Reisgids Den Dolder is zulke
Over het Vijfde Seizoen
virtuele inhoud toegevoegd. Zo hebben de dansers van Random Collision teksten van bewoners over enge of geliefde plekken omgezet naar beweging. Eén van hun bijdragen is te zien
Het Vijfde Seizoen is een kunstenaarsverblijf op het terrein van de psychiatrische instelling de Willem Arntsz Hoeve / Altrecht ggz in Den Dolder. Professionele kunstenaars kunnen er één seizoen zijn. Sinds haar ontstaan in 1998 hebben tal van kunstenaars in Het Vijfde Seizoen gewoond en gewerkt. Het is een inspirerende plek en een extreme ervaring. Elke kunstenaar kiest steeds zijn eigen invalshoek en benadert de psychiatrie vanuit een volledig persoonlijk gezichtspunt. Door ieder seizoen een andere kunstenaar uit te nodigen, wordt een bijdrage geleverd aan de doelstelling van Het Vijfde Seizoen en Altrecht ggz om de maatschappij dichter bij de psychiatrie te brengen.
13
wanneer u de afbeelding van het washok op p. 12 scant met de app Layar. Mijn gidsen van de Willem Arntsz Hoeve zijn bereid geweest hun ervaring en gezichtspunten te delen. Ik hoop dat u in dit boek iets zult vinden wat u raakt, verrast of herkent. Reisgids Den Dolder is te bestellen via de website van Het Vijfde Seizoen: http://www.vijfde-seizoen.nl Reisgids Den Dolder wordt mede mogelijk gemaakt door het Mondriaan Fonds, Stichting Stokroos, Prins Bernhard Cultuurfonds, KfHeinfonds, Altrecht GGZ, Het Vijfde Seizoen en Layar en dankzij crowdfunding via Voor de Kunst.
MGV | Jaargang 69 | nummer 04 | juli 2014
INNOVATIE
De speedboot onder DE zorginstellingen Nieuwe aanbieder INTER-PSY profileert zich als proactief en kostenbewust
14
INNOVATIE | DE SPEEDBOOT ONDER DE ZORGINSTELLINGEN: INTER-PSY
Carl Blijd (l) en Ayhan Tatligioclu
Hij begon in 2009 op een kantoortje met twee parttime medewerkers. Inmiddels geeft klinisch psycholoog Ayhan Tatligioclu, algemeen directeur van tweedelijns-ggz-instelling INTER-PSY (IP), leiding aan 140 medewerkers. Ze werken in twaalf vestigingen. Het hoofdkantoor ligt vlakbij station Groningen Europapark, gehuisvest op drie verdiepingen van een kantoorkolos. IP is, behalve aan de naam, te herkennen aan het typische IP-groen. Dat vind je steeds op één muur van elke wacht- en werkruimte terug. Door: Malou van Hintum, journalist Foto's: Hans Muus
LAGE OVERHEAD
niet mee eens. ‘Ik kan gewoon heel goed organiseren, daarom
Tijdens de vergadering van het managementteam op donder-
hebben wij zo’n lage overhead. Ik heb niet iemand nodig die het
dagochtend komen lopende zaken aan de orde zoals wachtlijsten
vastgoed voor me doet, ik ga zelf wel kijken.’
die niemand wil, worden strubbelingen met nieuwe teams
Als hij tijdens de MT-vergadering vertelt waarom hij een mogelijk
besproken, en vertelt Tatligioclu welke nieuwe panden hij op het
nieuw pand in Marum heeft afgekeurd, zorgt dat voor hilariteit.
oog heeft voor IP-vestigingen in de regio. Aan tafel zitten
‘Er zit een pruikenmaker op de benedenverdieping, die heeft zes
behalve zijn twee mededirecteuren Carl Blijd (psychiater en
van die enge koppen achter raampjes staan die naar buiten
inhoudelijk directeur) en Peter van der Wal (financieel directeur)
kijken. Dat kunnen we onze cliënten niet aandoen.’ Hij heeft ook
verschillende managers en behandelcoördinatoren, in totaal
in Drachten een pand bekeken. ‘Tegenover De Koriander, een
twaalf mensen.
sterrenrestaurant. Zegt iemand dat wat?’ Alleen de vingers van
Voorzitter Tatligioclu is scherp, gestructureerd, kent details,
het echtpaar Blijd gaan omhoog – Els Blijd is sinds een jaar
bewaakt het overzicht, en hakt snel knopen door. ‘Je bent een
behandelcoördinator van het autismeteam en van het infant-
echte ondernemer’, zeg ik later tegen hem, maar daar is hij het
team bij IP. Tatligioclu lacht: ‘Ik ken alleen de Febo.’
15
-
MGV | Jaargang 69 | nummer 04 | juli 2014
INTER-PSY INTER-PSY (IP) is een snel groeiende, vijf jaar oude ggz-aanbieder in het noorden van het land. IP heeft vestigingen in Groningen, Sappemeer, Oosterwolde, Uithuizen, Assen, Hoogezand, Wildervank, Veendam, Muntendam, Oude Pekela, Meppel en Wagenborgen. De 140 medewerkers, van wie er driekwart een tijdelijk contract heeft, zien vijf tot zes cliënten per dag. Ze moeten 60% van hun tijd in direct cliëntencontact steken, en 90 tot 100% kunnen declareren. IP had in 2013 een jaaromzet van 6 miljoen euro en behandelde zo’n 4000 cliënten. IP werkt samen met het UMC Groningen en met Andersom thuisbegeleiding, en gaat zich ook richten op re-integratie van mensen met een psychische beperking op de arbeidsmarkt. De instelling heeft als specialismen maatschappelijke psychiatrie, IP Thuis, het infantteam, de FASD-polikliniek (voor Foetale Alcohol Spectrum Stoornissen), POH-GGZ, adolescentenpsychiatrie, het autismeteam, ouderen, de pijnpoli en IP Participeert. Ook wordt er bij IP wetenschappelijk onderzoek gedaan en organiseert de instelling lezingen en workshops.
vertellen dat volgens een gerucht medewerkers van IP moeten betalen voor hun supervisie en zei ‘maar dat is toch niet waar, he’, wist hij het meteen. Die komt er niet in. Mensen die niet onmiddellijk begrijpen dat zoiets onzin is, wil hij niet.
HUILENDE VROUW IP is misschien wel de snelst groeiende zorgaanbieder van Nederland. Een nieuwe aanbieder die zichzelf de ‘speedboot onder de zorginstellingen’ noemt en die met argusogen wordt bekeken. Halen ze bij INTER-PSY niet de krenten uit de pap? Terwijl ik met Carl Blijd over de gang loop, op weg naar zijn kantoor, wordt hij gebeld voor een crisisopname. ‘Die doen we hier ook.’ Bedden hebben ze als tweedelijnsinstelling niet, mensen thuis bezoeken doen de medewerkers van IP Thuis wel. Ik stap twee keer met psycholoog Eva Elema in de auto op weg naar cliënten die moeite hebben om hun leven op orde te krijgen. Jonge mannen van tegen de dertig die overal ‘goed’ op zeggen en ‘ben ik mee bezig’, maar het intussen slecht lukt hun plannetjes uit te voeren, hun woonruimte schoon te houden en hun geld goed te beheren. De een vermaakt zichzelf met gamen, series kijken, drinken en roken, de ander verliest zichzelf in goede voornemens en tegenstrijdige informatie over het samenstellen van de perfecte composthoop. ‘Tegen de tijd dat hij daar uit is, is het te laat om de geplande moestuin aan te leggen,’ verzucht Elema. Tussendoor wordt ze gebeld door een huilende vrouw die kort geleden in elkaar is geslagen door haar ex. Jeugdzorg heeft voor de volgende ochtend een bezoek aangekondigd omdat ze de situatie voor de kinderen niet meer veilig vindt – Elema heeft de
AARDIGE MENSEN
ingeslagen ruit gezien die onder het bloed zat, en de toegetakel-
De sfeer tijdens de vergadering is opgewekt en zakelijk. ‘Ik wil
de muren en deuren binnen. ‘Ze is nu bang dat ze alles verliest,’
dat mijn medewerkers ondernemers zijn binnen de onderne-
zegt ze na afloop van het gesprek waarin ze de vrouw kalmeert
ming,’ zal Tatligioclu ’s middags zeggen. ‘Ik neem in m’n eentje
en praktische adviezen geeft. ‘Kan ik je morgen om kwart over
alle basispsychologen aan, samen met Martine (inhoudelijk
acht even bellen, ben je dan wakker?’
manager, mvh) de GZ-psychologen, en samen met Carl de psychiaters. En ik begeleid zelf alle nieuwelingen in hun eerste
ROTONDEMODEL IN DE GGZ
jaar.’ Tijdens de werkbegeleiding van twee recent aangenomen
Inhoudelijk directeur Carl Blijd – ‘we willen onszelf steeds
medewerkers legt hij uit welke ‘kerncompetenties’ hij verwacht
verbeteren’ – loopt zich intussen warm om het ‘rotondemodel’ in
van zijn medewerkers: zelfstandigheid, proactiviteit, flexibiliteit,
de ggz op de agenda te krijgen. Hij vertelt: ‘Hoe wordt bepaald
ambitie, zelf verantwoordelijkheid nemen, en goede contactuele
waar iemand met psychische klachten naartoe moet? Door
vaardigheden.
middel van triage, of door doorverwijzing? En waar gaat zo
‘Cv’s zijn inwisselbaar,’ vindt Tatligioclu. ‘Ik wil gewoon aardige
iemand naartoe? Naar de POH, de basis-ggz, of de gespeciali-
mensen hebben, daar praat je het gemakkelijkst mee.’ En ze
seerde ggz? De zorg is nu ingericht als een kruispunt waarop je
moeten zelf nadenken. Toen laatst een sollicitant wist te
uit drie wegen moet kiezen, en vervolgens moet je de ingeslagen
16
INNOVATIE | DE SPEEDBOOT ONDER DE ZORGINSTELLINGEN: INTER-PSY
weg volgen.’ Het zou veel beter zijn om voor een rotonde te
Als wij zeggen: we vestigen ons in Delfzijl, dan schrikt Lentis-
kiezen, specifieker: voor een Swinden’s Magic Roundabout, legt
Delfzijl en worden we ervan beschuldigd dat we aan upcoding
hij uit. ’Dat is een rotonde die zelfs de mogelijkheid geeft om, via
doen, alleen goedkope basispsychologen aannemen, en geen
‘binnenrotondes’ aan het einde van elke toegangsweg naar de
werkbegeleiding geven. Ik denk dan: wanneer ben je bij ons
‘hoofdrotonde’, meteen weer terug te keren naar het vorige
geweest om je daarover te informeren?’
vertrekpunt. Wie zich vergist, kan dat dus sneller corrigeren.’ In zorgtermen levert dat volgens hem efficiëntere zorg op, tenminste: als mensen niet de ene na de andere afslag uitproberen om vervolgens tot de ontdekking te komen dat dát toch ook weer niet is wat ze zoeken. ‘Dus,’ zegt Blijd, ‘heb je mensen nodig die sturen en stopbordjes omhoog houden. Daarvoor zijn korte lijnen en goed overleg met de huisartsen en je “conculega’s” nodig. Je moet proberen een keten te vormen. Daarbinnen moeten we de POH’s upgraden, want een psycholoog heeft overzicht. Maatschappelijk werkers en SPV’ers zijn, gechargeerd gezegd, gewend met chronische patiënten om te gaan; spuit erin en klaar. Maar nu moeten we oplossingsgericht bezig zijn en mensen in hun kracht zetten.’
CONTRACTEN MET HUISARTSEN IP zelf is een platte organisatie met snelle, korte lijnen. Aan hiërarchie hebben ze een broertje dood. De inhoudelijk manager die in opleiding is tot klinisch psycholoog, stuurt zelf
“ Uiteindelijk
zal de ambulante psychiatrie steeds meer in handen komen van flexibele spelers zoals wij
”
klinisch psychologen aan. ‘Dat kan bij ons,’ zegt Tatligioclu trots. Alle medewerkers krijgen een scholingsbudget van 500 euro per jaar. Dat mogen ze maximaal drie jaar opsparen, maar niet zonder ruggespraak gebruiken: Tatligioclu wil weten waar het geld naartoe gaat. Hij zit bovenop het IP-budget, elke
IN DE VOORUITSTAND
honderd euro telt.
De verzekeraars noemt Tatligioclu ‘conservatief’. ‘Ze verdedigen
Dat kostenbewustzijn is niet beperkt tot zijn eigen organisatie.
de gevestigde instellingen. Uiteindelijk zal de ambulante
IP werkt sinds begin dit jaar samen met dertig huisartsen die
psychiatrie steeds meer in handen komen van flexibele spelers
graag IP-basispsychologen willen als POH-GGZ. Zij werken vier
zoals wij. Wij zijn gewoon veel kostenbewuster. De oude
tot acht uur voor één huisarts. Maar maken ze een keer die uren
instellingen hebben in het ambulante veld te lang gewacht
niet vol, dan kunnen ze werk voor IP doen. ‘We willen de
met het aanpassen van hun structuren. Dat weet ik uit eigen
huisartsen niet onnodig op kosten jagen,’ zegt Tatligioclu.
ervaring. Bij Lentis kon je jarenlang met een idee rondlopen,
IP gaat een opleidingsgroepje POH-GGZ beginnen over thema’s
hier realiseren we het in drie tot vier weken, zoals we met de
die aan de orde komen in de huisartsenpraktijk. Tatligioclu: ‘De
POH-contracten met huisartsen hebben gedaan. Ik ga boven-
POH-GGZ moet meedoen in het team en de taal van de huisarts
dien zelf naar die huisartsen toe. De directeur komt zelf langs!
spreken. Ook willen we dat een patiënt die bijvoorbeeld bij
Dat gebeurt verder nooit.’
Accare altijd goed is behandeld en een herbehandeling nodig
‘Bij oude ggz-instellingen wordt meer volgens protocollen
heeft, weer naar Accare gaat en niet naar ons.’ Tegelijk is de
gewerkt en staan mensen in de achteruitstand. Hier krijgen
verhouding met de oude zorginstellingen ongemakkelijk. Ruzie
medewerkers kansen en opleidingen, en staat iedereen in de
met Lentis, zijn vorige werkgever, heeft Tatligioclu niet, zegt hij.
vooruitstand. Dat past veel beter bij mij. Ik schakel al door
‘We spelen op directieniveau een politiek-strategisch spel.
voordat de volgende fase een feit is.’
17
-
MGV | Jaargang 69 | nummer 04 | juli 2014
IN DE STEEK GELATEN Allemaal mooi en prachtig, maar hangt INTER-PSY niet te veel op één man, Tatligioclu? En dreigt de zich razendsnel uitbreidende instelling niet te eindigen als een megalomane, geldverspillende moloch? Tijdens de MT-vergadering werd niet alleen gesproken over nieuwe vestigingen in Drachten en Marum, maar ook in Delfzijl en Gieten. Er werd verteld dat verschillende nieuwe teams zich in de steek gelaten voelen door de mensen op het hoofdkantoor. ‘Die beleving klopt niet met de praktijk’, merkte iemand op, maar ja, ook iemands beleving moet je als ggz-aanbieder serieus nemen. Informatie over te lange wachtlijsten komt niet snel genoeg naar boven in de organisatie, constateerde Tatligioclu tijdens diezelfde vergadering. Groeit IP de oprichter niet boven het hoofd? ‘Wij beknotten ons in onze groei,’ zegt hij. ‘Bij tweehonderd medewerkers stoppen we, dat kunnen Carl en ik nog overzien. Daarna kunnen drie andere IP’ers vanuit deze organisatie een stukje van de oorspronkelijke BV kopen: IP GGZ-praktijk. Zij vertrekken hier en gaan in Drenthe of Friesland beginnen. In het
Carl Blijd (l) en Ayhan Tatligioclu
contract leggen we vast dat ook zij zich moeten limiteren, zodat ze niet in de valkuil lopen dat ze te groot worden en omvallen.’ Tatligioclu zegt met klem dat hij zich vervolgens niet meer met de nieuwe organisaties zal bemoeien. ‘Ik ben ook heel erg van het loslaten. Daar mogen ze me aan houden. Ze zullen op zichzelf staande organisaties zijn, die los van IP opereren. Maar wel met dezelfde visie, daadkracht en flexibiliteit.’
