‘Audiovisuele bronnen en het nieuwe leren’

Page 1

Audiovisuele bronnen en het nieuwe leren On line toegang tot streaming media voor het onderwijs John Leek en Pim Slot Inleiding Vanaf de oprichting in 1997 is het toegankelijk maken van zijn collecties voor het onderwijs een van de speerpunten geweest in het beleid van het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid. Beeld en Geluid bouwde daarmee voort op initiatieven die al vanaf halverwege de jaren tachtig van de vorige eeuw in gang waren waren gezet onder aanvoering van met name de Stichting Film en Wetenschap en de vereniging Geschiedenis, Beeld en Geluid. Het steeds grotere belang dat door de wetenschappelijke wereld werd toegekend aan de rol die audiovisuele media spelen bij het bepalen van ons wereldbeeld, vereiste het beschikbaar komen van de audiovisuele bronnen voor onderwijs en onderzoek. Met de oprichting van het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid (tot 2002 onder de naam Nederlands Audiovisueel Archief) ontstond een instelling die voldoende gewicht in de schaal kon leggen om de belemmeringen weg te nemen die de toegang tot het audiovisuele erfgoed bemoeilijkten. Beeld en Geluid nam de ontsluiting van de door het instituut beheerde collecties met voortvarendheid ter hand. Met de publieke omroepen en de naburige rechten-organisaties werd een overeenkomst gesloten die toegang tot het materiaal voor het onderwijs onder gunstige condities mogelijk maakte. Studenten, scholieren en onderzoekers kregen gratis consultatie-faciliteiten op het Mediapark in Hilversum, en docenten konden tegen lage kosten programma's op videoband laten zetten en in klas of collegezaal gebruiken. Toch bleek deze vorm van dienstverlening slechts voor een deel in de behoefte van het onderwijs te voorzien. Immers, de praktijk van het lesgeven veronderstelt een veel flexibeler vorm van beschikbaarstelling dan de mogelijkheid om op individuele basis in het verre Hilversum een film te bekijken of een programma te vertonen via de videorecorder in de klas. Het onderwijs heeft weinig tijd en beperkte middelen (te weinig apparatuur), waarmee wel grote groepen studenten en scholieren moeten worden bediend. Tegen die achtergrond ging men bij Beeld en Geluid op zoek naar nieuwe vormen van beschikbaarstelling die aansloten bij ontwikkelingen in het onderwijs zelf. Daar was - net als bij Beeld en Geluid zelf - vanaf het einde van de jaren negentig een enorme digitaliseringsslag in gang gezet. Die bracht de buitenwereld in sneltreinvaart de school binnen. De uitdaging werd om die trend te vertalen naar een beschikbaarstellings-concept waarbij beide partijen archief en onderwijsinstelling - konden inspelen op die informatiseringsslag. Een en ander leidde vanaf 1998 tot een aantal pilots waarin relatief geringe hoeveelheden avmateriaal (100 tot 1000 uur) op 'streaming media-servers' bij SURFnet werden geplaatst en ontsloten via basale metadata. Onderwijsinstellingen gingen vervolgens onderzoeken of zij met behulp van deze permanent on line beschikbare content nieuwe vormen van onderwijs konden ontwikkelen. Dit artikel behandelt in kort bestek de veranderingsprocessen binnen het onderwijs en de gebruikersvraag die zich op basis daarvan ontwikkelde. De beproken uitdagingen waarvoor Beeld en Geluid zich in praktische zin zag gesteld om aan die nieuwe gebruikersvraag te voldoen, kunnen als het ware als een afgeleide daarvan worden beschouwd.

