Puberprofessor

Page 1

3 0 d e p s yc h o lo o g / o k to b e r 2 0 1 2 p u b e r p ro f e ss o r a u t e u r : g e e rt j e k i n d e r m a n s

Bezielende vakgenoten

foto: jocelyne moreau

puberprofe Eveline Crone, hoogleraar ontwikkelingspsychologie aan de Universiteit Leiden, is in ons land een van de toponderzoekers op het gebied van puberhersenen. Een gesprek over haar loopbaan, hoe ze keuzes maakt en over haar succes. ‘Ik denk dat ik een hunch heb voor vernieuwing.’


d e p s yc h o lo o g / o k to b e r 2 0 1 2 3 1 p u b e r p ro f e ss o r

foto: jocelyne moreau

essor


3 2 d e p s yc h o lo o g / o k to b e r 2 0 1 2 p u b e r p ro f e ss o r a u t e u r : g e e rt j e k i n d e r m a n s

daarmee te maken: ze wilde per se die techniek leren. ‘Ik denk dat ik een hunch heb voor vernieuwing.’

bestseller Mogelijk dat ze door die intuïtie ook

B

ehalve publicaties in vooraanstaande wetenschappelijke tijdschriften schreef Eveline Crone (1975) met Het puberende brein een populairwetenschappelijke bestseller. Ze is lid van de Jonge Akademie, een multidisciplinair platform voor jonge toponderzoekers van de Koninklijke Akademie van Wetenschappen (knaw), en ze won tal van prijzen met haar werk (waaronder de J.C. Ruigrokprijs 2007, de Junior Heymansprijs 2008 en de Huibregtsenprijs in 2009). En zeer onlangs kwam haar tweede boek uit: Het sociale brein van de puber. Ze wordt alom gewaardeerd. Maar Crone is geen doorsnee hoogleraar, voor zover die al bestaan. Ze is niet iemand die zich door haar houding vanzelfsprekend toegang verschafte tot de academische wereld. Ze komt eerder wat meisjesachtig over. ‘Ik ben geen typische wetenschapper, geen introverte onderzoeker die veel op zijn of haar kamer zit. Misschien is mijn kracht ook wel geweest om me niet te conformeren aan de typische wetenschapswereld, en dat ik mezelf trouw ben gebleven. Dat geeft veel vrijheid om je op andere vlakken ook te ontwikkelen.’ Maar hoe heeft ze in de wetenschap zoveel kunnen bereiken? Crone snapt wel dat ze talent heeft. ‘Maar er zijn veel meer mensen getalenteerd. Er komt ook heel wat geluk bij kijken, bijvoorbeeld dat ik zo snel op de trein van het onderzoek met fmri kon springen.’ Toch is dat meer dan geluk. Want vanaf het moment dat ze met deze hersenscantechniek in aanraking kwam, raakte ze gefascineerd. En de eerste echt bewuste keuze die ze in haar carrière maakte had

een succesvol boek heeft kunnen schrijven. In Het puberende brein beschrijft Crone hoe puberhersenen zich ontwikkelen en dat pubergedrag een logisch gevolg van die ontwikkeling is. Inmiddels zijn er meer dan vijfenzeventigduizend exemplaren van verkocht, het boek is onder meer in het Duits en Deens vertaald. ‘De uitgever benaderde me met de vraag of ik iets over puberhersenen wilde schrijven,’ vertelt Crone. ‘Hij had een artikel in de krant over me gelezen. Maar er bestonden al drie boeken over hersenen. Ik vond dat toen wat veel.’ Toch schreef ze het – ‘om te kijken of ik het kon.’ Ze had geen enkel idee dat het zo zou aanslaan. En het succes zag ze ook na het uitkomen van het boek niet aankomen. ‘Ik vond het heel spannend, ik dacht telkens, het zal toch wel kloppen… Maar toen er na een maand of vier nog niemand was opgestaan om op grove fouten te wijzen, kreeg ik er vertrouwen in.’ Tijdens de vele lezingen die ze over haar boek gaf, kreeg ze meestal vragen over de sociale kant. Waarom sluit mijn kind zich op in zijn kamer? Waarom luistert mijn kind zo slecht? Waarom zijn vrienden ineens zo belangrijk? Zo ontstond het idee om een vervolg te schrijven dat onlangs uitkwam: Het sociale brein van de puber. Dat ze zich in het brein van pubers is gaan specialiseren – vooral in de hogere cognitieve functies – was een keuze die ook vooral van toevallige factoren leek af te hangen. Toch lijkt het achteraf gezien ook weer niet helemaal arbitrair. Het begon al met haar keuze voor psychologie, vertelt Crone. ‘Na de middelbare school wilde ik naar Amsterdam. Ik bezocht een aantal open dagen aan de Universiteit van Amsterdam (uva) en het proefcollege psychologie stond me wel aan.’ Voor haar leek het een willekeurige keuze, maar haar klasgenoten van de middelbare school waren er helemaal niet verbaasd over. ‘Ze vonden het typisch iets voor mij, ik stelde altijd zoveel vragen.’ Ze woonde met haar zus samen en had een leuke tijd. En in tegenstelling tot haar middelbare schooltijd, waarin ze niet erg hard werkte, vatte ze haar studie serieus op. ‘Als een vriendin zei dat ik alleen twee hoofdstukken van een boek hoefde te lezen om