Wie is Ayhan Tatligioclu? Klinisch psycholoog Ayhan Tatligioclu (1968) kwam als vijfjarig jongetje uit Turkije naar Nederland. Hij kreeg op de basisschool een mavo-advies. ‘Ik had op school de hoogste CITO-score; een achterstandsschool met allemaal Turkse kinderen. Het was heel wat dat ik naar de mavo mocht.’ Na de brugklas ging hij naar 2 havo, vervolgens naar 3 vwo. Hij slaagde met mooie cijfers. ‘Niet dat ik er veel voor deed. Vanaf mijn zestiende werkte ik fulltime in de shoarmazaak van mijn ouders. Dat heb ik tot in het derde jaar van mijn studie gedaan.’ Tijdens die studie werkte hij ook drie jaar lang 32 uur per week bij Stichting Novo als begeleider van verstandelijk gehandicapten. ‘Op vrijdag had ik tot 15:00 college, om 16:00 begon ik bij Novo. Daar bleef ik slapen. Op zaterdagochtend ging ik voetballen, ’s avonds werken in de shoarmazaak, en op zondagmiddag weer naar Novo. Daar bleef ik dan weer slapen, en op maandagochtend vertrok ik naar college.’ Tatligioclu ging in 1993 bij Lentis werken, maar moest steeds meer gaan managen. ‘Ik kwam steeds minder aan de inhoud en de patiënten toe. Dat miste ik, en daarom ging ik er vanaf 2009 een eigen praktijk bij doen.’ Die is uitgegroeid tot het huidige INTER-PSY.
18
SAMENLEVING | Zorgen om XTC
SAMENLEVING
Zorgen om XTC Het festivalseizoen is weer begonnen en bezoekers gebruiken op festivals graag XTC. Het aantal gezondheidsincidenten door XTC-gebruik is de afgelopen jaren sterk toegenomen. Ook waren er meer doden te betreuren dan in voorgaande jaren. Esther Croes en Raymond Niesink van het Trimbos-instituut maken zich zorgen. Door: Kristien Harmsen
Via verschillende monitors volgt het
Systeem (DIMS) meten we de hoeveel-
wijt men het aan vervuilde XTC. Steeds
Trimbos-instituut veranderingen in
heid MDMA in XTC op de Nederlandse
weer komt dan de discussie op over het
drugsgebruik. De Monitor Drugsinciden-
markt. De laatste vijf jaar is de hoeveel-
testen van XTC op feesten. Volgens
ten houdt de trends bij in acute drugsge-
heid verdubbeld: een pilletje bevatte in
Croes en Niesink kleven daaraan echter
relateerde gezondheidsincidenten.
2009 gemiddeld 75 mg MDMA en
grote bezwaren: ‘Zolang gebruikers de
Croes: ‘Met name bij de EHBO-posten
tegenwoordig 150 mg. Geen enkele
risico’s van MDMA niet zien, heeft testen
op grootschalige evenementen zien we
XTC-pil is veilig en hoe meer MDMA, des
op feesten maar weinig waarde. Ten
een stijging van XTC-incidenten en ook
te groter de kans op schadelijke effecten.
onrechte denkt men dat pillen die alleen
een toename in de ernst van die
Ieder jaar sterven enkele mensen na
MDMA bevatten veilig zijn. Bovendien
incidenten. Ernstige verstoringen van
XTC-gebruik. De toename van het aantal
slikken bezoekers de meegenomen pillen
vitale functies zoals bloeddruk, hartslag,
doden in de afgelopen jaren lijkt samen
toch, ook als ze sterk zijn. Het is op dat
ademhaling en temperatuurregulatie
te hangen met de hogere doseringen.’
moment immers moeilijk om aan een andere pil te komen. Op een DIMS
komen steeds vaker voor.’
Niet testen op festivals
testspreekuur bij een instelling voor
Vervuiling of dosering?
Ook het onschuldige imago dat tegen-
verslavingszorg worden de risico’s van
Al jaren heerst ook onder professionals in
woordig aan XTC kleeft, werkt roekeloos
MDMA uitgelegd. Daar krijgen gebrui-
de gezondheidszorg het idee dat MDMA,
gebruik en gezondheidsincidenten in de
kers voorlichting over de concentratie en
de werkzame stof in XTC, niet schadelijk
hand. In sommige groepen wordt het
de schadelijke gevolgen daarvan.’ Zolang
is. Ongelukken zouden optreden omdat
slikken van een pilletje XTC zelfs veiliger
er nog mensen zijn die teleurgesteld
de pillen vervuild zijn met schadelijke
gevonden dan het drinken van alcohol.
reageren als ze horen dat er minder dan
stoffen. Volgens Niesink is dat onzin:
Niemand heeft meer het idee dat er iets
200 mg MDMA in hun XTC-pil zit, maken
‘Met het Drugs Informatie en Monitoring
mis kan gaan. En als er toch iets mis gaat,
Niesink en Croes zich grote zorgen.
19
MGV | Jaargang 69 | nummer 04 | juli 2014
PRAKTIJK
Tom Dishion over de Family Check-Up
Een onderhoudsbeurt voor het gezin Jaarlijks laten we uit voorzorg ons gebit, de auto en de cv-ketel controleren. Waarom niet ons gezin? Want vroeg of laat, maar vaker vroeg, krijgen ouders te maken met lastig of zorgwekkend gedrag van hun kinderen. De Family Check-Up is een preventieve methode die de opvoedingsvaardigheden van ouders probeert te versterken, om zo het gedrag van hun kinderen te veranderen. En met succes, blijkt uit onderzoek. De ontwerper is Tom Dishion, een Amerikaanse klinisch psycholoog met een grote reputatie in het onderzoek naar gedragsverandering. Hij was in Nederland voor een workshop op het Trimbos-instituut. Zou de Family Check-Up bruikbaar zijn in de Nederlandse jeugdzorg? Door: Sonja van ’t Hof Foto: Hans Muus
20
PRAKTIJK | Een onderhoudsbeurt voor het gezin
Dishion kreeg belangstelling voor gedragsverandering toen hij tijdens zijn studie op een kleuterschool werkte, licht hij vlak voor de workshop toe. ‘In die tijd bestonden er geen effectieve preventieprogramma's voor agressief gedrag. Tien jaar eerder beweerde iedereen nog dat agressief gedrag niet te behandelen is. Dat blijkt gelukkig niet waar, zelfs bij 15- en 16-jarigen kan het nog.’ Dishions focus verschoof al snel naar de preventie van problematisch gedrag. ‘En dus naar het gezin, want daar begint het.’ Zo’n twintig jaar geleden ontstond het idee van een Family Check-Up. Dishion, tegenwoordig verbonden aan de Arizona State University, heeft de methode tien jaar getest buiten het laboratorium en de resultaten blijven op lange termijn gunstig. De kinderen uit de gezinnen die eraan meededen zijn minder agressief en minder depressief dan kinderen uit controlegroepen, en ze gebruiken minder drugs.
Motor van verandering De beste momenten om een FCU te doen zijn de periodes van grote verandering: rond 2-3 jaar, 5-7 jaar en 11-13 jaar. Als de ouders dat na een eerste gesprek willen, wordt een video-opna-
De Family Check-Up (FCU) is een stapsgewijze interventie van drie sessies die in de VS wordt aangeboden via welzijnscentra en scholen. Een medewerker met een professionele opleiding (die
me gemaakt van een gezinsgesprek. ‘De FCU-medewerker kijkt vooral naar de sterke kanten in de gezinsinteractie. Al na vijf minuten zie je allerlei aangrijpingspunten voor verandering’, zegt Dishion. De ouders bekijken de video in een feedbacksessie
echter geen ‘hulpverlener’ heet) neemt de ouders een korte vragenlijst af
samen met de medewerker en vertellen wat er goed gaat en wat
over opvoedingszorgen en vraagt ook naar de sterke kanten van het gezin.
niet. ‘Weet je wat een goede voorspeller is van verandering? De
Die sessie duurde in het lab een uur maar is voor de echte wereld verkort
mate waarin ouders ja-knikken. Als de feedbacksessie goed
tot vijftien minuten, zegt Dishion: ‘Om naar depressie of relatieproblemen
verloopt, onthouden ouders de informatie lang. Het is de motor
te vragen heb je geen 36 vragen nodig maar slechts twee of drie.’ Willen de
van verandering. De feedback hoeft niet positief te zijn, maar
ouders verder, dan volgt een video-opname van een gezinsgesprek. Ook hier
wel realistisch. En het moet hun sterke punten benadrukken. Het
zoeken de medewerkers naar sterke kanten in de gezinsinteractie als aan-
gaat erom dat ze een nieuw ‘narratief’ vinden.1 Dat werkt beter
grijpingspunten voor verandering. Ten slotte bekijken de ouders samen met
dan ze veranderopdrachten laten doen.’
een medewerker de video-opname. In deze feedbacksessie formuleren ze zelf wat ze goed en verkeerd vinden gaan. De medewerker kan ondersteuning suggereren, uiteenlopend van een brochure, een opvoedingsadvies, deelname aan oudergroepen of verwijzing naar behandeling. Er wordt een haalbaar ‘doelencontract’ opgesteld voor het komende jaar. De FCU wordt vier jaar lang herhaald. Worden overigens ernstige problemen
Geen oudertraining Opmerkelijk is dat juist gezinnen die de hoogste risico’s lopen mee willen doen: alleenstaande ouders, mensen met een lage opleiding of weinig inkomen. Zijn die niet huiverig om anderen in hun gezin toe te laten voor een check-up? ‘Zeker wel’, zegt Dishion. ‘Daarom trainen we de medewerkers om de ouders op
vermoed – zoals seksueel misbruik of lichamelijk geweld – dan is de eerste
hun gemak te stellen. Ze leggen ze uit dat de resultaten met hen
zorg om ieder gezinslid veilig te stellen. De enige contra-indicatie voor een
worden besproken. De crux is om de ouders nieuwsgierig te
FCU is een acute crisis die direct ingrijpen vergt.
maken naar wat het ze kan opleveren. Denken ze er geen profijt
Meer informatie: http://cfc.uoregon.edu/intervention-fcu.htm.
van te hebben, dan moeten ze het niet doen.’
21
-
MGV | Jaargang 69 | nummer 04 | juli 2014
Dishion weet dat je geen diagnoses, kritiek of oordelen moet
Vanwege het preventieve effect zou Dishion de FCU jaarlijks
geven. ‘Een ouder zei bijvoorbeeld: ik wil niet mishandelen, maar
als ‘onderhoudsbeurt’ willen aanbieden aan elk gezin met jonge
ik wil dat mijn kind luistert. Je moet dan niet op dat woord
kinderen. ‘Je zou het dan beter een family-wellness-assessment-
“mishandelen” duiken maar zeggen: we kunnen eens kijken hoe
model kunnen noemen. Als er zoiets had bestaan toen ik jonge
zo’n situatie verloopt. Dat motiveert de ouder.’ De FCU legt ook
kinderen had, zou ik daar waarschijnlijk graag gebruik van
geen opvoedmethode op. ‘Dat is een wezenlijk punt, want je
hebben gemaakt.’
betrekt ouders niet als je iets oplegt. We vermijden het woord oudertraining. Daar zouden jij en ik ook niet naartoe willen.
Ook voor Nederland?
Iedereen vindt het beschamend als hij zoiets kennelijk nodig
Het model wordt sinds 2010 ook in Zweden gebruikt. In
heeft. Het gaat erom het functioneren van het gezin vast te
Nijmegen willen onderzoekers de mogelijkheden van FCU
stellen. Dat doe je vooral door empathie te tonen en door
voor Nederland nagaan. Desgevraagd zegt Dishion dat hij de
uitspraken op te pikken die wijzen op zorgen over de kinderen.
Nederlandse jeugdzorg niet goed kent, maar dat zijn model een
Weinig mensen weigeren het aanbod van een FCU uiteindelijk.’
oplossing kan bieden voor bijvoorbeeld het probleem van te veel
De FCU is in verschillende culturen en in de eigen taal afgeno-
professionals rond één gezin: ‘Daar is het precies voor ontwor-
men – zelfs die van de Indiaanse Apache. ‘We hebben in allerlei
pen. In de VS hadden sommige scholen waarmee we werkten
culturele gemeenschappen in de Verenigde Staten gewerkt:
wel 20 preventieprogramma’s voor verschillende problemen!
blank, zwart, latino’, zegt Dishion. ‘De FCU lag het gevoeligst bij
Langs een wand stonden allemaal dozen met materiaal en de
Indiaanse gemeenschappen. Die zijn in het verleden verschrikke-
leraren waren het spoor bijster: wat moesten ze aan welk kind
lijk behandeld – hun kinderen zijn weggehaald en in internaten
aanbieden?’
geplaatst. Dat is nog steeds een pijnlijke herinnering.’
Dishion vergelijkt het met de rol van de huisarts. ‘Bij lichamelijke klachten onderzoekt je huisarts je en bepaalt welke hulp nodig
Preventieve werking
is. Hij neemt geen willekeurige beslissing, maar baseert dat op
Weet je de betrokkenheid van de ouders te vergroten, dan is het
een assessment. De FCU is een goede manier om dat bij
effect op kinderen des te duidelijker, zegt Dishion. ‘We hebben
gezinszorgen te doen. Het is meer een raamwerk dan een
twee RCT’s uitgevoerd. Een met gezinnen van 2-jarigen die we
techniek, hoewel er wat techniek bij te pas komt. Die bestaat
tot hun 15e hebben gevolgd. We verdeelden ze random over de
eruit dat je het gezin zelf laat formuleren wat hun zorgen en
FCU- en de controlegroep en sloten zo uit dat je alleen ouders in
behoeften zijn, en dat je ze daar zelf een beslissing over laat
de FCU krijgt die sneller hulp zoeken. De drie sessies bleken in
nemen. Zo krijgen ze alleen de hulp die ze zelf nodig vinden.’
de loop der tijd problematisch gedrag te voorkomen, vergeleken met de controlegroep. De andere RCT betrof gezinnen van 11-jarigen, die nu ongeveer 21 zijn. Kinderen uit de FCU-gezinnen bleken significant minder vaak marihuana te gaan gebruiken, minder in aanraking met de politie te komen en minder vaak depressief te zijn. En dat kwam alleen door intensiever, maar positief oudertoezicht.’
Noot 1 Term voor een levensverhaal maken, ook in de zin van herstel: ‘schade verhalen’.
2222
MGV-kennis |
KENNIS 20 pagina’s die je niet mag missen
24
ONDERZOEK
Machteld Jansen, Guus van Voorst en Bram Pijl
GESCHORST! PSYCHIATRISCHE PROBLEMATIEK OP DE BASISSCHOOL
31
INNOVATIE
37
ONDERZOEK
Ron Sponselee en Steef Peters
DE GE(S)LAAGDE ORGANISATIE - HOE INNOVATIE IN DE ZORG TE BEVORDEREN Gideon de Jong, Gert Schout, Cornelis Mulder en anderen
OPBRENGSTEN VAN EIGEN KRACHT-CONFERENTIES IN DE OGGZ
NU OP MGVONLINE.NL Online only een noodkreet van psychiater Bas Frelier over de afbraak van de ggz. Extra: columns, lopende zaken, en debat over ROM en benchmarking. Alle artikelen uit het magazine en het kenniskatern zijn online te lezen voor abonnees. Ook is het MGV-archief online te raadplegen.
23
MGV | Jaargang 69 | nummer 04 | juli 2014
GESCHORST! psychiatrische problematiek op de basisschool Door: Machteld Jansen, Guus van Voorst & Bram Pijl
Kinderen die op de basisschool geschorst worden, hebben vaak professionele hulp nodig. Die krijgen ze, maar zonder specialistische diagnostiek. Een meldplicht voor schorsingen is nodig. 1 Kearney CA. School absenteeism and school refusal behaviour in youth: A contemporary review.
Kinderen die met tussenpozen niet naar school gaan, lopen een verhoogd risico op leerachter-
Clinical Psychology Review 2008; 28: 451-47.
standen, doubleren, voortijdige schooluitval, sociaal isolement, antisociaal gedrag en psychia-
2
trische problemen.1,2 Schoolverzuim resulteert ook vaak in machteloosheid, stress en conflicten
Rietbergen M, Steenhoven van den J.
tussen ouders en school.3,4 We weten niet exact hoeveel kinderen op de basisschool worden
Ff contact :-) Analyse van de omgeving
geschorst, omdat basisscholen in tegenstelling tot het voortgezet onderwijs hiervoor geen meld-
van kinderen en jongeren met een chro-
plicht hebben. We hebben echter de indruk dat dat steeds vaker gebeurt.
nische of langdurige ziekte. Utrecht: VSB Fonds / Stichting Nederland Kennisland; 2003.
