Mede #3 Winter 2014

Page 1

kwartaalblad van Skanfonds | winter 2014 | nummer 3

Eenzaamheid:

IN SOMMIGE LEVENS HEERST DE STILTE

ASIELVRAAG AFGEWEZEN. EN DAN?

Adelheid Roosen:

‘STAP TOCH GEWOON OP MENSEN AF’


kwartaalblad van Skanfonds | winter 2014 | nummer 3

Inhoud [dossier]

3

‘Na acht maanden was ik 29 kilo afgevallen. Stille heimwee.’

Eenzaamheid [column]

8

Adelheid Roosen [vrijwilliger]

9

Leonie de Bruine [fotoreportage]

10

Circustheater Stof fel [dossier]

12

Ongedocumenteerden [missie]

‘Als je vreselijke dingen meemaakt, knapt er iets in je hoofd.’

16

Stichting Rebup [bezieling]

17

Jos Spijkers

18

Mededelingen [coververhaal]

19

Stichting Babyspullen

MEDE | Eerst e jaarg ang | nummer 3 | wint er 2014 MEDE is een uitgave van Skanfonds en verschijnt vier keer per jaar. Skanfonds maakt zich sterk voor kwetsbare mensen. Wij vinden dat ieder mens telt en geloven in een samenleving waarin mensen naar elkaar omzien. Daarom ondersteunen wij al meer dan een halve eeuw initiatieven die dicht bij huis kwetsbare mensen helpen. Het werk van Skanfonds wordt mede mogelijk gemaakt door de bijdragen van Lotto en Nederlandse Postcode Loterij. MEDE niet meer ontvangen? Stuur een e-mail met uw naam en adres naar mede@skanfonds.nl

Volg Skanfonds op Facebook

Te k s t & c onc e p t O nt w e r p & v or m ge v i ng Fot ogr a fi e

S c h r ijf -S c h r ijf , Utre c h t A be l De r k s M a r tijn va n de Gr ie n dt, T im on J a c ob

D r uk w e r k

A ltijddr u k we r k


dossier

Een schokgolf ging door Nederland. In november 2013 bleek dat een Rotterdamse vrouw tien jaar dood in haar huis had gelegen. Een schrille illustratie van een onzichtbaar probleem: eenzaamheid.

k wa r ta a lbla d va n S k a n f o n d s

[3]


HET INLOOPHUIS

Mensen hebben een fundamentele behoefte aan verbondenheid, maar het lukt niet iedereen een stevig sociaal netwerk op te bouwen. In sommige levens heerst de stilte. Interkerkelijk Diaconaal Centrum De Jessehof in Delft biedt stadsgenoten een plek om die stilte te doorbreken en in gesprek te komen met anderen.

‘Elke stad zou zo’n huiskamer moeten hebben’

‘Al jaren bieden we één keer per maand een maaltijd aan voor dak- en thuislozen’, zegt Anita van Velzen, algemeen coördinator van De Jessehof. ‘Gaandeweg zag ik sommigen uit die groep een huisje krijgen, anderen een baan. Toch bleven ze komen. Ondanks de nieuwe verworvenheden bleven ze zich kwetsbaar, eenzaam en buitengesloten voelen. Op dat moment begreep ik dat er naast de zichtbare groep van dak- en thuislozen een grote groep is die wél een dak boven het hoofd heeft maar geen sluitend sociaal netwerk.’

Troost Een luisterend oor. Een kopje koffie. Een beetje structuur. Dat vinden bezoekers bij De Jessehof. ‘Veel van deze mensen zitten de hele week thuis en hebben geen reden om naar buiten te gaan’, zegt Anita. ‘Wij bieden een laagdrempelige manier om contact te leggen met anderen. De gesprekken werken relativerend. Veel mensen geven zichzelf de schuld van hun situatie. Als ze een soortgelijk verhaal horen, biedt dat troost.’ Vijf dagdelen per week kunnen bezoekers een praatje maken, computeren en anderen ontmoeten. ‘Als het nodig is, verwijzen we door naar een hulpverlener. En op zaterdag geven we Nederlandse les. Doordeweeks is er ook een pastor aanwezig. Met hem of haar kunnen bezoekers wat dieper ingaan op hun problemen.’

[4]

k w a r t aalblad van S k a nfond s

Stelletjes ‘Liefde, aandacht en acceptatie. Dat zoekt iedereen. Ook hier.’ Paola van Acken is vrijwilliger bij De Jessehof. ‘Daklozen, verslaafden, bejaarden, ggz-patiënten − ik praat met iedereen. Ook over mijn eigen bezigheden. Dan wordt het een echt gesprek. Elke stad zou zo’n huiskamer moeten hebben. We voorzien hiermee duidelijk in een behoefte.’

Een echte oplossing voor eenzaamheid is De Jessehof niet, denkt Paola. ‘Daarvoor moet je vijftig jaar terug in de tijd. Toen we nog elke zondag naar de familie gingen, na school een kopje thee dronken met moeder en vrijwel alle buren kenden. Maar de samenleving is geïndividualiseerd. Niet iedereen kan daar even goed in meekomen.’ In De Jessehof ziet ze mensen opleven. ‘Er zijn al drie stelletjes ontstaan.’

