Zie, uw Koning Een toelich ng op het evangelie naar Ma he端s
Ger de Koning
1
Uitgeverij: Johannes Mul media e-mail: info@johannes-mul media.nl website: www.johannes-mul media.nl Bijbelteksten NT: Herziene Voorhoeve vertaling ook wel Telos vertaling genoemd. Bijbelteksten OT: NBG51 Wanneer de Staten Vertaling gebruikt wordt, staat dit aangegeven door de a or ng SV. ISBN: 978-90-5798-272-9 © 2009 Uitgeverij Johannes Mul media Omslagontwerp: Eva de Vlaming Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden d.m.v. druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook zonder de voorafgaande schri elijke toestemming van ‘S ch ng Johannes Mul media’.
2
Inhoud Vooraf Inleiding Hoofdstuk 1
9 11 13
1:1–17 Geslachtsregister van Jezus Christus 1:18–25 De geboorte van Jezus Christus
Hoofdstuk 2
13 15
19
2:1–2 De wijzen uit het oosten zoeken de geboren Koning in Jeruzalem 2:3–8 Reac e van Herodes en de godsdiens ge leiders op het nieuws van de geboren Koning 2:9–12 De wijzen uit het oosten vinden de geboren Koning 2:13–18 Vlucht naar Egypte 2:19–23 Terug in Israël
Hoofdstuk 3 3:1–4 Johannes de doper 3:5–6 De doop van Johannes 3:7–10 Rede van Johannes tot de godsdiens ge leiders 3:11–12 Johannes kondigt Christus aan en wat Hij zal doen 3:13–17 De doop van de Heer Jezus
Hoofdstuk 4 4:1–2 De Heer Jezus 40 dagen verzocht door de duivel 4:3–4 De eerste verzoeking 4:5–7 De tweede verzoeking 4:8–10 De derde verzoeking 4:11 De duivel verslagen 4:12–17 Begin van de dienst in Galiléa 4:18–22 Roeping van de eerste discipelen 4:23–25 De Heer leert, predikt en geneest
Hoofdstuk 5 5:1–7:29 De bergrede 5:1–2 Inleiding 5:3–6 Discipelen die de Heer ‘gelukkig’ noemt – eerste groep 5:7–9 Discipelen die de Heer ‘gelukkig’ noemt – tweede groep 5:10–12 Samenva ng groep 1 en groep 2 5:13–16 Zout en licht 5:17–20 De wet en de profeten 5:21–26 Doodslag en toorn 5:27–32 Overspel en echtscheiding 5:33–37 Het zweren 5:38–42 Vergelding 5:43–48 Liefde jegens vijanden
Hoofdstuk 6 6:1 Het doen van gerech gheid 6:2–4 Weldadigheid 6:5–8 Bidden 6:9–15 Het ‘Onze Vader’
19 20 22 23 25
27 27 28 29 31 32
35 35 36 38 39 40 41 42 43
45 45 47 47 49 50 51 52 53 55 57 59 60
63 63 64 65 66
3
6:16–18 Vasten 6:19–21 Scha en in de hemel 6:22–23 De lamp van het lichaam 6:24 God of Mammon 6:25–34 Bezorgdheid
Hoofdstuk 7 7:1–6 Het oordelen van anderen 7:7–12 Bidt, zoekt, klopt 7:13–14 Twee poorten, twee wegen 7:15–20 Valse belijders herkennen 7:21–23 Het oordeel van de Heer over valse belijders 7:24–27 Tweeërlei fundament 7:28–29 De menigten staan versteld over de leer van de Heer Jezus
Hoofdstuk 8 8:1 Vele menigten volgen Hem 8:2–4 Reiniging van een melaatse 8:5–13 De hoofdman van Kapernaüm 8:14–15 Genezing van de schoonmoeder van Petrus 8:16–17 Velen genezen 8:18–22 De Heer volgen 8:23–27 De storm op zee 8:28–34 Genezing van twee bezetenen in het land van de Gadarenen
Hoofdstuk 9 9:1–8 Genezing van een verlamde 9:9–13 De roeping van Ma heüs 9:14–15 Het vasten 9:16–17 Het nieuwe en het oude zijn niet met elkaar te verbinden 9:18–19 Een overste vraagt de Heer zijn dochter levend te maken 9:20–22 Genezing van een bloedvloeiende vrouw 9:23–26 Het dochtertje van de overste levend gemaakt 9:27–31 Genezing van twee blinden 9:32–34 Genezing van een stomme die bezeten is 9:35–38 De Heer met on erming bewogen