1


E-learning, het nieuwe leren en audiovisuele bronnen Modellen voor on-line beschikbaarstelling van audiovisueel erfgoed worden dus meer en meer gevormd op basis van gebruikersvraag. Tegelijkertijd voltrekt zich een aantal veranderingsprocessen op het gebied van formeel en informeel leren en op de manier hoe met gebruikers van informatie om te gaan. Het is niet eenduidig wat het nieuwe leren is. Er is niet één omschrijving, theorie of uitwerking van het nieuwe leren te geven.1 Verschillende ideeën en theorieën over leren vormen de bron van het nieuwe leren. Authentiek leren, adaptief leren, multiple intelligence leren, brain-based leren en competentie-gebaseerd leren zijn termen die hierbij passen. Het sociaal constructivisme is momenteel de belangrijkste leerpsychologische stroming binnen het Nederlandse (beroeps-)onderwijs. Het sociaal constructivisme stelt dwingende eisen aan de vormgeving van onderwijs vanuit de kernelementen 'actief', 'construerend', 'reflectief', 'authentiek' en 'samenwerkend' leren. E-learning2 heeft meerwaarde als deze elementen ermee ondersteund worden en zo een krachtige leeromgeving wordt gerealiseerd. Scholen krijgen dus ook meer behoefte aan betrouwbare rijke leeromgevingen. Leren buiten de school wordt meer en meer onderdeel van het formele leerproces. De werkplek wordt tevens leerplek, het woonhuis tevens leerhuis, de professionele organisatie tevens de lerende organisatie. Leerlingen zullen langer leren, maar voortgezet onderwijs zal korter worden. De leerling zal verantwoordelijker worden voor zijn eigen leerroute. Educatief gezien is de taak voor musea en archieven dan ook het herkennen van de eigen plek in zo’n rijke leeromgeving voor scholen. Het internet vervult hierbij een grote rol. Het nieuwe leren is in die zin een netwerk van didactische en pedagogische uitwerkingen die doorgaan op de weg van het studiehuis. Het nieuwe leren is een concept dat past in een cultureel-diverse maatschappij die erg complex is geworden. De ouder, docent, conservator of educatief medewerker in het museum is niet meer degene die alles weet of kan weten. Joost Raessens verwoordt dit als volgt: “…Nieuwe media hebben gezorgd voor nieuwe vormen van communicatie en nieuwe manieren om identiteiten te construeren…”.3 Het gevolg, aldus Raessens, is dat ons persoonlijke en culturele leven geen lineair, doelgericht verhaal meer is, maar een weefsel van verschillende verhalen. "De moderne mens", zegt hij, "zapt zijn eigen informatie bij elkaar, en daarmee ook zijn eigen identiteit. Leerlingen moeten kunnen kiezen tussen onderdelen van het aanbod, om zo hun eigen leerroutes te bepalen en doorlopen".4 Voor archieven en musea is het dan ook zaak te denken in termen van netwerken. Netwerken van klanten, netwerken van samenwerkingspartners, netwerken van kennis. Het nieuwe leren is eveneens een concept dat door netwerken wordt gefaciliteerd. Ook de UNESCO met zijn ‘Decade for Education for Sustainable Development 2005-2014’ geeft het belang hiervan aan in het licht van duurzame ontwikkeling: “…The educational community is increasingly opening up to 'the world outside' the school, and in this way incorporating new teaching methods. At the same time, actors in 'the world

1

Hans van Aalst, Waarom toch dat nieuwe leren? KPC Info, nr. 68 (november 2002) ; pp. 8-9 E-learning kan in brede zin gedefinieerd worden als elke leervorm die gebruik maakt van een netwerk voor distributie, interactie en facilitering. Het netwerk kan bestaan uit het internet, intranet of extranet. De cursist neemt individueel deel of in groepsverband. Interactie vindt synchroon (gelijktijdig, online), asynchroon (verschillend tijdstip) of als een combinatie van beide plaats 3 Citaat uit: Lex van der Linden, 'Wij, de kinderen van chaos', in: De Marge. Studentenmagazine voor de Faculteit der Letteren, (Universiteit van Amsterdam), nr. 42 (zomer 2002), pp. 20-22 4 Ibidem 2