De Jessehof Interkerkelijk diaconaal centrum De Jessehof is opgezet vanuit de gezamenlijke kerken in Delft. Het is een laagdrempelige plek om binnen te lopen voor mensen met een klein sociaal netwerk en mensen die lijden onder sociale uitsluiting. Vijf dagdelen per week kunnen mensen koffiedrinken met elkaar, de krant lezen, computeren en praten met elkaar, de vrijwilligers of de pastors. Wat doet Skanfonds? Skanfonds steunt naast De Jessehof nog meer projecten die mensen met elkaar in verbinding brengen, en bestrijdt zo meer dan alleen eenzaamheid. Voorbeelden zijn verschillende inloophuizen door het hele land en initiatieven als Bijzonder Thuisafgehaald.


DE BEZOEKER

‘De feestdagen vind ik moeilijk’ ‘Door De Jessehof ben ik niet meer zo eenzaam als vroeger. Tien jaar geleden studeerde ik klassieke talen in Leiden. Mijn studie kreeg altijd prioriteit. Daardoor was ik vaak alleen. Dat vond ik niet zo erg, maar van lieverlee kwam ik in een isolement terecht. Ik begon stemmen te horen. Het bleek schizofrenie. De paranoia die daarmee samenhing, dreef me weg uit Leiden. Ik belandde in Delft. Nu slik ik medicijnen. Het gaat goed, al zijn de stemmen niet helemaal verdwenen. Om een terugval te voorkomen, moet ik zorgen voor sociale contacten en structuur. De kerk, de GGZ, de lotgenotengroep en De Jessehof zijn mijn vaste bakens. Daar vind ik aanspraak en afleiding.’

‘Bij De Jessehof heb ik een goede vriend ontmoet. We trekken vaak samen op. Eten een hapje, gaan naar de film. Met enkele lotgenoten jog ik. Ook maak ik met iemand muziek. Ik heb structuur in mijn leven, en dat heb ik mede aan De Jessehof te danken. Vooral tijdens de feestdagen ben ik blij dat ik hierheen kan. Die dagen vind ik toch wel moeilijk. Mijn ouders wonen in Zeeland, daar ga ik wel eens naartoe op feestdagen, maar niet altijd. Bij het grand café van de GGZ kom ik ook wel, ik werk er zelfs als vrijwilliger. Maar daar mankeert iedereen wat. Dat is bij de Jessehof minder, dat vind ik fijn. Een paar keer per week ben ik hier, voor koffie en een praatje.’ Maarten den Hollander (36)

k wa r ta a lbla d va n S k a n f o n d s

[5]


DE BEZOEKER

‘Het wordt steeds stiller’ ‘Nadat mijn man overleed, kwam ik in het gebouw boven De Jessehof te wonen. Ik was 64 jaar. Er woonden destijds veel oudere mensen. Ik kende ze allemaal, en zij mij. In het zaaltje waar nu het inloopcentrum zit, organiseerde ik activiteiten: gymnastiek, kaartavonden, volksdansen, koffieochtenden, noem maar op. Ik was er druk mee. Ook had ik alle bewoners twee kaartjes gegeven, met ‘goedemorgen’ en ‘welterusten’ erop. Om ’s ochtends en ’s avonds voor het raam te zetten. Als er tijdens mijn rondje een kaartje ontbrak, ging ik poolshoogte nemen. Iemand lag dan soms op de vloer, of was in de stoel in slaap gevallen. We waren een hechte club. Iedereen kende elkaar en je kon altijd wel bij een buurvrouw terecht voor een praatje. Gouden jaren.’

[6]

‘Toen ik 83 was, stuurde de dokter me naar een verzorgingshuis. Ik vond er niets aan. Na acht maanden was ik 29 kilo afgevallen. Stille heimwee, zo bleek. Ik wilde terug naar de drukte en de gezelligheid. Dat is toen geregeld, maar het is hier niet meer hetzelfde. Er wonen allemaal nieuwe, jonge mensen. Ik ken ze niet. Ze gaan elke dag naar hun werk. Het wordt steeds stiller. Niemand om even mee te kletsen. Met drie vriendinnen van vroeger ga ik een paar ochtenden per week naar De Jessehof. Om herinneringen op te halen en een praatje te maken. Gelukkig zie ik mijn kinderen nog regelmatig. Verder moet ik mezelf bezighouden. Dat doe ik vooral met handwerken. Laatst heb ik 75 mutsjes en sokjes gebreid voor couveusekindjes in het ziekenhuis. En begin november lagen mijn kerstkaarten al klaar.’ Tine Hof-Kamphuis (93)

k w art aalblad van S k a nfond s


‘Iedereen kan eenzaam worden’ De expert

Eenzaamheid is een ernstig probleem, met sociale, persoonlijke en maatschappelijke

