Jaarverslag KLAD 2010

Page 1

Jaarverslag 2010 Kale - Leie Archeologische Dienst


Kale - Leie Archeologische Dienst

1

Jaarverslag 2010 Kale - Leie Archeologische Dienst


2

COLOFON Š 2011 Š Kale - Leie Archeologische Dienst, D. Vanhee tenzij anders vermeld Lay-out : D. Vanhee, Kale-Leie Archeologische Dienst Ontwerp cover : D. Vanhee, Kale-Leie Archeologische Dienst Druk & bindwerk : Zquadra, Kortrijk Verantwoordelijk uitgever : Kale - Leie Archeologische Dienst Kasteelstraat 26, 9880 Aalter www.deklad.be

Jaarverslag 2010


Kale - Leie Archeologische Dienst

3

InhOuD InhOuD

3

InLeIDIng

7

DeeL I. ADmInIstrAtIef OVerZIcht

9

1. rAAD VAn Bestuur

9

1.1 Bestuur vAN De KLAD

9

1.2 BestuursvergADeriNgeN

10

1.3 CONtACtgegeveNs KLAD

10

2. InrIchtIng en uItrustIng

11

2.1 iNriChtiNg vAN het geBOuw

11

2.2 iNvesteriNgeN eN uitrustiNg

11

3. fInAncIën

12

3.1 iNLeiDiNg

12

3.2 gemeeNteLiJKe BiJDrAge

12

3.3 prOviNCiALe BiJDrAge

12

3.4 suBsiDie vAN De vLAAmse OverheiD 2010

13

3.5 BegrOtiNg eN BALANs

13

4. PersOneeL

16

4.1 ALgemeeN

16

4.2 reChtspOsitiONeriNg eN persONeeLsstAtuut

16

4.3 iNzet vAN het persONeeL

16

DeeL II. ArcheOLOgIsche werKIng

19

1. BeLeIDsVOOrBereIDenDe en -OPVOLgenDe tAKen

19

1.1 CeNtrAAL ArCheOLOgisChe iNveNtAris (CAi)

19

1.2 LOKAAL ArCheOLOgisChe ADviesKAArteN (LAA)

19

1.3 ArCheOLOgisCh ADvies

19


4

Jaarverslag 2010

2. VeLDwerK

22

2.1 werFCONtrOLes

22

2.1.1 Knesselare - Ursel Schuilkelder

22

2.2 prOspeCties met iNgreep iN De BODem

26

2.2.1 Deinze Markt (Stani Vandecatsye & Karen Laisnez EEC vzw)

26

2.2.2 Deinze Stokstorm (Karl Cordemans VLM)

30

2.2.3 Deinze Tolpoortstraat 30 - 32 (KLAD)

39

2.2.4 Evergem De Nest (Pieter Laloo GATE bvba)

44

2.2.5 Evergem - Ertvelde Hoge Avrije (KLAD)

47

2.2.6 Evergem - Sleidinge Polenstraat (AS bvba)

53

2.2.7 Evergem - Kluizen Forelstraat (Pieter Laloo GATE bvba)

53

2.2.8 Knesselare - Ursel Onderdale (KLAD)

54

2.2.9 Nevele Kerrebroek (KLAD)

57

2.2.10 Nevele Landegem Spoorwegstraat (KLAD)

59

2.2.11 Nevele Merendree Merendreedorp (KLAD)

61

2.3 ArCheOLOgisChe ONDerzOeKeN

64

2.3.1 Aalter Woestijne (VIOE)

64

2.3.2 Deinze Kerkplein (Stani Vandecatsye & Karen Laisnez EEC vzw)

65

2.3.3 Evergem Christoffelweg (Jordi Bruggeman & Natasja Reyns All-Archeo bvba)

68

2.3.4 Evergem De Nest (Izabel Devriendt & Pieter Laloo GATE bvba)

74

2.3.5 Evergem - Belzele Schoonstraat 199 (KLAD)

79

2.3.6 Knesselare - Ursel Onderdale

82

2.3.7 Nevele - Vosselare Hoogstraat (Adelheid De Logi & Evelyn Schynkel EEC vzw)

82

2.3.8 Nevele - Merendree Merendreedorp (Adelheid De Logi Adelheid

90


Kale - Leie Archeologische Dienst

5

& Stijn Van Cauwenbergh EEC vzw)

90

3. PuBLIeKswerKIng

96

3.1 Tentoonstelling “Velden vol verleden”

96

3.2 Tentoonstelling “Vlucht over het verleden”

96

3.3 Educatieve koffer “Speuren naar sporen”

96

3.4 Bezoek van de archeoloog

97

3.5 Erfgoeddag

97

3.6 Openmonumentendag

97

3.7 Tentoonstelling De Middeleeuwen

97

3.8 Website

97

3.9 Week van de Smaak 2010 – 2015

98

3.10 Vrijwilligerswerking

98

3.11 Wetenschappelijke publicaties en lezingen

98

DeeL III. PLAnnIng

101

1. BeLeIDsPLAn 2010 - 2015

101

2. PLAn VAn AAnPAK 2011

102

2.1 ALgemeNe tAKeN

102

2.2 tAKeN iN het KADer vAN De resuLtAAtsverBiNteNis

102

2.2.1 Traject 1: Inventariseren & Evalueren, Adviseren en Begeleiden

102

2.2.2 Traject 2: Veldwerk en Rapportage en Trajectbegeleiding

105

2.2.3 Traject 3: Kennisverwerving, Depotwerking en Ontsluiting en sensibilisering 107

3. InZet VAn PersOneeL 2011

113

DeeL IV. BeeLDVerAntwOOrDIng

117


6

Jaarverslag 2010


Kale - Leie Archeologische Dienst

7

InLeIDIng Beste lezer, momenteel hebt u het Jaarverslag 2010 in handen. Zoals u merkt heeft het jaarverslag een nieuwe lay-out gekregen om het wat nieuwer en frisser te laten ogen. want op dit nieuw en fris elan wil de KLAD dan ook verder gaan als intergemeentelijke archeologische dienst voor de gemeenten Aalter, Deinze, evergem, Knesselare, Lovendegem en nevele, om er in te staan voor de dienstverlening rond archeologie voor de gemeenten en de bouwheren werkzaam binnen hun grondgebied. De KLAD voerde dan ook in 2010 opnieuw zelf een aantal vooronderzoeken met proefsleuven en werfcontroles uit, begeleidde een reeks opgravingen en leverde op het vlak van publiekswerking heel wat inspanningen om de resultaten zo breed mogelijk te verspreiden. Daarnaast werd het beleidsplan 2010-2015 boven de doopvont gehouden. met dit document kunnen de KLAD en de gemeenten tot een modern archeologisch beleid komen. Dit jaarverslag brengt een overzicht van de archeologische werking, naast een grote delen. Deel I behandelt de administratieve taken binnen de KLAD, Deel II het veldwerk en de publiekswerking en Deel III belicht het beleidsplan 2010-2015 en de aanpak voor de periode 2011 in het bijzonder. De verslagen van de raad van Bestuur, de begroting voor 2010 en de eindbalans van 2010 met alle stavingstukken en facturen zijn als losse bijlagen opgenomen. Op die manier kan het jaarverslag ook in de bibliotheken en de archieven opgenomen worden, daar de bijgevoegde verslagen van de raad van Bestuur niet openbaar zijn.


8

Jaarverslag 2010


Kale - Leie Archeologische Dienst

9

DeeL I. ADmInIstrAtIef OVerZIcht 1. rAAD VAn Bestuur 1.1 Bestuur vAN De KLAD tijdens 2010 waren er enkele aanpassingen binnen de raad van Bestuur. De Deinse vertegenwoordiger, de heer christoffel roos, stapte dit jaar uit de politiek en werd vervangen door de heer Bruno Dhaenens. mevrouw martine schelstraete veranderde baar met haar taak als penningmeester. De heer Kris Ally werd verkozen als nieuwe penningmeester. In de raad van Bestuur van de KLAD zetelen de volgende leden: Voorzitter martine Bergez (Aalter) Ondervoorzitter Johan Beke (Prov. Oost-Vlaanderen) Ondervoorzitter hugo Verhaeghe (nevele) secretaris gerda ginneberge (Deinze) Penningmeester Kris Ally (Knesselare) Leden met effectieve stem : Aalter eveline eggerick Deinze Bruno Dhaenens evergem filip Lehouck en eddy carette Knesselare martine schelstraete Lovendegem chris De wispelaere en etienne Van Acker nevele Johan cornelis Prov. Oost-Vlaanderen Luc Lampaert Leden met raadgevende stem : Aalter Joost sturtewagen Deinze tony De Kimpe evergem Kathleen Pisman Knesselare roland Bonami Lovendegem Ann mattheeuws nevele mia Pynaert technisch adviseurs : filip Bastiaen Luc Bauters wim De clercq David Vanhee nancy Lemay Jessica Vandevelde germain Van Beversluys raf walgrave

Aalter, Dienst Bevolking Prov. Oost-Vlaanderen, Dienst monumentenzorg en cultuurpatrimonium universiteit gent, Vakgroep Archeologie en Oude geschiedenis van europa KLAD Agentschap ruimte en erfgoed Agentschap ruimte en erfgoed Deinze, Dienst cultuur nevele, werkgroep monumenten, Landschappen en Archeologie, wende

De raad besliste in 2010 een dagelijks bestuur te installeren om bepaalde zaken snel te beslissen en de raden van Bestuur voor te bereiden. Daarin zetelen de voorzitter, de ondervoorzitter, de secretaris en de penningmeester van de KLAD.


10

Jaarverslag 2010

1.2 BestuursvergADeriNgeN De raad van Bestuur kwam in 2010 acht keer samen. 3 februari 12 februari 7 april 16 april 2 juni 15 juni 25 augustus 3 november

stadhuis Deinze Koetshuis Kasteel van Poeke gemeentehuis nevele Koetshuis Kasteel van Poeke gemeentehuis Knesselare Koetshuis Kasteel van Poeke Ocmw-gebouw Lovendegem gemeentehuis nevele

De verslagen van de raad van Bestuur bevinden zich in bijlage (zie Deel Bijlagen). 1.3 CONtACtgegeveNs KLAD Adres: Kale – Leie Archeologische Dienst Kasteelstraat 26, 9880 Aalter tel. en fax: 051/636136 website: www.deklad.be e-mail: info@deklad.be contactpersoon: gsm: e-mail:

David Vanhee (Intergemeentelijke Archeoloog) 0498/36. 26. 80 david.vanhee@deklad.be


Kale - Leie Archeologische Dienst

11

2. InrIchtIng en uItrustIng 2.1 iNriChtiNg vAN het geBOuw Ook de bibliotheek is herschikt en er is plaats voor een vergadertafel. Volgend jaar zal de werkplaats aangepakt worden. De loods werd reeds in 2009 herschikt, maar wegens de grote instroom van nieuw materiaal (onder meer de skeletten van het Deinse kerkplein) en het achterwege blijven van een oplossing voor natuurwetenschappelijk onderzoek, waardoor stalen blijven staan, heeft ze de limiet van haar opbergcapaciteit ongeveer bereikt. De KLAD heeft in het Beleidsplan 2010-2015 dan ook de depotopdracht opnieuw bekeken. 2.2 iNvesteriNgeN eN uitrustiNg De KLAD investeerde dit jaar in de aankoop van een nieuwe desktop, een Apple imAc Quadcore 27 en printer-scanner die A3-formaat aankan. De dienst zoekt nog opslagmogelijkheden voor gegevens.


12

Jaarverslag 2010

3. fInAncIën 3.1 iNLeiDiNg De begroting voor 2010 (zie Deel Bijlagen) is gebaseerd op de overdracht van 2009 (€ 63.142,05), de bijdragen van de gemeenten en de Provincie Oost-Vlaanderen en de subsidie 2009 van de Vlaamse Overheid. De totale inkomsten van de KLAD voor 2010 bedroegen € 167.047,50. 3.2 gemeeNteLiJKe BiJDrAge De gemeentelijke bijdrage is samengesteld uit drie factoren. Ze wordt berekend met de volgende formule: VB OB IB

VB + (aantal ha x OB) + (aantal inwoners x IB) vast bedrag = € 2.790 oppervlaktebijdrage = € 0,315 per ha inwonersbijdrage = € 0,1125 per inwoner

Daarbij wordt de inwonersbijdrage berekend op basis van de bevolkingsgegevens van het jaar onmiddellijk voorafgaand aan het werkingsjaar. Dit is vastgelegd in Art. 20 van de 2009 bleef echter uit dit jaar, omdat de gegevensstroom tussen het rijksregister en de ADseI beter beveiligd, gecontroleerd en verbeterd diende te worden, zo stond in de omzendbrief meegedeeld door erik Vloeberghs van het fOD economie, KmO, middenstand en energie, Algemene Directie statistiek en economische Informatie. vragen en achteraf een herberekening te doen. In 2010 ontving de KLAD een totaal van € 39.9913,56 aan gemeentelijke bijdragen. respectievelijk € 7 538,70 van de gemeente Aalter, € 8.428,44 van de stad Deinze, € 8.862,05 van de gemeente evergem, € 4.883,36 van de gemeente Knesselare, € 4.471,25 van de gemeente Lovendegem en € 5.729,76 van de gemeente nevele.

bijdrage zelf berekende. Aalter Deinze evergem Knesselare Lovendegem nevele

19.260 28.989 32.854 8.111 9.490 11.605

19.260 28.989 32.854 8.111 9.439 11.605

0 0 0 0 - 51 0

0 0 0 0 - € 5,74 0

3.3 prOviNCiALe BiJDrAge De provinciale bijdrage van Oost-Vlaanderen werd dit jaar verhoogd naar € 14.000.


Kale - Leie Archeologische Dienst

13

3.4 suBsiDie vAN De vLAAmse OverheiD 2010 De raad van Bestuur keurde op 3 februari 2010 de resultaatsverbintenis tussen het Agentschap ruimtelijke Ordening en Onroerend erfgoed (nu Agentschap ruimte en erfgoed) en de KLAD goed. Vanaf dit jaar legt de Vlaamse Overheid de klemtoon op het gebruik van de subsidie. Deze moet aangewend worden om de beheerstaak van een Vte (Voltijds equivalent) archeoloog te verzekeren. Daarvan dient minimaal 75% ingezet voor de taken beschreven in de resultaatsverbintenis, terwijl 25% door de dienst zelf mag ingevuld worden. Dit moet tevens aangetoond worden in een aparte rubriek in het jaarverslag. De inhoud van de afsprakennota is opgebouwd in clusters. Afsprakencluster 1: Inventarisatie Afsprakencluster 2: Advisering Afsprakencluster 3: Beleid en beheer Afsprakencluster 4: Veldwerk en deponering/archivering Afsprakencluster 5: Ontsluiting en publieksgerichtheid Afsprakencluster 6: Organisatie Afsprakencluster 7: Deontologie en gedragscode De uitbetaling van de subsidie gebeurde in 2010 in 3 schijven, namelijk een eerste schijf van 60% is uitbetaald na de ondertekening van het ministerieel besluit, een tweede schijf van 20% is vereffend voor 1 oktober en na het indienen van een register van adviezen. De laatste schijf van 20% wordt uitbetaald na de schriftelijke aanvraag en goedkeuring van het jaarverslag met de nodige stavingsstukken. 3.5 BegrOtiNg eN BALANs De begroting 2010 (zie Deel Bijlagen) is opgebouwd rond de inkomsten en de geschatte uitgaven en investeringen van de KLAD. De inkomsten bestaan uit de gemeentelijke en provinciale bijdrages en de subsidie 2010 van de Vlaamse Overheid. het de opmaak de Bijdrage van de gemeente Lovendegem niet bekend was. Daarom is het bedrag van 2009 opgenomen. inkomsten: Overdrachten 2009 gemeentelijke bijdragen Bijdrage Aalter Bijdrage Deinze Bijdrage evergem Bijdrage Knesselare Bijdrage Lovendegem Bijdrage nevele Bijdrage Oost-Vlaanderen subsidie Vlaams gewest 20% 2009 40% 2010 40% 2010 Diverse inkomsten totaal:

7.538,70 8.428,44 8.862,05 4.883,36 4.463,14 (bijdrage 2009) 5.729,76 10.000 20.000 20.000

63.142,05 39.905,45

14.000,00 50.000,00

0,00 167.047,50


14

Jaarverslag 2010

uitgaven: 1. ALgemene werKIngsKOsten 1.1. Bestuur en beheer 1. receptie en representatie 1.500 2. Zitpenningen pro memorie 3. Verplaatsingskosten 1.000 4. Accountant g. De Baets 1.500 5. Verzekering 1.000 1.2. Personeel 1. Loonkost 56.500 2. Verzekering 1.500 3. sociaal secretariaat 1.500 4. Kledij en uitrusting 750 5. studiedagen en vorming 750 1.3. Administratieve werkingskosten 1. Administratie 500 2. Klein bureaumateriaal 500 3. software 5.000 4. Boeken en tijdschriften 500 1.4. huisvesting 1. huur 1.800 2. Verzekering (brand, BA) 500 3. Verbruik en onderhoud 3.000 4. telefoon en internet 2.000 1.5. Logistieke kosten 1. hardware 2.500 2. Opgravingmateriaal 500 3. foto-materiaal 500 4. meubilair en inrichting 2.000 5. Auto- en verplaatsingskosten 2.500 2. ArcheOLOgIsche werKIngsKOsten 2.1. Opgravingen 2.. conservatie en restauratie - € 7.500 in 2010 - € 7.500 in 2011 2.3. nat.wetenschappelijk ond. 2.4. Publiekswerking - week van de smaak 2010 € 1.600 2.5. website

5.000

87.800

61.000

6.500

7.300

8.000

20.000 15.000

54.000

8.000 8.500 2.500

3. DIVersen

247,50

4. sOcIALe reserVe

25.000

totaal:

167.047,50

Voor het eerst werd gewerkt met bedragen die in provisie worden vastgelegd. Zo is een bedrag van € 15.000 voor conservatie en restauratie vastgelegd voor 2010 en 2011. Ook de sociale reserve is vastgelegd.


Kale - Leie Archeologische Dienst

15

De gecontroleerde balans 2010 met een overzicht van de effectieve uitgaven van de KLAD in 2010 is toegevoegd als losse bijlage (zie Deel Bijlagen).


16

Jaarverslag 2010

4. PersOneeL 4.1 ALgemeeN

loog die voor het volledige takenpakket van de dienst moet instaan. Om dit realistisch te houden wordt steeds meer werk, zoals grote (voor-)onderzoeken, uitbesteed. Dit gebeurt via archeologische bedrijven of via het ename expertisecentrum voor erfgoedontsluiting. 4.2 reChtspOsitiONeriNg eN persONeeLsstAtuut Op 1 januari 2008 is het ontwerpbesluit rond de rechtspositionering van het gemeentepersoneel in werking getreden. het regelt onder meer de arbeidsvoorwaarden (bezoldigingen, aanstelling – schorsing – ontslag, diensttijden, verlof…) van het gemeentepersoneel. Voor intergemeentelijke projectverenigingen, die een tijdelijk karakter hebben, blijft het onduidelijk welke rechtspositie de personeelsleden hebben. het decreet, de weddecentrale schaubroeck, noch de VVsg bieden hierop een antwoord. Bij navraag bij andere intergemeentelijke archeologische diensten bleek dat de rechtspositionering van hun personeelsleden aan dat van een van de deelnemende gemeenten gekoppeld was. Bij KLAD is dat niet het geval, voor die problematiek nog geen oplossing gevonden. 4.3 iNzet vAN het persONeeL In de resultaatsverbintenis 2010 legt de Vlaamse Overheid op dat de subsidie van € 50.000 dient aangewend te worden om het loon van een archeoloog te betalen. nieuw is dat nu ook bepaald wordt dat deze archeoloog 75% van de werktijd dient te besteden aan de takenclusters die omschreven zijn in de resultaatsverbintenis, 25% mag zelf ingevuld worden. De Vlaamse Overheid heeft echter niet omschreven hoe dit dient aangetoond te worden. De taken zijn wel bijgehouden in de agenda 2010. Daarom is op basis van deze agenda een overzicht gemaakt van het totaal aantal gepresteerde uren waarna een opsplitsing is gemaakt tussen het aantal gepresteerde uren aan taken uit de resultaatsverbintenis en taken voor de KLAD.

maand Januari februari maart April mei Juni Juli Augustus september Oktober november December

Dagen 18 20 17 20 20 20 11 11 22 20 23 13

uren 167,5 161,5 134,5 164,5 147 172 94 94 190 155 157 106

Agentschap 151,5u (90,5%) 135,5u (84%) 97,5u (72,5%) 101,5u (62%) 122u (83%) 119u (69%) 86u (91,5%) 80u (85%) 156u (82%) 138u (89%) 129u (82%) 95u (89,5%)

KLAD 16u (9,5%) 26u (16%) 37u (27,5%) 63u (38%) 25u (17%) 53u (41%) 8u (8,5%) 14u (15%) 34u (18%) 17u (11%) 28u (18%) 11u (10,5%)

Deze gegevens tonen dat er op 215 gewerkte dagen (excl. verlofdagen, feestdagen en ziektedagen) 1743 u gepresteerd werden (gemiddeld 40,5 u per week). Daarvan werden 1411u gespendeerd aan taken uit de resultaatsverbintenis of 82,7%. De resterende tijd (332 u of 19,3%) werd zelf ingevuld.


Kale - Leie Archeologische Dienst

17

Van die 83,7% is veel tijd besteed aan projecten die tot de ontsluiting van het archeologisch patrimonium en de sensibilisering bijdragen. Op die manier probeert de KLAD ook de gemeenten en de bevolking warm te maken voor het eigen patrimonium en naambekendheid te verkrijgen. gezien de verandering in de codex op de ruimtelijke ordening is er minder tijd besteed aan advisering. toch was er geregeld (telefonisch) contact met de erfgoedconsulenten aangaande door hen te adviseren dossiers. De KLAD stond tevens in voor het uitschrijven van verschillende Bijzondere Voorwaarden. tijdens 2010 ging heel wat tijd naar het uitschrijven van een Beleidsplan tot 2015 en een Plan van aanpak 2011. Ook al omdat de Vlaamse Overheid eind oktober een beter uitgeschreaanpak vergde. er werd minder tijd besteed aan het uitvoeren van vooronderzoeken met proefsleuven of werfbegeleidingen, meer en meer werk wordt uitbesteed. Dat impliceert dat er meer werk gaat naar het begeleiden van de externe archeologen en het uitschrijven van bijhorende Bijzondere Voorwaarden. Daarbij hoort ook de begeleiding van de bouwheren door het gehele traject. het uitvoeren van minder veldwerk impliceert ook minder inzet en contact met vrijwilligers en studenten. Daarnaast is het niet toegestaan vrijwilligers in te zetten bij projecten, uitgevoerd door privÊbedrijven. studenten kunnen er onder voorwaarden en na toestemming van de universiteit soms wel terecht. Vrijwilligers worden nu doorgestuurd naar projecten van het ename expertisecentrum. Van de zelf ingevulde 19,3%, ging zowat 10% van de tijd naar het runnen van de dienst. Vooral de grote hoeveelheid administratieve taken slorpen veel tijd van de intergemeentelijk archeoloog op: het regelen van verzekeringen, het betalen van facturen, tijdcheques, de correspondentie onderhouden en beantwoorden, het bijhouden van de boekhouding, het organiseren van bestuursvergaderingen, het bijwonen van allerhande vergaderingen‌ Daarnaast komen er steeds nieuwe onverwachte taken en opdrachten binnen en ook deze nemen tijd in beslag. er werd tevens tijd besteed aan de reorganisatie van het depot en het herinrichten van het bureau. activiteiten die in het kader van de resultaatsverbintenis worden georganiseerd. we dentraject, het verlenen van allerlei advies en vooral aan de projecten rond ontsluiting en sensibilisering. Los van dit schema volgde de intergemeentelijke archeoloog twee cursussen van elk 60 u in avondonderwijs aan het cVO-KIsP in mariakerke, nl. Illustrator cs4 en Indesign cs5.