Hoewel ze disfunctioneren, ontvangen niet alle geschorste kinderen passende hulp. In Nederland disfunctioneert ongeveer 7% van de kinderen tussen 4-11 jaar wegens emotionele of gedragsproblemen.5,6 In 2003 bleek slechts 15% van deze kinderen hulp van de ggz te
3 Kearney CA, Bensaheb A. School absenteeism and school refusal
ontvangen.6 De afgelopen tien jaar is dat verbeterd. Van de gezinnen die ernstige problemen rapporteren, maakt echter meer dan de helft géén gebruik van tweedelijns-jeugdzorgvoorzienin-
behaviour: A review and suggestions for
gen.7 Wellicht hebben kinderen die worden geschorst ook nog niet de juiste hulp gekregen. Hoe
school-based health professionals.
zoeken en krijgen hun ouders en verzorgers hulp?
Journal of School Health 2006; 76: 3-7.
Figuur 1 toont een theoretisch model voor het proces van hulp zoeken voor kinderen in
4
de basisschoolleeftijd met psychopathologie.8 De eerste stap is dat ouders zich realiseren dat
McAnanly E.
hun kind problematisch gedrag vertoont of emotionele problemen heeft. Vervolgens is het de
School phobia: The importance of prompt
vraag of ouders behoefte hebben aan hulp. Die wordt onder andere beïnvloed door lichamelijke
intervention. Journal of School Health 1986; 56: 433-436.
problemen bij het kind, gezinsfunctioneren en de perceptie van de leerkracht. Schoolpersoneel blijkt een grote invloed te hebben op het hulpzoekproces, zowel in het signaleren van zorgbe-
5
hoefte, als in het verkrijgen van een verwijzing.8 De invloed van kindfactoren op het proces van
Sytema S, Gunther N, Reelick et al.
hulp zoeken, is beperkt. Het komt uiteraard voor dat er wel zorgbehoefte is, maar dat ouders
Verkenningen in de kinder- en jeugdpsychiatrie. Utrecht: Trimbos-instituut; 2006.
24
toch geen hulp zoeken.8 Douma en anderen zien barrières voor ouders bij het hulp zoeken voor jongeren met verstandelijke beperkingen en emotionele en gedragsproblemen:9 ze zien bij-
ONDERZOEK | Geschorst! psychiatrische problematiek op de basisschool
voorbeeld geen nut in de hulpverlening of denken dat de problemen vanzelf wel over gaan. De inschatting van de jeugdzorgsector zelf blijkt ook een rol te spelen. Sommige ouders die hulp zoeken krijgen geen indicatie voor tweedelijnszorg.7 (Figuur 1)
Model van hulp zoeken (Van Zwaanswijk8, met toestemming vertaald)
Socio-deM. context
Gerapporteerde problemen door ouders
ses GEZIN
zorgbehoefte
Aanwezigheid van brussen
input van anderen Gerapporteerde problemen door leerkracht
KinD Chronische lichamelijke problemen
BarriÈres Alleenstaand ouderschap
Hulp zoeken
6
In de huisartsenpraktijk
Veranderingen in gezinsstructuur
Leeftijd In de GGZ
Gezinsfunctioneren Gebruik van GGZ door familieleden
Sekse
JM, et al. Help seeking for emotional and beha-
Schoolproblemen Bij netwerk vrienden / familie
Zwaanswijk M, Verhaak PFM, Bensing
Bij leerkracht
vioural problems in children and adolescents. A review of recent literature. European Child & Adolescent Psychiatry 2003; 12: 153-161. 7 Sociaal en Cultureel Planbureau.
In dit artikel brengen we de belangrijkste obstakels in kaart die ouders en scholen ondervonden op weg naar passende zorg vóórdat kinderen werden geschorst. Signaleerden ouders problemen voor de schorsing? (Waar) zochten ze hulp? Wat stond hen in de weg? Hebben ze hulp gekregen en zo nee, waarom niet? We hebben deze vragen ook aan de betreffende scholen gesteld. Tot slot zijn we nagegaan of het consultatiebureau en de jeugd(school)arts voor de schorsing al problemen signaleerden en zo ja, naar welke hulpverlening ze verwezen. Tot slot doen we aanbevelingen hoe obstakels te vermijden.
Terecht in de Jeugdzorg. Voorspellers van kind- en opvoedproblematiek en jeugdzorggebruik. Den Haag: SCP; 2013. 8 Zwaanswijk M, Ende van der J, Verhaak PFM, et al. Help-Seeking for Child Psychopathology: Pathways to Informal and Professional Services in The Nether-
Onderzoek onder ouders en school
lands. Journal of the American Academy of
Het onderzoek omvatte twintig kinderen tussen de zes en twaalf jaar (19 jongens en 1 meisje),
Child & Adolescent Psychiatry 2005; 44:
en hun ouders. De kinderen werden via de jeugdarts van de GG&GD of de huisarts verwezen
1292-1300.
naar Fornhese Almere, een instelling voor kinder- en jeugdpsychiatrie. Alle deelnemende kinde-
9
ren waren geschorst of stonden op het punt geschorst te worden van hun basisschool
Douma JCH, Dekker MC, et al.
(16 scholen voor regulier onderwijs, 4 scholen voor speciaal onderwijs). De kinderen en hun
Help-Seeking Process of Parents for Psy-
ouders namen tussen januari 2011 en mei 2013 deel aan ‘de crisisdeeltijdmodule’, een samenwerking tussen Fornhese Almere en de Bongerd, een cluster IV-school. Kinderen gaan in deze module gedurende vier maanden op de Bongerd naar school, terwijl er parallel een diagnostiek-
25
chopathology in Youth With Moderate to Borderline Intellectual Disabilities. Journal of American Academy of Child and Adolescent Psychiatry 2006; 45: 1232-1242.
MGV | Jaargang 69 | nummer 04 | juli 2014
traject loopt bij Fornhese Almere. Van de 25 kinderen die in deze periode deelnamen aan de module, deden 20 ouders mee. De overige vijf gezinnen waren te overbelast voor deelname. De vragenlijst en het interview met ouders werd afgenomen door een gz-psycholoog. De sociotherapeuten namen de schoolinterviews af met de intern begeleiders en/of leerkracht. De GG&GD-dossiers werden geanalyseerd door een gz-psycholoog. Bij twijfel over de analyse (in drie gevallen) is overlegd met de jeugdarts van de GG&GD.
Zorgen en hulp zoeken: instrumenten Waarneming van psychopathologie door ouders: Met de Nederlandse versie van de Child Behavior Checklist (CBCL) is gemeten hoe de ouders de gedragsproblemen en sociale competentie van hun kinderen beoordelen.10 Ouders is de ‘perceiving pathology schaal’11 voorgelegd: op een vijfpuntsschaal wordt gevraagd hoe ouders vinden dat hun kind het afgelopen jaar emotioneel en gedragsmatig gefunctioneerd heeft. Een ander antwoord dan ‘zeer goed’ of ‘goed’ is geïnterpreteerd als het waarnemen van emotionele- en/of gedragsproblemen. Ouders is gevraagd beide lijsten in te vullen over het jaar voorafgaande aan de schorsing. Zorgbehoefte van ouders: Vervolgens is aan ouders de vragenlijst ‘Hulpbehoefte en hulp zoeken’11 voorgelegd, waarin zeven vormen van hulp staan waar ouders behoefte aan kunnen hebben: informatie, opvang voor hun kind, activiteiten voor hun kind, hulpverlening of therapie voor hun kind, een luisterend oor voor zichzelf, begeleiding of hulpverlening voor zichzelf, praktische of materiële hulp. Als voor minstens twee van deze vormen van hulp een ‘beetje’ is ingevuld, is dit geïnterpreteerd als zorgbehoefte. Hulp zoeken door ouders: Als ouders zorgbehoefte hadden, werd het ‘Interview Hulp zoeken’11 afgenomen. Als ouders geen hulp zochten bij de professionele hulpverlening, werd gevraagd in welke mate 25 mogelijke barrières een rol speelden. Dit waren de barrières van Douma en anderen,9 aangevuld met onder meer ‘vrees voor wachtlijsten’, ‘vanwege geloofsovertuiging’, ‘niet kun10 Verhulst FC Ende J. van der, Koot HM.
nen betalen’, ‘zorgverzekering vergoedt deze hulpverlening niet’, ‘problemen met de Nederlandse taal’ en een open invulmogelijkheid. Gevraagd werd of, en zo ja, welke hulp ouders ontvangen
Handleiding voor de CBCL/4-18.
hebben; en indien niet of ze wisten waarom ze deze eventueel niet hebben ontvangen.
Rotterdam: Afdeling Kinder- en Jeugdpsy-
Waarneming van psychopathologie door school: Met de Nederlandse versie van de Teacher
chiatrie, Sophia Kinderziekenhuis/Erasmus
Report Form (TRF),12 een vragenlijst waarmee leerkrachten de gedragsproblemen en sociale
MC; 1996.
competentie van kinderen beoordelen, is het door de leerkracht waargenomen probleemgedrag ge-
11
objectiveerd. De leerkracht en/of intern begeleider is op dezelfde manier als ouders de ‘perceiving
Douma JCH.
pathology schaal’11 voorgelegd. Hen is gevraagd de lijsten in te vullen over het jaar voorafgaande
Emotionele problemen en gedragsproblemen bij jongeren met verstandelijke
aan de schorsing.
beperkingen: Hulpbehoefte en hulp zoeken.
Zorgbehoefte van school: Een voor het onderwijs aangepaste versie van de vragenlijst
Academisch Proefschrift. Rotterdam:
‘Hulpbehoefte en hulp zoeken’11 is afgenomen bij de leerkracht en/of intern begeleider. In deze
Erasmus Universiteit Rotterdam; 2006.
vragenlijst worden vijf hulpvormen genoemd waar schoolmedewerkers behoefte aan kunnen
12
hebben (informatie, hulpverlening of therapie voor het kind, een luisterend oor voor zichzelf,
Verhulst FC Ende, J van der, Koot HM.
begeleiding of hulpverlening voor zichzelf, praktische of materiële hulp).
Handleiding voor de Teacher's Report
Hulp zoeken door schoolmedewerkers: Als schoolmedewerkers zorgbehoefte rapporteer-
Form (TRF).
den, werd hen het voor het onderwijs aangepaste ‘Interview Hulp zoeken’ 11 afgenomen. Als ze
Rotterdam: Afdeling Kinder- en Jeugdpsychiatrie, Sophia Kinderziekenhuis / Erasmus
geen professionele hulp zochten, werd hen gevraagd in welke mate verschillende barrières daar-
MC; 1997.
bij een rol speelden (‘grote rol’, ‘enigszins een rol’, ‘geen rol’). Hierbij zijn de eerder genoemde
26
ONDERZOEK | Geschorst! psychiatrische problematiek op de basisschool
barrières,9 aangevuld met specifieke barrières zoals ‘ik wilde hulp zoeken, maar ouders niet en ik had hun toestemming nodig’ of ‘onvoldoende mankracht om hulp aan te vragen’, en een open invulmogelijkheid. Psychopathologie en doorverwijzingen: In de kinddossiers van de GG&GD is geanalyseerd of er vóór de schorsing (meer dan twee jaar) al zorgen over de ontwikkeling vermeld stonden, welk ontwikkelingsgebied deze zorg betrof en of, en zo ja, naar welke hulpverlening werd verwezen. Kinderpsychiatrische problematiek: Er is nagegaan of in de diagnostiekbrief een kinderpsychiatrische diagnose is vastgesteld aan de hand van de DSM-IV-TR.13
Resultaten: psychiatrische problemen onderbelicht Ouders: Van de ouders rapporteerde 80% emotionele en/of gedragsproblemen bij hun kind, gemeten met de CBCL. Op de Perceiving Pathology Scale rapporteerde 100% van de ouders problemen. Alle ouders hadden ten minste ‘een beetje’ behoefte aan minimaal drie van de genoemde hulpvormen. De overgrote meerderheid had behoefte aan informatie, hulp voor hun kind en een luisterend oor. De helft gaf aan ook behoefte te hebben aan begeleiding of hulpverlening voor zichzelf. In 91% van de gevallen blijken ouders voor hun drie belangrijkste zorgbehoeften hulp te hebben gezocht. 85% van de ouders zocht op enig moment voor de schorsing professionele hulp. Als barrières noemden ze: de problemen zelf willen oplossen, denken dat de problemen vanzelf wel over gaan, niet weten waar ze hulp moesten vinden, het een te grote stap vinden, en de problemen of behoeften moeilijk kunnen omschrijven. Vijf ouders, van wie twee wel elders hulp zochten, wilden niet naar Bureau Jeugdzorg uit angst voor uithuisplaatsing van hun kind. Drie ouders rapporteerden niet naar de ggz te willen omdat ze dit een te grote stap vinden, de problemen zelf willen oplossen, verwachten dat het vanzelf over gaat, hun kind te jong vinden, te vrezen voor een label of voor lange wachtlijsten. Vrijwel alle ouders die professionele hulp zochten, ontvingen enige vorm van hulp (figuur 2). Eén kind werd niet doorverwezen omdat de huisarts dacht dat de problemen te maken hadden met de leeftijdsfase. School: Van de leerkrachten rapporteerde 89% emotionele en/of gedragsproblemen op de TRF-vragenlijst. Op de Perceiving Pathology Scale rapporteerde 100% van de leerkrachten problemen. Alle medewerkers van school hadden ten minste ‘een beetje’ behoefte aan minimaal drie van de genoemde zeven hulpvormen. Vrijwel allen hadden voor de schorsing behoefte aan hulpverlening voor het kind. Daarnaast had de overgrote meerderheid behoefte aan praktische hulp (zoals extra toezicht in de klas, hulp met administratieve zaken, aangepaste materialen). Meer dan de helft wilde begeleiding of hulp voor zichzelf om beter met het kind om te leren gaan. In 83% van de gevallen zochten schoolmedewerkers hulp. Driekwart deed dit intern (via intern begeleider, begeleidingscommissie, team of zorgteam). De rest zocht hulp bij de schoolbegeleidingsdienst, via een collegiaal consult of bij de GG&GD. Zij die geen hulp zochten, werden belemmerd door financiële problemen, onvoldoende mankracht, ouders, onwetendheid over waar ze hulp konden vinden, angst voor een label voor het kind, of wilden de problemen zelf oplossen. Zij die wel hulp zochten, hebben allemaal enige vorm van hulp ontvangen, zoals gesprekken, prak-
13
tische hulp of een collegiaal consult. De respondenten noemen vaak dat de hulp niet afdoende
American Psychiatric Association.
was, de problematiek te zwaar was voor hun school, en ze te lang hebben doorgemodderd. Ook benoemen ze onrustige thuissituaties als redenen voor de geëscaleerde schoolsituatie.
27
Diagnostic en statistical manual of mental disorders (4th ed., text rev.). Washington DC: APA; 2000.