gevolgen. Meer dan een miljoen mensen kampen met eenzaamheid. Maar praten doen ze er niet over. Zes vragen aan Arie Ouwerkerk, directeur van Coalitie Erbij. Waarom het taboe? ‘Mensen schamen zich. Ze schieten tekort in hun poging relaties aan te gaan, en verwijten dat zichzelf. Wat voor veel mensen vanzelfsprekend lijkt, krijgen zij niet voor elkaar.’ Is eenzaamheid goed te herkennen? ‘Dat ligt eraan. Sociale eenzaamheid komt neer op een ontoereikend sociaal netwerk, en dat is redelijk zichtbaar. Maar de meeste eenzaamheid is emotioneel. Daarbij hebben mensen een gebrek aan diepgaande, wezenlijke contacten. Denk aan een relatie, familie, goede vrienden, ouders. En dat is lastiger te zien.’ Wat zijn de belangrijkste oorzaken? ‘Enerzijds persoonlijk: echtscheiding, verlies van een dierbare, slechtere gezondheid. Maar ook een gebrek aan zelfvertrouwen, probleemoplossend vermogen en gebrekkige sociale vaardigheden. Maatschappelijk gezien zijn er ook risicofactoren. Baanverlies, schulden of een slechte en onveilige woonsituatie.’ Wat is het grootste probleem van eenzaamheid? ‘Eenzaamheid werkt ontwrichtend. Mensen worden er ongelukkig van. En om dat nare gevoel te bestrijden, zullen ze sneller naar verdoving zoeken. Dat maakt ze gevoelig voor verslaving. Voor de gezondheid zijn er ook gevolgen. Denk aan depressie, hartklachten en kans op vroegtijdig overlijden. Maatschappelijk is het ook een probleem, omdat eenzaamheid de sociale samenhangt ondermijnt. Eenzame mensen dragen weinig bij aan de samenleving.’

mensen een indicatie krijgen voor het verzorgingstehuis, zullen we vaker oudere mensen alleen thuis zien. We moeten oppassen dat ze niet verpieteren.’ Wat is er tegen eenzaamheid te doen? ‘Contact is cruciaal, net als structuur. Daarom zijn inloophuizen als De Jessehof prettig. Ze bieden de gelegenheid tot een praatje en een reden om even het huis uit te gaan. Dat haalt het schrijnende enigszins van de eenzaamheid af.

Hoe herkent u eenzaamheid? Let bij mensen in uw omgeving op deze signalen: • Verslechterde zelfzorg. • Mensen op afstand houden. • Overmatig gebruik of verslaving. • Negatief zelfbeeld. • Weinig zelfvertrouwen. Wat kunt u zelf doen? • Help bij een klein klusje in huis en maak een praatje. • Grijp weersomstandigheden (gladheid, hitte) aan als excuus om langs te gaan en te vragen hoe het is en of er hulp gewenst is. • Bied hulp aan als u weet dat iemand ziek is. Een pannetje soep is zo gemaakt.

Wie loopt de meeste kans op eenzaamheid? ‘Iedereen kan eenzaam worden. Risicogroepen zijn mensen een psychisch probleem of lichamelijke handicap. Ook mensen boven de 75 jaar hebben er meer mee te maken. En nu er steeds minder

k wa r ta a lbla d va n S k a n f o n d s

[7]


Column

Op een dag besloot ik het anders te doen [

leven

]

Van aalmoes tot ziekenbezoek Het ‘katholiek sociaal denken’ is de bril waarmee Skanfonds naar de samenleving kijkt. Het is een manier van denken maar vooral van doen - om problemen in de maatschappij vanuit menselijk perspectief op te lossen. Respectvol, van onderaf, en uitgaande van mogelijkheden in plaats van beperkingen. Op deze pagina vertellen mensen hoe zij dit gedachtengoed in de praktijk brengen.

Meer lezen over katholiek sociaal denken? Bestel dan bij Skanfonds het boek ‘Proeven van goed samenleven’ van Thijs Caspers. Stuur een e-mail o.v.v. ‘Proeven van goed samenleven’ naar mede@skanfonds.nl en vermeld daarin uw naam, adresgegevens en IBANbankrekeningnummer. Prijs: € 19,50 inclusief verzending.

[8]

