Iedere rit is onvoorspelbaar

Page 1

3 4 d e p s yc h o lo o g / m e i 2 0 1 5 ‘ i e d e r e r i t i s o n vo o r s p e l b a a r ’

foto’s: peter valckx

j e ro e n va n g o o r

D

e Psycholance vervoert doorgaans psychiatrische patiënten, maar soms ook toeristen die zodanig onder invloed zijn van drugs of drank dat de politie er geen raad mee weet. Of iemand die thuis wordt overvallen door een acute psychose en naar de

Spoedeisende Psychiatrische Onderzoeksruimte Amsterdam (spor) moet worden gebracht. Voorheen werden deze mensen door de politie vervoerd, maar dat leverde aan beide kanten problemen op. ‘In de eerste plaats gaat het niet om criminelen,’ vertelt Hoedeman


d e p s yc h o lo o g / m e i 2 0 1 5 3 5 ‘ i e d e r e r i t i s o n vo o r s p e l b a a r ’

Op pad met de psycholance

‘Iedere rit is onvoorspelbaar’ Op de ambulancepost aan de Karperweg in Amsterdam-Zuid zitten sociaal psychiatrisch verpleegkundige (spv) Jessica Hoedeman en ambulancechauffeur Frank Verbruggen onder het genot van een kopje koffie te wachten op een ritje. Zij bemannen vandaag de Psycholance, een gespecialiseerde ambulance die uitrukt voor mensen in psychische nood. Redacteur Jeroen van Goor reed mee en doet verslag. ‘Fixeren, hij is knalpsychotisch.’

aan de koffietafel, ‘en kan het heel stigmatiserend en traumatiserend zijn om in de boeien te worden geslagen en vervoerd te worden in een politiebusje. Daarbij kan boeien escalerend werken voor de patiënt, en die raakt nog verder in de war. En het vervoeren van geestelijk verwarde

mensen is geen taak voor de politie, die hebben er over het algemeen de kennis en kunde niet voor in huis. Patiënten reageren ook heel anders op ons, omdat wij ambulancekleren dragen en geen politie-uniform. Vooral op straat kan zo’n uniform weerstand oproepen bij iemand die

in de war is. Wij kunnen zo’n persoon veel makkelijker overtuigen dat het goed is met ons mee te gaan.’ Hoedeman werkt als spv-er ook op de psychiatrische crisisdienst van Mentrum (een Amsterdamse instelling voor mensen met een ernstige psychiatrische aandoening


3 6 d e p s yc h o lo o g / m e i 2 0 1 5 ‘ i e d e r e r i t i s o n vo o r s p e l b a a r ’ j e ro e n va n g o o r

en/of verslaving) waar ze uitgebreid psychiatrisch onderzoek doet. Op de Psycholance maakt ze een vlugge beoordeling ter plekke. In haar optiek is het project een win-winsituatie. ‘De politie was veel tijd kwijt met ernstig verwarde personen. Zeker sinds de bezuinigingen in de ggz zijn doorgevoerd en mensen hun eigen risico kwijt zijn met een bezoek aan de psycholoog, zien we dat de drempel om hulp te zoeken hoger is geworden, waardoor het aantal verwarde mensen op straat flink is toegenomen. Ik zie daar zeker een verband tussen. Maar nu wij rijden, wordt de politie ontlast (zie kader – red.)’ Ook vanuit het perspectief van de patiënt betekent de Psycholance een vooruitgang, want bij Hoedeman

en haar collega’s staat de patiëntzorg voorop: ‘Van veel patiënten heb ik achteraf gehoord dat ze blij waren met onze bejegening. Mijn doel is dan ook altijd om iemand zo goed mogelijk binnen te krijgen en dat onderweg niemand wordt beschadigd, mijzelf incluis.’ Want ook zij kan risico lopen als ze achter in de cabine zit met een patiënt die niet gefixeerd is en die vanuit het niets agressief wordt. ‘Bij mij is het gelukkig nooit echt misgegaan,’ vertelt ze, ‘maar een collega heeft wel een heftig incident gehad. Die had een psychotische jongen achterin. Die was niet gefixeerd omdat er goed contact leek te zijn, maar achteraf bleek hij oninvoelbaar, was hij niet goed te peilen. Zijn stemming sloeg

ineens om, er kwam een kink in de kabel en hij sloeg die collega keihard in het gezicht. Maar ja, dat is een beetje het risico van het vak. Gelukkig kunnen we na dat soort incidenten aankloppen bij het Bedrijfsopvang Team van de ambulancepost, dus we kunnen altijd ons verhaal kwijt als we ergens mee zitten.’