Hoofdstuk 10 10:1–4 De twaalf discipelen 10:5–10 De uitzending van de twaalf 10:11–15 Het arbeidsterrein van de discipelen 10:16–20 Overgeleverd om te getuigen 10:21–23 Volharden tot het einde 10:24–25 Discipel – meester, slaaf – heer 10:26–31 Bemoedigingen 10:32–33 Belijden of verloochenen 10:34–39 Geen vrede maar het zwaard 10:40–42 Beloning voor navolging
Hoofdstuk 11 11:1 De Heer gaat door met leren en prediken 11:2–6 De vraag van Johannes en het antwoord van de Heer 11:7–11 Getuigenis van de Heer Jezus over Johannes de doper tot de menigten 11:12–15 De dagen van Johannes de doper 11:16–19 Het fluitspel van de genade en de klaagliederen van het oordeel
4
68 69 70 71 71
75 75 77 78 79 80 81 83
85 85 86 87 89 90 91 93 95
99 99 101 104 105 106 107 108 109 111 112
115 115 116 118 119 121 122 123 125 126 127
129 129 129 131 133 134
11:20–24 Wee over de steden van Galiléa 11:25–27 Ja, Vader 11:28–30 Komt tot Mij
Hoofdstuk 12 12:1–8 Aren plukken op de sabbat 12:9–14 Genezing van de verschrompelde hand 12:15–21 ‘Zie, mijn Knecht’ 12:22–27 De Heer Jezus en Beëlzebul 12:28–32 De lastering van de Geest 12:33–37 De boom en zijn vruchten 12:38–42 De vraag om een teken 12:43–45 De terugkeer van de onreine geest 12:46–50 De moeder en broers van de Heer Jezus
Hoofdstuk 13 13:1–2 Uit het huis, bij de zee 13:3–9 De gelijkenis van de zaaier 13:10–17 Waarom gelijkenissen? 13:18–23 Uitleg van de gelijkenis van de zaaier 13:24–30 De gelijkenis van de dolik onder de tarwe 13:31–32 Gelijkenis van het mosterdzaad 13:33 De gelijkenis van het zuurdeeg 13:34–35 Het gebruik van gelijkenissen 13:36–39 Uitleg van de gelijkenis van de dolik 13:40–43 De voleinding van deze eeuw 13:44 De schat in de akker 13:45–46 De zeer kostbare parel 13:47–50 Het sleepnet 13:51–52 Gelijkenis van de heer des huizes 13:53–58 Verwerping van de Heer Jezus te Nazareth
Hoofdstuk 14 14:1–12 De dood van Johannes de doper 14:13–14 De Heer zoekt de eenzaamheid 14:15–21 Spijziging van de vijfduizend 14:22–27 De discipelen in de storm – de Heer komt tot hen over het water 14:28–33 Petrus loopt over het water 14:34–36 Genezingen in Gennézareth
Hoofdstuk 15 15:1–6 De overlevering van mensen tegenover het gebod van God 15:7–9 Het oordeel van de Heer over de huichelarij van de farizeeën 15:10–11 De Heer waarschuwt de menigte voor de huichelarij van de farizeeën 15:12–14 De discipelen begrijpen het onderwijs van de Heer niet 15:15–20 De Heer verklaart de gelijkenis 15:21–28 De Kananese vrouw 15:29–31 De Heer geneest velen 15:32–39 Spijziging van de vierduizend
Hoofdstuk 16 16:1–4 De vraag om een teken 16:5–12 Het zuurdeeg van de farizeeën en sadduceeën 16:13–14 Wie zeggen de mensen dat Ik ben? 16:15–16 Wie zegt u dat Ik ben? 16:17–20 De Heer Jezus spreekt over de gemeente en het koninkrijk
135 137 138
141 141 144 146 148 150 152 153 155 156
159 159 160 162 165 168 171 172 173 174 176 178 180 181 182 183
185 185 188 189 192 194 196
199 199 201 202 202 203 205 207 209
213 213 214 216 217 218
5
16:21–23 De eerste aankondiging van het lijden en de reac e van Petrus daarop 16:24–28 Het volgen van de verworpen Christus