18

Jaarverslag 2010


Kale - Leie Archeologische Dienst

19

DeeL II. ArcheOLOgIsche werKIng 1. BeLeIDsVOOrBereIDenDe en -OPVOLgenDe tAKen 1.1 CeNtrAAL ArCheOLOgisChe iNveNtAris (CAi) De KLAD heeft een gebruiksovereenkomst met de cAI, wat impliceert dat de KLAD de gegevens uit de cAI kan raadplegen en gebruiken. Voor het werkgebied van de KLAD zijn er net geen 1600 ‘sites’ in de cAI opgenomen. De dienst gebruikt, verbetert en vult de gegevens van deze databank aan, die men vooral bij het adviseren van stedenbouwkundige aanvragen inzet. Bij gebruik vastgestelde ongeregeldheden, fouten of hiaten werden wel doorgegeven, maar tot op heden gebeurde dat niet gestructureerd. Daarom is dit opgenomen in het beleidsplan 2010-2015 zodat jaarlijks een deel van de ca. 1.600 ‘sites’ gecontroleerd worden. Daarnaast zorgt de KLAD dat de gegevens uit prospecties, vooronderzoeken en opgravingen toegevoegd worden aan de cAI. Daarvoor is er een paragraaf opgenomen in de Bijzondere Voorwaarden, dat de uitvoerder van een opgraving ertoe verplicht, de gegevens in de inventaris in te voeren. Daarvoor maakte de cAI een eenvoudig sjabloon op, dat samen met het nodige kaartmateriaal en een digitale versie van het rapport aan de cAI wordt opgestuurd. Ook de gegevens van vrijetijdsarcheologen, actief in de regio, moeten in de cAI opgenomen worden. De KLAD spoort hen aan, deze gegevens zelf in te geven via het VIOe-meldingsformulier. Om dit gemakkelijker te laten verlopen, zal er op de website van de KLAD een link naar bovenstaand formulier ingebouwd worden. 1.2 LOKAAL ArCheOLOgisChe ADviesKAArteN (LAA) De LAA’s van de verschillende gemeenten werden in 2006 opgemaakt. Deze kaarten grootte. In 2006 was het de bedoeling dat de gemeentelijke diensten nieuwe bouwdossiers aan deze kaarten zouden toetsen en ter advies aan de KLAD zouden doorsturen. sinds de verandering van de codex op de ruimtelijke Ordening, op 1 september 2009, is vastgelegd welke dossiers de gemeenten voor archeologisch advies moeten doorsturen aan het Agentschap ruimte en erfgoed. Behalve informatief is de rol van de kaarten momenteel wat uitgespeeld. 1.3 ArCheOLOgisCh ADvies Door de aanpassing van de codex op de ruimtelijke Ordening (Besluit van 5 juni 2009) is vastgelegd welke dossiers archeologisch geadviseerd moeten worden. het advies wordt verleend door het Agentschap ruimte en erfgoed (re). De gemeenten dienen dan ook sinds 1 september 2009 voor de volgende aanvragen advies bij het Agentschap ruimte en erfgoed te vragen: 1. Verkavelingen van ten minste tien loten bestemd voor woningbouw, of met een grondoppervlakte groter dan een halve hectare, ongeacht het aantal loten. 2. groepswoningbouwprojecten waarbij ten minste tien woongelegenheden ontwikkeld worden. 3. De bouw of de herbouw van appartementsgebouwen waarbij ten minste vijftig


20

Jaarverslag 2010

4. Aanvragen voor nieuwbouwprojecten met een bebouwd oppervlak van 500 m² of meer in woongebieden en recreatiegebieden. 5. Aanvragen voor ontginningsgebieden en uitbreiding van ontginningsgebieden zoals omschreven in het Koninklijk Besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerp-gewestplannen en de gewestplannen, respectievelijk artikel 17.6.3 en artikel 18.7.1. De KLAD heeft eind 2010 een afspraak gemaakt met het Agentschap om deze dossiers samen te adviseren via een preadvies. Dat houdt in dat de dossiers door de gemeente zowel naar Vlaanderen als naar de KLAD worden verstuurd. De KLAD levert een niet-bindend advies met een grondige motivering af aan het Agentschap. De archeologen van het wordt afgeleverd door het Agentschap ruimte & erfgoed. Op die manier worden adviezen verstrekt vanuit een niveau dichter bij het terrein. het voordeel van deze procedure is dat het tijdsbestek van de advisering parallel werkt, waarbij de vertraging van het doorsturen wordt weggewerkt. Zo is een veel snellere afhandeling van de dossiers mogelijk. het zicht op de geadviseerde werkzaamheden blijft altijd behouden. De praktische afspraken met de gemeenten zullen begin 2011 gemaakt worden. er blijven echter nog een aantal dossiers over die niet door het Agentschap re zullen worden geadviseerd, zoals te ontwikkelen industriegebieden of nieuwe ontwikkelingen buiten recreatie- of woongebieden. De KLAD moet daar met de gemeentelijke diensten nieuwe afspraken maken om deze dossiers zelf te kunnen adviseren. Door de aanpassing op de codex ruimtelijke Ordening wordt het merendeel van de adviezen uitgeschreven door het Agentschap re, al dan niet in samenspraak met de KLAD. De KLAD schreef tijdens de eerste helft van 2010 dan ook minder adviezen uit dan gewoonlijk. het gaat voornamelijk om adviezen voor kleinere projecten of bij ruP en/of mer. hierna volgt een overzicht van de in 2010 uitgebrachte adviezen. gemeente : Deinze Adres : markt werf : herinrichting stadskern Advies : vooronderzoek d.m.v. proefsleuven/kijkputten Aangevraagd door : stad Deinze gemeente : Deinze Adres : tolpoortstraat 30 - 32 werf : sloop van een deel van het voormalig postgebouw en bouw van twee nieuwe winkels (voormalig markizaat van Deinze) Advies : vooronderzoek d.m.v. proefsleuven Aangevraagd door : stad Deinze gemeente : Deinze - Vinkt Adres : Poekestraat zn. werf : werf : verkaveling met 4 loten Advies : geen bezwaar Aangevraagd door : stad Deinze


Kale - Leie Archeologische Dienst

21

gemeente : Knesselare - ursel Adres : tramstraat werf : verkaveling 4 loten Advies : geen bezwaar Aangevraagd door : gemeente Knesselare gemeente : Knesselare - ursel Adres : urselseweg 172 werf : verkaveling 2 loten Advies : geen bezwaar Aangevraagd door : gemeente Knesselare gemeente : nevele Adres : Oostbroek werf : ruP, herbestemming gebied met ruimte voor sociale woningbouw, woningbouw, sport en recreatie. Advies : aanpassing bestaand advies, naar vooronderzoek d.m.v. proefsleuven eventueel aangevuld door een booronderzoek. Aangevraagd door : gemeente nevele gemeente : nevele - Landegem Adres : Vosselarestraat 73 werf : ruP, reorganisatie bedrijf Visser & smit hanab Advies : geen bezwaar Aangevraagd door : gemeente nevele


22

Jaarverslag 2010

2. VeLDwerK 2.1 werFCONtrOLes De KLAD voerde in 2010 enkele werfcontroles uit. slechts 1 leverde resultaat op. 2.1.1 Knesselare - Ursel Schuilkelder Op 19 mei 2010 werd de archeoloog van de KLAD uitgenodigd om een kijkje te nemen in de schuilkelder, gelegen onder urseldorp te Knesselare – ursel. Deze was door de dorpskernvernieuwingswerken terug kortstondig toegankelijk via een luik op het plein. Omdat rond deze schuilkelder nog nooit enig onderzoek was gevoerd stelde de KLAD voor deze in te meten en te beschrijven, vooraleer het luik terug zou gesloten worden. Dit werd uitgevoerd op 20 en 21 mei 2010. Deze schuilkelder stamt uit de tweede wereldoorlog en de bouw was in opdracht van de Duitse troepen gebeurd. wie deze opdracht uitvoerde en in welk jaar is momenteel niet bekend. Behalve bewijzen op de muren dat er geregeld water in de kelder staat (tot ca. 60 cm hoog) en het feit dat bruikbare zaken uit het interieur, de leidingen, de deuren enz. reeds lange tijd geleden gesloopt zijn, is de kelder in zeer goede staat. er zijn 9 verschillende ruimtes en de totale lengte aan de binnenzijde bedraagt 20,10 m. De meeste kamers zijn ongeveer 3,49 m breed. Anno 2010 kregen we toegang tot de kelder via het mangat of de nooduitgang in het noorden. De oorspronkelijke toegang zat in het zuiden, ter hoogte van urseldorp nr. 20. hoewel de beschrijving van het mangat naar de ingang toe gebeurde, verkiezen we de logische opbouw te volgen vanaf de oorspronkelijke toegang. Ruimte 1: Toegang met trappen De oorspronkelijke toegang is na de oorlog dichtgemaakt met een plaat in gewapend beton. Aan de binnenzijde merken we nog vergane stutten op waar de betonvloer oorspronkelijk op rust. De trap is 3,15 m lang en 1,30 m breed en bestaat uit 13 betegelde treden. elke trede is ca. 33 cm lang en 16 cm diep. In de muur langs de trap zijn de resten van de leuning nog zichtbaar. Ruimte 2 De trap mondt uit in een ruimte van 2,90 m bij 2,47 m en de hoogte is 2,35 m. De vloer is betegeld met vierkante betontegels (z = 15 cm) en waar de trap uitmondt is een vierkante rooster met een zijde van 28 cm ingebouwd in de vloer om het regenwater op te vangen. In de kelder moet een afvoer van regen- en vuilwater (uit het toilet en de badkamer) ingebouwd geweest zijn, vermoedelijk aangedreven door pompen. Daarvan werden echter niks meer teruggevonden. In deze ruimte kwamen ook de water- en elektriciteitsleiding binnen, ze liepen door de muur naar de volgende ruimtes. Ruimte 3 ruimte 3 is de eerste ruimte van de schuilkelder en kon goed afgesloten worden. Deze kamer is 2,78 m lang, 2,,98 m breed en 2,18 m hoog, ze ligt ten oosten van de trap en ruimte 2 en in het verlengde van de rest van de bunker. Deze kamer werd aan beide zijden afgesloten van ruimte 2 met een deur (breedte = 80 cm, hoogte = 1,85 m). De deuren zijn verdwenen, maar de hengsels zijn aan beide zijden van de muur nog aanwezig. het ijzeren frame aan de oostelijke zijde van de deuropening wijst op de aanwezigheid van een stevige deur. De muur tussen de deuren blijkt 33 cm dik.


Kale - Leie Archeologische Dienst

23

fig. 1: De oorspronkelijke toegang tot de schuilkelder werd

fig. 2: Zicht op het ijzeren deurframe aan de binnenzijde

na de oorlog dichtgemaakt. De trap is nog intact.

van ruimte 2.

De vloer van ruimte 3 is betegeld met vierkante betontegels (z = 15 cm) en in de zuidoostelijke hoek zit een afvoerput voor water. Op de muur tegen de zuidwestelijke hoek zijn negatieve sporen zichtbaar van een kast, mogelijk van een telefoon. De toegang tot de volgende ruimtes ligt in de noordelijke muur. het deurgat is 185 cm hoog en 79 cm breed. Afgaand op de resten van het ijzeren frame was ook hier een stevige deur voorzien die opendraait in de richting van ruimte 3. De muur tussen beide ruimtes is 25 cm dik. Ruimte 4: Zitruimte, toilet en douchekamer Dit is de eerste ingerichte ruimte. Ze is 4,95 m lang, ca. 3,49 m breed en 2,16 m hoog. De vloer van deze ruimte en alle volgende ruimtes is betegeld met bleke vierkante betontegels (z = 15 cm). De bijhorende plinten zijn ca. 11 cm hoog, 1,5 cm dik en zo’n 20,5 cm lang. Aan de westelijke zijde zijn over een lengte van 4 m de resten van een zitbank vastgesteld. Ook in deze ruimte is een afvoerput voor water voorzien. centraal door de ruimte loopt een verluchtingskanaal en de waterleiding en de elektriciteitsleiding lopen langs de zuidelijke muur en de oostelijke muur. In de noordoostelijke hoek was een toilet (ruimte 5) voorzien. De toegang aan zuidelijke zijde was 82 cm breed en 199 cm hoog. De toiletpot zelf was verdwenen, maar de wateraanvoer en de waterafvoer en de bevestigingsbouten van de pot waren nog aanwezig. Dit toilet was binnen ruimte 4 opgebouwd uit een soort snelbouwtegels met tandgroefsysteem. Deze vierkante tegels hebben een zijde van 17 cm en zijn 4 cm dik. Aan beide zijden is een geel glazuur aangebracht.


24

fig. 3: Zicht op de restanten van de bank in ruimte 3.

Jaarverslag 2010

fig. 4: Zicht op de ingebouwde doucheruimte met kleedkamers.

met hetzelfde type tegels is ook een douchekamer (ruimte 6) in deze ruimte gebouwd, tegen de westelijke muur van ruimte 4. Deze bestaat uit 3 ruimtes van elk ca. 90 cm lang en 110 cm breed. De douche bevindt zich in het midden en aan beide zijden is een vermoedelijke kleedkamer gebouwd. De zuidelijke kleedkamer wordt betreden vanuit ruimte 4 via het oosten, terwijl de noordelijke kleedkamer kan worden betreden vanuit ruimte 7. Beide kleedkamers geven natuurlijk uit in de douchekamer. De douchekamer heeft een douchebak van 72 cm bij 92 cm en met een diepte van ca. 20 cm. In het midden is de afvoer voorzien. De douchekop is verdwenen maar de resten van de waterleiding lopen over het plafond tot boven het midden van de douchebak. er is in deze kamers ook een aparte verluchting voorzien. Ruimte 7 Deze ruimte is 3,46 m lang, 3,49 m breed en 2,16 m hoog. Vanuit ruimte 4 geven twee openingen toegang tot ruimte 7. een via de badkamer (ruimte 6) en een via ruimte 4 zelf. De deuropeningen zijn respectievelijk 74 cm en 89 cm breed en de hoogte van beide bedraagt 196 cm. De muur tussen beide ruimtes is 22,5 cm dik. er zijn geen deuren meer bewaard, maar de houtresten tonen wel aan dat er bij beide minstens deurlijsten waren voorzien. centraal door de ruimte lopen het verluchtingskanaal en de waterleiding verder, terwijl de elektriciteitsleiding langs de oostelijke muur loopt. tegen de westelijke muur werd nog een afvoer voor water aangetroffen en een reeks negatieve sporen. mogelijk waren hier een wastafel en een spiegel gemonteerd. Ruimte 8 De laatste kamer is 4,98 m lang, 3,49 m breed en 2,15 m hoog. er is een toegang via ruim-


Kale - Leie Archeologische Dienst

25

9

8

Deze ruimte is voorzien van een nooduitgang (ruimte 9) in de noordoostelijke hoek, die bereikt wordt via een lage opening van 1,66 m hoog. Deze smalle nooduitgang is 110 cm bij 78 cm en is 2,87 m hoog. In de westelijke muur is een trap met 11 metalen spurten bevestigd en bovenaan is een mangat afgesloten via een loodzwaar luik.

7

6

5

4

2

1

3

te 7 van 89 cm breed en 197 cm hoog. Deze toegang bevindt zich in de zuidelijke muur van ruimte 8 aan de oostelijk kant. Bij de bouw van de kelder is trouwens voorzien dat de toegangen tot de verschillende ruimtes niet op 1 lijn liggen, maar geschrankt. Ook hier lopen het verluchtingskanaal en de waterleiding centraal en loopt de elektriciteitsleiding langs de oostelijke muur.

Conclusie Deze schuilkelder is een vrij imposante constructie van meer dan 20 m lang. hoe gepantserd het massief was blijft onbekend, maar er is wel een aanwijzing. De afstand tussen de bodem en het luik van de nooduitgang bedraagt 2,87 m, terwijl de gemiddelde hoogte van de schuilkelder 2,16 cm bedraagt. een eenvoudige rekensom (71 cm) en rekening houdende met de dikte van de bestarting boven de bunker (gemiddeld 20 cm) doet ons vermoeden dat de dakdikte toch 50 cm kan bedragen. het is geen schuilkelder opgetrokken voor (enkel) burgers. De zwaar verstevigde toegangen tot de kamers en de geschrankte toegangen tussen de ruimtes, bewijzen dat deze vanuit zuiver militair standpunt is opgetrokken. Daarnaast wijst ook het verhoogde comfort met apart toilet, douchekamer en elektriciteit, water, verluchting en mogelijk zelfs telefoon op een uitrusting voor een langer schuilverblijf voor troepen.

fig. 5: grondplan van de schuilkelder met aanduiding van de 9 ruimtes.


26

Jaarverslag 2010

De aanwezigheid van Duitse troepen in het kleine ursel is zeker niet verrassend gezien de aanwezigheid van een militair vliegveld (B-67 site) op het grondgebied van ursel. Dit was een van de drie militaire hulpvliegvelden in het meetjesland, aangelegd in 1939 door de Belgische militaire Luchtvaart. tijdens de bezetting is het gebruikt door de Duitse en Italiaanse luchtmacht (De Decker c. 2006), wat toch heel wat troepen in de buurt met zich meebracht. De Decker c., Vleugels boven het meetjesland, en de oorlogsgeschiedenis van de vliegvelden ursel, maldegem en Aalter, eeklo, 2006. 2.2 prOspeCties met iNgreep iN De BODem tijdens 2010 voerde de KLAD zelf 5 prospecties met ingreep in de bodem uit, terwijl er in de regio 6 prospecties met ingreep in de bodem werden uitgevoerd door externe bedrijven. hierbij een overzicht. 2.2.1 Deinze Markt (Stani Vandecatsye & Karen Laisnez EEC vzw) Vorig jaar maakte het Deinse stadsbestuur de plannen omtrent de stadskernvernieuwing bekend, waarbij zowat het hele stadscentrum grondig wordt aangepakt. De stad hield daarbij al rekening met de factor archeologie en nam contact op met provinciaal archeoloog L. Bauters en met de KLAD. samen werkten ze een gericht onderzoeksprogramma uit om de inhoud en intactheid van het gekend en ongekend archeologisch patrimonium van de Deinse stadskern te valideren door middel van gerichte proefsleuven en kijkputten. hierbij wordt in eerste instantie de aard en de omvang van het stedelijk bodemarchief op verschillende locaties binnen de stadskern in kaart gebracht. er wordt nagegaan of de archeologisch waardevolle zones onder bedreiging staan door de geplande werken. eerst wordt bekeken of deze resten via aanpassingen in situ bewaard kunnen worden. Indien dit onmogelijk is, wordt er een opgraving uitgevoerd. Daar de oudste stadsgeschiedenis nauwelijks gekend is, biedt de geplande stadskernvernieuwing ook een opportuniteit om deze geschiedenis verder te onderzoeken. Zo startte in de zomer van 2009 in het stadscentrum van Deinze een intensieve archeologische campagne. eerst kwamen het rheinbachplein en het plein aan de kerk aan de beurt. In 2010 werd een eerste fase van de markt met proefputten onderzocht door de KLAD (zie Jaarverslag 2009). Op de markt werden tijdens het najaar van 2010 3 proefputten van zes op zes meter aangelegd om een beter zicht te krijgen op de aard en de omvang van het bodemarchief tussen de kerk en de ramstraat. het onderzoek werd uitgevoerd door archeologen stani Vandecatsye en Karen Laisnez van het ename expertisecentrum onder begeleiding van de Kale-Leie Archeologische Dienst en de Provinciale Archeoloog. Proefput 1 ter hoogte van proefput 1 bleef het archeologisch bodemarchief niet zo goed bewaard. De middeleeuwse occupatielaag, de zgn. zwarte laag, beperkte zich hier tot een dunne lens die lokaal verstoord werd door recentere ingrepen. De beperkte hoeveelheid vondst-

fig. 6: situering van de verschillende opgravingszones (p. 25). Š google earth - google.com.


Kale - Leie Archeologische Dienst

27

Kerkplein

Rheinbach plein


Jaarverslag 2010 28

Sporen in grondvlak (niveau moederbodem)

BESCHRIJVING:

1m

Coupe op L6 L7

Locus 6: rond grijs spoor (paalkuil) Locus 7: langwerpig spoor, grijze vulling met ijzermigratie (greppel) Locus 8: langwerpig spoor, grijze vulling met met ijzermigratie (greppel) Locus 9: relatief homogeen beige spoor met mangaanspikkels. Locus 10: relatief homogeen grijs, rond spoor (paalkuil) Locus 12: relatief homogeen grijs, rond spoor (paalkuil) Locus 14: sleuf van een oude nutsleiding. In het oosten vulling met vnl.zand. In het westen zeer heterogene bruine bruingrijze vulling. Locus 15 & 16: heterogene grijsbruine sporen met houtskoolspikkels, (restanten van het bovenliggend pakket).

Coupe op L10, 12, 13

0

Coupe op L10, 11, 13

8,16

L9

L11

L13

8,17

L8

L10

L12

8,16

8,19

L7

L6

L7

8,12

L15 8,19

L14

8,23

8,21

L16

8,23

L14

8,23

8,31

5m

fig. 7: Vlaktekening van proefput 1.


Kale - Leie Archeologische Dienst

29

materiaal doet een datering tussen de 12e en de 13e eeuw vermoeden. Onder deze bewoningslaag tekenden zich in de moederbodem oudere sporen af. het gaat om een aantal paalkuilen en greppels. De paalkuilen verraden de aanwezigheid van een houtbouw. De beperkte omvang van de proefput liet hieromtrent geen verdere interpretatie toe. In de vulling van deze structuren werd roodbeschilderd aardewerk aangetroffen waardoor we ze tussen de 10e en de 12e eeuw kunnen dateren. Proefput 2 In proefput 2 werd onder de bestrating een omvangrijk humeus pakket aangetroffen met aan het oppervlak dierlijk botmateriaal en aardewerk. In het grondvlak werden intacte houten paaltjes herkend. na een systematische verdieping rond deze structuren bleek dat deze paaltjes deel uitmaakten van meerdere, opeenvolgende vlechtwerkbeschoeiingen. indammingsfases. Over de omvang van de poel kunnen we vanwege de beperkte oppervlakte van de proefputten geen uitspraken doen. In de poel werd nederzettingsafval gedumpt. Zo kwamen bij het uitdiepen van de werkput naast aardewerk en bot ook aanzienlijke hoeveelheden bewerkt leer aan het licht. De leerresten omvatten voornamelijk gebruikte schoenzolen met reparatiesporen en bovenleer. het aardewerk bestaat naast gebruiksaardewerk uit een beperkte hoeveelheid hoogversierde waar. Onder het dierlijk botmateriaal zien we een overwicht van runderen. Al het aangetroffen vondstmateriaal wijst op een datering in de 13e eeuw. In de moederbodem fig. 8: Proefput 2, intekenen van de beschoeiing.

fig. 9: Lederen schoenzool met reparatiesporen. fig. 10: hoogversierd aardewerk met gestileerd gezicht.


30

Jaarverslag 2010

fig. 12: De zwarte laag in proefput 3 (onder).

werden er in deze proefput ook oudere sporen ontdekt. het gaat om greppels met een greppels werd ook roodbeschilderd aardewerk aangetroffen. Proefput 3 In proefput 3 werd onder de bestrating ook een donkergrijs humeus pakket aangetroffen. hier wordt deze context aan het oppervlak nog oversneden door recentere structuren (16e-17e eeuw). het aardewerk uit de donkergrijze laag zelf is gelijkaardig aan de keramiek uit proefput 2 en we kunnen het in de 13e eeuw dateren. Onder de donkergrijze laag bevonden zich een aantal lenzen waarna er een donkerbruine, zeer humeuze laag dagzoomt. we konden vaststellen dat er sprake is van een aantal structuren die deze laag doorsnijden of vanuit deze laag doorlopen tot in de moederbodem. het gaat om kuilen en mogelijk om een gracht. De diepere structuren konden niet verder onderzocht worden vanwege het vriesweer, de de moederbodem wordt in deze werkput een gelijkaardig beeld verwacht als in werkput 1 en 2 waarbij de oudste sporen zich in de moederbodem aftekenen. 2.2.2 Deinze Stokstorm (Karl Cordemans VLM) Op de grens van de gemeenten Deinze en Kruishoutem ligt de glastuinbouwzone stokstorm. De Vlaamse Landmaatschappij (VLm) kocht in 2002 de hoeve stokstorm en 33 ha omliggende grond. In de loop van 2002-2009 werd een provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan opgemaakt om dit gebied te bestemmen voor duurzame glastuinbouw.


Kale - Leie Archeologische Dienst

31

Š

In het PruP werd voorafgaand aan de werken een archeologisch proefsleuvenonderzoek opgelegd, eventueel aangevuld met booronderzoek in functie van de detectie van steentijdbewoning. Op basis van dit advies voerde de VLm tussen 1 maart 2010 en 22 maart 2010 een vooronderzoek met proefsleuven uit, aangevuld met kijkvensters. Op basis van de waargenomen en het uitvoeren van de boringen duurden tot november 2010. Methodiek het gebied werd onderzocht door middel van 163 lange, parallelle proefsleuven. De proefsleuven werden grosso modo sen van lineaire sporen te voorkomen. De sleuven werden met platte bak uitgegraven tot van as tot as bedraagt gemiddeld 14 m. In totaal werd zo ca. 40.000 m² of ca. 12,5% van het projectgebied archeologisch onderzocht. De sleuven werden doorlopend genummerd. Alle sporen werden gefotografeerd en digitaal opgemeten met rtK-gPs (flepos, nauwkeurigheid 2 cm) door de cel werken van de VLm. enkele sporen werden gecoupeerd ter waardering.


32

Jaarverslag 2010

fig. 14: situering van het onderzoeksgebied op de bodemkaart. Bron: Digitale versie van Bodemkaart van Vlaanderen, Iwt, uigave 2001 (Oc-gIs Vlaanderen).

Verspreid over het ganse terrein werden 6 grote en 10 kleine kijkvensters aangelegd. Aansluitend werd er nog een booronderzoek (goed voor 230 boringen) uitgevoerd met de 15 cm edelmanboor in een 5 x 5 m grid, waarbij de boormonsters nat werden uitgezeefd op 1 mm maaswijdte. Fysisch kader hoogte van 10 Ă 12 m t.A.w. In het onderzoeksgebied vinden we verschillende bodemtypes een kleine zone in het noordwesten bestaat uit een verbrokkelde podzol. even ten oosten hiervan bevindt zich ook een vrij groot gebied waar er volgens de bodemkaart geen proondergrond. Deze bevindt zich soms net onder de ploeglaag, maar in andere gevallen zit die op een diepte van wel 1,2 m. uit de spreiding valt af te leiden dat er zich hier ooit een vrij grote waterpartij bevond (ca. 100 m diameter). Vermoedelijk dateert dit meertje uit het laatglaciaal (naar analogie met gelijkaardige, eerder onderzochte moerasmergels zoals o.a. in sint-gillis-waas). In het zuidoosten vinden we dan weer een sterk afgeknotte zandrug Resultaten In eerste instantie werden er niet veel sporen verwacht. Dit leek ook bevestigd te worden door de eerste 20 gegraven proefsleuven; ze leverden slechts enkele recente grachten


Kale - Leie Archeologische Dienst

33

fig. 15 Overzichtsplan van de proefsleuven en kijkvensters


34

Jaarverslag 2010

fig. 16: Overzichtsfoto van de “pallisadegracht”.

noordzijde palissade. Deze gracht werd schuin aangesneden en kon in verschillende proefsleuven gevolgd worden. De gracht valt volgens de Popp-kaart samen met een oude perceelsgrens. De vulling is echter homogeen bruin-grijs en lijkt vrij recent te zijn. er werd geen materiaal aangetroffen in de gecoupeerde sporen. tijdens het verder onderzoek kwamen er tegen de verwachtingen in toch een groot aantal sporen aan het licht. Zo werden ca. 50 m ten noorden van de “palissadegracht” 3 paralverschillende eeuwen oud zijn (mogelijk zelfs romeins of ouder). er werden echter geen stavende artefacten aangetroffen. Om de interpretatie te vergemakkelijken, werd een kijkgeen andere sporen aangetroffen in dit 500 m² grote kijkvenster. noordwestelijk gelegen perceel. Deze gracht lijkt eveneens van een aanzienlijke ouderdom te zijn. De aanwezigheid van een smal dieper stuk (zgn. enkelbreker) laat vermoeden dat de gracht van romeinse oorsprong is. enkele kleinere grachten sluiten aan op deze gracht. Verder werden geen geassocieerde sporen aangetroffen. het lijkt erop dat de aangetroffen grachten een afbakening vormen voor de nattere zone, waar ook moerasmergel aanwezig is.


Kale - Leie Archeologische Dienst

35

Op het meest noordelijke perceel trof men zeer veel onduidelijke sporen in de proefsleuven 1500 m² aangelegd. geen van de sporen bevatte archeologica en ze vertoonden alle een gelijkaardige vulling met houtskoolfragmenten. mogelijk kunnen deze kuilen geïnterpreteerd worden als sporen van de laatmiddeleeuwse ontginning. het lijkt erop dat struiken en boompjes werden uitgestoken en vervolgens werden afgebrand om de bodemvruchtbaarheid te verhogen. die diagonaal over het grootste perceel loopt en een scherpe hoek maakt. Daaruit blijkt dat deze ca. 10 m brede gracht in een latere fase is opgevuld met puin en wit zand. Deze gracht is herkenbaar op de Atlas der Buurtwegen en houdt vermoedelijk verband met de ontginningsfase van dit gebied.

perceel. In het kijkvenster konden verschillende sporen geobserveerd worden, maar daargetroffen werd, is de datering niet mogelijk. De sporen zijn vermoedelijk laatmiddeleeuws.


36

fig. 18: Overlay van de sporen van de ‘ontginningsgracht’ met de Atlas der Buurtwegen. © gisoost.be

Jaarverslag 2010


Kale - Leie Archeologische Dienst

37

fig. 19: Kijkvenster met enkele “vuile” sporen.

proefsleuven haardkuilen aangetroffen. Daarom werd tussen elke sleuf een klein kijkvenster (ca. 25 m²) aangelegd met het oog op de detectie van andere bodemsporen uit de steentijd. In totaal werden er 10 dergelijke kleine kijkvensters aangelegd, echter zonder resultaat. In een aantal kijkvensters waren wel een aantal recentere, “vuile” sporen te zien. Bij prospectie van het afgegraven zand kon steeds vuursteen materiaal gerecupereerd worden. Op dit hoogst gelegen (zuidoostelijke) perceel langs de Karreweg werden in de proefsleuven verschillende bodemsporen waargenomen op de aanwezige afgeknotte zandrug. Deze sporen bevatten geen archeologica en kunnen momenteel moeilijk geïnterpreteerd worden. waarschijnlijk zal er nog een vervolgonderzoek uitgevoerd worden om deze sporen te duiden. In dezelfde zone werden op beide uiteinden van de afgeknotte zandrug ook 2 haardkuilen en verschillende silexfragmenten aangetroffen. In samenspraak met de vakgroep Archeologie (ugent) werd hierop beslist in eerste instanboor in een 5 x 5 m grid. er werden 121 boormonsters genomen tot in de c-horizont. Alle boormonsters werden getransporteerd naar “De sterre” en daar nat uitgezeefd op een maaswijdte van 1mm. na droging werd het zeefresidu nauwkeurig onderzocht op silex, houtskool, bot, hazelnoot… De geselecteerde vondsten werden bestudeerd door Dr. Joris sergant van de Vakgroep Archeologie (ugent).