prikkelarme ruimte De eerste rit van de dag wordt aangekondigd met een krakende piep via de pager. Een jongeman moet worden vervoerd vanaf een cellencomplex in Osdorp naar de verslavingskliniek waar hij 24 uur geleden uit is weggelopen. Geen spoedklus, dus de koffie kan rustig worden opgedronken. Chauffeur Verbruggen


d e p s yc h o lo o g / m e i 2 0 1 5 3 7 ‘ i e d e r e r i t i s o n vo o r s p e l b a a r ’

en Hoedeman dalen enkele trappen af naar de garage. De Psycholance is van buiten amper te onderscheiden van de andere ambulances, maar van binnen is rekening gehouden met het type patiënten dat de wagen vervoert. ‘De ruimte is zo prikkelarm mogelijk ingericht,’ legt Verbruggen uit. ‘Alles is een beetje weggestopt. Dingen waarmee je kan slaan, zijn weggeborgen. De zuurstofpunten ook, omdat patiënten nog meer in de war kunnen raken van al die apparatuur.’ Hoedeman houdt een rode koffer omhoog. ‘Mijn heiligdom,’ zegt ze. ‘Hier zit alles in wat ik nodig heb: sedatiemiddelen, fixatiemateriaal. Want soms moet iemand gefixeerd

in riemen mee op de brancard, voor ieders veiligheid.’ Tijdens de rit naar Osdorp vertelt chauffeur Verbruggen wat hij zo leuk vindt aan het werk. ‘Je komt op plekken waar je normaal nooit komt, zoals een cellencomplex. Dan ga ik ook mee naar binnen om te assisteren bij de overdracht. Iedere rit is onvoorspelbaar, je maakt de gekste dingen mee. En als chauffeur groei je ook in je rol wat betreft de omgang met de patiënt. Soms heb je meer een klik met iemand dan de spv-er, dan verandert de rolverdeling een beetje. Dat heb je op een zorgambulance natuurlijk niet, dan blijf je in principe op de chauffeursstoel zitten. ’ Hij en zijn collega-chauffeurs op de Psycholance hebben vanwege hun bijzondere rol ook een basisuitleg over psychopathologie gekregen. ‘Maar ik leer veel meer in de praktijk, van de spv-ers,’ aldus Verbruggen. ‘We vullen elkaar goed aan,’ zegt Hoedeman door het schuifraampje. ‘Je moet van elkaar op aan kunnen. En de chauffeur moet geschikt zijn voor dit werk, moet bijvoorbeeld weten wat de patiënt uitstraalt met bepaald gedrag.’ Verbruggen: ‘Ik ben een echte Amsterdammer, een vrij amicaal type, maar als iemand afwerend is in zijn houding, moet je juist niet amicaal zijn. Dat leer ik dan van Jessica. Het is leuk dat ik dat soort dingen nu zelf leer herkennen.’ De patiënten blijven hem verbazen met hun gedrag, vertelt hij. Hij heeft in het verleden als portier en barman op de Wallen gewerkt. Qua schuimbekkerij is hij wel het een en ander gewend. ‘Maar soms kunnen ze enorm tekeergaan tijdens een rit en gebruiken ze scheldwoorden

‘ Het vervoeren van geestelijk verwarde mensen is geen taak voor de politie’ waarvan ik denk: goh, die kende ik nog niet.’ Ook kan het voorkomen dat hij moet assisteren bij het in bedwang krijgen van een patiënt; een keer moest hij er met zijn volle gewicht op gaan liggen. Op zo’n moment komt de weerbaarheidstraining van pas die het Psycholance-personeel iedere twee weken op de spor krijgt. Het is dan vooral zaak het hoofd koel te houden. Naast het fysieke aspect is dat iets waar Verbruggen en de andere chauffeurs op geselecteerd zijn: de rust kunnen bewaren in een hectische situatie. En soms is het achterin ook gewoon gezellig. Verbruggen: ‘Laatst hadden we een patiënt met een bipolaire stoornis van het politiebureau opgehaald die zijn gitaar bij zich had. Die begon serenades te zingen achterin, dat is dan hartstikke leuk.’