2


outside' (businesses, authorities, consumers) are beginning new learning processes linked to sustainable development..” 5 Deze network- en ketenbenadering wordt door Beeld en Geluid gehanteerd in zijn on-line educatieve projecten. Intensieve samenwerking met Teleac, Kennisnet / Surfnet, scholen en universiteiten in educatieve on-line ontsluiting van AV-materiaal geeft een betere aansluiting bij de gebruikersvraag en meer synergie in het aanbod. De Taakgroep Vernieuwing Basisvorming geeft de minister in zijn adviesrapport van juni 2004 een aantal stevige vernieuwingsadviezen. Deze adviezen impliceren concrete aanbevelingen voor ict-gebruik en ict-leermiddelen. Ook adviseert men formeel een grotere didactische vrijheid voor scholen, naast de al grotendeels gerealiseerde grotere vrijheid in bedrijfsvoering voor de school.6 De adviezen sluiten direct aan bij de ontwikkeling in erfgoedland. Met 'Het Geheugen van Nederland'7 is in 2004 een hele serie internet-toepassingen beschikbaar gekomen voor het onderwijs. Beeld en Geluid participeert hierin met het project Bewegend Geheugen.8 Kenmerkend voor deze projecten is dat ze het nieuwe leren, het competentiegericht en buitenschools leren, ondersteunen. Belangrijke voorbeelden hiervan zijn, naast Bewegend Geheugen, het hoger onderwijsproject Davideon9 en de Nationale Audiovisuele Bronnenbank.10 Binnen deze projecten worden steeds grotere hoeveelheden krachtige bronnen uit de collecties van Beeld en Geluid beschikbaar gesteld via internet. On-line projecten: diversiteit in context en didactisch model

De ervaringen bij de projecten NAA in de Klas (1998-2000) en Av@lon (2001-2002) leverden Beeld en Geluid al de eerste proefmodellen op van educatieve ontsluiting van bronnenmateriaal. Hierin spelen zowel de behoefte binnen het onderwijs aan specifiek archiefmateriaal en de didactische mogelijkheden, als processen op het gebied van techniek en distributie een rol. Van belang was het vinden van modellen die - vooral vanuit het oogpunt van kostenefficiëncy - generiek en uitrolbaar waren. Davideon (2002-2004) Met het verkregen inzicht werd het mogelijk om in het Davideon-project (2002-2004) bovengenoemde modellen op een wat grotere schaal uit te testen. De audiovisuele streams konden nu ook worden gebruikt binnen Blackboard, een electronische leeromgeving. Uniek van deze manier van hergebruik is dat eindgebruikers zelf bepalen welke delen van de bron ze gebruiken en op welke manier.

5

UNESCO, United Nations Decade of Education for Sustainable Development (January 2005 – December 2014): Framework for a Draft International Implementation Scheme 6 Taakgroep Vernieuwing Basisvorming, 'Beweging in de onderbouw'; Voorstellen voor de eerste leerjaren van het voortgezet onderwijs (2004). Zie voor het volledige advies ook: http://www.vernieuwingbasisvorming.nl 7

www.geheugenvannederland.nl

8

www.bewegendgeheugen.nl

9

http://www.davideon.nl. Aan Davideon werd deelgenomen door de Rijksuniversiteit Groningen, de Universiteit van Amsterdam en de Christelijke Hogeschool Windesheim in Zwolle. De disciplines waarvoor van streaming materiaal toegankelijk werd gemaakt bewegen zich op het terrein van geschiedenis, media en cultuur en journalistiek. Het project werd mogelijk gemaakt dankzij een subsidie van SURF. 10 De Nationale Audiovisuele Bronnenbank (werktitel) wordt ontwikkeld in een samenwerkingsverband tussen het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid, Teleac/NOT en Kennisnet. Naar verwachting komt dit product in het schooljaar 2005-2006 voor het onderwijs beschikbaar.