k w a r t aalblad van S k a nfond s

Ik had de daklozen en junks op straat altijd afgewimpeld. Als ze om een euro vroegen, zei ik ‘nee’. Een beetje nors, soms. Geïrriteerd. Of ik zei helemaal niets en liep door. Tot die ene dag, toen ik besloot om wél een euro te geven. Aan elke zwerver die erom vroeg. Niet uit goedheid of door een herinnering aan mijn katholieke opvoeding. En ook niet vanwege een concrete gebeurtenis. Ik was vooral nieuwsgierig naar die impulsieve ‘nee’ die in mij opwelde. Waar kwam die vandaan? En hoe zou ik me voelen als ik ‘ja’ zou zeggen? Heel anders, bleek al snel. Beter. Ik ontdekte dat mijn verzet me veel meer energie kostte dan het aangaan van contact. En ik merkte dat er in dat contact heel toffe gesprekken ontstonden. De openheid in die gesprekken vond ik mateloos interessant. Waarom spraken deze bedelaars zo vrijuit met me? Was het omdat ik geen eisen stelde? Zodra ik geld gaf, was dat van hen. Wat ze ermee deden, was hun keuze – al wilden ze er drugs mee kopen. Mensen hopen vaak op gedragsverandering van anderen: je geeft het één en mag daarvoor iets anders opeisen. Een strategie waarbij ‘geven’ een vorm van ‘nemen’ wordt. Onnodig ingewikkeld. Contact tussen mensen kan directer, eenvoudiger. Waarachtiger. Stap toch gewoon op mensen af, denk ik nu vaak. Durf spontaan te zijn, onbevangen, intuïtief. Zie maar wat er gebeurt, dan leer je jezelf én de ander beter kennen. Zo pak ik het ook aan in mijn constante zoektocht naar wie ik ben. Naar wat mij mens maakt. Naar wat dat ís: mens-zijn. Via mijn werk deel ik de uitkomst van deze zoektocht. De artistieke producties die ik vormgeef, zoals mijn voorstellingen, zijn mijn onderzoeksresultaten. Wat het publiek daarmee doet, is aan hen. Soms noemt men mij ‘bruggenbouwer’. Of ‘sociaal betrokken’. Begrijpelijk: veel van mijn voorstellingen tonen het perspectief van minderheden, van moslimvrouwen tot ouderen, tot inwoners van achterstandswijken. En dat kweekt begrip voor deze groepen. Maar dit begrip is niet mijn doel of drijfveer. Ik wil vooral tot het leven doordringen. Dat kan ik alleen door dat leven ten volste te leven. En daarvoor is contact nodig. Werkelijke ontmoetingen. Ik kan intens dankbaar zijn als de ander mij ziet en binnenlaat zoals ik hem of haar zie en binnenlaat. Of het nu een montere dame is die haar deur voor me opent of iemand die met gratie zwerft en om een euro vraagt. In hun ogen ontmoet ik hetzelfde. En die ontdekking werd mijn rijkdom. Adelheid Roosen (56), theatermaakster, schrijfster en initiatiefneemster van Zina. Het theaterwerk van kunstenaarscollectief Zina speelt zich af in achterstandswijken. Mensen uit verschillende culturen leven daar vaak naast elkaar en niet mét elkaar. Zina vestigt zich een tijdlang in de wijk en maakt een voorstelling over de levensverhalen. Zo wil Zina mensen blijvend met elkaar verbinden en sociale cohesie bereiken, vooral tussen groepen die moeilijk mengen.


DE vrijwilliger

Naam: Leonie de Bruine (56) Project: De VoorleesExpress van Stichting Hoedje van Papier Rotterdam sinds: een jaar

HART ‘Ik werk al heel lang in het basisonderwijs. Door omstandigheden moest ik daar even mee stoppen. Jammer, want mijn hart ligt echt bij mijn werk. Daarom zocht ik een vrijwilligersbaantje voor een paar uur per week in mijn vakgebied. Even dacht ik dat zo’n soort baantje niet bestond, dus ik was blij verrast toen ik de oproep las voor voorleesvrijwilligers bij de VoorleesExpress. Voorlezen is niet alleen ontzettend belangrijk voor de ontwikkeling voor kinderen, maar ook hartstikke leuk. Nu kom ik eens per week bij een gezin voorlezen waarvan de kinderen – en soms ook de ouders – een taalachterstand hebben.’ VERJAARDAGSFEESTJE ‘Mijn eerste voorleesgezin heeft z’n wortels in Jemen. Een land en een cultuur die ik helemaal niet kende. In de twintig weken dat ik kwam voorlezen, bouwde ik een vriendschap met het gezin op. Ze waren dolenthousiast als ik langskwam en ontzettend gastvrij. Altijd stonden er hapjes en drankjes op tafel. Toen een van de jongens jarig was, stónd zijn vader erop dat ik naar het verjaardagsfeestje kwam. De gezinnen die hulp krijgen van de VoorleesExpress doen fanatiek mee, is mijn ervaring. Dat is hartstikke leuk. De kinderen krijgen een rode blos op hun wangen van enthousiasme. En ouders schuiven ook aan.’

[

werker

]

‘De ouders schuiven ook aan’

BIBLIOTHEEK ‘Voor de kleintjes neem ik een prentenboek mee. We praten over de plaatjes in het boek. Samen bedenken we hoe het verhaal zal aflopen. Met de grotere kinderen lees ik niet alleen voor, we doen om de beurt een stukje van het verhaal. De ouders betrek ik erbij door ze ook te laten voorlezen. Het is aan hen om ermee door te gaan als ik niet meer kom. Halverwege het traject gaan we daarom met het hele gezin naar de bibliotheek. De kinderen krijgen een bieb-pas en leren met hun ouders hoe ze boeken kunnen lenen.’ DINOSAURUS ‘Ik lees zelf heel graag; mijn e-reader staat bomvol. En net als veel andere Nederlanders ben ik als kind vroeger ook veel voorgelezen en heb ik uren in de bibliotheek rondgeneusd. Kinderen vinden het heel leuk om naar verhalen te luisteren. Het prikkelt hun fantasie en vergroot tegelijk hun woordenschat. Zo werk je effectief en op een leuke manier aan hun taalontwikkeling. Favoriete verhalen van veel kinderen zijn die van Carry Slee en Jacques Vriens. Die zijn ook populair bij de VoorleesExpress. Maar onlangs vroeg een jongetje van vier jaar om een écht spannend verhaal; hij koos in de bibliotheek een boek over dinosaurussen. Maar dat bleek na de eerste bladzijde toch een beetje te eng.’

