Jaarverslag 2011 Kale - Leie Archeologische Dienst
Kale - Leie Archeologische Dienst
1
Jaarverslag 2011 Kale - Leie Archeologische Dienst
2
COLOFON Š 2012 Š Kale - Leie Archeologische Dienst, D. Vanhee tenzij anders vermeld Lay-out : D. Vanhee, Kale-Leie Archeologische Dienst Ontwerp cover : D. Vanhee, Kale-Leie Archeologische Dienst Druk & bindwerk : Zquadra, Kortrijk Verantwoordelijk uitgever : Kale - Leie Archeologische Dienst Kasteelstraat 26, 9880 Aalter www.deklad.be
Jaarverslag 2011
Kale - Leie Archeologische Dienst
3
InLeIDIng
7
DeeL I. ADmInIstrAtIef OVerZIcht
9
1. rAAD VAn Bestuur
9
1.1 Bestuur vAN De KLAD
9
1.2 BestuursvergADeriNgeN
9
1.3 CONtACtgegeveNs KLAD
10
2. fInAncIën
11
2.1 iNLeiDiNg
11
2.2 gemeeNteLiJKe BiJDrAge
11
2.3 prOviNCiALe BiJDrAge
11
2.4 suBsiDie vAN De vLAAmse OverheiD 2011
11
2.5 BegrOtiNg
12
2.6 BALANs
13
3. PersOneeL
16
DeeL II. ArcheOLOgIsche werKIng
19
1. trAJect 1: InVentArIseren & eVALueren, ADVIseren en BegeLeIDen
19
1.1 CeNtrAAL ArCheOLOgisCh iNveNtAris (CAi)
19
1.2 OpmAAK stAtus questiONes LOKAAL ArCheOLOgisCh erFgOeD
19
1.3 AFBAKeNeN AFgeBAKeNDe ArCheOLOgisChe ZONes
20
1.4 ArCheOLOgisCh ADvies
20
1.5 register Der ADvieZeN
22
1.6 LOKALe ArCheOLOgisChe ADviesKAArt
24
1.7 seNsiBiLiseriNg BOuwhereN, BestureN eN Burgers
24
2. trAJect 2: VeLDwerK en rAPPOrtAge en trAJectBegeLeIDIng
26
2.1 rAppOrtAge
26
4
Jaarverslag 2011
2.2 veLDwerK
27
2.2.1 Inventarisatie Aalter Schoonberg/Sterrewijk
27
2.2.2 Inventarisatie Knesselare Schuilkelder
27
2.2.3 Prospectie met ingreep in de bodem Deinze - Markt Fase II & Brugse Poort
31
2.2.4 Prospectie met ingreep in de bodem Deinze - Kouter
41
2.2.5 Prospectie met ingreep in de bodem Deinze - Sint-Hubertstraat
43
2.2.6 Archeologisch onderzoek Aalter - Lostraat
47
2.2.7 Archeologisch onderzoek Aalter - Woestijne
47
2.2.8 Archeologisch onderzoek Deinze - Brugse Poort
47
2.2.9 Archeologisch onderzoek Deinze Tolpoortstraat 30 - 32
52
2.2.10 Archeologisch onderzoek Deinze - Stadshal
58
2.2.11 Archeologisch onderzoek Deinze - Sint-Hubertstraat
67
2.2.12 Archeologisch onderzoek Evergem - Polenstraat
73
2.2.13 Archeologisch onderzoek Knesselare Onderdale 1 & 2 (2010)
83
2.2.14 Archeologisch onderzoek Knesselare Onderdale 3 (2011)
92
2.3 trAJeCtBegeLeiDiNg
98
2.4 iN situ BewAriNg
98
3. trAJect 3: KennIsVerwerVIng, DePOtwerKIng en OntsLuItIng en sensIBILIserIng.
100
3.1 Kennisverwerving
100
3.2 Depotwerking
100
3.3 Tentoonstellingen
101
3.4 Website, nieuwsbrieven en facebook
105
3.5 Vrijwilligerswerking
105
3.6 Educatieve initiatieven
106
3.7 Educatie archeologie
107
Kale - Leie Archeologische Dienst
5
3.8 Toeristische Initiatieven
107
3.9 Erfgoedinitiatieven
107
3.10 Projectmatige ontsluiting
109
3.11 Wetenschappelijke publicaties en lezingen
110
DeeL III. PLAnnIng
115
1. BeLeIDsPLAn 2010 - 2015
115
2. PLAn VAn AAnPAK 2012
116
2.1 ALgemeNe tAKeN
116
2.2.1 Traject 1: Inventariseren & Evalueren, Adviseren en Begeleiden
116
2.2.2 Traject 2: Veldwerk en Rapportage en Trajectbegeleiding
120
2.2.3 Traject 3: Kennisverwerving, Depotwerking en Ontsluiting en sensibilisering
120
2.2.4 Andere taken
125
3. InZet VAn PersOneeL 2012
126
A. Taken in het kader van de Resultaatsverbintenis
126
B. Taken buiten de resultaatsverbintenis
126
DeeL IV. BeeLDVerAntwOOrDIng
129
6
Jaarverslag 2011
Kale - Leie Archeologische Dienst
7
InLeIDIng Beste lezer, momenteel hebt u het Jaarverslag 2011 in handen. het biedt een overzicht van de werking van de Kale - Leie archeologische Dienst (KLAD) tijdens 2011. De KLAD stond ook dit jaar in de gemeenten Aalter, Deinze, evergem, Knesselare, Lovendegem en nevele, in voor het beheer van het archeologisch erfgoed, de begeleiding van archeologische projecten en levert er inspanningen voor de verdere uitbouw van een draagvlak voor archeologisch erfgoed. Deze kerntaken zijn omschreven in het beleidsplan 2010-2015, waarmee de KLAD en de gemeenten een modern archeologisch beleid nastreven. De KLAD adviseerde stedenbouwkundige dossiers en projecten van de ruimtelijke planning. Dit jaar beperkte het eigen onderzoek zich, maar de KLAD legde de klemtoon eerder op de begeleiding van opgravingen door externen en de begeleiding van bouwheren doorheen het archeologisch traject. Verder leverde de KLAD op het vlak van publiekswerking heel wat inspanningen om de resultaten zo breed mogelijk te verspreiden. naast het overzicht van de archeologische werking, brengt dit jaarverslag een nomen het jaarverslag is daarom opgedeeld in drie grote delen. Deel I behandelt de administratieve taken binnen de KLAD, Deel II het veldwerk en de publiekswerking en Deel III belicht de aanpak voor de periode 2012 in het bijzonder. De verslagen van de raad van Bestuur, de begroting en de eindbalans van 2011 met alle stavingstukken en facturen zijn als losse bijlagen opgenomen. Op die manier kan het jaarverslag ook in de bibliotheken en de archieven opgenomen worden, daar de bijgevoegde verslagen van de raad van Bestuur niet openbaar zijn.
8
Jaarverslag 2011
Kale - Leie Archeologische Dienst
9
DeeL I. ADmInIstrAtIef OVerZIcht 1. rAAD VAn Bestuur 1.1 Bestuur vAN De KLAD In 2011 was er een aanpassing binnen de raad van Bestuur. deskundige germain Van Beversluys werd vervangen door eva Devooght.
De
Deinse
In de raad van Bestuur van de KLAD zetelen de volgende leden: Voorzitter martine Bergez (Aalter) Ondervoorzitter Johan Beke (Prov. Oost-Vlaanderen) Ondervoorzitter hugo Verhaeghe (nevele) secretaris gerda ginneberge (Deinze) Penningmeester Kris Ally (Knesselare) Leden met effectieve stem : Aalter eveline eggerick Deinze Bruno Dhaenens evergem filip Lehouck en eddy carette Knesselare martine schelstraete Lovendegem chris De wispelaere en etienne Van Acker nevele Johan cornelis Prov. Oost-Vlaanderen Luc Lampaert Leden met raadgevende stem : Aalter Joost sturtewagen Deinze tony De Kimpe evergem Kathleen Pisman Knesselare roland Bonami Lovendegem Ann mattheeuws nevele mia Pynaert technisch adviseurs : filip Bastiaen Luc Bauters wim De clercq eva Devooght nancy Lemay raf walgrave Jessica Vandevelde David Vanhee
Aalter, Dienst Bevolking Prov. Oost-Vlaanderen, Dienst monumentenzorg en cultuurpatrimonium universiteit gent, Vakgroep Archeologie en Oude geschiedenis van europa Deinze, Dienst cultuur Agentschap Onroerend erfgoed nevele, werkgroep monumenten, Landschappen en Archeologie, wende Agentschap Onroerend erfgoed KLAD
1.2 BestuursvergADeriNgeN er waren vrij veel vergaderingen in 2011. Vaak diende een vergadering hernomen te worden omdat er niet voldoende stemgerechtigde leden aanwezig waren.
10
Jaarverslag 2011
Daarom kwam de raad van Bestuur in 2011 negen keer samen. 23 februari 14 maart 6 april 1 juni 23 juni 14 september 27 september 2 november 16 december
Koetshuis Kasteel van Poeke Koetshuis Kasteel van Poeke stadhuis Deinze gemeentehuis Aalter Koetshuis Kasteel van Poeke Koetshuis Kasteel van Poeke Koetshuis Kasteel van Poeke gemeentehuis Knesselare Koetshuis Kasteel van Poeke
De verslagen van de raad van Bestuur bevinden zich in het Deel Bijlagen. 1.3 CONtACtgegeveNs KLAD Adres: Kale – Leie Archeologische Dienst Kasteelstraat 26, 9880 Aalter tel. en fax: 051/636136 website: www.deklad.be e-mail: info@deklad.be contactpersoon: gsm: e-mail:
David Vanhee (Intergemeentelijke Archeoloog) 0498/36. 26. 80 david.vanhee@deklad.be
Kale - Leie Archeologische Dienst
11
2. fInAncIën 2.1 iNLeiDiNg De begroting voor 2011 (zie Deel Bijlagen) is gebaseerd op de overdracht van 2010 (€ 76.393,13), de bijdragen van de gemeenten en de Provincie Oost-Vlaanderen en de subsidie 2011 van de Vlaamse Overheid. Door de grote overdracht uit 2010 bedroegen de totale inkomsten van de KLAD voor 2011 € 186.762,90. 2.2 gemeeNteLiJKe BiJDrAge De gemeentelijke bijdrage is samengesteld uit drie factoren. Ze wordt berekend met de volgende formule: VB OB IB
VB + (aantal ha x OB) + (aantal inwoners x IB) vast bedrag = € 2.790 oppervlaktebijdrage = € 0,315 per ha inwonersbijdrage = € 0,1125 per inwoner
Daarbij wordt de inwonersbijdrage berekend op basis van de bevolkingsgegevens van het jaar onmiddellijk voorafgaand aan het werkingsjaar. Dit is vastgelegd in Art. 20 van de statuten van de projectvereniging KLAD. In 2011 moet de KLAD een totaal van € 40.010,12 ontvangen aan gemeentelijke bijdragen. respectievelijk € 7.564,34 van de gemeente Aalter, € 8.465,25 van de stad Deinze, € 8.888,94 van de gemeente evergem, € 4.882,46 van de gemeente Knesselare, € 4.458,78 van de gemeente Lovendegem en € 4.458,78 van de gemeente nevele. 2.3 prOviNCiALe BiJDrAge De provinciale bijdrage van Oost-Vlaanderen bedroeg € 14.000. 2.4 suBsiDie vAN De vLAAmse OverheiD 2011 De raad van Bestuur keurde op 6 april 2011 de resultaatsverbintenis tussen het Agentschap Onroerend erfgoed (voormalig Agentschap ruimte en erfgoed) en de KLAD goed. Vanaf dit jaar kan de KLAD zelf de aandachtspunten omschrijven waarbinnen de dienst zal werken. De KLAD stelde daarvoor op basis van het beleidsOok nu moet de subsidie aangewend worden om de beheerstaak van een Vte (Voltijds equivalent) archeoloog te verzekeren. Daarvan dient minimaal 75% ingezet voor de taken beschreven in de resultaatsverbintenis, terwijl 25% door de dienst zelf mag ingevuld worden. Dit moet tevens aangetoond worden in een aparte rubriek in het jaarverslag. De inhoud van de afsprakennota is opgebouwd in clusters. Afsprakencluster 1: Inventarisatie Afsprakencluster 2: Advisering Afsprakencluster 3: Beleid en beheer Afsprakencluster 4: Veldwerk en deponering/archivering Afsprakencluster 5: Ontsluiting en publieksgerichtheid Afsprakencluster 6: Organisatie Afsprakencluster 7: Deontologie en gedragscode
12
Jaarverslag 2011
De uitbetaling van de subsidie gebeurde in 2011 in 3 schijven, namelijk een eerste schijf van 40% is uitbetaald na de ondertekening van het ministerieel besluit, een tweede schijf van 40% is vereffend voor 1 oktober en na het indienen van een register van adviezen. De laatste schijf van 20% wordt uitbetaald na de schriftelijke aanvraag en goedkeuring van het jaarverslag met de nodige stavingsstukken. 2.5 BegrOtiNg De begroting 2011 (zie Deel Bijlagen) is opgebouwd rond de inkomsten en de geschatte uitgaven en investeringen van de KLAD. De inkomsten bestaan uit de gemeentelijke en provinciale bijdrages en de subsidie 2011 van de Vlaamse Overheid. inkomsten : Overdrachten 2010 Achterstallige bijdragen 2010 schulden 2010 gemeentelijke bijdragen 2011 Bijdrage Aalter 7.564,34 Bijdrage Deinze 8.465,25 Bijdrage evergem 8.888,94 Bijdrage Knesselare 4.882,46 Bijdrage Lovendegem 4.458,78 Bijdrage nevele 5.750,35 Bijdrage Provincie Oost – Vlaanderen 2011 subsidie Vlaams gewest 2011 40% 2011 20.000 40% 2011 20.000 Diverse inkomsten totaal :
76.393,13 17.538,70 - 1.179,05 40.010,12
14.000,00 40.000,00 0,00 186.762,90
uitgaven : 1. ALgemene werKIngsKOsten 1.1. Bestuur en beheer 1. receptie en representatie 2. Zitpenningen 3. Verplaatsingskosten raad van bestuur 4. Accountant 1.2. Personeel 1. Loonkost 2. sociaal secretariaat 3. Kledij en uitrusting 4. studiedagen en vorming 5. sodexo maaltijdcheques 6. Provikmo medische dienst 1.3. Administratieve werkingskosten 1. Administratie 2. Klein bureaumateriaal 3. software 4. Boeken en tijdschriften 5. Verzekeringen
4.000 1.500 pro memorie 1.000 1.500 64.400 60.000 1.500 750 750 1.200 200 9.000 500 500 5.000 500 2.500
Kale - Leie Archeologische Dienst
1.4. huisvesting 1. huur 2. Verbruik en onderhoud 3. telefoon en internet 1.5. Logistieke kosten 1. hardware 2. Opgravingmateriaal 3. fotomateriaal 4. meubilair en inrichting 5. Auto- en verplaatsingskosten 2. ArcheOLOgIsche werKIngsKOsten 1. Opgravingen 2. natuurwetenschappelijk onderzoek 3. Aankoop (zuurvrije) dozen en rekken 3. PuBLIeKswerKIng 1. tentoonstellingen 2. conservatie en restauratie € 1.766,60 in 2010 € 13.233,40 in 2011 3. Open monumentendag 2011 4. week van de smaak 2011 5. website 6. Drukwerk 4. PrOJecten
13
1.800 3.000 2.000 2.500 500 500 2.000 3.500 4.000 4.000 3.000 5.000 15.000 1.500 2.500 1.000 3.500
6.800
9.000
11.000
28.500
29.000
kunnen zich manifesteren als extra opdrachten binnen de posten publiekswerking, archeologische werkingskosten of zelfs personeelskosten. 5. DIVersen 62,90 6. sOcIAAL PAssIef 25.000 totaal
186.762,90
2.6 BALANs DOriNe ANeCA (AFJ BvBA) net voor het kerstverlof werd de KLAD op de hoogte gebracht van het overlijden van accountant geeraard De Baets. In januari vernam de KLAD dat zijn kantoor geen opvolging krijgt, waardoor de KLAD dus een nieuwe accountant moet aanstellen. De procedure is gestart in januari 2012 en tijdens de bestuursraad van 1 februari 2012 werd Dorine Aneca balans, afgesloten op 31 december 2011. van de intergemeentelijke vereniging volgens de documenten mij ter beschikking gesteld door de heer David Vanhee. De exploitatie werd voor het kalenderjaar 2011 afgesloten met een winst van € 22.652,16 en het balanstotaal bedroeg € 100.664,95. Bespreking van de balans: Actief het actief bevat volgende posten: enerzijds de laatste schijf subsidies van de Vlaamse gemeenschap voor een bedrag van € 10.000 (dat zal worden uitbetaald in 2012), en anderzijds
14
Jaarverslag 2011
vaste activa ad. € 3.481,27 netto (boekwaarde min afschrijvingen) betreft de uitrusting voor de activiteit van Klad (voornamelijk hardware en kantooruitrusting). In het jaar 2011 werd geïnvesteerd in een nieuwe macBook en printer voor een totaal bedrag ad. 3.405,09 euro. Passief het passief is samengesteld uit enerzijds het eigen vermogen dat na toevoeging van het resultaat van het boekjaar (€22.652,16) €, 99.045,29 bedraagt. De schulden uitsluitend op minder dan één jaar zijn samengesteld uit schulden met betrekking tot lonen ad. € 1.734,40 leveranciers ad. € 409.26 (facturen van eind 2011, te regelen in 2012). Voor het bedrag ad. € 524 dat te veel werd betaald aan een leverancier, zal getracht worden dit re recupereren bij de leverancier in kwestie. Bespreking van de exploitatierekening: Opbrengsten De totale opbrengsten bedragen € 111.940,55. De inkomsten van de vereniging zijn samengesteld uit subsidies van de Vlaamse gemeenschap voor een bedrag van € 50.000 waarvan nog € 10.000 te ontvangen in 2012, evenals van de bijdragen van de gemeenten voor € 47.548.82 en van de provincie voor een bedrag van € 14.000. Daarnaast zijn er nog de creditinteresten op de rekening ad. € 250,72. De bijdragen van de gemeenten zijn als volgt samengesteld: - stad Deinze: - gemeente evergem: - gemeente Knesselare: - gemeente Lovendegem: - gemeente nevele: - gemeente Aalter 2010: - gemeente Aalter 2011:
€ 8.465.25 € 8.888,94 € 4.882,46 € 4.458,78 € 5.750,35 € 7.538,70 € 7.564,34
Kosten het totaalbedrag van de uitgaven bedraagt € 89.379,63. De voornaamste kostenplaats (62) is de personeelskost die € 58.488,45 bedragen, zijnde 65,44 % van het totaal der uitgaven. De afschrijvingen op de uitrusting bedragen 2.417,44. De kosten voor opgravingen en benodigde materialen bedragen € 9.838,31: opgravingen € 462,83 conservatie en restauratie € 7.502,00 natuurwetenschappelijk onderzoek € 1.800,00 Opgravingsmateriaal € 73,49 De administratieve kosten (zonder erelonen ad. € 1.779,81 ) bedragen € 7.756,97. huurlasten materieel (laptop, toilet, ...) € 235,80 klein materiaal € 3,75 telefoon € 837,62 drukwerken € 3.862,85 diverse bureelbenodigheden € 800,00 postzegels € 313,08 gsm € 467,53
Kale - Leie Archeologische Dienst
website, hosting, ….
15
€ 1.236,34
De huurlasten en kosten voor onderhoud gebouwen bedragen samen € 2.113,73. De verzekeringen bedragen € 1.806,23. Daarnaast zijn er nog de autokosten (onderhoud, brandstof, parking, ….) en de verplaatsingskosten. Ook deelname aan studiedagen maken samen met de aangekochte documentatie een kost uit (nl. € 1.650,30) Winst Voormelde leidt dus tot de genoemde winst voor het kalenderjaar 2011 ad. 22.652,16 euro. Bijlagen De bijlagen van de balans kan u vinden in het Jaarverslag 2011 Deel Bijlagen. balans per 31-12-2011 gedetailleerde exploitatierekening per 31-12-2011 samenvatting van de lonen en de loonkost 2011 afschrijvingstabel openstaande leveranciers per 31.12.2011
16
Jaarverslag 2011
3. PersOneeL De resultaatsverbintenis 2011 legt op dat de subsidie van € 50.000 dient aangewend te worden om het loon van een archeoloog te betalen en dat de archeoloog 75% van de werktijd dient te besteden aan de takenclusters die omschreven zijn in de resultaatsverbintenis, 25% mag zelf ingevuld worden. In 2011 zijn de verschillende taken bijgehouden in de agenda. Op basis daarvan is een overzicht gemaakt van het totaal aantal gepresteerde dagen per taak. het zijn grootteordes waarbij een dag 8 u telt en één taak minstens 2 u (25%) van een dag in beslag neemt. wanneer een veelvoud aan taken op een zelfde dag wordt uitgevoerd, is de grootste gemene deler genomen. er is onderscheid gemaakt tussen deze taken (in dagen, in %): traject 1 - Advies opmaken, Bijzondere voorschriften opmaken, beschermingsdossier - Begeleiding bouwheren traject 2 - rapportage - Veldwerk - Begeleiding archeologen traject 3 - Publiekswerking, toerisme & educatie - Depotwerking Andere - Algemene administratie & logistiek (gemeenten en KLAD)
20 9,5 10,5 54,5 33,5 6,5 14,5 48,25 44,75 3,5 83,25 23,75
9,7 4,6 5,1 26,4 16,2 3,1 7,1 23,4 21,7 1,7 40,5 11,6
- IAD-overleg & overleg Vlaamse Overheid (Vlaanderen) - streeknetwerk meetjesland & coördinatorenoverleg (regio) - Organiseren raad van bestuur (KLAD) - Opleiding
5,5 7,5 8 14
2,7 3,6 3,9 6,8
In totaal zijn er 206 gewerkte dagen in 2011 (excl. weekenddagen, verlofdagen, feestdagen en ziektedagen). Daarvan werden 152,75 dagen (of 74,15%) gewerkt aan taken omresterende tijd werden 39,25 dagen besteed aan andere taken voor de gemeenten, de regio of de algemene administratie en logistiek voor het onderhouden van de dienst. tijdens 14 dagen werden opleidingen gevolgd (indesign, gis, archeologiedagen, ...). hiermee haalt de KLAD de in de resultaatsverbintenis vooropgestelde 75% net niet. er moet echter een kleine nuance in de cijfers gemaakt worden. In 2011 waren er dubbel zoveel bestuursvergaderingen te organiseren als anders, gezien bijna geen enkele vergadering het vereiste quorum haalde. Dit nam meer tijd in beslag dan voorgaande jaren (3,9%). Ook was niet gekend. Dit proces kadert in het proeftuinproject, omschreven in het Vlaams witboek Interne staatshervorming. hieraan werden 7,5 dagen besteed of 3,6%. Deze taak is wel op-
Inventariseren & Evalueren, Adviseren en Begeleiden. Aan traject 2 Veldwerk en Rapportage en Trajectbegeleiding werden 54,5 dagen (26,4%) besteed, terwijl aan traject 3 Kennisverwerving, Depotwerking en Ontsluiting & Sensibilisering 48,25 dagen (23,4%) werden besteed.
Kale - Leie Archeologische Dienst
12
13
17
1
2
Advies, BVs, beschermingsdossier
11
Begeleiding bouwheren
10
rapportage
3
Veldwerk Begeleiding Archeologen
9 4
Publiekswerking Depotwerking
8
Administratie en logistiek
5 7
Overleg IAD & Vlaamse overheid
6
snm & regio-overleg rVB Opleiding
1
4
2
3
en onderaan het percentage tijdsbesteding per cluster.
In 2011 werd er opvallend veel tijd besteed aan overleg en in administratieve en logistieke taken (40,5%), en dat zowel voor Vlaanderen als voor de gemeenten en de regio. het aandeel aan overleg met de Vlaamse administratie en met anderen IAD/IOeD bedraagt 5,5 dagen (2,7%) en er is ca. 24,5 dagen (11,9%) besteed aan de opmaak van het jaarverslag De administratieve en logistieke taken noodzakelijk om de KLAD te laten bestaan nemen nog eens ca. 23,75 dagen (11,6%) in beslag, de organisatie van de raad van bestuur neemt 8 dagen (3,9%) in beslag, terwijl overleg met de gemeenten en de regio ca. 7,5 dagen (3,6%) van de gewerkte tijd wegneemt. steeds meer administratieve taken moeten uitvoeren gaat ten koste van de kerntaken. Dit is een tendens waarover met Vlaanderen als met het bestuur moet nagedacht worden.
18
Jaarverslag 2011
Kale - Leie Archeologische Dienst
19
DeeL II. ArcheOLOgIsche werKIng 1. trAJect 1: InVentArIseren & eVALueren, ADVIseren en BegeLeIDen 1.1 CeNtrAAL ArCheOLOgisCh iNveNtAris (CAi) De KLAD heeft een gebruiksovereenkomst met de cAI wat impliceert dat de KLAD de gegevens uit de cAI kan raadplegen en nieuwe gegevens uit prospecties, vooronderzoeken en opgravingen toevoegt. Daarnaast heeft de KLAD een engagement om de reeds ingevoerde sites inhoudelijk te controleren en desnoods te verbeteren. In het Beleidsplan 2010-2015 voorziet de KLAD een algemene controle op de gegevens in de cAI. Deze zal systematisch per gemeente gebeuren en waar nodig zullen opmerkingen doorgestuurd worden aan de cAI. Alle achterstallige en nieuwe gegevens zullen meegedeeld worden aan de cAI. Daarvoor zullen rapporten afgewerkt worden en zullen prospecties in samenwerking met vrijwilligers uitgevoerd worden. De cAI bevat echter ca. 1600 hits voor de KLAD-regio, die per gemeente (in alfabetische volgorde) gecontroleerd dienen te worden. In het Beleidsplan is deze planning voorzien: 2011 Aalter 713, 2012 Deinze 167 en evergem 106, 2013 Knesselare 309, 2014 Lovendegem 63 en nevele 233. Dit zou ook in samenwerking gebeuren met de vorsers van de universiteit gent, de provinciaal archeoloog en het Agentschap O-e, daar zij in het verleden reeds een groot deel van de cAI controleerden en/of over recente gegevens over de regio beschikken. In 2011 werd gestart met de controle van de 713 hits van Aalter. Daarbij werden een aantal zaken doorgegeven aan de cAI, maar er werd echter geen feedback terug gegeven. het blijft dus onduidelijk of er wel degelijk rekening mee gehouden is. tijdens het overleg met vorsers van de universiteit gent en de provinciaal archeoloog rees de vraag of het opportuun is zo een grote hoeveelheid gegevens nogmaals door te nemen, gezien de cAI al meerderde malen gecontroleerd werd door anderen. Op basis daarvan zag de KLAD af van deze werkwijze. In de toekomst zal KLAD zich beperken tot het doorgeven van nieuwe informatie en het melden van foutieve informatie in de cAI. 1.2 OpmAAK stAtus questiONes LOKAAL ArCheOLOgisCh erFgOeD In het Beleidsplan 2010 - 2015 is een archeologisch overzicht uit de regio opgenomen. we moeten echter ook oog hebben voor de lacunes in de archeologische kennis over de regio? Pas als bekend is wat we kennen en waar geen of weinig informatie voorhanden is kunnen de gepaste beleidskeuzes maken. Daarom wordt tussen 2011 en 2012 gewerkt aan een status questiones van waaruit een reeks onderzoeksvragen kunnen vloeien. Deze onderzoeksvragen kunnen meegenomen worden bij toekomstige opgravingen, de ontsluiting van het erfgoed en (natuur)wetenschappelijke onderzoeksprogramma’s. In 2011 werd een algemeen archeologisch overzicht van de regio opgemaakt en opgenomen in het beleidsplan. In 2012 zal tijd gemaakt worden om algemeen overzicht beter uit te werken om tot de status questiones te komen.
20
Jaarverslag 2011
1.3 AFBAKeNeN AFgeBAKeNDe ArCheOLOgisChe ZONes In het Beleidsplan is gewag gemaakt van de opmaak van Afgebakende Archeologische Zones (AAZ) binnen het werkingsgebied. Daarbij stonden de sites Aalter Loveld, nevele – merendree, de stadskernen van Deinze en nevele en het gebied (of delen ervan) tussen evergem en Belzele voorop. Op 23 mei 2011 volgde KLAD de informatieronde door het VIOe (nu Agentschap O-e) over het nieuwe decreet met de nieuwe drempelwaarden voor onderzoek (vooronderzoek vanaf 3000 m2) en rol van de Afgebakende Archeologische Zones (vooronderzoek vanaf 300 m2). Deze voorgestelde aanpak zal een immense impact hebben op het gemeentelijk niveau. Zeker binnen de gemeenten, zoals die uit de KLAD-regio, kan dit leiden tot veel meer kleinere dossiers (particuliere) dossiers waarin een vooronderzoek wordt opgelegd en waardoor dus ook de particulier bouwheer moet instaan voor de kost van het archeologisch traject. De KLAD is bezorgd dat de invoer van deze zones het wankel draagvlak voor archeologie in de regio enkel maar zal aantasten. Daarnaast is enerzijds het afbakenen van deze zones en anderzijds het opvolgen van de dossierstroom met het huidige personeelsbestand niet mogelijk. De KLAD is momenteel geen vragende partij om deel te nemen aan deze werkwijze en stelt momenteel nog geen Afgebakende Archeologische Zones voor in de regio. In plaats daarvan is in 2011 voorrang gegeven aan de opstart van 2 beschermingsdossiers. na overleg met het Agentschap O-e is gekozen om voor het tussengebied Aalter Loveld - Lostraat en de site te nevele - merendree onderhandelingsprocedures voor de archeologische evaluatie en waardering ervan op te starten. 1.4 ArCheOLOgisCh ADvies Op het niveau van de stedenbouwkundige vergunning is één en ander veranderd bij de aanpassing van de codex op de ruimtelijke Ordening in 2009. Daarin is vastgelegd welke dossiers archeologisch geadviseerd moeten worden. het advies wordt verleend door het Agentschap Onroerend erfgoed (O-e). De gemeenten dienen dan ook sinds 1 september 2009 voor de volgende aanvragen advies bij het Agentschap ruimte en erfgoed te vragen: 1. Verkavelingen van tenminste tien loten bestemd voor woningbouw, of met een grondoppervlakte groter dan een halve hectare, ongeacht het aantal loten. 2. groepswoningbouwprojecten waarbij tenminste tien woongelegenheden ontwikkeld worden. 3. De bouw of de herbouw van appartementsgebouwen waarbij tenminste vijftig 4. Aanvragen voor nieuwbouwprojecten met een bebouwd oppervlak van 500 m² of meer in woongebieden en recreatiegebieden. 5. Aanvragen voor ontginningsgebieden en uitbreiding van ontginningsgebieden zoals omschreven in het Koninklijk Besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerp-gewestplannen en de gewestplannen, respectievelijk artikel 17.6.3 en artikel 18.7.1. De KLAD wenst echter nauw betrokken te blijven bij de advisering van de stedenbouwkundige dossiers. Ook het Agentschap is hiervoor vragende partij. Daarom is een protocol preadvies uitgewerkt, wat inhoudt dat de dossiers door de gemeente zowel naar het Agentschap O-e als naar de KLAD worden verstuurd. De KLAD levert dan een niet bindend advies met een grondige motivering af aan het agentschap. De archeologen van het
Kale - Leie Archeologische Dienst
21
advies wordt afgeleverd door het agentschap. Op deze manier worden adviezen verstrekt vanuit een niveau dat dichter bij de gemeenten staat. Voordeel van deze procedure is dat het tijdsbestek van de advisering parallel werkt, waarbij de vertraging van het doorsturen wordt weggewerkt. Zo is een veel snellere afhandeling van de dossiers mogelijk. het zicht op de geadviseerde werkzaamheden blijft altijd behouden. Zo kan de KLAD ook sneller en rechtstreeks contact opnemen met de bouwheer en deze op de hoogte stellen van de inhoud van het advies. er kan sneller op de factor archeologie ingespeeld worden. Daarnaast leidt de KLAD de bouwheer door het proces en staat ofwel zelf in voor de uitvoering van het geadviseerde of verzorgt de wetenschappelijke begeleiding van de uitvoerende archeologen. Aanvullend op de stedenbouwkundige dossiers die onder de codex dienen geadviseerd te worden door het agentschap werd ook een afsprakennota voor andere stedenbouwkundige dossiers aan de gemeenten voorgelegd voor alle andere grote stedenbouwkundige aanvragen. Op deze manier kan enerzijds vermeden worden dat waardevol archeologisch erfgoed verloren gaat en anderzijds dat bouwwerken worden stilgelegd bij een vondstmelding wat het gaat om volgende types dossiers: - grote landbouwexploitaties (stallen, serres, …) vanaf 5.000 m²; - kleinere dossiers dan vermeld in de codex ruimtelijke Ordening; - andere aanvragen waarbij een aanzienlijke ingreep in de bodem plaatsvindt. er moet echter ook op een hoger niveau dan de stedenbouwkundige vergunningen rekening gehouden worden met de factor archeologie. De KLAD vraagt dan ook aan de gemeenten om betrokken te worden bij de ruimtelijke planning. gekende archeologische sites moeten in situ kunnen bewaard worden en ongekende sites moeten zo snel mogelijk kunnen opgespoord worden. Dit uitgangspunt vergt inspanningen van alle partijen om archeologie en planning op elkaar af te stemmen. het is dus belangrijk om archeologie, vaak de onbekende en moeilijk in te schatten factor, zo vroeg mogelijk bij de ruimtelijke planning te betrekken. het ruimtelijk structuurplan van de Provincie Oost-Vlaanderen houdt daarom rekening met plan dient er rekening met het archeologisch patrimonium gehouden te worden bij de opmaak van de provinciale ruimtelijke uitvoeringsplannen, maar ook bij de opmaak van de gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen en de structuurplannen. De gemeenten, de studiebureaus en bouwheren kunnen zich voor dergelijke dossiers (mer, ruP…) zich laten adviseren door de KLAD. Daarom is aan alle gemeenten een afsprakennota verstuurd om de KLAD op de hoogte te brengen van dergelijke dossiers en tijdig een preadvies aan te vragen. Zo worden maatregelen getroffen om gekende archeologische sites eventueel in situ te bewaren of om ongekende sites zo snel mogelijk op te sporen. Anderzijds worden bouwheren veel vroeger op de hoogte gebracht van het archeologisch
22
sing van de plannen.
