Opvoedkunde
De babyfase Het kijk-voel kind: 0 tot 3 maanden 1. Fysieke ontwikkeling Een baby wordt geboren met een aantal reflexen. Een reflex is een onwillekeurige reactie op een prikkel en gebeurt dus buiten iemands wil om. Noteer hieronder enkele voorbeelden van reflexen die je kent bij baby’s: Schrikken bij harde geluiden, met de ogen knipperen, verslikken en hoesten, … ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ Waarom zijn reflexen volgens jou belangrijk? Reflexen zijn bedoeld om te overleven en vormen een belangrijk onderdeel in de verdere ontwikkeling van je kind. ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ Een pasgeborene vertoont een zevental reflexen(*): de grijpreflex – de voetzoolreflex (of babinski-reflex) – de mororeflex – de zoek- en zuigreflex – de loopreflex – de rek- strekreflex. (Link: https://www.youtube.com/watch?v=17OGvO-lQ54)
1.1. De fijne motoriek Er is nog niet echt sprake van fijne motoriek tijdens deze levensfase. Het kind maakt nog geen bewuste fijne bewegingen.
Opvoedkunde Hieronder bevinden zich twee reflexen:
De grijpreflex Een pasgeborene zijn handjes zijn als vuistjes gebald. Wanneer je over de rug van het handje wrijft, zal het handje zich openen. Wanneer iemand zijn/haar vinger in de handpalm van de baby legt, zal de baby de vinger grijpen met zijn hele hand. Op het einde van de derde maand kan de baby zijn handen helemaal openen en kan hij/zij bewust en gericht beginnen grijpen naar voorwerpen.
De voetzoolreflex Deze reflex lijkt sterk op de grijpreflex. Als je met je vinger over de voetzool wrijft, gaan de tenen zich krommen en/of spreiden.
1.2. De grove motoriek Een pasgeborene heeft nog geen controle over zijn hoofdje, zijn armen en zijn benen. De eerste maanden ligt het kind voornamelijk op zijn rug met het hoofdje naar één kant gericht. Belangrijk is dat de verzorgende het hoofdje om de zoveel tijd draait, om een afgeplatte schedel te voorkomen. Een pasgeborene kan zijn hoofdje niet zelfstandig optillen of draaien. Wanneer je de pasgeborene wil optillen, moet je er op letten dat zijn hoofdje en nek goed ondersteund worden. De nekspieren worden steeds sterker en wanneer de baby rond de drie maanden is, kan hij zijn hoofdje een tijdje zelfstandig rechtop houden. Bij de grove motoriek hebben we vier soorten reflexen:
Opvoedkunde
De mororeflex Een ander woord hiervoor is de schrikreflex. Bij een schrikreactie gaan de armen en handen wijd open (bijvoorbeeld: een hard geluid). De schrikreflex verdwijnt tussen de tweede en de vierde maand, maar kan nog steeds opduiken tijdens bepaalde situaties.
De zoek- en zuigreflex Wanneer je met je vinger over de wang van de baby wrijft, draait de baby zijn hoofd die kant op en doet hij zijn mond open (zoekreflex). Als je je vinger in de baby zijn mond steekt, zal hij krachtig beginnen zuigen (zuigreflex). Dit zien we ook wanneer het kind borstvoeding krijgt, een fopspeen in zijn mond heeft, ... .
De loopreflex Als men de baby rechtop houdt en men laat zijn voetjes zachtjes de vloer raken, dan trekt hij één been naar omhoog alsof hij een stap wil maken. Wanneer de opgetrokken voet de grond terug raakt, dan tilt de baby zijn ander voetje omhoog. Deze reflex verdwijnt snel na de geboorte. Als de baby wat ouder wordt, leert hij wel stappen, maar dit zijn dan geen reflexen meer maar een aangeleerde beweging.
De rek- en strekreflex Bij het wakker worden bijvoorbeeld zal de baby zijn ledematen even strekken/rekken als reflex.
Opvoedkunde
2. Psychische of verstandelijke ontwikkeling 2.1. Waarneming (of sensorische ontwikkeling)
De baby voelt: tijdens de eerste maanden is lichaamscontact zeer belangrijk. Pasgeborenen houden van aanrakingen, knuffelen, zoenen, ... . Daarnaast kunnen ze op deze leeftijd voelen of iets hard of zacht is, of iets warm of koud.