Hoofdstuk 17 17:1–3 De verheerlijking op de berg 17:4–5 Het voorstel van Petrus en het antwoord van de Vader 17:6–8 Niemand dan Jezus alleen 17:9–13 De komst van Elia 17:14–18 Genezing van een maanzieke jongen 17:19–21 Oorzaak van falen 17:22–23 Tweede aankondiging van de Heer over Zijn lijden, dood en opstanding 17:24–27 De tempelbelas ng
Hoofdstuk 18 18:1–5 Worden als een kind 18:6–9 Aanleidingen tot vallen 18:10–14 Gelijkenis van het verloren schaap 18:15–20 Gemeentelijke tucht en samenkomen in de naam van de Heer 18:21–22 Petrus’ vraag over vergeven 18:23–35 Gelijkenis over het vergeven
Hoofdstuk 19 19:1–2 De Heer gaat van Galiléa over de Jordaan naar Judéa 19:3–9 Het huwelijk: een onscheidbare eenheid 19:10–12 De ongehuwden 19:13–15 Kinderen door de Heer gezegend 19:16–22 Wat moet ik doen om eeuwig leven te hebben? 19:23–26 Bij God is alles mogelijk 19:27–30 Het deel van hen die alles hebben verlaten en de Heer zijn gevolgd
Hoofdstuk 20 20:1–7 Gelijkenis: een heer zoekt arbeiders voor zijn wijngaard 20:8–15 Gelijkenis: de uitbetaling 20:16 Gelijkenis: de les 20:17–19 Derde aankondiging van lijden, dood en opstanding 20:20–24 Het begeren van een voorname plaats in het koninkrijk 20:25–28 Niet heersen, maar dienen 20:29–34 Genezing van twee blinden
Hoofdstuk 21 21:1–11 De intocht in Jeruzalem 21:12–17 De tempelreiniging 21:18–22 De vijgenboom vervloekt 21:23–27 Vraag over het gezag van de Heer Jezus 21:28–32 Gelijkenis van de twee zonen 21:33–39 Gelijkenis van de onrechtvaardige landlieden 21:40–46 De gevolgen van de verwerping van de erfgenaam
Hoofdstuk 22 22:1–7 De genodigden geroepen tot de bruilo en hun weigering om te komen 22:8–10 Allen worden tot de bruilo geroepen en de bruilo szaal wordt vol 22:11–14 De man zonder bruilo skleed 22:15–22 Vraag over de keizerlijke belas ng 22:23–33 Vraag over de opstanding 22:34–40 Het grote gebod 22:41–46 Vraag over de Zoon van David
6
220 221
225 225 227 228 229 230 232 232 233
235 235 236 238 240 244 245
249 249 250 252 253 254 257 258
261 261 263 265 265 266 267 269
271 271 273 275 276 278 280 282
285 285 287 288 289 292 295 296
Hoofdstuk 23 23:1–4 De Heer waarschuwt tegen de prak jken van de schri geleerden en de farizeeën 23:5–7 Ze doen alles om door de mensen gezien te worden 23:8–12 Eén is uw Meester 23:13 1e wee over de schri geleerden en farizeeën 23:15 2e wee over de schri geleerden en farizeeën 23:16–22 3e wee over de schri geleerden en farizeeën 23:23–24 4e wee over de schri geleerden en farizeeën 23:25–26 5e wee over de schri geleerden en farizeeën 23:27–28 6e wee over de schri geleerden en farizeeën 23:29–32 7e wee over de schri geleerden en farizeeën 23:33–36 De Heer velt het oordeel over de schri geleerden en farizeeën 23:37–39 Het oordeel over Jeruzalem, maar met een ‘totdat …’
Hoofdstuk 24 24:1–2 De Heer voorzegt wat er met de tempel zal gebeuren 24:3–8 Het begin van de weeën 24:9–14 Wie zal volharden tot het einde, zal behouden worden 24:15–28 De grote verdrukking en de komst van de Zoon des mensen 24:29–31 De komst van de Zoon des mensen 24:32–35 De gelijkenis van de vijgenboom 24:36–44 Dag en uur onbekend 24:45–51 Gelijkenis van de goede en boze slaaf
Hoofdstuk 25 25:1–13 Gelijkenis van de en maagden 25:14–23 Gelijkenis van de talenten: de goede en trouwe slaven 25:24–30 Gelijkenis van de talenten: de boze en luie slaaf 25:31–33 De Zoon des mensen op de troon van Zijn heerlijkheid 25:34–40 Het oordeel over de volken aan Zijn rechterhand, de schapen 25:41–46 Het oordeel over de volken aan Zijn linkerhand, de bokken