38

Jaarverslag 2010

fig. 20: De meest zuidelijk gelegen haardkuil (diameter 1,4 m).

Dit leverde in totaal 6 positieve boringen op met tenminste 1 artefact en 11 potentieel positieve boringen. Omdat het in bijna alle gevallen om kleine silexfragmenten (chips) gaat, is het soms moeilijk om met absolute zekerheid te stellen dat het om artefacten gaat. In 1 boring werden er 3 artefacten en een verbrand hazelnootfragment aangetroffen. Op volgens dezelfde methodiek. Zo werden er nog 112 bijkomende boringen uitgevoerd. Ook hier waren 10 boormonsters positief en 4 boormonsters vermoedelijk positief. In totaal geeft dit dus 16 boringen die met zekerheid op zijn minst een archeologisch artefact bevatten Conclusie het archeologisch vooronderzoek van dit gebied met een laag ingeschatte archeologische potentie leverde heel wat sporen op. meest opvallende is de steentijdbewoning op verder onderzocht worden in 2011. Verder leverde het onderzoek ook interessante gegevens op over de ontginning van dit vroeger ‘marginale’ gebied. een groot aantal diffuse (postmiddeleeuwse?) sporen wachten nog op interpretatie in een vervolgonderzoek. ten slotte leverde het onderzoek een unieke kijk op de bodem. Opvallendst is de aanwezigheid van een verland meertje, wat blijkt uit de aangesneden moerasmergel.


Kale - Leie Archeologische Dienst

39

fig. 21: resultaten van het booronderzoek.

2.2.3 Deinze Tolpoortstraat 30 - 32 (KLAD) het project aan in de tolpoortstraat 30 en 32 te Deinze omvat de sloop van het voormalige postgebouw met uitzondering van de historische toren en het huis aan de straatkant in combinatie met de nieuwbouw van een winkelpand. Deze terreinen zijn kadastraal gekend als Deinze, Afd. 1, sectie B, 270 m en L. was echter bekend dat hier het voormalige markizaat van Deinze had gestaan. Anno 2010 is van dit oorspronkelijke gebouw enkel nog de toren aan de straatkant bewaard. De


40

Jaarverslag 2010

fig. 22: Op de kaart van J. Van maldeghem staat het markizaat duidelijk aangegeven. De rechtertoren bestaat nog. Bij het onderzoek kwamen het hoofdgebouw en een deel van het smaller bijgebouw aan het licht. Š gisoost.be (rechtsboven). fig. 24: De kleine schuilkelder werd aangetroffen in sleuf I (rechtsonder).

KLAD had dan ook geadviseerd om in de tijdsspanne tussen de sloop van het opstaande gebouw en de bouw van het nieuwe winkelpand een mogelijkheid tot archeologisch vooronderzoek te voorzien. Oorspronkelijk zouden 2 proefsleuven over de lengte van het perceel aangelegd worden.


Kale - Leie Archeologische Dienst

41


42

Jaarverslag 2010

Methodologie het was oorspronkelijke de bedoeling het terrein d.m.v. 2 proefsleuven te inventariseren. Bij aankomst op het perceel werd het echter duidelijk dat dit niet mogelijk zou zijn, omdat de oude muurresten zichtbaar waren. Daarom werd afgezien om te werken met 2 parallelle proefsleuven. In de zuidoostelijke hoek, en bij notie van de aanwezigheid van archeologische sporen, werd zoveel mogelijk manueel vrijgemaakt om inzicht in de oppervlakte en het grondplan van het gebouw (of de gebouwen) te krijgen en om tevens zoveel mogelijk de dieptes van de aanwezige niveaus te bepalen. Daarvoor werden een aantal vrijwilligers opgeroepen van de naburige site aan het kerkplein. waar geen notie van archeologische sporen was, werden proefsleuven aangelegd. Evaluatie een proefsleuf werd systematisch parallel met de noordelijke gevel aangelegd (sleuf I), van oost naar west. Daar de geplande bouwmethode slechts een verstoring van 60 cm voorziet, werd niet dieper gegraven dan 80 cm. Bij de eerste 10 m van sleuf I werden enkel puinlagen aangetroffen. Daarna werden de regenputten en een reeks leidingen van het oude postgebouw gevonden. Op ca. 20 m van de oostelijke gevel - en in de oorspronkelijke binnenkoer van het gebouw - werd een betonnen constructie aangetroffen. na de uitbreiding van de sleuf bleek het om een schuilkelder te gaan, die vermoedelijk in wereldoorlog II te situeren is. De kelder is voorzien van een toegang met trap, een luchtkoker aan de westelijke kant en meet ca. 7 m bij 3 m. Omdat de kelder nog vol water stond, kon deze niet worden betreden. De rest van de sleuf langs de noordelijke gevel leverde geen verdere resultaten op. De zuidoostelijke zijde van het perceel werd met de hulp van 4 vrijwilligers en van de kraanman, grotendeels manueel vrijgemaakt. Dit bood inzicht op een deel van het markizaat. Op basis van het plan van J. Van maldeghem gaat om een groot gebouw (I) en een kleiner bijgebouw (II). het grootste gebouw (I) meet ca. 25 m bij 6 m. het baksteenformaat bedraagt 25 x 11 x 5 cm, wat overeen lijkt te komen met het baksteenformaat in de opstaande toren. Opvallend is dat de weggebroken muren nog steeds duidelijk zichtbaar zijn in nog bestaande scheidingsmuur, of dus de zuidelijke gevel van het oorspronkelijke gebouw. Vermoed wordt dat ook een deel van het pleisterwerk (blauw en roze op de foto’s) op deze muur origineel is, of dat daaronder nog originele lagen aanwezig zijn. In het oostelijk gedeelte van dit gebouw werd een kelder gevonden waarvan het diepste vloerniveau op ca. 70 cm onder het huidige loopvlak zit. Daarna volgt een ruimte met een haard. Deze zit slechts enkele cm onder het oorspronkelijke vloerniveau van de post. De vloer van de kamer met deze haard zit ca. 10 cm dieper. meer naar het midden van het gebouw lijkt de ruimte opgedeeld in tenminste twee kamers. Dit is niet helemaal duidelijk omdat er recentere vloeren en muren overheen zijn gebouwd. het is dus niet uit te sluiten dat er zich hieronder nog kelders of andere diepere structuren bevinden. wel is duidelijk de grootste kamer binnen deze structuur zich in het westen bevindt. hier werd een tweede haard aangetroffen. Ook de grijze tegelvloer is nog deels bewaard. Van gebouw II is momenteel minder vrijgelegd. toch zijn de vloer en een deel van het fundament zichtbaar. Dit gebouw was merkelijk smaller en liep oorspronkelijk tot aan de toren. het is echter niet volledig bewaard.


Kale - Leie Archeologische Dienst

43

fig. 25: Overzichtsfoto van de muurresten van het grootste gebouw van het markizaat. De contouren zijn afgebakend door jalons. Achteraan de foto zijn de resten van de haard duidelijk zichtbaar (zwart). Daarachter ligt de dieptste kelder.

uit het vooronderzoek is ook gebleken dat het postgebouw in meerdere fasen is opgetrokken. er zitten onder meer recentere muren uit betonsteen in, typisch voor de jaren ‘50 van de vorige eeuw. De andere muren zijn opgetrokken in bakstenen van 19 x 8 x 5 cm. De vloeren bestaan uit vierkante tegels, maar ze zijn vaak overgoten met cement. het is echter momenteel onbekend wat er resideerde in de gebouwen vooraleer het door de Post werd gebruikt. wel is het duidelijk dat het baksteenformaat van de oudste muren overeenkomt met dat van het opstaande gebouw langs de tolpoortstraat. Over de rest van het terrein werd nog een korte proefsleuf aangelegd, maar hier werden geen archeologische sporen aangetroffen. Besluit het vooronderzoek op de percelen van het voormalige Postgebouw in de tolpoortstraat 30 en 32 te Deinze legden heel wat fundamenten en vloeren vrij. De oudste daarvan zijn toe te schrijven aan het voormalige markizaat, en gaan mee met de toren aan de tolpoortstraat. De andere muurresten zijn afkomstig van het postgebouw en een voorganger ervan. Daarnaast is op het terrein ook nog een schuilkelder aangetroffen


44

Jaarverslag 2010

De KLAD adviseerde een verder onderzoek op de aangetroffen resten van het markizaat, in combinatie met een muurwerkstudie van de zuidelijke gevel, de toren en het opstaande gebouw. De bunker dient verder ingemeten en bestudeerd te worden. na overleg bleek de bouwheer te opteren voor een bewaring in situ. Daarvoor zou wel de volledige constructiemethode aangepast moeten worden. De KLAD wacht de nieuwe plannen af en zal met de bouwheer rond de bewaring in situ afspraken maken, want er moeten garanties zijn dat dit ook daadwerkelijk gebeurt en dat de site ook beschermd is en blijft. het impliceert goede afspraken met de bouwheren, de aannemers en eventuele andere betrokkenen bij het project en een controle tijdens de werken. Op basis van dit dossier wil de KLAD een protocol bewaring van site in situ uitwerken, met een afsprakennota en/of contract tussen de verschillende partijen en een controlesysteem tijdens de cruciale fase van de werkzaamheden. 2.2.4 Evergem De Nest (Pieter Laloo GATE bvba) Van 12 februari tot en met 12 maart 2010 greep te evergem-nest een archeologisch proefsleuvenonderzoek plaats over een gebied van in totaal ca. 50 ha groot. Op het terrein werd een nieuwe industriezone aangelegd door ghent Industrial Investment nv (g2I). het gebied strekt zich uit van de Doornzeelsestraat tot aan de Langerbruggekaai. Door de aanwezigheid van wegenissen en van ondergrondse en bovengrondse nutsleidingen kon slechts 35 ha van de totale oppervlakte worden onderzocht aan de hand van proefsleuven. Over het algemeen werden weinig sporen aangetroffen. het gebied rond de nest bestond immers hoofdzakelijk uit natte tot uitermate natte zandgronden. enkel ter hoogte van de Doornzeelsestraat bevonden zich de iets drogere zandgronden. wat de sporen betreft, werden er hoofdzakelijk grachtfragmenten van postmiddeleeuwse tot recente oorsprong aangetroffen. sommige hiervan hebben mogelijk een oorsprong in de late middeleeuwen. getuige hiervan was de vondst van een ondiep greppelsysteem op de rand van het onderzoeksgebied. In drie greppelfragmenten werden aardewerkfragmenten gerecupereerd die een datering in de 13e eeuw mogelijk maken. het ging om fragmenten grijs gereduceerd aardewerk en vooral om een fragment hoogversierd aardewerk, waarvan de versiering bestond uit rode kleipastilles. Vermoedelijk is hier de rand van een laatmiddeleeuwse landelijke site aangesneden. centraal in het onderzoeksgebied, in een natuurlijke depressie met heel wat windvallen (= sporen van ontwortelde of omgewaaide bomen), werd een aardewerkfragment aangedat sterke gelijkenissen vertoont met het zogenaamde Harpstedt-aardewerk. het fragment heeft een recht opstaande rand en een licht geknikte tot afgeronde schouder. De hals was effen tot licht geglad, vanaf de schouder was de wand ruwer en er konden nog restanten grijs baksel en is grof verschraald met gemalen aardewerk en schelpengruis, dat duidelijk zichtbaar is als witte inclusies. Vermoedelijk hebben we hier te maken met aardewerk uit de vroege ijzertijd (ca. 750-500 v. c.), al blijft dergelijke aardewerkproductie nog doorlopen in het begin van de late ijzertijd. De opmerkelijkste vondst was echter het aantreffen van een goed bewaarde podzolbodem, met een twintigtal vuurstenen artefacten in de zuidelijke hoek van het onderzoeksgebied, grenzend aan de Langerbruggekaai. De podzol bevond zich aan de rand van een langgerekte, kleine drogere opduiking en was over een lengte van ca. 250 m bewaard. een podzol is in feite een originele bodem die niet of slechts deels verstoord werd door het ploegen in recentere tijden. Dergelijke podzols zijn opgebouwd uit een donkere A-horizont


Kale - Leie Archeologische Dienst

202500,000000

202500,000000

203500,000000

204000,000000

108000,000000

203000,000000

107500,000000

203500,000000

107000,000000

203000,000000

204000,000000

106500,000000

45

fig. 26: Aardewerkfragment uit de ijzertijd (boven). fig. 27: Lokalisatie onderzoeksgebied evergem-nest (van

202000,000000

202000,000000

groen naar blauw : van droog naar nat) op de bodem-

fig. 28: Zone met de in de sleuven aangetroffen podzol en 201500,000000

201500,000000

vuurstenen artefacten.

106500,000000

107000,000000

201000,000000

201000,000000

BIJLAGE 3 : zone met bewaarde podzol in sleuven

fig. 29: Zicht op de bewaarde podzol (onder).

107500,000000

108000,000000

silex oppervlaktevondst silexvondst in podzol podzol

SL17

v32 v33

v1

v20

v18, v19 en v22 v21 v6 v5 v4 v34 v3 v2

v7, v8, v9 en v10

SL20

v16, v13, v14, v17 v12, v15 en v11

SL16

SL15

SL19

SL18

0

150m


46

Jaarverslag 2010

fig. 30: ruimtelijke spreiding van de tijdens het booronderzoek aangetroffen artefacten en podzol.


Kale - Leie Archeologische Dienst

47

(origineel loopvlak - humusrijk), een bleke e-horizont (uitloging - arm aan humus) en een Bhorizont (aanrijking). Ook elders op het terrein werden in mindere mate op bepaalde zones vuurstenen artefacten en afslagen aangetroffen in de sleuven of aan het akkeroppervlak, maar nergens op deze zones was de podzol bewaard gebleven. De aangetroffen vuurstenen artefacten in de podzol maakten een datering in het mesolithicum mogelijk. Van belang voor verder onderzoek waren de zone met de laatmiddeleeuwse sporen en de zone met de podzol en de steentijdvondsten. Voor de eerste werd een kleine opgraving geadviseerd om naar nog meer sporen tussen de sleuven in te zoeken. Voor de tweede zone werd in overleg besloten eerst tot een archeologisch booronderzoek over te gaan om de bewaring en de lokalisatie van eventuele bewaarde steentijdvindplaatsen na te gaan. Archeologisch booronderzoek midden maart ging dit booronderzoek van start. In een verspringend 5 m grid werd met een edelmanboor (diameter 12 cm) een zone van ca. 1,35 ha. afgeboord. In totaal zette men 400 boringen. Van elke boring werden de lagen onder de ploeglaag bemonsterd. Deze monsters werden achteraf nat uitgezeefd op een zeef met 1 mm maaswijdte. Daarna werd het zeefresidu onderzocht op vuurstenen artefacten, afslagen en chips. Deze laatste zijn zeer kleine fragmenten vuursteen die kunnen wijzen op vuursteenbewerking ter plekke. hoe klein ze dikwijls ook zijn, ze zijn belangrijke indicatoren voor aanwezigheid van jagersverzamelaars binnen een bepaald gebied gedurende de steentijd. In totaal werden bij het boren 68 silexfragmenten aangetroffen. tijdens het boren werden ook de gelaagdheden geregistreerd en opgemeten. tijdens de verwerkingsfase kon dan de ruimtelijke spreiding van zowel de aangetroffen vuurstenen artefacten als de bewaring van de podzol op plan worden uitgezet. hieruit bleek duidelijk dat zich op bepaalde zones waar ook de podzol het best bewaard was, vuursteenconcentraties bevonden. het advies na dit booronderzoek luidde dan ook om bepaalde zones verder te onderzoeken door middel van een opgraving (zie 2.3.4). 2.2.5 Evergem - Ertvelde Hoge Avrije (KLAD) Villabouw francis Bostoen nv betrok de KLAD bij de aanleg van een verkaveling met 69 woningen en nieuwe wegen, bufferzone en spaarbekken, op een terrein van ca. 3,4 ha. nabij de hoge Avrije te evergem – ertvelde. Deze percelen zijn kadastraal gekend als evergem, 4e afdeling, sectie c, nrs. 419L, 420, 770B, 772B, 774c, 775c, 776 en 777f. De verkaveling zou aangelegd worden in twee fasen, maar de bouwheer koos ervoor om beide fasen in een beweging te laten onderzoeken door middel van proefsleuven. Omdat heidsmaatregelen in acht te nemen. De laaggelegen terreinen van fase I (ca. 6,60 tot 6,80 m tAw) waren door de winterse omstandigheden erg nat. De percelen van de tweede fase lagen hoger op de dekzandrug maldegem – stekene op ca. 8,40 tot 8,70 m tAw. een hoogteverschil van bijna 2 m. Deze droge dekzandrug kent op verschillende plaatsen belangrijke archeologische sites, waaronder ook uit de steentijd. zandbodem met duidelijke ijzer en/of humus B-horizont is. Van de opgesomde kadastrale nummers werden 420, 770B, 772B, 774c, 775c en 776 ef-


48

Jaarverslag 2010

fig. 31: Aanduiding van het gebied aan de hoge Avrije op de bodemkaart. Š AgIV.be.

fig. 32: Aanduiding van het terrein (1) op de luchtfoto Š gisoost.be. De hoge wal ligt vlakbij (2).

1 2


Kale - Leie Archeologische Dienst

49

fectief gesondeerd. 777f was nog in gebruik als tuin, en zeer nat. 419L was een toegangs774c werd niet gesondeerd omdat dit quasi volledig onder water stond bij het uitvoeren van de werken. Methodologie De inventarisatie van het terrein is uitgevoerd door een onderzoek met proefsleuven die ca. 12 m uit elkaar laggen, aangevuld met kijkvensters. Op die manier werd ca. 12% van de oppervlakte van de gesondeerde percelen bekeken. Evaluatie het vooronderzoek vond plaats van 25 t.e.m. 27 januari en kende een abrupt einde toen de politie en de inspectie van ruimtelijke Ordening de werf stillegde. Daardoor kon de inventarisatie niet ten beste verlopen. De terreinen van de eerste fase zijn laaggelegen tussen ca. 6,60 en 6,80 m tAw en waren door de winterse omstandigheden en de hoge stand van het grondwater erg nat. hierdoor was het onmogelijk om een deel van het perceel 774c te sonderen. Om dezelfde reden werden de sleuven op perceel 770B ingekort, want ook daar liepen de sleuven vol. Alle staan en waren door de aanhoudende vrieskoude in ijspistes veranderd. In het totaal werden er 6 sleuven op deze percelen aangelegd. sleuf I en II lagen daarbij op een plaatselijke opduiking en waren ten opzichte van de andere sleuven relatief droog. In sleuf I werden twee mogelijke paalsporen gevonden en 3 grachttracés aangesneden. Deze bevonden zich alle in het oostelijk deel van de sleuf. De westelijke helft was grotendeels verstoord. Ook in sleuf II werden een aantal grachten en meerdere mogelijke paalsporen gevonden. een aantal ervan was duidelijk van recente oorsprong. enkele andere sporen leken ouder, ze waren echter zeer zwaar gebioturbeerd en moeilijk af te lijnen. Door enkele ervan te couperen, bleek dat ze erg ondiep bewaard waren. een kijkvenster op sleuf II, in de richting van sleuf I, leverde geen verdere resultaten op. In een uitbreiding op deze sleuf naar het noorden trof nog twee houtskoolrijke grote kuilen aang. men kan ze als als kolenbrandersDe sleuven III en IV en de sleuven V tot en met VII lagen telkens op lagere percelen en waren erg nat. Bijna onmiddellijk na het graven zorgde de combinatie van opstuwend grondwater en inlopend regenwater van op de percelen ervoor, dat de sleuven onder water kwamen te staan. Dit bevroor door de aanhoudende vrieskou. In de sleuven III en IV vond men vooral verstoringen en sporen van recente oorsprong terug. met uitzondering van een grachtje bleven de sleuven V tot en met VII leeg. De percelen van de tweede fase lagen met ca. 8,40 tot 8,70 m tAw een stuk hoger op de dekzandrug maldegem – stekene. hier zijn 5 sleuven (VIII – XII) aangelegd, waarin telkens archeologische sporen aangetroffen zijn. De grachten s2 en s3 VIII werden ook in de meeste andere sleuven aangetroffen. tussen gracht s3 en gracht s8 heeft men enkele mogelijke paalsporen (s4 tot s7) ontdekt, die een rij lijken te vormen. een kijkvenster aan de westelijke zijde van de sleuf leverde geen verdere


50

Jaarverslag 2010

fig. 33: Kijkvenster op sleuf VIII met op de voorgrond en achtergrond een gracht en daar tussen enkele paalsporen.

paalsporen meer op. In deze sleuf werden nog enkele grotere recente verstoringen gevonden. wat verder werden nog een aantal mogelijke paalsporen aangetroffen. In sleuf IX is een grote ronde structuur aangesneden (s1). het kan om een waterput of waterkuil gaan. De vulling lijkt echter recenter dan die van de overige aangetroffen sporen. In deze sleuf werden nog een drietal mogelijke paalsporen gevonden. Ze liggen ten oosten van het kijkvenster dat rond de volgende sleuf X gegraven zou worden. Ook werd het verdere verloop (s6) van gracht s3 uit sleuf VIII teruggevonden. door de landmeter, maar op het plan geschetst. mogelijk gaat het hier om het respectieve vervolg van de grachten s5 en s1 uit sleuf VIII. In deze sleuf werd ook een artefact in silex aangetroffen. Ook sleuf X was rijk aan sporen. twee O-w lopende grachten (s1 en s2), die we al uit de gracht s3 gevonden. Daarna trof men een rij met 8 mogelijke paalsporen aan, een kijvenster in oostelijke richting leverde nogmaals een zevental paalsporen gevonden. Ook in deze sleuf werd silex aangetroffen. Deze artefacten dienen nog door een specialist te worden bekeken.


Kale - Leie Archeologische Dienst

51

fig. 34: Kijkvenster op sleuf X met de reeksen paalsporen.

De sleuven XI en XII vertoonden zowat hetzelfde beeld: men trof er telkens een aantal grachten en paalsporen aan. Behalve enkele silexartefacten vond men geen artefacten aan om de sporen te dateren. Door de koude was de bodem bevroren zodat het niet mogelijk was nog enkele sporen beter op te schaven of te couperen. Door omstandigheden - de werf is nl. stilgelegd door de inspectie ruimtelijke Ordening - was dat ook later niet meer mogelijk. Conclusie het vooronderzoek op de verkaveling op de hoge Avrije te evergem - ertvelde leverde de volgende resultaten op. enerzijds werd er een lage densiteit aan sporen opgemerkt op het lagergelegen gedeelte van fase I. het gaat om enkele greppels of grachten en enkele zwaar gebioturbeerde en vaak ondiep bewaarde paalsporen. Anderzijds werden op het hogergelegen gedeelte van fase II voldoende aanwijzingen gevonden dat er op zijn minst een site aanwezig is. Door het ontbreken van dateerbaar materiaal kan er echter geen periode aan vastgeknoopt worden.


52

Jaarverslag 2010

fig. 35: sleuvenplan van het terrein op de hoge Avrije te evergem.

Op basis van het vooronderzoek concludeert de KLAD dat de percelen van fase I weinig archeologisch potentieel bevatten. het is dan ook weinig noodzakelijk om het vooronderzoek op deze percelen een vervolg te geven. uit de resultaten op de percelen van fase II dient een andere conclusie getrokken te worden. enerzijds zijn er vondsten van silex, die verder bestudeerd dienen te worden. er werden of er een nog vooronderzoek met boringen noodzakelijk is, tot de uitspraak van de steentijdspecialisten. Anderzijds zijn er voldoende archeologische sporen om een vlakdekkende opgraving op dit deel van de verkaveling uit te voeren.


Kale - Leie Archeologische Dienst

53

fig. 36: sleuvenplan Kluizen-forelstraat geprojecteerd op de kadasterkaart en de bodemkaart (drainageklassen) als onderlaag. Š AgIV.

2.2.6 Evergem - Sleidinge Polenstraat (AS bvba) tussen 6 en 12 september voerde Archaeological solutions bvba (As) een vooronderzoek met proefsleuven uit op een terrein aan de Polenstraat in sleidinge, een deelgemeente van evergem. Dit terrein van ca. 2,5 ha. zou in de toekomst verkaveld worden door de cvba wonen. het terrein is kadastraal gekend als Afd. 3, sectie D, nrs. 881 m2 (partim), 881 w2 (partim) 882 m (partim) en 963 c. Bij dit vooronderzoek kwamen op een deel van de percelen archeologische sporen voor die duidelijk in de romeinse periode geplaatst kunnen worden. Op basis van deze resultaten zal er een vervolgonderzoek volgen in de loop van 2011. 2.2.7 Evergem - Kluizen Forelstraat (Pieter Laloo GATE bvba) Op 26 februari 2010 vond te Kluizen (gemeente evergem) een archeologisch proefsleuvenonderzoek plaats op enkele percelen langs de forelstraat en de Baljuwstraat. De totale oppervlakte van de te onderzoeken terreinen bedroeg ca. 1,3 ha. het ging om de kadastrale percelen 64a, 70c en 71b (evergem 4de afdeling sectie I). Op de terreinen wordt een sociale woonverkaveling ingericht door Kleine Landeigendom het Volk cvba. Acht sleuven werden gegraven. In de 8 gegraven sleuven heeft men geen relevante archeologische sporen of vondsten aangetroffen, enkel sporen van een herinrichting van de perceelsindeling uit de tweede helft van de 20e eeuw. Daarom werd geadviseerd om geen verder onderzoek te laten uitvoeren.


54

Jaarverslag 2010

fig. 37: Ligging van de verkaveling te ursel Onderdale, geprojecteerd op de kadasterkaart. © AgIV.

2.2.8 Knesselare - Ursel Onderdale (KLAD) Veneco² plant de aanleg van een nieuwe verkaveling van ca. 20 loten op een perceel van ca. 1 ha. te Onderdale Knesselare – ursel. Dit gebied is kadastraal gekend als Knesselare Afd. 2, sectie B, 130, 131b en 144d en doet dienst als weide. met ca. 20 m tAw is het vrij hooggelegen voor de regio en op de bodemkaart archeologische rijkdom. Dit gebied is opgenomen in het BPA Onderdale waarin een voorafgaandelijk vooronderzoek met proefsleuven was opgenomen. Dat leverde voor de andere deelgebieden van het BPA, de uitbreiding van de school en de sociale verkaveling, sporen uit de ijzertijd en/ of de romeinse periode op. Methodologie De inventarisatie van het terrein werd uitgevoerd d.m.v. een vooronderzoek met proefsleuven die ca. 12 m uit elkaar lagen. Om meer inzicht te krijgen werden plaatselijke kijkvensters aangelegd. Op die manier werd ca. 12 % van de totale oppervlakte bekeken. Evaluatie het terrein was in gebruik als weide en bij de eerste aankomst op 26 april nog bevolkt door 8 koeien. De bouwheer Veneco² zocht de gebruiker op met het verzoek de dieren te verwijde-


Kale - Leie Archeologische Dienst

55

fig. 38: Kuil s5 en spoor s6 (achteraan) in het kijkvenster op sleuf II.

fig. 39: Zicht op de sleuf IV met gracht s6 en grachten s4 en s5 op de achtergrond.