3


Het proces van beschikbaarstelling binnen Davideon was op zichzelf niet ingewikkeld, maar vereiste wel goede afspraken op het gebied van procedures en planning. Een handig instrument hierbij bleek een door alle partijen overeengekomen bestel- en verwerkingsprotokol, waarmee de levering van materiaal (d.w.z. het on line toegankelijk maken daarvan) niet alleen kon worden gepland, maar onaangename verrassingen met betrekking tot aard en status van het geselecteerde materiaal konden worden voorkomen. Voordat een bestelling definitief werd, diende materiaal eerst in Hilversum te worden bekeken. Bij het ophalen van materiaal uit het depot bleken films soms niet meer in het archief aanwezig te zijn, of verminkt of anderszins onvolledig; geluidsbanden bleken verdwenen, of televisiejournaals bleken slechts te bestaan uit commentaarloze items (zogenaamde 'schone inlassen') waar een docent natuurlijk een compleet 8-uur journaal had verwacht zoals dat ooit op de Nederlandse televisie was uitgezonden. Het archief van Beeld en Geluid kent nu eenmaal zijn eigen - soms verbazingwekkende - geschiedenis. In het verleden zijn er programmamakers geweest die benodigde stukken 'footage' eenvoudigweg uit een film knipten en daarna niet meer naar het archief terugbrachten. Tot begin jaren negentig was het beleid van het omroeparchief vooral gericht op het hergebruik door programmamakers. Om die reden werd materiaal vaak in de vorm van 'schone inlassen' gearchiveerd. Een belangrijk moment in deze eerste bestelfase bestond tevens uit de regelen van de op het materiaal berustende rechten. De al gememoreerde overeenkomst met omroepen en rechtenorganisaties maakte een generieke vorm van on line beschikbaarstelling voor het onderwijs weliswaar mogelijk, maar onder de strikte voorwaarde dat elk geselecteerd programma zou worden voorgelegd aan rechthebbenden zodat kon worden nagegaan of er wellicht persoonlijke rechten van (rechts)personen met openbaarmaking zouden worden geschaad. Was er eenmaal een 'Bericht van Geen Bezwaar' verworven, dan volgde de verwerking tot digitale files (in MPEG-1 formaat). De bijbehorende beschrijving in de publiekscatalogus werd omgezet tot een metadataset waarmee eindgebruikers in het onderwijs voorlopig uit de voeten konden. Na uiterlijk 10 weken stond de bestelling on line op de Surfnet Video Portal en konden docenten en studenten ermee aan de slag.11 [illustratie 1 screendump van asset in Surfnet Video Portal] Op verzoek van de docenten werd het materiaal binnen aparte collecties geplaatst die de naam van het college droegen waarvoor het werd ingezet. Voor de korte termijn was dit een bruikbare oplossing, maar voor de langere termijn zal een andere vorm van rubricering moeten worden doorgevoerd. Het materiaal van Beeld en Geluid staat daar namelijk met het oog op gebruik door het gehele onderwijs.12 Analyse en gebruik van een bepaalde bron zullen voor andere docenten weer geheel anders uitpakken, afhankelijk van behoefte en vraagstelling. Om die reden wordt vanaf 2005 aansluiting gezocht bij een initiatief van de Digitale Universiteit om te komen tot een landelijk Digitale Videocatalogus voor het hoger 11

De Surfnet Video Portal (http://video.surfnet.nl) is een gratis voorziening van Surfnet aan haar klanten in het hoger onderwijs. Men kan daar zelf digitaal video- of audiomateriaal plaatsen dat vervolgens door studenten on line kan worden geraadpleegd. Beeld en Geluid heeft op de SVP een eigen domein waar al het voor onderwijsgebruik geselecteerd digitaal materiaal wordt geplaatst. Een belangrijke feature is de mogelijkheid om files af te schermen zodat alleen geautoriseerde onderwijsinstellingen er bij kunnen. 12 Vanaf januari 2005 kunnen alle instellingen voor hoger onderwijs in Nederland zich via SURFdiensten abonneren op Beeld en Geluid in Academia, de reguliere streaming media-dienst die in het Davideon-project is uitgetest. Zie ook www.surfdiensten.nl

4


onderwijs. Docenten kunnen op een centrale plek naar beschikbaar materiaal - zowel on als off line beschikbaar - zoeken, zelf annotaties toevoegen en een gebruikswaardering aan het materiaal toekennen. Stond het materiaal eenmaal op de SVP, dan konden de gebruikers er op verschillende manieren gebruik van maken. Men kon er rechtstreeks via de SVP bijkomen, bijvoorbeeld om individuele streams te bekijken en/of te beluisteren. Maar door middel van de speciaal voor de Surfnet Video Portal ontwikkelde 'Virtuele Snijmachine' konden de streams - of delen daarvan - ook worden geïmporteerd in de electronische leeromgeving Blackboard.13 Op die manier werd het voor docenten mogelijk een totaal gecontroleerde, webbased onderwijsomgeving te creëren waarbinnen het audiovisuele bronnenmateriaal ´op maat geknipt´ en ´gesynchroniseerd´ met andere media ) aan studenten kon worden aangeboden [illustratie 2 screendump van de Virtuele Snijmachine] De gebruikservaringen van de deelnemende instellingen met deze vorm van beschikbaarstelling is positief, maar er worden wel een paar kanttekeningen bij gezet. Dat streaming media nieuwe didactische mogelijkheden biedt wordt door de deelnemers algemeen onderschreven. In deze pioniersfase gaat er echter verhoudingsgewijs nog te veel tijd zitten in het overbruggen van problemen en er blijven natuurlijk genoeg wensen met betrekking tot gebruikstools, logistiek en techniek over. De technische problemen moeten worden opgelost, zodat procedures korter worden. Ook dient de logistiek op de onderwijsinstellingen zelf gemakkelijk verlopen zelf, bijvoorbeeld via een centrale voorziening als de universiteitsbibliotheek.14 Bewegend Geheugen (2002-2004)15 Bewegend Geheugen betreft een project waarbinnen 250 uur video, 100 uur audio en 2000 foto’s on-line beschikbaar zijn gemaakt. Het materiaal is verdeeld over 5 deelthema’s, allen betrekking hebbend op een aantal moderniseringsprocessen in Nederland na 1945. Als 13