k wa r ta a lbla d va n S k a n f o n d s

[9]


wat Circustheater Stoffel waar Arnhem wanneer zaterdag, 9.30 uur

Circustheater

een magisch middel Jongleren. Acrobatiek. Balanceren. De jonge artiesten van Circustheater Stoffel zijn druk aan het oefenen voor hun voorstelling in december. ‘Vorig jaar was de voorstelling zo’n succes, dat we er een jaarlijkse traditie van maken’, zegt directeur Stefke de Wit. ‘We richten ons op kwetsbare kinderen en jongeren die moeilijk aansluiting vinden. Met begeleiding en beschutte vrijetijdsbesteding versterken we hun talenten. Door veel te oefenen en te spelen kunnen ze uiteindelijk iets waar ze zichzelf nooit toe in staat hadden geacht. Van zulke ervaringen word je sterker. Circustheater is een magisch en fantastisch middel om mensen successen te laten ervaren. En die heb je nodig om in jezelf te geloven.’ Wintercircus Stoffel is dit jaar te zien op 27 december in Apeldoorn. www.circustheaterstoffel.nl

[ 10 ]

k w a rt aalblad van S k a nf ond s


k wa r ta a lbla d va n S k a n f o n d s

[11]


DOSSIER

Gevlucht Geweigerd Gestrand

Ze leven in een maatschappelijk niemandsland. Zonder sociale

voorzieningen, zonder kansen, zonder perspectief. Uitgeprocedeerde asielzoekers moeten terug naar hun herkomstland, vindt de overheid. Maar vaak is dat geen optie. ‘Dus dan kun je maar beter ingrijpen en kansen bieden.’

Dat Nederland geen onderdak biedt aan ‘illegalen’, gaat in tegen de menselijke waardigheid. Dat oordeelde de Raad van Europa nog in november 2014. De uitspraak bevat een oproep aan Nederland om basisvoorzieningen te bieden voor ongedocumenteerden. Om hoeveel mensen gaat het eigenlijk? ‘De officiële schatting loopt van 60 duizend tot wel 133 duizend’, zegt Rian Ederveen van Stichting Landelijk Ongedocumenteerden Steunpunt (LOS). ‘Een deel van hen bestaat uit mensen zonder asielverleden. Zij worden doorgaans door landgenoten opgevangen en onderhouden. Denk aan de Kaapverdianen in Rotterdam en de Ghanezen en Nigerianen in de Bijlmer. Mensen die wel asiel aanvragen, belanden in een procedure die enkele weken kan duren, maar ook vele jaren. Ongeveer de helft wordt afgewezen.’ Uitzetting onmogelijk ‘Afgewezen asielzoekers moeten het land verlaten, maar komen meestal terecht in de illegaliteit. Ze kunnen geen beroep doen op sociale voorzieningen en leven onder de voortdurende dreiging om opgepakt te worden. Om ze terug te kunnen sturen, is medewerking van het herkomstland noodzakelijk. Maar veel landen, vooral in Afrika, verlenen die medewerking niet of nauwelijks. Zij laten hun gevluchte burgers liever niet terugkeren. De uitzettingen die wél plaatsvinden, zijn meestal naar een Europees land waar de vluchteling eerder doorheen heeft gereisd. Voor afgewezen gezinnen zijn er speciale opvanglocaties. Overigens zeer onplezierige oorden, waar de bewoners nauwelijks bewegingsvrijheid hebben door de dagelijkse stempelplicht. Voor kinderen zonder ouders wordt opvang en voogdij geregeld. Tot ze achttien zijn, waarna ze alsnog op straat komen. Vrouwen kunnen op diverse plaatsen aankloppen voor hulp. Voor mannen is dat moeilijker. Die moeten een eigen inkomen en slaapplaats regelen.’ Kansen bieden ‘Uitgeprocedeerde asielzoekers mogen bijna niets meer doen. Niet werken, geen opleidingen of taalcursussen volgen. Ze staan op straat en zijn volledig gemarginaliseerd. Het is triest om te zien hoe mensen daar echt kapot aan gaan. Sommigen sluiten zich meer en meer af, kunnen steeds slechter voor zichzelf zorgen. En áls ze gelegaliseerd worden, komen ze er ook niet meer bovenop. Het idee is blijkbaar: als je ze uithongert, dan gaan ze wel terug. Maar zo werkt dat niet. Want zoals ik al zei: terugkeer is vaak echt niet aan de orde. Dan kun je maar beter ingrijpen en kansen bieden. Iemand die vanaf het begin zijn capaciteiten kan inzetten en kan participeren, die houdt perspectief. Het vergroot de kans dat hun herkomstland ze ooit nog accepteert. En bij asielverlening kunnen ze dan beter instromen in de Nederlandse maatschappij. Want daarvoor zijn ze gekomen: om hier iets van hun leven te maken.’