Jaarverslag 2011
-
De inhoud en impact van het beleidsplan en de afsprakennota’s werden door intergemeentelijk archeoloog D. Vanhee uitgelegd binnen de bestuursorganen (college of gemeentecommissie of gemeenteraad) van alle gemeenten en ze werden ze aan de gemeenten en hun diensten ter goedkeuring overgemaakt. Dit gebeurde midden 2011 en na het uitblijven van reactie nogmaals in het najaar. Ondertussen heeft de gemeente Aalter haar goedkeuring gegeven en werd de agendering van het punt door de gemeenten Deinze en nevele bevestigd. 1.5 register Der ADvieZeN Ook in 2011 ontving de KLAD minder adviesaanvragen van de gemeenten. het gaat ook voornamelijk om adviezen voor kleinere projecten of bij ruP en/of mer. hierna volgt een overzicht van de in 2011 uitgebrachte adviezen. Deinze gemeente : Deinze Adres : markt 106-108 werf : sloop van een 18e-eeuwse woning voor appartementen en parkeergarage Advies : vooronderzoek d.m.v. proefsleuven in de binnenplaats Aangevraagd door : Agentschap re Opvolging: De sloop (hoewel ongunstig geadviseerd door de gemeente en Vlaanderen) is goedgekeurd door de bestendige deputatie en is gestart. De KLAD bracht de bouwheer op de hoogte van het archeologisch advies, maar die repliceerde dat de Bestendige Deputatie het advies niet opnam in hun goedkeuring. gemeente : Deinze Astene Adres : Beekstraat 103 werf : verkaveling van 2 loten Advies : geen bezwaar Aangevraagd door : stad Deinze gemeente : Deinze Astene Adres : Krekelstraat 120 werf : uitbreiding landbouwbedrijf Advies : geen bezwaar Aangevraagd door : agentschap O-e gemeente : Deinze Bachte-maria-Leerne Adres : Dulakkerweg werf : verkaveling Advies : proefsleuven Aangevraagd door : stad Deinze gemeente : Deinze Vinkt Adres : Ketelstraat werf : verkaveling van 4 loten (3.700 m2) Advies : geen bezwaar Aangevraagd door : stad Deinze
Kale - Leie Archeologische Dienst
23
gemeente : Deinze wontergem Adres : tabakstraat werf : verkaveling van 20 loten (1,2 ha) Advies : vooronderzoek d.m.v. proefsleuven Aangevraagd door : stad Deinze Knesselare gemeente : Knesselare Adres : hooiestraat 26 werf : planologisch attest Advies : geen bezwaar Aangevraagd door : gemeente Knesselare Lovendegem gemeente : Lovendegem Adres : sportstraat werf : ruP recreatiepool Advies : vooronderzoek d.m.v. proefsleuven in de zones waar werken uitgevoerd worden met ingreep in de bodem. Aangevraagd door : gemeente Lovendegem, na opmerking Agentschap O-e gemeente : Lovendegem Adres : Verkortingsweg werf : rioleringswerken Advies : geen bezwaar Aangevraagd door : gemeente Lovendegem Nevele gemeente : nevele Adres : Kerrebroek 27 werf : sloop van een hoeve voor nieuwbouw Advies : proefsleuven Aangevraagd door : gemeente nevele gemeente : nevele - Landegem Adres : P. cocuytstraat werf : verkaveling 17 loten (1,5 ha) Advies : proefsleuven Aangevraagd door : gemeente nevele Opvolging: het agentschap O-e adviseerde geen bezwaar. gemeente : nevele - merendree Adres : heilige geeststraat werf : sociale woningbouw Advies : proefsleuven Aangevraagd door : Vanaf 2012 zal de KLAD werken met een register dat uniform is voor alle IADs en IOeDs.
24
Jaarverslag 2011
In 2011 werden door de KLAD ook verschillende Bijzondere Voorwaarden uitgeschreven. Deinze - Astenemolenstraat vooronderzoek Deinze - Brugse Poort vooronderzoek Deinze - Brugse Poort onderzoek Deinze - Kouter vooronderzoek Deinze - markt fase 2 vooronderzoek Deinze - stadshal onderzoek Deinze - st.-hubertstraat vooronderzoek en onderzoek evergem - Droogte vooronderzoek 1.6 LOKALe ArCheOLOgisChe ADviesKAArt het is duidelijk dat de Lokale Archeologische Advieskaart, opgemaakt in 2006, een zeer belangrijke gids is voor de gemeentelijke diensten bij het aanvragen van een advies dat niet kadert in de codex. Deze kaart zal dan ook geactualiseerd worden in 2012. 1.7 seNsiBiLiseriNg BOuwhereN, BestureN eN Burgers Private en publieke bouwheren weten vaak niet hoe ze om moeten gaan met de factor archeologie binnen hun project. Bij de opmaak van de plannen wordt er ook zelden rekening gehouden met de mogelijke aanwezigheid van archeologie, laat staan dat erover wordt nagedacht hoe ermee kan worden omgegaan, de plannen erop af te stemmen of om de sites een bestemming te geven. Dit impliceert dat er geen ruimte voorzien is binnen van de stedenbouwkundige vergunning – of soms in een slechter geval bij de aanvang van de werken – geconfronteerd met het archeologisch advies dat de gemaakte timing en de door bouwheren zo snel mogelijk op de hoogte van het advies te brengen. Dit gebeurt per brief na het uitschrijven van het advies of na ontvangst van het advies van het agentschap of op aanvraag door de bouwheer. Op de nieuwe website, gelanceerd in het voorjaar van 2011, is een luik met informatie over het archeologisch traject voor de bouwheer opgenomen (http://www.deklad.be/bouwheer ). In 2011 verzorgde de KLAD de begeleiding van meerdere private en publieke bouwheren, waaronder : Aalter Lostraat vondstmelding – private bouwheer complex Aalter e40 – Agentschap wegen en Verkeer uitbreiding spoorlijn gent –Brugge – tuc rail schoonstraat bunker – private bouwheer Deinze stadskernontwikkeling (markt, stadshal, Brugse Poort, …) – stad Deinze sint-hubertstraat verkaveling - Danneels Kouter sociale verkaveling – Ocmw gent & sOB gent tolpoortstraat 30&32 (markizaat) winkelpand – private bouwheer Astenemolenstraat verkaveling – Askotec Evergem Droogte verkaveling – matexi & Bostoen Langendam infrastructuurwerken – infrabel
Kale - Leie Archeologische Dienst
25
Knesselare Onderdale verkaveling – Veneco schuilkelders Knesselare & ursel – gemeente Knesselare Lovendegem sportpark – gemeente Lovendegem Nevele uitbreiding bibliotheek – gemeente nevele Kerrebroek verkaveling – structobel invest sinds het in voege treden van de Vlaamse codex ruimtelijke Ordening dient er een archeologisch dossier toegevoegd te zijn bij elke verkavelingsaanvraag. Voor de advisering bij of zelfs de opmaak van een dergelijk dossier kunnen bouwheren of studiebureaus bij de KLAD terecht.
26
Jaarverslag 2011
2. trAJect 2: VeLDwerK en rAPPOrtAge en trAJectBegeLeIDIng 2.1 rAppOrtAge De KLAD bouwde de voorgaande jaren een achterstand op in de rapportage. het gaat voornamelijk om rapporten van vooronderzoeken en 2 rapporten die niet werden afgewerkt door externen. In 2011 werd gewerkt aan deze eigen achterstand door het afwerken van de volgende rapporten: DaviD vanhee. 2011. Archeologisch vooronderzoek Deinze - rheinbachplein & Kerkplein. 30 juni tot 25 november 2009. (=KLAD-rapport 18) DaviD vanhee & Marjolein Deceuninck. 2011. Archeologisch onderzoek Deinze - tolpoortstraat 30 & 32. 15 & 16 juli 2010 & 7 tot 30 maart 2011. (=KLAD-rapport 21) DaviD vanhee. 2011. Archeologisch vooronderzoek Aalter - Drogenbroodstraat. 5 & 6 augustus 2009. (=KLAD-rapport 23) DaviD vanhee. 2011. Archeologisch vooronderzoek evergem - hoge Avrije. 25 – 27 januari 2010. (=KLAD-rapport 25) DaviD vanhee. 2011. Archeologisch onderzoek evergem - schoonstraat 201. 8 maart tot 17 maart 2010 (=KLAD-rapport 26) DaviD vanhee. 2011. Archeologisch vooronderzoek ursel - Onderdale. 4 & 5 mei 2009 en 11 & 12 mei 2010. (=KLAD-rapport 28) DaviD vanhee. 2011. Archeologisch vooronderzoek nevele - Kerrebroek nr. 8. 2 maart 2010. (=KLAD-rapport 29) DaviD vanhee. 2011. Archeologisch vooronderzoek nevele - spoorwegstraat. 8 & 9 juli 2010. (=KLAD-rapport 30) DaviD vanhee. 2011. Archeologisch vooronderzoek nevele - merendreedorp. 17 en 18 februari 2010. (=KLAD-rapport 31) DaviD vanhee. 2011. Archeologisch vooronderzoek evergem - schoonstraat - Belzeelse Kerkweg. 15 en 16 september 2009. (=KLAD-rapport 32) DaviD vanhee. 2011. Archeologisch vooronderzoek evergem - ralingen - Belzeelse Kerkweg. 16 en 17 april 2009. (=KLAD-rapport 33) DaviD vanhee. 2011. Archeologisch vooronderzoek nevele - De Akker. 14 december 2009. (=KLAD-rapport 34) DaviD vanhee. 2011. Archeologisch vooronderzoek nevele - Borrewal. 16 december 2009. (=KLAD-rapport 35) DaviD vanhee. 2011. Archeologisch vooronderzoek nevele - ter mote. 17 en 18 maart 2009. (=KLAD-rapport 36) DaviD vanhee & evelien TaelMan. 2011. nevele - Landegemdorp. 8 en 9 juni 2009. (=KLAD-rapport 37)
Kale - Leie Archeologische Dienst
27
DaviD vanhee. 2011. Archeologisch vooronderzoek Deinze - Aaltersesteenweg. 16 & 17 juli 2009. (=KLAD-rapport 38) DaviD vanhee. 2011. Archeologisch vooronderzoek Deinze - Ardense Jagersstraat. 13 juli 2009. (=KLAD-rapport 39) DaviD vanhee. 2011. Archeologisch vooronderzoek Deinze - Pastoriestraat. 16 juni 2009. (=KLAD-rapport 40) er is tevens een bedrag vastgelegd in de begroting van 2011 om extra personeel in dienst te kunnen nemen om te helpen bij de rapportage, maar tot op heden is nog niemand aangeworven. Dit budget wordt doorgeschoven naar 2012. 2.2 veLDwerK De KLAD beperkte het eigen onderzoek in 2011 tot de opgraving/in situ bewaring van het markizaat in de tolpoortstraat te Deinze (1 week in maart 2011), wat gebeurde in samenwerking met feniks. er werd ook een beschrijving gemaakt van de schuilkelder naast de kerk van Knesselare. hierna volgt een overzicht van de vooronderzoeken, werfcontroles en opgravingen die werden uitgevoerd in de KLAD-regio in 2011. 2.2.1 Inventarisatie Aalter Schoonberg/Sterrewijk In mei 2011 werd de KLAD op de hoogte gebracht van de opening van een bunker in de hazedreef te Aalter. Deze bunker is het laatste zichtbare restant van het Duitse schijnvliegveld uit wereldoorlog II. twee geïnteresseerden hadden de afgesloten bunker vrijgemaakt en brachten de KLAD op de hoogte van de aanwezige muurschilderingen. na een bezoek werd besloten het dossier door te geven aan martine Pieteraerens van de provinciale dienst erfgoed en Anne-cathérine Olbrechts van monumentenwacht. Zij stelden een rapport met aanbevelingen op voor de conservering van de muurschilderingen. 2.2.2 Inventarisatie Knesselare Schuilkelder David Vanhee (KLAD) Op vraag van de gemeente Knesselare werd de schuilkelder nabij de kerk van Knesselare geïnventariseerd. Dit gebeurde op 14 september 2011. Ook deze schuilkelder stamt uit wereldoorlog II, maar is duidelijk anders opgebouwd dan de militaire schuilkelder in ursel (zie jaarverslag 2010) en diende dus eerder als civiele schuilkelder. na de wereldoorlog bleef de kelder nog lang in gebruik door de civiele Bescherming. In die gebruiksperiode werden nieuwe elektriciteits- en waterleidingen gelegd, de muren werden bepleisterd en geschilderd en het sanitair en de deuren vervangen. Daardoor is de aankleding minder origineel dan die in ursel, maar er zijn voldoende aanwijzingen in de zichtbare gebruikte materialen om aan te nemen dat beide schuilkelders in dezelfde periode en vermoedelijk door dezelfde aannemer zijn gebouwd. er zijn 7 verschillende ruimtes. De volledige structuur is quasi rechthoekig met een totale lengte aan de binnenzijde van 10,42 m en de totale breedte, exclusief het mangat (ruimte 6), van 6,9 m. De gemiddelde hoogte binnenin bedraagt 2,10 m.
PROFIEL 28
BUNKER SCHIJNVLIEGVELD SCHOONBERG - AALTER
Jaarverslag 2011
ONTWERP: ETIテ起NE VAN EEGHEM - AALTER 25-05-2011 1/20 in cm
SNEDE A-B 450 81
288
81
81
140 boven maaiveld
9
8
143 343
25
30
4A
200
360
4
135
180
A
454
55
6
40
4 10
7
81
78
32
88
40
120 1
120
6
3 D 40
C 2
170
40
B
430
8
140
110
SNEDE C-D
maaiveld 4A
304
135
4
5
40
6
10
PROFIEL BUNKER SCHIJNVLIEGVELD
40
SCHOONBERG - AALTER 78
82
10
40
41
600
IN SAMENWERKING MET DE KALE - LEIE ARCHEOLOGISCHE DIENST
ONTWERP: ETIテ起NE VAN EEGHEM - AALTER 25 - 05 -2011 1/20 in cm
WWW.DEKLAD.BE
fig. 2: grondplan van de bunker te Aalter. fig. 3 & 4: het beschilderde interieur van de bunker.
Ruimte 1: Toegang met trappen De kelder is anno 2011 nog steeds toegankelijk via de oorspronkelijke trappen. De trap is 6,26 m lang en 1,49 m breed. De trap daalt via 17 betegelde treden (8 treden, een plateau en 9 treden) 3,05 m van het straatniveau tot aan de vloerplaat van de kelder. De trapconstructie is opgetrokken uit grijze betonnen vierkante vloertegels (zijde = 30 cm) en de muren bestaan uit gele bakstenen (formaat). elke trede is ca. 30 cm lang en 10,5 cm diep. In de muur langs de trap is de leuning nog aanwezig, de wand zelf bevat twee ingemetselde stenen platen met verwijzing naar architect en aannemer.
Kale - Leie Archeologische Dienst
fig. 5: rechte doorgang in de schuilkelder te ursel.
29
fig. 6: Aandenken aan de koude oorlog in ruimte 7.
De trap mondt uit voor de toegangsdeur tot de kelder. Deze deur draait naar buiten open maar is niet origineel. De ruimte tussen de trap en de deur bedraagt 0,81 m bij 1,49 m en er is een rooster met 9 spaken (46 x 44 cm) in de tegelvloer aangebracht. Ruimte 2 Via de deur komt men in de eerste echte ruimte van de schuilkelder (2,90 m bij 2,25 m), de dikte van de muur ter hoogte van het deurgat bedraagt 38 cm. De vloer van deze ruimte en van alle volgende ruimtes bestaat uit gele vierkante tegels (z = 15 cm) die we ook aantroffen in ursel. De bijhorende plinten zijn ca. 11 cm hoog, 1,5 cm dik en zo’n 20,5 cm lang. De ruimte is voorzien van een recente elektriciteitskast. Ruimte 3 Vanuit ruimte 2 betreedt men via een deur in de zuidelijke muur de ingerichte ruimte 3, die 4,40 m bij 2,90 m meet. De deur draait naar binnen maar is niet meer origineel, zoals alle deuren binnen de constructie. De muur tussen deze ruimtes is 23 cm dik. Bijna rondom deze ruimte zijn tegen de muren banken aangebracht. Ze bestaan uit 2 planken (ca. 30 cm een verhoogd plateau gebouwd (78 x 56 cm) met een ingemetselde metalen plaat (38 x 24 cm) met opschrift stork. misschien stond hier ooit een kachel. In de westelijke muur is een toegangsdeur tot de volgende ruimtes voorzien. het deurgat is 185 cm hoog en 77 cm breed. De deur draait open in de richting van ruimte 4. De muur tussen beide ruimtes is 23 cm dik.
30
0
Jaarverslag 2011
1
2
4
3
1m
7
5
6
fig. 7: grondplan van de schuilkelder te Knesselare.
Ruimte 4: Gang met toilet en douchekamer Deze centrale ruimte bestaat uit een gang die uitgeeft in ruimte 6 en waar aan de noordelijke zijde het sanitair is gebouwd en waar langs de zuidelijke zijde een grote opening is naar ruimte 5. De gang meet ca. 4,06 m en ca. 1 m. Deze centrale gang wijkt totaal van de geschrankte lijn af, die we terugvonden in ursel, waaruit we besluiten dat dit eerder een civiele schuilkelder is. het sanitair blok ten noorden van de gang is even lang en ca. 1,10 m breed en bestaat uit een apart toilet en douche tussenin twee kleedkamers. De muren van dit blok zijn opgebouwd uit een soort snelbouwtegels met tandgroefsysteem die ook voorkomen in het sanitair blok van ursel. Deze vierkante tegels hebben een zijde van 17 cm en zijn 4 cm dik. Aan beide zijden is een geel glazuur aangebracht. De toiletpot is verdwenen. er waren wel nog een recentere douchebak en douchegordijnen aanwezig uit de gebruiksperiode van de civiele Bescherming. Vanuit de gang kan men via een doorgang van ca. 1,80 m ook ruimte 5 betreden. Deze is 4,00 m bij 2,50 m en in de zuidwestelijke hoek is de toegang naar het mangat (ruimte 6) aangebracht. De opstap zit ca. 43 cm boven het vloerniveau en de deur naar het mangat is ca. 1,63 m hoog. De deur draait naar binnen. Deze ruimte is verder leeg. Ruimte 6 Deze nooduitgang bereikt men via een lage opening van 1,63 m hoog en is vrij smal (112 cm bij 79 cm) en is 2,98 m hoog. In de zuidelijke muur is een trap met 9 metalen sporten be-
Kale - Leie Archeologische Dienst
31
vestigd, bovenaan voorzien van een mangat afgesloten met een loodzwaar luik. Ruimte 7 De laatste kamer is 5,01 m breed en 2,98 m lang. er is een toegang via de gang ruimte 4 van 82 cm breed en 197 cm hoog. De dikte van de muur is hier 28 cm. Deze toegang bevindt zich in de oostelijke muur van ruimte 7. De niet originele deur draait open in de richting van ruimte 7. Daarin bevindt zich nog een bord van de civiele Bescherming met souvenirs uit de Koude Oorlog. Conclusie Deze schuilkelder is een constructie van meer dan 10 m lang. De buitenmuren zijn vermoedakplaat schatten we uit het verschil tussen de hoogte van de nooduitgang (2,98 m) en de gemiddelde hoogte van de schuilkelder (2,10 cm). Deze eenvoudige rekensom (88 cm) samen met de dikte van de bestrating boven de kelder (gemiddeld 20 cm) laat ons een dakdikte tussen de 50 en 60 cm vermoeden. Door het langer gebruik van deze schuilkelder door de civiele Bescherming zijn er minder originele elementen aanwezig dan in die van ursel. toch zijn de vloertegels en de tegels van het sanitair blok dezelfde, wellicht behoorden ze tot eenzelfde bestelling. In geen enkele ruimte is een afvoer voor water voorzien. De grond nabij de kerk van Knesselare is dus minder nat dan die in urseldorp. maar het grote verschil met de variant in ursel is het ontbreken van echt versterkte elementen. geen enkele deur is zwaar verstevigd of toont sporen ervan. mogelijk zijn de oorspronkelijke zware metalen deuren door houten exemplaren vervangen. Verder beschikt de kelder over een centrale gang in plaats van over geschrankte toegangen tussen de ruimtes zoals in ursel. Dit laatste aspect maakt het plausibel dat deze bunker vooral voor de burgers was opgetrokken. 2.2.3 Prospectie met ingreep in de bodem Deinze - Markt Fase II & Brugse Poort Stani Vandecatsye & Karen Laisnez (EEC vzw) In 2009 werden de plannen voor de Deinse stadskernvernieuwing bekend. Zowat het hele stadscentrum zou grondig worden aangepakt en de stad hield daarbij rekening met de factor archeologie en nam contact op met provinciaal archeoloog L. Bauters en met D. Vanhee van de KLAD. samen werkten ze een gericht onderzoeksprogramma uit om de inhoud en intactheid van het gekend en ongekend archeologisch patrimonium van de Deinse stadskern te valideren door middel van gerichte proefsleuven en kijkputten. hierbij worden in eerste instantie de aard en de omvang van het stedelijk bodemarchief op verschillende locaties binnen de stadskern in kaart gebracht. er wordt nagegaan of de archeologisch waardevolle zones onder bedreiging staan door de geplande werken. eerst wordt bekeken of deze resten via aanpassingen in situ bewaard kunnen worden. Indien dit onmogelijk is, wordt er een opgraving uitgevoerd. Daar de oudste stadsgeschiedenis nauwelijks gekend is, biedt de geplande stadskernvernieuwing ook een opportuniteit om deze geschiedenis verder te onderzoeken. Zo startte in de zomer van 2009 in het stadscentrum van Deinze een intensieve archeologische campagne. eerst kwamen het rheinbachplein en het plein aan de kerk aan de beurt. In 2010 werd een eerste fase van de markt met proefputten onderzocht door de KLAD (zie Jaarverslag 2009). Op de markt werden tijdens het najaar van 2010 3 proefputten van zes
32
Jaarverslag 2011
fig. 8: situering op kaart van de proefputten 4 tot 6 en van de sondering van de Brugse Poort (proefputten fase 2).
Kale - Leie Archeologische Dienst
33
op zes meter aangelegd om een beter zicht te krijgen op de aard en de omvang van het bodemarchief tussen de kerk en de ramstraat (zie Jaarverslag 2010) en in 2011 kreeg dit vooronderzoek een vervolg met de aanleg van nog 3 proefputten op de markt tussen de ramstraat en het Kongoplein en de sondering naar de Brugse Poort. het onderzoek werd uitgevoerd door een archeologisch team van het ename expertisecentrum onder begeleiding van de Kale-Leie Archeologische Dienst en de Provinciaal Archeoloog. Proefput 4 Deze Proefput 4 is een paar meter ten noorden van de ramstraat aangelegd in het oosIn deze proefput werden 2 grote verstoringen aangetroffen. het gaat om een oud en een recent rioleringstracĂŠ aangevuld met zand, die ruim de helft van het bodemarchief verstoren. eĂŠn verstoring werd machinaal leeggeschept om langs de wanden van de proefput De huidige wegverharding met de daaraan gerelateerde verstoring is hier tussen de 40 en 50 centimeter dik. Daaronder onderscheiden we een aantal archeologische lagen. het eerste pakket is een compacte bruine laag, rijk aan puin van baksteen en natuursteen, die reeds in het merendeel van de proefputten is aangetroffen. het gaat om een postmiddeleeuws pakket (16e-17e eeuw). soms kwam uit deze laag ouder vondstmateriaal aan het licht, wat wijst op een vermenging met het onderliggend niveau. Deze bruine laag gaat geleidelijk over in een grijze laag. hierin zit geen puin meer. het vondstmateriaal omvat hier
34
Jaarverslag 2011
fig. 10: Overzichtsfoto van proefput 5.
grotere hoeveelheden grijs aardewerk en een aantal scherven hoogversierd aardewerk. De aanwezigheid van deze middeleeuwse occupatielaag werd ook vastgesteld in de voorgaande proefputten, maar in deze proefput is ze eerder beperkt van omvang. Onder dit niveau bevindt zich de moederbodem die hier bestaat uit een lichtbruine tot beige zandleem. In deze moederbodem bevinden zich individuele sporen. het gaat om kuilen (Lo4, Lo10 & Lo12), greppels (Lo5), mogelijke ploegsporen en paalkuilen. het aangetroffen materiaal maakt het mogelijk, de sporen in de volle middeleeuwen te dateren. De opgraving van proefput 4 toont aan dat er op een aantal locaties van de markt sprake is van een aanzienlijke verstoring van het archeologisch bodemarchief. Proefput 4 wijst in die zin op het belang van preventief archeologisch onderzoek voorafgaand aan herinrichtingswerken. Proefput 5 Deze Proefput 5 was eerder een lange sleuf van 35 op 2,5 meter tussen markt 94 en 98. hier werd voor een sleuf gekozen omdat er bij de heraanleg over de hele lengte van deze zone een aanplant van bomen voorzien is. Deze sleuf volgt het tracĂŠ van het westelijke deel van de middelste parkeerzone. gezien de omvang van de proefsleuf werd een andere onderzoeksmethode toegepast. De sleuf werd niet vlaksgewijs verdiept. De volledige sleuf werd ook niet in haar geheel opgegraven maar in twee opeenvolgende fases. Zo werden problemen bij regenweer beperkt en werd het overzicht zoveel mogelijk bewaard. In de eerste plaats werd de sleuf
4. er werd een bruine, postmiddeleeuwse puinlaag aangetroffen met daaronder een grijs pakket dat we op basis van het vondstmateriaal als een middeleeuwse occupatielaag interpreteren.
826
1
3
0
4
2
DNZ.MRT 2011 WP5 Z1.1 Schaal 1/20
5
Z2.2
Z1.2
4.2
4.1
DNZ.MRT 2011 WP5 Z2.1, Z3.1 Schaal 1/20
835
836
838
840
Z2.1
Z1.1
DNZ.MRT 2011 WP5 Volledig grondplan Z - N Schaal 1/50 DEEL 1 = Z1 tem Z8 DEEL 2 = Z9 tem Z17
0
2
N
1m
Moederbodem: zand
Moederbodem: leem
3.1
1
0
1m
839
Z3.2
841
Z3.1
6.2
10
6.1
3.2
809
9
838
Z4.2
Bankje
WP5 Z-N
842
Z4.1
DNZ.MRT 2011 Z4.1 en 5.1 Schaal 1/20
2,5m
21
1
9
15
6
14
15
10
3
Moederbodem
11
2
829
Z5.2
832
Z5.1
804
3
6
15
WP5 Z-N
804
Moederbodem
2
11
14.2
14
10
1
DNZ.MRT 2011 Z6.1 en Z7.1 Schaal 1/20
833
Z6.2
839
Z6.1
0
1m
836
Z7.2
840
Z7.1
15 19
16
6.2
6.1
DNZ.MRT 2011 Z7.1 en Z8.1 Schaal 1/20
1
832
11
2
19
Overgang 6.1 -> 16
WP5
3
16
6.1 4
11
838
Z8.2
844
Z8.1
4 20 4
20
DNZ.MRT 2011 Z8.1 - Z11.1 Schaal 1/20
11
WP5
L64
838
Z9.2
Z9.1
838
29
3
11
2
29 30
844
842
Z10.2
843
28
27
Z10.1
26
25
819
24
33 33 34
0
27 28
24
37
35
1m
843
36
Z11.2
845
Z11.1
26
26
MB = leem MB = zand grondwater
818
11
25
2
844
847
44 42
25
43
3
1
L65
DNZ.MRT 2011 Z12.1 - Z17.1 Schaal 1/20
Z12.2
840
Z12.1
2
41
11
45
25
3
11
2
1
WP5 Profiel Z - N
845
0
53
51
49 53
843
Z14.2
3
844
846
Z13.2
Z14.1
Z13.1
52
50
1m
L66
58
3
57
49
845
2
11
59.2
59.1
56
Z15.2
847
Z15.1
56
58
62
49
11
844
63
Z16.2
L67
837
Z16.1
2
1
62
L68
49
3
49.2
57
843
Z17.2
847
Z17.1
57.8
57.3 -> 57.7
Kale - Leie Archeologische Dienst 35
36
Jaarverslag 2011
Vuurstaal
Pan
Slagveer
Staart
Haan
fig. 12: snaphaanslot (vuurmechanisme) van een musket, aangetroffen in de brede postmiddeleeuwse gracht van proefput 5.
na het aansnijden van twee grachten (een brede postmiddeleeuwse structuur) en een middeleeuwse gracht verandert dit beeld. De bruine tot bruingrijze postmiddeleeuwse puinlaag blijft aanwezig, maar de grijze, middeleeuwse, occupatielaag ontbreekt. Ook het vondstmateriaal levert geen indicatie voor de aanwezigheid van een middeleeuwse bewoningslaag. In de moederbodem tekenden zich wel individuele sporen af die wijzen op een middeleeuwse aanwezigheid. In proefput 5 werden twee grote en diepe grachten aangetroffen die zich duidelijk afteke-
geleidelijk naar beneden en duikt tot 282 cm diep onder de bestrating en de breedte bedraagt tien Ă twaalf meter. De vondsten wijzen op een postmiddeleeuwse datering. naast rood en grijs aardewerk werd in de vulling een vuurmechanisme van een musket aangetroffen. het gaat om een zgn. snaphaanslot. Dergelijke musketten waren tussen 1550 en 1650 algemeen in gebruik. De andere gracht duikt steil naar beneden tot op 244 cm onder de bestrating. In deze gracht werd een relatief hoge vondstconcentratie aangetroffen, waarbij het grijs gedraaid gebruiksaardewerk het grootste deel uitmaakt. er werden ook verschillende scherven hoogversierd aardewerk aangetroffen. we dateren deze structuur tussen de 12e en de 13e eeuw. Verder werden er in het grondvlak nog kuilen, greppels en enkele andere sporen opgetekend. In sommige sporen werd materiaal aangetroffen dat te dateren is in de middeleeu-
Kale - Leie Archeologische Dienst
DNZ.MRT 2011 Zuidprofiel Schaal 1/20
37
WP6 0
1m
O
W 1
1 2
2 3
3
5
5~6 6 51 52
52
48
63.1
42.2 45
42
63
42.4 39
63.2
42.3
43
42.5
63.3 63.4 63.5
N DNZ.MRT 2011 Grondplan Niveau 3
WP6 Schaal 1/50
0
2,5m
Grens tussen geoxideerde en gereduceerde bodem. In moederbodem kleurcontrast lichtbruin/roestbruin (ox.) op lichtgrijs (red.). De sporen ondergaan een gelijkaardige kleurovergang
Zone 2.5
Zone 2.4
Zone 2.3
Zone 2.2
Zone 2.6
Zone 2.7
Zone 2.1 57
62
56
Bank
48
Bank
45
Coupe op WP6. Zie tekening.
53
MB (ox.) 13
MB (red.) MB
42
50
MB (ox.)
49
55
59
54.1
Bank
46
47
58
MB
54.2
50
Bank
Coupe op WP6. Zie tekening
Zone 1.1 Zone 1.2 DNZ.MRT 2011 Noordprofiel Schaal 1/20
Zone 1.3
Zone 1.4
Zone 1.5
Zone 1.6
Zone 1.7
WP6 0
W
1m
1
O
1 2 3 6
6
6 51 42 43
2 3
5
5
52
52
6 55
Verstoring
53
13
42.3 42.2 39
Moederbodem
13.2 13.3
midden: vlaktekening van proefput 6 (niveau 3).
centratie aan ijzerslakken vastgesteld.