MGV | Jaargang 69 | nummer 04 | juli 2014
(Figuur 2)
intern begeleider, begeleidingscommissie, team of zorgteam). De rest zocht hulp bij de schoolbeOntvangen professionele hulp (n=22, meerdere antwoorden mogelijk) geleidingsdienst, via een collegiaal consult of bij de GG&GD. Zij die geen hulp zochten, werden belemmerd door financiële problemen, onvoldoende mankracht, ouders, onwetendheid over
9 8 7 6 5 4 3 2 1 0
Th
e
waar ze hulp konden vinden, angst voor een label voor het kind, of wilden de problemen zelf oplossen. Zij die wel hulp zochten, hebben allemaal enige vorm van hulp ontvangen, zoals gesprekken, praktische hulp of een collegiaal consult. De respondenten noemen vaak dat de hulp niet afdoende was, de problematiek te zwaar was voor hun school, en ze te lang hebben doorgemodderd. Ook benoemen ze onrustige thuissituaties als redenen voor de geëscaleerde schoolsituatie.
p ra On
ie
d
ki
nd
z er
oe
1e
-li
k/
jn
n co
Ka
nj
su
er
lt
ie at
a tr
in
GG
in
g
Z
/S
T IP
A OV
/o
p
tr
e vo
ai
di
ni
n
ng
o gs
nd
er
e st
un
in
g L
o og
pe
di
e IQ
H
o
e nd
n yp
o-
rz
oe
er
k
go
fy
si o
e th
d Ou
ra
er
b
pi
e
e eg Sc
le
id
ho
i
ng
m ol
1e
aa
-li
ts
On
jn
a ch
de
pp
rz
o
e
k lij
a ek
we
ud
io
rk
g lo
isc
h
n ce
tr
um
é Ok
-p
un
t Ki
e nd
ra
rt
s
De rol van de GG&GD: Van één kind is het dossier bij de GG&GD kwijtgeraakt. Bij alle overige kinderen (n=19, 100%) worden minimaal twee jaar voor de schorsing al problemen beschreven in het dossier. Bij ruim de helft wordt problematiek van het kind beschreven: gedragsproblemen, druk gedrag, angsten, concentratieproblemen, taalproblemen, motorische problemen. Bij meer dan de helft worden er ruim voor de schorsing (>1 jaar) al problemen op school gerapporteerd. Bij ruim een derde van de kinderen wordt melding gemaakt van gezinsproblematiek. Bijna alle kinderen zijn extra gezien door de jeugdarts. Op één kind na zijn alle kinderen vóór de schorsing al doorverwezen naar enige vorm van hulp (figuur 3). (Figuur 3 )
verwijzingen naar hulpverlening (N=19, MEERDERE ANTWOORDEN MOGELIJK) 15
Paramedische zorg: logopedie, audiologisch centrum, diëtist, optometrist BJZ (bureau jeugdzorg, opvoedingsondersteuning, procescoördinatie)
10
5
Maatschappelijk werk (maatschappelijk werk, schoolmaatschappelijk werk) Schoolgerelateerde hulp: permantente commissie leerlingenzorg (PCL), schoolbegeleidingsdienst (SBD) GGZ
0
1e-lijns zorg: vrijgevestigde psycholoog / orthopedagoog
Kinderpsychiatrische problematiek: Bij 90% van de kinderen werd minstens één kinderpsychiatrische stoornis in engere zin geclassificeerd (figuur 4). 80% had meer dan één classificatie op As I. Alle twintig kinderen functioneerden niet goed, blijkt uit de GAF-scores − tussen de 45 en 55. Bij de twee kinderen zonder kinderpsychiatrische stoornis in engere zin was er sprake van
28
ONDERZOEK | Geschorst! psychiatrische problematiek op de basisschool
respectievelijk een ouder-kindrelatieprobleem en zwakbegaafdheid. Bij slechts 30% van de kinderen was er recent (minder dan twee jaar geleden) een intelligentieonderzoek gedaan. Bij 40% van de kinderen was er nog nooit een intelligentieonderzoek afgenomen, bij de overige 30% van de kinderen waren de gegevens verouderd. Bij 70% van de kinderen bleek er sprake van een relevant cognitief probleem. 40% van de kinderen bleek zwakbegaafd (TIQ<85). Bij 30% van de kinderen bleek er sprake van een significant disharmonisch intelligentieprofiel, bij allemaal ten gunste van de verbale vaardigheden. Dit wil zeggen dat een kind wat taal betreft veel beter functioneert dan visueel-ruimtelijk / praktisch handelend. Als er gekeken wordt op factorniveau, blijkt zelfs bij de helft van alle kinderen sprake van een disharmonisch profiel (bij 80% ten gunste van de verbale begripsfactor). Alle kinderen met een psychiatrische diagnose kregen psychiatrische vervolgbehandeling geadviseerd. De helft (dag) klinisch, de andere helft poliklinisch. Alle kinderen gingen naar het speciaal(basis)onderwijs. (Figuur 4)
s
intern begeleider, begeleidingscommissie, team of zorgteam). De rest zocht hulp bij de schoolbe-
Classificaties As I en As II (n=22, meerdere diagnoses mogelijk)
geleidingsdienst, via een collegiaal consult of bij de GG&GD. Zij die geen hulp zochten, werden belemmerd door financiële problemen, onvoldoende mankracht, ouders, onwetendheid over
12
waar ze hulp konden vinden, angst voor een label voor het kind, of wilden de problemen As zelf1 op-
10
lossen. Zij die wel hulp zochten, hebben allemaal enige vorm van hulp ontvangen, zoals gesprek-
8
As 2
ken, praktische hulp of een collegiaal consult. De respondenten noemen vaak dat de hulp niet
6
afdoende was, de problematiek te zwaar was voor hun school, en ze te lang hebben doorgemod-
4
derd. Ook benoemen ze onrustige thuissituaties als redenen voor de geëscaleerde schoolsituatie.
2 0 AD
d Ou
-k er
(H
in
)D
e dr
la
ti e
o pr
Ge
bl
dr
ee
a
m
s gs
to
or
s ni
(N
) AO An
gs
t ts
oo
rn
is
ASS
A
an
s pa
si n
g
t ss
oo
rn
is Le
e
St
t rs
oo
oo
rn
rn
is
is
op
kin
d
le er
ef
ti j
d
PT
Zw
ak
be
g
SS
f aa
dh
ei
d
of Ui
la
t
ge
s ge
r
te
ld
e
a di
gn
os
e
Discussie: meer diagnostiek nodig Zowel ouders, scholen als professionals bleken al vóór de schorsing problemen te signaleren. Ook hadden ze behoefte aan zorg: ouders en scholen hadden vooral behoefte aan therapie of hulpverlening voor het kind, en in de helft van de gevallen ook aan hulp voor zichzelf om beter met het kind te leren omgaan. In de meeste gevallen werd door zowel ouders als schoolmedewerkers professionele hulp gezocht én gevonden. Er was dus niet zo zeer sprake van een zorgkloof, maar van ontoereikende hulp: er was specialistische diagnostiek nodig. 70% van de kinderen bleek een relevant cognitief probleem te hebben (zwakbegaafdheid, of een disharmonisch intelligentieprofiel). Een derde van deze kinderen had een disharmonisch intelligentieprofiel ten gunste van de verbale vaardigheden. De helft van de kinderen kampte met een disharmonische opbouw in het cognitieve
14
profiel op factorniveau. Kinderen met een disharmonisch intelligentieprofiel, zeker ten gunste van
Kaldenbach Y.
de verbale vaardigheden, lopen een groot risico lopen overvraagd te worden.14 Voorstelbaar is dat
De WISC-III anno 2006. Een voorstel tot
bij deze kinderen geen goede inschatting is gemaakt van hun beperkte vermogens, waardoor ze zijn overvraagd. Mede hierdoor zijn gedragsproblemen ontstaan.
29
eenduidige en hiërarchische analyse, interpretatie en rapportage. Kind en Adolescent Praktijk 2006; 3: 128-136.
MGV | Jaargang 69 | nummer 04 | juli 2014
Het lijkt erop dat oplossingen vooral gezocht zijn in beheersing en verandering van de gedragsproblemen. In 2013 bleek al dat sommige ouders die hulp zoeken, geen indicatie krijgen voor tweedelijnszorg.7 Ook de kinderen en hun ouders uit ons onderzoek hebben vooral paramedische, pedagogische en eerstelijnszorg gekregen, terwijl ze achteraf specialistische diagnostiek nodig bleken te hebben. Na deze diagnostiek kregen alle kinderen een indicatie voor speciaal (basis) onderwijs, terwijl pas een kwart van de kinderen deze indicatie al had. Een beperking van ons onderzoek is dat de vragenlijsten en interviews retrospectief waren en daardoor mogelijk minder betrouwbaar zijn. Daarnaast betreft het een kleine, heterogene steekproef van geschorste kinderen met een kinderpsychiatrische diagnostiekvraag. Hierdoor zijn de resultaten niet te generaliseren naar alle geschorste kinderen. De uitkomsten kunnen desondanks richting geven aan ideeën over hoe de zorg kan worden vormgegeven.
Aanbeveling: meldplicht schorsingen en specialistische diagnostiek In 2015 zal de verantwoordelijkheid voor onder andere de specialistische jeugd-ggz worden overgeheveld naar de gemeenten. Kernbegrippen van deze transitie zijn preventie, vroege interventie, zorg en hulp zo licht mogelijk, en het versterken van de sociale netwerken van kind en gezin. Er zal onderscheiden moeten worden wanneer lichte hulp voldoende is, en wanneer specialistische zorg noodzakelijk. Dreigende schorsing zou een indicatie voor specialistische diagnostiek kunnen zijn, waarbij in ieder geval een intelligentieonderzoek noodzakelijk is. Wij bevelen daarom aan om het melden van schorsingen op de basisschool net als op het voortgezet onderwijs te verplichten, enerzijds om snel te kunnen interveniëren met specialistische diagnostiek, anderzijds om meer zicht te krijgen op hoe schorsingen op de basisschool kunnen worden voorkomen. Daarnaast blijft het van groot belang dat scholen samenwerken met externe professionals. Uit ons onderzoek blijkt dat scholen vooral intern hulp te zoeken, terwijl direct contact tussen scholen en hulpverleners de weg naar gespecialiseerde hulp kan verkorten. Dit beleid zou binnen het stelsel Passend Onderwijs kunnen worden benadrukt en geëvalueerd. Het is van groot belang dat kinderen indien nodig doorstromen naar speciaal(basis)onderwijs zonder dat hier eerst een schorsing aan vooraf moet gaan.
samenvatting Voor twintig door de basisschool geschorste kinderen tussen 6-12 jaar met een kinderpsychiatrische diagnostiekvraag werden obstakels naar passende zorg geïnventariseerd. Dit is geanalyseerd door middel van vragenlijsten, interviews en een dossieranalyse bij de GG&GD. Zowel
M. Jansen is GZ-psycholoog i.o. klinisch psycholoog bij GGZ Centraal,
ouders als scholen signaleerden vóór de schorsing problemen en de
locatie Fornhese Almere.
meerderheid van hen zocht hulp. Hulp kwam vooral in de vorm van eer-
m.jansen4@ggzcentraal.nl
stelijns psychologische, pedagogische en paramedische zorg. Er bleek
G. van Voorst is klinisch psycholoog en psychotherapeut bij GGZ
echter specialistische diagnostiek noodzakelijk. Schorsingen in het
Centraal, locatie Amersfoort.
basisonderwijs zouden verplicht gemeld moeten worden en kunnen een
g.vanvoorst@ggzcentraal.nl
indicatie zijn voor specialistische diagnostiek. In verband met de tran-
B. Pijl is psycholoog en epidemioloog bij GGZ Centraal,
sitie van de jeugdzorg en het Passend Onderwijs, moet hiervoor beleid
locatie Amersfoort.
gemaakt worden en de resultaten daarvan worden geëvalueerd.
b.pijl@ggzcentraal.nl
30
INNOVATIE | De ge(s)laagde organisatie - Hoe innovatie in de zorg te bevorderen
De ge(s)laagde organisatie Hoe innovatie in de zorg te bevorderen
Door: Ron Sponselee & Steef Peters
Wat is er toch aan de hand met de innovaties in de ggz? Al eerder zagen we de moeizame introductie van het elektronisch patiëntendossier. Routine Outcome Monitoring (ROM) en e-mental health gaan gepaard met omleidingen, drempels en wegversperringen. Doelmatigheid en betaalbaarheid zijn belangrijke thema’s in de zorg. Wat maakt de invoering van innovaties in de ggz succesvol of juist niet? We illustreren dit aan de hand van de invoering van de ROM.
Innovatie is vernieuwing van producten, diensten, processen of organisatievormen. Dat kan door óf hetzelfde te doen op een nieuwe manier óf iets nieuws te doen met de bestaande mogelijkheden. Innovaties in de zorg kunnen de productiviteit, de doelmatigheid en de kwaliteit van die zorg verhogen. Ook een combinatie van deze drie mogelijkheden kan innovatief zijn; in de zorg valt dan te denken aan de ontwikkeling van zorgpaden, combinaties van wonen en zorg, en samenwerking in een keten van zorgaanbieders. Innovatie vraagt niet alleen kennis van technologie; juist in een professionele zorgorganisatie zijn het de immateriële waarden die bepalen of iets wel of niet innovatief uitpakt.1 Denk aan kennis en vaardigheden van strategisch management, logistiek, marketing of leiding geven.
1 Christensen CM.
Deze competenties zijn nodig om innovaties tot stand te brengen, en vooral om ze te vertalen
Disrupting the reimbursement system.
naar de praktijk. Die vertaling en invoering van een innovatie, die wij in het vervolg ‘diffusie’
In: Christensen CM. The innovator’s
noemen, gaat niet vanzelf, ook al lijkt de innovatie nog zo attractief.
prescription. Mc Graw Hill; 2009, 221-260. 2
DIFFUSIE: BEVORDERING VAN VERSPREIDING Everett M. Rogers beargumenteerde dat de diffusie van innovaties een algemeen proces is, onafhankelijk van geld of van wie een nieuw product aanschaft of toepast.2 Hij onderscheidde
31
Rogers E. Elements of diffusion. In: Rogers E et al. Diffusion of innovation. Fifth edition: Free Press; 1983, 1-35.
MGV | Jaargang 69 | nummer 04 | juli 2014
vijf variabelen die bepalen of iemand als een van de eersten een nieuw product zal kopen, of als laatste: Het relatieve voordeel: de mate waarin een innovatie door potentiële gebruikers (‘adepten’) beschouwd wordt als verbetering. Zo is de mogelijkheid tot het maken van afspraken via internet met de poli een duidelijke verbetering ten opzichte van de telefoon. Dat geldt ook voor een sms-herinnering aan potentiële wegblijvers. Compatibiliteit: Hoe beter een innovatie aansluit bij bestaande waarden, eerdere ervaringen en behoeften, de nieuwsgierigheid prikkelt én in het verlengde ligt van waar we mee bezig zijn, hoe kansrijker hij is. Complexiteit: Hoe eenvoudiger een innovatie te begrijpen en te implementeren is, hoe kansrijker ze is. Elektronische Patiënten Dossiers werden bij de introductie beschouwd als moeilijk en niet altijd even handig. Dit vertraagde de implementatie, ondanks het duidelijke relatieve voordeel van het systeem.3 Beproefbaarheid: Innovaties worden gemakkelijker geaccepteerd wanneer ze eerst getest kunnen worden en eventueel gemakkelijk terzijde kunnen worden geschoven. Zichtbaarheid: De implementatie verloopt beter naarmate het relatieve voordeel beter zichtbaar is. De snelle opkomst van de smartphone is een mooi voorbeeld. De smartphone is eenvoudig te bedienen en groeide al snel uit tot een statussymbool. De voordelen ten opzichte van de vaste telefoon, de gewone mobiele telefoon, computer en laptop zijn dat iedere bezitter nu overal vandaan kan bellen, gebeld worden, internetten en mailen. De smartphone is niet meer weg te denken uit ons dagelijks leven. Informatie: Goed geïnformeerde mensen zullen tot de vroege adepten behoren. Daarnaast is de positie in een sociaal netwerk van belang, evenals het vermogen om met informatie om te gaan. 3 Sponselee R. E-fiasco’s. Maandblad Geestelijke volksgezondheid 2006; 1: 20-33.
ZORGINNOVATIE: NIEUWE COMBINATIES Zorgorganisaties zijn professionele bureaucratieën.4 Het bestaande doen op een nieuwe manier, of iets op een totaal nieuwe manier doen met de bestaande mogelijkheden, gedijt in dit soort
4
organisaties bij algemene richtlijnen en ruimte om verbeteringen aan te brengen, en niet bij ge-
Mintzberg H.
detailleerde, opgelegde beleidsregels.5 In innoverende organisaties bestaat een combinatie van
De professionele organisatie. In: Mintzberg H. Mintzberg over
vrijheid en sturing. De medewerker, immers, kent zijn werk beter dan de bestuurder, hij moet
management.
bemoedigd, uitgedaagd en verleid worden tot vernieuwing en tegelijk tot productiviteit.
Amsterdam: Veen; 1991, 180-201.