Buiten spelen Aangekomen bij het cellencomplex in Osdorp wordt het team door enkele agenten opgevangen. Ze lopen mee naar de cel waar de patiënt zit te wachten, die wordt omschreven als ‘een zwakbegaafde schizofreen met middelenmisbruik’. Hij zit met een capuchon op half weggedoken in de donkere cel. Hoedeman benadert hem als eerste. ‘Mag ik je een hand geven?’ vraagt ze behoedzaam. Dat mag, de jongen draait bij, komt overeind en geeft haar een hand. Hij oogt wat versuft,


3 8 d e p s yc h o lo o g / m e i 2 0 1 5 ‘ i e d e r e r i t i s o n vo o r s p e l b a a r ’ j e ro e n va n g o o r

afwezig. ‘Kunnen we de afspraak maken dat je rustig meegaat?’ vraagt ze vervolgens. Ook daar stemt hij mee in. Als het hele gezelschap in de lift naar beneden staat, verklaart de jongen plots dat hij een sjekkie wil roken voordat ze hem vervoeren. Hoedeman vindt het een slecht idee. ‘We rijden je eerst terug naar Mentrum, dan mag je daar je sjekkie roken,’ zegt ze op een toon die geen tegenspraak duldt. De jongen haalt zijn schouders op en gaat akkoord. De rit verloopt erg rustig. Hoedeman heeft besloten dat de jongen niet gefixeerd hoeft te worden, en hij houdt zich inderdaad aan de afspraken. Ze maakt een praatje, de jongen vertelt dat hij het afgelopen etmaal drugs heeft gebruikt met vrienden, waarna de politie hem van straat had opgepikt. ‘Dus je hebt even lekker buiten kunnen spelen,’ grapt Hoedeman, die zo een ontspannen verstandhouding creëert. Verder gaat het gesprek over een bruiloft in zijn familie die de jongen wil bijwonen. Hij was bang dat hij voor zijn escapade een tweede isd (Inrichting Stelselmatige Daders) aan zijn broek zou krijgen en twee jaar vast zou komen te zitten. ‘Maar gelukkig is dat niet gebeurd,’ stelt Hoedeman, ‘en kan je straks mooi naar die bruiloft.’ Als de jongen is afgezet bij Mentrum, legt Hoedeman uit dat ze bij het betreden van de cel op haar hoede was. ‘Ik kijk altijd goed naar lichaamshouding. Deze jongen wendde zich af. Ik dacht: wat gaat er gebeuren? Gelukkig kon ik afspraken met hem maken, want als dat lukt, houden patiënten zich er over het algemeen goed aan. Mijn mond is mijn belangrijkste instrument, daar moet

Soms is het ­achterin ook ­gewoon gezellig

ik het vooral mee doen, samen met mijn lichaamstaal en -houding.’ Verder beviel het haar niet dat de jongen met enige dwang verklaarde dat hij eerst wilde roken. ‘Dat heb ik meteen de kop ingedrukt, want als ik zou toestemmen, zou hij de regie overnemen. Dat mag je nooit laten gebeuren.’

Kopstoten Al met al was het een routineklus. Hoedeman en Verbruggen hebben zich niet bovenmatig hoeven inspannen. Maar soms is dat wel anders, wordt iemand agressief en worden ze begeleid door de politie. ‘Vorige weekend had ik een agressief persoon,’ vertelt Hoedeman. ‘Het was een jongeman onder invloed van drank en drugs, met autisme, borderline, antisociale persoonlijkheid en middelenafhankelijkheid. De politie had hem uit de tram gehaald, daar zat hij met zijn voeten op de bank en toen iemand er wat van zei, werd hij agressief. Hij stond bekend als vuurwapengevaarlijk en had eerder geweldsdelicten gepleegd. Hij was heel oninvoelbaar en moest ter beoordeling naar het spor.’ Qua heftigheid staat die rit wel in de top-tien, aldus Hoedeman. ‘We moesten hem fixeren op de brancard maar mochten hem niet sederen omdat hij teveel had gedronken. Een agent reed achterin mee en we