De Virtuele Snijmachine is ontworpen door Ir. André Roosendaal, werkzaam bij het Instituut voor ICT en Onderwijs van de Faculteit der Letteren van de Rijksuniversiteit van Groningen, tevens algemeen projectleider van Davideon 14 In januari 2005 is het eindverslag van het Davideon-project verschenen. Informatie hierover is te vinden via de projectwebsite www.davideon.nl. Daarnaast hebben de ervaringen binnen Davideon geleid tot publicatie van een handboek: Susan Aasman en André Rosendaal (red.), Davideon, een wereld in beeld en geluid, RUG, ICTOLFaculteit der Letteren (Groningen, 2005). De tekst van dit handboek is via www.davideon.nl als PDF-file downloadbaar. Inmiddels zijn er meerdere publicaties verschenen die licht werpen op de ins en outs rondom gebruik van streaming media in het onderwijs. Voor een onderwijs-inhoudelijke analyse is Johan Oomen, Internet en het nieuwe leren (Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid, bewerkte versie van doctoraalscriptie, Hilversum, 2003) zeer informatief. Daarnaast is een aantal onder auspiciën van SURFnet uitgegeven brochures relevant. Bijvoorbeeld: Jan Tijmen Goldschmeding en Dick Hermans, Streaming video in het hoger onderwijs. Waar wachten we nog op? (Stichting SURF, Utrecht, zonder jaar), als PDF-file ook downloadbaar vanaf www.davideon.nl . Ook de initiatieven in Groot-Britannië m.b.t. de inzet van streaming media in het onderwijs zijn de moeite van het vermelden waard. De British Universities Film and Video Council (www.bufvc.ac.uk) is daarbij de grote initiator. Een interessant internationaal initiatief tenslotte is het met EU-geld gefinancierde project BIRTH (www.birth-of-tv.org). Hierin wordt door meerdere EU-landen samengewerkt bij het toegankelijk maken van het av-erfgoed door middel van streaming media. Via een website kunnen de gebruikers kennis nemen van de geboorte en ontwikkeling van het nieuwe media televisie in vijf Europese landen (UK, Duitsland, Frankrijk Oostenrijk, Franstalig België, en Nederland). Naast honderden vroege televisieprogramma's uit de diverse nationale tv-archieven biedt de site tevens toegang tot diverse 'Knowledge Based Articles' rondom het zichtbaar gemaakte av-materiaal. Momenteel worden pogingen gedaan om de manier waarop content via BIRTH wordt ontsloten te ontwikkelen als een template voor internationaal vergelijkend televisie-onderzoek. 15 Na afloop van het project blijft de streaming content van Bewegend Geheugen nog tot 2008 on line toegankelijk

5


educatieve toepassing is rond het deelthema 'migratie' een speciale on-line onderwijstoepassing gebouwd: 'Migranten in Nederland na 1945'.16 Hier is gekozen voor een verdergaand didactiseringsmodel voor het voortgezet onderwijs als voorbeeld. De toepassing heeft kenmerken van een gesloten leeromgeving, waarbij de docent on-line de leerlingresultaten kan monitoren. De didactische effecten van deze toepassing worden in 2005 onderzocht, met name ook de wijze van gebruik en de impact van het migrantenbronnenmateriaal. De logistiek met betrekking tot bestellen, verwerken en clearen van materiaal was op nagenoeg dezelfde wijze georganiseerd als bij Davideon. Bewegend Geheugen maakt deel uit van het nationale erfgoedproject Het geheugen van Nederland van de Koninklijke Bibliotheek.17 Via een centrale portal zijn delen uit de selecties van meer dan zestig Nederlandse erfgoedinstellingen on line ontsloten. Naast Beeld en Geluid draagt onder andere ook het Filmmuseum in Amsterdam aan dit grootschalige project bij door middel van via streaming technologie toegankelijk gemaakte films.18 [illustratie 3 screendump uit Migranten in Nederland na 1945]