Innovatie managen of sturen is bijna een tegenstelling in zichzelf. Innovatie laten ontstaan,
5
betekent individuele kennis van de professional aanwenden tot vernieuwing, of de kennis van
Weggeman M.
meerdere professionals verenigen in ‘Neue Kombinationen’.6 Kennis is een persoonlijke kwa-
Kennis, leren en typen professionals.
liteit, die innovatie kan voortbrengen en competenties voedt; management daarentegen houdt
In: Weggeman M. Leidinggeven aan
zich bezig met efficiënte productie en met verbeteren in plaats van vernieuwen. Wat te managen
professionals? Niet doen. Schiedam: Scriptum; 2008, 246-272.
valt is het scheppen van ruimte (letterlijk en figuurlijk). Het optimaliseren van routines en protocollen (efficiency) is immers iets heel anders dan het bedenken van nieuwe dingen. Manage-
6
ment is erop gericht morgen weer beter en sneller te doen wat vandaag goed is gegaan. Terwijl
Avest H ter.
innoveren impliceert dat je het morgen juist anders doet dan vandaag. De drive bij managers is:
Innovatie in de GGZ. In: Avest H ter. Innovatie in de GGZ.
‘het kan beter’, de drive bij innoveren is: ‘zo kan het niet langer’. Managen is gericht op Plan-
Interne publicatie GGZ Centraal; 2008.
Do-Control-Act en innoveren is gericht op Out-of- the-box-denken en creativiteit.
32
INNOVATIE | De ge(s)laagde organisatie - Hoe innovatie in de zorg te bevorderen
De drive bij managers is: ‘het kan beter’, de drive bij innoveren is: ‘zo kan het niet langer’
HOE INNOVATIE VERZANDT: ROM ROM was oorspronkelijk bedoeld om hulpverleners te voorzien van gegevens over de effecten van hun behandeling; feedback dus. Met andere woorden: lopen het oordeel van de patiënt over de kwaliteit van zijn leven en de beoordeling van de behandelaar synchroon met het doel van de behandeling? Als dat niet zo is, dienen hulpverlener en patiënt afspraken en verwachtingen over bijvoorbeeld het doel van de behandeling of de gevolgde aanpak bij te stellen. In de loop van de tijd zijn er doelen aan ROM toegevoegd: monitoring en benchmarking. ROM moet cliëntenstromen monitoren en de instellingen de mogelijkheden bieden hun behandelresultaten onderling te vergelijken. Zo kunnen cliëntengroepen in beeld worden gebracht en kunnen de resultaten per afdeling, locatie of instelling wetenschappelijk onderzocht en vergeleken worden. Het afgelopen decennium heeft de ROM-methodiek in Nederland een enorme vlucht genomen. Tijdens de invoering verschoven de oorspronkelijke doelstellingen (vastlegging, monitoring en benchmarking van de kwaliteit van behandelresultaten) naar de achtergrond. De koepelorganisatie GGZ Nederland begon ROM te beschouwen als een middel om de samenleving te laten zien welke resultaten behandeling oplevert. Het toverwoord ‘benchmark’ raakte in zwang; niet voor het vergelijken van de kwaliteit, maar van de efficiency van de behandelingen. Een andere partij diende zich al snel aan: de zorgverzekeraars. In 2007 besloten enkele zorgverzekeraars te stoppen met de bevoorschotting van het werk. Dit betekende dat nogal wat zorgorganisaties geld moesten lenen om aan hun betalingsverplichtingen te kunnen voldoen. Na heel wat gesoebat kwam men een ruil overeen: de verzekeraars zouden weer voorschotten geven als de zorgorganisaties hun ROM-gegevens ter beschikking zouden stellen aan de verzekeraars. Om de afspraken te borgen en behandeleffecten van veelvoorkomende stoornissen inzichtelijk te maken, richtten de verzekeraars een nieuw onafhankelijk kenniscentrum op: de Stichting Benchmark GGZ (SBG). Via de SBG werd de ROM onderdeel van de inkoopvoorwaarden van de zorgverzekeraars. Worden de afgesproken percentages ROM-scores niet gehaald, dan volgen er forse kortingen op de budgetten van de ggz-instellingen.
VERSCHILLENDE BELANGEN De belangen van de diverse partijen bij de ROM verschillen aanmerkelijk. Het belang van de zorgverzekeraar (‘hoe scheid ik de bokken van de schapen’) is geheel anders dan dat van de individuele professional. Die is gebaat bij valide, betrouwbare en tijdige meetgegevens over zijn patiënt. De managers in de ggz-instellingen zijn weer gebaat bij procesoptimalisatie van het behalen van de ROM-scores, om kortingen te voorkomen. Die kunnen oplopen tot honderdduizenden euro’s. Door de verschuiving van de doelstellingen boog het aanvankelijke enthousiasme onder de professionals om naar weerstand. De hieruit voortvloeiende stagnatie van ROM maakt duidelijk dat men bij de diffusie onvoldoende rekening heeft gehouden met de verborgen lagen in
33
MGV | Jaargang 69 | nummer 04 | juli 2014
7 Morgan G.
organisaties. Deze laten zich over het algemeen niet zo eenvoudig blootleggen, zeker niet in een
Interests, conflict and power: organizations
professionele organisatie als een zorginstelling.7,8
as political systems. In: Morgan G. Images
Deze gelaagdheid heeft alles te maken met de mensen die er werken. De dieptestructuur
of organization. Thousand Oaks (CA): Sage Publication; 1986,
van een organisatie omvat alle persoonlijke belangen, de informele relaties en de verborgen
141-194.
spelregels. De grootste begrenzing van innovatie − naast financiële en technische begrenzingen − wordt gevormd door individuele belangen van de verschillende belanghebbenden in de ver-
8
schillende lagen. Door bij diffusie rekening te houden met deze verschillende belangen wordt
Jong AJ de. De gelaagde organisatie. In: Jong AJ de.
de kans op succes vergroot.
De gelaagde organisatie. Assen: Van Gorcum; 1995, 1-18. 9
PATROONHERKENNING: VAN GELAAGD TOT VERKNIPT
Liu K.
Willen we de ROM-methodiek invoeren en daarbij rekening houden met de gelaagdheid van
The social layer modelling organization as
de organisatie, dan moeten we inzien dat het primaire proces van de professionals (dat zich
information systems. In: Liu K. Semiotics
afspeelt in de laag van de informele organisatie) werd beïnvloed door het secundaire proces (in
in information systems engineering. Cambridge: Cambridge University Press;
de laag van de formele organisatie). Het verschil in belangen van deze lagen levert weerstand
2000, 108-113.
op en de diffusie van de innovatie stokt.9
(Figuur 1)
de gelaagde organisatie A- S ubcultuur waar betekenissen zijn vastgelegd, intenties
A- Informele organisatie B- Formele organisatie C- Technische organisatie
worden begrepen, overtuigingen worden gevormd en
verplichtingen met verantwoordelijkheden worden
aangegaan, veranderd en ontlast
B- I ntenties en betekenissen worden vervangen door
bureaucratische regels
C- Techniek om delen van het formele systeem te
automatiseren
Om de continuïteit van de organisatie veilig te stellen dienen zorgorganisaties zich vandaag de dag te richten op resultaten. Ongemakkelijk wordt het als dit een doel op zich wordt en het primaire proces van de professionals verstoort. De professional wil kwaliteit van de zorg volgens zijn eigen beroepsnormen, de manager wil een goed financieel resultaat. Het vervolg laat zich gemakkelijk voorspellen, zeker wanneer de ROM-resultaten achterblijven bij de afspraken die gemaakt zijn met de zorgverzekeraars. Om boetes van de zorgverzekeraars te voorkomen stelt het management nieuwe regels op, waardoor de complexiteit van de bedrijfsvoering toeneemt en het begrip bij de professional in het primaire proces verder afneemt. De maatregelen beïnvloeden de zorg in negatieve zin. Er zijn instellingen die call centers inhuren om vragenlijsten af te nemen bij patiënten zodat het quotum gehaald wordt. De terugkoppeling van de meetresultaten is hierbij van secundair belang geworden. Dit soort maatregelen leidt tot slechtere zorg en hogere coördinatiekosten. De gelaagde organisatie verandert in een verknipte organisatie waarin het management van de organisatie op afstand is komen te staan van haar eigen medewerkers.
34
INNOVATIE | - Hoe innovatie in de zorg te bevorderen
(Figuur 2)
de VERKNIPTE organisatie (ONTWERP: SPONSELEE & PETERS) innovatie
innovatie ziekenhuis
patiënt
professional
verzekerde
management
prijs
de verzekeraar
prijs
Deze verwording van steun voor de innovatie naar weerzin en verdediging voltrekt zich sluipenderwijs.10 Vorig jaar uitten acht universitaire hoogleraren-afdelingshoofden psychiatrie stevige kritiek. Zij zien de ROM-methodiek niet meer zitten en distantieerden zich er publiekelijk van. ROM levert volgens hen te weinig nut op, waardoor de urgentie verdwijnt. Deze afweer is te verklaren met de eerder besproken vijf variabelen van Rogers: de professionals beschouwen de vernieuwing niet meer als een verbetering (relatieve voordeel), de innovatie sluit niet meer aan bij de bestaande waarden van het primaire proces (comptabiliteit), door de nieuwe regels wordt het almaar complexer (complexiteit), door de druk van de verzekeraars is er onvoldoende tijd voor ontwikkeling van het instrument ( beproefbaarheid) en door de verschuiving naar de beheerkant ontbreekt het aan zorginhoudelijke toepassing (zichtbaarheid).3
10 Christensen CM. How to appraise your organization’s capabilities and disabilities?
VAN GELAAGD NAAR GESLAAGD ‘Oh, east is east, and west is west, and never the twain shall meet.’ Met die woorden beklaagde
In: Christensen CM. The innovator’s dilemma. Hammersmith: Harper Collins; 2002, 185-210.
Rudyard Kipling zich in 1892 over de onoverbrugbare cultuurverschillen tussen de Britten en de Indiërs.11 Vandaag de dag kampen professionals en bestuurders met een soortgelijk euvel. Hoe overbruggen we deze kloof, zodat de innovatie niet stagneert en het management toch zijn doelen haalt? De boodschap is simpel: door de innovatie plaats te laten vinden waar ze
11 Kipling R. Ballads and Barrack Room Ballads. In: Kipling R. Departmental Ditties and
thuishoort en geen andere doelen van andere stakeholders proberen te integreren, zoals bij de
Ballads and Barrack Room Ballads.
invoering van het EPD en de ROM-methodiek is gebeurd.
New York: Doubleday Page & Company;
Er is een mogelijkheid om deze problemen te omzeilen en een voor alle partijen bruikbare
1919.
benadering te vinden. Die gaat uit van een instelling als ‘medisch bedrijf ’, waarbinnen diverse
12
actoren verantwoordelijk zijn voor gescheiden processen in de diverse lagen van de organisatie.
Sponselee R.
De processen zijn weliswaar op elkaar afgestemd, maar de inhoud van de zorg is gescheiden
Meerlagen ICT architectuur.
van de administratieve verwerking.12 Het principe is hetzelfde als bij de diffusie. Het EPD, bijvoorbeeld, is ingevoerd als administratief systeem voor het vastleggen van patiëntgegevens en
35
In: Sponselee R et al. Meerlagen ICT architectuur. Interne publicatie GGZ Nijmegen; 2006.
MGV | Jaargang 69 | nummer 04 | juli 2014
behandelingen voor de facturering. Vervolgens probeerde men via het EPD ook zorgvernieuwingen in te voeren, door het bijvoorbeeld te gebruiken ter ondersteuning van de professional. Het gevolg was een complete mismatch tussen de IT-applicatie en het gebruik daarvan, waardoor de professionals zich misbruikt voelden door het administratieve apparaat. Bij de invoering van de ROM dreigt nu hetzelfde te gebeuren. Niet de gegevens in de taal van de professionals vormen het uitgangspunt voor monitoring en onderzoek, maar de meetuitkomsten die door de bedrijfsvoering vertaald zijn in de logica van de verantwoordingssystematiek. Wanneer er rekening gehouden wordt met meerdere lagen in de organisatie, blijft de innovatie en de eventuele vertaling daarvan naar IT-applicaties binnen het domein van de professionals die ermee moeten werken. Het belang van kennis van de gelaagdheid geldt voor vernieuwingen in alle onderdelen van een zorgorganisatie: het primaire proces, de procesbesturing, de zorglogistiek, de productieregistratie en de bedrijfssturing. Het besef moet groeien dat het bij innovatie vooral gaat om de belangen van de professionals. Er moet voortdurend voor gewaakt worden dat het accent niet verschuift naar regels, procedures, (administratieve) systemen en verantwoordingsinstrumenten. Dit vraagt heldere keuzes in de samenstelling van een innovatieteam, duidelijke bevoegdheden en verantwoordelijkheden en heldere afspraken over hoe de vernieuwing wordt ingevoerd. Het ordenen van innovatiedoelen en het respecteren van elkaars belangen kan de werelden van management en professionals dichter bij elkaar brengen. Een geforceerd samenbrengen levert enkel teleurstelling en vervreemding in de organisatie op. De oplossing moet worden gezocht in het van tevoren vaststellen van de (impliciete) doelen van de innovatie van alle belanghebbenden, zowel management als professionals. Voor het begin van het project moeten alle (persoonlijke) doelen bij alle belanghebbenden bekend zijn. Volgens de filosoof Cato is het geen schande niets te weten, niets willen leren echter wel. We hopen dat dit artikel de afstand tussen weten en doen verkleint.
samenvatting
R. Sponselee is voorzitter van de Raad van Bestuur van GGZ Delfland. Hij maakte twaalf jaar deel uit van de commissie informatiebeleid van GGZ
Er is betere kennis nodig over de manier waarop innovatie zich in de
Nederland, participeerde in de ontwikkeling van het REPD en was lid van
gezondheidszorg verspreidt. Een analyse van de invoering van de
de ROM-stuurgroep van GGZ Nederland.
Routine Outcome Monitoring (ROM) maakt duidelijk dat er een helder
r.sponselee@ggz-delfland.nl
onderscheid gemaakt moet worden tussen de doelstellingen van de
S. Peters is consultant op het gebied van strategie, processen en
professionals en die van het management. Wanneer de doelen worden
informatietechnologie. Hij is als visiting professor verbonden aan de
vermengd, trekt de professional zich terug of gaat zich verzetten. Dit
Universiteit van Reading en het Beijing Institute of Technology.
dreigt met ROM te gebeuren. Kennis en acceptatie van de verschillende
speters@conclusion.nl.
lagen in de organisatie met hun specifieke kenmerken zijn voorwaarden voor een succesvolle invoering van de innovatie.
36
ONDERZOEK | OPBRENGSTEN VAN EIGEN KRACHT-CONFERENTIES IN DE OGGZ
Opbrengsten van Eigen Kracht-conferenties in de openbare geestelijke gezondheidszorg Door: Gideon de Jong, Gert Schout, Cornelis Mulder, Ellen Meijer, Marjolein van Dijk & Tineke Abma
Eigen Kracht-conferenties kunnen worden ingezet om cliënten van de oggz te helpen om grip te krijgen op hun leven. Het netwerk verstevigt en de hulpbehoefte neemt af, zo is de bedoeling. Een onderzoek naar de opbrengsten wijst uit dat dat ten dele klopt. i
Zie het dossier over effectiviteit van
Eigen Kracht-conferenties: http://www.socialevraagstukken.nl/site/ dossiers/werkt-eigen-kracht/ 1 Kampen T, Verhoeven I, Verplanke L (red.). De affectieve burger. Hoe de overheid verleidt en verplicht tot zorgzaamheid.
In Nederland vindt er een heroverweging plaats over wat we van de verzorgingsstaat mogen
Amsterdam: Van Gennep; 2013.
verwachten en waaruit de inzet van de gemeenschap kan bestaan.1,2 De overheid treedt terug,
2
de burger moet meer zelf doen. Het gaat hier bijvoorbeeld om de nieuwe Wet maatschappelijke
Wetenschappelijke Raad voor het
ondersteuning (Wmo), Welzijn Nieuwe Stijl en de belangstelling voor burgerkracht. In deze
Regeringsbeleid (WRR).
context zien we de opkomst van de Eigen Kracht-conferenties (EK-c’s). i Een EK-c is een bijeenkomst waarin de cliënt (de ‘hoofdpersoon’) en diens netwerk oplos-
Vertrouwen in burgers. Amsterdam: Amsterdam University Press; 2012.