werden door een volgauto begeleid. Die jongen werd heel agressief op de brancard en probeerde steeds kopstoten uit te delen. Gelukkig kwamen we snel op de bestemming en konden we hem goed overdragen.’ Chauffeur Verbruggen stipt aan dat het voor de veiligheid goed zou zijn als de Psycholance ook ‘blauw zou mogen rijden’, met zwaailicht en sirenes dus. Dan kunnen ze ook zonder begeleiding snel op de plaats van bestemming komen, mocht er iets gebeuren achterin. ‘De veiligheid staat voorop,’ aldus Verbruggen, ‘maar die discussie loopt nog.’

Katatoon Terug op de ambulancepost is het een paar uurtjes wachten geblazen, maar dan piept de pager weer. ‘Eindelijk,’ verzuchten Hoedeman en Verbruggen, die een relatief rustige


d e p s yc h o lo o g / m e i 2 0 1 5 3 9 ‘ i e d e r e r i t i s o n vo o r s p e l b a a r ’

dienst hebben en liefst de hele dag op pad zouden zijn. Dit keer betreft het een schizofrene jongeman die van een gesloten ggz-instelling naar de Valeriuskliniek moet worden gebracht. Bij zijn gegevens staat dat er sprake is van de restverschijnselen van katatonie. ‘Katatoon is een van de ergste ziektebeelden in de psychiatrie,’ zegt Hoedeman, ‘Dat kan heel gevaarlijk en zelfs dodelijk zijn, denk bijvoorbeeld aan mutisme, dat patiënten niet meer eten en drinken. Daarnaast kan iemand zomaar heel agressief worden.’ Bij aankomst in de psychiatrische kliniek worden Hoedeman en Verbruggen begroet door verschillende andere patiënten die ze eerder vervoerd hebben. Er ontstaat een kleine, kleurrijke samenscholing rond de brancard in de hal, tot een perso-

neelslid van de instelling het mooi vindt en iedereen verzoekt zijn of haar weg te vervolgen. De passagier voor de Psycholance wordt voorzichtig op de brancard gelegd terwijl andere patiënten afscheid komen nemen. Hij vertoont volgens Hoedeman nog ‘een laatste restje katatonie’ maar ze maakt zich geen zorgen. Hij is versuft van de antipsychotica en trappelt af en toe met zijn been, een bijwerking van de medicatie, maar is coöperatief en geeft antwoord op haar vragen. Eenmaal bij de Psycholance aangekomen wordt hij wat onrustig als hij zich afvraagt waar zijn jas is. Hoedeman diept de jas op uit zijn tas en laat die zien. ‘Niks aan de hand,’ zegt ze, ‘we hebben alles bij ons.’ Onderweg naar de Valeriuskliniek valt de jongen bijna in slaap. De overdracht verloopt erg soepel.

Over de Psycholance De Psycholance is een project dat tien jaar geleden in Noorwegen is opgezet en dat vorig jaar in vergelijkbare vorm is overgenomen in Nederland. Hier rijdt de Psycholance vooralsnog alleen binnen de stadsregio Amsterdam, van 08.00 uur tot 24.00 uur. Na een pilot van een jaar is eind februari 2015 besloten dit project met een half jaar te verlengen. Bij de pilot zijn vier partijen rechtstreeks betrokken: politie regio Amsterdam-Amstelland, GGD Amsterdam Vangnet en Advies, Spoedeisende Psychiatrie Amsterdam (onderdeel van Arkin) en Ambulance Amsterdam. De diensten worden gedraaid door zes spv’ers en acht ambulancechauffeurs. In 2012 vervoerde de Amsterdamse politie 1686 psychiatrische patiënten naar de noodhulp. In 2013 waren dat er 1819. Sinds de start van de pilot in april 2014 tot moment van schrijven – februari 2015 – heeft de Psycholance meer dan 2000 personen vervoerd.