De baby hoort: de baby kan de geluiden die hij in de baarmoeder hoorde, herkennen na de geboorte. Een pasgeborene wordt het meest aangetrokken tot de stem van zijn mama en hoge tonen. De hoge tonen kunnen een schrikreactie veroorzaken (mororeflex) waardoor het kind hoogst waarschijnlijk zal huilen. Tijdens de eerste maanden kalmeert het kind wanneer hij door de verzorgende wordt opgepakt. Na enkele maanden wordt hij al rustig wanneer zijn verzorgende tegen hem spreekt en is het oppakken niet altijd noodzakelijk meer.
De baby ziet: de baby verkent de wereld door te kijken en te observeren (= kijkstadium). Een pasgeborene ziet nog geen kleuren, maar merkt wel contrasten (bijvoorbeeld licht en donker). Een baby van een week oud kan scherp zien tot 20 cm afstand, maar ziet geen details. Pas na een viertal weken zal hij stilaan kleuren beginnen zien. https://www.youtube.com/watch?v=SupDftDT0jg
De baby ruikt: enkele dagen na de geboorte kan een baby de geur van de persoon die hem het meest verzorgt (meestal de mama), herkennen. De geur is belangrijk want het geeft de baby een gevoel van veiligheid en vertrouwen.
Opvoedkunde
Pasgeborenen gaan hun omgeving leren kennen aan de hand van hun zintuigen. Ze gaan allerlei handelingen stellen om een beeld te krijgen van de werkelijkheid. Dit noemt men ontdekkings- of exploratiedrang. Om tot ontdekking/exploratie te komen moet de zintuiglijke ontwikkeling gestimuleerd worden. Daarom moet er een stimulerende omgeving aangeboden worden aan het kind, bijvoorbeeld: nieuwe geluiden, geuren, materialen om aan te voelen, ... .
2.2. Cognitie De eerste indrukken die de baby opdoet, zijn nog niet zo bewust. Ze overkomen de baby. Toch beschikt de baby al vanaf de geboorte over bepaalde cognitieve vermogens: Nabootsing: Pasgeborenen bezitten het vermogen om gezichtsuitdrukkingen van anderen te imiteren. Bijvoorbeeld: de verzorgende fronst de wenkbrauwen, doet haar mond open, lacht, … . De baby zal deze gezichtsuitdrukkingen imiteren (niet bewust of doelgericht). Gewenning: Jonge baby’s worden prikkels gewoon die regelmatig terugkeren. Ze reageren hier rustiger op dan op nieuwe prikkels. Bijvoorbeeld: de geur van hun knuffel, dezelfde verzorgers, … . Herhaling: Door routines te creëren, kun je het gedrag van de baby stimuleren. Bijvoorbeeld: een vreemde persoon komt vaak op bezoek en na een tijdje gaat de baby hier ook rust bij vinden of hoe meer de baby naar het kinderdagverblijf wordt gebracht, des te vertrouwder dit gaat aanvoelen.
2.3. Taal https://www.youtube.com/watch?v=xoZ6QAoz6-M Bij pasgeborenen is huilen het belangrijkste middel om te communiceren. Huilen kan verschillende oorzaken hebben:
Opvoedkunde o o o o o
Medische oorzaak: krampen, koorts, keelpijn, … Honger Vermoeid Angst (bijvoorbeeld voor bepaalde geluiden) Vuile luier
Ook kan de baby op een non-verbale manier contact zoeken. Hij reageert op jouw aanrakingen door te glimlachen, met zijn voeten te trappelen, hoofdje weg te draaien bij een eetmoment, … . Tijdens de eerste weken is een glimlach eerder toevallig/onbewust, stilaan wordt deze glimlach meer bewust. Wanneer de baby 2 maanden is, zal de baby niet enkel glimlachen, maar komen er ook geluiden bij (langgerekte klinkers zoals ‘ooooo’, ‘aaaaa’). De baby zal dus klinkers/kreten (het prille babbelen) gebruiken wanneer hij tevreden is, dit noemt men vocaliseren.
3. Sociaal – emotionele ontwikkeling Baby’s van 0 tot 3 maanden noemen ze ook wel het kijk-voel kind.
3.1. Oriëntatie op mensen Pasgeborenen zijn geboeid door gezichten, stemmen en aanrakingen. Hij toont wanneer hij iets prettig vindt (bv. een glimlach). Geleidelijk aan zal de baby ook beginnen huilen, kraaien, lachen, … . Op deze manier gaat hij dus communiceren met anderen, hij probeert mensen naar zich toe te lokken en bij zich te houden. Voor pasgeborenen zijn mensen belangrijker dan dingen zoals speelgoed. Zolang personen met de baby bezig zijn (praten, knuffelen, …), heeft hij geen nood aan speelgoed.