Hoofdstuk 26 26:1–2 De Heer kondigt Zijn overlevering en kruisiging aan 26:3–5 Beraadslagingen om de Heer Jezus te doden 26:6–13 De Heer in Bethanië gezalfd 26:14–16 Het verraad van Judas 26:17–19 Voorbereidingen om het pascha te vieren 26:20–25 De Heer viert het pascha met Zijn discipelen 26:26–30 Instelling van het avondmaal 26:31–35 De Heer voorzegt de verloochening door Petrus 26:36–46 Gethsémané 26:47–50 Judas levert de Heer over 26:51–56 De Heer gee Zich over opdat de Schri en vervuld worden 26:57–61 De Heer Jezus voor Kajafas beschuldigd door vele valse getuigen 26:62–68 De Heer Jezus door Kajafas veroordeeld om Zijn getuigenis van de waarheid 26:69–75 De Heer door Petrus verloochend
Hoofdstuk 27 27:1–2 De Heer Jezus overgeleverd aan Pilatus 27:3–10 De dood van Judas 27:11–14 De Heer Jezus door Pilatus ondervraagd 27:15–21 Pilatus stelt het volk voor de keus: Jezus of Barabbas 27:22–26 De Heer Jezus ter dood veroordeeld 27:27–31 De Heer Jezus bespot
299 299 300 301 302 303 303 305 306 307 307 308 310
311 311 312 314 315 318 319 320 322
325 325 328 330 332 333 336
339 339 340 340 343 344 345 347 349 350 354 355 357 359 360
365 365 366 367 368 370 372
7
27:32–38 De kruisiging van de Heer Jezus 27:39–44 De Heer aan het kruis bespot 27:45–50 De Heer Jezus door God verlaten 27:51–56 Directe gevolgen van de dood van de Heer 27:57–61 De begrafenis van de Heer 27:62–66 De wacht bij het graf
Hoofdstuk 28 28:1–8 De Heer is opgestaan! 28:9–10 De Heer verschijnt aan de vrouwen 28:11–15 Het bedrog van de overpriesters 28:16–20 De zendingsopdracht
8
373 375 377 380 382 383
385 385 387 388 389
Vooraf Als we een persoonsbeschrijving van iemand geven, dan kunnen we dat vanuit verschillende invalshoeken doen. Zo kunnen we bijvoorbeeld iemand belichten als vader van een gezin. Daarnaast is een beschrijving van diezelfde persoon mogelijk als collega in een bedrijf en ook als buurman. Op deze wijze zien we hoe vier evangelisten – onder de inspira e van de Heilige Geest – verslag doen van het leven van de Heer Jezus jdens Zijn verblijf op aarde. In de vier levensbeschrijvingen die we daardoor in de Bijbel hebben, vertelt Ma heüs in zijn evangelie over de Heer Jezus als Koning, Markus stelt Hem voor als Dienstknecht, Lukas beschrij Hem als de ware Mens en Johannes ten slo e schrij over Hem als de eeuwige Zoon van God. De vier levende wezens in het boek Openbaring (Openb. 4:7) geven een prach g symbool voor elk van de vier evangeliën. Het eerste levende wezen is een leeuw gelijk. Dat dit het passende symbool is voor het evangelie dat de Heer Jezus als Koning voorstelt, is duidelijk. Vandaar dat er op de voorkant van deze omslag een leeuw staat. Er is ook een vergelijking te maken tussen de kleuren van de tabernakel en de vier evangeliën. De kleur die past bij dit evangelie, is scharlaken (Ma h. 27:28). Vandaar dat de omslag deze kleur hee gekregen. Het doel van dit evangelie is dat we naar de Heer Jezus kijken als Koning. Vandaar dat de oproep: ‘Zie, uw Koning’ (Joh. 19:14) als tel voor dit boek is gekozen. Wie dit evangelie leest met het verlangen Hem als Koning te zien, zal ‘de Koning in Zijn schoonheid aanschouwen’ (Jes. 33:17).