Teleblik (2005-?) Een veel wijder perspectief heeft het project Teleblik, de nationale audiovisuele bronnenbank. Dit project is in ontwikkeling en bedoeld om aan te bieden aan het basis- en voortgezet onderwijs vanaf het schooljaar 2005-2006. Binnen dit beschikbaarstellingsmodel komen duizenden fragmenten audiovisueel archiefmateriaal beschikbaar voor het de gehele onderwijskolom. Scholen krijgen licensies en wachtwoorden voor deze on-line toepassing. Naast de bronnen kunnen zij gebruik maken van een aantal didactische halffabrikaten: lesmodellen, gebaseerd op uitgangspunten van het nieuwe leren. De eindgebruiker bepaalt zelf of hij daar gebruik van maakt. Verder zijn er enkele ‘tools’ (eenvoudige varianten van de Virtuele Snijmachine) om bijvoorbeeld te kunnen plakken en knippen in het streaming av-materiaal en zo eigen presentaties te kunnen maken. Uitgebreidere didactisering kan gebeuren door eindgebruikers zelf of door externe partijen, zoals uitgevers, universiteiten, omroepen, scholen, enzovoorts. Het project bestrijkt alle vakgebieden van het regulier onderwijs en bevindt zich nu in de pilotfase. De rol van de eindgebruiker van deze Nationale Audiovisuele Bronnenbank zal groot zijn. Er komen bijvoorbeeld mogelijkheden om invloed uit te oefenen op contentselectie. Ook kan men bronnen ‘waarderen’, waardoor er bronnenranking ontstaat (‘meest gevraagd’). Voorts wordt gedacht over toevoegingsmogelijkheden van metadata. Echter, heel essentieel is dat er flankerend onderzoek zal zijn dat mede aan zal geven of deze toepassingsmogelijkheden gewenst zijn. [illustratie 4 screendump van het NAB-prototype] Kenmerkend voor de totstandkoming van deze projecten is dat samenwerking met partnerinstellingen cruciaal is. Instellingen als Kennisnet, Surfnet, Teleac en Publieke Omroep

16

'Migranten in Nederland na 1945' is bereikbaar via www.bewegendgeheugen.nl (klikken op digitale les) www.geheugenvannederland.nl 18 Met 'Nederland door het oog van de camera' (http://www.geheugenvannederland.nl/gvnnl/all/C894EB58BA2D-43C2-8CE0-126358C6B495.html) toont de bijdrage van het Filmmuseum hoe filmmakers in de 20ste eeuw Nederland zagen. 17