-
38
Jaarverslag 2011
Proefput 6 Deze proefput ligt in het tracé waar de riolering de markt zal dwarsen, tussen de huisnummers 108 en 113. dem. Alle sporen werden gecoupeerd en de tweede helften werden uitgehaald. Deze proefput wordt in grondvlak doorsneden door een grote verstoring, mogelijk de restanten van een rioleringssleuf. Deze verstoring werd uitgegraven om een zicht te krijgen op de putten een bruin tot bruingrijs compact, puinrijk pakket. we dateren dit pakket in de 16e en de 17e eeuw. hieronder bevindt zich een grijs humeus pakket, mogelijk een restant van een middeleeuwse occupatielaag. Onder een postmiddeleeuws pakket en een beperkte middeleeuwse occupatielaag werden opnieuw individuele sporen aangetroffen waaronder verschillende grachten en kuilen. Blikvanger in deze proefput is de aanwezigheid van een prehistorische kuil met in de vulling handgevormd, grofverschraald aardewerk met vingertopindrukken. Dit spoor is een eerste indicatie voor prehistorische menselijke bewoning op deze locatie. De vondst wijst erop dat archeologisch onderzoek op de markt niet enkel kennispotentieel inhoudt m.b.t. de stadswording maar ook m.b.t. een mogelijke prehistorische bewoningsgeschiedenis. In proefput 6 kon verder een opvallend bodemkundig fenomeen vastgesteld worden. Op één gedeelte van het vlak was er sprake van bodemreductie en in het andere van oxidatie. De kleur van de moederbodem en van de sporen varieert sterk naargelang er sprake is van één van beide processen. Conclusie en aanbevelingen proefonderzoek Markt Deinze deel 2 Bij het archeologisch proefonderzoek van het tweede deel van de markt werden 3 proefputten aangelegd (Proefput 4, 5 en 6). Daarin werd vlak onder de bestrating een postmiddeleeuws, bruin pakket met een hoge puinconcentratie aangetroffen. Onder dit pakket konden we lokaal de aanwezigheid van een middeleeuwse occupatielaag vaststellen die in tegenstelling tot het eerste deel van de markt beperkt is qua omvang en vondstconcentratie. Deze situatie kan erop wijzen dat het deel van de markt tussen de dwarsing met de ramstraat en het Kongoplein minder intensief ontwikkeld werd of een ander type ontwikkeling kende tijdens de vroege stadswording. De aanwezigheid van ijzerslakken in proefput 5 zou er kunnen op wijzen dat er op dit deel van de markt ruimte was voor artisanale activiteiten waaronder metaalbewerking. In de moederbodem herkennen we in alle proefputten een hoge concentratie aan individuele sporen die postmiddeleeuws, middeleeuws en in één geval prehistorisch zijn. het archeologisch bodemarchief is dus over de hele lengte van de markt omvangrijk en divers. veer 60 cm onder de huidige bestrating bevinden. Zonder indicaties dat er in de omgeving ingrijpende werken uitgevoerd zullen worden onder dit niveau, dringt een archeologisch vervolgonderzoek zich niet op. In proefput 5 werd een relatief onverstoord en divers bodemarchief aangetroffen. Bij de heraanleg en de aanplanting van bomen dient nagegaan of dit bodemarchief onder bedreiging staat. eventueel kan men een deel van de bomen binnen het tracé van de onderzochte sleuf inplanten, in een verstoord rioleringstracé,... Als blijkt dat er archeologica onder bedreiging staan, kan de archeologische opvolging en registratie van deze putten bij de heraanleg een noodoplossing bieden, dit is een re-
Kale - Leie Archeologische Dienst
39
fig. 14: Overzichtsfoto van de sondering van de Brugse Poort.
duurzame en tegelijkertijd tijdrovende oplossing in dit geval is een vlakdekkend onderzoek: dit is de enige manier om fragmentatie tegen te gaan en een ruimtelijk inzicht te garanderen. Deze denkpiste moet echter praktisch haalbaar zijn. gezien de Proefput 6 ter hoogte ligt van de doorsteek van de nieuwe riolering werd de hele proefput volledig opgegraven. Indien men zich aan dit tracĂŠ houdt, dringt verder archeologisch onderzoek zich niet op. wegens de aanwezigheid van een prehistorische structuur heeft de omgeving van deze proefput wel een hoge archeologische waarde. De sondering van de Brugse Poort naast de 3 proefputten bestond dit vooronderzoek uit een snelle sondering naar de Brugse Poort. Deze poort was ĂŠĂŠn van de versterkte toegangen tot de omwalde stad Deinze. Ze lag op het einde van de markt net voor de Kaandel en op de route tussen Oudenaarde en Brugge, een belangrijke middeleeuwse handelsweg. Ze is bekend uit kaartmateriaal als een poort met ophaalbrug en moet omstreeks 1860 verdwenen zijn, omdat steden toen geen tol meer mochten heffen. sinds de afbraak onderging de omgeving heel wat veranderingen, zoals de aanleg en de latere verbreding van het schipdonkkanaal of de aanpassingen aan het neerleieplein/ Kongoplein tot het huidige ronde punt met fontein. maar de echte bedreiging voor de fundamenten van de poort zijn de grote rioleringen en de vele nutsleidingen die in onze huidige maatschappij onontbeerlijk zijn. Daar op dat punt van de markt zowat alle mogelijke verbindingen samenkomen en het een druk en belangrijk kruispunt is was een korte kijkoperatie voorzien. uit deze sondering blijkt dat er zich onder de bestrating van het noordelijke deel van de markt, tegen de verwachtingen in, nog relatief intacte archeologische structuren bevinden. het gaat om kelders die we in de 19e eeuw dateren. Daarnaast kwam een massieve bakstenen structuur aan het licht, opgetrokken uit bakstenen met een formaat gelijkaardig met bakstenen uit de funderingen van de stadshal (26-27 x 12,5-13 x 5-6 cm). Daar worden ze rond de 15e eeuw gedateerd. De aangetroffen kelders zijn wegens de verschillende faseringen in het muurwerk complex qua opbouw. De sondering bleek in dat opzicht iets te beperkt om hierin een ruimtelijk inzicht te krijgen.
40
Jaarverslag 2011
fig. 15: Boven situering van de aangelegde sonderingsput ten opzichte van een gegeorefereerd uittreksel van de atlas van de buurtwegen
(1843-1845) en t.o.v. de bestaande toestand (2010). Onder: Idem ,detail.
het massieve bakstenen fundament heeft naar omvang alle karakteristieken van een vroegstedelijke versterking en - door zijn ligging - van een poortgebouw. Dit zou impliceren dat de middeleeuwse toegang tot Deinze zich iets zuidelijker bevond. Zonder meer zijn dit nieuwe gegevens. we kunnen ons de vraag stellen er voor dit massief sprake is van al dan niet bewaarde restanten van een middeleeuwse stadsgracht, of de resten van dit gebouw in zijn geheel bewaard gebleven zijn en hoe het eruitzag? De aangetroffen resten bevinden zich lokaal eerder ondiep maar lopen door tot meer dan 2,75 m onder het straatniveau. hierdoor bestaat de mogelijkheid dat een groot deel van deze structuur nog bewaard is gebleven.
Kale - Leie Archeologische Dienst
41
fig. 16: sleuvenplan Deinze - Kouter.
we konden ook vaststellen dat een deel van deze muurresten verstoord zijn door recente nutsleidingen. Zo dwarst een recent aangelegde cluster nutsleidingen één van de kelderde toekomst niet uit te sluiten zijn. Onbewust compromitteren deze ingrepen de archeologische structuren die in dit geval belangrijke nieuwe informatie kunnen opleveren. tijdens de heraanleg worden hier ook rioleringswerken uitgevoerd. De nieuwe buizen zouden het oude rioleringstracé volgen maar er moet duidelijk nagegaan worden waar er sprake is van eventuele dwarsingen en welke verstoringsgraad deze werken zullen teweegbrengen. het lijkt ons daarom nuttig om ten gronde na te gaan of een archeologisch onderzoek op deze plaats aangewezen is. Indien dit blijkt, dan kan dit in twee fases gebeuren waardoor de bereikbaarheid van de markt gegarandeerd blijft. 2.2.4 Prospectie met ingreep in de bodem Deinze - Kouter Jordi Bruggeman & Natasja Reyns (All-Archeo bvba) Ag stadsontwikkelingsbedrijf gent plant op de terreinen van het Ocmw gent aan de Kouter in Deinze, de aanleg van een verkaveling met 6 loten, een gebied met een oppervlakte van ca. 2800 m² en kadastraal gekend als Deinze, Afd. 1, sectie A, perceel 415A (partim). het terrein is gelegen op de zuidelijke helling van een kouterrug en kent een groot hoogteverschil van ca. 10 tot 14 m tAw. De bodem op het terrein bestaat uit een droge lemig zandbodem met sterk verbrokkelde textuur B horizont (sbc).
42
Jaarverslag 2011
fig. 17: recente kuilen in werkput 1 op Deinze - Kouter.
De omgeving rond het projectgebied bevat opvallend veel gekende archeologische waarden. Deze zijn te plaatsen van de steentijd tot de middeleeuwen en later. De inventarisatie van het terrein werd uitgevoerd d.m.v. een vooronderzoek met proefsleuven die ca. 12 m uit elkaar lagen. Om meer inzicht te krijgen werden plaatselijke kijkvensters aangelegd. Op die manier werd ca. 12 % van de totale oppervlakte bekeken. het meest oostelijke deel van het terrein kon niet onderzocht worden wegens de aanwezigheid van bestaande gebouwen. Evaluatie tijdens het vooronderzoek op 25 mei 2011 werden 4 sleuven aangelegd. In totaal werden 24 sporen geregistreerd. De meeste sporen zijn greppels en paalsporen. Verder werden ook enkele kuilen aangetroffen. De aangetroffen greppels hebben doorgaans een noordoost-zuidwest tot noord-zuid orientatie, met een bruingrijze gevlekte vulling. enkel spoor 4 in werkput 3, dat een noord-zuid De aangetroffen kuilen zijn van recente datum, wat aangetoond wordt door het feit dat ze gedeeltelijk door de A-horizont gaan. Ze hebben een donkere bruingele gevlekte vulling en zijn vierkant tot onregelmatig van vorm. De aangetroffen paalsporen zijn rond tot ovaal van vorm. De paalsporen kunnen op basis van hun uitzicht als eerder recent beschouwd worden. In werkput 1 hebben sporen 1 en 2
Kale - Leie Archeologische Dienst
43
fig. 18: sleuvenplan Deinze - sint-hubertstraat.
een bruingele gevlekte vulling en sporen 7 en 8 een bruingrijze gevlekte vulling. Ook sporen 5 en 7 in werkput 3 hebben een gelijkaardige vulling. spoor 7 in werkput 2 heeft een donkergrijze homogene vulling. Besluit het vooronderzoek aan Kouter in Deinze leverde geen relevante archeologische sporen op. er werd dan ook niet overgegaan tot verder onderzoek. 2.2.5 Prospectie met ingreep in de bodem Deinze - Sint-Hubertstraat Jordi Bruggeman & Natasja Reyns (All-Archeo bvba) Immo Danneels nv en green corner nv plannen de aanleg van een verkaveling van 40 loten aan de sint-hubertstraat te Petegem-aan-de-Leie (Deinze). het gebied heeft een oppervlakte van ca. 2,7 ha en is kadastraal gekend als Deinze, Afd. 3, sectie B, percelen 380K5 (partim), 380r4 (partim), 380s4 (partim), 382D, 389e2, 389f2, 390L4, 390m4 en 390Z4. het terrein wordt in het zuidwesten begrensd door de Kattebeek, die meer naar het noorden uitmondt in de Leie. De hoogte van het terrein bedraagt ca. 10 m tAw. het grootste deel van het terrein bestaat uit een matig natte lemige zandbodem met structuur B horizont (sdb). In het noorden is er eerder een matig droge zandbodem met sterk verbrokkelde textuur B horizont (Zcc) (h) aanwezig. In het uiterste zuidwesten van het projectgebied, rond de Kattebeek, bestaat de bodem dan weer uit een natte lemige zandbodem zonder
44
fig. 19: mogelijk brandrestengraf (s7) in werkput 7.
fig. 20: een van de ronde paalsporen (s4A) aangetroffen in werkput 13.
Jaarverslag 2011
Kale - Leie Archeologische Dienst
45
fig. 21: Zicht op het kijkvenster aangelegd ter hoogte van werkput 15, met de aangetroffen palencluster en greppelstructuren.
fig. 22: mogelijke dakdragende palen (s8-10) ter hoogte van de palencluster in werkput 15.
46
Jaarverslag 2011
waarden, die dateren uit de (late) middeleeuwen. Methodologie De inventarisatie van het terrein werd uitgevoerd d.m.v. een vooronderzoek met proefsleuven die ca. 12 m uit elkaar lagen. Om meer inzicht te krijgen werden plaatselijke kijkvensters aangelegd. Op die manier werd ca. 12 % van de totale oppervlakte bekeken. het meest oostelijke deel van het terrein kon niet onderzocht worden wegens de aanwezigheid van bestaande gebouwen. Evaluatie tijdens het vooronderzoek van 27 tot en met 29 april 2011 werden 19 sleuven aangelegd. In totaal werden 110 sporen geregistreerd. De meeste sporen zijn greppels. Verder is de aanwezigheid van paalsporen, verstoringen en enkele kuilen vastgesteld. een mogelijk brandrestengraf werd bij de kuilen gerekend. De aangetroffen greppels hebben een lichte bruingrijze tot grijsbruine gevlekte vulling en tie is evenwijdig aan de sint-hubertstraat. twee greppels vallen op door hun ligging te midden van een palencluster (zie verder) in het kijkvenster tussen werkput 14 en 15. Ze lopen lichtjes naar elkaar toe en zijn gelijkaardig van uitzicht. Op basis van vondstmateriaal kunnen ze gedateerd worden in de volle middeleeupalenrijen. Bij het onderzoek werden acht kuilen aangetroffen. Drie zijn onregelmatig van vorm, twee zijn rechthoekig en drie zijn rond. Ze hebben alle een bruine of bruingrijze gevlekte vulling. spoor 7 en werkput 7 vallen op door de grote hoeveelheid houtskool. mogelijk gaat het om een brandrestengraf. De kuil ernaast, spoor 6, valt op door zijn grootte. met circa drie meter diameter is hij beduidend groter dan de overige kuilen. een boring toonde aan dat de kuil ca. 67 cm diep is. De aangetroffen paalsporen vertonen een gelijkaardige vulling als bij de greppels, met een grijsbruin tot bruingrijs gevlekt uitzicht. De vorm is meestal rond of rechthoekig. enkele zijn eerder onregelmatig van vorm. Ze werden voornamelijk aangetroffen in werkputten 7, 10, 13, 14 en 15. De grootste cluster van paalsporen is die in het kijkvenster tussen werkput 14 en 15. het gaat om een negentiental paalsporen, waarin een huisplattegrond gezien kan worden (zie verder). Vier paalsporen vallen op door hun vulling die eerder grijsgeel gevlekt is. Deze sporen zijn tevens de grootste sporen van de cluster. het gaat mogelijk om dakdragende palen. Vondsten plaatsen deze structuur in de volle of late middeleeuwen. het is niet duidelijk of greppels wP14s5 en wP15s7 iets te maken hebben met deze structuur, al is het frappant dat deze parallel lopen aan de palenrijen. De drie kleine rechthoekige paalsporen in werkput 7 zijn op basis van hun vulling waarschijnlijk recent te noemen. In werkput 13 bevinden zich nog drie ronde paalsporen, die zich door hun donkerdere vulling onderscheiden van de rest. tot slot werden nog een aantal verstoringen aangetroffen, vooral in het zuidoosten en het noordoosten van het terrein, aansluitend aan de bestaande bebouwing. Ze hebben een
Kale - Leie Archeologische Dienst
47
donkere bruingrijze tot grijsbruine vulling en bevatten heel wat bouwpuin in het noordoosten en manifesteren zich als een gecompacteerde zone in het zuidoosten. Besluit uit onderzoek van het aangetroffen vondstmateriaal en de aanwezige sporen en structuren die hieruit reeds afgeleid konden worden, is gekomen tot de afbakening van een site. Die omvat bewoningssporen vermoedelijk uit de volle of late middeleeuwen. Verder omvat de site mogelijk ook een brandrestengraf. het archeologisch vooronderzoek op de terreinen van Immo Danneels en green corner nv toonde de aanwezigheid van greppels, kuilen, paalsporen en verstoringen aan. Aan de hand van de evaluatie van de aangetroffen sporen en structuren, werd een site afgebakend. Deze kan in de volle of late middeleeuwen gedateerd worden. Verder omvat het tevens een mogelijk brandrestengraf. Op basis van deze vaststellingen werd een vervolgonderzoek aanbevolen, gezien een bewaring in situ geen optie was. De zone die afgebakend werd voor vervolgonderzoek beslaat ca. 0,86 ha. 2.2.6 Archeologisch onderzoek Aalter - Lostraat na de vondst van romeins materiaal op een terrein aan de Lostraat te Aalter, werd een vondstmelding doorgegeven aan de KLAD en het agentschap O-e. Op dit terrein, waar rein werd gedeeltelijk opgegraven door een team van het agentschap O-e. Zij stelden er de aanwezigheid van een romeins erf met gebouwplattegronden en een waterput vast naast sporen die te dateren zijn in de volle middeleeuwen. momenteel zijn de onderzoeksresultaten nog in studie. 2.2.7 Archeologisch onderzoek Aalter - Woestijne sinds 2009 voert het VIOe onderzoek uit op een ca. 30 ha groot terrein woestijne tussen de n449 en het Kanaal gent-Oostende. het onderzoek is eind december 2011 afgerond. In 2012 zal de verwerking van de resultaten gebeuren. 2.2.8 Archeologisch onderzoek Deinze - Brugse Poort Karen Laisnez & Dries Herreman (Ename Expertisecentrum VZW) De resultaten van de korte sondering naar de Brugse Poort te Deinze (zie 2.2.3) en de hangende rioleringswerken voor de vernieuwing van de markt fase 2, leidden tot een vlakdekkende opgraving van de Brugse Poort. het doel was na te gaan welke omvang het poortgebouw heeft en anderzijds te zoeken naar een mogelijke corridor voor de aanleg van toekomstige nutsleidingen zodat de resten van het poortgebouw gevrijwaard kunnen blijven. Verder wordt natuurlijk bekeken hoe het poortgebouw is opgebouwd, of er meerdere bouwfases in te herkennen zijn en of er nog eventuele oudere sporen aanwezig zijn. Dit archeologisch onderzoek kan nieuwe informatie opleveren omtrent de middeleeuwse bewoningsgeschiedenis van de Deinse stadskern. De opgraving van de Brugse Poort verliep in twee fases om het verkeer in beide richtingen mogelijk te maken. Aanvankelijk werd gestart met het meest westelijke deel, waarna de oostelijke helft volgde. met uitzondering van enkele plaatsen die verstoord zijn door recentere nutsleidingen of de riolering kon het grootste deel van de Brugse Poort hierbij vrij gelegd worden.
48
Jaarverslag 2011
De muurresten van de Brugse Poort De opgraving leverde een quasi vierkant poortgebouw op waarvan de opbouw van de fundering tweeledig is. het poortgebouw is volledig opgebouwd uit rode bakstenen van 26 x 12 x 6 cm en een brokkelige, beige kalkmortel. het metselwerk kent in de westkant een zeer regelmatig kop-strek verband. De oostkant is opgetrokken uit hetzelfde materiaal maar het metselwerk is minder regelmatig. Aan deze zijde zijn er ook vaker verglaasde of te zacht gebakken bakstenen gebruikt. Op basis van het baksteenformaat (26 x 12 x 6 cm) konden we de bouw van de Brugse Poort dateren in de 14e tot 15e eeuw. In grondvlak waren twee tegenover elkaar liggende u-vormen herkenbaar, met in het noorden en het zuiden telkens een opening. het centrale deel van het noorden en zuiden was niet gefundeerd, vermoedelijk omwille van de lichte opstand die erboven zat. Deze diende als doorgang van het poortgebouw. De manier waarop de beide u-vormen van het poortgebouw zijn vervaardigd verschilt. De funderingsmuren van de westkant lopen min of meer recht naar beneden met hier en daar een verjonging. De muren van de oostkant vertonen op minstens drie plaatsen een getrapte fundering. De fundering van het poortgebouw werd opgericht in minstens twee fases. Aanvankelijk is men begonnen met de bouw het westelijke deel van het fundament, maar om onbekende reden zijn de bouwwerken voor een tijd gestaakt. het is onbekend voor hoelang, maar in elk geval lang genoeg om er een middeleeuws pakket met 3 lagen er boven te ontwikkelen. Bij de verderzetting van de werken heeft men het bovenste deel van de westkant gebouwd en heeft men de poort vervolledigd door de hele oostkant van de fundering te plaatsen samen met de zuidelijke aanbouw (Lo77) die ingemetst is in de fundering van de Brugse Poort. wat de zuidelijke aanbouw van de westkant betreft (Lo2) weten we met zekerheid dat deze na de eerste fase van de fundering is gebouwd aangezien deze muur bovenop een verjonging ligt en tĂŠgen de fundering van het poortgebouw is aangebouwd. Bovenaan staat de muur gedeeltelijk tegen fase 2 van Lo1 en ligt Lo1 gedeeltelijk bovenop Lo2. Ofwel valt de zuidelijke aanbouw Lo2 te dateren tussen beide fases van de fundering van de poort ofwel werd Lo2 gedeeltelijk afgebroken na de eerste fase van de fundering en werd de muur heropgebouwd of verbouwd tijdens de tweede fase van de bouw van de funderingen kan Lo2 gelijk gedateerd worden met het bovenste deel van de westelijke fundering, de hele oostelijke fundering en de zuidelijke aanbouw van de westkant. De functie van beide zuidelijke aanbouwen kunnen we vermoedelijk linken aan de ommuring van de stad Deinze. De kans bestaat erin dat beide muren de aanzet vormen van een stenen of aarden omwalling (kon niet vastgesteld worden gezien de beperktheid van de opgravingsput). Andere sporen De voornaamste sporen die in en rond het poortgebouw werden aangetroffen waren spoPoort. Verder troffen we ook landbouwsporen of greppels aan. Deze hebben een licht afde periode voor de bouw van het poortgebouw. Verder werd een versmeten pakket aangetroffen dat we konden dateren na de beide fases van de bouw van de fundamenten. De aanwijzingen voor deze relatieve datering vonden we in het feit dat dit pakket in zijn geheel opgeworpen was tegen het fundament en niet doorsneden was door de aanlegsleuf van de tweede fase van de fundering. Ver-
Z2
Z1
2,5m
Z2.9
L24
Z4.9
9.49
8.64
9.32
L1
Z2.8
9.29
9.41
9.27
9.57
L1
9.64
L36
9.65
9.64
L1
9.64
Z4.8
9.52
8.78
Z2.7
8.86
9.04
L7
8.69
L18
9.67
9.37
9.54
Z4.7
8.85
L7
Z2.6
9.10
L14
9.45
8.78
L1a
L7
L17
L1
L16 L11
L17
9.36
9.56
9.43
Z4.6
L1a
L17
L7
L78
L79
L78
L79
L79
L78
9.64
Z2.5
9.60
9.58
9.10
L78
Niveau 2
L78
9.62
9.48
9.67
9.07
L79
L17
9.21
9.52
L7
Z2.4
9.59
9.15
L14
L15
9.47
L34
9.66
L17
9.65
L1
Z4.5
fig. 23: Overzicht van het grondplan van de twee opgravingsputten (fase I + fase II) met alle aanwezige sporen en muurresten.
0
X: 90663.71 Y: 186684.89
Z3
X: 90686.82 Y: 186688.93
Z4
Z4.10
N
DNZ-BRP-2011 Fase 1 & 2
9.57
L1
9.43
L1a
9.38
Z4.4
9.74
9.60
L19
9.62
Z2.3
L1
8.92
9.48
9.56
8.85
9.04
L1a
9.68
9.44
9.23
9.44
Z4.3
9.28
L2
Z2.2
L17
9.05
L1a
L32
L7
L30
8.94
9.07
9.38
L19
8.84
Z4.2
9.03
L14
8.69
9.11
8.49
Z2.1
8.44
8.37
8.37
8.30
Z4.1
X: 90676.17 Y: 186670.83 Z2
Z1
Z3
X: 90680.19 Y: 186673.84
Z4
Kale - Leie Archeologische Dienst 49
50
fig. 24: Overzichtsfoto van de opgravingsput, fase I.
Jaarverslag 2011
Kale - Leie Archeologische Dienst
51
moedelijk gaat het om een bouwput die destijds werd gebruikt bij de bouw van de tweede fase van het poortgebouw. diepe kuil of paalkuil. het aangetroffen materiaal in deze vulling kan globaal gezien gedateerd worden in de 13e eeuw net als de rest van het vondstenmateriaal. Dit geeft dus geen uitsluitsel over de functie of over de concrete datering van dit spoor. Vondsten wat het vondstmateriaal betreft is er relatief weinig materiaal aangetroffen. Vermoedelijk heeft dit te maken met de functie van de poort als doorgang tussen de stadskern en de omliggende gebieden. Binnen het aardewerk is er een dominantie van grijze, reducerend gebakken scherven binnen de beperkte hoeveelheid aan aardewerk, wat ons een datering oplevert in de exemplaren waardoor geen nader te bepalen datering kon gegeven worden. Daarnaast is het rood aardewerk heel wat minder vertegenwoordigd en zijn er een drietal hoogversierde scherven aangetroffen, waarvan ĂŠĂŠn met sliblijnversiering. er werden eveneens enkele mogelijke bouwelementen gevonden. Deze leverden ons weinig informatie op maar hoogstwaarschijnlijk kunnen ze in verband gebracht worden met de
over vijf baksteenlagen en min of meer centraal in de muur zitten nog twee verjongingen.
52
Jaarverslag 2011
opstand van het poortgebouw. mate aanwezig, net als de relatief beperkte hoeveelheid aan botmateriaal die geen bijzonderheden opleverde. Besluit Qua dateringen voor de bouw en het verdwijnen van de Brugse Poort tasten we in het duister. De poort is opgetrokken uit een baksteenformaat (26x12x6 cm) dat ook werd gevonden in de fundamenten van de stadshalle en er door de heer Vincent Debonne (VIOe) in de 14e tot 15e eeuw gedateerd. we mogen de bouw van de Brugse Poort dan ook in deze periode plaatsen. het feit dat alle fases in hetzelfde baksteenformaat zijn opgetrokken maakt de opmaak van een interne chronologie echter niet mogelijk. Ook over het verdwijnen van de Brugse Poort is bijzonder weinig geweten. Op basis van het van de kaart van Blaeu (1649). Op de kaart van ferraris (1771-1778) en de kaart van Van maldeghem (1786) is enkel een ophaalbrug aanwezig en is er blijkbaar geen sprake meer van een echt poortgebouw. hoogstwaarschijnlijk kunnen we de afbraak of de vernieling van de Brugse Poort dateren tussen beide jaartallen. De aangetroffen roetsporen op enkele baksteenlagen van de oostelijke fundering, bovenop het bakstenen vloertje en op Lo2, doen eerder aan een vernieling door brand denken dan aan een afbraak. Deze theorie wordt verder gestaafd door het feit dat de stad tot in 1860 tol mocht heffen op deze plaats en de poort haar functie dus niet verloor. na het verdwijnen ervan kwam er geen nieuw poortgebouw, maar een eerder bescheiden ophaalbrug met slagboom. 2.2.9 Archeologisch onderzoek Deinze Tolpoortstraat 30 - 32 David Vanhee (KLAD) & Marjolein Deceuninck (Fenikx bvba) In het jaarverslag van 2010 was er al aandacht voor het vooronderzoek op het perceel aan de tolpoortstraat 30 - 32 te Deinze, gekend als het voormalige markizaat van Deinze. De KLAD had bij de stedenbouwkundige aanvraag geadviseerd dat tussen de sloop van het opstaande gebouw en de bouw van het nieuwe winkelpand, er een mogelijkheid zou zijn om 2 proefsleuven over de lengte van het perceel aan te leggen. Bij aankomst op 15 juli 2010 bleek echter dat van deze strategie moest afgeweken worden omdat de archeologische resten goed bewaard en quasi zichtbaar aan de oppervlakte lagen. er werd ook een schuilkelder uit de tweede wereldoorlog aangetroffen. Kort historisch overzicht Bij de start van het onderzoek was reeds één en ander gekend over deze site, die op verschillende historische kaarten en bronnen omschreven staat als het markizaat van de stad Deinze. In “Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen” staat deze site beschreven als het “Oud Kasteel” of “Prinsenhof”. Dit verwijst naar de grafelijke residentie in de vorm van een motte die hier tijdens de middeleeuwen gevestigd zou zijn. De gentenaren zouden deze residentie verwoest hebben op het einde van de 15e eeuw. twee eeuwen later werd op deze site het markizaat opgericht (BOgAert & LAncLus, 1991). recent onderzoek van de heer L. goeminne naar de grafelijke castrale motte te Deinze laat echter uitschijnen dat de motte er in de 15e eeuw nog stond. De schrijver oppert dat de motte vermoedelijk in 1580 door de franse hugenoten werd vernield (gOemInne, 2012) . want onder het spaanse bewind werd de Deinse heerlijkheid verheven tot markizaat (1625). De spaanse koning Philips IV benoemde Don Diego mesia, sinds 1618 veldmeester van de
Kale - Leie Archeologische Dienst
53
fig. 26: het markizaat op de kaart van J. Van maldeghem.
spaanse troepen in de nederlanden, tot eerste markies van Deinze. In 1632 verkocht mesia het markizaat aan floris De merode, die op 23 september 1633 als nieuwe heer van Deinze werd gehuldigd. Deze adellijke familie bleef ca. 160 jaar in het bezit van het markizaat en de titel. De laatste telg die er (soms) verbleef was graaf de merode de montfort de groesbeek, die op 23 december 1785 de inboedel en alle rijkdommen naar zijn verblijfplaats in Brussel liet verhuizen. het domein werd toen nog onderhouden door de hovenier Bernard De costere die op het kasteel woonde. Ook hij vertrok richting Brussel na de franse revolutie (BAert, 1964). het markizaat zelf werd opgetrokken door maximiliaan-Antoon van merode, die omstreeks 1652 de vierde markies van Deinze werd (PreVenIer & VermeIr, 2003). Volgens de kaart van ferraris (1771-1778), een kaart in het Landboek van Deinze-Buiten (1784) door landmeter Jan-Baptiste Van huffel en de kaart van J. Van maldeghem uit 1786 bestond het gebouw uit een poortgebouw met twee hoektorens of hoekpaviljoens en een groter achtergelegen verblijf. Van dat poortgebouw is tot op heden de rechter hoektoren of hoekpaviljoen nog bewaard in het straatbeeld. Dergelijk kaartmateriaal geeft een goed beeld van het markizaat en zet ons op weg naar een mogelijke driedimensionale reconstructie. het gebouw werd in 1816 eigendom van J.B. Ottevaere, die een verbindingsgebouw optrok tussen de twee hoektorens (cAssImAn, 1954). het is een empire-woonhuis van zeven gebouw toen had. tussen 1905 en 1918 was het wel de verblijfplaats van franse kloosterzusters, uitgewezen door de toenmalige regering combes. na wereldoorlog I werd het nu nog
54
Jaarverslag 2011
bestaande deel omgebouwd tot postkantoor en ambtswoning van de postontvanger. het andere deel, samen met een van de torens, werd in 1972 afgebroken om plaats te maken Opgraven of in situ bewaren? Op basis van de gegevens van de terreinevaluatie op 15 en 16 juli 2010 en de voorgestelde bouwmethode van de toekomstige winkel werd een vlakdekkende opgraving voorgesteld. het toekomstig winkelpand zou namelijk rusten op geboorde kolommen, aangelegd langs de lange zijden van het terrein. Deze kolommen zouden de muurresten plaatselijk vernietigen en daarnaast zou de machine waarmee ze worden geboord over de muurresten moeten manoeuvreren. De kosten voor de opgraving van deze muurresten, in combinatie met een muurwerkstudie van de zuidoostelijke gevel, de toren en het opstaande gebouw en de inmeting van de schuilkelder, bleken te ver op te lopen. De bouwheer opteerde daarom voor een bewaring in situ. Daarvoor werd de volledige constructiemethode dragend gemaakt en werd de vloerpas verhoogd, waardoor de archeologische resten in situ blijven zitten. er werden afspraken gemaakt om de site wel oppervlakkig te inventariseren en een aantal onderzoeksvragen op te lossen. Dit is gebeurd tussen 7 en 21 maart 2011 door David Vanhee van de KLAD en marjolein Deceuninck van fenikx bvba. er werden ook afspraken gemaakt met de bouwheer, de architect en de aannemers om de site effectief te vrijwaren van schade en de KLAD voerde daar controle op uit. Resultaten Door de bewaring in situ bleef het bij een oppervlakkige kartering (fig. 9), toch kwamen voor het eerst concrete gegevens over het markizaat van Deinze aan het licht die voldoende informatie bieden om zicht te krijgen op de vorm en de dimensies van het Deinse markizaat. Bij de inventarisatie werden twee gebouwen aangetroffen. het hoofdgebouw (gebouw I) meet 20,24 m bij 6 m en is onderverdeeld in (van Zw naar nO) een ontvangstruimte A, twee kamers B en c, een trap D, een keuken e en twee kelders f en g. De aanwezigheid van een trap naar zeker een bijkomende verdieping kan gestaafd worden op basis van de historische kaarten zoals die van J. Van maldeghem (1786) die een gebouw met 3 bouwlagen (een gelijkvloers, een eerste verdieping en een zolder) toont. gebouw II is opgetrokken tussen gebouw I en het poortgebouw. het is slechts gedeeltelijk bewaard over een lengte van ca. 11,96 m. het gebouw is met een breedte van 2,08 m vrij smal, wat een functie als verbindingsgang tussen het poortgebouw en het hoofdgebouw laat uitschijnen. De vaststellingen duiden ook op een aantal verbouwingen en vernieuwingen binnen het gebouw. gezien het onderzoek zich tot een oppervlakte-inventarisatie beperkt, zijn niet alle vraagtekens weggewerkt. toch ontstond er een accuraat beeld op het gebouw en de mogelijke fasering. het lijkt er op dat het oorspronkelijke gebouw was opgebouwd uit het groter baksteenformaat van ca. 25/24 x 11 x 4/5 cm. De exterieurmuren van gebouw I en gebouw II zijn er in opgetrokken. Dat baksteenformaat werd ook aangetroffen in de hoektoren en bij de huidige werken opgemerkt in het onderste gedeelte van de voorgevel van de nog bestaande woning. Dat impliceert dat de scheidingsmuur tussen de keuken e en de kelders f en g en
Kale - Leie Archeologische Dienst
55
het onderste gedeelte van de scheidingsmuur tussen de ontvangstkamer A en de kamer B ook in het oorspronkelijk ontwerp hebben gezeten. Daarna is een herinrichting van het gebouw uitgevoerd in een kleiner baksteenformaat van ca. 20/21 x 10 x 4 cm. Dit formaat is terug te vinden in de haard bovenop de scheidingsmuur tussen de ontvangstkamer A en de kamers B en c. Ook de scheidingsmuur tussen deze beide kamers en de muren van de trap D zijn hiermee opgetrokken, net zoals de drempel in de keuken. Datering van het markizaat Onder het spaans bewind werd de Deinse heerlijkheid omstreeks 1625 verheven tot markizaat. De familie de merode kocht het in 1632 over van de eerste markies Don Diego mesia en de vierde markies maximiliaanAntoon liet het gebouw optrekken omstreeks 1652. Volgens de kaart van ferraris (1771-1778), een kaart in het Landboek van Deinze-Buiten (1784) door landmeter Jan-Baptiste Van huffel en de kaart van J. Van maldeghem uit 1786 bestond het gebouw uit een poortgebouw met twee hoektorens of hoekpaviljoens en een groter achtergelegen verblijf. Van dat poortgebouw is tot op heden de rechter hoektoren of hoekpaviljoen bewaard in het straatbeeld.
fig. 27: grondplan van het markizaat met aanduiding van de gebouwen I & II, de kamers in gebouw I en de verschillende baksteenformaten.