Ger de Koning Middelburg, juli 2009
9
10
Inleiding Doel van het evangelie naar Ma heüs Het doel van dit evangelie is de Heer Jezus voor te stellen als de Messias, de door God gezalfde Koning, Die tot Zijn volk Israël komt. Dit evangelie is terecht als eerste bijbelboek na het Oude Testament geplaatst. In het Oude Testament wordt keer op keer een Koning aangekondigd Die Zijn volk zou bevrijden en tot hoofd van alle volken zou maken. Ma heüs maakt duidelijk dat met de komst van de Heer Jezus die Koning gekomen is. Dit wordt onderstreept door het feit dat we in dit evangelie meer aanhalingen uit het Oude Testament over het leven en het sterven van de Heer Jezus aantreffen dan in de drie andere evangeliën samen. Uit een en ander blijkt tevens voor wie dit evangelie in de eerste plaats is bedoeld: de Joden. Dit evangelie kan wel het evangelie van het koninkrijk der hemelen worden genoemd. Ma heüs verhaalt de geschiedenis en toespraken van Christus speciaal met het oog op de ves ging van dat koninkrijk der hemelen.
De schrijver De schrijver is Ma heüs. Ma heüs was een Jood, maar wel een verachte Jood, omdat hij een tollenaar was. Als Jood is Ma heüs het geschikte instrument dat de Geest van God kon gebruiken om hem te laten schrijven wat van belang is voor de Joden. Omdat dit evangelie echter behalve over de Heer Jezus als Koning voor de Joden ook over het koninkrijk der hemelen gaat, is dit evangelie ook voor de christen van grote en actuele betekenis. Dat zal duidelijk blijken.
11
12
Hoofdstuk 1 1:1–17 Geslachtsregister van Jezus Christus 1 Geslachtsregister van Jezus Christus, Zoon van David, Zoon van Abraham. 2 Abraham verwekte Izaäk, en Izaäk verwekte Jakob, en Jakob verwekte Juda en zijn broers; 3 en Juda verwekte Perez en Zera bij Thamar; en Perez verwekte Hezron, en Hezron verwekte Ram, 4 en Ram verwekte Aminádab, en Aminádab verwekte Nahesson, en Nahesson verwekte Salmon, 5 en Salmon verwekte Boaz bij Rachab; en Boaz verwekte Obed bij Ruth; en Obed verwekte Isaï, 6 en Isaï verwekte David, de koning. En David verwekte Salomo bij de vrouw van Uria; 7 en Salomo verwekte Rehabeam, en Rehabeam verwekte Abia, en Abia verwekte Asa, 8 en Asa verwekte Josafat, en Josafat verwekte Joram, en Joram verwekte Uzzia, 9 en Uzzia verwekte Jotham, en Jotham verwekte Achaz, en Achaz verwekte Hizkia, 10 en Hizkia verwekte Manasse, en Manasse verwekte Amon, en Amon verwekte Josia, 11 en Josia verwekte Jechonia en zijn broers ten jde van de wegvoering naar Babel. 12 En na de wegvoering naar Babel verwekte Jechonia Seálthiël; en Seálthiël verwekte Zerubbabel, 13 en Zerubbabel verwekte Abiud, en Abiud verwekte Eljakim, en Eljakim verwekte Azor, 14 en Azor verwekte Zadok, en Zadok verwekte Achim, en Achim verwekte Eliud, 15 en Eliud verwekte Eleazar, en Eleazar verwekte Ma han, en Ma han verwekte Jakob, 16 en Jakob verwekte Jozef, de man van Maria, uit wie Jezus is
13
geboren, die Christus wordt genoemd. 17 Al de geslachten dus van Abraham tot David zijn veer en geslachten, en van David tot de wegvoering naar Babel veer en geslachten, en van de wegvoering naar Babel tot Christus veer en geslachten. Ma heüs begint zijn evangelie met het ‘geslachtsregister van Jezus Christus, Zoon van David, Zoon van Abraham’. Door dit geslachtsregister van de Heer toont de Geest van God aan dat Hij Christus in dit evangelie wil voorstellen als de Vervuller van de belo en aan Israël en van de profe eën die in verbinding staan met de Messias. Daarmee wordt ook tegemoet gekomen aan de vragen van de Joden of Jezus wel werkelijk de Messias was. Het geslachtsregister is dat van