6


zijn voor Beeld en Geluid belangrijke partners in samenwerking met wie de collectie klantgericht kan worden ontsloten. Binnen dit consortium is het overigens essentieel om de eigen positie scherp te krijgen. Voor Beeld en Geluid is dat in deze projecten het ontsluiten van de audiovisuele bronnen en het zoeken naar krachtige en aantrekkelijke presentatievormen Media experience: ‘educatieve attractie’ als context voor audiovisuele bronnen Naast deze positionering als rijke bron van leren in het on-line domein, ontwikkelt Beeld en Geluid ook een media experience op het Media Park in Hilversum.19 In deze interactieve educatieve media-attractie beleven bezoekers een eeuw Nederland in beeld- en geluidsfragmenten. Deze zijn onder meer afkomstig uit de archieven van de Publieke Omroep en Polygoon die onder beheer staan van Beeld en Geluid. Bezoekers van de media experience maken ook al kennis met het nieuwe leren: overal in de veertien geëxposeerde paviljoens komen zij beeld- en geluidsfragmenten tegen. Die kunnen worden bekeken of beluisterd, maar ook worden bewaard voor een later moment. Zij vullen tijdens het bezoek een on-line winkelwagentje. Op een zelf gekozen moment kan men in de Media Lounge rustig genieten van de eigen selectie. Voor kinderen en leerlingen zijn er spannende interactieve routes en media-workshops waarbij zij met audiovisuele media vorm geven aan een eigen visie op de hen omringende wereld: 'de media bepalen ons wereldbeeld'. Het nieuwe leren daagt ons uit een blik te werpen in de wereld achter de toverspiegel die de media ons voorhouden. En dan wacht de bezoeker, zoals Alice in haar Wonderland ontdekte, een echte belevenis. Op een spannende manier krijgt de bezoeker via allerlei wegen inkijkjes in het enorme archief van Beeld en Geluid: in die zin is de media experience dus de front office, de etalage van het archief. Voor Beeld en Geluid komt er, naast het aanbieden van attractieve presentatievormen, regelmatig het aspect van de visuele geletterdheid om de hoek kijken. De premisse van de media experience is ‘de media bepalen mijn wereldbeeld’. Bezoekers kunnen deze boodschap naast zich neerleggen, maar in de educatieve strategie binnen de experience wordt gezocht naar manieren om de bezoeker nadrukkelijker met deze premisse aan de slag te laten gaan. De digitalisering van de huidige beeldcultuur verlegt in rap tempo de grenzen van de waarneming en van identificatie. Daarmee worden ook de grenzen van behagen in de visuele cultuur verlegd, zoals Anneke Smelik stelt in haar oratie 'Zwemmen in het asfalt. Het behagen in de visuele cultuur'.20 Sterker nog, vermoedelijk roepen de beelden vaak een gevoel van onbehagen op. Daarom ook is het belangrijk om systematisch aandacht te schenken aan visuele geletterdheid en om te zoeken naar nieuwe betekenissen en nieuwe waarden in deze beelden. Ook Smelik pleit daarmee voor dit aspect van media-educatie, als middel om inzicht te leren krijgen in de magie, schoonheid en complexiteit van de huidige beeldcultuur. Beeld en Geluid ontwikkelt daarom in de media experience - zowel op het niveau van individuele expositie-onderdelen - alsook op het gebied van interactieve routes en mediaworkshops, een speciaal aanbod voor zijn bezoekers. Ook in de diverse on-line projecten wordt een aanbod op dit gebied voorbereid. Als culturele audiovisuele instelling dient Beeld en Geluid deze media-educatieve strategie te volgen, om zodoende de gebruiker en bezoeker 19

informatie te bekijken via de website van het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid: www.beeldengeluid.nl . Naar verwachting gaat het nieuwe gebouw open in het najaar van 2006 20 'Zwemmen in het asfalt. Het behagen in de visuele cultuur'. Oratie door Anneke Smelik, uitgesproken bij de aanvaarding van het hoogleraarschap 'Visuele Cultuur' op de Katrien van Munsterleerstoel aan de Faculteit der Letteren van de Katholieke Universiteit Nijmegen, op vrijdag 10 oktober 2003

7


voldoende context te geven om tot begrip en inzicht te kunnen komen. Dan kan dit nieuwe leren informeel plaatsvinden bij de gewone bezoeker en gerichter bij leerlingen en studenten.

Bio's: John Leek (1958) studeerde lerarenopleiding (VL-VU), Hogere Kaderopleiding Opleidingstechnologie (HvA-UvA) en Media-didactiek (UvA). Hij is manager educatie bij de sector Presentaties van het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid. Hij is verantwoordelijk voor de media-educatieve strategie en - productontwikkeling bij de media experience en voor de ontwikkeling van de educatieve on-line producten van Beeld en Geluid. Pim Slot (1056) studeerde geschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam. Als stagiaire bij de Stichting Film en Wetenschap stelde hij de allereerste 'Gids voor Historisch Beeld- en Geluidsmateriaal in Nederland' (1988) samen. Ook was hij jarenlang bestuurslid van de vereniging Geschiedenis, Beeld en Geluid. Als projectmanager bij de sector Klanten van het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid leidde hij NAA in de Klas en Bewegend Geheugen. Momenteel is hij verantwoordelijk voor de levering van alle audiovisuele content voor de Academia-dienst en de Nationale Audiovisuele Bronnenbank.

8


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.