Op basis van deze gegevens lijkt de hoofdstructuur van het gebouw te dateren uit de periode rond 1652 en kreeg het hoofdgebouw (gebouw I) in de loop van de 18e eeuw een belangrijke interne aanpassing. het waarom van de herinrichting is niet helemaal duidelijk. misschien een aanpassing aan andere noden of misschien uit noodzaak. Aan de buitenzijde van de noordelijke exterieurmuur van gebouw I werd een zwarte kleverige laag vastgesteld, maar het was niet duidelijk of dit teer was om
56
Jaarverslag 2011
het gebouw waterdicht te houden of roet van een brand. De periode waarin dit gebeurde is eveneens onbekend. het werd voorgelegd aan de heer Vincent Debonne (Agentschap O-e), die zich specialiseert in de chronologie van de baksteenformaten. een dergelijke chronologie is voor Deinze echter nog niet voorhanden, maar op basis van gegevens uit Kortrijk kan er een datering onder voorbehoud worden meegegeven. het grotere formaat van 25/24 x 11 x 4/5 cm verschijnt in het begin van de 15e eeuw en blijft vervolgens nog in gebruik tot in het begin van de 17e eeuw. Opmerkelijk aan het formaat is het veelvuldig voorkomen van de hoogte van 4 cm, terwijl de hoogte van 5 cm minder courant lijkt. In de omliggende steden Kortrijk, gent en Oudenaarde hebben de bakstenen van 24/25 x 11 een hoogte die niet minder dan 5 cm is. De geringe hoogte van de Deinse bakstenen pleit misschien voor een jongere datering, wat kan kloppen gezien het markizaat zou opgetrokken zijn omstreeks 1652. het kleiner formaat van 20/21 x 10 x 4 cm in sommige muren zou kunnen wijzen op aanpassingen in de tweede helft 18e eeuw. In Brugge komt dit formaat al eerder voor, maar dat is natuurlijk een andere context dan Deinze (mondelinge toelichting V. Debonne). Door de werken in het kader van de stadskernvernieuwing Deinze 2020 zijn ondertussen heel wat nieuwe gegevens voorhanden. het recente onderzoek aan de stadshal leverde een baksteenformaat op van 26 x 12 x 6 cm wat de fundamenten van de stadshal op basis van het baksteenformaat in de 14e tot 15e eeuw plaatst (VAnDecAtsYe et AL, 2012). uit historische bronnen weten we dat de stadshal, met alle stadsrekeningen en de stadsrechten, in vlammen opging in 1382 (mAes, 1977). mogelijk zijn de aangetroffen fundamenten van de nieuwe stadshal dan ook in de periode erna, omstreeks 1423 te plaatsen. Aansluitend op het onderzoek van het markizaat werd bij het onderzoek van de stadshal ook een beerput aangetroffen die later werd aangebouwd. het baksteenformaat komt overeen met het kleiner formaat in het markizaat (21/20 x 10 x 5). De inhoud van de beerput geeft ons een zicht op de laatste gebruiksfase en kan op basis van de glasfragmenten op het eind van de 18e eeuw geplaatst worden, want de stadshal werd de laatste keer vernietigd in 1792 door een brand en achteraf nooit meer opgebouwd (VAnhee, 1998). Beide baksteenformaten zijn ook aangetroffen tijdens het onderzoek op het kerkplein of het huidige sint-Poppoplein. Daar was het fundament van een kerkhofmuur in het groter formaat 25/24 x 11 x 5 (+/- 1) cm opgetrokken. Onder het fundament werd ook herbruikt materiaal aangetroffen, waaronder een beeld van sint-Antonius. Op basis van de expertise van Jan Van Damme (Dienst erfgoed en monumentenzorg, Provincie Oost-Vlaanderen) werd dit beeld in de 17e eeuw gedateerd. Dit beeld geeft een terminus ante quem voor de kerkhofmuur die dus in de loop van of later dan de 17de eeuw gedateerd wordt (VAnDecAtsYe et AL, 2012). het kleiner formaat 21 x 10 x 5 cm werd dan weer aangetroffen in de muurresten van de huisjes naast het kerkhof. Daar is de datering van het geheel echter ruim gehouden tussen de 17e en de 20e eeuw (VAnDecAtsYe et AL, 2012). De huisjes zijn echter wel al bekend van de Parochie van Deinze door Pieter hovaere (1715), de kaart van J. Van maldeghem (1786), de ferrariskaart (1771-1778), de Atlas der Buurtwegen (1840) en de Poppkaart (1861). Ook de huisjes kunnen dus ergens in de 18e eeuw geplaatst worden (VAnhee, 2011) en hun verbouwingen worden op basis van een kleiner baksteenformaat van 19 x 9 x 4 (+/- 1) cm en de aanwezigheid van cementmortel in de 19e tot 20e eeuw geplaatst (VAnDecAtsYe et AL, 2012). Dit formaat, hoewel niet besproken in dit verhaal, is eveneens opgemerkt in het huis aan de tolpoortstraat 30 - 32 uit 1816.
Kale - Leie Archeologische Dienst
57
ten slotte werden op het rheinbachplein de resten van een tuinmuur, kade en tuinpaviljoen onderzocht en ook deze structuren hebben een baksteenformaat van 20 x 10 x 5 cm. Ook hier plaatst de kaart van J. Van maldeghem (1786) deze structuren al in de 18e eeuw. het vermoeden van Vincent Debonne aangaande de baksteenformaten lijkt zich op basis van de andere opgravingsgegevens te bevestigen. het markizaat is in de 17e eeuw (omstreeks 1652) opgetrokken in een baksteenformaat van 25/24 x 11 x 4/5 cm en later verbouwd in een kleiner formaat 20/21 x 10 x 4 cm dat in de (tweede helft van de) 18e eeuw courant zou zijn. naast de grote aanpassingen binnen het gebouw zijn nog kleinere aanpassingen en vernieuwingen opgemerkt. maar hier kan door de vondstomstandigheden geen duidelijke datering aan vastgeknoopt worden. Besluit De inventarisatie van het markizaat aan de tolpoortstraat 30 - 32 te Deinze bracht interessante gegevens op. De eerste concrete gegevens over het markizaat van Deinze kwamen aan het licht en hoewel de inventarisatie niet de volledigheid van een opgraving kent, gaf ze voldoende informatie om zicht te krijgen op de vorm en dimensies van het Deinse markizaat. Zo lijkt de hoofdstructuur van het gebouw te dateren uit omstreeks 1652 en kreeg het hoofdgebouw (gebouw II) in de loop van de 18e eeuw een belangrijke interne aanpassing. De vondsten stellen ons in staat een hypothese voorop te stellen over hoe het gebouw was ingedeeld. tot de oudste fase (1652) behoren de exterieurmuren van gebouw I en II, de hoektoren en een deel van de voorgevel van het nog bestaande huis. Die maken deel uit van het oorspronkelijke ontwerp van een poortgebouw met hoektorens en een achterliggend verblijf (gebouw I) verbonden door een smaller gebouw of gang (gebouw II). In de 18e eeuw kende gebouw II een nieuwe indeling. hoewel een groot deel van het gebouw verdwenen is, lijkt het mogelijk om de dimensies van het volledig gebouw in te schatten. De afstand tussen de bestaande toren en gebouw I bedraagt 22,90 m, wat dus de maximale lengte van gebouw II moet zijn. er is echter slechts 11,90 m van bewaard. De breedte van gebouw II is ongeveer 2,08 m. gebouw I meet 20,24 m bij 6 m. Ook voor het poortgebouw kan de dimensie bij benadering berekend worden. De bestaande vierkante toren heeft zijden van ca. 4,60 m. Vermoedelijk had de afgebroken tegenpool ongeveer dezelfde afmetingen. Van het 19e-eeuwse huis tussen de torens het gebouw tussen de torens dus ca. 20,35 m lang geweest zijn. De totale lengte van het poortgebouw moet dan ongeveer 29,55 cm geweest zijn. het markizaat is ondertussen afgedekt met zand en een geotextiel, waarboven de betonplaat van de winkelruimte is geconstrueerd. Op deze manier werd de site van het markizaat van Deinze weliswaar niet zichtbaar maar wel in situ bewaard. De architecturale denkoefening rond de bewaring in situ van dit gebouw en de uitvoering ervan was bijzonder interessant en kan gepromoot worden voor andere voorbeelden in Vlaanderen. want het is duidelijk dat, hoewel bewaring in situ hoog in het Vlaamse vaandel wordt gedragen, er nood is aan onderzoek naar archeologievriendelijke bouwmethodes, die het mogelijk maken sites (zichtbaar of onzichtbaar) in situ te bewaren en zo dure archeologische onderzoeken in de stadskern te vermijden.
58
Jaarverslag 2011
BAert g.P., 1964. het bezit van Don Diego mesia. eerste markies van Deinze (1625 - 1632). In: Bijdragen tot de geschiedenis der stad Deinze en van het Land van de Leie en de schelde. XXXI, pp. 7 - 54. vincie Oost- Vlaanderen, Arrondissement gent, Kantons Deinze - nazareth. In: Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen. nr. 12n3, 522 pp. cAssImAn A., (1953 &) 1954. geschiedenis der stad Deinze. In: Bijdragen tot de geschiedenis der stad Deinze en van het Land van de Leie en de schelde. XX & XXI, pp. 1 - 306. gOemInne L., 2012. had Deinze een grafelijke castrale motte in de vroege middeleeuwen. In: Bijdragen tot de geschiedenis van Deinze en de Leiestreek. LXXIX, pp. 57 - 74 (in druk). mAes h., 1977. De stadshalle te Deinze. In: Bijdragen tot de geschiedenis der stad Deinze en van het land aan de Leie en schelde. XLIV, pp. 89 - 102. PreVenIer w. & VermeIr r., 2003. De stad en haar vorsten. In: geschiedenis van Deinze. Deel I. middeleeuwen en nieuwe tijden. Pp. 55 - 82. VAnhee D., 1998. Van haar voetstuk gehaald: de Deinse stadshalle. In: Bijdragen tot de geschiedenis van Deinze en de Leiestreek. LXV, pp. 377 - 413. VAnDecAtsYe s. & LAIsneZ K., herremAn DrIes & heYerIcK n., 2012. Archeologisch onderzoek stadshal Deinze. 21 februari - 6 april 2011. (=KLAD-rapport 24, in voorbereiding) 2.2.10 Archeologisch onderzoek Deinze - Stadshal Stani Vandecatsye, Karen Laisnez & Nikki Heyerick (Ename Expertisecentrum VZW) Voorafgaand aan de geplande heraanleg van het Kerkplein, de Leiedam en de markt ging in de zomer van 2009 in het stadscentrum van Deinze een intensieve archeologische campagne van start. hierbij werd in eerste instantie de aard en de omvang van het stedelijk bodemarchief op verschillende locaties binnen de stadskern in kaart gebracht. er werd ook nagegaan of de archeologisch waardevolle zones onder bedreiging staan door de geplande werken. eerst werd bekeken of deze resten via aanpassingen in situ bewaard konden worden. Indien dit onmogelijk is, wordt er een opgraving uitgevoerd. Daar de oudste stadsgeschiedenis nauwelijks gekend is, bood de geplande stadskernvernieuwing een opportuniteit om deze geschiedenis verder te onderzoeken. het onderzoek zelf verloopt in meerdere fases. In de zomer van 2009 ging er op het Kerkplein en het rheinbachplein onder leiding van de KLAD een proefonderzoek van start (zie jaarverslag 2009). In de lente van 2010 ging een archeologisch vervolgonderzoek op het Kerkplein van start onder het ename expertisecentrum voor erfgoedontsluiting. na de opgraving van het Kerkplein werden in een volgende fase op de markt 3 proefputten van zes op zes meter aangelegd om een beter zicht te krijgen op de aard en de omvang van het bodemarchief (zie jaarverslag 2010). In het voorjaar van 2011 werden de fundamenten van de Deinse stadshal of de hallenpoort opgegraven. Daar men op deze locatie de aanleg van een luifel voorziet en omdat onze kennis van de stadshal beperkt is, drong een archeologische opgraving zich op. Deze bijdrage schetst de belangrijkste resultaten van de opgraving van de stadshal.
Kale - Leie Archeologische Dienst
59
waarop de Brugse Poort als poortgebouw staat. Alle jongere kaarten tonen een brug. In: A. sanderus, 1649. fig. 29: stadshal op Plan der steede en marquisaet van Deijnse door J. van maldeghem, 1786 .
60
fig. 30: situering van de stadshal.
Jaarverslag 2011
Kale - Leie Archeologische Dienst
61
fig. 31: De fundamenten van de stadshal.
Historische gegevens en onderzoeksvragen Onze historische kennis met betrekking tot de stadshal van Deinze is eerder beperkt. we weten dat er tot in het jaar 1792 op het midden van de markt sprake is van een stadshal of omtrent de omvang en de architecturale opbouw van de stadshal. Ook omtrent de verschillende bouwfases van het gebouw is niet veel geweten. De historische bronnen vermelden een vroege houtbouw die dienst deed als lakenhal (13e eeuw). Vanaf de 15e eeuw zou er sprake zijn van een steenbouw die dienst deed als stadhuis. De doelstellingen van het archeologisch onderzoek omvatten in de eerste plaats de lokalisatie van de stadshal en het onderzoek naar de omvang en het uitzicht van dit gebouw. In de tweede plaats werd nagegaan of we op deze locatie de restanten van verschillende bouwfases kunnen herkennen en of we ook indicaties voor de functie van het gebouw kunnen terugvinden. tijdens de herinrichting van de markt in 1976-77 werd de stadshal voor het eerst sinds de fatale brand opnieuw aangesneden en tijdens een korte campagne van 5 dagen gedeeltelijk onderzocht. Op basis van deze resultaten en het andere kaartmateriaal werd ten zuiden van de huidige ramstraat op zoek gegaan naar de fundamenten. Archeologische gegevens 1. De muurresten Bij de aanleg van het vlak werd de bestrating machinaal verwijderd. Onder de huidige wegverharding kwamen snel funderingsresten aan het licht. Bij het aantreffen van de eerste baksteenlagen werd grotendeels manueel opgegraven. De resten van het bovengronds muurwerk van de stadshal zijn volledig verdwenen. De fundamenten zijn opgetrokken uit een rode, broze baksteen met een formaat van 26 x 12 x 6 cm. weinig recente verstoringen
fig. 32: De fundamenten van de stadshal in bovenaanzicht en in grondplan.
doorsnijden het fundament, hierdoor kon de omvang en opbouw van de stadshal nagegaan worden. het gebouw had een lengte van 23,5 meter op een breedte van 9 tot 9,5
ons meer vertellen over de bovenbouw en de verschillende bouwfases van de stadshal. we
poeren en steunberen. Poeren zijn gemetselde ondersteuningen van het fundament die niet doorlopen in de gevel. steunberen lopen wel door in de gevel en fungeren als muurverzwaringen die de zijdelingse druk van de dakconstructie opvangen. De zwaarte van de fundamenten en de steunberen doet vermoeden dat de stadshal waarschijnlijk 3 bouwla-
het midden bevindt zich telkens een spaarboog. Binnen in de stadshal werden de restanten van een binnenindeling aangetroffen. het gaat om een tweedeling die bestaat uit gecompacteerd baksteenpuin waarop waarschijnlijk een binnenmuur stond. Zone 6.1
Zone 3.3
8.68TAW
Zone 3.2
8.02TAW
Zone 3.1
Zone 1.1
Zone 2.11
8.10
Zone 2.6
Zone 2.1
8.71 TAW
Zone 6.2
8.95TAW 8.94TAW
8.93TAW
8.91
8.88
8.85 TAW
8.71
8.72
8.698.71
8.77
8.70
8.73TAW
Zone 6.3
8.74
8.71
Zone 2.12
Zone 2.7
8.05TAW
Zone 2.2
8.91 TAW
Zone 1.3
Zone 6.4
8.74
Zone 2.13
8.91TAW
8.70
Zone 2.8
Zone 2.3
8.63
8.88 TAW
Zone 1.4
N
Zone 1.2
Stadshal Deinze (februari-maart 2011)
Grondplan Archeologisch onderzoek
Zone 6.5
8.84TAW
8.72
8.72
Zone 2.14
Zone 2.9
Zone 2.4
8.57
8.51
8.86 TAW
Zone 1.5
0
8.74
8.78
8.83
8.82
8.79
Zone 6.6
8.85TAW
8.80
Zone 2.15
8.79
8.02TAW
Zone 2.10
Zone 2.5
8.89 TAW
Zone 1.6
8.86TAW
8.84 TAW
Zone 1.7
Zone 6.7
Zone 4.11
Zone 4.6
Zone 4.1
8.61
Zone 4.7
Zone 4.2
8.61
8.77
8.80
Zone 6.8
Zone 4.12 8.86
8.93TAW
8.85
8.86
8.84TAW
Zone 1.9
8.25TAW
8.90 TAW
8.87TAW
Zone 1.8
5m
8.81
8.81
8.75
Zone 6.9
Zone 4.13
Zone 4.8
Zone 4.3
8.28
8.85TAW
Zone 1.10
8.85
8.49
Zone 6.10
8.88TAW
Zone 4.14
Zone 4.9
Zone 4.4
8.29
8.87TAW
Zone 1.11
8.84TAW
8.85TAW
Zone 1.13
Zone 5.2
Zone 5.1
Zone 6.12
Zone 5.3
8.83TAW
8.87TAW
8.84TAW
8.88TAW
Zone 6.11
Zone 4.15
8.77
8.20TAW
Zone 4.10
Zone 4.5
Zone 1.12
62 Jaarverslag 2011
Kale - Leie Archeologische Dienst
63
fig. 33: het bemonsteren van de beerput.
fig. 34 - 36: fragment van een roemerglas en gebrandschilderd glas en leisteen met perforaties (van boven naar onder).
fig. 37: Kan uit hoogversierd aardewerk (13e eeuw).
64
Jaarverslag 2011
LEGENDE Recente verstoring bodemarchief
N
TAW-Waarde
8.57
Coupe op bodem/spoor L67
Locusnummer
Zone 1.2
Zonenummer
5m Zone 1.7
Zone 1.2
Zone 1.3
Zone 1.4
Zone 1.5
Zone 1.8
Zone 1.9
0 L41
Zone 1.10
Zone 1.12
Zone 1.11
Zone 1.6
L41
Zone 1.13
L1.6
Zone 1.1
L1.1
L1.2
L1.5
L1.4
L1.3
L1
8.57
L8
8.63 L15
Zone 3.1
L3
L10
L13
Zone 2.1
8.61
L39
L14
Zone 2.2
8.57
L2
8.51
8.28
L37
L38
L40
Zone 2.4
Zone 2.5
L40
L7L5
L5
8.61
Zone 2.3
8.29
8.75
L36
L36
Zone 4.1
Zone 4.2
L41
Zone 4.3
Zone 4.4
Zone 4.5
L4
Zone 5.1
8.85TAW
Zone 3.2
Zone 2.6
8.02TAW
Zone 2.7 8.05TAW
8.93TAW
L16
Zone 2.12
8.10
8.68TAW
8.69
8.71
8.77
L19
Zone 4.6
Zone 2.10
L3.3
Zone 4.7
Zone 4.8
Zone 4.9
L46
8.58 L63
8.60
L31.1
L28
8.72
L30
L31.2
L66
8.83
8.80 L34
Zone 6.4 8.66
L46
Zone 4.12 L51
L30
L2
8.86 L49 8.86
Zone 4.11
8.79
L47
L33
L52
8.81
Zone 4.13
L58 L56
8.80 L38
8.77
8.85
L53 L55
8.81
Zone 4.14
8.52
Zone 6.5
L60
8.77
Zone 4.15
Zone 5.3
L31
L31.5
L31.4
L31.3
Zone 5.2
8.49 8.85
L31
L44
Zone 6.3
8.74
L32.1
Zone 2.15
8.78
L31
L45
Zone 6.2
L29
Zone 4.10
8.25TAW 8.20TAW
8.83 8.79 L32.2
L27
8.72
L31 L59
L3.4
Zone 2.14
8.74
8.70
L23
L31
L26
8.70
L24
L20
8.72
L25
L22
8.74
L17
L3
Zone 2.13
8.71
L18
Zone 2.11
Zone 6.1
Zone 2.9
8.02TAW
Zone 3.3
L67
Zone 2.8
Zone 6.12
L66
Zone 6.6 Zone 6.7
8.40
Zone 6.8
fig. 38: grondplan van de stadshal met de verschillende sporen in grondvlak.
Zone 6.9
Zone 6.10
Zone 6.11
Kale - Leie Archeologische Dienst
65
Langs de noordelijke helft van de stadshal konden we vaststellen dat er in een latere fase een verbreding van het fundament werd aangebracht. Aangezien de hoeken van de stadshal in het noorden een afronding vertonen, vermoeden we dat hier sprake kan geweest zijn van de aanwezigheid van torens. naast deze bouwfase werd nog een derde fase aangetroffen langs het noordoostelijke deel van de stadshal. hiertegen werd een 17eeeuwse beerput aangebouwd. 2. De beerput gaat om een latere bijbouw (17e eeuw). De beerput werd gedeeltelijk verstoord door een sleuf uit het verleden. het overige deel van de vulling werd volledig in emmers geschept en uitgezeefd. De inhoud van de beerput levert een schat aan informatie op met betrekking tot de activiteiten die in en rond de stadshal doorgingen. een paar elementen dragen ook bij tot de reconstructie van het uitzicht van de bovenbouw. In de vulling werden grote hoeveelheden oesters, visgraten en resten van zaden en vruchten gevonden. Deze resten geven informatie met betrekking tot het consumptiepatroon tijdens feestelijkheden. naast de consumptieresten werden ook fragmenten van roemerglazen (wijnglazen), vleugelglas en tafelservies aangetroffen. er werd in de beerput ook vlakglas gevonden. Blikvangers onder deze vondsten zijn een paar scherven gebrandschilderd glas. mogelijk had de stadshal één of meerdere raampartijen met gebrandschilderd glas-in-lood. De vondst van één noksteen doet natuurstenen bouwelementen vermoeden in de bovenbouw en verschillende dakpannen geven ons een zicht op de dakbedekking. 3. De sporen Binnen in de stadshal herkennen we de zwartgrijze middeleeuwse bewoningslaag die ook tijdens het onderzoek van de proefputten werd aangetroffen (jaarverslag 2010). In tegenstelling tot in de proefputten is dit pakket hier beperkt naar omvang. Dit zou kunnen betekenen dat de middeleeuwse bewoningslaag hier gedeeltelijk weggegraven werd voor de aanleg van de stadshal. het lijkt ons aannemelijker dat op deze locatie al van in de vroege stadsgeschiedenis sprake was van een gebouw. Binnen en buiten de stadshal werden ook verschillende paalextractiekuilen aangetroffen. De datering van deze kuilen is problematisch omdat ze gevuld zijn met materiaal uit latere periodes. wegens de hoge concentratie van deze sporen binnen de stadshal valt het echter niet uit te sluiten dat ze de restanten zijn van een oudere houtbouwfase (de zogenaamde lakenhal) waarvan in de geschreven bronnen sprake is. De vondst van een paar loden gewichten kan ook een indicatie zijn voor de aanwezigheid van een gebouw met een marktfunctie. De inplanting van de zoeksleuven tijdens de kortstondige archeologische campagne van 1976 resulteerde in een verstoring van 60 procent van het bodemarchief in en rondom de stadshal. Bij de aanleg van deze sleuven werd nog geen rekening gehouden met de aanwezigheid van paalkuilen. hierdoor gingen de ruimtelijke gegevens van deze structuren verloren. De aanleg van de 15e-eeuwse fundamenten hield eveneens een verstoring in van oudere (ondiepe) structuren. hierdoor is de ruimtelijke interpretatie (en de eventuele reconstructie van een gebouwplattegrond) problematisch. naast de paalkuilen werden in de zuidoostelijke en noordwestelijke hoek van het vlak resten aangetroffen van houten palissades. Deze sporen zijn ouder dan de muurresten en op basis van hoogversierd aardewerk in de vulling dateren we ze tussen de 12de en de 13de eeuw. mogelijk hadden deze structuren een defensieve functie. Aangezien ze slechts voor een kleine oppervlakte aangesneden zijn, levert dit beperkingen op om een ruimtelijke interpretatie te geven aan deze sporen. toekomstig onderzoek naar deze structuren loont in de toekomst de moeite.
66
fig. 40: gefaseerd grondplan. groen: metaaltijden Blauw: romeinse tijd Paars: middeleeuwen rood: nieuwe of nieuwste tijd
Jaarverslag 2011
Kale - Leie Archeologische Dienst
67
2.2.11 Archeologisch onderzoek Deinze - Sint-Hubertstraat Jordi Bruggeman & Natasja Reyns (All-Archeo bvba) Inleiding In het kader van de geplande aanleg van een verkaveling door Immo Danneels nv en green corner nv werd door de KLAD, volgend op een archeologisch vooronderzoek, een vlakdekkende opgraving van circa 0,86 ha geadviseerd. tijdens het vooronderzoek dat door All-Archeo bvba werd uitgevoerd, kwamen reeds verschillende nederzettingssporen uit de volle middeleeuwen aan het licht, waaronder paalkuilen, grachten en kuilen. Verder werd daarbij ook een vermoedelijk brandrestengraf aangetroffen en ĂŠĂŠn spoor dat aardewerk in prehistorische techniek bevatte en verwijst naar een nog oudere bewoningsfase. (DerIeuw, 2011) tijdens de opgraving kwamen uiteindelijk drie gebouwplattegronden, acht spijkers, enkele greppels en andere sporen aan het licht, die kunnen toegewezen worden aan een fase uit de ijzertijd, mogelijk ook uit de romeinse tijd, uit de middeleeuwen en ook uit de nieuwe tot nieuwste tijd. het projectgebied is gelegen in de provincie Oost-Vlaanderen, gemeente Deinze, deelgemeente Petegem-aan-de-Leie, percelen 380K5 (partim), 380r4 (partim), 380s4 (partim), 382D, 389e2, 389f2, 390L4, 390m4 en 390Z4 (kadaster Deinze, 3de afdeling, sectie B). het westelijke deel afhelt in de richting van de Kattebeek. Over vrijwel het volledige terrein is een bodemopbouw te herkennen die bestaat uit een A-horizont, gelegen op een oudere A-horizont of alluvium. Dit pakket ligt op zijn beurt op de c-horizont. het archeologisch niveau bevindt zich tussen 30 tot 70 cm onder het maaiveld, met een gemiddelde van circa 50 cm, tussen 7,78 en 9,14 m tAw. De diepte van het archeologisch niveau neemt toe naar het noordoosten. De omgeving van het projectgebied bevat enkele archeologisch gekende waarden uit de volle tot late middeleeuwen. tot nog toe konden in Deinze weinig archeologische waarnemingen gedaan worden via vlakdekkend onderzoek. Deze site draagt dan ook in grote mate bij tot onze kennis over het verleden van Deinze. Resultaten
fig. 41: gedeeltelijk bewaarde ijzertijdplattegrond.
1. Bewoningssporen uit de ijzertijd Bij de opgraving konden een aantal elementen vastgesteld worden van een erf uit de ijzertijd. In de eerste plaats gaat het om een gebouwplattegrond. Deze bevond zich slechts gedeeltelijk binnen de onderzoekszone en is wellicht verstoord bij de aanleg van de spoorwegberm naast het terrein. ten oosten van deze gebouwplattegrond bevond zich een waterkuil en konden een achttal spijkers vast-
68
Jaarverslag 2011
fig. 42: grondplan en doorsnede van de waterkuil.
gesteld worden. De paalsporen van de basisstructuur hebben een diameter van circa 80 cm en een betegrond sluit aan bij die van de aangetroffen spijkers. gezien slechts enkele sporen van het gebouw konden gedocumenteerd worden, is het niet mogelijk verder inzicht te krijgen in het gebouwtype. sporen zijn rond van vorm, met een diameter tussen 25 en 45 cm en een bewaarde diepte van 12 tot 38 cm. De vulling is donkergrijs gevlekt. In ĂŠĂŠn spoor werd een wandfragment handgevormd aardewerk aangetroffen, evenals twee fragmenten huttenleem. een ander spoor leverde een wandfragment handgevormd aardewerk op. centraal in het noorden van het onderzoeksterrein werd een waterkuil vastgesteld. Deze wordt doorsneden door een recentere greppel. wellicht kan dit spoor gerelateerd worden aan de aangetroffen plattegrond uit de ijzertijd. De kuil heeft een diameter van 3,7 m en een diepte van 95 cm. De vulling bestaat uit twee opvullingspakketten: het onderste pak-
Kale - Leie Archeologische Dienst
fig. 43: Brandrestengraf.
69
fig. 44: coupe op het brandrestengraf.
fig. 45: tekening van het brandrestengraf en de coupe.
ket is donkergrijs en enigszins gelaagd en het bovenste pakket is homogeen grijs. het onderste opvullingspakket lijkt gevormd door het traag dichtslibben van de waterkuil, terwijl het bovenste pakket kan gerelateerd worden aan de dempingsfase. De waterkuil leverde verschillende vondsten op. er werd een randfragment, een wandfragment en een bodemfragment in handgevormd aardewerk aan het oppervlak aangetroffen samen met een fragment van een maalsteen. In het bovenste pakket werden zeven wandfragmenten handgevormd aardewerk aangetroffen, evenals nog twee fragmenten van een maalsteen. tot slot leverden het onderste pakket nog negen wandfragmenten handgevormd aardewerk op en nog 20 fragmenten van een maalsteen.
70
Jaarverslag 2011
2. Begravingssporen uit de ijzertijd of Romeinse tijd tijdens het onderzoek werd een rechthoekig brandrestengraf aangetroffen, dat in de ijzertijd of in de romeinse tijd kan gedateerd worden. het graf bevindt zich in het zuiden van het onderzoeksgebied. bestond uit twee lagen: de bovenste laag is een zwartbruin opvullingspakket, de onderste laag is een zwarte houtskoollens. De kuil is slechts 15 cm diep bewaard. het spoor leverde geen vondstmateriaal op. De vulling werd volledig uitgezeefd, in functie van verder natuurwetenschappelijk onderzoek. De 14c-datering op het houtskool is in uitvoering en kan meer duidelijkheid brengen over de exacte datering van dit spoor. Brandrestengraven komen zowel in kleine grafveldjes als geïsoleerd voor. mogelijk kunnen ze geïnterpreteerd worden als veldgraven. Bijgiften komen slechts sporadisch voor. De grasluit met zijn rechte wanden en vlakke bodem aan bij de meest voorkomende graven, zoals aangetroffen op de site evergem – Kluizendok (LALOO, 2009: 328-334), maar is duidelijk veel ondieper bewaard. met zijn afmetingen van 3,3 x 1,4 m is het graf vrij groot. er zijn tot nog toe slechts weinig brandrestengraven aangetroffen, die afmetingen hebben die veel groter zijn dan 2 x 1 m. (LALOO, 2009: 334) Andere geïsoleerde brandrestengraven werden in de regio onder meer aangetroffen in evergem – ralingen/schoonstraat (VAn De VIJVer, (hOOrne, 2006: 25-26) het gaat doorgaans om een rechthoekige graven, maar in het geval van Knesselare, ook om een rond graf. Doorgaans bevindt er zich weinig tot geen botmateriaal in de graven (LALOO, 2009: 328-334; De LOgI, 2009: 135-137), wat ook op de site in Deinze het geval bleek. 3. Bewoningssporen uit de middeleeuwen De grootste concentratie aan middeleeuwse sporen bevindt zich in het noorden van het onderzoeksterrein. Aan de volle middeleeuwen kunnen twee gebouwplattegronden toegewezen worden van een drieschepig, bootvormig type. wellicht kunnen een aantal van de aangetroffen spijkers eerder gerelateerd worden aan deze woongebouwen. Ook zijn er een aantal greppels aanwezig, die mogelijk het erf afbakenden. plattegrond aanwezig. De plattegrond is driebeukig, met afmetingen van minimaal 8,4 x 15,2 m. het gebouw is slechts gedeeltelijk bewaard: enerzijds zijn de sporen ondiep bewaard of zelfs volledig verdwenen; anderzijds is het uiteinde aan de oostzijde vergraven door een recentere perceelsgracht. De paalsporen zijn doorgaans donkergrijs, licht gevlekt en vierkant tot ovaal van vorm, met een diameter tussen 50 en 150 cm. De bewaarde diepte varieert tussen 10 en 46 cm. het vondstmateriaal omvat voornamelijk gedraaid grijs aardewerk. het opvallendste is een randfragment van een kogelpot, die gedateerd kan worden van het einde van de 10de tot de eerste helft van de 13de eeuw. Op de schouder is decoratie aangebracht in de vorm van vierkantjes, met behulp van een radstempel. naast gedraaid grijs aardewerk werden ook enkele fragment handgevormd aardewerk aangetroffen. een enigszins vergelijkbare gebouwplattegrond werd aangetroffen op de site Zomergem – rijvers. Deze heeft
Kale - Leie Archeologische Dienst
fig. 46: grondplan en doorsnedes van middeleeuwse gebouwplattegrond 1.
71
fig. 47: grondplan en doorsnedes van middeleeuwse gebouwplattegrond 2.
fig. 48: rand van een kogelpot met radstempelversiering.