[ 12 ]

k w a rt aalblad van S k a nf ond s


De vluchteling

‘In Guinea had ik alles. Hier heb ik niets.’ ‘Een familie, een studie aan de universiteit, een auto. In Guinea had ik alles. Maar blijven kon ik daar niet. Er heerst een etnisch conflict tussen twee groepen. De ene groep kwam aan de macht. Mijn familie behoorde tot de andere. We raakten alles kwijt, mijn vader werd vermoord. Er was een bevel voor mijn arrestatie, voor een verzonnen misdaad. Ik móest weg. Iemand hielp me en zette me op een vliegtuig naar Nederland. Het gebeurde als in een droom. Als je vreselijke dingen meemaakt, knapt er iets in je hoofd. Je raakt jezelf kwijt. Enkele weken bracht ik door in Ter Apel, bij de IND. Een verlaten plek, ver weg van alles. Er waren ondervragingen. ‘Allemaal leugens’, zeiden ze. ‘Waar is het bewijs?’ Maar ik had niets. Mijn asielverzoek werd afgewezen. Het beroep daartegen ook.’ ‘Bij VluchtelingenWerk in Utrecht ontmoette ik voor het eerst iemand die me wilde helpen. Zij achterhaalde bewijzen uit Guinea.

Diploma’s. Intussen kwam ik bij verschillende opvangplekken. Een leeg leven. Niemand om mee te praten. De hele dag vreselijke gedachten over het verleden. En geen zicht op een toekomst. Na de tweede asielaanvraag wachtte ik negen maanden in een asielzoekerscentrum op de uitspraak. Koken, slapen, tv kijken. Het voelde als een gevangenis. Sommige bewoners praatten de hele dag in zichzelf. Opnieuw volgde een afwijzing. Ik moest weg. Nu wacht ik in Utrecht tot de rechter beslist over mijn beroep. Ik heb medicijnen om de enorme stress te dempen. In de bibliotheek heb ik mezelf Nederlands en Engels geleerd. Ik moet voor mezelf blijven zorgen. Blijven vechten. Hopend dat ik hier toch iets kan opbouwen.’ Bakari werd in 2014 enkele maanden opgevangen door De Tussenvoorziening. Wachtend op het besluit van de rechter heeft hij nu een appartement via VluchtelingenWerk. k wa r ta a lbla d va n S k a n f o n d s

[13]


DE OPVANG

Een

veilige plek

In Utrecht kunnen ongedocumenteerden aankloppen bij verschillende opvanglocaties. Sommige zijn voor overdag. Andere om de nacht door te brengen. Stichting De Tussenvoorziening opende in 2014 een nieuwe locatie die asielzoekers bed, brood en bad aanbiedt. ‘Officieel kunnen ze nergens terecht.’

‘Het werd de laatste jaren steeds moeilijker om vluchtelingen bij onze reguliere locaties op te vangen’, vertelt Suzanne Hautvast. Zij is projectleider bij Stichting De Tussenvoorziening, die zich inzet voor (ex-)dak- en thuislozen in Utrecht. ‘De regelgeving werd strenger. Zoals de eis dat iemand regiobinding heeft. Uitgeprocedeerde asielzoekers voldoen daar natuurlijk niet aan. Vandaar dat we in juni 2014 speciaal voor deze doelgroep een pand hebben ingericht.’ Hoop ‘In dit opvanghuis zijn mannen én vrouwen welkom. De vrouwen die we hier zien, hebben vaak een achtergrond in de mensenhandel. En de mannen zijn doorgaans gevlucht om politieke of geweldsredenen. Allemaal hebben ze een asielprocedure achter de rug en zijn ze afgewezen. Officieel kunnen ze dan nergens meer terecht. Ze hebben geen inkomen, geen papieren. Hun enige hoop is dat ze alsnog de bewijzen kunnen vinden die nodig zijn om asiel te krijgen.’ Veilig ‘De mensen die wij hier opvangen, hebben vrijwel allemaal een traumatisch verleden. Velen kampen met lichamelijke klachten. Denk aan slapeloosheid, hoofdpijn en stress. Ze zijn murw geslagen, in zichzelf gekeerd. Hebben al verschillende asielzoekerscentra en soms ook politiecellen van binnen gezien. We willen hun hier een veilige plek bieden – en wat afleiding.’ Vrijwilligers ‘Onze opvanglocatie is erg afhankelijk van vrijwilligers. Er zijn ongeveer twintig mensen die regelmatig een avonddienst draaien.