4 0 d e p s yc h o lo o g / m e i 2 0 1 5 ‘ i e d e r e r i t i s o n vo o r s p e l b a a r ’ j e ro e n va n g o o r

Opnieuw een kalme rit dus, maar dat blijkt stilte voor de storm. Zodra het team terug is op de post, krijgt het een nieuwe melding binnen ‘Huisadresje,’ zegt Hoedeman verwachtingsvol. ‘Een man in Amsterdam-Noord hoort stemmen en is verward. De politie is ter plaatse. Verder weten we niks.’

Mijn doel is iemand zo goed mogelijk binnen te krijgen en dat onderweg niemand wordt beschadigd, mijzelf incluis’ Knalpsychotisch Verbruggen stuurt de Psycholance door de straten van Amsterdam, soms over de trambaan, want daar heeft hij ontheffing voor. ‘We weten nu dus echt niet wat we kunnen verwachten,’ zegt Hoedeman achter in de wagen met een glinstering in haar ogen, ‘en dit vind ik eigenlijk de leukste ritten.’ Een rit naar een huisadres vindt ze spannender dan de overplaatsingen. Die kunnen ook onvoorspelbaar zijn, maar in dat geval is de persoon al onder de hoede van een andere instantie geweest en kan althans een inschatting worden gemaakt van het gedrag dat hij zal vertonen. In dit geval dus niet. Terwijl de Psycholance met flinke vaart richting Noord rijdt, belt Hoedeman nog met de spor voor meer informatie. Die geeft ze

vervolgens via het schuifraampje door aan Verbruggen: ‘Hij hoort stemmen, heeft zijn vrouw hardhandig vastgegrepen en begon met zijn hoofd tegen de muur te bonken, te schoppen en te slaan. Zijn vrouw heeft de huisarts gebeld, maar die kon niet komen. Daarom heeft ze de politie gebeld. Die staat nog buiten. Het kan zijn dat ze straks meerijden en dat alle toeters en bellen uit de kast gaan.’ Verbruggen knikt gedecideerd en stuurt de Psycholance onder de IJtunnel door. Niet veel later remt hij voor een huis in een nieuwbouwwijk, waar een drietal agenten op de stoep staat, samen met de vrouw van de verwarde man en enkele omstanders. De vrouw is in tranen en legt Hoedeman uit wat er is gebeurd en hoe het gedrag van haar partner de afgelopen dagen is veranderd. Hoedeman knikt begrijpend, legt de vrouw uit wat de procedure is en neemt de leiding. Zij en Verbruggen gaan als eersten naar binnen, gevolgd door de dienders. Het groepje blijft staan in de donkere hal, want bij de deur naar de woonkamer staat een grote man in de schaduw, met zijn hoofd naar de muur gekeerd, slechts gekleed in onderbroek en t-shirt. Hij reageert in het geheel niet op de toenaderingspoging van Hoedeman. ‘Mag ik u een hand geven?’ vraagt ze. Geen enkele reactie. De man is totaal oninvoelbaar en blijft staan waar hij staat. Hoedeman stelt hem nog enkele vragen, zonder resultaat. ‘Fixeren,’ zegt ze dan beslist tegen het team, ‘hij is knalpsychotisch.’ Waarop iedereen in actie komt en aanvankelijk probeert om de man met zachte hand op de brancard te krijgen. Bij de eerste aanraking ontwaakt hij uit zijn trance en

begint tegen te stribbelen en uit alle macht te kreunen. Hoedeman, Verbruggen en de agenten moeten een uiterste inspanning leveren om hem in bedwang te houden en onderwijl zo zacht mogelijk op de brancard te leggen. Ze moeten bijna aan zijn ledematen gaan hangen om te verhinderen dat hij gaat schoppen en slaan, wikkelen hem in een deken en gespen hem vast met riemen, tot hij geen kant meer op kan en alleen nog hevig met zijn hoofd heen en weer slaat, steeds harder kreunend en knarsetandend. Hoedeman probeert nog altijd contact te krijgen – ‘Hoe voelt u zich nu meneer?’ – maar de man blijft al zijn spieren spannen en brengt inmiddels dusdanig luid gekreun voort dat het Hoedeman zorgen baart. ‘We moeten zijn lichamelijke functies meten,’ zegt ze, ‘om zeker te weten dat zijn hartslag of bloeddruk niet te hoog zijn opgelopen.’ Daarvoor moet zijn linkerarm weer worden losgemaakt, wat met de nodige moeite lukt. Tijdens het opnemen van zijn temperatuur begint de man ineens te grinniken tussen de kreunen door. Plots zegt hij verassend helder. ‘Ik weet wel wie jullie allemaal zijn. Ik ken jullie al jaren.’ En tegen Hoedeman in het bijzonder: ‘Ik heb jaren in jou geleefd. Jij bent de grootste demon die er is.’ Hoedeman is niet onder de indruk, maar haakt wel in op de verbale uitingen door terug te praten, contact te blijven zoeken. Ze dient de man via de neus een kalmeringsmiddel toe, omdat hij nog steeds probeert zich los te wringen. Daarop begint hij te spugen, wat ze lachend afdoet met een ‘nou, da’s ook niet aardig!’ Al met al weet ze verbaal contact te onderhouden en probeert dieper