56

Jaarverslag 2010

fig. 40: het merendeel van de sporen situeert zich op de westelijke helft van het terrein. er is dan ook een verdere opgraving voorzien op dit deel van het terrein.

ren. Bij een tweede aankomst op 11 mei liepen er nog steeds 2 koeien op het terrein rond. De gebruiker was er niet in geslaagd de dieren te vangen. In eerste instantie leken de dieren erg schuw, ze bleven op het achterste deel van de weide waar ze niet in de weg liepen. hun nieuwsgierigheid won het echter van de schrik met als resultaat dat ze de sleuven omwoelden en de nagels van de sporen uittrokken. hierdoor werd het zeer moeilijk om de sporen degelijk te laten inmeten door de landmeter. het terrein zelf is licht glooiend in twee richtingen. het hoogste punt bevindt zich ongeveer in het midden en de helling loopt enerzijds af richting Onderdale in het noorden en anderzijds richting het centrum van ursel in het oosten. er werd gekozen de sleuven volgens deze hellingen aan te leggen. In sleuf I trof men een gracht s1 parallel aan de sleuf aan, die tot ongeveer het midden van de sleuf gevolgd kon worden. Deze gracht sneed een mogelijke tweede gracht s3. net voor dat punt werd het mogelijk paalspoor s2 aangetroffen en verder in deze sleuf nog een mogelijk paalspoor s4 en een gracht s5. Beide hadden een donkere vulling. Op het einde van deze sleuf werden nog een paalspoor - tegen de sleufrand - en twee grachten s6 en s7 gevonden. uit het aangelegde kijkvenster bleek dat de ene gracht afboog en de andere verder liep. er werden geen andere paalsporen meer aangetroffen.


Kale - Leie Archeologische Dienst

57

In het begin van sleuf II sneed men een recente gracht of greppel s1 aan, samen met enkele recentere sporen. Verder trof men een groot spoor s4 met een opvallend bleke vulling aan, eventueel te duiden als een grote windval. In deze sleuf bevonden zich verder nog twee sporen s5 (kuil) en s6 (paalspoor). het aangelegde kijkvenster gaf geen andere sporen vrij. Op het einde van deze sleuf heeft men nog het mogelijk paalspoor s7 afgelijnd waaruit wat aardewerk is gerecupereerd. De sleuf bevatte verder nog een smalle greppel s8 en een mogelijk paalspoor s9. Verder werd s10 als het vervolg van de gracht s7 uit sleuf I blootgelegd. een groot deel van sleuf III had een moeilijk leesbare bodem. er werden twee grotere mogelijke sporen s1 en 2 in aangetroffen. hier werd een kijkvenster aangelegd, zonder verdere resultaten. wat verder en aan de andere zijde van de sleuf kon men door een kijkvenster het begin van sleuf IV was verstoord. toch werden er net na de verstoring drie kleinere paalsporen aangetroffen (s1 - s3) en vervolgens drie parallelle grachten (s4-6), twee smalle en een bredere. De breedste van de drie (s6) maakte een haakse bocht naar het oosten en bevatte een oorfragment van een reducerend gebakken kruik. Daarna werd gracht s7 aangesneden, in het verlengde van de gracht s5 die in sleuf I was aangetroffen. Vanaf sleuf V werd de sleufrichting naar oost-west gewijzigd. In deze sleuf werd gracht s1 aangetroffen. Daarna was de sleuf voor een groot deel verstoord door vrij recente landbouwactiviteit. Op het einde van deze sleuf werd nog gracht s2 afgelijnd. De sleuven VI t.e.m. IX vertoonden zowat hetzelfde beeld, terwijl de laatste sleuf X volledig was verstoord. Besluit het vooronderzoek op de terreinen van Veneco² aan Onderdale te Knesselare - ursel leverde archeologische sporen op. De vrij lage sporendensiteit beperkte zich tot enkele grachttracés, paalsporen en 1 grotere kuil. Deze lage densiteit werd ook vastgesteld bij de vooronderzoeken op de terreinen van de nieuwbouw van de school te Onderdale en het sociaal project van de Vmsw. Opvallend is dat deze sporen zich alle situeren op de westelijke helft van het terrein, of het deel dat tegenover de eerder vastgestelde sites op de terreinen van de school en de sociale verkaveling ligt. het lijkt dan ook aangewezen dat een deel van het terrein verder onderzocht wordt. 2.2.9 Nevele Kerrebroek (KLAD) Vlakbij de gekende romeinse site van Kerrebroek te nevele werd een perceel heringericht als ruimte voor een tankstation met achterliggende woning. Dit perceel is kadastraal gekend als nevele, Afd. 1, sectie c, nr. 181s. hoewel het om een klein perceel ging, werd, door de nabijheid van de gekende site, toch een vooronderzoek met proefsleuven aan de stedenbouwkundige vergunning gekoppeld. Op het perceel stond vroeger een woning die lange tijd in gebruik was als café. Bij de aanvang van het vooronderzoek was het gebouw al gesloopt. een ander deel was en blijft in gebruik als parkeerplaats voor de buurtbewoners, die daarvoor verder geen mogelijkheden hebben in de buurt. De eigenaar vroeg om deze zone niet te beroeren.


58

Jaarverslag 2010

fig. 41: Aanduiding van het perceel te Kerrebroek (geel) ten opzichte van de ingekleurde romeinse site. Š cAI.

fig. 42: sleuf I te Kerrebroek met de verschillende verstoringen. fig. 43: sleuf II met zicht op een grote kuil vol bouwpuin.


Kale - Leie Archeologische Dienst

59

het terrein zelf loopt licht af richting het noordwesten af naar de Poekebeek en staat op de bodemkaart ingekleurd als bebouwde zone (OB). Methodologie De inventarisatie van het terrein werd uitgevoerd d.m.v. een vooronderzoek met 2 proefsleuven die ca. 12 m uit elkaar lagen. Op die manier werd ca. 12% van de totale oppervlakte bekeken. Evaluatie Op 2 maart werden 2 sleuven over het terrein aangelegd. Daarbij werd snel duidelijk dat dit terrein jarenlang gebruikt was om rommel en afval te begraven. Over de volledige lengte besliste om het terrein te saneren. Besluit het vooronderzoek leverde geen relevante archeologische sporen op. er werd dan ook niet overgegaan tot verder onderzoek. 2.2.10 Nevele Landegem Spoorwegstraat (KLAD) nabij de spoorwegstraat te nevele – Landegem is een nieuwe verkaveling van ca. 1 ha. ingepland. Deze terreinen zijn kadastraal gekend als nevele, Afd. 5, sectie B, 66f, 66h2, 66k, 73m2 en 73z2 en doen momenteel grotendeels dienst als weide. het terrein loopt af naar de vallei van de Oude Kale en de hoogte varieert van ca. 6 m tAw nabij de Kale in het westen tot ca. 10,40 m tAw in het oosten. het gebied is op de bodemkaart ingekleurd als sBc of droge lemige zandbodem met sterk gevlekte, verbrokkelde textuur B-horizont, wat bevestigd werd door het onderzoek. Deze ruggen langs de Kalevallei zijn doorgaans gekend om hun archeologische rijkdom. Methodologie De inventarisatie van het terrein werd uitgevoerd d.m.v. een vooronderzoek met proefsleuven die ca. 12 m uit elkaar lagen. Om meer inzicht te krijgen werden plaatselijke kijkvensters aangelegd. Op die manier werd ca. 12% van de totale oppervlakte bekeken. Op perceel 73m2 werden geen sleuven getrokken, omdat hier nog een boom- en plantenkweker actief is. Evaluatie tijdens het vooronderzoek op 8 en 9 juli heeft men 8 sleuven aangelegd. Daarbij werd de bodemgesteldheid sBc of droge lemige zandbodem met sterk gevlekte, verbrokkelde textuur B-horizont bevestigd. het terrein zelf glooit licht af naar het westen. er werd gekozen de sleuven volgens deze helling aan te leggen. het aantal sporen was beperkt en was dan nog aan vrij recente activiteit toe te schrijven. Op de percelen 66f, 66h2 en 66k werden 4 sleuven aangelegd. In sleuf I trof men een scherp afgelijnde gracht s1 aan die vrij recent leek. Op het einde van de sleuf, vlak bij de Kalevalca. 40 cm en een droge lemige zandbodem (c) - zoals op de bodemkaart - vastgesteld. sleuf II gaf twee grachten (s1 en s2) vrij, waarvan s2 vermoedelijk het vervolg was van de recente gracht of greppel s1 uit sleuf I is. Al deze grachten zijn scherp afgelijnd ten opzichte van de moederbodem. De vulling is zeer homogeen, licht grijs met grote brokken moederbodem.


60

fig. 44: sleuf I in de spoorwegstraat te Landegem. De bodemgesteldheid is sBc of droge lemige zandbodem.

Jaarverslag 2010

fig. 45: De aanzet van de loopgraaf in sleuf VIII.

In sleuf III zijn geen sporen opgemerkt, ook niet in het verlengde van de sporen die werden afgelijnd in de sleuven errond. naar het westen toe trof men evenwel een bruin tot donkerbruin gelaagd colluviumpakket aan met enkele stukken Doornikse kalksteen. het hoogste gedeelte van het perceel. Ook hier was de opbouw van de bodem eenvoudig. een paket teelaarde van ca. 50 cm en daaronder een pakket lemig zand. In deze sleuf werd nog een recente gracht s1 en een recente kuil met glas aangetroffen. er werd ook nog een losse scherf in prehistorische techniek (vermoedelijk uit de ijzertijd), een scherf van een granaat uit wO I en fragmenten van obussen gevonden. een buurtbewoner liet weten dat deze percelen zowel in wO I als in wO II zwaar onder vuur zijn genomen. Dit was vooral duidelijk op het perceel 73z2. hier werden 4 sleuven (V - VIII) aangelegd en deze waren alle verstoord door recente activiteit. De terreinen waren lang in gebruik geweest als boomkwekerij en waren tenminste driemaal gebombardeerd tijdens de wereldoorlogen. De sleuven V t.e.m. VIII vertoonden dan ook zowat hetzelfde beeld, en zijn zwaar vestoord. enkel op het hoogste gedeelte in sleuf VIII werd nog het begin een archeologisch spoor aangetroffen. het gaat om de aanzet van een loopgraaf die verder loopt onder de naburige percelen. Besluit het vooronderzoek op de terreinen aan de spoorwegstraat te nevele - Landegem leverde geen relevante archeologische sporen op. het is dan ook niet opportuun verder onderzoek op deze terreinen uit te voeren.


Kale - Leie Archeologische Dienst

61

fig. 46: Overzichtsfoto op het te onderzoeken terrein te merendree. Overal ligt, naast sneeuw, nog puin van de afgebroken serres.

2.2.11 Nevele Merendree Merendreedorp (KLAD) het project omvat de aanleg van een nieuwe verkaveling van ca. 2 ha., tussen merendreedorp en hammeken in nevele – merendree. Deze terreinen zijn kadastraal gekend als nevele Afd. 4, sectie B, 689b3, 689z2, 693a, en delen van 689w2, 687p, 690c, 690g, 690l, 697g en 697h. De terreinen waren jarenlang bebouwd met serres waarin aan bloementeelt werd gedaan. Dit heeft een enorme weerslag op de bodem gehad, maar de ligging van het terrein nabij de dorpskern met de sint-radgundiskerk van merendree, de hoge archeologische potentie van dit gebied (romeinse vicus) en de oppervlakte van het terrein rechtvaardigden een vooronderzoek met proefsleuven. Dit ging van start na de afbraak van de serres. een deel van het afbraakpuin was echter nog steeds aanwezig op het terrein en er waren een aantal grote waterreservoirs aanwezig, hier konden geen sleuven aangelegd worden. het plangebied heeft een gemiddelde hoogte van net geen 10 m tAw. het gebied is op de bodemkaart in het westen ingekleurd als OB (Bebouwde zones). De rest van de percelen zijn scc of matig droge lemig zandbodem met sterk gevlekte, verbrokkelde textuur B-horizont en sbc of droge lemig zandbodem met sterk gevlekte, verbrokkelde textuur Bhorizont. Methodologie De inventarisatie van het terrein (4 en 5 juni) werd uitgevoerd d.m.v. een vooronderzoek met proefsleuven die ca. 12 m uit elkaar lagen. Om meer inzicht te krijgen werden hier en daar kijkvensters aangelegd. Op die manier werd ca. 12% van de totale oppervlakte bekeken.


62

fig. 47: Verstoringen in sleuf V.

Jaarverslag 2010

fig. 48: Verstoringen in sleuf IX.

het afbraakpuin van de serres was nog deels aanwezig op het terrein, omdat het ter plaatse als bouwstof zal verwerkt worden in de wegkoffer. Op deze plaats konden geen sleuven aangelegd worden. Evaluatie uit de verkregen resultaten van het vooronderzoek bleek dat het overgrote deel van het terrein zwaar verstoord was door vroegere activiteiten. Dit was onder meer het geval in de sleuven III t.e.m. VII. Daar werden naast leidingen en een grote waterciterne voornamelijk kuilen met bouwpuin aangetroffen. Dit was afkomstig van de afbraak van een schoolgebouw en enkele huisjes, die er voor de serres stonden. In sleuf III werden nog een mogelijke gracht en twee paalsporen opgemerkt. Ze lagen echter ge誰soleerd t.o.v. de andere vondsten (zie verder). De sleuven VIII t.e.m. XII waren dan weer zwaar verstoord door de serrebouw. hier werden voornamelijk leidingen van water en verwarming aangetroffen, naast kuilen gevuld met recent afval (o.a. isomo). De sleuven XIII t.e.m. XV werden aangelegd op een perceel dat dienst had gedaan als weide. hier was de aanwezigheid van een zogenaamde tweede ploeglaag (Ap2) heel duidelijk en diende men de sleuven vrij diep uit te graven om een leesbaar niveau te bereiken. Daarnaast bestond de bodem hier uit eerder nat lemig zand die bij het afgraven openscheurde. Dit verschilt met wat de bodemkaart voorschrijft, maar lijkt eerder toe te


Kale - Leie Archeologische Dienst

fig. 49: een groot spoor s3 in sleuf II.

63

fig. 50: Zicht op het kijkvenster op sleuf II.

schrijven aan de winterse omstandigheden. Ook hier werden geen relevante archeologische sporen vastgesteld. In sleuf I en een deel van sleuf II waren er tussen de verstoringen door wel archeologische sporen aanwezig. Deze situeerden zich in een zone tussen de nieuwbouw langs hammeken 18, de bestaande serre en woning van hammeken 18 en de serre van hammeken 16, of m.a.w. op delen van de percelen 690g, 690c, 690L en 689w2. In sleuf I werd een gracht (s1) aangetroffen. Op het einde van deze sleuf werd een diepe verstoring vastgesteld. In het westen van sleuf II stelde men twee grachten (s1 en s2) en een grote kuil of mogelijke waterput (s3)vast. Daarna werd een reeks van moeilijk af te lijnen paalsporen (s4-s6) ontdekt. Omdat de sporen tussen de verstoringen zaten en erg moeilijk leesbaar en af te lijnen waren, werd hier een kijkvenster aangelegd. het venster leverde nog enkele greppels en grote paalsporen of kuilen op. het bleef echter erg moeilijk deze in een context of in een periode te plaatsen en daarom werd overgegaan tot het couperen (1/4) van paalspoor s4. hierbij werd grijs aardewerk met radstempelversiering aangetroffen, mogelijk te dateren in de 10e -11e eeuw. Besluit het vooronderzoek op de percelen van de verkaveling tussen merendreedorp en hammeken te nevele Afd. 4, sectie B, 689b3, 689z2, 693a, en delen van 689w2, 687p, 690c, 690g, 690l, 697g en 697h leverde enkele archeologische sporen op. Deze zijn te situeren in een


64

Jaarverslag 2010

fig. 51: sleuvenplan van de site te merendreedorp.

zone van ca. 3.350 m² tussen de nieuwbouw langs hammeken 18, de bestaande serre en woning van hammeken 18 en de serre van hammeken 16, of m.a.w. op delen van de percelen 690g, 690c, 690L en 689w2. Op de afgebakende zone kwam een vervolg onderzoek. u kan hier meer over nalezen onder 2.3.7 in dit jaarverslag. 2.3 ArCheOLOgisChe ONDerzOeKeN De KLAD voerde slechts 1 kleiner onderzoek zelf uit. het gaat om een onderzoek van een middeleeuws gebouwplattegrond op een klein perceel te evergem – Belzele schoonstraat nr. 199. Zeven andere opgravingen werden uitgevoerd door externen: het onderzoek te Aalter-woestijne (VIOe), het onderzoek op het kerkplein te Deinze en de onderzoeken te nevele, Vosselare - hoogstraat en merendree - merendreedorp ((ename expertisecentrum voor erfgoedontsluiting), het onderzoek te Knesselare - ursel Onderdale (group monument nv), het onderzoek te evergem - christoffelweg (All-Archeo bvba) en het steentijdonderzoek te evergem - De nest (gAte bvba). 2.3.1 Aalter Woestijne (VIOE) sinds 2009 voert het VIOe onderzoek uit op een ca. 30 ha groot terrein woestijne tussen de n449 en het Kanaal gent-Oostende. na het afronden van het vooronderzoek bleek ca. 20 ha. in aanmerking te komen voor verder onderzoek. momenteel is het onderzoek in volle gang. De voorlopige resultaten werden door het VIOe meegedeeld op de raad van bestuur, maar een schriftelijke weergave ontbreekt tot op heden.


Kale - Leie Archeologische Dienst

65

2.3.2 Deinze Kerkplein (Stani Vandecatsye & Karen Laisnez EEC vzw) tijdens het vooronderzoek in 2009 had men verschillende muurresten aangetroffen die wezen op de aanwezigheid van een verdwenen gebouwencomplex. Daar deze locatie binnen de plannen ingrijpende veranderingen onderging, drong een archeologisch onderzoek zich op. Dit onderzoek werd in het voorjaar van 2010 uitgevoerd door archeologen de stani Vandecatsye en Karen Laisnez van het ename expertisecentrum onder begeleiding van de KaleLeie Archeologische Dienst en de Provinciale Archeoloog Om de herinrichtingswerken van het plein zo weinig mogelijk te hinderen heeft men het archeologisch onderzoek in 2 fases opgedeeld. In eerste instantie werd de zone tussen de O.L.V.-Kerk en de begrenzing van het voormalig kerkhof onderzocht. tijdens fase 2 zijn de muurresten tussen de Leiedam en het voormalig kerkhof bestudeerd. Het Kerkplein fase1 tijdens fase 1 kwamen de resten van het voormalig kerkhof met meer dan meer dan 100 menselijke inhumaties aan het licht, inclusief de verdwenen kerkhofmuren. uit geschreven bronnen blijkt dat het kerkhof gedurende verscheidene eeuwen in gebruik was. het werd opgegeven als begraafplaats rond 1860. De vroegste gebruiksfase daarentegen is onbekend. De geplande 14c dateringen op de oudste botresten zullen hierover meer duidelijkheid geven. het is opvallend dat die oudste kerk. Vanwege de langdurige gebruiksperiode werden er op het Kerkplein begravingen aangetroffen op verschillende niveaus. Dit fenomeen heeft er niet voor gezorgd dat er sprake is van wanorde waarbij de recentere inhumaties de oudere resten doorsnijden en verstoren. Dit maakt van het kerkplein een eerder atypische begraafplaats. enerzijds vermoeden we dat er door de tijd heen een aantal ophogingsfases geweest zijn waardoor de dieper liggende graven grotendeels ongestoord bleven bij de aanleg van nieuwe. Anderzijds stellen we vast dat er wel degelijk sprake is van het bewust vermijden van het verstoren van oude grafresten. De aangetroffen grafgiften waren sober en bleven vaak beperkt tot knopjes van de lijkwade, speldjes en uitzonderlijk een kruisje of een hangertje. meestal bleven de sporen of de resten van een kist bewaard. In een aantal gevallen vermoeden we dat er een lijkwade gebruikt werd. men trof 2 kerkhofmuren aan. De buitenste kerkhofmuur dateren we als oudste, de binnenste muur kunnen we toewijzen aan een latere inkrimpingsfase van de begraafplaats. Het Kerkplein fase 2 naast het kerkhof werd, grenzend aan de Leie, een gebouwencomplex opgegraven. het gaat om de muurresten van 3 kelders, twee beerputten, een waterput en stallingen of schuren zonder vloerverharding. De gebouwen centreren zich rondom een centrale binnenplaats met waterput. Qua fasering zijn de muurresten een complex geheel. er is sprake van grote hoeveelheden gerecupereerd bouwmateriaal. Alle kelders hadden verschillende vloerniveaus. In een kel-


66

Jaarverslag 2010

Kerkplein

Rheinbach plein

fig. 52: situering van de opgravingszone nabij de Onze-Lieve-Vrouwkerk. Š google earth - google.com.

fig. 53: menselijke inhumaties in rijen naast elkaar.


Kale - Leie Archeologische Dienst

67

fig. 54: 3 inhumaties boven elkaar. fig. 55: grafgift, een kruisje (inzet).

der was er sprake van 5 opeenvolgende fases. Op basis van een heiligenbeeld (17e eeuw), aangetroffen onder een van de hoekfundamenten kunnen we de ingebruikname van de kelder ten vroegste tegen het einde van de 17e eeuw of het begin van de 18e eeuw leggen. De kleine hoeveelheid beerputvondsten reikt een datering aan van eind 18e tot vroeg 19e eeuw. het ingetekende grondplan volgt nagenoeg volledig het gebouwencomplex aangegeven op de Atlas van de buurtwegen (1840). we kunnen stellen dat deze gebouwen vanaf de 18e tot de eerste helft van de 19e eeuw deel uitmaakten van het toenmalig straatbeeld. Bij de opgraving van het Kerkplein werden er tijdens fase 1 en 2 ook verschillende bouwelementen van de kerk aangetroffen. het gaat met name om maaswerk dat we aan verschillende bouw- of restauratiefases kunnen toewijzen. Dit materiaal zal ons op termijn meer informatie opleveren over de bouwgeschiedenis van de O-L-V-kerk. In dit kader werden er ook een paar kijkputten aangelegd langs de zuidelijke kerkgevel om een zicht op de fundamenten te krijgen. het stadskernonderzoek van Deinze gaat verder in 2011. gepland staan nog de opgraving van de stadshal en het vooronderzoek van het noordelijke deel van de markt (fase 2).


68

Jaarverslag 2010

Onze Lieve Vrouwekerk MP4 MP1 MP3

N

MP2 BP

5m

BP

Leie

fig. 56: grondplan van het Kerkplein.

2.3.3 Evergem Christoffelweg (Jordi Bruggeman & Natasja Reyns All-Archeo bvba) naar aanleiding van de geplande aanleg van een nieuwe sociale woonverkaveling door De Volkshaard cvba en door Vmsw nv op een terrein gelegen aan de christoffelweg te evergem werd door soresma nv een archeologisch vooronderzoek uitgevoerd. Op basis van dit vooronderzoek werd een opgraving van het terrein geadviseerd, die uitgevoerd werd door All-Archeo bvba. Deze opgraving vond plaats in juli en augustus, onder leiding van Jordi Bruggeman en met medewerking van natasja reyns. De wetenschappelijke begeleiding werd verzorgd door David Vanhee (KLAD) en Dr. wim De clercq (ugent). streekinformatie werd aangeleverd door Jacques semey. Situering het projectgebied omvat een oppervlakte van circa 1 ha. en wordt ingesloten door de christoffelweg in het noordoosten, de hekstraat in het zuidwesten en de spoorwegstraat in het zuiden. het gebied is verder nog gelegen aan de rand van de vallei van de Kale, op een tardiglaciale, oost-west lopende zandrug. een groot deel van het terrein was tot voor kort in gebruik als bloemisterij.


Kale - Leie Archeologische Dienst

69

fig. 57: Overzichtsfoto op de vondsten van het Kerkplein te Deinze. fig. 58: Beeld van de heilige Antonius, in kalksteen. fig. 59: maaswerk van een voorloper van de kerk.


70

Jaarverslag 2010

Bodem

dend zand (Ap) en daaronder een humusaanrijkingshorizont (Bh), gekenmerkt door donkerbruin, min of meer los zand. Dit is tot slot gelegen op het moedermateriaal (c), met als uitzicht bleekgeel los zand en roestverschijnselen in ondergrond. het archeologisch niveau bevond zich over het merendeel van het onderzoeksgebied op circa 60 cm onder het maaiveld, tussen 7,25 en 7,70 m tAw. Resultaten tijdens het onderzoek werden resten aangetroffen uit verschillende periodes, meer bepaald de steentijd, de ijzertijd, de romeinse tijd, de middeleeuwen en nieuwe tijd en tot slot ook sporen uit de nieuwste tijd. Steentijd tijdens het onderzoek werden een aantal vondsten in silex aangetroffen in het zuidoosten van het onderzoeksgebied. Dit sluit aan bij vondsten uit de omgeving. De site is meer bepaald gelegen in een zone waar lithisch materiaal werd aangetroffen, dat zou dateren uit het mesolithicum (Verlot m. 1984). De vondsten uit de steentijd omvatten drie afslagen. Andere vondsten in silex kunnen eerder toegeschreven worden aan de romeinse tijd, op basis van hun contextgegevens. het gaat om twee afslagen, twee chips en een klingfragment. fig. 60: ge誰nterpreteerde sporenkaart: ijzertijd (groen), romeinse tijd (blauw), middeleeuwen of nieuwe tijd (oranje) en nieuwste tijd (rood).