72
Jaarverslag 2011
een tweede plattegrond, die wellicht ook in de volle middeleeuwen gedateerd kan worden, bevindt zich in het noordwesten van het onderzoeksterrein en is noordwest-zuidoost deeltelijk bewaard ten gevolge van een latere perceelsgracht. het gebouw heeft een bewaarde breedte van 10,1 m en een bewaarde lengte van 8,5 m. evenals de eerste plattegrond, lijkt dit gebouw driebeukig en bootvormig te zijn. De palen van de draagstructuur hebben een diameter van maximaal 1 m en een bewaarde diepte van maximaal 58 cm. De twee aangetroffen middeleeuwse gebouwplattegronden kennen verschillende parallellen in de regio. Op de site evergem – ralingen/schoonstraat werden een aantal vrij volledige gelijkaardige driebeukige volmiddeleeuwse gebouwen aangetroffen. slechts één van de twee plattegronden op de site in Deinze leverde dateringsmateriaal op. Dit laat een datering toe tussen de 10e en het begin van de 13e eeuw. gelijkaardige plattegronden in de regio worden gedateerd tussen de 10e en de 12e eeuw. (VAn De VIJVer, 2009: 34-40) De buitenste palenrijen van de dubbele wandpalen die de twee zijbeuken omvatten, zijn vaak kleiner en minder zwaar ingezet. Dit kan duidelijk gezien worden bij een gebouwplattegrond aangetroffen op de site evergem-Koolstraat. (De LOgI, 2009: 145-147) Ook bij de site in Deinze zijn bij beide gebouwen de buitenste palenrijen minder diep ingezet - voor zover dit nog kon vastgesteld worden - als gevolg van de verstoring door recentere grachtstructuren. Dit verklaart wellicht waarom bij de eerste plattegrond één van de buitenste palenrijen niet meer bewaard is. op de meest courante richtingen in de regio. naar analogie met de eerste gebouwplatsite evergem-Koolstraat (De LOgI, 2009: 145-147) en Aalter-manewaarde (De smAeLe, 2009) tatie. het middeleeuwse erf wordt mogelijk afgebakend door een greppel. Deze greppel heeft zijn ongeveer even breed. uit een van deze greppels is een randfragment rood geglazuurd aardewerk van een bord afkomstig. Dit fragment is te dateren in de late middeleeuwen of nieuwe tijd. 4. Sporen uit de nieuwe en nieuwste tijd uit de nieuwe en nieuwste tijd kon een palenrij, wellicht afkomstig van een noordoost-zuid71 m gevolgd worden. De paalsporen zijn los van vulling en zijn vierkant tot rond van vorm. Ze hebben doorgaans een diameter kleiner dan 10 cm en zijn slechts enkele centimeter diep bewaard. De tussenafstand tussen de paaltjes bedraagt 1,6 m. Daarnaast bestaan de sporen voornamelijk uit perceelsgreppels, in hoofdzaak te plaatsen in de nieuwe tijd. De perceelsgreppels hebben doorgaans een noordwest-zuidoost tot noordoost-zuidwest Vondstmateriaal omvat vooral steengoed (siegburg, raeren en Langerwehe), grijs gedraaid aardewerk, enkele scherven handgevormd aardewerk, ijzeren nagels en geglazuurd aardewerk. Besluit Bij de opgraving op de site Deinze – sint-hubertstraat werd een erf uit de ijzertijd vastgesteld.
Kale - Leie Archeologische Dienst
73
Dit bevond zich slechts gedeeltelijk binnen de onderzoekszone en is wellicht verstoord bij de aanleg van de spoorwegberm. ten oosten van deze gebouwplattegrond bevond zich een waterkuil, die naast aardewerk verschillende maalsteenfragmenten opleverde. Ook konherkend. slechts twee ervan konden met enige zekerheid aan de ijzertijd toegewezen worden. tijdens het onderzoek kon tevens een ondiep bewaard, rechthoekig brandrestengraf vastgesteld worden, te dateren in de ijzertijd of in de romeinse tijd. Onderaan het spoor bevindt zich een houtskoolrijke lens, met daarboven een opvulpakket. het spoor leverde geen vondstmateriaal op. Aan de volle middeleeuwen kunnen twee gebouwplattegronden toegewezen worden van een drieschepig, bootvormig type. het eerste gebouw kent een noordoost-zuidwest vondstmateriaal op. Ook zijn er een aantal greppels aanwezig, die mogelijk het erf afbakenden. De gebouwplattegronden sluiten aan bij de uit de regio gekende middeleeuwse voorbeelden. BruggeMan j., Derieuw M. & reyns n., 2011, Archeologische opgraving Zomergem – rijvers, rapporten All-Archeo bvba 28, 99p. De logi a., Deconynck j., vanholMe n. & reniere s., 2009, Archeologisch onderzoek evergem – Koolstraat 1 oktober 2008 tot 10 juni 2009, KLAD-rapport 15, 176p. Derieuw, M., n. reyns & j. BruggeMan, 2011, Archeologisch vooronderzoek Petegem-aan-deLeie (Deinze) – sint-hubertstraat, Bornem (rapporten All-Archeo bvba 35). hoorne j., vanhee D., eggerMonT n. & DecorTe j Aalter-Brug – Knesselare fase 1 A. 3 november – 2 december 2005, KLAD-rapport 1, 35p. laloo P., De clercq w., PerDaen y. & croMBé P., 2009, het Kluizendokproject. Basisrapportage van het preventief archeologisch onderzoek op de wijk Zandeken (Kluizen, gem. evergem, prov. Oost-Vlaanderen). December 2005 - december 2009, ugent Archeologische rapporten 20, 400p. van De vijver M., kePPens k., schynkel e. & Dalle s., 2009, Archeologisch onderzoek evergem – ralingen/schoonstraat, 23 februari tot 26 juni 2009, KLAD-rapport 14, 92p. De sMaele B. & De langhe k., 2009, Aalter manewaarde (2008), http://www.deklad.be/aaltermanewaarde-2008. 2.2.12 Archeologisch onderzoek Evergem - Polenstraat Bart De Smaele, Simon Verdegem, Hadewijch Pieters, Anke Thuy & Catherina Thijs (aDeDe bvba) Algemene situering tussen 28 februari en 22 april 2011 werd door aDeDe bvba uit gent in opdracht van de Vlaamse maatschappij voor sociaal wonen (Vmsw) een archeologisch onderzoek uitge-
Jaarverslag 2011 74
fig. 49: grondplan met alle sporen, evergem - Polenstraat.
Evergem-Polenstraat Allesporenkaart
Esgreppels
18
Proefsleuven
12
ÂŻ
Werkput
6
24
Natuurlijke sporen
Sporen
Legende
0
Meter
Kale - Leie Archeologische Dienst
75
voerd langs de Polenstraat in evergem (De smAeLe, VerDegem, et al., 2011). het onderzoek kadert in het plan voor de verkaveling van het gebied tot een sociale woonwijk, waarbij alle archeologische sporen door de werken zouden worden verstoord. De geplande werken waren de aanleiding voor een vooronderzoek, dat plaatsvond eind 2010 (De VrIenDt, 2010), waarna door het Agentschap ruimte en erfgoed bindend geadviseerd werd dat een zone van 0,84 ha vlakdekkend diende te worden opgegraven. De selectie hiervoor was gebeurd op basis van de resultaten van het vooronderzoek en richtte zich op het integraal opgraven van de in het vooronderzoek aangetroffen nederzetting. Aangezien het onderzoeksgebied zich binnen het werkingsgebied van de Intergemeentelijke Archeologische Dienst Kale-Leie Archeologische Dienst (KLAD) bevindt, werd Dhr. David Vanhee aangeschreven voor de wetenschappelijke begeleiding van het onderzoek, waarvoor dank. Interpretatie van de sporen, structuren en de determinatie van het aardewerk gebeurde in samenspraak met zo wel Dhr. David Vanhee als Drs. wim De clercq (ugent), waarvoor tevens dank. het onderzoeksgebied zelf, wat grosso modo de helft van het volledige te verkavelen plangebied besloeg, bevond zich tussen de Polenstraat, de herritakkerlaan, de Dellaertsdreef lokale nw-ZO gerichte zandrug gesitueerd en zo wel in noordoostelijke richting als in zuidwestelijke richting daalt de hoogte van het terrein, wat resulteert in natte bodems met een zand-leembodems, die over het algemeen voldoende vruchtbaar en geschikt voor landbouw zijn. De combinatie van factoren, namelijk een rug in het landschap met voldoende goede landbouwgrond, maken het een geschikte locatie voor landelijke bewoning en akkerbouw. het gebied was bijgevolg tot bij de aanvang van het onderzoek in gebruik als grasland, waarbij de natuurlijke bodem (en het archeologisch leesbare vlak) zich op een diepte van 40 tot 60 cm onder het maaiveld bevond. Archeologische sporen In totaal werden tijdens het vlakdekkende onderzoek 507 sporen gedocumenteerd, waarvan met zekerheid 110 van biologische aard (clusters van mollengangen, resten van planverzameld) op het vlak, die als een geïsoleerde puntlocatie werden opgemeten (deze methode laat toe het “losse” aardewerk exact binnen de site te plaatsen en eventueel gegevens over verspreiding of clustering te verzamelen). van daarin het gerecupereerde aardewerk, te plaatsen in de Late middeleeuwen tot nieuwe tijd. De overige zijn antropogene sporen, waarbij het voornamelijk om kuilen, paalkuilen en greppels gaat. Over het hele terrein is over het algemeen sprake van een goede bewaring van de sporen, zo wel in het vlak als in de coupe. In het vlak tekenden de antropogene sporen zich af als duidelijk afgelijnde sporen met een donkergrijze tot bruingrijze vulling, waarbij de homogenisatie door biologische activiteit beperkt was. De aanwezigheid van een harde laag ijzerconcretie kan hiervoor de verklaring zijn. De harde laag ijzerconcretie zorgde er echter (ingedrukte teelaarde).
76
Jaarverslag 2011
Evergem-Polenstraat Structuur 1
Sp 181
Sp 181 Sp 182
Sp 182 Sp 166
Sp 166 Sp 164
Sp 164
Sp 167
Sp 167
0
1
2 Meter
3
4
¯
fig. 50: structuur 1.
In de coupe waren de sporen even goed leesbaar. In de lager gelegen gedeelten van het terrein, waar de bodemtextuur lemiger was, bleek de bioturbatie intenser, maar ook dit zorgde dit niet voor een verminderde leesbaarheid van de sporen. In het noordoostelijke gedeelte van en centraal in het onderzoeksgebied werden batterijen van geclusterde afgerond rechthoekige greppels aangetroffen, die sterk doen denken aan zgn. “esgreppels”. Deze esgreppels worden ten vroegste vanaf de 14e eeuw geplaatst en getuigen van een systeem van grondverbetering (De smAeLe et al., 2010). Ondanks het feit dat deze greppels nog niet eerder in de regio zijn aangetroffen, lijkt het door de gelijkaardige opbouw en ruimtelijke situering goed mogelijk dat het hier om een gelijkaardig systeem gaat. Over het algemeen was er relatief weinig verstoring van de archeologische sporen, een recente afwateringsgreppel uitgezonderd. wat de roerende archeologische objecten betreft was de bewaring van natuursteen en meeste bodems een goede kans op bewaring, waarop het onderzoeksgebied geen uitzondering was. het aardewerk was over het algemeen echter matig bewaard, wat voornamelijk te wijten is aan fosfaten in de bodem (mondelinge mededeling w. De clercq), die hun oorsprong vinden in overbemesting van de ondergrond. Dit heeft als resultaat dat het aardewerk dof, broos en brokkelig wordt.
Kale - Leie Archeologische Dienst
77
Evergem-Polenstraat Structuur 2
Sp 189
Sp 189
Sp 188 Sp 188
Sp 191
Sp 191 Sp 183
Sp 183
Sp 163
Sp 163 Sp 192 Sp 192 Sp 187 Sp 187 Sp 178
Sp 165
Sp 178
Sp 176 Sp 176 Sp 165
0
1
2 Meter
3
4
¯ fig. 51: structuur 2.
conservering van de organische resten, zoals hout, onverbrand botmateriaal maar ook metaal, was slecht. De ondergrond bestaat hoofdzakelijk uit zure zandleemgronden, waardoor enkel organische resten onder het freatisch vlak een kans op bewaring hebben. De houtresten in waterput 478 (zie verder) waren uitstekend bewaard. Structuren en gebouwplattegronden In de romeinse periode is het gebied uitgekozen als locatie voor het inplanten van een landelijke nederzetting, bestaande uit een enclos van greppels waarbinnen een aantal gebouwplattegronden uit ten minste twee verschillende fasen aanwezig was. De gebouwplattegronden kunnen in hoofdzaak worden onderverdeeld in hoofdgebouwen en bijgebouwen. Overige nederzettingsstructuren zijn waterputten en kuilen. er werden ten minste drie hoofdgebouwen aangetroffen, waarbij structuren 1 en 2 herbouw zijn van één en hetzelfde gebouw en structuur 8 een zwaar potstalgebouw is. structuur 1 is een enkele palenrij van 10,5m lang, bestaande uit 5 dragende palen. Deze structuur wordt oversneden door structuur 2, een structuur die bestaat uit kopse staanders op de korte zijden en acht zware wandpalen. Zoals structuur 2 in het vlak werd aangetroffen heeft hij een lengte van 16,7 m en een breedte van minimaal 7,3 en maximaal 8,3 m. De wandpalen die de noordelijke wand vormden waren beduidend zwaarder gefundeerd. Door de grootte van de paalkuilen en de schuine insteek die de wandpalen vertonen wordt vermoed dat het gebouw ten minste één keer hersteld is, mogelijk zelfs terwijl
78
Jaarverslag 2011
Evergem-Polenstraat Structuur 8
sp 321
sp 321
sp 444 sp 444 sp 320
sp 320
sp 319
sp 319
sp 322 sp 504
sp 318
sp 318
sp 504
sp 500
sp 322 sp 500 sp 331
sp 501 sp 498 sp 315
sp 316
sp 496
sp 495
sp 497
sp 338
sp 507
sp 316
sp 505 sp 330
sp 506
sp 338 sp 507
sp 335
sp 327
sp 338
sp 497
sp 496
sp 328 sp 329
sp 503
sp 502
sp 493 sp 495
sp 338
sp 506
sp 326
sp 498 sp 322
sp 492
sp 503
sp 502
sp 493
sp 501
sp 331
sp 492 sp 315
sp 329
sp 338 sp 335
sp 505 sp 330
sp 326
sp 327
0
1
2 Meter
3
4
¯
fig. 52: structuur 8.
het dakwerk nog aanwezig was (te oordelen aan de lange, ondiepe annex aan de paalkuilen, waaruit kan afgeleid worden dat de paalkern schuin in de kuil geschoven is). Door de geringe diepte van deze annexen kan het eventueel ook gaan om de restant van een binnenindeling van het gebouw. er is geen sprake van bewaarde wandpalen. structuur 1 werd op basis van houtskool uit een paalkern gedateerd in de 2e helft van de 2e eeuw (KIA-45822, 1845 ±25BP). De datering van houtskool uit een paalkern van structuur 2 leverde een datering in het neolithicum (KIA-45823), wat aangeeft dat de houtskool residueel madan structuur 1 en dus vermoedelijk aan het einde van de 2e eeuw kan gedateerd worden. Deze gebouwplattegrond is vrij kenmerkend voor landelijke nederzettingen in de romeinse periode (De cLercQ w., 2000, p. 44). centraal in het onderzoeksgebied werd een structuur (structuur 8) aangetroffen van 15,5 m wand van de structuur was zwaar verstoord door een proefsleuf, waarin de vulling van de potstal (zie verder) vermoedelijk als teelaarde geïnterpreteerd was. Deze structuur bestaat in basis uit een tweeledige open constructie met drie kopse staanders op de westelijke wand en vier staanders op de oostelijke wand, waarbij de middelste staander op de oostelijke wand ontdubbeld is. uit een paalkuil op de oostelijke wand kon een fragment verbrande huttenleem teruggevonden worden, waarop duidelijk een plat vlak zichtbaar was. Dit kan er op wijzen dat de wand (binnenwand of buitenwand ?) van
Kale - Leie Archeologische Dienst
79
Evergem-Polenstraat Structuur 10
Sp 393 Sp 393 Sp 387 Sp 387 Sp 392
Sp 382
Sp 392
Sp 382 Sp 377 Sp 377 Sp 376 Sp 376
Sp 390
Sp 369
Sp 390
Sp 369 Sp 394
Sp 394
Sp 434 Sp 433
Sp 434 Sp 433
Sp 427
Sp 427
Sp 421
Sp 421 Sp 419 Sp 419
Sp 418
Sp 418
0
1
2 Meter
3
4
ÂŻ fig. 53: structuur 10.
het gebouw voorzien was van vlechtwerk, afgewerkt met een vlakke wand van huttenleem. De westelijke helft van het gebouw bestaat uit drie of mogelijk vier gebinten, de westelijke wand niet meegerekend, waarbij er dakondersteunende palen op de centrale as geplaatst zijn. In deze zone is er reeds een zachte inloop naar het verdiepte loopvlak of potstal in de oostelijke helft van het gebouw zichtbaar (zie verder). De oostelijke helft van het gebouw is beduidend zwaarder en bestaat uit twee gebinten. het valt op dat het oostelijke gedeelte van de structuur voorzien is van een wandgreppel, waarvan drie segmenten gedocumenteerd werden. het noordelijke gedeelte is zwaar verstoord door de proefsleuf en was slechts ondiep bewaard, waardoor de wandgreppel slechts gedeeltelijk kon geregistreerd worden. De oostelijke wandgreppel was echter diep bewaard, maar in de coupes bleken geen resten van palen of andere structuren in de greppel aanwezig. De zuidelijke wandgreppel was in vlak 1 niet duidelijk af te lijnen, maar in vlak 2 bleek het te gaan om een greppel die een duidelijke knik in noordwestelijke richting maakte en zo de tweedeling van het gebouw nog accentueert. In de oostelijke helft van de structuur werd een verdiept loopvlak of potstal aangetroffen, dat in de coupe van west naar oost een duidelijke zachte inloop vertoont. In de oostelijke wand is dit verdiepte vlak tot 1,04 m diep, de uitloop in oostelijke richting is vrij steil. De vulling bestond uit sterk organisch lemig zand met aardewerk en bouwkeramiek in de bijmenging. De bodem van dit spoor bestond uit een gevlekte, vochtige en humeuze laag. In het diep-
80
Jaarverslag 2011
ste gedeelte van het spoor waren dunne lenzen ingespoeld zand zichtbaar. De interpretatie of verdiept stalgedeelte, dat met plaggen gevuld werd, waarop dieren gestald werden. De uitwerpselen van de dieren bemestten de plaggen en deze konden als meststof op de landbouwgrond gebruikt worden. De afwezigheid van afdrukken van hoeven, versteviging van de bodem (bijv. dmv. planken), de diepte en de grootte van het verdiepte loopvlak spreken een interpretatie als potstal echter tegen. een andere interpretatie kan eerder in de richting van artisanale activiteiten wijzen, zoals het gebruik van het verdiepte niveau als kuil voor het roten van vlas, een gebruik als hutkom, en dergelijke meer. het aardewerk in de vulling geeft uitsluitend aan dat het verdiepte niveau als dumpplaats voor huishoudelijk afval werd gebruikt. structuren 1,2 en 8 kunnen als hoofdgebouwen geïnterpreteerd worden, alle drie behorend tot één nederzetting die een levensduur van minstens 2 generaties (2 fasen) doorleefd heeft. een datering op houtskool uit de vulling van de potstal levert een datering in de 2e helft van de 2e eeuw (KIA-45824, 1815 ±25 BP), een heel gelijklopende datering met structuur 1. In het zuidoostelijke gedeelte van de nederzetting was een vierde duidelijke structuur (structuur 10) aanwezig, namelijk een gebouwplattegrond van 8 m lang en 7,4 m breed, dat nwZO gericht is en uit drie rijen van palen bestaat, waarbij de meest zuidelijke palenrij slecht bewaard is. De structuur bestaat uit 5 paalkuilen in de noordwestelijke wand, 5 paalkuilen in de zuidoostelijke wand en 5 paalkuilen in de noordoostelijke wand. De zuidwestelijke wand vertoont geen paalkuilen, evenmin werden er binnenin dragende of ondersteunende structuren aangetroffen. Op deze manier wordt een heel open structuur gevormd, gedragen door 5 gebinten. Verspreid over de nederzetting werden tenslotte nog twee vijfpalige spiekers (structuren 3 en 9) en één zespalige (structuur 11) spieker aangetroffen. Deze kleine structuren worden traditioneel als gebouwen voor opslag en/of artisanaat geïnterpreteerd. Verder werden verschillende structuren aangetroffen bestaande uit een palenrij van drie en van de paalkuilen als structuren afgelijnd werden (structuren 4, 5, 6 en 7). De interpretatie van deze structuren is onduidelijk, de werkhypothese is dat het gaat om gebouwen van het Alphen-ekerentype waarvan de wandpalen niet bewaard zijn (De smAeLe B., VerDegem s., scheLtJens s. & thIJs c., 2009). eveneens door hun duidelijke isolatie ten opzichte van de andere structuren en duidelijke samenhang van de paalkuilen vallen twee tweepalige constructies op. tenslotte kunnen ook vier clusters van paaluilen vermeld worden, waarbinnen geen duidelijke gebouwplattegrond kon worden afgeleid, alsook een enkele palenrij, bestaande uit 15 kleine paalkuilen. De rij palen is geïnterpreteerd als een afsluiting binnenin de nederzetting. De nederzetting lijkt omheind te zijn geweest door een systeem van greppels, dat in het oostelijke gedeelte twee- en drieledig is. In het westelijke gedeelte werd geen begrenzing aangetroffen en vermoedelijk loopt de nederzetting onder de bestaande huizen door. het valt hierbij op dat de structuren van de nederzetting zich dichtbij de greppels lijken te clusteren, waarbij het binnengebied van de nederzetting relatief open blijft. Dit geeft blijk van een zekere interne organisatie van de nederzetting. Over de interne organisatie van de nederzetting kan eveneens worden gesteld dat zo wel het systeem van greppels als alle ge-
Kale - Leie Archeologische Dienst
81
Waterputten en –kuilen er werden verspreid over het terrein één waterput (met bewaarde constructie) en twee waterkuilen aangetroffen. waterput 478 bevond zich 26 m ten zuidwesten van structuren 1 en 2 en tekende zich in het vlakaf als een rechthoekig spoor (insteekkuil) met een ovale kern, met een lengte van 4,40 m en een breedte van 3,50 m. In de coupe waren de insteekkuil van de put en de nazak van de trechter goed van elkaar te onderscheiden. In vlak 2 (op ± 1,2 m diepte) bleek een rechthoekige kern aanwezig, waarlangs de aanlegkuil met nat en drabbig sediment was opgevuld. In eerste instantie rees het vermoeden dat de waterput tweefasig was, maar bij het verdiepen van het spoor bleek dit niet het geval te zijn en de een eerste fase van de aanlegtrechter : deze werd slechts 1,20 m diep uitgegraven en vertoont sporen van inkalving, wat doet vermoeden dat men op een gegeven moment met de uitgraving is gestopt en op een later moment de uitgraving heeft hervat. Dit verklaart de haarscherpe oversnijding tussen de eerste fase van de aanlegtrechter en de eigenlijke aanlegtrechter van de waterput. Vanaf 1,60 m diepte was het hout van de constructie (de toppen van de hoekpalen) bewaard. De constructie was opgebouwd uit vier zware rechthoekige palen die niet waren aangepunt maar schuin afgezaagd, zodat ze toch in de natuurlijke bodem konden ingedreven of ingeheid worden. De palen waren 45 in de natuurlijke bodem ingedreven. De vier hoekpalen waren elk voorzien van twee smalle gleuven, waarin een op maat gevormde dwarslat via pengatverbinding in geschoven was. De oostelijke en westelijke dwarslatten bevonden zich hoger dan de noordelijke en zuidelijke. Deze dwarslatten konden voorkomen dat de vier hoekpalen door de druk van de bodem naar binnen klappen. Aan de buitenzijde van de dwarslatten waren dunne houten platen, waarvan het merendeel aangepunt was, vertikaal in de natuurlijke bodem gedreven. Deze dunne houten platen, die doen denken aan brede duigen, waren met een brede overlapping tegen elkaar geplaatst, zodat een dichte plankenwand ontstond en geen sediment in de constructie kon spoetrage, humeuze opvulling van de waterput. er zijn geen aanwijzingen dat dit systeem over de hele hoogte van de putschacht werd toegepast en vermoedelijk was enkel de onderste meter van de waterput voorzien van een dergelijke dichte wand, net om snelle inspoeling te vermijden. De buitenwand van de putschacht bestond tenslotte uit zware horizontaal geplaatste platen, die door de druk van het sediment in de aanlegkuil tegen de hoekpalen gehouden werden. De bodem van de putschacht was vlak en bestond uit naakte natuurlijke bodem. De vulling van de putschacht bestond uit een vrij homogeen pakket sterk kleiig en organisch zand, waarin slechts enkele fragmenten aardewerk en resten van takjes aanwezig waren. een datering op een twijg met schors uit de onderste schachtvulling leverde een datering in de 3e eeuw (KIA-45481, 1755 ± 25 BP). waterkuil 324, die zich dichtbij structuur 8 bevond en op basis van aardewerk in de bovenste vulling in de romeinse periode kon gedateerd worden, onderscheidt zich door de analyse van het pollen in de vulling (De smAeLe B., 2011). hieruit bleek dat het landschap rond de kuil vrij bosrijk was, zo wel op de hoge als op de lage gedeelten van het gebied. men spreekt echter van een bosrandsituatie, waarbij de nederzetting zich vermoedelijk op de van het terrein. De hoge gronden, maar ook de lage gedeelten, blijken dus bosrijk te zijn
82
Jaarverslag 2011
was uitgekozen voor het installeren van een nederzetting. men kan gaan denken aan een situatie waarbij de hoogste gronden een andere functie hadden dan louter nederzetting (grafveld, wegtracé, bos met gemengd gebruik, … ?) en de laagste gronden eventueel gebruikt werden voor het seizoenaal weiden van dieren of het onderhouden van rietkanten. het pollen van riet en oeverplanten was goed vertegenwoordigd. Interessant is ook de aanwezigheid van pollen van struikhei, die wijzen op uitputting van de gronden. maar aangezien het percentage pollen van struikhei vrij laag is en er grote hoeveelheden pollen van graangewassen zijn aangetroffen, lijkt het onwaarschijnlijk dat de polen van de struikhei wijzen op een desintegratie van de landbouwgrond in de nederzetting zelf. het lijkt plausibel dat het pollen van struikhei afkomstig is van gronden in de buurt die reeds lange tijd verlaten waren (akkers van vorige generaties ?). Aan andere mogelijkheid is dat de stuikhei open plekken in het bos op de hogere gronden vertegenwoordigt, wat doet vermoeden dat deze plekken door schapen of runderen begraasd werden. een jongere laag van de kuil toont echter een ander, subtieler beeld. het aandeel bomen op de hogere gronden is drastisch afgenomen, wat er op wijst dat het landschap op korte tijd opener is geworden. Aan de situatie op de lage gronden en de nederzetting zelf is echter niks veranderd en de schrale heidegronden zijn eveneens slecht vertegenwoordigd. Dit wijst er op dat het landgebruik op de hoge gronden veranderd was. men moet denken aan houtkap, brand en mogelijk een niet nader te vatten ontginning van de hoge gronden, eveneens om redenen die niet uit het bodemarchief af te leiden zijn. Materiële cultuur
steen, waarbij het aardewerk voor een groot deel (tot 50 – 60 %) bestaat uit lokaal handgevormd aardewerk, aangevuld met onder andere kruiken in Low Lands ware, vissaus- en olijfolieamforen, voorraadpotten, noord-franse aardewerk en de terra sigillata (Drag. 45, dunwandige drinkbekers, borden/schalen, wrijfschalen, enz. het lijkt er dus op dat voor het koken en het opslaan van voedsel voorkeur gegeven werd aan de inheemse materialen, in combinatie met potten in Low Lands ware, amforen en dolia. Door de afwezigheid van halzen en oren van amforen moet de vraag gesteld worden of deze materialen wel in hun volledige vorm werden getransporteerd. Voor de tafelwaar, zoals drinkbekers en borden, een groot deel van het aardewerk is afkomstig uit de greppels, waarbij er in het zuidelijke gedeelte van het greppelsysteem een grote zone is waar de greppel als dumpplaats voor pels). De rest van het aardewerk in de greppels is duidelijk geclusterd en lijkt te wijzen op kleine, tijdelijke dumpplaatsen van huishoudelijk afval. het aardewerk lijkt de absolute dateringen van de gebouwplattegronden en de waterputten-en kuilen te ondersteunen en beslaat een periode van de 2e en 3e eeuw. en verschillende fragmenten van maalstenen in tefriet aangetroffen. Deze elementen wijBesluit ter besluit kan worden gesteld dat een groot deel van een woonerf uit de 2e en 3e eeuw is onderzocht, vermoedelijk bestaand uit twee hoofdgebouwen (structuur 1-2 en structuur 8) en een groot aantal bijgebouwen. De herbouw van structuur 1 tot structuur 2 wijst op een bestaan van de nederzetting gedurende minstens twee generaties.
Kale - Leie Archeologische Dienst
83
De gebouwen, die de kern van de nederzetting vormen, clusteren zich duidelijk in de hoeken van het areaal, dat door de greppels werd afgebakend. Dit wijst op een duidelijke structuur binnen de nederzetting, waarbij de open ruimte binnenin voor landbouw en of veeteelt kon worden gebruikt. want de nederzetting was gericht op het bedrijven landbouw, hetgeen blijkt uit de vondsten van maalsteenfragmenten, fragmenten van wetstenen en de analyse van het pollen in twee opeenvolgende lagen van waterkuil 324. een gemengde economie van landbouw en veeteelt kan hierbij verondersteld worden, maar dit blijft natuurlijk onduidelijk. De aanwezigheid van een groot potstalgebouw wijst mogelijk op veeteelt, indien structuur 8 inderdaad als potstalgebouw geïnterpreteerd kan worden. na het begin van de 3e eeuw zijn er binnen het onderzoeksgebied geen sporen meer aanwezig en is het gebied als akkerland en grasland in gebruik geweest, dit is reeds in de Atlas van ferraris zichtbaar, waar het hele gebied tussen de Polenstraat en de weststraat als akkerland is ingekleurd. Behalve drie perceelsgreppels en een kuil werden geen nederzettingssporen uit de middeleeuwen aangetroffen. Dit landgebruik is vermoedelijk vanaf het einde van de romeinse periode onveranderd gebleven. De clercq w., 2000. een blik op een decennium archeologisch onderzoek op gallo-romeinse vindplaatsen in Oost-Vlaanderen. In: Opnieuw een decennium Oost-Vlaamse archeologie: terug- en voorblik. themanummer VOBOV-Info, nr. 52, pag. 35-47. De sMaele B., 2011. natuurwetenschappelijk onderzoek van stalen van de landelijke nederzetting te sleidinge – Polenstraat (gemeente evergem, provincie Oost-Vlaanderen), interpretatie van de resultaten, Addendum Archeo-rapport 6 (aDeDe archeologische rapporten), gent. De sMaele B., Thuy a., PieTers h. & verDegeM s broek-groothuiswijk, Archeo-rapport 3 (aDeDe archeologische rapporten), gent. De sMaele B., verDegeM s., Thuy a., PieTers h., Thijs c. & Decraene T., 2011. een landelijke nederzetting uit de romeinse periode aan de Polenstraat te sleidinge (gemeente evergem, provincie Oost-Vlaanderen), Archeo-rapport 6 (aDeDe archeologische rapporten), gent. De sMaele B., verDegeM s., schelTjens s. & Thijs c., 2009. Archeologisch onderzoek te turnhout “hellegat” 2 (turnhout, prov. Antw.). AdAK-rapport 16, turnhout. De vrienDT B., 2010. romeinen in evergem. Archeologisch onderzoek te evergem-Polenstraat. In: As rapportage, nr. 2010-23, mechelen. 2.2.13 Archeologisch onderzoek Knesselare Onderdale 1 & 2 (2010) Tina Bruyninckx & Bert Acke (Group Monument nv) In het kader van de geplande bouwwerken voor een nieuw schoolgebouw en de aanleg van een verkaveling aan Onderdale in ursel (deelgemeente van Knesselare, provincie Oost-Vlaanderen) voerde een archeologisch team van monument Vandekerckhove nv van 28 juni tot 29 september 2010 een archeologische opgraving uit op het terrein. Voorafgaand onderzoek met proefsleuven had reeds uitgewezen dat de percelen archeologisch waardevol waren, waardoor ruimte en erfgoed en de Kale - Leie Archeologische Dienst een verdere opgraving van de site nodig achtten.
84
Jaarverslag 2011
Ursel - Onderdale 2010 Geïnterpreteerd overzichtsplan - Late IJzertijd
:ONE
:ONE
I
B
D
C
G
! "
K
F
J
E
H
A
Late IJzertijd (Vroeg La Tène, 5de-4de eeuw v.C.)
Gebouwplattegronden
0
50m
fig. 54: ursel - Onderdale 2010. geïnterpreteerd overzichtsplan - late ijzertijd.