d e p s yc h o lo o g / m e i 2 0 1 5 4 1 ‘ i e d e r e r i t i s o n vo o r s p e l b a a r ’

door te dringen tot de man, maar die is te ver heen. Het is duidelijk dat hij mee moet naar de spor.Dus wordt de brancard het huis uit gereden en de Psycholance in geschoven. Een van de agenten neemt plaats naast Hoedeman in de achtercabine, en Verbruggen stuurt de wagen rustig de wijk uit en de ringweg op. ‘Ik rij nu niet terug door de stad,’ legt hij uit, ‘dan moet je langs het Centraal Station, over allerlei hobbels en bobbels. Daar wordt de patiënt alleen maar onrustiger van. Dit duurt iets langer, maar is uiteindelijk wel beter voor hem.’ Achterin blijft de patiënt allerlei door hogere machten ingegeven verwensingen uiten aan het adres van Hoedeman en de agent. ‘In naam van de Allerhoogste,’ roept hij, ‘ik heb een grote taak gekregen, ik ben een legioen van engelen die alle demonen moeten opruimen!’ Dit soort kreten wisselt hij af met opmerkingen als: ‘Maar dat wist je zelf ook al,’ en: ‘Jullie zullen zo zien dat er helemaal niks met me aan de hand is.’ Hij lijkt heen en weer

te worden geslingerd tussen zijn wanen en heldere momenten, want op een gegeven moment brengt hij steunend uit: ‘Daar komt het weer’ om daarna te verklaren dat Satan in hem zit. ‘Ga weg Satan,’ roept hij. ‘Satan is weg hoor,’ stelt Hoedeman hem gerust, ‘ik heb hem verdreven.’ ‘Klopt,’ verklaart de agent droog, ‘ik zag ‘m net lopen buiten.’ Waarop iedereen in de Psycholance moet lachen, inclusief de patiënt.

Overdracht Verbruggen rijdt achteruit de oprit van de spor op. Een roldeur gaat omhoog en een cliëntbegeleider en verpleegkundige komen informeren hoe de zaken ervoor staan. De overdracht loopt geroutineerd en de man wordt in een geïsoleerde ruimte opgevangen. Het kalmeringsmiddel is inmiddels aangeslagen, maar ondanks zijn versufte toestand wordt geen enkel risico genomen. Men legt hem op zijn buik op een matras, neemt hem de fixatieriemen af en

verlaat dan een voor een de ruimte. Als laatste de cliëntbegeleider, die met een grote pas bij de deur is en deze snel afsluit. De klus is geklaard. Een heftige rit, aldus Hoedeman en Verbruggen, maar zeker geen uitzonderlijke, hoewel het sederen en fixeren meestal achterwege kan worden gelaten. Ze praten nog wat na met het personeel van de spor, er volgt een overdrachtsgesprek waarin alle informatie over de patiënt wordt gedeeld en dan zet de Psycholance weer koers naar de post aan de Karperweg. Hoedeman en Verbruggen nemen plaats tussen hun collega’s van de ambulancedienst, genieten van een welverdiende kop koffie en wachten rustig af tot de volgende melding binnenkomt. ‘Ik ga nooit meer van dat busje af,’ verklaart Hoedeman voldaan.

Jeroen van Goor, MA, is redacteur van De Psycholoog. E-mail: jeroen.vangoor@ psynip.nl.


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.