Kale - Leie Archeologische Dienst

71

IJzertijd De vroegste bewoningssporen die aangetroffen werden op de site dateren uit de ijzertijd, maar zijn slechts schaars aanwezig. Ze zijn te situeren in het noorden en het uiterste zuiden van het onderzoeksgebied. De aangetroffen sporen omvatten in de eerste plaats twee palenzwermen. hieruit is geen vondstmateriaal afkomstig, maar op basis van uiterlijke kenmerken en de ruimtelijke organisatie kan met enige voorzichtigheid gesteld worden dat de sporen gedateerd kunnen worden in de ijzertijd. De westelijke cluster bestaat uit een reeks aangepunte palen met een donkerbruine homodige gebouwplattegrond herkend worden. waarschijnlijk gaat het om een gebouw met meerdere bouwfasen. wel komen twee wanden duidelijk naar voor uit de cluster, die beide over een lengte van circa 10 m gevolgd konden worden. De afstand tussen beide palenrijen bedraagt circa 4 m. De paalsporen van de oostelijke cluster zijn gelijkaardig aan die zijn, met in dat geval een lengte van minimaal 7,2 m en een breedte van circa 4 m. een laatste spoor (spoor 612) dat aan de ijzertijd toegeschreven wordt, betreft een kuil die gelegen is in het uiterste zuiden van het onderzoeksgebied. het gaat om een kuil met een homogene bruine vulling, van 35 x 50 cm en heeft een diepte van 44 cm. De kuil leverde vier fragmenten handgevormd, reducerend gebakken aardewerk op. Ze zijn allemaal afkomstig van een individu dat gedetermineerd kan worden als een kommetje met biconisch wezig op de nabijgelegen site evergem-spoorwegstraat, waar voor het ijzertijdaardewerk een datering in de La tène I-periode (circa 480 – 280 v.c.) wordt verondersteld (Bourgeois J. et al. 1989). Romeinse tijd In tegenstelling tot de voorgaande periodes zijn sporen uit de romeinse tijd eerder frequent aangetroffen tijdens het onderzoek. Deze sporen komen verspreid over het onderzoeksgebied voor, maar concentraties zijn terug te vinden in het zuidoosten, centraal op het terrein en centraal in het noorden. wellicht mag voor deze periode de site evergem-christoffelweg als eenzelfde romeinse bewoningszone gezien worden als de nabij gelegen site evergemspoorwegstraat. het onderzoek toonde de aanwezigheid van vier hoofdgebouwen aan. Deze zijn echter slecht bewaard gebleven, waarbij doorgaans enkel de nokstaanders bewaard gebleven zijn. het is dan ook moeilijk iets te zeggen over de afmetingen van de gebouwen, evenals van de gebouwtypes. het onderzoek leverde verder nog zes bijgebouwen op. het gaat in vijf gevallen om een vierpostenspijker en in een geval om een achtpalig gebouw. De afmetingen bevinden zich tussen 2 en 2,4 m. het achtpalige gebouw heeft een afmeting van 3,1 x 4,8 m. De paalsporen hebben een homogene bruine tot lichtgrijze vulling. Vondsten uit de bijgebouwen Ook een waterkuil en –put zijn aanwezig op de site. De waterkuil (spoor 135) is cirkelvormig en heeft een diameter van 2,45 m en een diepte van 1,12 m. De waterput (spoor 271) heeft bovenaan een diameter van 4,10 m en heft een diepte van 2,52 m. Onderaan bevonden zich nog de resten van een houten constructie. De constructie heeft een vierkante vorm met een zijde van 1,54 m, waarbij op de hoeken vierkante eiken palen ingezet zijn. Aan de buitenkant zijn verticale planken aangebracht die vervaardigd zijn uit beuk. De houten


72

Jaarverslag 2010

fig. 61: houten constructie van de waterput.

fig. 62: Vlaktekening en doorsnede van de waterput.

constructie lijkt ook hersteld of verstevigd geweest te zijn. De planken aan de zuidzijde zijn


Kale - Leie Archeologische Dienst

73

namelijk weggezakt en ter versteviging werd een balk uit es rondom aangebracht om het geheel te stutten. Vondsten uit de waterput omvatten in hoofdzaak aardewerk. het gaat om een fragment van een kruik of kruikamfoor, een wandfragment van een olijfolie-amfoor uit Zuid-spanje en verder fragmenten van oxiderend gebakken gewoon aardewerk. Dit laatste omvat onder andere een bodemfragment in regionaal grijs aardewerk en een wandfragment in Low Lands ware. uit de zone rond de houten constructie (laag d) zijn fragmenten van een kruik gerecupereerd, die afkomstig is uit de regio van Bavai, een fragment van een dolium, een randfragment van een beker in zogenaamd Arras-aardewerk, afkomstig uit noord-frankrijk en voorzien van ingegladde lijnen, en een bodemfragment terra nigra (holwerda 26 of 28). De overige fragmenten omvatten zeven fragmenten gewoon aardewerk, waarschijnlijk afkomstig van kookpotten, waarvan vier fragmenten handgevormd zijn. De aangetroffen greppels die in de romeinse tijd kunnen gedateerd worden, hebben boven besproken gebouwen. De vulling van de meeste greppels is gelijkaardig, met name die noordwest-zuidoost is. uit spoor 124 zijn 45 fragmenten aardewerk gerecupereerd en drie fragmenten niet nader te determineren bot. het aardewerk omvat twee individuen Zuid-gallische terra sigillata van het type Dragendorff 18, een bord in terra nigra (Deru A1.5), een beker in noord-frans aardewerk en een oxiderend gebakken vorm die te determineren is als een bord of kom. Andere fragmenten zijn terug te brengen tot twee kruiken, een kruik(amfoor), een mortarium en een dolium. De overige fragmenten behoren tot het gewoon aardewerk en zijn waarschijnlijk afkomstig van kookpotten. een globale beschouwing van het aardewerk levert een datering op in de flavische periode (69-96 n.c.). tijdens het onderzoek werden verscheidene kuilen aangetroffen. hierbinnen kunnen spevondstmateriaal uit spoor 127 bestaat uit 229 fragmenten aardewerk, te determineren als acht bekers, drie borden, een kom, twee dolia, een amfoor, een kruik, een zoutcontainer en verder nog de gewone waar met zes kookpotten, waarvan vier in handgevormd aardewerk. het vondstmateriaal wijst op een globale datering in de vroege flavische periode. Verder is ook een fragment venterglas afkomstig uit de kuil. een kuil die te interpreteren is als een mestkuil, omvat twee lagen. De bovenste laag bestaat uit een homogeen donkergrijs pakket, gelegen op een homogene donkerzwarte laag van organische oorsprong. De kuil is 4,37 m lang, 1,2 m breed en heeft een diepte van 18 cm. gelijkaardige sporen werden ook reeds aangetroffen op de site evergem-Koolstraat (De Logi A. et al. 2009) en op de site evergem-Kluizendok (Laloo P. et al. 2009). Middeleeuwen en nieuwe tijd sporen uit de middeleeuwen en nieuwe tijd zijn opnieuw slechts schaars aanwezig binnen het onderzoeksgebied en zijn te situeren in het zuidelijke deel van het onderzoeksgebied, op een kuil centraal in het noorden van het terrein na. De belangrijkst sporen uit deze periode die vastgesteld konden worden tijdens het onderzoek zijn een reeks paalsporen en een greppel.


74

Jaarverslag 2010

212), met een globale datering in de 15e tot 16e eeuw. Ze doorsnijden in bepaalde gevallen de greppel. Vondstmateriaal uit de paalsporen omvat een randfragment in rood aardewerk en een bodemfragment met standvin in grijs aardewerk, vermoedelijk afkomstig van een kom of pot die dateert uit de 14e tot 15e eeuw. uit de greppel zijn 26 fragmenten aardewerk afkomstig. het gaat om een fragment faience, een fragment steengoed, 19 fragmenten rood aardewerk en zeven fragmenten grijs aardewerk. het steengoed omvat de bodem van een siegburg kan, die dateert uit de 14e tot 15e eeuw. het rood aardewerk bevat dan weer een bord met gele slibversiering te dateren in de 16e eeuw en een kop met gele slibversiering te dateren in de 16e tot 17e eeuw. Verder bevat deze categorie nog drie fragmenten van teilen die globaal te dateren zijn in de 16e eeuw en is er nog een fragment van een kookpot of grape aangetroffen met een gelijkaardige datering. een gelijkaardige structuur werd aangetroffen op de site evergem-spoorwegstraat (Bourgeois J. et al. 1989, p. 35. Industriële archeologie: de bloemisterij een groot deel van het terrein was voorafgaand aan het onderzoek in gebruik als bloemisterij. hiervan getuigde nog de aanwezigheid van een groot waterreservoir en van een aantal cisternes. tijdens het onderzoek werden nog verschillende resten uit deze periode vastgesteld, waaronder de muurresten van een verwarmingsinstallatie. Verlot, m., 1984: Archeologisch onderzoek in de gemeente Evergem. Prospectie-analysesynthese, gent (ongepubliceerde licenciaatsverhandeling rug). Bourgeois, J./f. Parmentier/J. rommelaere/f. Vermeulen, 1989 : noodopgravingen in de landelijke nederzettingen uit de late ijzertijd, de gallo-romeinse periode en de late middeleeuwen te evergem/spoorwegstraat, Vobov-info 34/35, 28-41. Logi, A. De/J. Deconynck/n. Vanholme/s. reniere, 2009 : Archeologisch onderzoek Evergem – Koolstraat, Aalter (KLAD-Rapport 15), onuitgegeven rapport, 122. Laloo, P./w. De clercq/Y. Perdaen/P. crombé, 2009 : Het Kluizendokproject. Basisrapportage van het preventief archeologisch onderzoek op de wijk Zandeken (Kluizen, gem. Evergem, prov. Oost-Vlaanderen). December 2005 – december 2009, (UGent Archeologische Rapporten 20), gent, 148. 2.3.4 Evergem De Nest (Izabel Devriendt & Pieter Laloo GATE bvba) Begin juli 2010 ging de archeologische opgraving van start. Aanvankelijk werd gestart met de opgraving van de steentijdzone. halverwege augustus werd de laatmiddeleeuwse zone gravingsresultaten is nog volop aan de gang en worden rond maart-april 2011 verwacht. hieronder volgt echter al een kort relaas van de stand van zaken. Begin juli 2010 ging de archeologische opgraving van start. Aanvankelijk werd gestart met de opgraving van de steentijdzone. halverwege augustus werd de laatmiddeleeuwse zone gravingsresultaten is nog volop aan de gang en worden rond maart-april 2011 verwacht. hieronder volgt echter al een kort relaas van de stand van zaken.


Kale - Leie Archeologische Dienst

75

Laatmiddeleeuwse zone een klein vlak (0,4 ha) werd aangelegd rondom de in de sleuven aangetroffen greppels. Op die manier werd een iets vollediger beeld verkregen van het greppelsysteem dat reeds tijdens het vooronderzoek was blootgelegd. Vier greppelfragmenten kwamen hierbij aan het licht. De aardewerkfragmenten afkomstig uit de greppels wezen net als tijdens het vooronderzoek op een laatmiddeleeuwse datering. In een van de greppels werden enkele met geen extra relevante sporen ontdekt. Vermoedelijk werd dus de periferie aangesneden van een laatmiddeleeuwse landelijke site die zich dan vermoedelijk ten noorden van het onderzoeksgebied situeert. Steentijdzone De eerste resultaten nu de opgravingscampagne te evergem-nest is afgerond en een aanzet is gemaakt van de verwerking van de archeologische vondsten, komen de eerste resultaten naar voor. De opgraving in de Kanaalzone van gent heeft verschillende prehistorische kampementen aan het licht gebracht. uit de eerste gegevens komen verschillende kleine bewoningszones daterend uit de middensteentijd (vroeg en/of midden mesolithicum) naar voor. Dit is ongeveer tussen 10.000-8.000 v.c. er is ook bewijs van iets oudere bewoning aangetroffen (12.000-10.000 v.c.). Situering van het onderzoek Om twee hoofdredenen is er besloten om verder op te graven. ten eerste berust de kennis over prehistorische bewoning in de regio rond evergem grotendeels op oppervlaktevondsten (Bijvoorbeeld cherretté et al. 2005, Laloo et al. 2009, ryssaert et al. 2007, Van Der haegen et al. 1999, Vanmoerkerke& Verlot 1984, Van Vlaenderen et al. 2006), en niet op opgravingsgegevens. ten tweede waren door de grotendeels intacte bodemopbouw (een podzol) de verwachtingen hoog dat de archeologische resten ook goed bewaard zouden zijn. De verschillende opgravingszones het is de archeologische boorcampagne (Laloo & Blanchaert, 2010) die de verschillende opgravingszones in kaart heeft gebracht. een 400-tal boring werden uitgezet in een verspringend grid van 5 x 5 m over een gebied van ca. 15.000 m². In vijf zones werden verscheiden vuursteenvondsten gedaan en deze zones werden dan ook afgebakend voor vervolgonderzoek. De vijf gebieden (zones A tot e) bevinden zich in een gebied van ca. 7800 m² en worden gekenmerkt door een goed bewaarde podzol. Door het uitzetten van een opgravingsgrid dat de vijf zones als een geheel zou omvatten, was het noodzakelijk de verschillende zones te herbenoemen. De letters A tot en met e zijn nog steeds gebruikt, zoals in Laloo & Blanchaert (2010), enkel de volgorde is gewijzigd. De huidige situatie is als volgt: zone A (ca. 150 m²) bevindt zich het zuidelijkst. meer naar het noorden bevinden zich zone B (ca. 300 m²), zone c (ca. 1500 m²) en zone D (ca. 500 m²). De laatste zone, zone e (ca. 150 m²), bevindt zich aan de andere zijde van een gasleiding. Om veiligheidsredenen was het noodzakelijk een zekere afstand tussen de gasleiding en de opgraving te houden, waardoor het onderzoek van een van de vuursteenconcentraties licht gehinderd werd. Methodologie een coördinatengrid bestaande uit opgravingsputten van 5 x 5 m, onderverdeeld in vakjes van 50 x 50 cm, werd uitgezet over de vijf onderzoekszones. In iedere zone werd de recente ploeglaag mechanisch verwijderd tot op de podzol, zodat het gebied onderzocht kon


76

fig. 63: grondplan van de aangetroffen sporen in de laatmiddeleeuwse opgravingszone.

fig. 64: resultaten van het archeologische booronderzoek en de vijf verschillende zones geselecteerd voor opgraving (afbeelding bewerkt uit Laloo & Blanchaert - 2010).

Jaarverslag 2010


Kale - Leie Archeologische Dienst

fig. 65: finaal Paleolithische vuursteen artefacten uit evergem-nest (in cm).

worden op de aanwezigheid van archeologische resten. Dit gebeurde door middel van uitgegraven testvakken in een verspringend grid. Vervolgens werd de verzamelde grond nat gezeefd. het droog resterende zeefresidu kon gecontroleerd worden op de aanwezigheid van archeologische indicatoren zoals vuursteen, houtskool en verbrande hazelnootdoppen. De hoeveelheid vuurstenen artefacten per vak was bepalend om de gebieden die voor opgraving in aanmerking kwamen af te bakenen. het opgraven van vuursteenconcentraties volgde dezelfde methodologie, i.e. vakken van 50 x 50 x 10 cm die nat gezeefd werden over een maaswijdte van 2 mm. Het vuursteenmateriaal uit de verschillende concentraties Van de prehistorische bewoning in evergem zijn voornamelijk vondsten vervaardigd uit vuursteen overgebleven. Organische resten, zoals benen werktuigen of huiden, zijn in de zure zandbodem vergaan en niet bewaard gebleven. enkel verbrand organisch materiaal zal bewaard blijven in deze bodem. Daarom zijn er wel houtskoolfragmenten en verbrande hazelnootdoppen gevonden. het overgrote deel van de vondsten zijn echter de vuurstenen artefacten. uit de voorlopige onderzoeksgegevens blijkt dat er ruwweg 3850 vakken van 50 x 50 x 10 cm zijn opgegraven. Deze hebben ongeveer 7000 artefacten uit vuursteen opgeleverd. Dit zijn zowel zeer kleine stukjes (chips of artefacten kleiner dan 1 cm) als

77


78

Jaarverslag 2010

grotere stukken en werktuigen. het materiaal is verspreid over de vijf zones en is geclusterd in verschillende concentraties of sites. In zone A is er slechts een enkele concentratie of cluster gevonden. Zone B heeft bijna geen archeologische vondsten opgeleverd en er is dan ook besloten om in deze zone geen verder onderzoek uit te voeren. Zone c is een groot gebied met vijf verschillende concentraties, gaande van klein over middelgroot tot groot onderscheiden met daartussen een vage spreiding van vuursteenvondsten. In zone e is er een grote concentratie artefacten blootgelegd. Alle vuursteenconcentraties worden gekenmerkt door kleinere of grotere hoeveelheden afslagen, klingen en chips (artefacten kleiner dan 1 cm). Kernen en verfrissingsmateriaal waren aanwezig, maar niet op alle sites. hetzelfde geldt voor de werktuigen. Verschillende types microlieten (prehistorische pijlpunten) zijn gevonden in de meeste van de vuursteenconcentraties. Andere werktuigtypen zijn schrabbers, geretoucheerde afslagen en een reeks van verschillende werktuigfragmenten. een paar microlieten met oppervlakteretouches zijn ook herkend tijdens het veldonderzoek, net als enkele kerfresten. het geheel ontbreken van trapezia of regelmatige (montbani) klingen kan wijzen op een vroeg- en/of midden mesolithische datering van de verschillende concentraties. (crombé 1998, sergant 2004), Verrebroek-Aven Ackers (sergant & wuyts 2006, sergant et al. 2007), Doel-Deurganckdok (noens et al. 2005) en Oostwinkel-mostmolen (crombé 1998), zijn vele van de sites in evergem te beschrijven als low density sites. Deze lage aantallen vuursteenvondsten zijn mogelijk het resultaat van kortstondige bewoningen. Bijvoorbeeld de zeer kleine concentratie in zone c lijkt vuurstenen artefacten te omvatten vervaardigd uit zeker een of mogelijk twee of drie vuursteenknollen. Dit kan wijzen op een vuursteenbewerkingsfase. enkele van de artefacten zijn al aan elkaar gepast en vormen een kleine debitagesequentie. uiteraard kan het ook niet uitgesloten worden dat de concentratie een kleine dump van materiaal is. Verder onderzoek zal dit moeten uitwijzen. In zone c zijn een reeks artefacten ontdekt die substantieel verschillen van de rest van de Blanchères ling tot alle andere vondsten zijn deze artefacten vervaardigd uit een vuursteentype van hoge kwaliteit, vermoedelijk van een ‘exotische’ origine, zoals bijvoorbeeld noord-frankrijk. lithicum / 12.000-10.000 v.c.). Verder onderzoek moet uitwijzen of er nog meer artefacten tot deze bewoningsfase mogen gerekend worden. Ook koolstofdateringen op verbrande hazelnootdoppen worden uitgevoerd om meer inzicht te krijgen in de tijdsdiepte van de prehistorische bewoningen te evergem-nest. cherretté B., Vanhee D. & mortier s., 2005, evergem. Archeologisch onderzoek op de terreinen “De nest”, Jaarverslag van de provincie Oost-Vlaanderen Monumentenzorg en Cultuurpatrimonium, pp. 164-165. crombé Ph., 1998, The Mesolithic in Northwestern Belgium, Recent Excavations and Surveys, Archaeopress, Oxford, (= British Archaeological reports, International series, 716). Laloo P. & Blanchaert h., 2010, evergem-nest. Archeologisch booronderzoek maart – april 2010, GATE-rapport, 3b, 11p.


Kale - Leie Archeologische Dienst

79

Laloo P., De clercq w., Perdaen Y. & crombé P., 2009, het Kluizendokproject. Basisrapportage van het preventief archeologisch onderzoek op de wijk Zandeken (Kluizen, gem. evergem, prov. Oost-Vlaanderen). December 2005 – december 2009, UGent Archeologische rapporten, 20, 400p. naudinot, n., 2008, Les armatures lithiques tardiglaciaires dans l’ouest de la france (régions Bretagne et Pays de la Loire) : proposition d’organisation chrono-culturelle et chiâine opératoire de fabrication, Paléthnologie, 2008 (1), pp. 1-28. noens g., Bats m., crombé Ph., Perdaen Y. & sergant J., 2005, Doel-Deurganckdok: typologische en radiometrische analyse van een vroegmesolithische concentratie uit de eerste helft van het Boreaal, Notae Praehistoricae, 25, pp. 91-101. ryssaert c., De maeyer w., crombé Ph., De clercq w., Perdaen Y. & Bats m., 2007, Archeologisch (voor)onderzoek te Desteldonk “moervaart-zuid”, UGent Archeologische Rapporten, 3, 60p. sergant J., 2004, De aantrekkingskracht van een zandrug. Ruimtelijke analyse van een vroeg-mesolithische nederzetting te Verrebroek ‘Dok’, unpublished Ph.D. thesis, ghent university. sergant J. & wuyts f., 2006, De mesolithische vindplaats van Verrebroek - Aven Ackers: Voorlopige resultaten van de campagne 2006. Notae Praehistoricae, 26, pp. 167-169. sergant J., Bats m., noens g., Lombaert L. & D’hollander D., 2007, Voorlopige resultaten van noodopgravingen in het afgedekte dekzandlandschap. Notae Praehistoricae, 27, pp. 101107. Valentin, B., 2006, De l’Oise à la Vienne, en passant par le Jourdain. Jalons pour une Paléohistoire des derniers chasseurs, hDr université de Paris 1, 255p. Van Der haegen g., crombé Ph., semey J. & meganck m., 1999, Steentijdvondsten in het Meetjesland, (= Archeologische Inventaris Vlaanderen, Buitengewone reeks 6), 192p. Vanmoerkerke J. & Verlot m., 1984, evergem. De steentijd. VOBOV-INFO, 15, pp. 6-7. Van Vlaenderen L., sergant J., De Bock h. & De meireleir m., 2006, Steentijd in de Moer, (= Archeologische Inventaris Vlaanderen, Buitengewone reeks 9), 235p. 2.3.5 Evergem - Belzele Schoonstraat 199 (KLAD) midden 2009 werd de KLAD op de hoogte gebracht van de aanleg van een verkaveling met 26 loten aan de schoonstraat nrs. 199 - 201 te evergem - Belzele. net zoals alle voorgaande verkavelingen had de gemeente geen advies aan de KLAD gevraagd, maar bracht ze de KLAD wel op de hoogte bij de uitreiking van de verkavelingsvergunning. Beide percelen waren ingenomen door hoeves met stallen, maar errond was nog voldoende ruimte vrij om een vooronderzoek met proefsleuven uit te voeren. gezien de positieve resulaten die in het verleden in deze buurt geboekt waren, nam de KLAD direct contact op met de bouwheer wBc bvba. In samenspraak met de bouwheer werd midden 2009 een vooronderzoek uitgevoerd op het perceel van de schoonstraat 199. nr. 201 was nog steeds bewoond en mocht nog niet betreden worden.


80

Jaarverslag 2010

het vooronderzoek werd door de KLAD uitgevoerd op 23 september 2009 en het toonde aan dat het grootste deel van het perceel, met name de voortuin en de oostelijke zijde langs de hoeve verstoord was. het zuidelijke deel van ca. 0,1 ha. kwam wel in aanmerking voor verder onderzoek. er werden een aantal paalsporen ontdekt die een grondplan van een volmiddeleeuwse hoeve vormden. hoewel bleek dat dit grondplan verstoord was door een recentere gracht, werd toch geopteerd om dit op te graven voor de volledigheid van het onderzoek naar volmiddeleeuwse hoeves en landinname in de regio bij Belzele. met de bouwheer werd afgesproken dat dit deel van het perceel vlakdekkend zou opgegraven worden. gezien de kleine oppervlakte deed de KLAD dit onderzoek zelf. De bouwhet onderzoek werd uitgevoerd tussen 8 en 17 maart. Daarbij werd een vlak van ca. 0,1 ha. aangelegd waarbinnen een reeks paalsporen en grachten werd gevonden. midden door het vlak liep een brede recente gracht die het beeld verstoorde. na een sondering op de gracht bleek deze nog tot 1,4 m diep te gaan. De kans om er nog oudere sporen onder te vinden was dus onbestaand. toch was het duidelijk dat er hier nog de helft van een drieschepig gebouw bewaard was, met een grachtensysteem. De zuidelijke zijde van het gebouw was bewaard gebleven en bestaat uit 4 palenkoppels (s1-s2/ s3-s4, s6-s5 en s7-s8). De onderlinge afstand tussen de palenkoppels is ca. 3,75 m terwijl de afstand tussen de palen van de palenkoppels zelf 1,5 m bedraagt (van midden tot fig. 66: De liging van de site aan de schoonstraat 199 - 201 te Belzele (paars), tegenover de positieve en opgegraven verkavelingen in de (v.l.n.r.) steenovenstraat/molenhoek, Koolstraat, Belzeelse Kerkweg/ralingen en schoonstraat (rood). Vlakbij werd nog een terrein aan de schoonstraat gesondeerd, maar zonder resultaat (groen). nabij ralingen zal in de toekomst


Kale - Leie Archeologische Dienst

81

midden). De diepte van de paalsporen varieert van 6 cm tot 18 cm, waarbij de buitenste palenkoppels (s1-s2 en s7-s8) duidelijk dieper gefundeerd zijn. met uitzondering van spoor s7 (7 cm) zijn ook paalsporen van de binnenste palenrij dieper gefundeerd (15 tot 18 cm). De lengte van het gebouw bedraagt ca. 11,5 m lang. De opbouw aan de noordelijke kant (een enkele palenrij of een palenrij met palenkoppels) is niet bekend door de aanwezigheid van de brede gracht. Daardoor kan ook de breedte niet achterhaald worden, maar op basis van gelijkaardige vondsten in de steenovenstraat (De Logi A. & schynkel e. 2008), de Koolstraat (De Logi A. et al. 2009) en de schoonstraat (Van de Vijver m . et al. 2009) zou de breedte kunnen varieren tussen de 7 en de 9 m. -

straat en de schoonstraat.

fig. 67: Voorlopig grondplan van de site aan de schoonstraat 199.

P

0

5m


82

Jaarverslag 2010

naast het gebouw zijn er nog een reeks paalsporen aanwezig die niet direct aan een structuur kunnen gekoppeld worden. Verder is er op het terrein een grachtensysteem aangetroffen, waarvan enkele van deze grachten het gebouwplattegrond snijden. Deze zijn alvast jonger dan de plattegrond, maar verdere uitspraken doen we daar nog niet over. Op basis van bovenstaande vondsten dateren we het gebouw momenteel in de volle middeleeuwen, maar het onderzoek van de site en het aardewerk is nog bezig. we hopen hierbij beter dateerbare elementen te vinden om de verschillende structuren in de tijd te plaatsen. we wachten verder ook de resultaten van het onderzoek van het aangrenzende perceel op nr. 201 af om tot een eindbesluit te komen. De Logi A., Deconynck J., Vanholme n. & reniere s., 2009. Archeologisch onderzoek evergem – Koolstraat. 1 oktober 2008 tot 10 juni 2009. KLAD-rapport 15 (onuitgegeven rapport). De Logi A. & schynkel e., 2008. Archeologisch onderzoek evergem – steenovenstraat. 7 april tot 22 augustus 2008. KLAD-rapport 7 (onuitgegeven rapport). Van de Vijver m., Keppens K., schynkel e. & Dalle s., 2009. Archeologische onderzoek evergem ralingen/schoonstraat. 23 februari tot 26 juni 2009. KLAD-rapport 14 (onuitgegeven rapport). 2.3.6 Knesselare - Ursel Onderdale het onderzoek op de percelen achter de school en het rusthuis te ursel Onderdale werd tijdens de zomer van 2010 verzorgd door group monument nV. Door omstandigheden kon het rapport nog niet afgewerkt worden. 2.3.7 Nevele - Vosselare Hoogstraat (Adelheid De Logi & Evelyn Schynkel EEC vzw) Van 18 januari tot 30 april 2010 voerden archeologen in dienst van het ename expertisecentrum voor erfgoedontsluiting een vlakdekkende opgraving uit tussen de hoogstraat en Vosselaredorp te Vosselare, nevele. Op dit terrein zou in de loop van dat jaar een verkaveling worden aangelegd door Villabouw francis Bostoen. naar aanleiding hiervan onderwierp de Kale-Leie Archeologische Dienst het terrein in de winter van 2009 aan een proefsleuvenonderzoek. hierbij kwamen vooral sporen van een loopgravenstelling uit de eerste helft van de 20e eeuw aan het licht. het volledig projectgebied, met een oppervlakte van ca. 1 ha, werd afgebakend voor voortgezet archeologisch onderzoek. het terrein bevindt zich op een van de zandruggen langs het traject van de Kale, en waarop reeds vele archeologische vindplaatsen gekend zijn. tegenwoordig bevindt zich in de loop van de Kale het schipdonkkanaal. het onderzoeksgebied situeert zich dan op de oostelijke oever van de Kale/het schipdonkkanaal. De te onderzoeken percelen hebben een lemige zandbodem en een hoogte die schommelt rond 12,50 m tAw. Bij het vlakdekkend onderzoek werden sporen aangetroffen van vroegmiddeleeuwse

constructie met een dieper gefundeerde zespalige kern, die dan ook het best is bewaard. de paalsporen beslaan voornamelijk handgemaakt aardewerk verschraald met chamotte tuur in de 7e-8e eeuw geplaatst worden (persoonlijke mededeling K. De groote). Vroegmiddeleeuwse gebouwen met eenzelfde grondplan kwamen recentelijk ook te merendree


Kale - Leie Archeologische Dienst

83

fig. 68: Algemeen grondplan van de site te Vosselare - hoogstraat, met aanduiding van alle sporen. (groen=vroege middeleeuwen, grijs=post-middeleeuwen, oranje-bruin= tweede wereldoorlog, wit=recente datering, beige=ongedateerd).