3
singen zoeken voor een probleem en daarvoor gezamenlijk een plan opstellen. Essentieel in deze benadering is dat mensen niet alleen over eigen krachten beschikken, maar ook samen met anderen leven en samen met anderen kracht kunnen ontwikkelen. Voormalig wethouder in Amsterdam Pieter Hilhorst noemt dit ‘samenredzaamheid’.4 Hij houdt een pleidooi voor nieu-
3 Beek F van, Muntendam M. De kleine gids. Eigen Kracht-conferentie 2011. Alphen aan den Rijn: Kluwer; 2011.
we vormen van lotsverbondenheid. Te lang zouden we in zijn ogen de gemeenschappelijkheid uitbesteed hebben aan de staat. De bureaucratische logica van de overheid sluit moeizaam aan bij de leefwereld van mensen. EK-c’s zijn volgens Hilhorst nieuwe vormen om lotsverbondenheid vorm te geven.
37
4 Hilhorst P. Samenredzaamheid. De Volkskrant, 6 oktober 2009.
MGV | Jaargang 69 | nummer 04 | juli 2014
Er is volop ervaring met EK-c’s in de jeugdhulpverlening, zowel in Nederland als daarbuiten. Eerder hebben we stilgestaan bij het ontstaan en de toepassing van EK-c’s.5 Tot op heden is er weinig onderzoek gedaan naar opbrengsten van deze conferenties voor volwassen hulpvragers in het algemeen en voor oggz-cliënten in het bijzonder. In de oggz worden mensen geholpen die de hulpverlening bewust mijden of de weg hier naartoe niet weten te vinden. Een groot deel leeft in verkommerde en verloederde omstandigheden, en in woonbuurten met leefbaarheidsproblemen. Het zijn mensen die ogenschijnlijk geen of een beperkt netwerk hebben. Ze hebben moeizame verhoudingen met familie en kennissen en zijn geïsoleerd. Het bevorderen van participatie, het mobiliseren van informele steun en het realiseren van sociale cohesie – doelen van de Wmo – zijn lastige opgaves in de 5
oggz. Wij wilden weten of een methode die in het ene werkveld (de jeugdhulpverlening) is
Schout G, Jong G de.
ontwikkeld, ook toegepast kan worden in een ander werkveld (de oggz). Een van de uitkomsten
Eigen Kracht in de OGGz: een verkenning
is dat sociaal isolement geen contra-indicatie is, maar juist een belangrijke reden om een EK-c
van mogelijkheden. Maandblad Geestelijke volksgezondheid
te organiseren. EK-c’s kunnen beschadigde en verwaterde contacten tussen hulpvragers en hun
2010; 65 (7-8); 607-624.
sociale netwerk herstellen.
Eigen Kracht-conferenties Het volledige proces van een EK-c kent vier fasen: 3 1) De verwijzing wordt meestal gedaan door een professional, maar cliënten of familieleden kunnen ook direct contact opnemen met de Eigen Kracht Centrale. De regiomanager zoekt naar financieringsmogelijkheden (voornamelijk vanuit gemeentelijk budget, ofwel Wmo-gelden) en zoekt zodra dit rond is een coördinator die de EK-c gaat voorbereiden. 2) Samen met de cliënt kijkt de coördinator naar de contacten uit het eigen netwerk die voor de conferentie kunnen worden benaderd. Hoewel de coördinator met de cliënt meedenkt, ligt de keuze voor wie wordt uitgenodigd primair bij de cliënt. 3) De conferentie vindt doorgaans een maand tot twee maanden na verwijzing plaats. Ook professionals kunnen meedoen, echter alleen tijdens het informatieve deel, om hun perspectief op het probleem te delen en mogelijke oplossingen aan te dragen. Cruciaal in de conferentie is het besloten familiedeel: vrij van toezicht van instanties en professionals gaan de cliënt en het netwerk een plan voor de toekomst formuleren. 4) Nadat het plan in het laatste deel van de conferentie is geformaliseerd door de coördinator, wordt het onder alle partijen verspreid. Meestal wordt tijdens de conferentie een ‘sterke kracht’ uit het sociaal netwerk of een professional aangewezen die zorg zal dragen voor de uitvoering ervan.
Onderzoek: EK-c’s in de oggz We hebben 41 EK-c’s in de oggz-netwerken van de provincie Groningen tussen januari 2011 en september 2013 bestudeerd. Van iedere EK-c beschreven we de beginsituatie (het probleem, de actoren, de context) en het verloop van de conferentie zelf (de vier fasen van de EK-c, uitvoering en de resultaten). Van elke EK-c zijn het proces en het effect geëvalueerd. Het doel van de procesevaluatie was het ontwerpproces te ondersteunen. Daarbij werd gekeken of een sociale interventie die in het ene werkveld was ontwikkeld (de jeugdhulpverlening), werkzaam kon zijn in een ander werkveld (de oggz). De effectevaluatie werd alleen gebruikt om het ontwerp te verbeteren en de inzetbaarheid ervan in de oggz te beoordelen. In dit artikel rapporteren we alleen over de effectevaluatie.
38
ONDERZOEK | OPBRENGSTEN VAN EIGEN KRACHT-CONFERENTIES IN DE OGGZ
Populatie De doelgroep van de oggz laat zich lastig onderscheiden omdat de oggz een vangnet is voor iedereen die geen hulp ontvangt, maar dat wel nodig heeft. In ons onderzoek zijn geïncludeerd 1) alle aanmeldingen in de oggz-netwerken of bij meldpunten zorg en overlast van de provincie Groningen tussen februari 2011 en februari 2013, en 2) alle personen, families of gemeenschappen (straten, hofjes of buurten) waar sprake was van te weinig zorg (zoals zorgmijders, dak- en thuislozen of multiproblem gezinnen die geen geïndiceerde zorg ontvangen) in dezelfde periode. De doelgroep van de oggz is diffuus en neemt soms de vorm aan van een ‘situatie’ zonder dat er een individuele ‘cliënt’ aan te wijzen is. Potentiële verwijzers naar het onderzoeksproject is gevraagd te letten op omstandigheden waarin het sociale netwerk uitgebreid of verbeterd moet worden, en cliënten niet gemotiveerd zijn voor hulpverlening.6 Maar ook om te letten op dreigende dwangmaatregelen, uitzichtloze situaties waar de denkkracht van een grote groep betrokkenen is geboden, en leefbaarheidsproblemen in buurten en woonwijken. In deze gevallen zou een EK-c uitkomst kunnen bieden. De aanmeldingen voor het project betroffen relatief veel ‘ogenschijnlijk uitzichtloze’ gevallen. Vaak zagen we dat cliënten die in eerste instantie positief stonden tegenover een EK-c, na een eerste gesprek afhaakten (vooral bij drugsverslaving of psychiatrische problematiek).
Onderzoeksdesign: interviews We hebben vier respondentgroepen benaderd: 1) hoofdpersonen (individuele cliënten, koppels, gezinnen, leefgemeenschappen), 2) het sociale netwerk (familieleden, vrienden, buren, betrokken omstanders), 3) professionals (hulpverleners, wijkagenten, buurtconciërges, woningbouwconsulenten, wethouders) en 4) Eigen Kracht-coördinatoren. Alle respondenten zijn geïnterviewd aan de hand van een lijst onderwerpen. De opbrengsten (verbetering van de leefsituatie, toename van eigen kracht, toename kwaliteit van sociale steun) van de conferenties zijn gemeten met behulp van vragen op een tienpuntsschaal. Zo kon vooruitgang of stagnatie van de opbrengsten worden vastgesteld. Er is veel ervaring met deze methode opgedaan in het oplossingsgericht werken.7,8 Van 245 respondenten in 33 casussen zijn uiteindelijk individuele scores verkregen. De scores zijn niet tijdens voor- en nametingen verkregen. We hebben respondenten retrospectief laten reflecteren op de toestand van een variabele voorafgaand aan en na de conferentie.
6
Dit vergrootte de kans dat vooral positieve veranderingen werden gerapporteerd. We hebben
Schuurman M.
getracht dit op te vangen door de gegeven scores niet zomaar voor waar aan te nemen en de
Momenten voor Eigen Kracht.
respondenten deze te laten beargumenteren − conform de handreikingen uit het oplossings-
Voorhout: Bureau WESP; 2008.
gericht werken.
7
Op individueel casusniveau zijn de kwantitatieve data vooral bedoeld ter ondersteuning van
Bannink F.
de kwalitatieve data. Wanneer echter de gegeven scores in alle casestudies worden gewogen is
De kracht van oplossingsgerichte thera-
het mogelijk om toetsende analyses te doen. Van de 41 EK-c’s hebben we in 33 gevallen scores
pie: Een vorm van gedragstherapie. Gedragstherapie 2005; 38 (1); 5-16.
verkregen (n=245). In de overige acht gevallen is het niet gelukt om tot zinvolle kwantitatieve data te komen, omdat de conferenties in de voorbereiding vastliepen of omdat respondenten
8
onvoldoende konden reflecteren op de opbrengsten.
Visser C.
We hebben vier vragen onderzocht: 1) neemt tijdens en na een EK-c de (kwaliteit van) sociale steun aan de hoofdpersoon toe?; 2) neemt tijdens en na een EK-c de eigen kracht en
39
Doen wat werkt. Oplossingsgericht werken, coachen en managen. Culemborg: Van Duuren Management; 2006.
MGV | Jaargang 69 | nummer 04 | juli 2014
daarmee de grip op de eigen situatie van de hoofdpersoon toe?; 3) leidt een EK-c tot een verbetering van de leefsituatie van oggz-cliënten, cliëntsystemen en buurten waarin oggz-cliënten woonachtig zijn?; 4) neemt de intensiteit van professionele steun door voorzieningen (aantal professionals) door een EK-c af?
Resultaten: meer sociale steun In de beschrijvende statistieken valt een aantal bevindingen op. In totaal waren 473 participanten betrokken bij 41 EK-c’s. De meeste respondenten van het onderzoek behoren tot het sociaal netwerk van de hoofdpersoon (119 van de 312 respondenten in 41 casussen; 38,1%). Verder participeerden 74 hoofdpersonen (23,7%), 77 professionals (24,7%) en 42 EK-coördinatoren als respondent (13,5%). Het merendeel van de casussen was gesitueerd in de provincie (‘regio’; 26 van de 41 casussen; 63,4%), met als kanttekening dat alleen de stad Groningen als ‘stad’ werd aangerekend. In de meeste gevallen heeft de conferentie een plan opgeleverd (26 van de 41 cases; 63,4%). Psychosociale (multi)problematiek komt het meest voor onder de hoofdpersonen (20 van de 41 casussen; 48,8%). Dit betreft een kluwen van problemen, zoals schulden, verloedering en verwaarlozing, veelal in combinatie met psychiatrische en verslavingsproblematiek. Het aantal psychiatrische (3 van de 41 casussen; 7,3%) en verslavingscasussen (8 van de 41 casussen; 19,5%) is echter beperkt. Tot deze casussen zijn namelijk alleen die situaties gerekend waarin de psychiatrische of verslavingsproblematiek op de voorgrond stond. In de overige casussen was sprake van leefbaarheidsproblematiek in woonbuurten en hofjes (10 van de 41 casussen; 24,4%). Het aantal casussen waarin de hoofdpersoon reeds in zorg was voorafgaand aan de EK-c is één minder dan het aantal waarin de hoofdpersoon niet in zorg was (20 om 21). Iets meer dan de helft van de conferenties kan geslaagd worden genoemd (23 van de 41 casussen; 56,1%). In de 33 casussen waarin kwantitatieve gegevens zijn verkregen blijkt dat er gemiddeld hoger gescoord wordt op zowel de kwaliteit van sociale steun, de eigen kracht en de leefsituatie op de situatie ná de EK-c dan op de situatie daarvóór. Aansluitend op de beschrijvende analyses zijn multilevel-analyses uitgevoerd om te verifiëren of de stijgingen in deze 33 casussen significant zijn. Alvorens hier op in te gaan, zetten we eerst de gegeven scores van de vier respondentgroepen uiteen. In tabel 1 is te zien dat van de vier respondentgroepen de EK-coördinatoren telkens de hoogste scores toebedelen aan de situatie met betrekking tot een variabele na de conferentie, gevolgd door de hoofdpersonen. Professionals verhouden zich iets minder positief, terwijl de sociale netwerken telkens de minst hoge scores hebben gegeven.
EK-c's kunnen beschadigde en verwaterde contacten tussen hulpVRAGERS en hun sociale netwerk herstellen
40
ONDERZOEK | OPBRENGSTEN VAN EIGEN KRACHT-CONFERENTIES IN DE OGGZ
(tabel 1)
Scores respondentgroepen Variabele en respondentgroep Gemiddelde score voorafgaand* Gemiddelde score nadien* Verschil 1. Sociale steun Hoofdpersoon
5,05
7,01
+1,96
Sociaal netwerk
5,02
6,29
+1,27
Professional
5,06
6,86
+1,80
EK-coördinator
5,04
7,47
+2,43
2. Eigen Kracht Hoofdpersoon
4,44
6,49
+2,05
Sociaal netwerk
3,80
5,92
+2,12
Professional
4,04
6,26
+2,22
EK-coördinator
4,31
6,60
+2,29
3. Leefsituatie Hoofdpersoon
3,48
7,20
+3,72
Sociaal netwerk
3,48
6,09
+2,61
Professional
3,93
6,84
+2,91
EK-coördinator
4,00
7,60
+3,60
* Scores 0-10, waarbij een hogere score een gunstigere uitkomst impliceert
Desalniettemin zijn alle respondentgroepen optimistisch over de toename van sociale steun en eigen kracht na de EK-c, en zien ze verbetering in de leefsituatie. De eerste drie onderzoeksvragen kunnen positief worden beantwoord. De multilevel-analyses laten significante verbeteringen zien van 1) de hoeveelheid hulpbronnen waar een beroep op kan worden gedaan, 2) de hoeveelheid eigen kracht, en 3) de leefsituatie van de hoofdpersoon dat zich in de oggz meestal uit in een doorbraak uit verloedering en isolement en een afname van leefbaarheidsproblemen. De vierde onderzoeksvraag ‘neemt de intensiteit van professionele steun af?’ kunnen we echter niet positief beantwoorden. Hoewel uit de beschrijvende statistiek een geringe daling valt op te maken (van 2,26 naar 2,07 professionals) is dit verschil zo minimaal dat er bijna niet kan worden gesproken van een afname van het aantal professionals na afloop van de EK-c’s.
Nabeschouwing: EK-c’s hebben potentie
9
We kunnen concluderen dat de EK-c’s veranderingen opleveren die de goede richting uitgaan:
Schout G, Jong G de.
oggz-cliënten (en -systemen) komen er sterker uit, de eigen kracht neemt echter niet spectacu-
Eigen Kracht-conferenties in de Open-
lair toe. De leefsituatie verbetert en de sociale steun neemt toe, zowel in het aantal personen als
bare Geestelijke Gezondheidszorg. Een
in de kwaliteit. Deze uitkomsten zijn significant. De hoeveelheid betrokken professionals blijft nagenoeg gelijk, met als kanttekening dat bij de geslaagde groepsconferenties9 de intensiteit van
41
onderzoek naar proces en uitkomsten. Groningen: Lectoraat OGGz, Hanzehogeschool Groningen; 2013.
MGV | Jaargang 69 | nummer 04 | juli 2014
10 Schout G, Jong G. de.
professionele hulp wel duidelijk is afgenomen. De blijvende betrokkenheid van professionals is
Eigen Kracht doorbreekt verkommering.
echter geen ongunstig teken. Vertrouwen leren krijgen en houden in de hulpverlening is zelfs
Maandblad Geestelijke volksgezondheid
een doel van de oggz.
2011; 66 (11); 840-852.