Kale - Leie Archeologische Dienst
85
school, de vzw Provincialaat der Broeders van Liefde, en door de bouwheer van de verkaveling, de Vlaamse maatschappij voor sociaal wonen. Verspreid over het gehele onderzoeksgebied werden archeologische sporen aangetroffen, hoewel de sporendichtheid niet overal even groot was. Op basis van de onderlinge oversnijdingen en de verschillende aardewerkvondsten werd al snel duidelijk dat de sporen uit meerdere periodes stammen: de Late IJzertijd, de romeinse periode, de middeleeuwen en postmiddeleeuwen. hierbij dient zeker opgemerkt te worden dat de dateringen steeds gebaseerd zijn op een vrij beperkte hoeveelheid aardewerk. grote contexten ontbreken bevatte slechts een minderheid van de sporen dateerbaar materiaal. sporen zonder vondsten werden aan een periode toegewezen op basis van hun samenhang en/of vormelijke overeenkomsten. 1. De ijzertijd De belangrijkste periode wat de grondsporen betreft is ongetwijfeld de late ijzertijd. sporen uit deze fase kwamen in wisselende densiteit voor over het gehele grondvlak. het betreft hoofdzakelijk paalsporen, maar daarnaast werden ook een aantal kuilen, een colluviaal pakket en een grijze laag aangesneden. grachten, greppels en waterputten waren volledig afwezig. hetzelfde geldt voor funeraire structuren. Binnen zone 1 was een cluster van paalsporen op te merken ter hoogte van het midden van het vlak, maar ook ten zuiden van deze concentratie waren verspreid nog paalsporen zichtbaar. In zone 2 was de sporendensiteit het grootst in het midden van de westelijke helft van het vlak, maar ook hier bevonden zich verspreid over het vlak nog heel wat andere paalsporen. De paalkuilen hadden steeds een ronde vorm, hun bodem was vlak tot komvormig. Verschillende palen lagen duidelijk in verband waardoor een aantal gebouwstructuren konden herkend worden, vijf in zone 1 en zes in zone 2. het betreft steeds de restanten van relatief kleine vierkante of rechthoekige houten gebouwtjes. Drie gebouwtjes waren vierpalig, met zijden van 2,2 m tot 2,6 m. Zes gebouwtjes waren zespalig, waarbij de kleinste 3,4 m op 2,2 m groot waren, en de grootste 4,4 m op 2 m en 4,2 m op 2,5 m. De afmetingen van de achtpalige structuren bedroegen 5,6 m op 2,2 m en 6,3 m op 2,2 m. De meeste conhoogstwaarschijnlijk beschouwd worden als bijgebouwtjes die gebruikt werden om voedsel in op te slaan. Bij de zespalige spiekers D en f en het achtpalig gebouwtje K bevond zich aan een van de uiteinden een dubbele palenkuil, steeds aan de dezelfde zijde. wellicht zijn ze te linken aan een ingangspartij. naast deze gebouwstructuren werd ook nog een rij opgemerkt van zes paalsporen die op was te volgen over een lengte van 7,4 m. Of de paalsporen deel uitmaakten van een voor het overige niet bewaard gebouw of ze eerder te interpreteren zijn als de restanten van een omheining of een andere structuur is moeilijk te zeggen. De sporen zijn zeer ondiep bewaard gebleven, en het is dan ook mogelijk dat een aantal sporen verdwenen is. het laagst gelegen deel van het terrein, het uiterste zuiden van zone 2, werd gedomineerd door een groot beigegrijs pakket (s501). De aard en situering van het spoor doen vermoeden dat het pakket het resultaat is van bodemerosie. Daarbij werd het zand in de loop der tijd door de inwerking van neerslag en het afstromende water van de hogere delen van -
86
Jaarverslag 2011
Ursel - Onderdale 2010 Ge誰nterpreteerd overzichtsplan - Romeinse sporen
:ONE
:ONE
Romeins (1ste-3de eeuw)
0
50m
fig. 55: ursel - Onderdale 2010. ge誰nterpreteerd overzichtsplan - romeinse sporen.
Kale - Leie Archeologische Dienst
87
riaal dan opnieuw afgezet is als colluvium. Vooral lagen 3 en 6, met hun duidelijke sporen van waterwerking, de opeenvolging van colluviale sedimenten en de kronkelige bruingrijze “nerven” parallel met het hoogste punt van het terrein wijzen in die richting. De sterke fragmentatie en verwering van het schervenmateriaal kunnen daardoor eveneens verklaard hoger liggende bewoningszone. De donkergrijze laag 5 is iets homogener. het aardewerk in deze laag was ook veel minder fragmentarisch en verweerd. het werd samen aangetroffen en kon gereconstrueerd worden tot een vrijwel volledige bodem van een pot. Dit doet laag dus in situ tot stand gekomen om vervolgens afgedekt te worden door colluviale pakketten. In dat geval kan de grijze laag aangezien worden als een oud loopvlak of als een laag met afval, gestort in een lager terreindeel. Deze laag werd later deels afgedekt door een laagje versmeten moederbodem. Dit colluviaal pakket kan gelden als een vroeg voorbeeld van de grote impact van de mens op zijn omgeving. Vanaf de ijzertijd, en zeker vanaf de romeinse periode, raakte het landschap ontbost en kwam het bloot te staan aan erosie. het moet natuurlijk benadrukt worden dat deze interpretatie voornamelijk gebaseerd is op de gegevens van een in oppervlak beperkte doorsnede op het pakket. Verder onderzoek (een bijkomende doorsnede, pollenstalen) was niet mogelijk daar deze laag gelegen zone na het afgraven al snel volledig onder water kwam te staan door hevige regenbuien, een situatie die niet meer veranderde tot het einde van de opgraving. Aan de rand van het colluviaal pakket kwamen enkele kuilen aan het licht die gekenmerkt werden door een grijze vulling met onderaan een iets donkerdere band. Ook meer noordwaarts bevond zich nog een aantal verspreide kuilen, maar deze vertoonden een andere vulling met grijsbruine tot donkere bruingrijze kleur. Al deze kuilen verschillen in vorm, grootte en diepte en zijn moeilijk interpreteerbaar wat betreft de functie. De meeste structuren hadden een komvormige bodem, maar een tweetal kuilen viel op door hun vlakke bodem en rechte wanden. Dergelijke sporen worden vaak geïnterpreteerd als voorraadkuilen, maar echte bewijzen zijn er niet. In ieder geval kan een louter gebruik als dumpplaats voor nederzettingsafval uitgesloten worden daar geen van de kuilen veel aardewerk opleverden. Verder moet nog melding gemaakt worden van een grijze laag in het nO van zone 1. De aard van deze vrij ondiepe laag is niet helemaal duidelijk. het pakket, dat wat handgevormd aardewerk uit de ijzertijd bevatte, werd oversneden door enkele romeinse en middeleeuwse grachten en greppels. Binnen de laag tekende zich ook een aantal paalsporen af, waaronder gebouwplattegrond e. Onder het pakket werden geen oudere sporen aanAl deze sporen maken duidelijk deel uit van een nederzetting of erf. Bijna alle gebouwer lijkt dan ook sprake te zijn van een zekere ruimtelijke organisatie. Ook de concentratie van een aantal gelijkaardige kuilen aan de rand van de lager gelegen depressie wijst hierop. Opmerkelijk is echter dat nergens op het terrein sporen werden aangetroffen van misschien gedeeltelijk, of dat het hoofdgebouw deels vergraven is door latere activiteiten op het terrein. De aanwezigheid van enkele palenclusters doet in ieder geval vermoeden dat niet alle gebouwen werden herkend. het kan ook dat het hoofdgebouw zich bevindt buiten de onderzochte zone, op de aangrenzende percelen. De grote sporendensiteit in het westen van zone 2 doet alleszins vermoeden dat de grens van het erf op deze plaats niet werd bereikt. een andere mogelijkheid is dat de achtpalige gebouwtjes dienst deden als hoofdgebouw. hoewel dergelijke structuren gewoonlijk geïnterpreteerd worden als bijgebouwen valt het niet geheel uit te sluiten dat ze op sommige sites, waar geen duidelijk
88
Jaarverslag 2011
Ursel - Onderdale 2010 GeĂŻnterpreteerd overzichtsplan - alle sporen
:ONE
:ONE
03,
03,
03,
03,
I
03,
"
J
K
! "
A
F
G
C
E
H
03,
B
D
!
03,
Late IJzertijd (Vroeg La Tène, 5de-4de eeuw v.C.)
Drainagebuizen
Romeins
Ploegsporen
Vroege middeleeuwen (Karolingisch 8ste-9de eeuw of 10de eeuw)
Recente verstoringen
Overgang volle naar late middeleeuwen (eind 12de-13de eeuw)
Late middeleeuwen (15de-16de eeuw)
Postmiddeleeuwen tot subrecent
Meetsysteem (5 op 10m) Proefsleuven / niveauverschil Gebouwplattegronden
Natuurlijke sporen
0
50m
fig. 56: ursel - Onderdale 2010. geĂŻnterpreteerd overzichtsplanmet alle sporen.
Kale - Leie Archeologische Dienst
89
hoofdgebouw werd herkend, als dusdanig gebruikt werden. er werden ook geen waterputten vastgesteld die te relateren zijn aan de ijzertijdbewoning. Ook deze vielen mogelijk buiten het onderzoeksgebied. Daar het aangetroffen aardewerk technisch zeer uniform is en de sporen elkaar niet lijken te oversnijden, zijn er geen duidelijke aanwijzingen voor meerdere bewoningsfases. meerdere fases vallen echter niet helemaal uit te sluiten, ze kunnen alleen niet bewezen worden. De sporen leverden relatief weinig aardewerk op, wat niet abnormaal is bij nederzettingen uit deze periode. het aangetroffen schervenmateriaal was bovendien meestal zeer gefragwas. een iets scherpere chronologische duiding was niettemin toch mogelijk dankzij een aantal aardewerkvondsten die typisch zijn voor de vroege La tène-periode, meer bepaald de 5e - 4e eeuw v.c., mogelijk met een voorkeur voor de 2e helft van de 5e eeuw v.c. het betreft voornamelijk fragmenten van een aantal situla-achtige potten, maar ook enkele kers kunnen aanzien worden als luxewaar, en zijn voornamelijk gekend uit hoogtenederzettingen waar de elite verbleef, zoals de Kemmelberg en Kooigem, wat kan duiden op een zekere rijkdom van de site. In paalkuilen van twee ietwat geïsoleerde zespalige spiekers (e en I) werden scherven aangetroffen die gereconstrueerd konden worden tot bijna volledige aardewerkvormen. het nele depositie die ritueel of symbolisch geladen is. Daarbij kan gedacht worden aan bouwof verlatingsoffers zoals deze ook reeds op andere sites werden vastgesteld. een paalkuil binnen de sporencluster in zone 2 leverde naast aardewerk ook nog een andere interessante vondst op, namelijk een ijzeren object. Vermoedelijk gaat het zelfs om twee voorwerpen die aan elkaar gecorrodeerd zijn. IJzeren vondsten in nederzettingscontexten uit de ijzertijd zijn vrij zeldzaam. Verder onderzoek, onder andere met röntgenfoto’s, 2. De Romeinse periode Op beide zones werd de romeinse periode enkel vertegenwoordigd door een gracht- en ondiep bewaard. enkel de meest westelijke gracht, die te volgen was over bijna de hele lengte van zone 2, ging iets dieper en leverde het meeste aardewerk op. naast handgevormd aardewerk, dat duidelijk verschilt van de handgevormde waar die aangetroffen werd in de ijzertijdcontexten, werden ook reducerend gebakken gedraaid aardewerk, kruikwaar en zeepwaar gerecupereerd. De vondsten laten echter enkel een vrij ruime datering toe in de 1e tot 3e eeuw. Ongetwijfeld hadden deze structuren naast een afbakenende functie ook vooral een afwaterende rol, op een terrein dat sterk onderhevig was aan erosie. 3. De middeleeuwen De middeleeuwse sporen zijn toe te schrijven aan ten minste drie verschillende fases. een gracht leverde grijs aardewerk op dat hoogstwaarschijnlijk thuishoort in de Karolingische periode (8e - 9e eeuw) of in de 10e eeuw. Opvallend was dat de gracht een hoek maakt, naar het ZZO om dan af te buigen in ZZw-richting. uit deze fase werden geen andere sporen aangesneden, maar de situering van de gracht in de ZO-hoek van zone 1 maakt het aannemelijk dat eventuele andere sporen zich buiten het opgravingsvlak bevinden, meer naar het O en ZO.
90
Jaarverslag 2011
Verspreid over de twee zones werd een aantal sporen aangesneden die opvielen door hun kenmerkende grijsblauwe vulling. het gaat in de eerste plaats om een systeem van steeds nnO-ZZw of wnw-OZO, met uitzondering van een greppel in zone 1 die hiervan afeen rechte hoek vormde. twee parallelle grachten waren beduidend dieper bewaard. Ze licht afboog om verder te lopen in Zw-richting. tussen de gracht- en greppelstructuren situeerden zich ook nog enkele kuilen. De functie van deze kuilen is niet duidelijk. het aangetroffen aardewerk was steeds lokaal vervaardigd en bestond hoofdzakelijk uit grijs gedraaid aardewerk met daarnaast ook enkele fragmenten vroegrood aardewerk. Op basis van de samenstelling en de vormelijke kenmerken van het materiaal kunnen de sporen gedateerd worden in de 13e eeuw, of eventueel het einde van de 12e eeuw, met andere woorden rond de overgang van de volle naar de late middeleeuwen. echte bewoningssporen werden opnieuw niet aangesneden, wat er mogelijk op wijst dat het terrein in deze periode als landbouwareaal in exploitatie was, waarbij de grachten en greppels wederom vooral een afbakenende en afwaterende functie hadden. De bijhorende bewoning bevond zich wellicht buiten het onderzochte gebied. uit de vulling van één kuil werd roodgeglazuurd aardewerk gerecupereerd dat vormelijk gedateerd kan worden in de 15e eeuw tot de 1e helft van de 16e eeuw. Deze kuil oversneed de 13e-eeuwse greppel in het westen van zone 2 op de plaats waar deze een rechte hoek maakte. Op beide zones kwamen ook heel wat jongere sporen en verstoringen aan het licht zoals grachten, kuilen, paalsporen, drainagegreppels en ploegsporen. De postmiddeleeuwse grachten kunnen gelinkt worden aan (oude) perceelsgrenzen. De meeste grachten zijn herkenbaar in de Atlas der Buurtwegen (circa 1840) en op de Popp-kaart van ursel (circa 1860), die beide als momentopnames kunnen beschouwd worden van de situatie rond het midden van de 19de eeuw. het feit dat ze niet worden weergegeven op de ferrariskaart (1771-1778) wijst erop dat ze waarschijnlijk aangelegd werden in de periode tussen 1778 en 1840. enkel gracht s195/203 is vermoedelijk jonger, met een datering na 1860. Deze gracht, die niet is weergegeven op de historische kaarten, vloeide in tegenstelling tot de Vermoedelijk sloot de structuur oorspronkelijk aan op de huidige gracht die de scheiding vormt tussen zone 1 en zone 2, maar werd dan later gedempt. een omwonende boer herinnerde zich op deze plaats nog een gracht en palissade. Langs een deel van de gracht werden inderdaad recent ogende paalsporen in een standgreppel aangetroffen met een onderlinge afstand van 2,10 m tot 2,30 m. Op sommige satellietfoto’s zijn enkele van deze grachtstructuren nog vrij duidelijk te zien als zogenaamde crop marks en soil marks . Interessant is ook even de resultaten te bekijken van de zeer recente opgraving die van januari tot maart 2011 uitgevoerd werd door archeologen van het eec op de nabij gede overzijde van de straat Onderdale. Dat onderzoek leverde immers een vrij gelijkaardig beeld op, met sporen uit de late ijzertijd, de romeinse periode, de laat-Karolingische tijd, de late middeleeuwen en de postmiddeleeuwse tot recente periode. Ook ten Z van Onderdale werden nederzettingssporen aangesneden uit de late ijzertijd. Zo werden naast twee mogelijke tweeschepige hoofdgebouwen ook nog een achtpalige, een zespalige, vier vierpalige en mogelijk ook een driepalige spieker herkend, evenals enkele palenrijen. De occupatie lijkt hier af te spelen over minstens twee fases, een vroeg La tène-fase en een mogelijke fase aan de overgang van de ijzertijd naar de romeinse periode. Daar-
Kale - Leie Archeologische Dienst
91
bij werd het door grachten afgebakende erf enigszins verlegd. uit een aantal grachten werd naast ijzertijd-aardewerk ook romeins materiaal gerecupereerd. enkele paalsporen langs de straatkant bevatten laat-Karolingische scherven, wat samen met de vondst van de Karolingische gracht ten n van het rusthuis doet vermoeden dat er zich oorspronkelijk nog meer (bewonings)sporen uit deze periode bevonden onder de straat Onderdale, het rusthuis, de school en mogelijk ook de lintbebouwing langs de hendelstraat. Verder kwam ook nog een laatmiddeleeuws grachtensysteem aan het licht dat in de 13e en 14e eeuw kan gedateerd worden. Deze sporen lijken erven af te bakenen die verschillende malen werden uitgebreid en verschoven. Ook hier werden geen gebouwsporen aangesneden uit deze periode. Bijhorende bewoning bevindt zich mogelijk buiten het onderzochte gebied. uit de postmiddeleeuwen dateert een brede gracht die samen met enkele laatmiddeleeuwse grachten een voorloper lijkt te zijn van de huidige kadasterindeling. Besluit In het kader van de bouwplannen voor een nieuwe basisschool op een terrein aan Onderdale – hendelstraat te ursel en de geplande verkaveling van een aangrenzend perceel, werd op de site een vlakdekkende archeologische opgraving uitgevoerd van 28 juni tot 29 september 2010. Voorafgaand onderzoek met proefsleuven had reeds uitgewezen dat de percelen archeologisch waardevol waren. De opgraving leverde dan ook heel wat grondsporen op uit verschillende periodes. In de eerste plaats werden resten aangesneden van een nederzetting uit de late ijzertijd. In totaal konden 11 (bij)gebouwtjes herkend worden, waarbij 3 structuren vierpalig waren, 6 structuren zespalig, en 2 structuren achtpalig. Daarnaast kwamen ook nog een palenrij en vele losse paalsporen aan het licht, alsook enkele kuilen, een mogelijk loopvlak en een depressie gevuld met een colluviaal pakket. Op basis van het aangetroffen aardewerk lijkt een datering in de vroege La tène-fase (5e-4e eeuw v.c.) zeer aannemelijk. datering dan 1e tot 3e eeuw was niet mogelijk. een aantal sporen kan geplaatst worden in de middeleeuwen. eén gracht bevatte Karolingisch materiaal uit de 8e - 10e eeuw. Over het hele terrein kwamen ook enkele greppels, grachten en kuilen aan het licht die te dateren zijn in de 13e eeuw, of misschien late 12e eeuw. eén kuil bevatte aardewerk uit de 15e - 16e eeuw. wat de jongere sporen betreft vallen vooral enkele brede grachten op die gelinkt kunnen worden aan perceelsgrenzen uit het einde van de 18e eeuw tot de 20e eeuw. Deze opgraving bevestigt aldus het beeld dat reeds bij eerdere opgravingen in de streek verkregen was, namelijk dat van een regio met zeker vanaf de late ijzertijd en de romeinse periode een vrij dense landelijke occupatie. Daarnaast werden nu ook voor het eerst sporen aangetroffen die lijken te wijzen op een Karolingische bewoning nabij de huidige dorpskern, wat het archeologische bewijs zou kunnen zijn dat deze vanuit een vroegmiddeleeuwse kern is ontstaan. het greppel- en grachtensysteem uit de 13e eeuw geeft een indicatie van de landindeling in deze periode, waarbij het terrein onbebouwd was en vermoedelijk gebruikt werd als landbouwgrond. De opgraving onderstreept alweer het groot archeologisch potentieel van de regio.
92
Jaarverslag 2011
2.2.14 Archeologisch onderzoek Knesselare Onderdale 3 (2011) Adelheid De Logi, Sarah Dalle, Frederik De Kreyger, Lien Speleers & Evelien Taelman (EEC vzw) De Kale-Leie Archeologische Dienst (KLAD) voerde in het voorjaar van 2010 een proefsleuvenonderzoek uit naar aanleiding van de voorziene verkaveling van een terrein ten zuiden van Onderdale in ursel, Knesselare. Bij deze prospectie werden archeologische sporen aangetroffen waarvan de datering niet meteen duidelijk was. wegens de nabijheid van sporen van een ijzertijdnederzetting aan de noordkant van de straat adviseerde de KLAD voor het 1 ha groot terrein een vlakdekkende opgraving van ca. 6500 m². Ontwikkelaar Veneco² sprak hiervoor het ename expertisecentrum voor erfgoedontsluiting vzw (eec) aan, dat een team van vier projectarcheologen voorzag. De vooropgestelde termijnen bedroegen maximum 40 werkdagen terreinonderzoek en 40 dagen voor de verwerking van de resultaten en de aanlevering van het rapport. het archeologisch terreinwerk ging van start op 12 januari 2011, maar moest al snel wegens wateroverlast worden stilgelegd. Vanaf 31 januari kon doorgewerkt worden tot het einde van het veldwerk op 18 maart. het archeologisch projectgebied bevindt zich tegen de zuidkant van Onderdale en wordt in het noordoosten begrensd door de huidige loop van de Leensvoorbeek. ten oosten bevindt zich de dorpskern van ursel en in het westen de gronden van een boerderij. het zuidelijk deel van het terrein bestaat uit een weide die pas in een tweede fase door Veneco² zal ontwikkeld worden. het onderzochte terrein bestaat uit een matig natte zandbodem en is gelegen op een sterke helling, waarvan de top zich op de gronden van de tweede ontwikkelingsfase bevindt. Op de hoger gelegen delen van het gebied dagzoomde de tertiaire klei. De tAw-waarden schommelden van ca. 21 m in het zuidwesten naar ongeveer 19 m in het noordoosten. De sporen aangesneden bij dit onderzoek zijn grondsporen. naast een vrij groot aantal windvallen gaat het om paalsporen, grachten en kuilen uit de ijzertijd, de romeinse periode, en de vroege, late en postmiddeleeuwen (fig. 57). 1. De ijzertijdbewoning het terrein werd in de ijzertijd intern georganiseerd in erven door middel van een grachtensysteem. De oversnijdingen van en de vondsten uit deze grachten wijzen op een langdurig gebruik. en zelfs op heruitgravingen van de grachten en uitbreiding van de erven. Zo worden minstens twee fases in de functie van het erf vermoed. In de eerste fase van 100 op minstens 82 m door grachten omgeven. een toegang tot het erf bevindt zich in de noordwestelijke hoek ervan. hier is een onderbreking in het grachttracé zichtbaar. nabij deze ingang werd een kleine zone met kuilen aangesneden. De vulling van deze kuilen bevatte grote hoeveelheden aardewerk, enkele brokken verbrande leem en vrij veel houtskool. Zowel de determinatie van het aardewerk, als twee houtskooldateringen plaatsen de kuilen in de vroege of midden La tène, ca. 480 tot 200 v. c. hun functie blijft tot op heden onduidelijk. De interne ruimte van dit erf werd, mogelijk naar functie, opnieuw door grachten en greppels opgedeeld. De westelijke zone vertoont een vrij egale spreiding van bewoningssporen, en kan wellicht als “woonzone” geïnterpreteerd worden. De oostelijke helft van het erf is nagenoeg leeg aan bewoningssporen, enkel in de noordwestelijke hoek ervan is de densiteit aan paalsporen en kuilen vrij groot. Binnen deze cluster konden slechts drie mogelijke gebouwtjes herkend worden: een acht- en een vierpalige spieker, en een weide- of akkerland voorzien van enkele bijgebouwtjes in de noordwestelijke hoek. De wes-
Kale - Leie Archeologische Dienst
93
Onderdale
ek
Be
3
2
1
6
4 5 7
0
9
8
30m
fig. 57: ursel - Onderdale 2011. grondplan met alle sporen.
telijke gelegen “woonzone” leverde eveneens drie mogelijke gebouwplattegronden op (fig. 58). het gaat om een zes- en een vierpostenspieker. Daarnaast werd een plattegrond waargenomen die ofwel als vierkant of rond bijgebouw geïnterpreteerd kan worden, of als een groter rechthoekig hoofdgebouw. hoe het ook zij, deze laatste constructie bevindt zich mooi centraal binnen de westelijke ruimte, en ligt met haar westnoordwest-oostzuiddrie gebouwen herkend (fig. 58). Opnieuw betreft het twee spiekers, ditmaal beide van het vierpalige type. Van het derde gebouw zijn slechts zes paalsporen bewaard. het gaat
94
Jaarverslag 2011
X
0
2m
0
1
0
2m
9
0
2m
2m
0
2m
5
2
0
2m
8
0
6
2m
7
0
0
2m
3
5m
4 fig. 58: ursel - Onderdale 2011. Overzicht van de gebouwplattegronden.
eventueel om een zespalig bijgebouw, maar kan ook ge誰nterpreteerd worden als het westelijk deel van een tweeschepig hoofdgebouw. Deze laatste gebouwplattegrond wordt gesneden door een gracht die tot de tweede fase van dit erf wordt gerekend. In deze fase wordt het erf aan de noordelijke kant uitgebreid met een gracht die in het oosten van het opgravingsvlak een abrupt einde kent. Opnieuw
Kale - Leie Archeologische Dienst
95
fig. 59: De Intaglio is een zeldzame vondst voor een rurale site.
bevindt zich hier wellicht een toegang tot het erf. De grachten uit de eerste fase lijken in deze periode nog steeds in gebruik te zijn, en vertonen ook sporen van heruitgraving. met de noordelijke uitbreiding krijgt de toegang van het erf het karakter van een ingang en chicane. Daarenboven lijkt de toegang op verschillende manieren beveiligd te zijn: palenrijen die slalombeweging noodzaken, en enkele diepgaande paalsporen die misschien deel uitmaakten van een zware toegangsconstructie. wegens een schaarsheid aan vondsten uit de paalsporen is het niet meteen duidelijk of een deel van de eerder vermelde gebouwplattegronden niet tot deze fase gerekend moeten worden. Bij dit onderzoek werden geen waterputten aangesneden. nochtans kunnen dergelijke structuren verwacht worden wanneer sprake is van bewoningssporen. mogelijk bevinden deze sporen zich buiten de grenzen van het op te graven areaal. Op basis van de vondsten afkomstig uit de grachten, kuilen en paalsporen lijkt de oudste fase van de bewoning zich te situeren in de vroege of midden La tène. getuige hiervan zijn de vele fragmenten van geknikte schalen, een randscherf van een lappenschaal en enkele kleine situla-vormen. De tweede fase is moeilijker te plaatsen. een deel van het aangetroffen materiaal kan slechts grofweg tot de ijzertijd gedateerd worden, sommige scherven horen eerder thuis in de overgang van de late ijzertijd naar de romeinse periode, nog andere aardewerkscherven stammen uit de romeinse tijd. Vermoedelijk moet de tweede fase aan het einde van de ijzertijd en het begin van de romeinse periode gezien worden. enkele duidelijke romeinse vondsten, zoals vier wandscherven in Oost-gallische terra sigillata uit de late 2e - 3e eeuw n. c. (persoonlijke mededeling w. De clercq) en een intaglio, wijzen waarschijnlijk op hergebruik van het grachtensysteem in deze periode. De romeinse vondsten duiden op zijn minst aan dat de grachten nog aanwezig waren als verdieping in het landschap, waarin materiaal zich kon verzamelen. De hierboven reeds vermelde intaglio (fig. 59) is een zeldzame vondst voor een rurale site zoals deze. het gaat om de restanten van een ijzeren vingerring waarin een ovale ringsteen in blauwe glaspasta met zwarte rand gevat zit. De steen zelf is voorzien van een ingedrukte hertenkalfsvel en een druiventros. De datering van de gem is vrij breed: vanaf de tweede helft van de 1e tot de eerste helft van de 3e eeuw n. c. (persoonlijke mededeling K. sas). 2. Enkele sporen uit de Romeinse of middeleeuwse periode Zoals vermeld is het goed mogelijk dat het grachtsysteem uit de ijzertijd nog een gebruik heeft gekend in de romeinse periode. maar daarnaast werd een fragment van een gebogen grachtsysteem aangetroffen dat thuis hoort in de romeinse of middeleeuwse periode. De sporen bevinden zich in het zuiden van het opgravingsterrein. waarschijnlijk bakenen zij
96
Jaarverslag 2011
fig. 60: ursel - Onderdale 2011. Aardewerkvondsten.
iets af dat meer zuidelijk, in de nog te prospecteren zone, is gelegen. De vondsten uit deze grachten zijn niet eenduidig. het betreft enkele eenvoudige scherven die qua datering zowel romeins als middeleeuws kunnen zijn. mogelijk kan toekomstig onderzoek van het zuidelijk perceel dit probleem oplossen. 3. Aanwijzingen voor vroegmiddeleeuwse bewoning in de nabijheid van de dorpskern In het noorden van het terrein werden vier paalsporen en een greppel aangesneden die afkomstig uit de vulling van de paalsporen wijst in de richting van een laat-Karolingische datering (9e - begin 10e eeuw n. c.). hoewel deze sporen niet meteen aan een gebouw toegekend konden worden, zijn zij toch een aanwijzing voor een vroegmiddeleeuwse bewoning in ursel. Dit is een gegeven dat al kon vermoed worden op basis van het toponiem ursel, en de recente vondst van een Karolingische gracht net ten noorden van het onderzoeksgebied (persoonlijke mededeling t. Bruyninckx). De kern van deze bewoning bevindt zich waarschijnlijk onder het wegdek, of onder de huidige bebouwing van de dorpskern.
Kale - Leie Archeologische Dienst
97
4. Laatmiddeleeuwse grachtsystemen Ook uit de late middeleeuwen werden sporen gevonden op het terrein ten zuiden van Onderdale. het gaat in dit geval bijna uitsluitend om sporen van grachten. Deze bakenen waarschijnlijk percelen of erven af. Van echte bewoningssporen binnen de omgrachtingen is geen sprake. Deze zijn ofwel niet bewaard, of gewoon afwezig omdat het om afgebakende weiden of akkers gaat. uit deze periode stamt ook één kuil of grachtfragment dat bijzonder rijk was aan vondsten. In het oostelijk deel van het terrein werd een grachtsysteem aangesneden waarvan de eerste aanleg vermoedelijk terug gaat tot de 13e eeuw. De grachten vormen een trapeziumvormig noordoost-zuidwest gericht erf van ca. 27 op minimum 49 m. In noordoostelijke richting loopt het systeem verder buiten het op te graven gebied. In een tweede fase gracht, waaraan 6,5 m ten zuidoosten een tweede parallelle gracht loopt. Of dit paar een zijde van een groter erf uitmaakt of een andere functie heeft, bijvoorbeeld als de drainagegrachten van een landweg, kan niet worden uitgemaakt. Deze fase wordt op basis van het aardewerk in de late 13e of begin 14e eeuw geplaatst. In de loop van de 14e eeuw wordt een groter erf op dezelfde plaats aangelegd. De aanwezigheid van een postmiddeleeuwse gracht maakt het onmogelijk te stellen of het om een erf met dubbele omgrachting gaat dan wel of het om een tweede uitbreiding van dit erf gaat. Van deze grachtsystemen werd enkel de noord- en zuidwestelijke zijde gedeeltelijk aangesneden. het eventueel oudste systeem meet 27 bij 55 m, het jongste 38 op 72 m. Binnen deze verschillende grachtsystemen bevindt zich een spoor dat als kuil of grachtfragen enkele stukjes steengoed, plaatsen het in de eerste helft van de 14e eeuw. Op die manier lijkt het goed samen te gaan met de tweede of derde fase in de laatmiddeleeuwse hoeveelheid nederzettingsafval in deze kuil wijst op gelijktijdige bewoning in de nabijheid. Ook in het westen van het terrein werden laatmiddeleeuwse grachten aangetroffen. De oudste gracht wordt gesitueerd in de 13e eeuw, en gaat zo samen met de eerste fase in het oostelijk deel van het terrein. Deze gracht loopt parallel aan de westelijke sleufrand, noordnoordoost-zuidzuidwest, en heeft enkele vertakkingen in westelijke richting. wellicht is het de afbakening van een meer westelijke gesitueerd perceel. Dit 13e eeuws spoor wordt oversneden door een parallelle gracht uit de 14e eeuw, die in het zuiden een hoek naar het westnoordwesten maakt. Ook deze laatste gracht wordt op haar beurt gesneden door een westnoordwest-oostzuidoost lopende gracht. De tracés van de laatmiddeleeuwse grachtsystemen verlopen parallel aan de perceelsgrenzen zichtbaar op de Atlas der Buurtwegen (ca. 1840). Op de kaart van ferarris (ca. 1777) is enkel de westelijke grens, die parallel loopt met een 13e eeuwse gracht, van het op te graven gebied zichtbaar. 5. Postmiddeleeuwse en recente sporen centraal over het terrein loopt een brede postmiddeleeuwse gracht van het noordoosten naar het zuidwesten. De breedte van het spoor varieert van ca. 7 tot 9 m. De oudste vondsten uit dit spoor plaatsen het in de 17e - 18e eeuw, de meest recente vondsten, zoals een stuk van een drainagebuis, wijzen erop dat deze gracht nog tot vrij recent in gebruik moet geweest zijn. net zoals enkele van de laatmiddeleeuwse grachten valt dit spoor samen met een huidige perceelsgrens die ook reeds zichtbaar is op de Atlas der Buurtwegen. sporen van recente verstoringen werden vooral vastgesteld in de noordoostelijke zone van het terrein. het betreft in hoofdzaak drainagegreppels, ploeg- en tractorsporen en kuilen.