[ 14 ]

k w a rt aalblad van S k a nf ond s

Dat zijn de uren waarop de vluchtelingen hier arriveren. Overigens hoeven de vrijwilligers niet te beslissen over wie wel en wie niet mag binnenkomen. Om bij ons te mogen logeren, moeten vluchtelingen namelijk doorverwezen zijn door VluchtelingenWerk of de Utrechtse organisatie STIL. Hier krijg je alleen een bed als je door één van die organisaties begeleid wordt.’

Doen: Op veel plekken kun je je als vrijwilliger inzetten voor ongedocumenteerden. Kijk op www.stichtinglos.nl voor organisaties en initiatieven bij u in de buurt. Lezen: Pristina − Toine Heijmans Roman over ‘repatriëringsambtenaar’ Albert Drilling die een vreemdeling op Vlieland terug moet brengen naar het land van herkomst. Kijken: Outlawed Documentaire over de situatie van uitgeprocedeerde vluchtelingen, verteld vanuit verschillende perspectieven. (Eenvoudig op te zoeken en te bekijken via YouTube.) Steun aan ongedocumenteerden Skanfonds steunt behalve De Tussenvoorziening nog andere initiatieven voor de opvang van ongedocumenteerden. Zoals: Villa Vrede (Utrecht), Stem in de Stad (Haarlem) en de Rotterdamse Pauluskerk. Ook steunen wij het LOS (pagina 12).


De vrijwilligers

‘Mensen met problemen, die help je toch?’ ‘Ik doe mijn best om dit huis te laten voelen als een soort ‘thuis’, waar de bezoekers even tot zichzelf kunnen komen. Ze kunnen hier slapen, wassen, douchen en spullen achterlaten. De meesten hebben een eigen kamer. Dat is erg prettig, vooral als je zo gestrest bent als ongedocumenteerden doorgaans zijn. Als vrijwilligers zorgen we er vooral voor dat alles goed draait en dat de huisregels gehandhaafd worden. Daarbij vind ik het wel belangrijk om me als gelijkwaardige op te stellen, en niet als leidinggevende. De mensen die hier logeren, mogen blijven komen tot ze een oplossing hebben gevonden. Gezien hun nare situatie is dat een prettige regeling. Verre van ideaal, natuurlijk, maar ik merk dat deze mensen blij zijn dat ze in ieder geval fatsoenlijk de nacht kunnen doorbrengen. Want als dit huis er niet zou zijn, waar hadden ze dan heen gemoeten?’

‘Tijdens mijn bachelor Culturele Antropologie was er veel aandacht voor vluchtelingen. Mijn belangstelling voor deze groep mensen is daar gewekt. Ook las ik regelmatig iets over asielzoekers in de krant. Meestal negatieve berichten. Mijn reactie was altijd: het zijn mensen met problemen, die help je toch? Die zet je toch niet op straat? Tijdens mijn vrijwilligerswerk bij dit opvanghuis is die gedachte bevestigd. Het zijn mensen met veel narigheid achter de rug. Die hier in Nederland tussen wal en schip vallen. Zonder een duidelijk vooruitzicht. Ik kan me niet voorstellen hoe dat moet voelen. Natuurlijk ben ik benieuwd naar hun verhalen, maar ik forceer die gesprekken niet. Hier komen ze gewoon om te slapen, als dat tenminste lukt. En als iemand zin heeft om een bord- of kaartspelletje met me te spelen, dan doe ik dat graag.’

Charlotte Buitenkamp, vrijwilliger bij De Tussenvoorziening

Emma van Ameijde, vrijwilliger bij De Tussenvoorziening

k wa r ta a lbla d va n S k a n f o n d s

[15]


missie

Pubers door wederzijdse solidariteit vooruit helpen Stichting Rebup

Elk opgroeiend kind heeft ruimte, geduld, aandacht en zorg nodig. Voor pubers en prepubers die dat thuis onvoldoende krijgen is er Stichting Rebup in Haarlem. ‘Hier helpen jongeren elkaar bij het zoeken naar hun talenten.’ Het begon met een groep rondhangende jongeren in de Haarlemse Leidsebuurt. ‘Omwonenden klaagden, maar niemand deed iets’, zegt Marion van der Vegt. ‘Daar kan ik niet tegen. Ik ging met ze praten.’ Ze hoorde veel schrijnende verhalen. ‘Er zijn nogal wat jongeren die tussen wal en schip dreigen te vallen. Of die met hun ziel onder hun arm lopen en zich onbegrepen voelen.’ Samen met haar dochter richtte Marion in 2009 Stichting Rebup op. ‘De kwetsbare leeftijd van pubers maakt hen gevoelig voor allerlei

[ 16 ]

k w a rt aalblad van S k a nf ond s

invloeden en ideeën. Ze moeten heel veel keuzes maken, terwijl ze door een enorme verandering gaan. Zie dan maar eens op het goede spoor te blijven. Ik bied een plek waar pubers dat samen kunnen doen. Door met elkaar te praten, schilderen of theater te maken. Ze begrijpen, helpen en steunen elkaar. Dat oudere buurtbewoners graag aanschuiven om te helpen, is ook een enorm pluspunt. Zo ontstaat veel onderling begrip.’


bezieling

Regelmatig worden we bij Skanfonds geraakt door de bevlogenheid en betrokkenheid van de mensen achter de projecten die wij steunen. Die bezieling inspireert ons. In deze rubriek stellen we zulke mensen dan ook graag aan u voor. Deze keer: Jos Spijkers, regisseur en documentair theatermaker bij Stichting ’t Zwerk.