Gelet op de kenmerken van de onderzoekspopulatie zijn dit weliswaar bescheiden, maar wél opmerkelijke resultaten omdat het veelal hopeloze situaties betroffen, waarin het oplossingsarsenaal van hulpverleners reeds was opgedroogd. Dat de impact niet groter is, is te verklaren. De groep die naar ons onderzoek werd verwezen, had een eenzijdig netwerk en weinig sociale hulpbronnen. De EK-c herstelde wel contacten, maar vergrootte de kring niet of nauwelijks. We betrachten ook bescheidenheid omdat het in bijna de helft van de verwijzingen (30 van 71) niet tot een conferentie kwam. De EK-c is een betrekkelijk nieuw fenomeen in de oggz. Professionals zijn nog zoekende welke gevallen er geschikt voor zijn. Daarnaast willen veel cliënten niet de vuile was buiten hangen – ze verkiezen een route naar de hulpverlening waar schaamte niet zo’n grote rol speelt. We kunnen uit dit onderzoek niet zonder meer concluderen dat de gevonden veranderingen daadwerkelijk worden veroorzaakt door de EK-c’s. Hier is vergelijking met een controlegroep voor nodig. Toch zijn de resultaten bemoedigend, te meer omdat het hier ging om situaties die veelal waren vastgelopen en waar weinig verandering meer te verwachten viel.10 De opbrengsten kunnen echter niet worden gegeneraliseerd naar de gehele oggz-populatie; daarvoor hadden we meer casussen moeten analyseren met een betere spreiding. Desalniettemin wijst ons onderzoek op de potentie van EK-c’s om de leefsituatie te verbeteren van oggz-cliënten en in buurten waar leefbaarheidsproblemen spelen.
G. de Jong MSc, promovendus ‘Eigen Kracht in de OGGz’, VUmc, afdeling Metamedica, EMGO+, Amsterdam.
samenvatting
gideon.de.jong@gmail.com Dr. G. Schout, senior researcher en projectmanager ‘Eigen Kracht in de
Gedurende twee jaar zijn het verloop en de opbrengsten van 41 Eigen
OGGz’ en ‘Eigen Kracht bij BOPZ’, VUmc, afdeling Metamedica, EMGO+,
Kracht-conferenties (EK-c’s) in de openbare geestelijke gezondheidszorg
Amsterdam.
(oggz) van de provincie Groningen gevolgd. Iets meer dan de helft van
Prof. dr. C.L. Mulder, Psychiater bij BavoEuropoort en bijzonder hoogle-
deze conferenties kan op grond van het behalen van doelen geslaagd
raar OGGZ, Afdeling Psychiatrie, Erasmus MC, Rotterdam.
worden genoemd. In 33 casussen waarin kwantitatieve scores met
E. Meijer, MSc, promovendus ‘Eigen Kracht bij BOPZ’, VUmc, afdeling
betrekking tot de opbrengsten zijn verkregen, laten multilevel-analyses
Metamedica, EMGO+, Amsterdam.
zien dat oggz-cliënten en -cliëntsystemen en sterker worden tijdens en
M. van Dijk, MSc, promovendus ‘Eigen Kracht bij BOPZ’, VUmc, afdeling
na EK-c’s, dat hun leefsituatie verbetert en dat sociale steun toeneemt.
Metamedica, EMGO+, Amsterdam.
De resultaten zijn bescheiden, maar in veel uitzichtloze situaties is de
Prof. dr. T. Abma, professor cliëntenparticipatie, VUmc, afdeling Meta-
vooruitgang die door de EK-c’s wordt geboekt, al heel wat.
medica, EMGO+, Amsterdam.
42
gezien en gelezen | recensies
Gezien en gelezen
FILM
HET BESTE VOOR KEES Documentaire van Monique Nolte, 95 minuten. Uitgezonden op 2 juni Nederland 2, beschikbaar op Holland Doc.
door: Rob Houtepen Ethicus, Universiteit Maastricht
Kees Momma is een hoogbegaafde autist die
geving voor intelligente autisten van middelbare
In beide situaties hebben de ouders er voor
aan Japanse kalligrafie doet en al twee
leeftijd te realiseren. Maar die hoop zien we
gekozen hun kind meer te bieden dan de
boekjes over zijn leven heeft gemaakt.
geleidelijk vervliegen. Zeker Kees is een
reguliere zorg kan leveren. Dex heeft nog wel
Documentairemaker Monique Nolte won
behoorlijke eigen accommodatie gewend en
tijd in zorginstellingen doorgebracht, maar dat
eerder zijn vertrouwen om in 1997 Trainman
zulke voorzieningen zouden vanuit geen enkel
ging niet goed. In de afgelopen jaren, bij Kees al
te maken, met een knipoog naar Rain Man
zorg- en huisvestingsbudget financierbaar zijn.
decennia, heeft dat de hoofdpersonen
en verwijzend naar Kees’ immense spoor-
Nog daargelaten of tussen de bewoners wel een
onnoemelijk veel goeds opgeleverd. Maar
baantraject. Kees maakt onmiddellijk een
positief lotgenotencontact zou ontstaan en of
achteraf blijkt dat de ouders ook een soort fuik
zeer ontwapenende en ontroerende indruk,
de begeleiding voor elk van hen wel adequaat
zijn ingegaan: nu hun kind dit zorgniveau
dwars door zijn archaïsche volzinnen,
zou zijn.
gewend is, is elk alternatief eigenlijk ondraaglijk.
EEN BREDER PROBLEEM
DAN MAAR EUTHANASIE?
angsten en tics heen. Je gunt hem alles. EEN BEDREIGDE ZORGIDYLLE
Deze situatie doet denken aan de eveneens
Kees gaat zo ver dat hij alvast aankondigt voor
Kees is nu eind veertig en zijn ouders rond de
indrukwekkende recente documentaire Een
euthanasie te kiezen als zijn ouders niet meer
tachtig. Zijn vermogende ouders hebben zo’n
goede plek voor Dex van Nan Rosens. De 17-jarige
voor hem kunnen zorgen. En geen kijker zal
naadloos bij hem passende omgeving
autist Dexter Budding kan amper communice-
twijfelen aan zijn vermogen een vrijwillig en
geleverd, dat geen enkele reguliere zorg daar
ren en is voor vrijwel alle dagelijkse dingen
weloverwogen verzoek te doen. Voor hém zal
aan zou kunnen tippen. Vooral zijn moeder is
zorgafhankelijk. Bovendien heeft hij een
het wegvallen van zijn ouders uitzichtloos en
volledig op hem ingespeeld. Maar die
slaapstoornis en ligt bij hem voortdurend een
ondraaglijk lijden opleveren, met autisme als
ondervindt af en toe al last van haar goedaar-
fysieke uitbarsting op de loer. Zijn ouders
‘medische’ grondslag. Maar zijn wij er aan toe
dige hersentumor en Kees begint letterlijk
hebben beide jaren terug hun baan opgezegd
een euthanasieverzoek te honoreren dat in de
slapeloze nachten te krijgen bij de gedachte
om full time voor hem te kunnen zorgen. Nu
kern om een gebrek aan adequate zorg draait?
dat hij het straks zonder zijn ouders zal
Dex volwassen wordt, wordt dat steeds
In tijden van bezuinigingen op ouderenzorg en
moeten redden.
slopender. Zijn ouders zijn ten einde raad en ook
ggz en druk op de mantelzorg iets om goed over
Zijn vader heeft het initiatief genomen om
hier zien we in de documentaire een vergeefse
na te denken.
ergens in Nederland een geschikte woonom-
speurtocht naar een adequate zorgvoorziening.
43
MGV | Jaargang 69 | nummer 04 | juli 2014
BOEK
C. VAN DER FELTZ-CORNELIS & N. MULDER (RED.) (2013)
door:
Bauke Koekkoek
HANDBOEK SOCIALE PSYCHIATRIE
SPV, hoofd onderzoek EPA Pro Persona en lector HAN, Nijmegen
Utrecht: De Tijdstroom, 377 p., € 49,-
constateringen van Van der Feltz-Cornelis in hoofdstuk 8 (over integrale zorg), over de matige kwaliteit van de Nederlandse ggz als gevolg van een gebrekkige integratie met de algemene gezondheidzorg. In haar pleidooi voor het biopsychosociale model overheerst het De sociale psychiatrie is een veelomvattend
crisisinterventie; De Pater over gezinsinterven-
medisch discours en is vooral plaats voor
en soms onoverzichtelijk terrein van de
ties). Het hoofdstuk over de geestelijke
medische professionals. Het sociale en
psychiatrie. Strikt gezien is alle psychiatrie
gezondheid van Nederland (door NEMESIS-2
multidisciplinaire karakter van de sociale
sociaal: nagenoeg alle stoornissen opge-
onderzoekers De Graaf, Ten Have en Van
psychiatrie blijkt ook niet uit de beschreven
somd in de DSM manifesteren zich als
Dorsselaar) is grotendeels bekend maar zeer op
doelgroep op de achterflap, waar professionals
gedrag in een sociale context. Daarnaast
zijn plaats in een bundel als deze. Veel
in de sociale en verpleegkundige disciplines
heeft de term ‘sociale psychiatrie’ verschil-
hoofdstukken gaan in op specifieke kwesties
schitteren door afwezigheid.
lende betekenisniveaus: als attitude, als
zoals trauma, zorgarrangementen en methodes,
concreet hulpaanbod, als specialisme van de
suïcidepreventie, herstel en rehabilitatie, maar
Mijnenveld
psychiatrie, om er enkele te noemen. Alleen
ook op wettelijke en bestuurlijke kaders.
Aangezien dit het eerste Nederlandstalige
al daarom verdienen de redacteurs,
expliciet zo benoemde Handboek sociale
hoogleraren Van der Feltz-Cornelis (sociale
Geen totaalbeeld
psychiatrie is, ligt de lat hoog. Kijken we naar
psychiatrie) en Mulder (openbare ggz), lof
Dit handboek staat dicht bij de praktijk: in veel
Groot-Brittannië, dan zien we in Bhugra en
voor het samenstellen van dit handboek.
hoofdstukken zit een casus en veel auteurs zijn
Morgan’s Principles of Social Psychiatry (2010)
Door in een inleidend hoofdstuk de breedte
erkende experts, werkzaam zowel als professio-
wél een indelingsprincipe van sociale psychia-
van de sociale psychiatrie bondig te
nal, als onderzoeker of opleider. Toch is er ook
trie. Hun onderscheid naar sociale oorzaken
benoemen ontlopen ze bovendien een
wel wat op aan te merken: de titel ‘Handboek’
van, sociale reacties op en sociale interventies
potentieel mijnenveld van definities.
– onderdeel van zich uitbreidende reeks van
bij psychiatrische problematiek is niet
ggz-georiënteerde handboeken van De
zaligmakend. Maar ze is wel duidelijk en
In 28 bijdragen worden allerlei sociaal-psychia-
Tijdstroom – suggereert namelijk een totaal-
gebaseerd op enkele fundamentele keuzes over
trische kwesties kundig en compact beschreven.
beeld. De redacteuren hebben echter geen
etiologie en behandeling. Iets meer aandacht
Daartussen zitten fraaie visionaire (Delespaul
conceptueel overzicht nagestreefd, terwijl het
voor een onderbouwde visie op het vakgebied,
e.a. over de inrichting van de ggz), conceptuele
veld van de sociale psychiatrie daar wel
dus toch even het mijnenveld der definities
(Milders over diagnostiek) en praktische
behoefte aan heeft. Daardoor komen bepaalde
betreden, had dit Handboek nog wat mooier
stukken (Van der Post en Cornelis over
hoofdstukken wat lukraak over. Zo ook enkele
kunnen maken.
44
gezien en gelezen | recensies
BOEK
G. LOHUIS & A. BEUKER (RED.) (2013)
ZONDER SOCIAAL GEEN PSYCHIATRIE
waardoor mensen letterlijk konden stappen uit een omgeving die werd beperkt door psychiatrische problematiek.
Amsterdam: SWP, 232 p., € 27,50
Rollen van zowel hulpverlener als de patiënt/ cliënt worden tegenwoordig anders ingevuld. De
door:
hulpverlener verandert van deskundige naar
Haci Özer
begeleider en de hulprelatie verandert in een
Willeke Manders
co-relatie. De Jonge (stafmedewerker Empower-
Resp. junior- en senior-onderzoeker,
ment en praktiserend patiënt) beschrijft haar
Lectoraat Sociale en Methodische Aspecten
ervaringen en ideeën vanuit het eigenkrachtper-
van Psychiatrische Zorg, HAN, Nijmegen
spectief. Tielens (psychiater) laat zien hoe de communicatie met psychotische mensen verbeterd kan worden.
Nieuwe methoden en onderzoek hebben de
het belang van integrale hulp aan de meest
High Intensive Care
afgelopen jaren de behandeling van psychia-
kwetsbaren en beschrijft hoe dit vormgegeven
Niet zo voor de hand liggend binnen het kader
trische problemen verbeterd. Hoe verhoudt de
kan worden. Hoenders (psychiater) en co-au-
van de sociale psychiatrie zijn de afdelingen voor
sociale psychiatrie zich tot deze ontwikkelin-
teursbeschrijven een protocol dat helpt om
gesloten opname. Toch is dit een onmisbare
gen? Lohuis en Breuker, beiden sociaal-psychi-
verschillende geneeswijzen (aangeduid als
schakel in de zorgketen voor mensen met
atrisch verpleegkundigen, hebben een
Integrale geneeskunde) verantwoord toe te
ernstige psychiatrische aandoeningen (EPA).
succesvolle poging gedaan deze vraag te
passen in de ggz.
Bovenberg (sociaal-psychiatrisch verpleegkundi-
beantwoorden, samen met een aantal uiteenlopende experts.
ge, organisatieadviseur) en anderen presenteren Eigen Kracht
een nieuwe standaard voor deze afdelingen; de
In het boek wordt een aantal trainingen en
high and intensive care (HIC) voor de ggz.
Auteurs zoals Knegtering (psychiater, opleider,
interventies beschreven die niet uitgaan van
De eigen regie van de patiënt/cliënt in zijn
hoofd onderzoek) en Koekkoek (lector en
beperkingen maar van de eigen kracht van de
hulpverleningsproces komt steeds centraler te
verpleegkundig specialist) pleiten voor een
patiënt en zijn omgeving. Mane (destijds in
staan. Informatietechnologiesystemen kunnen
integrale benadering waarin de interactie tussen
opleiding sociaal-pedagogische hulpverlening) en
ondersteuning bieden om dit te bewerkstelligen.
biologische, psychologische en sociale aspecten
anderen laten zien hoe Eigen Kracht-conferenties
Bergsma (consultant) en Van Haaster (onderzoe-
van psychiatrische hulpverlening wordt erkend.
dwang en drang kunnen voorkomen. Een ander
ker) beschrijven een informatietechnologiesys-
Volgens Van Os (psychiater, hoogleraar
voorbeeld is de compassietraining van Van den
teem dat cliënten helpt om regie te voeren over
psychiatrische epidemiologie) kunnen we door
Brink (psychiater) en Koster (trainer en docent).
hun eigen hulpverleningsproces. In het huidige
sociale factoren te integreren in de biologische
Voor eenzelfde perspectief, waarin niet alleen
tijdgewricht kan de sociale psychiatrie mensen
wetenschapsbenadering, zowel de risicofactoren
uitgegaan wordt van beperkingen, pleiten ook
met psychiatrische problemen ondersteunen om
als de resilience (veerkracht) breder in kaart
Visser (systeemtherapeut) en co-auteurs voor
met gebruik van eigen mogelijkheden in hun
brengen. Daarnaast lijkt er een beweging te zijn
wat betreft de behandeling van agressie. Loopik
eigen omgeving een zo volwaardig mogelijk
naar het bieden van integrale hulp. Van Laere
en Gras (beiden sociaal-psychiatrisch verpleeg-
bestaan te leiden. Dit boek laat dit op overtui-
(sociaal geneeskundige armenzorg) benadrukt
kundigen) doen verslag van een reis naar herstel,
gende wijze zien.