98
Jaarverslag 2011
2.3 trAJeCtBegeLeiDiNg De KLAD staat in voor de wetenschappelijke begeleiding van projecten van externen binnen de KLAD-regio. Om de kwaliteit te verhogen was begin 2011 voorgenomen een groep met regio- en periodespecialisten samen te stellen om externe projectarcheologen zo goed mogelijk te kunnen bijstaan. In 2011 nam de KLAD contact op met verschillende vorsers. Daarbij stelde zich het probleem dat er steeds vaker (en terecht) kosten en vergoedingen aan deze expertise vasthangt. Daarom is gekozen niet met de werkgroep van regiospecialisten door te gaan. wel is in de Bijzondere Voorwaarden opgenomen dat de projecten ondersteund moeten worden door de gepaste wetenschappelijke begeleiding. De uitvoerders moeten bij de opmaak van hun offertes de gevraagde vergoedingen incalculeren. De KLAD stond in 2011 in voor de begeleiding en ondersteuning van externe archeologen bij volgende dossiers: Aalter Opgraving Lostraat (na vondstmelding): logistieke steun aan het team van het Agentschap O-e (voormalig VIOe - buitenpost ename) Deinze Vooronderzoek en onderzoek Brugse Poort : begeleiding en logistieke ondersteuning ename expertisecentrum voor erfgoedontsluiting vzw Vooronderzoek Kouter: begeleiding All Archeo bvba Vooronderzoek markt: begeleiding en logistieke ondersteuning ename expertisecentrum voor erfgoedontsluiting vzw Onderzoek stadshal: begeleiding en logistieke ondersteuning ename expertisecentrum voor erfgoedontsluiting vzw Vooronderzoek en onderzoek sint-hubertstraat: begeleiding All Archeo bvba Evergem Onderzoek Polenstraat: begeleiding Adede bvba Knesselare Onderzoek Onderdale: begeleiding en logistieke ondersteuning ename expertisecentrum voor erfgoedontsluiting vzw 2.4 iN situ BewAriNg een modern archeologisch beleid, de europese en Vlaamse wetgevingen streven naar behoud in situ van archeologische waarden, want de bodem is de beste garantie voor een goede conservering van archeologische resten. gekende archeologische sites moeten in situ kunnen bewaard worden. Ongekende sites moeten zo snel mogelijk kunnen opgespoord worden, wat de nodige inspanningen vergt van alle partijen om archeologie tijdig in te plannen en op elkaar af te stemmen. eens gekozen wordt om een site (of een deel van een site) in situ te bewaren moeten er garanties zijn dat dit ook daadwerkelijk gebeurt en dat de site ook beschermd is en blijft. Dat impliceert goede afspraken met de bouwheren, de aannemers en eventuele andere betrokkenen bij het project en een controle tijdens de werken. De KLAD kon in 2011 ervaring opdoen bij het in situ bewaren van een site in de tolpoortstraat te Deinze. Daar waren bij een vooronderzoek in 2010 de vloer- en muurresten teruggevonden van het markizaat. De bouwheer opteerde het gebouw in situ te laten zitten en
Kale - Leie Archeologische Dienst
99
de bouwplannen daarop aan te passen in plaats van een dure opgraving uit te voeren. De KLAD voerde daarop een inventarisatie uit in maart 2011. Deze beperkte zich tot een oppervlaktekartering van de fundamenten omdat de resten in situ zouden bewaard worden. Om de in situ bewaring mogelijk te maken werden de oorspronkelijke bouwplannen dus aangepast, zodat de constructie niet in de bodem zou ingrijpen. Ook alle noodzakelijke leidingen werden omgeleid via de muren en het plafond. De site zelf werd afgedekt met een laag zand en geotextiel. Daarboven werd de betonplaat gegoten. Om alles in goede banen te leiden werd een afsprakennota opgemaakt met de bouwheer, de architect en de aannemers. toch bleek de opvolging van de werken niet evident. Bouwheer en architect waren van goede wil, maar de controle op het verloop van werkzaamheden uitgevoerd door meerdere aannemers in onderaanneming was moeilijk in de hand te houden. toch werd getracht op de kritieke momenten van de bouwwerken dagelijks langs te gaan, wat veel tijd vergde. De vraag rijst echter of dergelijke controle in de toekomst niet beter uitgevoerd wordt door de inspectie ruimte.
100
Jaarverslag 2011
3. trAJect 3: KennIsVerwerVIng, DePOtwerKIng en OntsLuItIng en sensIBILIserIng. 3.1 Kennisverwerving momenteel zijn losse rapporten het resultaat van opgravingen die in de regio en in Vlaanderen plaatsvinden. er is weinig vergelijkend of overkoepelend onderzoek dat de resultaten van de onderzoeken bundelt en vergelijkt met eerder onderzoek uit de regio, Vlaanderen en zelfs Zeeuws-Vlaanderen. Kennisverwerving is echter belangrijk voor de wetenschappelijke vraagstelling, de verdere inventarisering en de opmaak van gefundeerde advisering. Dergelijke kennisverwerving vergt overkoepelend onderzoek en een totaalaanpak. De archeologische gegevens dienen aangevuld te worden met een programma rond landschappelijk, natuurwetenschappelijk en historisch onderzoek. Dit kan niet alleen uitgevoerd worden. De KLAD tracht de nodige samenwerking te verkrijgen met specialisten uit wetenschappelijke instellingen zoals universiteiten, het VIOe en eventueel uit buitenlandse instellingen. In 2011 heeft een student van de universiteit gent het vroegmiddeleeuws materiaal van de sites nevele - hoogstraat en merendreedorp bestudeerd, o.l.v. Prof. Dr. w. De clercq. Prof. Dr. D tys van de VuB diende een beurs in bij het fonds voor wetenschappelijk Onderzoek voor een doctoraatsonderzoek, waarbij ook het botmateriaal van het kerkhof van Deinze aan bod zal komen. 3.2 Depotwerking sinds de oprichting van de KLAD worden zijn vondsten (artefacten, stalen ‌) opgeslagen in het depot, een loods in het koetshuis van het kasteel van Poeke. In 2010 bleek al dat die haar maximumcapaciteit heeft bereikt. De loods voldoet tevens niet aan de eisen van waringsomstandigheden eisen. De loods ombouwen tot een goed depot is in de huidige omstandigheden niet haalbaar. Daarbij komt nog dat depotbeheer een gespecialiseerde taak is. elk type artefact en staal verdient de gepaste behandeling om niet te degraderen. Dit vergt conservatie en restauratieplannen met daaraan verbonden keuzes en veronderstelt de expertise van een depotbeheerder. momenteel beschikt de KLAD niet over de middelen of het personeel om dit te verwezenlijken. De KLAD zal in de toekomst nagaan of hiervoor een oplossing kan gevonden worden, maar gelooft momenteel eerder in een taak als tijdelijke opslagplaats. De KLAD ziet er wel op toe dat dit op een zo goed mogelijke manier gebeurt en wil daarvoor de nodige inspanningen leveren. er zijn echter geen alternatieven, want in Vlaanderen bestaan er nog geen archeologische depots om materiaal onder te brengen. hoe lang de KLAD zal moeten instaan voor de opslag van materiaal blijft een open vraag. Vermoedelijk zullen er intussen al keuzes gemaakt worden over wat en wat niet bijgehouden wordt. wanneer de gemeenten of de hogere overheden deze taak wel naar de KLAD willen doorschuiven, zullen daar ook de nodige normen voldoet en om een halftime depotbeheerder aan te stellen.
Kale - Leie Archeologische Dienst
101
fig. 61: Velden vol verleden in het Koetshuis te Poeke.
In 2011 ging de KLAD de opties na om het depot zo goed mogelijk in te richten. De dienst bezocht het stadsarchief Deinze en informeerde zich over de opstelling en de indeling van de rekken, het labelen van stukken en dozen, de software om de inventaris bij te houden en over het inpakmateriaal. het is al duidelijk dat er zich een opsplitsing opdringt tussen het papieren archief met alle documenten over de KLAD en de onderzoeken enerzijds en het depot voor het materiaal, de vondsten, de stalen‌ anderzijds. Dit moet leiden tot een werkruimte met rekken voor het papieren archief en tot een herschikking van het depot. er is een prijsofferte voor dozen in zuurvrij karton aangevraagd. De bestelling voorziet de dienst voor het begin van volgend jaar. Voor het herinpakken denkt men eventueel aan vrijwilligers. 3.3 Tentoonstellingen
cheologie en de ontsluiting van de archeologische sites naar een groot publiek. er is dan ook nood aan duurzame structurele initiatieven die grotere verhalen belichten en een langetermijneffect beogen. reizende tentoonstellingen, zeker opgesteld in laagdrempelige locaties zoals bibliotheken, culturele centra en gemeentehuizen, bereiken een groot publiek en dragen zo bij aan de verspreiding van het archeologische verhaal en de bewustwording van de aanwezigheid van dit erfgoed in de regio.
102
Jaarverslag 2011
fig. 62: Vlucht over het verleden in de galerij te Kaprijke.
De KLAD investeerde de voorgaande jaren reeds in de tentoonstellingen “Velden Vol Verleden” en “Vlucht over het Verleden”. De tentoonstelling “velden vol verleden” handelt over het landelijk archeologisch erfgoed in de regio en kwam tot ontwikkeling door de samenwerking met de erfgoedcel meetjesland en comeet en dankzij de subsidie van de provinciale Dienst Land en tuinbouw (PDPOproject). Deze tentoonstelling deed 20 locaties aan in gemeenten van het meetjesland en van de Leiestreek. sinds 31 mei 2009 staat deze tentoonstelling over het landelijk archeologisch erfgoed in de regio opgesteld in het natuureducatief centrum nec Koetshuis van het Kasteel van Poeke. Dit jaar was de tentoonstelling echter weinig toegankelijk voor het publiek, omdat het nec na hervormingen in de Aalterse personeelsbezetting bijna niet meer bemand is. Verder werden verschillende stukken van de tentoonstelling in bruikleen gegeven voor de tentoonstellingen “uit goede bron” te Brugge en “Over vlees en bloed” te Velzeke. Oorspronkelijk is vooropgesteld dat tegen 2014 wordt beslist of deze tentoonstelling een opfrisbeurt krijgt of door een nieuwe tentoonstelling vervangen wordt. Daar de KLAD echter in 2013 zijn tienjarig jubileum zal vieren is de datum naar voor geschoven.
Kale - Leie Archeologische Dienst
103
fig. 63: tentoonstelling over de vondsten te Deinze, in huis Van thuyne op de Deinse markt.
De KLAD neemt daarom nu al initiatieven rond deze nieuwe tentoonstelling. sinds 2010 worden uitgekozen artefacten uit de recentste onderzoeken geconserveerd en gerestaureerd tot tentoonstellingswaardige stukken. Ook gesprekken rond de subsidie- en samenwerkingsmogelijkheden zijn langzaamaan op gang getrokken. het is in elk geval de bedoeling de burgers in 2013 kennis te laten maken met de gegevens, vondsten en informatie van de opgravingen uit de recentste onderzoeken. De tentoonstelling “vlucht over het verleden” startte op Open monumentendag 2010 en kwam tot stand dankzij de samenwerking met de gentse universiteit. Deze tentoonstelen daarbuiten. In 2011 stond ze opgesteld in de bibliotheek van Zelzate, de ufO gent, de bibliotheek van Lovendegem, de galerie te Kaprijke en De meet te sint-Laureins. Voor 2012 worden er nog extra locaties bijgezocht om de kalender rond “Vlucht over het Verleden” aan te vullen. momenteel staan al het cultureel centrum te sleidinge - evergem en de bibliotheek van evergem vast. Ondertussen gaat ook de zoektocht naar een vaste plaats verder.
104
Jaarverslag 2011
fig. 64: screenshot van de nieuwe website.
De samenwerking met de stad Deinze en het ontwerpbureau Bailleul bij de uitwerking van panelen rond de archeologische vondsten in de stadskern van Deinze leidde tot de organisatie van 3 kleinere tentoonstellingen: - Deel 1 van de tentoonstelling rond de stadskernvernieuwing (huis Van thuyne) met algemene informatie over het vooronderzoek en het integreren van het traject in de werken. - Deel 2 met panelen over de vondsten aan de kerk, met maaswerk en een skelet (huis Van thuyne). - Deel 3 met panelen over de vondsten op de markt (drenkpoel en stadshal) en objecten (mudel).
Kale - Leie Archeologische Dienst
105
3.4 Website, nieuwsbrieven en facebook tijdens het voorjaar van 2011 werd de nieuwe website www.deklad.be bijgewerkt. De homepage bevat alle basisinformatie over de KLAD en een nieuwsblog met nieuws en weetjes over vondsten, activiteiten... De KLAD-site biedt vrijwilligers en bouwheren informatie en beschikt voor vondstmeldingen over een link naar de VIOe-website. De nieuwe website bevat ook de informatie van de oude site en alle artikels van opgravingen en grote vooronderzoeken uit voorgaande jaarverslagen. Deze artikels vindt de gebruiker onder het menu Archief, de rapporten zijn consulteerbaar onder Bibliotheek. geregeld worden nieuwsbrieven verspreid. Ook hiervoor kan men inschrijven via de site. naast de site wordt sinds 2010 ook een facebookgroep onderhouden, met daarop de foto’s en persberichten of andere informatie. Alle nieuwe artikels van de website worden ook op deze groep gepost: http://www.facebook.com/#!/pages/Kale-Leie-ArcheologischeDienst/342764175061. momenteel heeft de groep net geen 200 leden. 3.5 Vrijwilligerswerking Door vrijwilligers te betrekken bij alle facetten van de opgravingen, de verwerking of zelfs Daarnaast zorgt de samenwerking met vrijwilligers voor een bredere naambekendheid en de uitbouw van een belangrijk netwerk. wie interesse heeft om als vrijwilliger bij de KLAD aan de slag te gaan, kan zich inschrijven via de website en wordt met de nieuwsbrieven op de hoogte gehouden van de activiteiten waaraan ze kunnen deelnemen. In 2011 werden er vrijwilligers ingezet bij de opgravingen in Deinze en het onderzoek in de Lostraat te Aalter. enkele vrijwilligers konden worden ingezet voor het maken van een video- en fotoreportage over het onderzoek in Deinze. hierdoor ontstond een groot archief waaruit kan geput worden voor publieksmomenten. er werden ook een aantal geïnteresseerden ingezet voor archiefonderzoek over het markizaat te Deinze. tenminste even belangrijk is de inzet van studenten. Ze kunnen stage lopen bij projecten binnen de KLAD-regio of contexten bestuderen voor een bachelor- of masterproef. enkele studenten liepen dit jaar stage bij het project in Deinze en een student werkt voor zijn thesis op vroegmiddeleeuws materiaal uit Vosselare - hoogstraat en merendree - merendreedorp. een belangrijke groep om te betrekken bij de werking van de dienst zijn de vrijetijdsarcheologen. Al dan niet actief met een metaaldetector zijn ze een belangrijke bron van archeologische kennis over de regio. met deze vrijetijdsarcheologen worden geregeld vergaderingen belegd om prospecties en methodes te bespreken. samen met hen worden op geregelde tijdstippen prospectiecampagnes uitgevoerd worden. enkele van hen werden ingezet bij het onderzoek in Deinze. De vrijetijdsarcheologen meldden ook een aantal interessante vondsten bij de KLAD. De vondstmeldingen kunnen gedaan worden via de site van de KLAD, van waar men wordt doorgezonden naar de site van de Vlaamse Overheid. Andere spelers zijn de vele heemkundige kringen en erfgoedverenigingen in de regio. Veel informatie stroomt via hun publicaties door naar een lokaal geïnteresseerd publiek en an-
106
Jaarverslag 2011
fig. 65: Klassen staan aan te schuiven voor een blik op de Deinse stadshal.
derzijds kennen zij de lokale geschiedenis en de archieven als de besten en kunnen ze belangrijke informatie aanleveren. er werden artikels over recente opgravingen gepubliceerd voor Land van nevele. er werd samengewerkt met de KgK Deinze rond de opgravingen in Deinze. enkele leden zorgden voor extra historisch onderzoek over enkele apsecten van het onderzoek. met hen werd ook een historische wandeling in het centrum van Deinze georganiseerd (63 deelnemers). 3.6 Educatieve initiatieven De KLAD investeert in eigen educatieve projecten. De educatieve koffer “speuren naar sporen” is al enkele jaren voorhanden. het is een educatief kaartspel over archeologie in het meetjesland en de Leiestreek, ontwikkeld voor leerlingen van het vijfde en zesde leerjaar van de lagere school. het heeft als doel de leerlingen een realistisch beeld van de rurale archeologie in eigen streek te geven. Door het spel maken ze kennis met de verschillende sites uit de regio en de thema’s wonen, leven en werken op het platteland door de eeuwen heen. het spel stimuleert het redeneervermogen, het leggen van verbanden en het werken in groepsverband. De leerlingen gaan bovendien om met verschillende archeologische sporen, vondsten en technieken; ze leren dat archeologie meer is dan schattenjacht. “speuren naar sporen” is een gebruiksklaar educatief pakket voor de klas. Bij het kaartspel is er een handleiding voorzien en een PowerPoint-presentatie met voorbereidende lessen.
Kale - Leie Archeologische Dienst
107
In 2011 werd de koffer uitgeleend aan een school in Oost-eeklo. Om de bekendheid rond het pakket te verhogen werd samengewerkt met de werkgroep meetjesland op school. het educatief pakket speuren naar sporen wordt op de site www.meetjeslandopschool. be geplaatst zodra dit technisch mogelijk is. In hetzelfde project werden er vragen over archeologie uit de regio opgenomen in het educatief spel. Begin 2012 zal het project voorgesteld worden aan de meer dan 1.000 leerkrachten in de regio en komt er een educatieve beurs in de huysmanhoeve te eeklo.. De KLAD wil ook van het klassenbezoek een traditie maken, waarbij de archeoloog de klas kan meenemen op een reis door de tijd heen of uitleg geeft over een project. In het voorjaar van 2011 ging bijna elke Deinse school in op de interessepeiling van de Deinse dienst cultuur voor een klassenbezoek aan de Deinse stadshal. Daarom werd er een speciale week voor klassenbezoeken georganiseerd waarbij de projectarcheologen uitleg gaven op de site en de KLAD een uitleg over archeologie gaf in de kelder van de bibliotheek. In totaal kwamen er op 6 dagen tijd 465 uit het 3e tot 6e BO en het 1e en 2e sO van de scholen van Deinze op bezoek. 3.7 Educatie archeologie In november 2011 zat de KLAD samen met het plattelandscentrum, de erfgoedcel meetjesland, comeet en Vormingplus voor de ontwikkeling van een nieuw vormingspakket met lezingen, workshops, vorming over archeologie, over methodologie, over vondsten‌ voor vrijwilligers, vrijetijdsarcheologen, kinderen‌ Vermoedelijk wordt dit gekoppeld aan de nieuwe tentoonstelling die er tegen 2013 moet zijn. 3.8 Toeristische Initiatieven tot op heden zijn nog geen concrete stappen gezet om het regionaal archeologisch erfgoed toeristisch te ontsluiten. het is nochtans een belangrijk thema, maar er moet goed over nagedacht worden. De hedendaagse toerist is erg verwend en veeleisend. hij wil zien en beleven en dat is heel erg moeilijk bij het lokaal archeologisch patrimonium waarvan 99,9% ondergronds verborgen zit of reeds opgegraven is. Daarnaast is de concurrentie van andere toeristische trekpleisters zowel in de directe als in de ruimere omgeving - de historische steden Brugge en gent waar onze regio tussen ligt - groot. Om het lokaal archeologisch erfgoed toeristisch met succes te ontsluiten moet dus een sterk programma geschreven worden. het is dan ook de vraag of er in de regio voldoende visueel zichtbaar archeologisch erfgoed aanwezig is. De KLAD kan dat eventueel uitbreidie ex situ worden bewaard, toch ter plaatse met infopanelen of op andere manieren te visualiseren. er zijn ook mogelijkheden zoals de combinatie van de zichtbare archeologische monumenten met ander onroerend of zelfs roerend erfgoed. Ook de digitale weg dient bewandeld te worden. De KLAD bezocht daarom de route ugent Passage van de gentse universiteit als voorbeeld. een themawandeling die de bezoeker meeneemt langs de geschiedenis en het gemeenschappelijke geheugen van de stad en de universiteit. Dit is de eerste historische applicatie in Vlaanderen en bevat een kaart met gps-functie, een audiogids, afbeeldingen en informatie over de locaties. wie geen iPhone of Androidtoestel heeft, kan terecht op de mobiele of gewone website of met de papieren brochure. misschien kan deze aanpak dienen als voorbeeld voor de regio. 3.9 Erfgoedinitiatieven het thema van Open monumentendag 2011 maakten het mogelijk om hier een kleine tentoonstelling rond op te bouwen. het eerste
108
fig. 66: tentoonstelling over wereldoorlog II erfgoed in het Kas-
Jaarverslag 2011
fig. 67: Bezoek aan de stadshal van Deinze.
teel van Poeke.
fig. 68: het paneel met informatie over de opgravingen van de Brugse Poort op de markt van Deinze.
Kale - Leie Archeologische Dienst
109
plan was een eerder historisch overzicht op te bouwen rond de loopgraven van Vosselare, de romeinse kampen van Knesselare – Kouter en Aalter – Loveld, de bunkers van Deinze en evergem, forten en burchten zoals de evergemse hoge wal. Bij de uitwerking werd gecatie- en mobilisatieperiode (1938-1939). Op 11 september werd deze minitentoonstelling met 4 posters opgesteld in Aalter (Kasteel van Poeke), Deinze (Vlasschuur gottem), nevele (merendree klooster) en Knesselare (schuilkelder aan de kerk). De tentoonstelling ging in op de bunkerlinie van Astene, de loopgraven van Vosselare, de schuilkelders van ursel en Deinze-tolpoortstraat, de vliegvelden van Aalter, ursel, maldegem en het schijnvliegveld van Aalter, en ook verloren militaria (van bommen tot vliegtuigen). De boodschap in deze tentoonstelling was oog te hebben voor het weinige erfgoed dat herinnert aan deze oorlog. het thema van erfgoeddag 2011 is armoede. De KLAD nam hier niet actief aan deel omdat er geen aanknopingspunten werden gevonden met het thema. In 2012 zal het thema helden zijn en in 2013 stop de tijd. rond dit laatste thema kan wel gewerkt worden, bijvoorbeeld met restauratie- en conservatieprojecten of de bescherming van sites tegen degradatie. Zoals meegedeeld door het ministerie is er in 2011 geen week van de smaak. KLAD zag af van het oorspronkelijke plan om de smakelijke teletijdmachine te laten doorgaan, omdat het niet mogelijk was dit alleen te organiseren. 3.10 Projectmatige ontsluiting sites naar een ruim publiek, starten op het niveau van het project zelf. De stadskernvernieuwing te Deinze was een prachtig voorbeeld van een projectmatige ontsluiting. Door de samenwerking met de stad en het eec was het mogelijk een groot gamma aan publiekswerking uit te werken. na heel wat initiatieven in 2010, was er ook in 2011 veel aandacht voor het archeologisch luik binnen de stadskernvernieuwing. een overzicht per site: Vooronderzoek Markt fase 1 - Persmoment (incl. AVs) rond de vondsten, onder meer de drenkpoel. - Panelen en objecten in de tentoonstelling deel 3 rond de stadskernvernieuwing (mudel). Onderzoek stadshal - Persmoment. - Informatiedoek aan de herashekkens. - Klassenbezoeken, ca. 460 leerlingen uit het 3e-6e BO en 1e-2e sO van de scholen van Deinze (bezoek aan de site + algemene inleiding wat is archeologie). - Algemeen publieksmoment. - Panelen en objecten in de tentoonstelling deel 3 rond de stadskernvernieuwing (mudel). - geleide bezoeken voor de raad van Bestuur van de KLAD, de Deinse erfgoedraad, de Deinse geschiedkundige kring en het stadsbestuur Deinze. markizaat tolpoortstraat (in situ bewaring) - Persmoment rond de vondsten en de in situ bewaring. Vooronderzoek Markt Fase II - nieuw informatiedoek aan de herashekkens.
110
Jaarverslag 2011
Onderzoek Brugse Poort - nieuw informatiedoek aan de herashekkens. er wordt ondertussen ook nagedacht hoe de informatie van alle vondsten kan worden gebundeld in een tentoonstelling en/of overzichtelijk boek. 3.11 Wetenschappelijke publicaties en lezingen 3.11.1 Rapporten Van de KLAD: David Vanhee. 2011. Archeologisch vooronderzoek Deinze - rheinbachplein & Kerkplein. 30 juni tot 25 november 2009. (=KLAD-rapport 18) David Vanhee & marjolein Deceuninck. 2011. Archeologisch onderzoek Deinze - tolpoortstraat 30 & 32. 15 & 16 juli 2010 & 7 tot 30 maart 2011. (=KLAD-rapport 21) Adelheid De Logi, sarah Dalle, frederik De Kreyger & Lien speleers. Archeologisch onderzoek Knesselare Onderdale 3. 12 januari tot 18 maart 2011. (=KLAD-rapport 22) David Vanhee. 2011. Archeologisch vooronderzoek Aalter - Drogenbroodstraat. 5 & 6 augustus 2009. (=KLAD-rapport 23) David Vanhee. 2011. Archeologisch vooronderzoek evergem - hoge Avrije. 25 – 27 januari 2010. (=KLAD-rapport 25) David Vanhee. 2011. Archeologisch onderzoek evergem - schoonstraat 201. 8 maart tot 17 maart 2010 (=KLAD-rapport 26) David Vanhee. 2011. Archeologisch vooronderzoek ursel - Onderdale. 4 & 5 mei 2009 en 11 & 12 mei 2010. (=KLAD-rapport 28) David Vanhee. 2011. Archeologisch vooronderzoek nevele - Kerrebroek nr. 8. 2 maart 2010. (=KLAD-rapport 29) David Vanhee. 2011. Archeologisch vooronderzoek nevele - spoorwegstraat. 8 & 9 juli 2010. (=KLAD-rapport 30) David Vanhee. 2011. Archeologisch vooronderzoek nevele - merendreedorp. 17 en 18 februari 2010. (=KLAD-rapport 31) David Vanhee. 2011. Archeologisch vooronderzoek evergem - schoonstraat - Belzeelse Kerkweg. 15 en 16 september 2009. (=KLAD-rapport 32) David Vanhee. 2011. Archeologisch vooronderzoek evergem - ralingen - Belzeelse Kerkweg. 16 en 17 april 2009. (=KLAD-rapport 33) David Vanhee. 2011. Archeologisch vooronderzoek nevele - De Akker. 14 december 2009. (=KLAD-rapport 34) David Vanhee. 2011. Archeologisch vooronderzoek nevele - Borrewal. 16 december 2009.
Kale - Leie Archeologische Dienst
111
(=KLAD-rapport 35) David Vanhee. 2011. Archeologisch vooronderzoek nevele - ter mote. 17 en 18 maart 2009. (=KLAD-rapport 36) David Vanhee & evelien taelman. 2011. nevele - Landegemdorp. 8 en 9 juni 2009. (=KLADrapport 37) David Vanhee. 2011. Archeologisch vooronderzoek Deinze - Aaltersesteenweg. 16 & 17 juli 2009. (=KLAD-rapport 38) David Vanhee. 2011. Archeologisch vooronderzoek Deinze - Ardense Jagersstraat. 13 juli 2009. (=KLAD-rapport 39) David Vanhee. 2011. Archeologisch vooronderzoek Deinze - Pastoriestraat. 16 juni 2009. (=KLAD-rapport 40) Van externen: Jordi Bruggeman & natasja reyns. Archeologisch vooronderzoek Deinze – Kouter. (rapporten All-Archeo bvba 037) Jordi Bruggeman & natasja reyns. Archeologische opgraving Petegem-aan-de-Leie (Deinze) – sint-hubertstraat. (rapporten All-Archeo bvba 055) Bart De smaele, simon Verdegem, hadewijch Pieters, Anke thuy & catherina thijs. een meerfasige landelijke nederzetting uit de romeinse periode te sleidinge – Polenstraat (getage van de bekomen resultaten. (aDeDe bvba rapporten) marijke Derieuw, natasja reyns & Jordi Bruggeman. Archeologisch vooronderzoek Deinze – sint-hubertstraat. (rapporten All-Archeo bvba 035) Izabel Devriendt, Liesbeth messiaen, Jasper Deconynck, Pieter Laloo, Joris sergant & machteld Bats. eVergem - De nest. rapportage van het archeologisch onderzoek van enkele steentijdvindplaatsen en van een laatmiddeleeuws greppelsysteem. (= gate-rapport 13) tina Bruyninckx & Bert Acke. Archeologische opgraving ursel Onderdale (prov. Oost-Vlaanderen). Basisrapport – juni 2011. (rapport group monument nv) 3.11.2 Artikels Adelheid De Logi, Jasper Deconynck, nele Vanholme & sibrecht reniere, 2011. een rurale romeinse nederzetting aan de Koolstraat te Belzele, evergem (O-Vl.). In: Journée d’archéologie romaine - romeinendag 2011. Louvain - La - neuve, 2011, pp. 65 - 69. Adelheid De Logi, Jasper Deconynck, nele Vanholme & sibrecht reniere, 2011. Volmiddeleeuwse erven aan de Koolstraat te Belzele, evergem (O.-VL.) In: Archaeologia mediaevalis. 12 en 13 maart 2011. Brussel, 2011, pp. 48-52 mieke Van de Vijver, Kristof Keppens, evelyn schynkel & sarah Dalle, 2011. een landelijke nederzetting uit de 12e eeuw te evergem-ralingen (O.-Vl.). In: Archaeologia mediaevalis. 12 en 13 maart 2011. Brussel, 2011, pp. 135 - 138.
112
Jaarverslag 2011
Joris sergant, Izabel Devriendt, Liesbeth messiaen, Jasper Deconynck, Pieter Laloo, machteld Bats, mark Van strydonck, mathieu Boudin & Philippe crombé, 2011. radiokoolstofdateringen van enkele vroeg-mesolithische concentraties te evergem - De nest (Oost-Vlaanderen, B). notae Praehistoricae, 31/2011 : 15-19. 3.11.3 Lezingen wim De clercq, Jan moens & David Vanhee, 2011. “Daerment heet te Kestere. een meerfasig castellum te Aalter.” romeinendag 2011. (30 april) Izabel Devriendt, 2011. evergem-nest, mesolithische bewoning in de gentse Kanaalzone. Of is er meer aan de hand?”. Archeologisch forum 2011. (16 april) David Vanhee, 2011. “De geschiedenis van je gemeente: hoofdstuk archeologie.” studiedag erfgoed in het meetjesland 2011. (8 maart) David Vanhee, 2011. “wereldoorlogarcheologie in het KLAD gebied.” Oost-Vlaamse contactdag 2011. (3 december)
Kale - Leie Archeologische Dienst
113
114
Jaarverslag 2011
Kale - Leie Archeologische Dienst
115
DeeL III. PLAnnIng 1. BeLeIDsPLAn 2010 - 2015
Vorig jaar werd een nieuw Beleidsplan voor de periode tot 2015 uitgeschreven, waarin uitgestippeld staat hoe men binnen de regio tot een modern archeologisch beleid komt. Alle opdrachten die de KLAD daarvoor dient te vervullen, zijn in het Beleidsplan uitgeschreven onder drie 3 trajecten: traject 1: Inventariseren & evalueren, Adviseren en Begeleiden. traject 2: Veldwerk, rapportage en trajectbegeleiding. traject 3: Kennisverwerving, Depotwerking en Ontsluiting en sensibilisering. Aan de vastgelegde opdrachten zijn taken gekoppeld om het beoogde resultaat te bereiken. Daarvoor is de samenwerking met de gemeentelijke diensten ruimtelijke Ordening en stedenbouw en de diensten cultuur noodzakelijk. Daarom is dit beleidsplan samen met een aantal afsprakennota’s ter goedkeuring voorgelegd aan de gemeentebesturen. Bij het schrijven van dit verslag kreeg de KLAD de goedkeuring van de gemeente Aalter en de bevestiging van de stad Deinze en de gemeente nevele dat het punt geagendeerd is.
116
Jaarverslag 2011
2. PLAn VAn AAnPAK 2012 2.1 ALgemeNe tAKeN Aan de trajecten en opdrachten binnen het Beleidsplan 2011-2015 zijn taken verbonden, vat een opdracht, een tijdsbestek en een resultatenbalans. Verderop bespreken we deze taken per traject. Verder neemt ook de opmaak van het jaarverslag en een jaarlijks plan van aanpak heel wat tijd in beslag. Daarom is dit eveneens opgenomen in het Plan van aanpak 2012. evenDaarnaast zijn er nog heel wat administratieve en logistieke taken te vervullen om de KLAD werkend te houden. het regelen van verzekeringen, betalen van facturen, uitbetalen van zorgen en beantwoorden van de correspondentie, het bijhouden van de boekhouding, organiseren van bestuursvergaderingen, bijwonen van allerhande vergaderingen; het zijn enkele van de weinig roemrijke, maar zeer tijdrovende taken om de dienst te laten functioneren. Al die taken samen nemen zeker 10 tot 20% van de totale werktijd van de intergemeentelijk archeoloog in beslag. 2.2 tAKeN iN het KADer vAN De resuLtAAtsverBiNteNis 2.2.1 Traject 1: Inventariseren & Evalueren, Adviseren en Begeleiden a. Inventariseren en evalueren Controle en aanvulling CAi De KLAD heeft een gebruiksovereenkomst met de centraal Archeologische Inventaris (cAI). Dat impliceert dat de KLAD de gegevens uit de cAI kan raadplegen en nieuwe gegevens uit prospecties, vooronderzoeken en opgravingen toevoegt. Daarnaast heeft de KLAD een engagement om de reeds ingevoerde sites inhoudelijk te controleren en desnoods te verbeteren. De KLAD nam in het Beleidsplan op dat tussen 2011 en 2015 de gegevens in de cAI systematisch gecontroleerd en aangevuld zullen worden. De controle zou systematisch per gemeente gebeuren. De cAI bevat ca. 1600 hits voor de KLAD-regio met de volgende te voorziene controle: 2011 Aalter 713 2012 Deinze 167 en evergem 106 2013 Knesselare 309 2014 Lovendegem 63 en nevele 233 het doornemen van de 713 hits in Aalter nam een aanvang, maar na overleg met de provinciaal archeoloog en vorsers van de ugent (tijdens de rVB) werd gesteld dat de cAI al meerdere malen een volledige doorlichting kreeg. het lijkt dan ook niet opportuun dit opnieuw systematisch uit te voeren, omdat het veel tijd in beslag neemt. er is besloten om vanaf 2012 een minder systematische aanpak te volgen. De cAI zal aangevuld worden met nieuwe gegevens uit onderzoek en prospecties. Vrijwilligers zullen aangemoedigd worden het vondstmeldingsformulier in te vullen via de website.