(De Logi & Van cauwenbergh 2010) en op flanders expo (persoonlijke mededeling J. hoorne) aan het licht. In het oostelijk deel van het opgravingsterrein werd een tweede hoofdtelkens 13 dicht op elkaar geplaatste palen op de lange zijden van de structuur. centraal op de zuidelijke (korte) wand bevond zich een dieper gefundeerde (nok)paal. mogelijk kende deze een tegenhanger in het noorden, waar de sporen nauwelijks tot niet bewaard waren wegens een diepere mate van verstoring. een eventuele ingang tot het gebouw bevond zich op de oostelijke lange zijde ter hoogte van de zuidoostelijke hoek. Deze eenschepige constructie mat 8,5 op 5 m en was min of meer noord-zuid gericht. slechts enkele handgemaakte wandscherfjes werden in de sporen van dit gebouw gevonden. De datering blijft daarom vrij vaag als vroege middeleeuwen (persoonlijke mededeling K. De groote). Ook dit type gebouwplattegrond is gekend van opgravingen op flanders expo


84

Jaarverslag 2010

(hoorne et al. 2008). maar ook in het Antwerpse komen dergelijke eenschepige gebouwen uit de vroege middeleeuwen voor (Annaert 1999, Annaert et al. 2008, Verbeek & Delaruelle slechts fragmentair en in het zuiden van het terrein teruggevonden. het zijn alle drie gebouwen opgetrokken in een standgreppel. het best bewaarde exemplaar was een rechthoekig oost-west gericht gebouw met een breedte van 6 m en een lengte van op zijn minst 8,5 m. geen enkele van deze standgreppels leverde dateerbare vondsten op. een situering de wel gedateerde vroegmiddeleeuwse sporen op het terrein. het gebouwtype is voor de vroege middeleeuwen via archeologisch onderzoek gekend, voornamelijk in de regio rond Brugge (hollevoet 2002, hollevoet 2003, hillewaert & hollevoet 2006). In de paalsporen konden ook vele bijgebouwtjes herkend worden. In totaal werden zes spiekers aangetroffen, waarvan drie vier-, één vijf- en twee zespalige. naast spiekers werden ook vier hutkommen onderzocht. het gaat om drie zespalige constructies met afmetingen van 1,5 tot 3 op 2 m. De bewaring van de opvulling van de verzonken vloer varieerde van 8 cm diepte tot zelfs 24 cm onder het opgravingsniveau. een hutkom was uitzonderlijk goed bewaard. Dit exemplaar bevond zich in de zuidoostelijke hoek van het terrein en manifesteerde zich als een afgerond rechthoekige donkergrijsbruine verkleuring van 4,5 bij 3,5 m. na geleidelijk aan verdiepen werden de paalsporen van het gebouwtje zichtbaar. De structuur bleek opgebouwd uit twee lange wanden opgebouwd uit vier palen. centraal op de korte zijden bevond zich een dieper gefundeerde nokstaander. het gebouw mat 3,5 bij 2,5 m en is oostwest gericht. De oostelijke hoekpalen werden elk door een tweede paalspoor oversneden, dat 1 m naar het oosten toe een tegenhanger had. mogelijk vormden deze vier sporen een uitbreiding van het bestaande bijgebouw. In de noordwestelijke hoek van de structuur bevond zich een kuil die mogelijk verband hield met de in dit gebouw uitgeoefende activiteit. De vondsten dateren de structuur in de 6e-8e eeuw. het gaat om handgevormd aardewerk, vaak voorzien van gladding, verschraald met chamotte en enkele grijs gebakken gedraaide scherven afkomstig uit noord-frankrijk of het maasland (persoonlijke mededeling K. De groote). er werden geen vondsten gedaan die duidelijkheid konden scheppen in de functie van deze hutkom. een laatste gebouwtje bestond uit vier paalsporen, waarvan m ten oosten van de centrale paal lag. Op die manier heeft men een gebouwtje gevormd dat hetzij driehoekig, hetzij rechthoekig van vorm was. De afmetingen van de structuur zijn dan respectievelijk 3,8 op 3,1 op 3,1 m of 3,8 op 2,5 m. mogelijk gaat het om een open stalconstructie of afdak, waarbij de eventueel afwezige hoekpalen van lichtere aard waren. Behalve paalsporen werden bij dit onderzoek ook twee waterputten aangesneden. Bei68). het meest zuidelijk exemplaar is het kleinste, met een diameter van 2,5 m in het vlak. het spoor u-vormig en er was vanaf een diepte van 1,1 m een aftekening van het vergaan hout van een bekisting zichtbaar. het hout van deze beschoeiing was nergens meer bewaard. uit een tussentijds aangelegd grondvlak kon de constructie ervan wel afgeleid de schacht een zijde van 70 cm had. Deze was hoogstwaarschijnlijk opgebouwd uit horizontaal op elkaar geplaatste planken, die telkens aan één zijde buiten de schacht van de bekisting uitstaken. er was geen enkele aanwijzing voor de aanwezigheid van (hoek) balken. Dit type bekisting werd meermaals geattesteerd bij vroegmiddeleeuwse waterputten opgegraven op flanders expo (persoonlijke mededeling J. hoorne) en te merendree (De Logi & Van cauwenbergh 2010). De dateerbare vondsten uit dit spoor plaatsen het in de 7e-8e eeuw. het gaat opnieuw om handgevormde chamotteverschraalde scherven, in combinatie met een weinig aantal importen (o.a. uit het eifelgebied en noord-frankrijk)


Kale - Leie Archeologische Dienst

85

fig. 69: Overzicht van de vroegmiddeleeuwse hoofdgebouwen te Vosselare.

fig. 70: Veldopname van de bewaarde bekisting van een waterput.


86

Jaarverslag 2010

fig. 71: Zicht op één van de armen van de loopgravenstelling.

(persoonlijke mededeling K. De groote). De meer noordelijk gelegen waterput had een diameter van ongeveer 4 m en kon onderzocht worden tot een diepte van 3,6 m onder m onder het vlak een aftekening van een vergane beschoeiing zichtbaar werd. Op een diepte van 2,3 m werd de aftekening van een tweede en oudere bekisting zichtbaar. Van planken hoog, ca. 80 cm, waren bewaard. Deze was opgebouwd uit vier in de grond geheide hoekbalken, waartegen aan de buitenzijde horizontaal planken rusten. hier en daar waren hoekbalken en planken met pengatverbindingen aan elkaar bevestigd. De planken waren aan weerszijden van de uiteinden voorzien van uitsparingen waardoor ze in elkaar gehaakt konden worden en een schacht van ca. 80 bij 80 cm vormden. wellicht was deze beschoeiing op een bepaald moment aan herstelling toe. Ze werd gedeeltelijk ontmanteld voor de aanleg van een tweede, kleinere bekisting. De vorm van deze laatste beschoeiing kan afgeleid worden uit de verkleuring die het vergane hout naliet. het was een noord-zuid gerichte vierkante schacht met een zijde van 70 cm, opgebouwd uit horizontaal op elkaar geplaatste planken die telkens aan één zijde buiten de schacht uitstaken en tegen vier verticaal in de grond geheide hoekbalken rustten. het aardewerkensemble uit dit spoor is vergelijkbaar met dat van voorgaande waterput en wordt opnieuw gedateerd in de 7e-8e eeuw (persoonlijke mededeling K. De groote).


Kale - Leie Archeologische Dienst

87

tenslotte werd nog een aantal fragmenten van greppels en grachten op het terrein aanbakening van of indeling binnen de verschillende vroegmiddeleeuwse woonerven. twee parallelle grachtfragmenten tegen de westelijke sleufrand duiden misschien op een toegang tot ĂŠĂŠn van de woonerven of op de aanwezigheid van een lokale toegangsweg. De resultaten van het onderzoek aan de hoogstraat te Vosselare leverden een aantal hoofd- en bijgebouwen, twee waterputten, enkele greppelfragmenten en losse kuilen en paalsporen op. samen vormen zij hoogstwaarschijnlijk een vijftal woonerven uit de periode van de 6e tot en met de 8e eeuw. het verzameld vondstmateriaal stelt ons niet in staat uit te maken of deze erven gelijktijdig aanwezig waren of mekaar opvolgden in de tijd. De drie chronologisch verschil tussen de erven. naast middeleeuwse sporen werden bij dit onderzoek ook sporen en structuren uit de tweede wereldoorlog aangesneden. Deze oorlogsrelicten situeerden zich op de westelijke helft van het terrein, boven op de helling naar het schipdonkkanaal. het gaat om een zigzag68 & 71). De stelling was niet ononderbroken en bestond uit verschillende armen waarvan er zich vier op het opgravingsterrein bevonden. De hoofdtak van de loopgraven had een een zogenaamde schietbank, voorzien. De armen van de stelling hadden aan de westzij-


88

Jaarverslag 2010

schutterspost dienst deden. twee ingegraven rechthoekige ruimtes waren eveneens met was voorzien van een veldoven opgebouwd uit dakpannen. De vele vondsten uit deze ook grote hoeveelheden teerpapier. hoogstwaarschijnlijk werden de ingegraven ruimtes met dit laatste materiaal bekleed om grond- en regenwater buiten te houden. wellicht gaat het om rust- of schuilplaatsen voor de soldaten, die achter de stelling werden aan-

De locatie van de stelling, op de oostelijke oever van het kanaal, suggereert dat zij tegen een vijand uit het westen is opgericht. Dit wordt bevestigd door de westelijke inplanting van de schietbanken, vooruitgeschoven posten en geschutskuilen enerzijds, en de locatie van de rustplaatsen achter de stelling. De vondsten uit al deze sporen zijn hoofdzakelijk restanten van prikkeldraad, spijkers, stukken bouwmateriaal en consumptieafval, en boden geen uitkomst betreffende de datering van de loopgraven. een geschreven bron (De Vos & Janssens 1980) en de getuigenissen van enkele dorpsbewoners wijzen erop dat de stelling door Belgische soldaten is aangelegd tijdens de mobilisaties van de jaren 1938 en 1939, aan de vooravond van de tweede wereldoorlog. De loopgraven werden gegraven als verdediging tegen een eventuele aanval van frankrijk of engeland. toen de Duitse troesoldaten stelling op de westelijke oever van het kanaal. Dit verhaal wordt bevestigd door de afwezigheid van sporen en vondsten die op gebruik van de stelling wijzen, zoals kogelhulzen of kapotgeschoten loopgraven. waarschijnlijk werden deze verdedigingswerken nooit gebruikt in de strijd. Ook herbruik door het Duitse leger is onwaarschijnlijk, omdat een deel van hun troepen het kanaal reeds in meigem was overgestoken, alvorens ze Vosselare bereikt hadden. Op het terrein in Vosselare heeft men tenslotte nog enkele ongedateerde sporen aangetroffen. Vermoedelijk het oudste spoor was een brandrestengraf van ca. 1,2 op 0,7 m, met getroffen. De vorm, houtskoolvulling en de splinters verbrand bot tonen aan dat het om een brandrestengraf gaat. een situering in de tijd kan zonder c14-datering niet bepaald worden. een tweede ongedateerd spoor manifesteerde zich als een langwerpige donkerbruine kuil van 2,3 m bij 65 cm. Bij couperen werd een menselijk skelet aangetroffen, het bleek om een er werden geen resten of aftekeningen van een kist, noch bijgiften of restanten van kledij aangetroffen. De botresten werden door fysisch antropologe Kaat maesen onderzocht. het ging waarschijnlijk om een vrouw met een leeftijd tussen 20 en 40 jaar en met een lengte tussen 1,69 en 1,76 m. Voor de omstandigheden van het overlijden waren geen aanwijzingen op het bot aanwezig (maesen 2010). De andere vondsten in de grafkuil zijn zeer uiteenlopend, en bestaan in hoofdzaak uit verspit vroegmiddeleeuws materiaal, maar ook enkele grijs gebakken en gedraaide scherven en oxiderend gebakken gedraaid materiaal voorzien van loodglazuur. een precieze datering van het graf is dus niet mogelijk. De staat van de beenderen en de tanden, en de afwezigheid van bewaarde kledij suggereren dat het niet om een recente begraving of een oorlogsslachtoffer ging. De reden voor een geïsoleerde inhumatie op ongeveer 50 m van de christelijke begraafplaats blijft onzeker. mogelijk gaat het om iemand die niet op gewijde grond begraven kon worden (zondaar, zelfmoordenaar, niet-christen‌).


Kale - Leie Archeologische Dienst

89

fig. 73: De onverwachte vondst van een inhumatiegraf.

Annaert r., 1999. Archeologie in de ruilverkaveling Poppel (Antwerpse noorderkempen). AVRA-Jaarboek 1998: pp. 38-43. Annaert r., Debruyne s. & eggermont n., 2008. Vroegmiddeleeuwse bewoning onder een stuifduin in Pulle (gem. Zandhoven, Antw.). Archaeologia Mediaevalis 31: pp. 80-82. De Logi A. & schynkel e., 2010. Archeologisch onderzoek Nevele – Hoogstraat. 18 januari tot 30 april 2010. KLAD-rapport 19 (onuitgegeven rapport). De Logi A. & Van cauwenbergh s., 2010. Archeologisch onderzoek Nevele – Merendreedorp. 4 mei tot 25 juni 2010. KLAD-rapport 20 (onuitgegeven rapport). De Vos J. & Janssens A., 1980. Het “Lyskanal”. Nevele mei 1940. heemkundige kring het Land van nevele, nevele. hillewaert B. & hollevoet Y., 2006. Andermaal romeins en vroegmiddeleeuws langs de Zandstraat te sint-Andries/Brugge (prov. west-Vlaanderen). Relicta 1: pp. 121-140. hollevoet Y., 2002. D’hooghe noene van midden Bronstijd tot volle middeleeuwen. Archeologisch onderzoek in een verkaveling langs de Zandstraat te Varsenare (gem. Jabbeke, prov. west-Vlaanderen). Archeologie in Vlaanderen I: pp. 161-189. hollevoet Y., 2003. romeinse off-site fenomenen en vroegmiddeleeuwse nederzettingssporen in de verkaveling molendorp te sint-Andries/Brugge (prov. west-Vlaanderen). Archeologie in Vlaanderen VII: pp. 65-82. hoorne J., Bartholomieux B., clement c., De Doncker g., messiaen L. & Verbrugge A., 2008. Sint-Denijs-Westrem – Flanders Expo Zone 2 & 3 : Archeologische wegkofferbegeleiding van 13 mei tot 7 juli 2008 (stad gent, provincie Oost-Vlaanderen). (onuitgegeven rapport).


90

Jaarverslag 2010

maesen K., 2010. Fysisch-antropologisch onderzoek menselijke resten Vosselare. (onuitgegeven rapport) Verbeek c. & Delaruelle s., 2004. De middeleeuwen op het hsL-traject. In: Verbeek c., Delaruelle s. & Bungeneers J. (red.). Verloren voorwerpen. Archeologisch onderzoek op het HSL-traject in de provincie Antwerpen, Antwerpen: pp. 265-313. Verhaert A. & Annaert r., 2003. Begraving en bewoning te hove: ijzertijd en middeleeuwen van naderbij bekeken (prov. Antwerpen). In cuyt g. & sas K. (eds.), Vlekken in het zand. Archeologie in en rond Antwerpen: pp. 107-114. 2.3.8 Nevele - Merendree Merendreedorp (Adelheid De Logi Adelheid & Stijn Van Cauwenbergh EEC vzw) In het voorjaar van 2010 voerde de Kale-Leie Archeologische Dienst een proefsleuvencampagne uit op een terrein tussen merendreedorp en hammeken te merendree, nevele. De reden hiervoor was de toekomstige aanleg van een verkaveling door bouwheren huysman en wille op deze percelen. tot voor de prospectie werd dit terrein volledig ingenomen door serres van een bloemisterij, waardoor een grote mate van recente verstoring van het bodemarchief verwacht werd. uit het vooronderzoek bleek de impact van deze bebouwing echter vrij klein en kwamen verschillende paalsporen uit de middeleeuwen aan het licht. een zone van ca. 0,30 ha, gelegen tegen het hammeken, werd afgebakend voor vlakdekkend archeologisch onderzoek. Dit vervolgonderzoek werd uitgevoerd door projectarcheologen in dienst van het ename expertisecentrum voor erfgoedontsluiting en had plaats van 4 mei tot en met 25 juni 2010. Bij het archeologisch onderzoek werden sporen uit de romeinse en middeleeuwse perislechts één met zekerheid in deze tijd gesitueerd kan worden. het betrof een brede noordeen lengte van 57 m gevolgd kon worden. In het verlengde van dit spoor, ten zuiden van het vlak, werd een kijkvenster aangelegd waarin zichtbaar was dat de gracht in het zuidwesten een intentioneel einde kende. Op die manier kan vermoed worden dat het spoor een rechtlijnig verloop van minstens 88 m kende. ter hoogte van de noordoostelijke sleufrand werd mogelijk de aanzet van een knik of hoek in het grachttracé aangesneden. Deze gracht heeft een breedte gaande van 4 tot 8,5 m. In coupe werd duidelijk dat het spoor ten varieert van 1,5 tot 2 m onder het opgravingsniveau. Vondsten uit de oudste uitgraving van het spoor zijn een scherf in terra nigra en twee wanden in handgemaakt romeins aardewerk. De aanleg van dit spoor kan zo voorzichtig in de romeinse periode geplaatst worden. een dergelijke diepe gracht had waarschijnlijk een afbakenende of verdedigende functie. het intentioneel einde duidt waarschijnlijk een doorgang aan. De afmetingen van de gracht, de eventuele hoek in het noordoosten en de doorgang suggereren een mogelijke functie als verdedigingsgracht van een romeins legerkamp. Dit zou de vele vondsten van munten en militaria in merendree kunnen verklaren, maar blijft voorlopig slechts een vermoeden. De oudste middeleeuwse vondsten werden aangetroffen in de bovenste opvullingspakketschijnlijk een brede depressie in het landschap achter. hierin verzamelde zich een grote hoeveelheid materiaal dat in de merovingische periode kan geplaatst worden. het gaat in hoofdzaak om fragmenten van dakpannen en stukken natuursteen, voornamelijk Doornik-


Kale - Leie Archeologische Dienst

91

se kalksteen. een aanzienlijke hoeveelheid aardewerk bestond, naast een fractie residueel romeins aardewerk, voornamelijk uit dikwandige handgemaakte potten met een grove afval suggereren de nabijheid van merovingische bewoning, die niet binnen het huidig opgravingsvlak is aangetroffen. een andere aanwijzing voor bewoning uit deze fase van de vroege middeleeuwen levert de kerk van merendree aan. Ze is gewijd aan de heilige radgundis, een frankische prinses, en bevindt zich op nog geen 100 m ten zuidzuidwesten van het onderzoeksterrein. De sporen waarvan de aanleg in de middeleeuwen gesitueerd wordt, zijn alle sporen van bewoning. Op basis van het erin aangetroffen aardewerk worden ze aan verschillende deel van het terrein. het was een hoofdgebouw van waarschijnlijk 9,5 op 5,5 m met een bouw waarbij de kern het diepst gefundeerd was. De zuidoostelijke hoek van het gebouw werd door een onregelmatig en ondiep spoor oversneden. De functie ervan blijft onduidelijk. mogelijk betrof het een uitgeschuurde zone in het terrein waarin zich materiaal verzamelde. Dit spoor was bijzonder rijk aan fragmenten bouwmateriaal en handgevormd, met chamotte verschraald aardewerk. Daarnaast werden nog een mes en een sleutel van het ankervormig type uit dit spoor gehaald. Dergelijke keramiek werd ook in de paalsporen van het gebouw aangetroffen, wat een datering v贸贸r de 9e eeuw suggereert. Deze datering sluit aan bij het gebouwtype, dat al eerder werd aangetroffen bij opgravingen te nevelehoogstraat (De Logi & schynkel 2010) en flanders expo Zone 2 Parkeertoren (persoonlijke mededeling J. hoorne), waar het een voorzichtige datering tot de 7e tot 8e eeuw kreeg. In de loop van de 8e eeuw werd in de noordoostelijke hoek van het opgravingsterrein een lijk 8 bij 3,3 m, ging het wellicht om een bijgebouw. De structuur bestond uit twee lange, noordwest-zuidoost gerichte wanden opgebouwd uit zeven palen. In het noordwestelijk gedeelte van het gebouw werd een paalspoor op de centrale as opgemerkt. De vondsten in de vulling van de paalsporen beslaan hoofdzakelijk handgevormde scherven verschraald met chamotte, maar ook wat roodgebakken handgevormde franse import en enkele gedraaide reducerend gebakken scherven. 74). De constructie kon wegens bebouwing op het noordwestelijk deel slechts gedeeltelijk onderzocht worden. De lange wanden bestonden elk uit tenminste drie grote en diepe, regelmatig ingeplante paalsporen. centraal op de korte zijde, en uitstaand op dezelfde eenschepig gebouw van 6,5 op minstens 12 m bekomen. centraal binnen de structuur bevond zich een paalspoor dat mogelijk ook tot dit gebouw gerekend moet worden. In dat geval zou het om een tweeschepige constructie gaan. Onder de vondsten vallen vooral de Karolingische randen op, die het gebouw in de 9e eeuw situeren. gelijkaardige gebouwplattegronden met een jongere zowel als een oudere datering zijn gekend. gelijktijdige parallellen blijven tot op heden achterwege. tot dezelfde fase wordt een waterput Dit spoor had een diameter van 3,5 m in het vlak en een totale diepte van 3,2 m onder een diepte van 70 cm onder het opgravingsvlak werd een aftekening zichtbaar van het vergane hout van een bekisting. Vanaf 1,45 m diep was deze beschoeiing intact aanwezig en zijden van ca. 1 m, die telkens aan 茅茅n zijde buiten de schacht uitstaken. De construc-


92

Jaarverslag 2010

fig. 74: Algemeen grondplan met aanduiding van de sporen. (blauw=romeinse periode, lichtgroen=vroege middeleeuwen, donkergroen=volle middeleeuwen, wit= recente periode, beige=ongedateerd).

tie bestond uit horizontaal op elkaar geplaatste planken die zonder behulp van spijkers of pengatverbindingen tegen verticaal in de grond geheide hoekbalken rustten. Deze laatste waren aan de onderzijde aangepunt. Ongeveer om de halve meter tussen de planken waren concaaf uitgewerkte dwarsstijlen aangebracht. Ze omsloten de hoekbalken, waardoor ze beletten dat de constructie in zou klappen. Deze beschoeiing was over een hoogte van 1,8 m bewaard. enkele vondsten afkomstig uit dit spoor, zoals een groot fragment van een handgevormd potje versierd met diagonale bundels van gladdingsstrepen, moeten


Kale - Leie Archeologische Dienst

93

fig 75: coupe op de brede romeinse gracht.

duidelijk in de Karolingische periode geplaatst worden. De aanwezigheid van een vrij grote fractie zandverschraalde waar en weinig gedraaide scherven vernauwen de datering tot de 9e eeuw. enkele gelijktijdig gedateerde paalsporen net ten zuidwesten van de waterput vormen misschien een constructie die ermee samenging. De laatste middeleeuwse bewoningsfase op dit terrein voltrok zich in de 10e eeuw. In die periode bevond zich op de noordoostelijke helft van het terrein een woonerf bestaanopbouw met een ruime middenbeuk, en was aan de noordwestelijke zijde mogelijk voorzien van een toegangsconstructie bestaande uit twee palen. De paalsporen van dit gebouw leverden vrij veel aardewerk op, wat een goede datering mogelijk maakt. De combinatie van gedraaid aardewerk voorzien van radstempelversieringen, roodbeschilderde waar, een aantal randen met verticale schraapsporen en enkele scherven voorzien van een versiering door middel van gladdingslijnen in ruitvormig patroon situeren het gebouw in de 10e eeuw, en vermoedelijk zelfs in de eerste helft ervan (persoonlijke mededeling K. De groote & De groote 2008). Ook het type gebouwplattegrond sluit aan bij volmiddeleeuwse voorbeelden gekend van opgravingen te merendree-molenkouterslag (Vanhee & hoorne 2005) en te Belzele, evergem (De Logi & schynkel 2008, De Logi et al. 2009, schynkel & urmel 2009, Van de Vijver et al. 2009). tot dezelfde occupatie moeten waarschijnlijk ook drie bijgebouwen met gelijkaardige vondstensembles gerekend worden. ten noordwesten van en in lijn met het hoofdgebouw werden twee min of meer identieke bijgebouwen her-


94

fig. 76: Overzicht van de aangetroffen middeleeuwse hoofdgebouwen. fig. 77: Zicht op de intacte bekisting van de 9e eeuwse waterput.

Jaarverslag 2010


Kale - Leie Archeologische Dienst

95

het hoofdgebouw, noordoost-zuidwest gericht. het meest noordelijk gebouwtje mat 6,3 op 4 m, de meer zuidelijk gelegen structuur 8,2 bij 4,4 m. Volledig in lijn met de zuidoostelijke wand van het hoofdgebouw, en tegen de zuidwestelijke korte wand ervan opgetrokken, structie die eveneens noordoost-zuidwest gericht was, met afmetingen van 6,4 op 4,8 m. Bij alle drie de bijgebouwen werden fragmenten aangetroffen van greppels die de paalsporen van de plattegronden leken te verbinden. mogelijk ging het om de restanten van standgreppels. In de ruimte tussen het hoofdgebouw en zijn bijgebouwen werd een vrij die bijzonder goed aansluiten bij het aardewerk afkomstig uit de gebouwen. Vermoedelijk was deze zone tussen de gebouwen uitgeschuurd of bevond zich hier een lokale depressie waarin zich nederzettingsafval verzamelde. Dit spoor dekte een deel van de paalsporen van het 8e- en het 9e-eeuwse gebouw af, wat erop wijst dat deze oudere gebouwen in de 10e eeuw niet meer aanwezig waren. De groote K., 2008. middeleeuws aardewerk in Vlaanderen. techniek, typologie, chronologie en evolutie van het gebruiksgoed in de regio Oudenaarde in de volle en late middeleeuwen (10de-16de eeuw), Relicta – Archeologie, Monumenten- & Landschapsonderzoek in Vlaanderen De Logi A., Deconynck J., Vanholme n. & reniere s., 2009. Archeologisch onderzoek Evergem – Koolstraat. 1 oktober 2008 tot 10 juni 2009. KLAD-rapport 15 (onuitgegeven rapport). De Logi A. & schynkel e., 2008. Archeologisch onderzoek Evergem – Steenovenstraat. 7 april tot 22 augustus 2008. KLAD-rapport 7 (onuitgegeven rapport). De Logi A. & schynkel e., 2010. Archeologisch onderzoek Nevele – Hoogstraat. 18 januari tot 30 april 2010. KLAD-rapport 19 (onuitgegeven rapport). De Logi A. & Van cauwenbergh s., 2010. Archeologisch onderzoek Nevele – Merendreedorp. 4 mei tot 25 juni 2010. KLAD-rapport 20 (onuitgegeven rapport). schynkel e. & urmel L., 2009. Archeologisch onderzoek Evergem – Molenhoek. 1 oktober tot 23 december 2008. KLAD-rapport 11 (onuitgegeven rapport). Van de Vijver m., Keppens K., schynkel e. & Dalle s., 2009. Archeologisch onderzoek Evergem – Ralingen/Schoonstraat. 23 februari tot 26 juni 2009. KLAD-rapport 14 (onuitgegeven rapport). Vanhee D. & hoorne J., 2005. een volmiddeleeuwse hoeve met explosieve verrassing in de molenkouterslag. monumentenzorg en cultuurpatrimonium. Jaarverslag van de provincie Oost-Vlaanderen: pp. 180-181.