d e p s yc h o lo o g / o k to b e r 2 0 1 2 3 3 p u b e r p ro f e ss o r

foto: jocelyne moreau

Mijn kracht is om me niet te conformeren aan de typische wetenschapswereld


3 4 d e p s yc h o lo o g / o k to b e r 2 0 1 2 p u b e r p ro f e ss o r

foto: jocelyne moreau

a u t e u r : g e e rt j e k i n d e r m a n s

het tentamen te kunnen maken, begreep ik dat amper. Je wilt toch alles weten? Waarom studeer je anders?’

adolescentie Haar keuze voor ontwikkelingspsychologie leek eveneens meer een toevallige dan een bewuste. ‘In het tweede jaar moest ik mijn afstudeerrichting kiezen, dat kon je in een bepaalde week van maandag tot vrijdagmiddag vijf uur doorgeven. Maar vrijdagmiddag half vijf wist ik het nóg niet. Ik vond het allemaal leuk. Uiteindelijk koos ik voor ontwikkelingspsychologie omdat daar naar mijn idee alles inzat: klinische, sociale, experimentele psychologie... Het was dus eigenlijk een manier om niet te hoeven kiezen.’ Dat ze zich vervolgens in pubers ging verdiepen, had te maken met haar belangstelling voor de volwassen mens. En dan is de adolescentie interessant. In die periode vinden immers veel kritieke ontwikkelingen plaats die je volwassen maken en ervoor zorgen dat je kunt stemmen, autorijden, verantwoordelijkheden kunt nemen en moraliteit ontwikkelt. Het is ook niet zo dat ze speciaal goed kan omgaan met pubers. ‘Niet dat ik diepere gesprekken met hen heb. Alleen, als ik in de Bijenkorf een paar pubers zie klieren, dan kan ik daar makkelijker om lachen.’ Voor haar afstuderen ging ze onderzoek doen aan de Universiteit van Pittsburg. ‘Waarom? Ik had geen

ideeën over het verloop van mijn carrière, ik koos voor deze optie omdat ik graag naar Amerika wilde. Dat kende ik van tv.’ Pas achteraf kan ze die stap meer duiden, Crone is toen richting experimentele psychologie gegaan en deed psychofysiologisch onderzoek naar hartslag en huidgeleiding. En terwijl ze daarmee op de dertiende verdieping bezig was, wist ze: op de zevende verdieping gebeurt het. ‘Daar werden de eerste onderzoeken met een nieuwe techniek uitgevoerd: fmri. Dat was spannend, ik heb veel meegekeken.’ Aan het eind van haar studie gingen de verplichte toetsen haar steeds meer tegenstaan. ‘Ik las het allemaal wel, maar ik wilde zelf beslissen wat ik uit een boek wilde opsteken. Toen was ik blijkbaar volwassen genoeg om af te studeren.’

fladderaar Haar promotieonderzoek aan de uva ging over beslissen en of mensen zich bij beslissingen laten leiden door beloningen op korte termijn of door een grotere beloning op lange termijn. En dit was niet willekeurig. ‘Dat is wel kenmerkend voor de manier waarop ik zelf beslis. Rationeel weet ik dat ik langetermijnkeuzes moet maken, maar ik vind de korte termijn vaak zo aantrekkelijk. Ik wéét dat ik niet altijd degene moet zijn die de lichten uitdoet in het café, dat past op een gegeven moment niet meer bij je baan of