45
MGV | Jaargang 69 | nummer 04 | juli 2014
BOEK
J. VAN OS (2014)
DE DSM-5 VOORBIJ! PERSOONLIJKE DIAGNOSTIEK IN EEN NIEUWE GGZ
door: Michiel W. Hengeveld Psychiater, emeritus hoogleraar psychiatrie, Leiden
Leusden: Diagnosis uitgevers, 224 p., € 30,-
Iedereen die ook maar iets met de ggz van doen heeft moet dit boek lezen! De professionals, maar zeker ook de zorgbobo’s die een steeds groter deel van het zorgbudget
maar werkte fataal uit. ‘Diagnostiek is
Polderend overleg
opsnoepen. De liberale minister van VWS die
waardevol indien het informatie verschaft over
Het onderwerp waaraan de titel het boek
een staatspsychiatrie aan het inrichten is, de
de zorgbehoeften.’ En dat doet een DSM-label
refereert, het voorstel voor een nieuwe ggz,
NZa die spontaan de bezuinigingen in de ggz
niet. Van Os geeft een boeiend kijkje in de
beslaat slechts een kwart van het boek. Ook ik
toejuicht in plaats van aan de belangen van de
keuken van de ‘the making of the DSM-5’.
moet er helaas kort over zijn. Aan de orde
patiënten te denken, het Zorginstituut
De sterke toename van het gebruik van
komen nog: 1) Psychosen als dimensionale
Nederland (voorheen CVZ), dat meent te
geestelijke gezondheidszorg wijt hij aan de
stoornissen in de salience, dikwijls (mede)
kunnen bezuinigen door er wat DSM-classifi-
DBC-systematiek en het organiseren van de ggz
veroorzaakt door traumatische ervaringen. 2)
caties uit te gooien, het SBG dat miljoenen
als een concurrerende markt. Hele nieuwe
Vier vragen om de persoonlijke diagnose te
besteedt aan het verzamelen van een
patiëntengroepen werden aangeboord. Dit
stellen: ‘Wat is er gebeurd? Wat zijn je
‘datakerkhof’, de zorgverzekeraars die onze
leidde tot overbehandeling van lichte proble-
kwetsbaarheid en weerbaarheid? Waar wil je
patiënten liever kwijt dan rijk zijn, en de
matiek en tot onderbehandeling van ernstige
naartoe? Wat heb je nodig?’ En 3) een regionaal
ggz-managers die in wanhoop het mes zetten
psychiatrische aandoeningen. De volgende stap
georganiseerde ggz, gebaseerd op epidemiolo-
in hun gefuseerde mega-instellingen. De
was: ‘DSM-gewijs snoeien van de ggz’ en het
gische gegevens. Wie weet is het een goed plan.
vraag is hoe lang we nog blijven ‘meestribbe-
aanbieden van wurgcontracten door de
Het aardige van het boek is dat Van Os niet
len’, zoals Matthieu Weggeman het noemde
zorgverzekeraars. Een hoofdstuk is gewijd aan
meedoet aan plat DSM-bashen of met de vinger
op het recente Voorjaarscongres van de
de bekende wetenschappelijke kritiek van Van
wijzen naar een bepaalde groep. ‘Alle spelers
Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie.
Os op het ROMmen, het benchmarken door de
hebben een beetje gelijk.’ Hij hoopt dat de
SBG en het zorgzwaarterapport. Als boeiend
Verelendung zo zal toenemen dat de boel in
Ggz als markt
terzijde volgt dan een uitgebreid hoofdstuk
polderend overleg grondig zal worden
Dit is wat dit boek van Jim van Os bij me opriep.
waarin wordt afgerekend met het breinmodel in
veranderd. Ik help het hem hopen. Zo langza-
Zijn beschrijving van wat er mis is aan onze
de psychiatrie. ‘Psychische ziekten definiëren
merhand speelt hier het burgemeester-in-oor-
DSM-gestuurde ggz is haarscherp en bij vlagen
als “hersenziekten” betekent dat men zich
logstijd-dilemma. Ik denk wel eens dat we met
ook bijna hilarisch, als het niet zo treurig was.
wetenschappelijk gezien met botte schaatsen
zijn allen nu, bottom-up, echt moeten gaan
Het boek begint met de DSM: het begon mooi,
op zeer glad ijs begeeft.’
tegenstribbelen.
46
de meesterproef | Paul Schnabel
DE meesterproef
DE MEESTERPROEF VAN Paul Schnabel Wat blijft er in het licht van de geschiedenis over van een promotieonderzoek?
Paul Schnabel herleest zijn proefschrift uit 1982: Tussen stigma en charisma. Nieuwe religieuze problemen en geestelijke volksgezondheid. Deventer: Van Loghum Slaterus; 1982. Erasmus Universiteit Rotterdam. Promotor: prof. dr. C.J.B.J. Trimbos.
Het was helemaal niet de bedoeling om te promoveren op psychische problemen als gevolg van het lidmaatschap van een sekte. Het was in 1982 wel een heel actueel onderwerp. In 1979 had in Guyana de collectieve zelfmoord van de volgelingen van Jim Jones aan bijna duizend mensen het leven gekost. In Europa en de Verenigde Staten hulden steeds meer mensen zich in het opvallende rood van Bhagwan. De Transcendente Meditatie-beweging had zojuist een nieuw internationaal hoofdkwartier gevestigd in een reusachtig klooster in de bossen bij Roermond. Er was bezorgdheid over de wervingsactiviteiten van Scientology en op de Dam waren de Hare Krishna’s een vertrouwde verschijning geworden. De ‘deprogrammering’ van door goeroes en sekten gehersenspoelde studenten trok net zo veel aandacht als de identiteitswisseling van psychiater Jan Foudraine tot Swami Deva Amrito.
47
-
MGV | Jaargang 69 | nummer 04 | juli 2014
weinig bewijs vinden voor de vermeende grote psychische en maatschappelijke schade die ze zouden aanrichten.
Glaasje sherry In de zomer van 1981 was het NcGv-rapport in concept gereed, maar juist door het controversiële karakter van het onderwerp en van onze bevindingen vond Tom van der Grinten als directeur van het NcGv het verstandig om het rapport eerst met de
E
voorzitter van het bestuur te bespreken, alvorens het uit te brengen. Dat hadden we overigens nog nooit eerder gedaan. Ik ging met vakantie naar Indonesië en toen ik in augustus
Er was echt wel wat aan de hand. In de publieke opinie vond men
terugkwam kon ik bijna meteen door naar de Erasmus Universi-
het tijd worden dat de overheid maatregelen ging nemen ter
teit om over mijn rapport te spreken met onze voorzitter, de
bescherming van jongeren en ter vermijding van excessen. Het
hoogleraar sociale psychiatrie Kees Trimbos. Hij vond het een
kabinet voelde daar niet veel voor, omdat het tot dan toe altijd
prima werkstuk en voegde er meteen aan toe dat ik op een
beleid was geweest verre te blijven van bemoeienis met alles wat
verkorte versie ervan bij hem kon promoveren. Hij haalde uit het
met geloof en levensovertuiging te maken had. De aanleiding
koelkastje achter zijn bureau een fles sherry en schonk ons
weet ik niet meer, maar in ieder geval gingen we bij de afdeling
allebei een glaasje in.
Onderzoek van toen nog het Nederlands centrum Geestelijke
Hij deed ook nog iets anders. Hij pakte de telefoon en legde met
volksgezondheid (NcGv, het huidige Trimbos-instituut) maar
de pedel de datum van de promotie meteen maar even vast: 10
eens op verkenning uit. Wat was er nu precies aan de hand en in
februari 1982. Dat was in mijn geval heel verstandig, want ik had
hoeverre kon hier ook gesproken worden van een probleem op
al twee of drie mislukte aanlopen tot een promotie gehad. Voor
het gebied van de geestelijke volksgezondheid? Werden mensen
alle duidelijkheid, in 1981 bestond het AIO-systeem nog niet, was
echt gehersenspoeld en waren ze daarna niet meer zonder de
er geen begeleidingsstructuur voor promovendi en werd er nog
hulp van deprogrammeurs weer naar de gewone wereld terug te
weinig gepromoveerd (800 dissertaties per jaar tegen nu 4000).
brengen?
Ik zei dat ik het doen zou, maar dat ik het rapport niet zou inkorten, maar juist zou uitbreiden en wetenschappelijk meer
Nieuwe religieuze bewegingen
gewicht zou geven. Dat mocht, maar het moest wel medio
We kwamen al gauw tot de conclusie dat het allemaal nogal
december naar de beoordelingscommissie.
meeviel. Er waren zeker bekeerlingen die ernstig in de psychische en trouwens ook wel in de financiële problemen waren
Broodje aap-verhaal
gekomen, maar vaak hadden ze het voor het contact met de
Ik ben toen ongeveer dag en nacht gaan schrijven om het
sekte of de nieuwe religieuze beweging al niet gemakkelijk
rapport tot een dissertatie om te werken. Dat deed ik nog met
gehad. Het was ook duidelijk dat in sommige groepen mensen
de pen en dat werd dan de volgende dag op kantoor uitgetypt.
echt uitgebuit en van hun oorspronkelijke sociale omgeving
Een computer hadden we nog niet. Ik herschreef het rapport
vervreemd werden of raakten. Van het bestaan van geheime
helemaal en zorgde vooral voor een veel systematischere
technieken van (bijna) onomkeerbare vormen van hersenspoe-
verwerking van de internationale literatuur op het gebied van de
ling raakten we niet overtuigd en de zelf benoemde deprogram-
theologie, de godsdienstsociologie en -psychologie, de cultuur-
meurs konden weinig concrete resultaten laten zien. Heel vaak
sociologie, de sociale psychiatrie en de psychoanalyse, de
bleek de casuïstiek te bestaan uit gevallen van horen zeggen en
communicatiewetenschappen, de wetgeving op het gebied van
we stuitten steeds op dezelfde verhalen, vaak afkomstig uit
godsdienst en nog zo het een en ander. Ik kijk nu met verbazing
buitenlandse media. Zonder nu meteen blij te zijn met de
naar wat ik toen allemaal uit de kast wist te halen en eerlijk
activiteiten van de nieuwe religieuze bewegingen konden we
gezegd ook met bewondering naar de toch wel heel persoonlijke
48
de meesterproef | Paul Schnabel
Van het bestaan van geheime technieken van onomkeerbare vormen van hersenspoeling raakten we niet overtuigd en gemakkelijk toegankelijke stijl van schrijven. Sociologische
zen, voedingsregimes en dergelijke, waar mensen hun eigen
proefschriften zien er nu wel heel anders uit en zijn meestal ook
heilsboodschap uit samenstellen. Meer dan de nieuwe religieuze
gebaseerd op veel meer eigen kwantitatief empirisch onderzoek.
bewegingen zelf bleek dát het verhaal van de ruim dertig jaar
Ik denk niet dat mijn boek door de beoordelingscommissies van
daarna te worden.
nu erg enthousiast ontvangen zou zijn. Ik was net klaar met de afronding van de Duitse samenvatting – echt het laatste loodje – toen ik begin december 1981 op een opgevroren stukje weg met de racefiets onderuit ging en weer wakker werd in het ziekenhuis. Even zonder herinnering en een stuk langer zonder voortanden, maar op 10 februari kon ik toch weer helemaal heel voor de commissie verschijnen en kreeg ik mijn bul. Uitgeverij Van Loghum Slaterus (nu als deel van BSL weer onderdeel van Springer) had gezorgd voor een mooie handelseditie en de belangstelling van de media was enorm. Achteraf zie ik ‘Tussen Stigma en Charisma’ als een studie naar de werking van medialogica en de effecten van een mediacratie, simpeler gezegd een onderzoek naar een ‘broodje aap’-verhaal.
Groei paracultureel aanbod Inmiddels had ook de Tweede Kamer besloten een commissie in te stellen om de problematiek van de nieuwe religieuze bewegingen nader te onderzoeken. De secretaris van de commissie, Mr. Tobias Witteveen, promoveerde in 1984 op de wetenschappelijke onderbouwing van het rapport. Zijn conclusies waren niet veel anders dan de mijne en dat was voor mij wel belangrijk. Want hoewel mijn collega’s van de afdeling onderzoek van het NcGv en ik met veel mensen in en om de nieuwe religieuze bewegingen hadden gesproken en ik echt alle
Paul Schnabel (1948) was tussen 1977-1991 hoofd
literatuur op dat gebied had verwerkt, was er toch de angst –
onderzoek van het NcGv (nu Trimbos-instituut) en van 1986 tot 1998
want dat was het – dat na de publicatie van het proefschrift zou
hoogleraar klinische psychologie en geestelijke volksgezondheid aan
blijken dat er wel degelijk sprake was van een heel ernstig
de Universiteit Utrecht. Van 1998 tot 2013 was hij directeur van het
maatschappelijk probleem. Dat was toen niet het geval en dat is
Sociaal en Cultureel Planbureau. Nu is hij universiteitshoogleraar
het nog steeds niet. Ik kan nog steeds achter de conclusies van
aan de Universiteit Utrecht en o.a. kroonlid van de SER. Hij is erelid
toen staan. Met name heb ik toen ook gewezen op de groei van
van de Nederlandse Sociologische Vereniging.
het ‘paraculturele’ aanbod aan esoterie, alternatieve geneeswij-
49
MGV | Jaargang 69 | nummer 04 | juli 2014
BIJBLIJVEN
Therapie bij BPS DE LEESSUGGESTIE VAN KEES KOOIMAN: Gunderson JG. Handbook of Good Psychiatric Management for Borderline Personality Disorder. Arlington: American Psychiatric Association; 2014. Bateman AW & Krawitz R. Borderline Personality Disorder; an evidence-based guide for generalist
S
Sinds een kleine twintig jaar worden er empirische studies
mental health professionals. Oxford: Oxford University Press; 2013. moeilijkheden in het leven. Je zou zeggen: de basisprincipes van
gepubliceerd naar de effectiviteit van diverse psychotherapie-
elke goede behandeling. Deze algemeen geformuleerde psycho-
modellen voor patiënten met ernstige persoonlijkheidspatho-
therapievormen blijken min of meer even effectief als de specifieke
logie. Dialectische Gedragstherapie (DGT), Schema Focused
therapiemodellen waarvoor zij de controle-conditie waren.
Therapie (SFT), Mentalization Based Treatment (MBT), en
Bij nadere bestudering blijkt dat niet op alle aspecten van de
Transference Focused Psychotherapie (TFP) zijn ondertussen
gekozen uitkomstmaten het geval te zijn, maar over het algemeen
bekende begrippen in de ggz en bij hulpzoekenden. De ontwik-
gingen de patiënten in de controlecondities er ook goed op
kelaars hadden de moed en het doorzettingsvermogen om hun
vooruit. Bateman & Krawitz (2013) en Gunderson (2014) hebben
therapiemodel vorm te geven en empirisch te toetsen. Veel
daaruit ondogmatisch hun conclusies getrokken. Het kunnen
leidinggevende clinici droegen namelijk nog tot eind vorige eeuw
uitvoeren van een specifiek psychotherapiemodel zoals boven
de overtuiging uit dat voor patiënten met ernstige persoonlijk-
genoemd, vraagt een specifieke opleiding en vaardigheid. Waar-
heidsstoornissen geen kruid gewassen was; het was vooral zaak
schijnlijk zullen we nooit genoeg MBT-, DGT-, TFP- en andere
de schade zo veel mogelijk te beperken mocht het onverhoopt
specialistische psychotherapeuten kunnen opleiden om aan de
tot een behandelrelatie komen. De positieve resultaten van
grote hulpvraag te voldoen. En nu lijkt dat ook niet nodig.
studies naar de psychotherapiemodellen brachten een regel-
Veel, vast niet alle, patiënten zouden ook goed geholpen kunnen
rechte omwenteling in de ggz: patiënten met ernstige persoon-
worden door algemeen opgeleide psychologen, psychiaters en
lijkheidsstoornissen konden wel een zinvolle behandeling
zelfs verpleegkundig specialisten, mits zij hun klinische vaardighe-
krijgen!
den maar systematisch inzetten zoals dat bijvoorbeeld door
Momenteel vindt er opnieuw een praktische aardverschuiving
Bateman & Krawitz en Gunderson is geformuleerd. En dat zou
plaats. In sommige gecontroleerde studies naar de effectiviteit
weleens een grote verschuiving kunnen geven binnen de ggz.
van sommige psychotherapiemodellen voor borderline persoon-
Het Kenniscentrum Persoonlijkheidsstoornissen, waarin meerdere
lijkheidsstoornis werd als controleconditie niet gekozen voor
grotere ggz-instellingen samenwerken, heeft deze ontwikkeling
‘treatment as usual’ (TAU), maar voor een algemene, zij het
al opgepakt en komt binnenkort met een ‘geïntegreerde richtlijn
gestructureerde psychotherapievorm met ‘common sense’
behandeling persoonlijkheidsstoornissen’ die gebaseerd is op
ingrediënten, grofweg samengevat als het geven van regelmati-
beide publicaties (zie ook www.kenniscentrumps.nl). Er is veel
ge afspraken, psycho-educatie, gerichte aandacht voor de
gedoe in de ggz, maar dit is een verschuiving waar we naar uit
verhouding draagkracht/draaglast en voor ontregelende
kunnen kijken.
50
51