Jozef, dat wil zeggen dat we hier het we elijke geslachtsregister hebben. Hierdoor wordt vastgesteld dat Jozef de rechtma ge erfgenaam is en daardoor Christus ook. Dit is door de Joden nooit in twijfel getrokken. In vers 1 worden eerst David en Abraham samen genoemd, omdat alle hoop van Israël verbonden was met wat aan deze twee personen was geopenbaard. Eerst is de Heer Jezus de ‘Zoon van David’ (1 Kron. 17:11), Gods uitverkoren Koning. Daarom komt de koninklijke kroon Hem toe. Vervolgens is Hij de ‘Zoon van Abraham’ (Gen. 22:18), Gods uitverkoren vat van de belo en. Daarom hee Hij recht op het land en alle beloofde zegeningen. De Heer Jezus is de vervulling van alle belo en die aan Abraham zijn gedaan en die Hij als Koning zal vervullen (2 Kor. 1:20). Vanaf vers 2 volgt de geslachtslijn die met Abraham begint. Met hem zou iedere Israëliet beginnen. Van alle zonen van Jakob wordt alleen Juda met name genoemd. Dat laat zien dat tussen alle andere nakomelingen van Abraham de koninklijke stam (zie Gen. 49:10) de voornaamste plaats inneemt. Maar door de vermelding van ‘en zijn broers’ wordt aangegeven dat God ook hen niet is vergeten nu de komst van de Messias aanstaande is.
14
In dit geslachtsregister van de Heer Jezus komen vier vrouwen voor: Thamar (vs. 3), Rachab (vs. 5), Ruth (vs. 5) en de vrouw van Uria (vs. 6). Aan elk van deze vier vrouwen is iets vernederends verbonden. Maar God laat hierin Zijn genade zien. Als God Zich verwaardigt Zijn Zoon uit dit geslacht, waaraan deze vier vrouwen verbonden zijn, geboren te doen worden, dan is er hoop voor de grootste zondaar. Het geslachtsregister eindigt met Jozef (vs. 16). Om hem gaat het. Hij is de man die recht hee op de troon. Als we elijke Zoon van Jozef gee dit de Heer Jezus we elijk ook het recht op de troon. We zien in Jozef dat het koningsgeslacht is vervallen tot een eenvoudige mmerman. Het is heel belangrijk te zien dat de Heer Jezus niet is verwekt door Jozef, terwijl Hij wel is geboren uit Maria. De Heer Jezus is verwekt door de Heilige Geest (Luk. 1:35) en is daardoor in Zijn natuur in waarheid de Zoon van God. Hij is dus we elijk de Zoon van Jozef en werkelijk de Zoon van Maria.
1:18–25 De geboorte van Jezus Christus 18 De geboorte van Jezus Christus nu gebeurde zo: Toen zijn moeder Maria met Jozef ondertrouwd was, bleek zij, voordat zij waren samengekomen, zwanger te zijn uit de Heilige Geest. 19 Daar nu Jozef, haar man, rechtvaardig was en haar niet openlijk te schande wilde maken, was hij van plan haar in het geheim te verstoten. 20 Terwijl hij echter deze dingen overdacht, zie, een engel van de Heer verscheen hem in een droom en zei: Jozef, zoon van David, wees niet bang uw vrouw Maria tot u te nemen, want wat in haar is verwekt, is uit de Heilige Geest. 21 Zij nu zal een Zoon baren, en u zult Hem de naam Jezus geven, want Hij zal zijn volk behouden van hun zonden. 22 Dit alles nu is gebeurd, opdat vervuld werd wat door de Heer gesproken is door middel van de profeet, die zei: 23 ‘Zie, de maagd zal zwanger worden, en een Zoon baren, en
15
men zal Hem de naam Emmanuel geven’, dat is vertaald: God met ons. 24 Toen Jozef nu uit de slaap was ontwaakt, deed hij zoals de engel van de Heer hem had bevolen en nam zijn vrouw tot zich. 25 En hij had geen gemeenschap met haar, totdat zij een Zoon gebaard had; en hij gaf Hem de naam Jezus. Bij de geboorte van de Heer Jezus valt op dat de Heilige Geest de oorsprong is (vs. 18) en dat Hij werkt in overeenstemming met het Woord (vs. 22–23). Geest en Woord werken al jd samen, in overeenstemming en harmonie met elkaar, nooit los van elkaar