3.2. Nabootsing Baby’s kunnen van bij de geboorte mensen nadoen, weliswaar niet bewust zoals de mond open doen, glimlachen, tong uitsteken, … . Ze gaan dus vaardigheden, woorden, gebaren aanleren aan de hand van imitatie.
Opvoedkunde
3.3. Hechting De emotionele toestand van de baby is rechtstreeks afhankelijk van de bevrediging van zijn behoeften (voeding, slaap, genegeheid, veiligheid, lichamelijk contact). Een pasgeborene is nog niet aan iemand gehecht, wel zorgt hij ervoor dat er iemand in zijn buurt blijft om zijn behoeften te bevredigen. Hij gebruikt daarvoor loksignalen zoals huilen, zuigen, glimlachen, … . Doordat de vaste verzorgers (meestal de ouders) inspelen op deze loksignalen en het kind verzorgen, bestaat er een hechte band tussen de verzorger en het kind. De baby gaat dus steeds meer gedrag vertonen (huilen, glimlachen, …) dat de aandacht van de verzorger vraagt, dit noemt men gehechtheidsgedrag. Het kind bouwt in de eerste periode een vertrouwensrelatie op met de personen aan wie het gehecht is. Als die personen voortdurend en goed voor hem zorgen, krijgt de baby vertrouwen, voorspelbaarheid en een veilig gevoel. Na verloop van tijd leert de baby dat vertrouwde personen terugkomen na korte periodes van een scheiding (bijvoorbeeld bij het slapen gaan, in het kinderdagverblijf, …). Zo gaat hij stilaan zijn zelfstandigheid en zelfvertrouwen ontdekken. Wanneer het kind 6 weken oud is, zal hij voor de eerste keer glimlachen. Hij glimlacht naar iedereen die hij leuk vindt en in elke situatie die hij als prettig ervaart. We kunnen zeggen dat de baby een allemansvriend* is. Allemansvriend*: Het maakt hem bijna niet uit wie hem troost. Er zijn aanwijzingen dat de geur van de moeder wel iets doet. Maar heel jonge kinderen laten zich over het algemeen door iedereen oppakken zonder overstuur te raken.
Het is belangrijk voor de baby zijn verdere ontwikkeling dat hij jouw aanwezigheid voelt. Wanneer de baby huilt, mag je dit gedrag niet negeren, je laat voelen dat je aanwezig bent door hem op te pakken of te strelen (= ontwikkeling veilige hechting).
4. Spelontwikkeling
Opvoedkunde https://www.youtube.com/watch?v=dZhqGnvWmwU De eerste drie maanden liggen veel baby's nog met gebogen armen en benen. De armen en benen maken nog niet echt doelgerichte bewegingen. Soms kunnen baby's hun hoofd al heel even optillen. De baby houdt al wel speelgoed vast, maar dit komt nog door het grijpreflex (handjes blijven gebald, baby laat het speelgoed niet los). Omdat de baby voortdurend informatie opslaat, is het belangrijk dat we hem op een actieve manier prikkelen. Hiermee bedoelen we dat we verschillende soorten speelgoed moeten aanbieden en veel met de baby moeten praten. Zorg er wel voor dat je de baby niet overprikkelt, door regelmatig rust in te bouwen. Hieronder worden enkele voorbeelden gegeven op welke manier je met de baby van 0 tot 3 maanden kan ‘spelen’: Kijkspeelgoed, zoals boxmobielen of knuffels met vrolijke kleuren en contrasten Muziekjes en geluiden Lichamelijk contact toepassen als spel: massage, wiegen in de armen, …
Waarom is het zo belangrijk om te spelen met je baby? De spelontwikkeling is enorm belangrijk, want dit zal de ontwikkeling stimuleren op fysiek-, psychisch en sociaalemotioneel vlak Fysiek omdat: Veel babyspelletjes vragen fysieke inspanning bij je baby, zoals het grijpen van iemand zijn vinger of speelgoed, hoofd naar links en rechts bewegen, … . Dit stimuleert de motorische ontwikkeling. Psychisch omdat: Door samen met je baby te spelen, leert hij veel nieuwe dingen en doet hij nieuwe ervaringen op. Ook leert je baby nieuwe verbanden te leggen. Je baby leert door de spelletjes vaak te herhalen, want dan gaat hij patronen herkennen. Ook de taalontwikkeling van je baby wordt gestimuleerd door spelletjes te spelen met voorlezen, geluiden en muziek. Sociaal-emotioneel omdat: Samen spelen zorgt voor een goede band en legt hiermee de basis voor je baby's verdere sociaal emotionele ontwikkeling. Als je baby straks wat ouder is, leert hij door middel van spelletjes samen spelen, samen delen.
Opvoedkunde