Kale - Leie Archeologische Dienst
117
foute, onvolledige gegevens in de cAI zullen doorgegeven worden. het gebrek aan feedback vanuit de cAI-cel over de doorgevoerde aanpassingen of over nieuwe ingevoerde vondsten blijft evenwel vervelend. status questiones lokaal archeologisch erfgoed wat weten we van het archeologisch erfgoed in de regio. waar zitten lacunes in de periodes, in de regio? waar zitten de sterktes en zwaktes? De KLAD zal in de periode tussen 2011 en 2012 een status questiones opmaken, om daaruit een reeks onderzoeksvragen op te stellen, om die mee te nemen in toekomstige opgravingen en (natuur)wetenschappelijke onderzoeksprogramma’s. De KLAD werkt in 2012 verder aan de status questiones van het regionaal archeologische erfgoed, op basis van het in 2011 opgemaakt historisch/archeologisch overzicht. Daaruit kunnen dan de onderzoeksvragen opgesteld worden. Aanpassen archeologische kaarten In 2006 werd voor elke gemeente een Lokale Archeologische Advieskaart opgemaakt. Deze zijn zowel naar inhoud als naar opzet aan vernieuwing toe. De KLAD start in 2012 de opmaak van nieuwe kaarten. Deze kaarten dienen tevens als richtlijn voor de gemeenten bij de adviesaanvraag. Afbakenen Afgebakende Archeologische Zone De KLAD zal in de periode tussen 2011 en 2015 het nodige onderzoek doen om Afgebakende Archeologische Zones te kunnen afbakenen binnen het werkingsgebied, dit in samenwerking met de vorsers van de ugent, de provinciaal archeoloog en een aantal vrijwilligers die over meer gegevens beschikken over de doelgebieden. De in 2011 voorgestelde zones komen nu in aanmerking voor een beschermingsprocedure (Aalter – Loveld of nevele – merendree). De KLAD zal in 2012 nieuwe voorstellen tot Afgebakende Archeologische Zones naar voor schuiven. er zal echter ook een impactmeting uitgevoerd worden. Beschermde Archeologische Zones De KLAD stelde in 2011 de sites Aalter - Loveld en nevele - merendree aan het agentschap voor als eventueel te beschermen sites en deed met het agentschap een aanzet om de evaluatiedossiers aan te vatten. Dit wordt verder opgevolgd in 2012. b. Adviseren Aanpassen Documenten De KLAD blijft de adviezen en bijzondere voorwaarden toetsen aan die van de Vlaamse Overheid en de dienst stuurt bij waar nodig. protocol preadvies en het advies bij stedenbouwkundige vergunningen De KLAD wenst nauw betrokken te blijven bij de advisering van de stedenbouwkundige dossiers. Dit kan door het protocol van preadvies uit te werken met de deelnemende gemeenten en het agentschap O-e. Dit protocol werd uitgewerkt door de Archeologische Dienst Antwerpse Kempen (ADAK) en er is voorgesteld dat alle IAD’s op deze manier met het Agentschap re samenwerken. het houdt in dat de dossiers door de gemeente zowel
118
Jaarverslag 2011
naar Vlaanderen als naar de KLAD worden verstuurd. De KLAD levert een niet bindend advies met een grondige motivering af aan het agentschap. De archeologen van het advies wordt afgeleverd door het agentschap ruimte & erfgoed. Op deze manier worden adviezen verstrekt vanuit een niveau dat dichter bij het terrein staat. Voordeel van deze procedure is dat het tijdsbestek van de advisering parallel werkt, waarbij de vertraging van het doorsturen wordt weggewerkt. Zo is een veel snellere afhandeling van de dossiers mogelijk. het zicht op de geadviseerde werkzaamheden blijft altijd behouden. Zo kan de KLAD ook sneller en rechtstreeks contact opnemen met de bouwheer en deze op de hoogte stellen van de inhoud van het advies. er kan sneller op de factor archeologie ingespeeld worden. Daarnaast leidt de KLAD de bouwheer door het proces en staat ofwel zelf in voor de uitvoering van het geadviseerde of verzorgt de wetenschappelijke begeleiding van de uitvoerende archeologen. De KLAD deed in 2011 al inspanningen om de gemeenten aan te sporen de KLAD bij de adviesverlening te betrekken en diende daarvoor enkele voorstellen van afspraaknota’s in. echter met wisselend succes. De KLAD zal in 2012 terug overleggen met de gemeentebesturen en de administraties. 2012 is echter een verkiezingsjaar en we verwachten weinig beweging op dat vlak. Dit overleg gebeurt altijd gelijktijdig met het overleg rond het advies op ruimtelijke ordening. Advies ruimtelijke planning gekende archeologische sites moet men in situ kunnen bewaren. Ongekende sites dient men zo snel mogelijk te kunnen opsporen. Dit vergt inspanningen van alle partijen om archeologie en planning op elkaar af te stemmen. het is dus belangrijk om archeologie, vaak de onbekende en moeilijk in te schatten factor, zo vroeg mogelijk bij de ruimtelijke planning te betrekken. het ruimtelijk structuurplan van de Provincie Oost-Vlaanderen houdt rekening met het spemet het archeologisch patrimonium rekening gehouden te worden bij de opmaak van de provinciale ruimtelijke uitvoeringsplannen, maar ook bij de opmaak van de gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen en structuurplannen. De gemeenten, de studiebureaus en bouwheren kunnen zich voor dergelijke dossiers laten adviseren door de KLAD (mer, ruP…). Daarvoor zullen met de gemeenten, en in overleg met de Provincie Oost-Vlaanderen en het Agentschap re, de nodige afspraken gemaakt worden. De KLAD deed in 2011 al inspanningen om de gemeenten aan te sporen de KLAD bij de adviesverlening te betrekken en diende daarvoor enkele voorstellen van afspraaknota’s in. echter met wisselend succes. De KLAD zal in 2012 terug overleggen met de gemeentebesturen en de administraties. 2012 is echter een verkiezingsjaar en we verwachten weinig beweging op dat vlak. Dit overleg gebeurt altijd gelijktijdig met het overleg rond het protocol preadvies. Opmaak Advies en Bijzondere voorwaarden momenteel schrijft de KLAD weinig adviezen uit. Door de verandering in de codex ruimtelijke Ordening worden die adviezen door het Agentschap uitgeschreven. na het invoeren
Kale - Leie Archeologische Dienst
119
van het protocol preadvies zal de KLAD preadviezen uitschrijven. Over de manier van aanleveren is momenteel nog niets gekend. Adviezen van de KLAD zelf, zoals bij kleinere dossiers, ruPs of mers, richten zich op de modellen van het Agentschap. De KLAD besteedt veel tijd aan het uitschrijven van Bijzondere Voorwaarden. Die gelden enerzijds als bestek voor de offerteaanvraag door de bouwheer voor een onderzoek. Ook rug naar het agentschap om tijdig op de hoogte te zijn van nieuwe of aangepaste versies. Alle uitgeschreven Bijzondere Voorwaarden dienen ter goedkeuring voorgelegd te worden aan de erfgoedconsulenten van het Agentschap. De KLAD schrijft de Bijzondere Voorwaarden voor eigen projecten of op vraag van het agentschap. c. Begeleiden van private en publieke bouwheren Private en publieke bouwheren weten vaak niet hoe ze om moeten gaan met de factor archeologie binnen hun project. Bij de opmaak van de plannen wordt er zelden rekening gehouden met de mogelijke aanwezigheid van archeologie, laat staan dat erover wordt nagedacht hoe ermee om te gaan, de plannen erop af te stemmen of om de sites een bestek of het tijdsbestek. te vaak worden bouwheren pas bij de uitreiking van de vergunning – of soms in een slechter geval bij de aanvang van de werken – geconfronteerd met doet nu al inspanningen om dergelijke scenario’s te vermijden door bouwheren zo snel mogelijk op de hoogte van het advies te brengen. met het in voege treden van de Vlaamse codex ruimtelijke Ordening Verder dient er bij elke verkavelingsaanvraag een archeologisch dossier toegevoegd te zijn. Voor de advisering bij of zelfs de opmaak van een dergelijk dossier kunnen bouwheren of studiebureaus bij de KLAD terecht. De KLAD wil verder ook begeleiding geven aan betrokken overheden, planontwikkelaars, bouwheren en eigenaren door met zoveel mogelijk middelen informatie te verschaffen over het archeologisch traject en de wijze ermee om te gaan. Al deze informatie zal in eerste instantie op de nieuwe website van de KLAD verschijnen, achteraf kan ze ook verspreid worden door klassieke informatieverspreiding zoals folders. De KLAD onderhoudt op zijn website een sectie voor bouwheren en past die aan telkens als er zich aanpassingen voordoen. In 2012 wordt ook een folder verspreid. register adviezen De resultaatsverbintenis legt het bijhouden van een register der adviezen op. In 2011 werd een aan de IAD/IOeDs een voorstel gedaan om met een uniform register te werken. De KLAD zal vanaf begin 2012 werken met het uniform register.
120
Jaarverslag 2011
2.2.2 Traject 2: Veldwerk en Rapportage en Trajectbegeleiding a. Veldwerk een archeologisch advies impliceert vaak veldwerk in de vorm van een werfbegeleiding of een vooronderzoek eventueel gevolgd door een onderzoek. tot voor kort stond de KLAD in voor de werfbegeleidingen en de uitvoering van vooronderzoeken met proefsleuven van terreinen tot 5 ha, terwijl vervolgonderzoeken worden uitgevoerd door archeologische studiebureaus of projectarcheologen. na het invoeren van de minimumnormen, rijst de vraag of de KLAD hiervoor kan blijven instaan met de huidige bezetting. De KLAD kan nog wel instaan voor kleinere projecten, maar voor de grotere opdrachten dringt zich een andere aanpak op. het lijkt realistisch het veldwerk te beperken tot kleine gemeentelijke dossiers en de kernactiviteiten te verleggen naar adviseren, begeleiden en het ontsluiten van de resultaten. De KLAD werkt dus in 2012 verder aan betere adviezen, bijzondere voorwaarden en het contract voor de begeleiding (op basis van de Vlaamse voorbeelden). b. rapportage De KLAD bouwde een achterstand op in de rapportage. het gaat voornamelijk om rapporten van vooronderzoeken en 2 rapporten die niet werden afgewerkt door externen. De KLAD zal in 2012 de eigen rapporten verder afwerken. Voor 2012 is in de begroting een budget voorzien om iemand in dienst te nemen om de dienst hierin bij te staan en ook de onafgewerkte rapporten van de externen af te werken. c. trajectbegeleiding van externe archeologen De KLAD zal voor de trajectbegeleiding een soort contract opmaken om de begeleiding en kwaliteit van extern uitgevoerd werk beter te garanderen. 2.2.3 Traject 3: Kennisverwerving, Depotwerking en Ontsluiting en sensibilisering a. Kennisverwerving momenteel zijn losse rapporten het resultaat van opgravingen die in de regio en in Vlaanderen plaatsvinden. er is weinig vergelijkend of overkoepelend onderzoek dat de resultaten van de onderzoeken bundelt en vergelijkt met eerder onderzoek uit de regio, Vlaanderen en zelfs Zeeuws-Vlaanderen. Kennisverwerving is echter belangrijk voor de wetenschappelijke vraagstelling, de verdere inventarisering en de opmaak van gefundeerde advisering. Dergelijke kennisverwerving vereist overkoepelend onderzoek en een totaalaanpak. De archeologische gegevens dienen aangevuld te worden met een programma rond landschappelijk, natuurwetenschappelijk en historisch onderzoek. Dit kan enkel onder een uitgebreide wetenschappelijke begeleiding uitgevoerd worden. De KLAD zal dan ook de nodige afspraken maken met specialisten uit de wetenschappelijke instellingen zoals universiteiten, het VIOe en eventueel uit buitenlandse instellingen. Voor sommige deelaspecten zal de KLAD fondsen (eventueel in samenwerking met andere partners) moeten zoeken, terwijl voor andere aspecten dan misschien een beroep kan gedaan worden op specialisten uit lokale heemkundige kringen, op lokale geschiedkundigen en/of gemotiveerde vrijwilligers en/of studenten.
Kale - Leie Archeologische Dienst
121
Voor de kennisverwerving, het overkoepelend onderzoek en de opmaak van onderzoeksvragen voor de regio wil de dienst bronnen en materiaal aanleveren aan de universiteiten voor thesissen en doctoraten (fwO). b. Depotwerking sinds de oprichting van de KLAD worden de vondsten (artefacten, stalen…) opgeslagen in het depot, een loods in het koetshuis van het kasteel te Poeke. In 2010 is gebleken dat die haar maximumcapaciteit heeft bereikt. De loods voldoet tevens niet aan de eisen van waringsomstandigheden eisen. De loods ombouwen tot zo een depot is in de huidige omstandigheden niet haalbaar. Daarbij komt nog dat depotbeheer een gespecialiseerde taak is. elk type artefact en staal verdient de gepaste behandeling om niet te degraderen. Dit vergt conservatie en restauratieplannen met daaraan verbonden keuzes en veronderstelt de expertise van een depotbeheerder. momenteel beschikt de KLAD niet over de middelen om dit te verwezenlijken. De KLAD zal in de toekomst nagaan of hiervoor een oplossing kan gevonden worden, maar gelooft momenteel eerder in een taak als tijdelijke opslagplaats. De KLAD ziet er wel op toe dat dit op een zo goed mogelijke manier gebeurt en wil daarvoor de nodige inspanningen leveren (aankoop dozen in zuurvrij karton, silicagel, eventueel de aankoop van een tweedehandse koelinstallatie). momenteel zijn er echter geen alternatieven, want in Vlaanderen beschikt men nog niet over archeologische depots om materiaal onder te brengen. hoelang de KLAD zal moeten instaan voor de opslag van materiaal blijft een open vraag. Vermoedelijk zullen er intussen al keuzes gemaakt worden over wat al dan niet wordt bijgehouden. wanneer de gemeenten of de hogere overheden deze taak wel naar de KLAD willen doorschuiven, zullen daar depot uit te bouwen dat aan de normen voldoet en met de aanstelling van althans een halftime depotbeheerder. De KLAD zal – binnen de budgettaire mogelijkheden – ook in 2012 de nodige inspanningen doen om het depot zo goed mogelijk in te richten door de aankoop van dozen in zuurvrij karton, silicagel voor de bewaring van metalen artefacten en extra rekken. er zal een indeling komen tussen het papieren archief en het depot voor vondsten. er komt eventueel een aankoop van een tweedehandse koelinstallatie. c. Ontsluiting en sensibilisering en de ontsluiting van de archeologische sites voor een ruim publiek. Projectgebonden en structurele publiekswerking zijn daartoe geschikte instrumenten. projectgebonden publiekswerking De publiekswerking start tijdens het project zelf of al vroeger bij uitgebreide vooronderzoeken of projecten waarvan de impact groot zal zijn zoals bij stadskernonderzoek. Zo kunnen voorafgaand aan de start een informatieavond en een persmoment georganiseerd worden, die de bevolking over de inhoud van het project en het archeologisch onderzoek informeren.
122
Jaarverslag 2011
tijdens het onderzoek verduidelijken informatiepanelen de werkzaamheden en is er soms tijd voor een opensleuvendag. Achteraf kan een kleine tentoonstelling de resultaten belichten. Ondertussen kunnen tussentijdse resultaten ook gelanceerd worden langs de digitale kanalen. met digitale nieuwsbrieven, op de website en door nieuwe media zoals facebook en twitter kan men zeer snel een ruim publiek bereiken. Dit vraagt afstemming tussen de KLAD, de bouwheer en de projectuitvoerder. het spreekt voor zich dat een kortstondig vooronderzoek van enkele dagen in landelijk gebied een andere aanpak vergt dan een opgraving in een drukke stadskern. Per project weegt men de noodzakelijke kanalen en middelen af die meegenomen zullen worden bij het overleg en een plaats moeten krijgen in de bijzondere voorwaarden. In de bijzondere voorwaarden kunnen – afhankelijk van het project – de initiatieven voor de projectmatige ontsluiting ingeschreven worden, wat dan ook extra termijn en een budget impliceert. De KLAD maakt een extra luik op in de Bijzondere Voorwaarden en stimuleert bouwheren en bedrijven om initiatieven voor publiekswerking te ondersteunen. structurele ontsluiting reizende tentoonstellingen, vooral opgesteld in laagdrempelige locaties zoals bibliotheken, culturele centra en gemeentehuizen, bereiken een ruim publiek en dragen aan de verspreiding van het archeologisch verhaal en de bewustwording van de aanwezigheid gie en de ontsluiting van archeologische sites voor een ruim publiek. De KLAD investeerde de voorgaande jaren reeds in de tentoonstellingen “Velden Vol Verleden” en “Vlucht over het Verleden”. De tentoonstelling “velden vol verleden” blijft opgesteld in het koetshuis van het Kasteel van Poeke. met het 10-jarig bestaan van KLAD in het vooruitzicht (2013) wordt bekeken op welke manier ze een opvolging kan krijgen. Daarvoor zal een studiebureau aangeschreven worden en een eerste voorstel uitgewerkt worden. De KLAD verwacht ook een tweede lading gerestaureerde tentoonstellingswaardige stukken in 2012 en zoekt nog tentoonstellingswaardige stukken in de collectie. De tentoonstelling “vlucht over het verleden” startte op Open monumentendag 2010 en kwam tot stand dankzij de samenwerking met de gentse universiteit. Deze tentoonstelregio en daarbuiten tot in 2012. In 2012 worden nog tentoonstellingsplaatsen bijgezocht om de kalender rond “Vlucht over het Verleden” te vervolledigen. Ondertussen wordt ook naar een vaste standplaats gezocht en nagegaan of die samen met “Velden Vol Verleden” deel kan uitmaken van een toeristische route. Drukwerk Alle initiatieven rond de ontsluiting van het archeologisch erfgoed hebben de bedoeling de bevolking van dit erfgoed bewust te maken, maar ook van het bestaan van een lokale archeologische dienst. De KLAD heeft de functie de bevolking, de bouwheren, de administratie en het bestuur te informeren over archeologie, opgravingen, vondsten en wetgeving. het is daarom belangrijk om naambekendheid op te bouwen, zodat iedereen met een
Kale - Leie Archeologische Dienst
123
vraag of met een probleem over een archeologisch thema weet dat hij daarvoor bij de KLAD terechtkan. over de KLAD of bepaalde doelgroepgerichte thema’s zijn makkelijk te verspreiden. Verder kan de KLAD op erfgoedbeurzen of andere erfgoedinitiatieven zich naast (mini)tentoonDigitale media De KLAD lanceerde in 2011 de vernieuwde website www.deklad.be met een homepage vol nieuws. Vrijwilligers en bouwheren kunnen er informatie vinden en vondsten via een link bij de VIOe-website melden. Verder bevat de onlinebibliotheek consulteerbare rapporten en bestaat er een systeem met nieuwsbrieven die automatisch naar verschillende doelgroepen verspreid worden. naast de site is er sinds 2010 ook een facebookgroep met foto’s en persberichten of andere informatie: http://www.facebook.com/#!/pages/Kale-Leie-ArcheologischeDienst/342764175061. Ook in 2012 onderhoudt de KLAD website en facebookgroep. er staan een viertal nieuwsbrieven op het programma. vrijwilligerswerking Door vrijwilligers te betrekken bij alle facetten van de opgravingen en de verwerking of zelfs bij de publiekswerking engageert de KLAD veel mensen bij zijn werking. Vele handen maken licht werk en daarnaast zorgt deze samenwerking voor een bredere naambekendheid en de uitbouw van een belangrijk netwerk. tenminste even belangrijk is de inzet van studenten. Zij kunnen stage lopen bij projecten binnen de KLAD-regio of contexten bestuderen voor een bachelor- of masterproef. Zo werkten meerdere studenten van de gentse universiteit aardewerkcontexten van sites verder uit of voerden ze prospecties in de regio uit. De link met de archeologen van morgen is zeer belangrijk. een belangrijke groep om bij de werking van de dienst te betrekken, zijn de vrijetijdsarcheologen. Al dan niet actief met een metaaldetector vormen ze een belangrijke bron van archeologische kennis over de regio. met de vrijetijdsarcheologen worden geregeld vergaderingen belegd om prospecties en methodes te bespreken. samen met hen zullen op geregelde tijdstippen prospectiecampagnes uitgevoerd worden. Andere spelers zijn de vele heemkundige kringen en erfgoedverenigingen in de regio. Veel informatie stroomt in hun publicaties door naar een lokaal geïnteresseerd publiek en anderzijds kennen zij de lokale geschiedenis en de archieven als de besten en kunnen ze belangrijke informatie aanleveren. In 2012 zal getracht worden meer vrijwilligers in te zetten bij: - veldwerk - prospecties - materiaalverwerking - depotwerking - historisch onderzoek
124
Jaarverslag 2011
met nieuwsbrieven zal de KLAD de vrijwilligers hiervan op de hoogte brengen, de dienst zal en wil workshops organiseren om de vrijwilligers nog een betere basis geven. educatieve projecten De educatieve koffer “speuren naar sporen” is al enkele jaren voorhanden. het is een educatief kaartspel over archeologie in het meetjesland en de Leiestreek, ontwikkeld voor leerlingen van het vijfde en zesde leerjaar van de lagere school. In 2012 wordt het verder onder de aandacht gebracht door het project meetjesland op school. De KLAD wil ook van het klassenbezoek een traditie maken, waarbij de archeoloog de klas kan meenemen op een reis door de tijd heen of uitleg geeft over een project. mocht de vraag de mogelijkheden van de KLAD overstijgen, dan zal de KLAD op zoek gaan naar andere archeologen of vrijwilligers om dit op te vangen. Voor 2012 staat al het bezoek aan de taborschool te Bellem geprogrammeerd. vormingspakket De KLAD zal begin 2012 overleg met Vormingplus, de erfgoedcel meetjesland en het Plattelandscentrum voeren aangaande de mogelijkheden educatie/vorming en archeologie. De bedoeling is een pakket te ontwikkelen met lezingen, workshops, vorming over archeologie, over methodologie, over vondsten… voor vrijwilligers, vrijetijdsarcheologen, kinderen… Vermoedelijk wordt dit gekoppeld aan de nieuwe tentoonstelling van 2013. toeristische initiatieven tot op heden zijn nog geen concrete stappen gezet om het regionaal archeologisch erfgoed toeristisch te ontsluiten. het is nochtans een belangrijk thema, maar er moet goed over nagedacht worden. De hedendaagse toerist is namelijk erg verwend en veeleisend. hij wil zien en beleven en dat is heel erg moeilijk bij het lokaal archeologisch patrimonium waarvan 99,9% ondergronds verborgen zit of reeds opgegraven is. Daarnaast is de concurrentie van andere toeristische trekpleisters zowel in de directe als in de ruimere omgeving - de historische steden Brugge en gent waar onze regio tussen ligt - groot. Om het lokaal archeologisch erfgoed toeristisch met succes te ontsluiten moet dus een sterk programma geschreven worden. het is dan ook de vraag of er in de regio voldoende visueel zichtbaar archeologisch erfgoed aanwezig is. De KLAD kan dat eventueel uitbreidie ex situ worden bewaard, toch ter plaatse door infopanelen of op andere manieren te visualiseren. er zijn ook mogelijkheden zoals de combinatie van de zichtbare archeologische monumenten met ander onroerend of zelfs roerend erfgoed. De KLAD zal contact opnemen met specialisten rond ontsluiting van erfgoed, de erfgoedcel meetjesland en de toeristische diensten om de mogelijkheden te onderzoeken. Dit is voor 2012 of erna voorzien. erfgoedinitiatieven er zijn heel wat Vlaamse erfgoedinitiatieven die allerhande erfgoed in de kijker zetten zoals erfgoeddag, Open monumentendag, nacht van de geschiedenis of week van de smaak. soms organiseert men lokale initiatieven zoals de meetjeslandse erfgoedbeurs. Dergelijke initiatieven trekken veel bezoekers aan en zijn ideale momenten om erop in te spelen en te netwerken. De KLAD doet – afhankelijk van het thema – geregeld mee aan deze activiteiten.
Kale - Leie Archeologische Dienst
125
Op Open monumentendag wordt traditioneel een (mini)tentoonstelling opgesteld in de om vragen. het thema van Open monumentendag 2012 is muziek, beeld en woord. De voor dienen. Aan erfgoeddag wordt minder meegewerkt, vaak omdat de thema’s minder makkelijk in te kaderen zijn. Ook in 2012 met het thema helden is dat het geval. De KLAD zal hier niet actief aan deelnemen. In 2013 is het thema stop de tijd en rond dit thema kan wel gewerkt worden, bijvoorbeeld met restauratie- en conservatieprojecten of de bescherming van sites tegen degradatie. het thema van de Nacht van de geschiedenis is Drank. hier zijn nog geen concrete plannen voor. tijdens de week van de smaak 2007 en 2010 lanceerde de KLAD de smakelijke teletijdmachine met de bedoeling de mensen met de smaken van weleer kennis te laten maken. Ondertussen is dit uitgegroeid naar een middeleeuws banket, in samenwerking met de gentsche ghesellen. Daar de week van de smaak in 2012 een vervolg kent, zal de KLAD nagaan of hij terug een smakelijke teletijdmachine kan organiseren. er lopen over dit onderwerp ondertussen gesprekken met de stad Deinze en de gemeente evergem. project 3D-visualisatie Bij het onderzoek in de stadskern van Deinze kwamen heel wat nieuwe gegevens aan het licht die gelinkt kunnen worden aan heel wat historisch kaartmateriaal. Daaruit groeide het idee om de sites te visualiseren met een driedimensionale techniek. De KLAD zal in 2012 met mindscape 3D een aantal sites met 3D-gametechnologie visualiseren. De vondsten van de stad Deinze (stadshal, markizaat, ...) en de hoge wal te evergem komen in aanmerking. Voor de hoge wal zal ook nog een geofysische prospectie uitgevoerd worden om meer informatie over het opper- en neerhof te krijgen. 2.2.4 Andere taken a. Opvolging streeknetwerk meetjesland in 2011 startte binnen het meetjesland de denktank rond het streeknetwerk meetjesland. witboek aangaande de verrommeling, ontstaan door een “teveel� aan intergemeentelijke samenwerkingsverbanden. streeknetwerk meetjesland wil een proeftuin worden waarbij enerzijds experimenteerruimte aan Vlaanderen gevraagd wordt om tot een fusie te komen van 14 intergemeentelijke samenwerkingsverbanden en anderzijds een fusiemethode uitgewerkt wordt. De KLAD werd betrokken bij deze fusie en neemt deel aan de vergaderingen en werkgroepen.
126
Jaarverslag 2011
3. InZet VAn PersOneeL 2012 verbintenis 2012 dient 75% van de tijd ge誰nvesteerd te worden aan taken uit deze verbintenis, 25% blijft zelf in te vullen. In 2011 zijn er 212 werkdagen, feestdagen en verlofdagen in rekening gebracht, en moeten er dus zeker 159 werkdagen besteed worden aan taken uit de verbintenis. In onderstaand schema vindt de lezer een overzicht van het geschatte tijdsbestek. A. Taken in het kader van de Resultaatsverbintenis - Algemeen, vergaderingen en contactdagen Traject 1: Inventariseren & Evalueren, Adviseren ... a. Inventariseren en evalueren - controle en aanvulling cAI - status questiones lokaal archeologisch erfgoed - Afbakenen Afgebakende Archeologische Zone - Beschermde archeologische sites - Opmaak Archeologische kaarten b. Adviseren - Aanpassen Documenten - Protocol preadvies - Advies ruimtelijke planning - Opmaak Advies en Bijzondere Voorwaarden c. Begeleiden van private en publieke bouwheren
165
5
18
38
10
10
Traject 2: Veldwerk en Rapportage en Trajectbegeleiding a. Veldwerk 7 b. rapportage 30 c. trajectbegeleiding van externe archeologen 15
52
Traject 3: Kennisverwerving, Depotwerking, Ontsluiting a. Kennisverwerving 5 b. Depotwerking 5 c. Ontsluiting en sensibilisering 40
50
B. Taken buiten de resultaatsverbintenis - Administratie - Organiseren raad van Bestuur - Opleiding - streeknetwerk meetjesland - Andere totaal
20 8 10 7 2
47
212
manier blijft er weinig tijd over voor eigen initiatief. Zowat 165 dagen zijn ingevuld met taken in het kader van de resultaatsverbintenis, waardoor er slechts 47 zelf in te vullen dagen overblijven. Zeker 20 ervan dienen besteed te worden aan administratie. nieuwe opdrachten en opportuniteiten leiden dus tot meerwerk en overwerk.
Kale - Leie Archeologische Dienst
127
128
Jaarverslag 2011
Kale - Leie Archeologische Dienst
129
DeeL IV. BeeLDVerAntwOOrDIng fig. 1: David Vanhee, KLAD. fig. 2: etienne Van eeghem, bewerking door David Vanhee, KLAD. fig. 3: etienne Van eeghem. fig. 4: etienne Van eeghem. fig. 5: David Vanhee, KLAD. fig. 6: David Vanhee, KLAD. fig. 7: David Vanhee, KLAD. fig. 8: stani Vandecatsye & Karen Laisnez, eec. fig. 9: stani Vandecatsye & Karen Laisnez, eec. fig. 10: stani Vandecatsye & Karen Laisnez, eec. fig. 11: stani Vandecatsye & Karen Laisnez, eec. fig. 12: stani Vandecatsye & Karen Laisnez, eec. fig. 13: stani Vandecatsye & Karen Laisnez, eec. fig. 14: stani Vandecatsye & Karen Laisnez, eec. fig. 15: stani Vandecatsye & Karen Laisnez, eec. fig. 16: Jordi Bruggeman & natasja reyns, All-Archeo bvba. fig. 17: Jordi Bruggeman & natasja reyns, All-Archeo bvba. fig. 18: Jordi Bruggeman & natasja reyns, All-Archeo bvba. fig. 19: Jordi Bruggeman & natasja reyns, All-Archeo bvba. fig. 20: Jordi Bruggeman & natasja reyns, All-Archeo bvba. fig. 21: Jordi Bruggeman & natasja reyns, All-Archeo bvba. fig. 22: Jordi Bruggeman & natasja reyns, All-Archeo bvba. fig. 23: Karen Laisnez & Dries herreman, eec. fig. 24: Karen Laisnez & Dries herreman, eec. fig. 25: Karen Laisnez & Dries herreman, eec. fig. 26: © ArA, Kaarten en plans, nr. 85. fig. 27: David Vanhee, KLAD & marjolein Deceuninck (fenikx bvba) fig. 28: © het scheepvaartmuseum, the national maritime museum. fig. 29: © ArA, Kaarten en plans, nr. 85. fig. 30: stani Vandecatsye, Karen Laisnez & nikki heyerick, eec, © google earth. fig. 31: stani Vandecatsye, Karen Laisnez & nikki heyerick, eec. fig. 32: stani Vandecatsye, Karen Laisnez & nikki heyerick, eec. fig. 33: stani Vandecatsye, Karen Laisnez & nikki heyerick, eec. fig. 34: stani Vandecatsye, Karen Laisnez & nikki heyerick, eec. fig. 35: stani Vandecatsye, Karen Laisnez & nikki heyerick, eec. fig. 36: stani Vandecatsye, Karen Laisnez & nikki heyerick, eec. fig. 37: stani Vandecatsye, Karen Laisnez & nikki heyerick, eec. fig. 38: stani Vandecatsye, Karen Laisnez & nikki heyerick, eec. fig. 39: stani Vandecatsye, Karen Laisnez & nikki heyerick, eec. fig. 40: Jordi Bruggeman & natasja reyns, All-Archeo bvba. fig. 41: Jordi Bruggeman & natasja reyns, All-Archeo bvba. fig. 42: Jordi Bruggeman & natasja reyns, All-Archeo bvba. fig. 43: Jordi Bruggeman & natasja reyns, All-Archeo bvba. fig. 44: Jordi Bruggeman & natasja reyns, All-Archeo bvba. fig. 45: Jordi Bruggeman & natasja reyns, All-Archeo bvba. fig. 46: Jordi Bruggeman & natasja reyns, All-Archeo bvba. fig. 47: Jordi Bruggeman & natasja reyns, All-Archeo bvba. fig. 48: Jordi Bruggeman & natasja reyns, All-Archeo bvba. fig. 49: Bart De smaele, simon Verdegem, hadewijch Pieters, Anke thuy & catherina thijs, aDeDe bvba.
130
Jaarverslag 2011
fig. 50: Bart De smaele, simon Verdegem, hadewijch Pieters, Anke thuy & catherina thijs , aDeDe bvba. fig. 51: Bart De smaele, simon Verdegem, hadewijch Pieters, Anke thuy & catherina thijs, aDeDe bvba. fig. 52: Bart De smaele, simon Verdegem, hadewijch Pieters, Anke thuy & catherina thijs, aDeDe bvba. fig. 53: Bart De smaele, simon Verdegem, hadewijch Pieters, Anke thuy & catherina thijs, aDeDe bvba. fig. 54: tina Bruyninckx & Bert Acke, group monument nv. fig. 55: tina Bruyninckx & Bert Acke, group monument nv. fig. 56: tina Bruyninckx & Bert Acke, group monument nv. fig. 57: Adelheid De Logi, sarah Dalle, frederik De Kreyger, Lien speleers & evelien taelman, eec. fig. 58: Adelheid De Logi, sarah Dalle, frederik De Kreyger, Lien speleers & evelien taelman, eec. fig. 59: Adelheid De Logi, sarah Dalle, frederik De Kreyger, Lien speleers & evelien taelman, eec. fig. 60: Adelheid De Logi, sarah Dalle, frederik De Kreyger, Lien speleers & evelien taelman, eec. fig. 61: David Vanhee, KLAD. fig. 62: David Vanhee, KLAD. fig. 63: David Vanhee, KLAD. fig. 64: David Vanhee, KLAD. fig. 65: David Vanhee, KLAD. fig. 66: David Vanhee, KLAD. fig. 67: David Vanhee, KLAD. fig. 68: Karen Laisnez & Dries herreman, eec.
Kale - Leie Archeologische Dienst
131
Dit jaarverslag 2011 van de Kale - Leie Archeologische Dienst werd opgemaakt gedurende januari 2012 door D. Vanhee, in opdracht van de raad van Bestuur. tijdens de bestuursvergadering van 1 februari 2012 werd de inhoud goedgekeurd.
martine Bergez Voorzitter KLAD
gerda ginneberge secretaris KLAD