en zeker niet in strijd met elkaar. Hoewel Jozef met Maria ondertrouwd is, wordt hij toch ‘haar man’ genoemd (vs. 18; zie ook vs. 19: ‘uw vrouw’). Dat wijst erop dat het ondertrouwd zijn wat de verbinding betre prak sch gelijk staat aan getrouwd zijn. Maar de officiële huwelijksslui ng moet nog gebeuren, wat betekent dat er in de ondertrouwde staat geen geslachtsgemeenschap mag plaatsvinden. Als Jozef dan ook merkt dat Maria zwanger is, kan dat voor hem niet anders betekenen dan dat zij hoererij hee gepleegd. Dat gee hem het recht haar te verstoten (5:32; 19:9). Maar Jozef handelt niet impulsief, maar ‘overdacht’ de situa e. Dit past bij het kenmerk dat van hem wordt gegeven dat hij ‘rechtvaardig’ was. Daardoor krijgt de Heer de gelegenheid Jozef de situa e duidelijk te maken. Door middel van een door Hem gezonden engel verklaart de Heer in een droom aan Jozef wat er is gebeurd en wat er nog gaat gebeuren. Omdat Jozef hier de belangrijke persoon is met het oog op de wet, verschijnt de engel hier aan hem, terwijl in het evangelie naar Lukas de engel aan Maria verschijnt (Luk. 1:28). Ook komt hier de engel tot hem in een droom en niet zoals bij Maria bij dag en zichtbaar. Jozef wordt door de engel nadrukkelijk aangesproken als ‘zoon van David’. Dat onderstreept het we ge recht van de Heer Jezus op de troon van David, want naar de wet is de Heer Jezus de erfgenaam van Jozef. De engel spreekt er ook over dat de Zoon Die in Maria is
16
verwekt, verwekt is uit de Heilige Geest, wat wil zeggen dat Hij de Zoon van God is. Jozef krijgt de opdracht de Zoon van Maria de naam ‘Jezus’ te geven. Die naam betekent ‘Jah de Heiland’, of: ‘Jah is heil (behoudenis)’. Die naam gee aan Wie Hij is: Jahweh, de God van het verbond, en wat Hij is: Heiland of heil. Daaruit volgt wat Hij zal doen: Zijn volk verlossen van hun zonden. Hoe volkomen hee de Heer Jezus deze grote en heerlijke naam waargemaakt! Dan komen de eerste aanhalingen uit het Oude Testament (Jes. 7:14; 8:8,10), hier ingeleid door ‘opdat vervuld werd’. In wat Ma heüs hier zegt, blijkt dat niet Jesaja die profe e uitsprak, maar de Heer door middel van Jesaja. Het eerste citaat wijst op de buitengewone omstandigheid dat een maagd zwanger wordt, zonder dat er een man aan te pas komt. Het tweede citaat komt uit de Septuaginta, dat is de Griekse vertaling van het Oude Testament (dat hoofdzakelijk in het Hebreeuws is geschreven). Dit tweede citaat gee de bijzondere naam met de indrukwekkende betekenis dat God te midden van Zijn volk komt. In de Heer Jezus worden God en mens bij elkaar gebracht. De vervulling van de profe e ligt 700 jaar na het uitspreken ervan. God maakt Zijn belo en waar, al lijkt het nog zo lang te duren. Jozef twijfelt in geen enkel opzicht aan wat de Heer hem hee bekend gemaakt. Hij gehoorzaamt zonder tegenspreken uit liefde voor de Heer en uit liefde voor Maria. In plaats van zijn vrouw te verstoten, zoals hij aanvankelijk van plan was, neemt hij haar tot zich. Hij is met haar getrouwd, maar hee geen gemeenschap met haar, totdat de Zoon is geboren. Alles draait om de komst van de Zoon op aarde. Daarvoor ziet hij af van wat op zichzelf geoorloofd zou zijn. Uit alles blijkt dat Jozef zijn eigen omgang met de Heer had. De Heer kon hem rechtstreeks aanspreken. Hij gee het kind de naam Jezus. Nadat de Heer Jezus geboren was, hebben Jozef en Maria wel gemeenschap gehad. Maria is geen maagd gebleven. Er wordt gesproken over de broers en zussen van de Heer Jezus (Mark. 6:3). De Goddelijke tussenkomst in dit speciale geval stelt de instelling van de Schepper niet terzijde (Gen. 1:28).
17