96

Jaarverslag 2010

3. PuBLIeKswerKIng

De KLAD spendeert jaarlijks heel wat tijd en middelen aan publiekswerking. Ook in 2010 zijn er heel wat initiatieven genomen. 3.1 Tentoonstelling “Velden vol verleden” sinds 31 mei 2009 staat deze tentoonstelling opgesteld in het nec Koetshuis van het Kasteel van Poeke. Ze kwam tot stand door de samenwerking van de KLAD met de erfgoedcel meetjesland en met steun van de Provincie Oost-Vlaanderen, Dienst Land- en tuinbouw. Ze handelt over het landelijk archeologisch erfgoed in de regio en zal in deze vorm nog een tijd opgesteld blijven. tegen 2014 wordt beslist of deze tentoonstelling een opfrisbeurt krijgt of door een nieuwe tentoonstelling vervangen wordt. het is in elk geval de bedoeling de burgers te laten kennis maken met de gegevens, vondsten en informatie van de opgravingen uit de recentste onderzoeken. De KLAD is daarom nu reeds bezig met het nemen van initiatieven rond deze nieuwe tentoonstelling, onder meer door artefacten uit de recentste onderzoeken te laten conserveren en eventueel te restaureren en daarvoor budget vrij te maken. De KLAD verwacht de eerste lading gerestaureerde tentoonstellingswaardige stukken in 2011. Ook gesprekken rond de subsidie- en samenwerkingsmogelijkheden worden langzaamaan op gang getrokken. 3.2 Tentoonstelling “Vlucht over het verleden” tijdens Open monumentendag werd het startschot gegeven voor de nieuwe reizende tentoonstelling “Vlucht over het Verleden”. Ze kwam tot stand dankzij de samenwerking met de gentse universiteit en toont de mooiste landschappelijke en archeologische luchtfotoDeze tentoonstelling stond in 2010 opgesteld in het Drongengoed te ursel, het gemeentehuis van Knesselare, het gemeentehuis van Aalter, de bibliotheek van Landegem - nevele en de bibliotheek van Zelzate. In 2011 staat ze nog in de ufO van de universiteit gent, de bibliotheek van Lovendegem, het cultureel centrum te sleidinge - evergem, de toeristische dienst van Kaprijke en het cultureel centrum van sint-Laureins. Voor 2011 worden er nog extra locaties bijgezocht om de kalender rond “Vlucht over het Verleden” aan te vullen. Ondertussen wordt ook voor een vaste plaats gezocht en nagegaan of deze vaste plaats, samen met “Velden Vol Verleden” deel kan uitmaken van een toeristische route. De archeoloog van de KLAD heeft ook rondleidingen bij de tentoonstelling “Velden Vol Verleden” en eventueel bij “Vlucht over het Verleden” en latere tentoonstellingen. er worden ook gidsen gezocht om deze tentoonstellingen te begeleiden, bijvoorbeeld bij groepsbezoeken. 3.3 Educatieve koffer “Speuren naar sporen” De educatieve koffer “speuren naar sporen” is een educatief kaartspel over archeologie in het meetjesland en de Leiestreek, ontwikkeld voor leerlingen van het vijfde en zesde leerjaar van de lagere school. het heeft als doel de leerlingen een realistisch beeld van de rurale archeologie in eigen streek te geven. Door het spel maken ze kennis met de verschillende sites uit de regio en de thema’s wonen, leven en werken op het platteland door de eeuwen heen. het spel stimuleert het redeneervermogen, het leggen van verbanden en het werken in groepsverband. De leerlingen gaan bovendien om met verschillende ar-


Kale - Leie Archeologische Dienst

97

cheologische sporen, vondsten en technieken; ze leren dat archeologie meer is dan schattenjacht. De koffer kwam tot stand door de samenwerking van de KLAD met de erfgoedcel meetjesland en met steun van de Provincie Oost-Vlaanderen, Dienst Land- en tuinbouw. “speuren naar sporen” is in 2010 afgewerkt tot een gebruiksklaar educatief pakket voor de klas. Bij het kaartspel is er een handleiding voorzien en een PowerPoint-presentatie met voorbereidende lessen. 3.4 Bezoek van de archeoloog tijdens 2010 bezocht de intergemeentelijk archeoloog van de KLAD de vijfdejaars van de taborschool te Aalter - Bellem en bracht hij een bezoek aan een leefgroep met 9 volwassenen in het revalidatiecentrum Angèle Verburght te nevele - Landegem. De groepen werden door de archeoloog meegenomen op een reis door de tijd. 3.5 Erfgoeddag De KLAD nam niet deel aan erfgoeddag 2010. 3.6 Openmonumentendag KLAD was aanwezig op Openmonumentendag 2010. In Deinze werd een tentoonstelling met 8 posters opgesteld over het recent onderzoek in de stadskern. In hansbeke werd de restauratieprocede. Daarnaast werd die dag ook de reizende tentoonstelling “Vlucht over het verleden” geopend in het Drongengoed te Knesselare - ursel. Deze tentoonstelling is ontwikkeld met de 3.7 Tentoonstelling De Middeleeuwen De KLAD nam deel aan de tentoonstelling over de middeleeuwen van de re-enactorsvereniging de gentsche ghesellen te Deinze. er stonden 6 posters over het recentste onderzoek op middeleeuwse sites uit de regio, samen met een maquette en vitrines met aardewerk. 3.8 Website De KLAD ging in zee met gekiere.com voor de ontwikkeling van een nieuwe website op www.deklad.be. De bedoeling is een frisse en gebruiksvriendelijke website te ontwikkelen met een homepage die basisinformatie zal bevatten naast een soort nieuwsblog. Vrijwilligers en bouwheren zullen er informatie kunnen halen en vondstmeldingen via een link naar de VIOe-website bekend maken; verder biedt de onlinebibliotheek consulteerbare rapporten van de KLAD aan en wil de dienst met automatisch verspreide nieuwsbrieven verschillende groepen bereiken. De lancering is voorzien voor het voorjaar van 2011. naast de site is er sinds 2010 ook een facebookgroep opgericht waar foto’s en persberichten of andere informatie hun digitale weg vinden. Deze blijft onderhouden en is raadpleegbaar onder http://www.facebook.com/#!/pages/Kale-Leie-ArcheologischeDienst/342764175061


98

Jaarverslag 2010

3.9 Week van de Smaak 2010 – 2015 tijdens de week van de smaak 2010 organiseerde de KLAD met de gemeente Aalter en de gentsche ghesellen de smakelijke teletijdmachine in het Kasteel van Poeke. er werd een middeleeuws banket georganiseerd om de mensen kennis te laten maken met de smaken van weleer. De bedoeling is dit elk jaar in een historische locatie van een gemeente te laten plaatsvinden. 3.10 Vrijwilligerswerking Daar de KLAD zelf minder opgravingswerk uitvoert, is het contact met het vrijwilligersveld en geïnteresseerden minder evident. De meeste vrijwilligers zijn geïnteresseerd in het echte veldwerk en haken makkelijker af voor naverwerking of archiefwerk. tijdens 2010 werden vrijwilligers enkel ingezet bij de 5 vooronderzoeken uitgevoerd door de KLAD. soms namen ze ook deel aan de onderzoeken uitgevoerd door het ename expertisecentrum vzw. Ook zich aanmeldende studenten verwees de dienst door naar de projecten van het eec. De KLAD ging twee keer met vrijetijdsarcheologen rond de tafel zitten. De dienst voerde met hen nog geen prospectiecampagnes uit, maar zette hen in de regio wel in bij opgravingen van verschillende externe partners. Daarvoor is in de opgravingsvergunning telkens een vergunning aangevraagd. Andere spelers zijn de heemkundige kringen en erfgoedverenigingen uit de regio. Voor infoblad van de Kring voor geschiedenis en Kunst van Deinze publiceerde de intergemeentelijk archeoloog een artikel over de lokale archeologische werkzaamheden. Omdat er langs de geschiedkundige en heemkundige publicaties om veel informatie naar een lokaal geïnteresseerd publiek doorstroomt, zijn er voor 2011 nog artikels in de maak rond de opgravingen van nevele - Vosselare hoogstraat, nevele - merendree merendreevan nevele. 3.11 Wetenschappelijke publicaties en lezingen 3.11. Rapporten rapport 15. Adelheid De Logi, Jasper Deconynck, nele Vanholme & sibrecht reniere. Archeologisch onderzoek evergem – Koolstraat. 1 oktober tot 10 juni 2009. Aalter, 2009, 175 pp. rapport 16. evelyn schynkel, sarah Dalle, stefanie sadones, nevel Vanholme & tom Boncquet. Arcehologisch onderzoek Knesselare hoekestraat. 29 juni - 11 september 2009. Aalter, 2009, 74 pp. Kerkweg / ralingen. 13 juli tot 10 november 2009. Aalter, 2009, 68 pp. rapport 18. David Vanhee et al. Archeologisch onderzoek in de stadskern van Deinze (in voorbereiding). rapport 19. Adelheid De Logi & evelyn schynkel. Archeologisch onderzoek nevele hoogstraat. 18 januari tot 30 april. 2010, Aalter, 2010, 86 pp.


Kale - Leie Archeologische Dienst

99

rapport 20. Adelheid De Logi & stijn Van cauwenbergh. Archeologisch onderzoek nevele - merendreedorp. 4 mei tot 25 juni 2010. Aalter, 2010, 78 pp. 3.11.2 Artikels Adelheid De Logi, Jasper Deconynck, nele Vanholme & sibrecht reniere. een rurale romeinse nederzetting aan de Koolstraat te Belzele, evergem (O-Vl.). In: Journée d’archéologie romaine - romeinendag 2010. Louvain - La - neuve, 2010, pp. 65 - 69. Adelheid De Logi, Jasper Deconynck, nele Vanholme & sibrecht reniere. Volmiddeleeuwse erven aan de Koolstraat te Belzele, evergem (O.-VL.) In: Archaeologia mediaevalis. 12 en 13 maart 2010. Brussel, 2010, pp. 48-52 mieke Van de Vijver, Kristof Keppens, evelyn schynkel & sarah Dalle. een landelijke nederzetting uit de 12e eeuw te evergem-ralingen (O.-Vl.). In: Archaeologia mediaevalis. 12 en 13 maart 2010. Brussel, 2010, pp. 135 - 138. 3.11.3 Lezingen Adelheid De Logi. een rurale romeinse nederzetting te Belzele, evergem (O.-Vl.). resultaten van de opgraving evergem-Koolstraat. romeinendag, 24 april 2010, Louvain - La - neuve. Adelheid De Logi. Archeologie in de schaduw van de kerktoren: vroegmiddeleeuwse bewoning in merendree en Vosselare (gemeente nevele, Oost-Vlaanderen). Vijfde OostVlaamse contactdag voor archeologie, 5 december 2010, gent. mieke Van de Vijver, Kristof Keppens, sibrecht reniere, hans Vandendriessche & Koen De groote. Archeologisch vooronderzoek op een middeleeuwse motte te Aalter-woestijne. medieval seminar series (einhard), 17 november 2009, gent. mieke Van de Vijver. een landelijke nederzetting uit de 12e eeuw te evergem-ralingen (O.-Vl.). Archaeologia mediaevalis, 12 en 13 maart 2010, Brussel.


100

Jaarverslag 2010


Kale - Leie Archeologische Dienst

101

DeeL III. PLAnnIng 1. BeLeIDsPLAn 2010 - 2015

In 2010 werd een nieuw Beleidsplan voor de periode tot 2015 uitgeschreven, waarin uitgestippeld staat hoe men binnen de regio tot een modern archeologisch beleid komt. De regio zelf is zeer gevarieerd en kent enerzijds uitgesproken landelijke gemeenten zoals Lovendegem, Knesselare en nevele, die alle – dan wel in beperkte mate – nog ruimte hebben voor nieuwe verkavelingen en lokale bedrijventerreinen. Anderzijds maken ook de economische knooppunten van Oost-Vlaanderen Aalter en Deinze deel uit van het gebied, net zoals de snel groeiende gemeente evergem die aan de gentse haven en aan de kanaalzone gent-terneuzen grenst. De grote infrastructuurwerken binnen al deze gemeenten hebben een enorme impact op de bodem en vormen een bedreiging voor het verborgen archeologisch patrimonium. en laat dat nu net voor deze regio niet min zijn. De archeologische prospecties en onderzoeken, in het verleden uitgevoerd door verschillende vorsers en instituten in het gebied en de recentere werfcontroles, vooronderzoeken en onderzoeken uitgevoerd of gecoördineerd door de KLAD, bevestigen alle hetzelfde beeld: de regio beschikt over een uitgesproken archeologische rijkdom. Deze rijkdom heeft nood aan een aangepast modern archeologisch beleid. uitgangspunt ervan is het behoud van de archeologische waarden ter plaatse of in situ, zoals Art. 4 van het verdrag van La Valletta dicteert, en waar ook het Vlaams beleid naar streeft. Voorwaarde om het archeologisch erfgoed in situ te bewaren is enerzijds de beschikking over recente informatie en anderzijds de integratie van deze informatie in stedenbouw en de ruimtelijke planning via gefundeerd advies. Daarin zit de uitdaging voor de KLAD, want door zijn dichte plaats bij de gemeenten en bouwheren kan de KLAD een procedure uitwerken om archeologie sneller in de planvorming mee te nemen. naast deze beleidsopdracht zijn er voor de KLAD nog een reeks opdrachten weggelegd, geledingen van onze maatschappij te verkrijgen. een uitdaging die de KLAD graag op zich neemt. Daarnaast kan de KLAD zijn expertise aanwenden om bouwheren door het archeologisch traject te loodsen en externen met uit te voeren archeologisch werk in de regio te begeleiden. Verder zijn er nog (mogelijke) taken weggelegd rond onderzoek (veldwerk), wetenschappelijke en natuurwetenschappelijk onderzoek en depotwerking. Al deze opdrachten zijn in het Beleidsplan kritisch besproken, wat impliceert dat sommige opdrachten wel en andere niet of slechts in beperkte mate opgenomen zijn. het beleid is in drie 3 trajecten uitgesplitst: traject 1: Inventariseren & evalueren, Adviseren en Begeleiden. traject 2: Veldwerk, rapportage en trajectbegeleiding. traject 3: Kennisverwerving, Depotwerking en Ontsluiting en sensibilisering. Aan de vastgelegde opdrachten voor de KLAD zijn taken gekoppeld om het beoogde resultaat te bereiken. het “hoe” leest men in het Beleidsplan 2010–2015, verkrijgbaar in een gedrukte versie en tevens consulteerbaar op de nieuwe website.


102

Jaarverslag 2010

2. PLAn VAn AAnPAK 2011 2.1 ALgemeNe tAKeN Aan de trajecten en opdrachten binnen het Beleidsplan 2010-2015 zijn taken verbonden, omvat een opdracht, een tijdsbestek en een resultatenbalans. Verderop bespreken we de Daarnaast zijn er nog heel wat algemene taken te verrichten. Zo nemen de opmaak van een apart onderdeel van het Plan van aanpak 2011 ingedeeld, maar er is wel een aparte Verder staan er nog heel wat tijdrovende administratieve taken te wachten voor de intergemeentelijk archeoloog van de KLAD. het regelen van verzekeringen, betalen van factijdcheques, het onderhouden en beantwoorden van de correspondentie, het bijhouden van de boekhouding, organiseren van bestuursvergaderingen, bijwonen van allerhande vergaderingen; het zijn enkele van de weinig roemrijke, maar zeer tijdrovende taken om de dienst te laten functioneren. Al die taken samen nemen zeker 10% van de totale werktijd van de intergemeentelijk archeoloog in beslag. 2.2 tAKeN iN het KADer vAN De resuLtAAtsverBiNteNis 2.2.1 Traject 1: Inventariseren & Evalueren, Adviseren en Begeleiden a. Inventariseren en evalueren Controle en aanvulling CAi Zoals vermeld heeft de KLAD een gebruiksovereenkomst met de cAI, wat impliceert dat de KLAD de gegevens uit de cAI kan raadplegen en nieuwe gegevens uit prospecties, vooronderzoeken en opgravingen toevoegt. Daarnaast heeft de KLAD het engagement om de reeds ingevoerde sites inhoudelijk te controleren en desnoods te verbeteren. Dit zal in de periode tussen 2011 en 2015 systematisch gebeuren. De controle zal systematisch per gemeente gebeuren. waar nodig zullen opmerkingen doorgestuurd worden aan de cAI. Alle achterstallige en nieuwe gegevens zullen meegedeeld worden aan de cAI. Daarvoor dienen rapporten afgewerkt worden en zal de KLAD prospecties in samenwerking met vrijwilligers uitvoeren. er staan ca. 1600 hits voor de regio in de cAI. De KLAD zal de gegevens per gemeente (in alfabetische volgorde) controleren volgens de planning: Aalter 713 (2011), Deinze 167 en evergem 106 (2012), Knesselare 309 (2013), Lovendegem 63 en nevele 233 (2014). In 2011 begint de toetsing van de gegevens voor Aalter, de gemeente met de meeste hits in de cAI. Afhankelijk van de vordering kan het bovenstaand schema aangepast worden. status questiones lokaal archeologisch erfgoed wat weten we van het archeologisch erfgoed in de regio? waar bevinden zich de kennislacunes? waar zitten de sterktes en zwaktes? De KLAD zal in 2011-2012 een status questiones opstellen, om een reeks onderzoeksvragen te vormen. Deze kan men meenemen in toekomstige opgravingen en (natuur)wetenschappelijke onderzoeksprogramma’s. bestaan


Kale - Leie Archeologische Dienst

103

Afbakenen Afgebakende Archeologische zone De KLAD wil binnen de regio Afgebakende Archeologische Zones afbakenen. er bestaan al enkele voorstellen, zoals de zones rond Aalter Loveld, nevele – merendree, de stadskernen van Deinze en nevele en het gebied (of delen ervan) tussen evergem en Belzele. er zal ook verder aandacht gaan naar andere zones die als Afgebakende Archeologische Zones zouden kunnen afgebakend worden. we denken daarbij onder meer aan onbebouwde zones binnen kleinere dorpskernen. Voor 2011 zal de KLAD een voorstel tot een Afgebakende Archeologische Zone voorleggen. De keuze van de zone is momenteel afhankelijk van een aantal praktische zaken, maar vermoedelijk zal de zone Aalter – Loveld of nevele – merendree als testcase dienen. Afhankelijk van het resultaat zullen later nog voorstellen geformuleerd worden. b. Adviseren Aanpassen Documenten De KLAD blijft de adviezen en bijzondere voorwaarden toetsen aan die van de Vlaamse Overheid en de dienst stuurt bij waar nodig. protocol preadvies sinds de aanpassing van de codex op de ruimtelijke Ordening (september 2009) schrijft het Agentschap re adviezen uit bij het verlenen van de stedenbouwkundige vergunningen of van verkavelingsvergunningen voor bepaalde projecten, opgelijst in de codex. De KLAD wenst betrokken te blijven bij de advisering van stedenbouwkundige dossiers. Dit kan door het protocol van preadvies uit te werken met de deelnemende gemeenten en het Agentschap re. Dit protocol is door de Archeologische Dienst Antwerpse Kempen (ADAK) uitgewerkt en het Agentschap stelde voor dat alle IAD’s op die manier zouden werken. Dit houdt in dat de gemeente de dossiers zowel naar het Agentschap als naar de KLAD stuurt, waarna de De archeologen van het Agentschap beslissen uiteindelijk in hoeverre ze dit advies overnemanier worden de verstrekte adviezen vanuit een niveau dichter bij het terrein aangereikt. het voordeel van deze procedure is dat het tijdsbestek van de advisering parallel werkt, waarbij de vertraging van het doorsturen wordt weggewerkt. Zo is een snellere afhandeling van de dossiers mogelijk. het zicht op de geadviseerde werkzaamheden blijft altijd behouden en zo kan de KLAD ook sneller en rechtstreeks contact opnemen met de bouwheer en hem op de hoogte stellen van de inhoud van het advies. er kan sneller op de factor archeologie ingespeeld worden. Daarnaast leidt de KLAD de bouwheer door het proces en staat ofwel zelf in voor de uitvoering van het geadviseerde of verzorgt de wetenschappelijke begeleiding van de uitvoerende archeologen. Begin 2011 werkt de KLAD het voorstel verder uit samen met het Agentschap re, dat dan aan de verschillende gemeenten voorgesteld wordt. Advies ruimtelijke planning gekende archeologische sites moeten in situ kunnen bewaard worden. Ongekende sites dient men zo snel mogelijk te kunnen opsporen. Dat vergt inspanningen van alle partijen om archeologie en planning op elkaar af te stemmen. het is daarom belangrijk om archeologie, de vaak onbekende en moeilijk in te schatten factor, zo vroeg mogelijk bij de ruimtelijke planning te betrekken.


104

Jaarverslag 2010

De gemeenten, de studiebureaus en de bouwheren kunnen zich voor dergelijke dossiers laten adviseren door de KLAD (mer, ruP…). Daarvoor zullen met de gemeenten, en in overleg met de Provincie Oost-Vlaanderen en het Agentschap re, de nodige afspraken gemaakt worden. Begin 2011 zal de KLAD samen met het Agentschap re en eventueel met de provincie Oost-Vlaanderen overleg voeren en een voorstel uitwerken, dat de dienst aan de verschillende gemeenten zal voorleggen. Dit gebeurt gelijktijdig met het overleg rond het protocol preadvies. Opmaak Advies en Bijzondere voorwaarden momenteel schrijft de KLAD weinig adviezen uit. Door de verandering in de codex ruimtelijke Ordening worden die adviezen door het Agentschap uitgeschreven. na het invoeren van het protocol preadvies zal de KLAD preadviezen uitschrijven. Over de manier van aanleveren is nog niets gekend. Adviezen van de KLAD zelf, zoals bij kleinere dossiers, ruPs of mers, richten zich op de modellen van het Agentschap. De KLAD besteedt veel tijd aan het uitschrijven van Bijzondere Voorwaarden. Die gelden enerzijds als bestek voor de offerteaanvraag door de bouwheer voor een onderzoek. Anderzijds gelden de die voorwaarden als kwaliteitsnorm voor het onderzoek en worden ze aan de opgravingsvergunning bijgevoegd. terug naar het Agentschap om tijdig op de hoogte te zijn van nieuwe of aangepaste versies. Alle uitgeschreven Bijzondere Voorwaarden dienen ter goedkeuring voorgelegd te worden aan de erfgoedconsulenten van het Agentschap. In 2011 wordt eerst het protocol preadvies geïntroduceerd, samen met het voorstel rond de advisering ruimtelijke Ordening. De uitslag van de onderhandelingen met de gemeenten zullen bepalen hoe de advisering verder verloopt. De KLAD schrijft de Bijzondere Voorwaarden voor eigen projecten of op vraag van het Agentschap. c. Begeleiden van private en publieke bouwheren Private en publieke bouwheren weten vaak niet hoe ze om moeten gaan met de factor archeologie binnen hun project. Bij de opmaak van de plannen wordt zelfs zelden rekening gehouden met de mogelijke aanwezigheid van archeologische sporen, laat staan dat men erover nadenkt hoe ermee om te gaan, de plannen erop af te stemmen of om sites een bestemming te geven. Dit impliceert tevens dat er geen ruimte voorzien is binnen te vaak worden de bouwheren pas bij de uitreiking van de vergunning – of soms in een slechter geval bij de start van de werken – geconfronteerd met het archeologisch advies De KLAD blijft inspanningen doen om dergelijke scenario’s te vermijden door bouwheren zo snel mogelijk op de hoogte te brengen van het advies en door sneller betrokken te geraken


Kale - Leie Archeologische Dienst

105

bij de ruimtelijke planning. Daarnaast wil de KLAD voorlichting aan de betrokken overheden, planontwikkelaars, bouwheren en eigenaren verschaffen en de dienst verspreidt informatie over het archeologisch traject en over de wijze ermee om te gaan via zoveel mogelijk kanalen: van klassieke informatieverspreiding met folders en op de website tot persoonlijk advies en begeleiding. het is een zeer belangrijke dienstverlening voor gemeenten en bouwheren. De KLAD lanceert in het begin van 2011 zijn nieuwe website met een aparte sectie voor de bouwheren. Later wordt er ook een folder verspreid via de gemeentelijke diensten ruimtelijke Ordening. 2.2.2 Traject 2: Veldwerk en Rapportage en Trajectbegeleiding a. Veldwerk De KLAD en veldwerk een archeologisch advies impliceert vaak veldwerk in de vorm van een werfbegeleiding of een vooronderzoek eventueel gevolgd door een onderzoek. tot voor kort stond de KLAD in voor de werfbegeleidingen en de uitvoering van vooronderzoeken met proefsleuven van terreinen tot 5 ha, terwijl archeologische studiebureaus of projectarcheologen de vervolgonderzoeken uitvoerden. momenteel verkiest de KLAD om slechts nog heel uitzonderlijk zelf vooronderzoeken uit te voeren. Dat impliceert dat het merendeel van het veldwerk in handen van externen gegeven zal worden. een van de vaste partners binnen de regio is het ename expertisecentrum dat met een quasi vast team van projectarcheologen aan de slag is binnen de regio. Daarhet belangrijkste punt voor de KLAD is de garantie van kwalitatief onderzoek, door te adviseren (advies plus Bijzondere Voorwaarden), op te volgen en te begeleiden. Daarom werkt de KLAD in 2011 verder aan betere adviezen, betere Bijzondere Voorwaarden en aan een contract met de externe archeologen dat de begeleiding en de kwaliteit moet garanderen. Dit gebeurt in 2011 protocol bewaring in situ een opgraving komt in het kader van het modern archeologisch beleid eigenlijk pas op de tweede plaats. De europese en Vlaamse wetgevingen streven namelijk naar het behoud in situ van de archeologische waarden, want de bodem is de beste garantie voor een goede conservering van archeologische resten. gekende archeologische sites moeten in situ kunnen bewaard worden. Ongekende sites moet men zo snel mogelijk kunnen opsporen, dat vergt van alle partijen de nodige inspanningen om archeologisch onderzoek tijdig in te plannen en op elkaar af te stemmen. Bij de keuze een site (of een deel van een site) in situ te bewaren, moeten er garanties ingebouwd worden om dit ook daadwerkelijk uit te voeren en om de site blijvend te laten beschermen. het impliceert goede afspraken met de bouwheren, de aannemers en met eventueel andere betrokkenen bij het project en het vereist controle tijdens de werken. Op basis van de ervaringen bij het in situ bewaren van sites in de Deinse stadskern zal de KLAD in 2011 een afsprakennota opmaken en een controlesysteem uitwerken en testen.