d e p s yc h o lo o g / o k to b e r 2 0 1 2 3 5 p u b e r p ro f e ss o r

zo, of bij je positie. Niet dat ik erop los leef, maar ik vind het moeilijk om op zulke momenten verstandig te zijn en daadwerkelijk naar huis te gaan.’ Lijkt dat niet enigszins op wat pubers doen? ‘Ja, daar zit zeker een analogie.’ Het onderwerp van haar dissertatie interesseerde haar, maar haar promotor Maurits van der Molen was erg kritisch. ‘Ik moest steeds dieper graven. Mijn promotor bleef benadrukken dat ik eerst de basis onder de knie moest krijgen, de pure experimentele psychologie. Ik vond het erg zwaar, maar ben er achteraf blij om. Ik heb nog steeds veel aan die ervaring.’ Ze promoveerde cum laude. ‘Dat had ik helemaal niet verwacht, ik was zo’n fladderaar in die tijd, werd niet erg serieus genomen in de academische wereld. Maar dat was ook mijn eigen schuld. Ik zei dingen als: “Wat ik doe stelt niet zoveel voor. Maar ja, wat jullie doen eigenlijk ook niet.” Dat is niet altijd handig. Ik ben me er nu bovendien van bewust hoe belangrijk juist die kleine stapjes zijn.’ Na haar promotie wist ze voor het eerst in haar carrière echt wat ze wilde: naar de neuroscience-groep van de Universiteit van Californië, om daar hersenscantechnieken te leren beheersen. ‘Het onderzoek met fmri was in mijn hoofd blijven zitten. Toen was mijn drive groot, hier wilde ik op inspringen.’ Ze ging er twee jaar onderzoek doen naar cognitieve controle. Inhoudelijk vond ze dat wat minder spannend, het ging haar echt om het leren van de techniek. ‘Maar het was een superleuke tijd. En omdat ik als aio zo hard had gewerkt, heb ik er als postdoc wel een beetje van genoten.’

Eigen lab Eenmaal terug in Nederland met kennis van de nieuwe techniek kon Crone uit verschillende banen kiezen. Op een aantal plekken was men wat afwachtend. Ze kon komen en dan zouden ze zien of het iets zou worden. In Leiden was men enthousiaster. ‘Ze deden er nog niets met hersenscans. Ik proefde dat ze mij echt wilden en dat ze me wilden helpen groeien.’ Zodoende ging ze naar Leiden, waar ze in 2005 het Brain & Development laboratorium oprichtte. Ze was toen 29 jaar. In dat laboratorium wordt met fmri’s de hersenactiviteit gemeten bij jongeren vanaf acht jaar. Zoals Crone zelf ruimhartig de kans kreeg, zo wil ze ook de aio’s in het lab leiden. ‘Ik ben heel kritisch met aannemen, maar daarna ga ik mensen niet meer met

Ik wilde zelf beslissen wat ik uit een boek wilde opsteken elkaar vergelijken en wil ik dat ze gaan ontwikkelen waarin ze het beste zijn.’ Zelf moet ze er niet te veel over nadenken dat ze zo’n grote verantwoordelijkheid heeft. ‘Daar zou ik bang van kunnen worden. Ik denk dan maar: ik doe wat ik kan, dit is het. En ik heb ook in mijn achterhoofd: wat is het ergste wat er kan gebeuren? Dat valt mee. Toen ik hoogleraar werd, kon het gebeuren dat ik geen beurs kreeg. Of nu als hoofd van het lab: dat iedereen ontevreden is. Maar dan stop ik er toch weer mee?’ Met het verschil tussen mannen en vrouwen worstelt ze nog wel eens. ‘Toen ik het aanbod kreeg om universitair hoofddocent te worden, vond ik dat te vroeg.’ Eerst wilde ze proberen een Vidi van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (nwo) of een soortelijke beurs te krijgen. ‘Die Vidi kreeg ik, en vervolgens kreeg ik ook het aanbod om hoogleraar te worden. Ik dacht: moet ik nu weer nee zeggen? Een man zou zo’n aanbod toch gewoon aannemen, zonder zich eerst af te vragen of hij het wel kon? Hoeveel middelmatige hoogleraren zijn er wel niet? Ik hoef niet per se de beste te zijn, en dat werkt heel bevrijdend.’

Is het goed puberen in Nederland? ‘Een puber is van alle tijden, pubergedrag is consistent door de eeuwen heen. Maar iedere generatie heeft zijn eigen uitdagingen. En de uitdaging van dit moment zijn de sociale media en de grens tussen privacy en alles delen. Er wordt extreem veel gedeeld zonder dat er wordt nagedacht over de toekomst. Daarin ben ik echt een bejaarde, want ik deel niets, heb alleen LinkedIn. Ik ben me heel bewust van de gevaren van de sociale media. Je weet niet wat de gevolgen zijn, foto’s staan voor eeuwig op internet. Maar het typeert pubers dat ze daarmee geen rekening houden.’


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.