106

Jaarverslag 2010

b. rapportage De KLAD bouwde een achterstand op in de rapportage. het gaat voornamelijk om rapporten van vooronderzoeken, waarvan wel een digitale, maar nog geen papieren versie bestaat of waarvan enkele details onafgewerkt zijn gebleven (lijsten, plannen, cd-roms…). Daarnaast zijn er ook 2 rapporten niet afgewerkt door externen. De KLAD wil in 2011-2012 de eigen rapporten afwerken en voor de onafgewerkte rapporten van de externen oplossingen zoeken, eventueel door een extra budget vrij te maken. c. trajectbegeleiding van externe archeologen De begeleiding van archeologen van externe bedrijven die binnen de regio aan het werk zijn, heeft twee doelstellingen. enerzijds dient ze als controle op het onderzoek. De meeste bedrijven werken ondertussen met ervaren en gemotiveerde archeologen die kwaliteit willen leveren. toch merken we dat – door het marktprincipe waarbij de goedkoopste bieder het onderzoek binnenrijft en door het uitblijven van een Vlaamse kwaliteitsnorm – sommige bedrijven onervaren mensen zonder eigen begeleiding op het terrein sturen of lacunes binnen de Bijzondere Voorwaarden zoeken om de eigen winstmarges hoog te houden. Beide zorgen voor kwaliteitsverlies van het onderzoek. De KLAD wil deze archeologen begeleiden als controle op de uitvoering van de Bijzondere Voorwaarden, om kwaliteitsverlies op het onderzoek en de resultaten te beperken en om misbruik te voorkomen. Deze controle dient ook om de investering van de bouwheer in het archeologisch onderzoek veilig te stellen, wat voor hen opnieuw een dienstverlening betekent. controle blijft in die context dan ook altijd een aandachtspunt. Anderzijds dient de begeleiding ervoor, de archeologen in hun werk bij te staan. De KLAD heeft zelf heel wat expertise in huis en kan een beroep doen op regio- en periodespecialisten. De inzet van degelijke kennis kan sneller tot betere resultaten leiden. De ervaring leert echter dat dergelijke wetenschappelijke begeleiding niet door alle archeologen gerespecteerd wordt. De KLAD wil daarom een contract voor wetenschappelijke begeleiding van externen invoeren, in plaats van deze - vaak in het kader van de aanvraag van een opgravingsvergunning toe te kennen - toegekend te zien. De KLAD behoudt zich zo het recht voor om bedrijven of personen te weigeren, die zich meermaals niet aan de afspraken hebben gehouden. De KLAD zal in 2011 voor trajectbegeleiding een contract ontwerpen om de begeleiding en een betere kwaliteit van extern uitgevoerd werk te garanderen. Daarnaast zal de KLAD een groep regio- en periodespecialisten samenstellen om externe projectarcheologen zo goed mogelijk bij te staan. Ook dit is voorzien voor 2011.


Kale - Leie Archeologische Dienst

107

2.2.3 Traject 3: Kennisverwerving, Depotwerking en Ontsluiting en sensibilisering a. Kennisverwerving momenteel zijn losse rapporten het enige resultaat van opgravingen in de regio en in Vlaanderen. er is weinig vergelijkend of overkoepelend onderzoek om alle resultaten met eerder onderzoek uit de regio, Vlaanderen of zelfs Zeeuws-Vlaanderen te vergelijken en te bundelen. Kennisverwerving is echter belangrijk voor de wetenschappelijke vraagstelling, de verdere inventarisering en het geven van gefundeerd advies. Dergelijke kennisverwerving vereist overkoepelend onderzoek en een totaalaanpak. De archeologische gegevens dienen aangevuld met een programma rond landschappelijk, natuurwetenschappelijk en historisch onderzoek. Dit kan niet alleen uitgevoerd worden, er is nood aan een uitgebreide wetenschappelijke begeleiding. Daarom wil de KLAD de groep regio- en periodespecialisten, die bij de kwaliteitsbewaking ingezet worden, aanspreken om dit samen met de dienst te doen. De KLAD zal dan ook de nodige afspraken maken met specialisten uit de wetenschappelijke instellingen zoals de universiteit gent, het VIOe en eventueel met buitenlandse instellingen. Voor sommige deelaspecten zal de KLAD fondsen (eventueel in samenwerking met andere partners) moeten zoeken, terwijl voor andere aspecten misschien een beroep gedaan kan worden op specialisten uit lokale geschiedkundige of heemkundige kringen en/of op gemotiveerde vrijwilligers en/of studenten. De KLAD wil in 2011 afspraken maken met specialisten die op basis van een status questiones zowel de kwaliteitsbewaking van het onderzoek als de overdracht van kennisverwerving, het overkoepelend onderzoek en de opmaak van onderzoeksvragen kunnen ondersteunen. b. Depotwerking sinds zijn oprichting heeft de KLAD zijn vondsten (artefacten, stalen‌) opgeslagen in zijn depot, een loods in het Koetshuis van het Kasteel van Poeke. In 2010 heeft dit depot echter zijn maximumcapaciteit bereikt. De loods voldoet tevens niet aan de eisen van een hedenstandigheden willen voorzien. het is in de huidige omstandigheden niet haalbaar de loods tot een vereist gespecialiseerd depot om te bouwen. Depotbeheer is een gespecialiseerde taak. elk type artefact en staal verdient de gepaste behandeling om niet te degraderen. Dit vergt conservatie en restauratieplannen met daaraan verbonden keuzes en het veronderstelt de expertise van een depotbeheerder. momenteel beschikt de KLAD niet over de middelen om dit te verwezenlijken. De KLAD zal in de toekomst nagaan of voor het depotprobleem een oplossing gevonden kan worden, maar gelooft momenteel eerder in een taak als tijdelijke opslagplaats. De KLAD ziet er wel op toe dat het bewaringsproces binnen die context in een zo goed mogelijke omgeving plaatsvindt en wil daarvoor - binnen zijn budgettaire mogelijkheden - de nodige inspanningen leveren om het depot zo goed mogelijk in te richten. De dienst streeft niet naar structurele ingrepen, maar wil zich eerder beperken tot de aankoop van dozen in zuurvrij karton, van silicagel voor de bewaring van metalen artefacten en eventueel tot de aankoop van een tweedehandse koelinstallatie. momenteel is er geen alternatief voor een verantwoorde depotbewaring, want Vlaanderen beschikt nog niet over archeologische depots voor het opbergen van materiaal. hoe lang de KLAD zal moeten instaan voor de opslag van materiaal, blijft een open vraag. Ver-


108

Jaarverslag 2010

moedelijk zullen er keuzes gemaakt worden over wat al dan niet bijgehouden wordt. Indien de gemeenten of de hogere overheden deze taak wel naar de KLAD willen doorschuiven, en de aanstelling van althans een halftijdse depotbeheerder. De KLAD bekijkt ook in hoeverre de dienst kan instaan voor de opvang van materiaal van externe projecten. een herschikking van het materiaal en een eerste keuze zijn voor 2011 voorzien. c. Ontsluiting en sensibilisering en de ontsluiting van de archeologische sites voor een ruim publiek. Projectgebonden en structurele publiekswerking zijn daartoe geschikte instrumenten. projectgebonden publiekswerking Deze vorm van publiekswerking vangt tijdens het project zelf of vroeger aan, bijv. bij uitgebreide vooronderzoeken of bij projecten met een grote impact zoals stadskernonderzoek. Zo kan men voorafgaand een informatieavond en een persmoment organiseren om de bevolking over de inhoud van het project en het archeologisch onderzoek te informeren. tijdens het onderzoek verduidelijken publieke informatiepanelen de bedoeling en de voortgang van de werkzaamheden, kan er een opensleufdag ingelast worden en belicht een kleine tentoonstelling achteraf de resultaten van het onderzoek. Ondertussen lanceert men tussentijdse resultaten: met digitale nieuwsbrieven via de website en met nieuwe media zoals facebook en twitter bereikt men zeer snel een ruim publiek. Dit alles vraagt afstemming tussen de KLAD, de bouwheer en de projectuitvoerder. het spreekt voor zich dat een kortstondig vooronderzoek van enkele dagen in landelijk gebied een andere aanpak vergt dan een opgraving in een drukke stadskern: er dient telkens afgewogen te worden wat noodzakelijk is en wat meegenomen zal worden bij het overleg en een plaats zal krijgen in de Bijzondere Voorwaarden. Afhankelijk van het project kunnen de initiatieven voor een projectmatige ontsluiting in de Bijzondere Voorwaarden ingeschreven worden, dat impliceert ook een extra termijn en een extra budget. Dit gebeurt bij de aanpassing van de Bijzondere Voorwaarden en in samenspraak met het Agentschap re. werking met het ename expertise centrum voor erfgoedontsluiting, in de eerste plaats rond door hen uitgevoerde projecten. Die ervaring kan doorgetrokken worden naar andere projecten. structurele ontsluiting reizende tentoonstellingen, vooral opgesteld in laagdrempelige locaties zoals bibliotheken, culturele centra en gemeentehuizen, bereiken een ruim publiek en dragen zo bij aan de verspreiding van het archeologisch verhaal en de bewustwording van de aanweziglogie en de ontsluiting van archeologische sites voor een ruim publiek. De KLAD investeerde de voorgaande jaren reeds in de tentoonstellingen “Velden Vol Verleden” en “Vlucht over het Verleden”.


Kale - Leie Archeologische Dienst

109

De tentoonstelling “Velden Vol Verleden” handelt over het landelijk archeologisch erfgoed in de regio en kwam tot ontwikkeling door de samenwerking met de erfgoedcel meetjesland en comeet en dankzij de subsidie van de provinciale Dienst Land en tuinbouw (PDPOproject). Deze tentoonstelling deed 20 locaties aan in de gemeenten van het meetjesland en van de Leiestreek en heeft sinds 2009 een vaste standplaats in het Koetshuis van het Kasteel van Poeke. De tentoonstelling blijft in die vorm nog een tijd opgesteld, maar krijgt vermoedelijk tegen 2014 een opfrisbeurt of wordt vervangen. De bedoeling is in elk geval het publiek kennis te laten maken met de gegevens, de vondsten en informatie van de opgravingen uit de recentste onderzoeken. De KLAD neemt sinds 2010 initiatieven rond dit project, onder meer door artefacten uit de recentste onderzoeken te conserveren en eventueel te restaureren en er een budget voor te voorzien. De KLAD verwacht de eerste lading gerestaureerde tentoonstellingswaardige stukken al in 2011. Ook gesprekken rond de subsidie- en samenwerkingsmogelijkheden komen langzaamaan op gang. De tentoonstelling “Vlucht over het Verleden” startte op Open monumentendag 2010 en kwam tot stand dankzij de samenwerking met de universiteit gent. Deze tentoonstelling Voor 2011 zoekt de KLAD nog locaties om de kalender rond “Vlucht over het Verleden” te vervolledigen. Ondertussen zoekt de dienst ook een vaste plaats voor deze tentoonstelling en gaat na of deze stek, samen met “Velden Vol Verleden”, deel kan uitmaken van een toeristische route. De archeoloog van de KLAD geeft ook rondleidingen bij de tentoonstelling “Velden Vol Verleden” en eventueel bij “Vlucht over het Verleden” en latere tentoonstellingen. De dienst zoekt gidsen om deze tentoonstellingen te begeleiden, bijv. bij groepsbezoeken. Drukwerk Alle initiatieven rond de ontsluiting van het archeologisch erfgoed hebben de bedoeling de bevolking van dit erfgoed bewust te maken, maar ook van het bestaan van een lokale archeologische dienst. De KLAD heeft de functie de bevolking, de bouwheren, de administratie en het bestuur te informeren over archeologie, opgravingen, vondsten en wetgeving. het is daarom belangrijk om naambekendheid op te bouwen, zodat iedereen met een vraag of met een probleem over een archeologisch thema weet dat hij daarvoor bij de KLAD terechtkan. voor tentoonstellingen en andere activiteiten. Informatiefolders over opgravingen, over de KLAD of bepaalde doelgroepgerichte thema’s zijn makkelijk te verspreiden. Verder kan de KLAD op erfgoedbeurzen of andere erfgoedinitiatieven zich naast (mini)tentoonstellingen Digitale media De KLAD lanceert in 2011 de vernieuwde website www.deklad.be. De bedoeling is een frisse en gebruiksvriendelijke website te ontwikkelen, een homepage met basisinformatie naast een soort nieuwsblog en een systeem van nieuwsbrieven voor verschillende groepen. Vrijwilligers en bouwheren kunnen er informatie halen en vondstmeldingen plaatsen via een


110

Jaarverslag 2010

link naar de VIOe-website. Verder zal de onlinebibliotheek consulteerbare rapporten bevatten. naast de website is er sinds 2010 ook een facebookgroep waar foto’s en persberichten of andere informatie hun digitale weg vinden. Deze blijft onderhouden en is raadpleegbaar onder http://www.facebook.com/#!/pages/Kale-Leie-Archeologische-Dienst/342764175061 vrijwilligerswerking Door vrijwilligers te betrekken bij alle facetten van de opgravingen en de verwerking of zelfs de bij de publiekswerking engageert de KLAD veel mensen bij zijn werking. Veel handen maken licht werk en daarnaast zorgt deze samenwerking voor een bredere naambekendheid en de uitbouw van een belangrijk netwerk. tenminste even belangrijk is de inzet van studenten. Zij kunnen stage lopen bij projecten binnen de KLAD-regio of contexten bestuderen voor een bachelor- of masterproef. Zo werkten meerdere studenten van de universiteit gent aardewerkcontexten van sites verder uit of ze voerden prospecties in de regio uit. De link met de archeologen van morgen is zeer belangrijk. een belangrijke groep bij de werking van de dienst zijn de vrijetijdsarcheologen. Al dan niet actief met een metaaldetector vormen ze een belangrijke bron van archeologische kennis over de regio. geregeld worden met hen vergaderingen belegd om prospecties en methodes te bespreken en is het de bedoeling met hen prospectiecampagnes uit te voeren. Andere spelers zijn de vele heemkundige kringen en erfgoedverenigingen in de regio. Veel informatie stroomt via hun publicaties door naar een lokaal geïnteresseerd publiek en anderzijds kennen zij de lokale geschiedenis en de archieven als de besten en kunnen ze belangrijke informatie aanbrengen. Begin 2011 lanceert de KLAD zijn nieuwe website, waarop vrijwilligers zich kunnen inschrijven om op de hoogte van de activiteiten te blijven. er wordt ook overleg met de verschillende deelgroepen gepland om de samenwerking bij te schaven, in de mate van het mogelijke is de aanvang voor 2011 voorzien, met een jaarlijkse frequentie. educatieve projecten educatie begint bij een goede communicatie. Daarnaast investeert de KLAD ook in eigen educatieve projecten. De educatieve koffer “speuren naar sporen” is al enkele jaren voorhanden. het is een educatief kaartspel over archeologie in het meetjesland en de Leiestreek, ontwikkeld voor leerlingen van het vijfde en zesde leerjaar van de lagere school. het heeft als doel de leerlingen een realistisch beeld van de rurale archeologie in eigen streek te geven. Door het spel maken ze kennis met de verschillende sites uit de regio en de thema’s wonen, leven en werken op het platteland door de eeuwen heen. het spel stimuleert het redeneervermogen, het leggen van verbanden en het werken in groepsverband. De leerlingen gaan bovendien om met verschillende archeologische sporen, vondsten en technieken; ze leren dat archeologie meer is dan schattenjacht. “speuren naar sporen” is een gebruiksklaar educatief pakket voor de klas. Bij het kaartspel is er een handleiding voorzien en een PowerPoint-presentatie met voorbereidende lessen. er zal meer ruchtbaarheid gegeven worden rond het bestaan van deze educatieve koffer. Binnen de regio blijkt de interesse voor dergelijke pakketten echter bijzonder laag, hoewel er heel wat reclame wordt rond gemaakt via de erfgoedcel meetjesland. De KLAD zal zowel afzonderlijk als samen met de erfgoedcel een nieuwe reclamecampagne beginnen.


Kale - Leie Archeologische Dienst

111

De KLAD wil ook van het klassenbezoek een traditie maken, waarbij de archeoloog de klas kan meenemen op reis door de tijd of uitleg geeft over een project. mocht de vraag de mogelijkheden van de KLAD overstijgen, dan zal de KLAD op zoek gaan naar andere archeologen of vrijwilligers om dit op te vangen. In 2011 wordt de interesse voor het klassenbezoek aan de opgravingen van de stadshal van Deinze afgetoetst. het is een projectmatig bezoek en afhankelijk van de interesse zal er naast het bezoek eventueel een aanvulling komen met een lezing met PowerPoint-presentatie. Later zal er meer ruchtbaarheid gegeven worden aan de mogelijkheid van het klassenbezoek zoals het jaarlijkse bezoek in Bellem. Daarnaast wil de KLAD ook samen zitten met Vormingplus gent – eeklo rond educatieve vorming over het archeologisch erfgoed uit de regio. het kan gaan om workshops of lezingen al dan niet gekoppeld aan bijv. een bestaande tentoonstelling zoals “Velden vol Verleden” of “Vlucht over het Verleden”. De KLAD zal begin 2011 een eerste overleg met Vormingplus voeren aangaande de mogelijkheden educatie/vorming en archeologie. toeristische initiatieven tot op heden zijn nog geen concrete stappen gezet om het regionaal archeologisch erfgoed toeristisch te ontsluiten. het is nochtans een belangrijk thema, maar er moet goed over nagedacht worden. De hedendaagse toerist is namelijk erg verwend en veeleisend. hij wil zien en beleven en dat is heel erg moeilijk bij het lokaal archeologisch patrimonium waarvan 99,9% ondergronds verborgen zit of reeds opgegraven is. Daarnaast is de concurrentie van andere toeristische trekpleisters groot zowel in de directe als in de ruimere omgeving (de historische steden Brugge en gent waar onze regio tussen ligt). Om het lokaal archeologisch erfgoed toeristisch met succes te ontsluiten moet dus een sterk programma geschreven worden. het is dan ook de vraag of er in de regio voldoende visueel zichtbaar archeologisch erfgoed aanwezig is. De KLAD kan dat eventueel uitbreidie ex situ worden bewaard, toch ter plaatse via infopanelen of op andere manieren te visualiseren. er zijn ook mogelijkheden zoals de combinatie van de zichtbare archeologische monumenten met ander onroerend of zelfs roerend erfgoed. De KLAD zal contact opnemen met specialisten rond ontsluiting van erfgoed, de erfgoedcel meetjesland en de toeristische diensten om de mogelijkheden te onderzoeken. Dit is voor 2011 of 2012 voorzien. erfgoedinitiatieven er zijn heel wat Vlaamse erfgoedinitiatieven die allerhande erfgoed in de kijker zetten zoals erfgoeddag, Open monumentendag, nacht van de geschiedenis of week van de smaak. soms organiseert men lokale initiatieven zoals de meetjeslandse erfgoedbeurs. Dergelijke initiatieven trekken veel bezoekers aan en zijn ideale momenten om op in te spelen en te netwerken. De KLAD doet – afhankelijk van het thema – geregeld mee aan deze activiteiten. Op Open monumentendag wordt traditioneel een (mini)tentoonstelling opgesteld in de ge-


112

Jaarverslag 2010

vragen. Afhankelijk van het thema en de recentste bevindingen wordt een minitentoonstelling opgemaakt. Dat gaat van enkele posters (2 tot 4 per gemeente) tot een groter geheel, zoals in 2010 te Deinze waar 8 posters het onderzoek rond de nieuwe stadskernontwikkeling hebben belicht en waar een skelet werd tentoongesteld. van de laatste jaren laten heel wat mogelijkheden toe, de loopgraven van Vosselare, de kampen van Knesselare – Kouter en Aalter – Loveld, de bunkers van Deinze en evergem, forten, burchten (hoge wal). Aan erfgoeddag wordt op minder regelmatige basis deelgenomen, vaak omdat de thema’s minder makkelijk in te kaderen zijn, maar tevens omdat de inschrijving (december) en de voorbereiding in een drukke periode voor de KLAD vallen. er werd wel getracht om bestaande tentoonstellingen open te stellen tijdens deze dag en wanneer het thema het mogelijk maakt zal eraan meegewerkt worden. het thema van erfgoeddag 2011 is armoede. De KLAD zal hier niet actief aan deelnemen. In 2012 is het thema helden en in 2013 stop de tijd. rond dit laatste thema kan wel gewerkt worden, bijvoorbeeld met restauratie- en conservatieprojecten of de bescherming van sites tegen degradatie. De KLAD deed 1 keer mee aan de Nacht van de geschiedenis (lezing te Knesselare). het is de bedoeling hieraan vaker aanwezig te zijn. het thema in 2011 is feest. hier zijn nog geen concrete plannen voor. tijdens de week van de smaak 2007 en 2010 lanceerde de KLAD de smakelijke teletijdmachine om de mensen te laten kennis maken met de smaken van weleer. Ondertussen is dit uitgegroeid tot een middeleeuws banket, in samenwerking met de gentsche ghesellen. De bedoeling is dit elk jaar te laten plaatsvinden in een historische locatie van een gemeente. aan, de smakelijke teletijdmachine misschien op een ander moment te lanceren.

-


Kale - Leie Archeologische Dienst

113

3. InZet VAn PersOneeL 2011 bintenis 2011 dient 75% van de tijd ge誰nvesteerd moeten worden aan taken uit deze verbintenis. 25% blijft zelf in te vullen. In 2011 zijn er 212 werkdagen, feestdagen en verlofdagen in rekening gebracht, en moeten er dus zeker 159 werkdagen besteed worden aan taken uit de verbintenis. In onderstaand schema vindt u een overzicht van het geschatte tijdsbestek. Algemene taken Administratie eigen inbreng

12 5

taken in het kader van de resultaatsverbintenis Algemeen Jaarverslag 2011

15

traject 1: Inventariseren & evalueren, Adviseren ... a. Inventariseren en evalueren controle en aanvulling cAI status questiones lokaal archeologisch erfgoed Afbakenen Afgebakende Archeologische Zone b. Adviseren Aanpassen Documenten Protocol preadvies Advies ruimtelijke planning Opmaak Advies en Bijzondere Voorwaarden c. Begeleiden van private en publieke bouwheren

25 10 10 5 20 2 6 2 10 10

30

195

55

traject 2: Veldwerk en rapportage en trajectbegeleiding a. Veldwerk 10 De KLAD en veldwerk 5 Protocol bewaring in situ 5 b. rapportage 25 c. trajectbegeleiding van externe archeologen 10

45

traject 3: Kennisverwerving, Depotwerking, Ontsluiting a. Kennisverwerving 5 b. Depotwerking 3 c. Ontsluiting en sensibilisering 57 Projectgebonden publiekswerking 5 structurele ontsluiting 52 tentoonstellingen 6 Drukwerk Digitale media 10 Vrijwilligerswerking 4 educatieve projecten 10 toeristische initiatieven 2 erfgoedinitiatieven 20

65

totaal

17

212


114

Jaarverslag 2010

De inschatting is weliswaar ‘geschat’, maar realistisch. Op die manier blijft er echter weinig tijd over voor eigen inbreng. Zowat 195 dagen zijn ingevuld met taken in het kader van de resultaatsverbintenis, waardoor er slechts 17 zelf in te vullen dagen overblijven. Zeker 12 van die 17 dagen worden besteed aan administratie, wat dan nog een zeer onrealistische schatting is. extra opdrachten leiden dus tot meerwerk en overwerk. In elk geval zal de druk op de intergemeentelijke archeoloog hoog zijn, er zal moeten bekeken worden ofwel om het takenpakket te verminderen ofwel dienen er mogelijkheden


Kale - Leie Archeologische Dienst

115


116

Jaarverslag 2010


Kale - Leie Archeologische Dienst

DeeL IV. BeeLDVerAntwOOrDIng fig. 1: David Vanhee, KLAD. fig. 2: David Vanhee, KLAD. fig. 3: David Vanhee, KLAD. fig. 4: David Vanhee, KLAD. fig. 5: David Vanhee, KLAD. fig. 6: stani Vandecatsye & Karen Laisnez, eec, © google earth - google.com. fig. 7: stani Vandecatsye & Karen Laisnez, eec. fig. 8: stani Vandecatsye & Karen Laisnez, eec. fig. 9: stani Vandecatsye & Karen Laisnez, eec. fig. 10: stani Vandecatsye & Karen Laisnez, eec. fig. 11: stani Vandecatsye & Karen Laisnez, eec. fig. 12: Karl cordemans, VLm, © ngI. fig. 13: Karl cordemans, VLm, © Oc-gIs Vlaanderen. fig. 14: Karl cordemans, VLm. fig. 15: Karl cordemans, VLm. fig. 16: Karl cordemans, VLm. fig. 17: Karl cordemans, VLm. fig. 18: Karl cordemans, VLm, © gisoost.be. fig. 19: Karl cordemans, VLm. fig. 20: Karl cordemans, VLm. fig. 21: Karl cordemans, VLm. fig. 22: David Vanhee, KLAD. fig. 23: David Vanhee, KLAD, © gisoost.be. fig. 24: David Vanhee, KLAD. fig. 25: David Vanhee, KLAD. fig. 26: Pieter Laloo, gAte. fig. 27: Pieter Laloo, gAte. fig. 28: Pieter Laloo, gAte. fig. 29: Pieter Laloo, gAte. fig. 30: Pieter Laloo, gAte. fig. 31: David Vanhee, KLAD, © AgIV.be. fig. 32: David Vanhee, KLAD. fig. 33: David Vanhee, KLAD. fig. 34: David Vanhee, KLAD. fig. 35: David Vanhee, KLAD. fig. 36: Pieter Laloo, gAte. fig. 37: David Vanhee, KLAD. fig. 38: David Vanhee, KLAD. fig. 39: David Vanhee, KLAD. fig. 40: David Vanhee, KLAD. fig. 41: David Vanhee, KLAD, © cai.erfgoed.net (AgIV.be). fig. 42: David Vanhee, KLAD. fig. 43: David Vanhee, KLAD. fig. 44: David Vanhee, KLAD. fig. 45: David Vanhee, KLAD. fig. 46: David Vanhee, KLAD. fig. 47: David Vanhee, KLAD. fig. 48: David Vanhee, KLAD. fig. 49: David Vanhee, KLAD. fig. 50: David Vanhee, KLAD.

117


118

Jaarverslag 2010

fig. 51: David Vanhee, KLAD. fig. 52: stani Vandecatsye & Karen Laisnez, eec, Š google earth - google.com. fig. 53: stani Vandecatsye & Karen Laisnez, eec. fig. 54: stani Vandecatsye & Karen Laisnez, eec. fig. 55: stani Vandecatsye & Karen Laisnez, eec. fig. 56: stani Vandecatsye & Karen Laisnez, eec. fig. 57: stani Vandecatsye & Karen Laisnez, eec. fig. 58: stani Vandecatsye & Karen Laisnez, eec. fig. 59: stani Vandecatsye & Karen Laisnez, eec. fig. 60: Jordi Bruggeman & natasja reyns, All-Archeo bvba. fig. 61: Jordi Bruggeman & natasja reyns, All-Archeo bvba. fig. 62: Jordi Bruggeman & natasja reyns, All-Archeo bvba. fig. 63: Izabel Devriendt & Pieter Laloo, gate. fig. 64: Izabel Devriendt & Pieter Laloo, gate. fig. 65: Izabel Devriendt & Pieter Laloo, gate. fig. 66: David Vanhee, KLAD. fig. 67: David Vanhee, KLAD. fig. 68: Adelheid De Logi & evelyn schynkel, eec. fig. 69: Adelheid De Logi & evelyn schynkel, eec. fig. 70: Adelheid De Logi & evelyn schynkel, eec. fig. 71: Adelheid De Logi & evelyn schynkel, eec. fig. 72: Adelheid De Logi & evelyn schynkel, eec. fig. 73: Adelheid De Logi & evelyn schynkel, eec. fig. 74: Adelheid De Logi & stijn Van cauwenbergh, eec. fig. 75: Adelheid De Logi & stijn Van cauwenbergh, eec. fig. 76: Adelheid De Logi & stijn Van cauwenbergh, eec. fig. 77: Adelheid De Logi & stijn Van cauwenbergh, eec.


Kale - Leie Archeologische Dienst

119


120

Jaarverslag 2010


Kale - Leie Archeologische Dienst

121

Dit jaarverslag 2010 van de Kale - Leie Archeologische Dienst werd opgemaakt gedurende januari 2010 door D. Vanhee, in opdracht van de raad van Bestuur. tijdens de bestuursvergadering van 16 februari 2011 werd de inhoud goedgekeurd.

martine Bergez Voorzitter KLAD

gerda ginneberge secretaris KLAD


122

Jaarverslag 2010



Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.