‘Ik wil verdiepen, confronteren, een spiegel voorhouden’ ‘In Jos zie ik een nieuwsgierige, bevlogen en betrokken theatermaker. Hij heeft goed door wat er in de maatschappij speelt, en welke vooroordelen er leven. Kwetsbare mensen spelen letterlijk een grote rol in zijn werk: gehandicapten, gedetineerden, ex-psychiatrische patiënten, jong dementerenden. Hij transformeert een abstracte doelgroep in een groep mensen met gevoelens, ideeën en twijfels. Dat spreekt me erg aan. Zijn nieuwste voorstelling, ‘In eigen hand’, belicht de participatiemaatschappij. Dat wil zeggen: de gevolgen daarvan. Die zijn lang niet altijd zichtbaar voor iedereen. De heersende opvatting is: als je het niet redt, heb je dat aan jezelf te danken. Persoonlijk heb ik moeite met die verharding. Jos probeert met zijn documentair theater mensen bij elkaar te brengen, hij wil dat mensen elkaar begrijpen en naar elkaar omzien. Op een heel vernieuwende manier. Daar word ik blij van. Dit soort projecten steunt Skanfonds graag.’

‘Mensen woorden geven die ze zelf nog niet hebben, dat is wat ik doe. Met documentair theater laat ik mensen uit het echte leven zien en spelen. Zo ook in de voorstelling ‘In eigen hand’. Ik interview bijvoorbeeld mensen uit sociale werkplaatsen, en maak op basis daarvan een script. Vervolgens spelen deze mensen hun eigen verhaal. Soms zet ik acteurs in, maar die kunnen het nooit zo authentiek neerzetten als de mensen om wie het werkelijk gaat. De werkplaats zelf vormt het decor. De belangstelling voor deze vorm van theater groeit. De sociale samenhang neemt af, de samenleving wordt harder en ‘rechtser’. Het idee achter de participatiemaatschappij is op zich mooi: minder overheid, meer samenleving. Tegelijkertijd is de standaard ‘ieder voor zich’. Dat levert een spanning op: tussen wie wél mee kan komen en wie daar minder goed in slaagt. Er is onderling begrip nodig, en daar is ook behoefte aan. Ik probeer met mijn theaterstukken dat begrip mogelijk te maken. Ik wil verdiepen, plezieren, confronteren en een spiegel voorhouden, door datgene te doen waar ik goed in ben: theater maken.’ Jos Spijkers, regisseur en documentair theatermaker

Suzanna Vergouwe, projectadviseur Skanfonds

k wa r ta a lbla d va n S k a n f o n d s

[17]


[

delingen

] Goed taartje

Goed doen én genieten van lekker eten. Bij lunchroom ‘Zonder Meer’ in Oud-Beijerland kan het allebei. Stichting Lunchcafé Bij Zonder, waar de uitspanning deel van uitmaakt, biedt leer/werkplekken aan jongeren met een verstandelijke of lichamelijke beperking. Klanten maken het werk van de stichting mogelijk, door een kopje koffie, een lekkere lunch en of een stukje huisgemaakte taart te bestellen. Trek gekregen? Op vertoon van deze MEDE kunnen maximaal twee personen gratis een stukje van de taart van de dag proeven. Lunchroom Zonder Meer, Boterhof 1 in Oud-Beijerland. www.lunchcafezondermeer.nl

Mooie verhalen delen

Mensen in armoede, vluchtelingen, dak- en thuislozen en zieken krijgen het de komende jaren moeilijker door de veranderingen in Nederland. Wat betekent dat voor vrijwilligerswerk? Die vraag staat centraal tijdens de inspiratiedag ‘Omzien naar elkaar’ in het Utrechtse Catharijneconvent. Skanfonds organiseert deze dag voor iedereen die zich vanuit de katholieke traditie inzet voor kwetsbare mensen. Deelnemers kunnen die dag tips, ervaringen en mooie verhalen met elkaar delen. Bezoekers kunnen aansluitend een bezoek brengen aan de tentoonstelling ‘Ik geef om jou!’ in het Catharijneconvent. ‘Omzien naar elkaar’ vindt plaats op 31 januari van 10.00 tot 17.00 uur in Museum Catharijneconvent, Utrecht. Voor meer informatie en aanmelding: www.skanfonds.nl/inspiratiedag.

Thuisloos

Meer dan negenduizend zijn er in Nederland. Zwerfjongeren. Of ‘thuisloze jongeren’, zoals ze zelf liever genoemd worden. Zonder vast woonadres en meestal met een lastige combinatie van problemen. Jongeren die niet zomaar weer naar huis kunnen. Skanfonds bekommert zich om hun lot en zet zich de komende jaren stevig in voor deze kwetsbare groep via de versneller Geloof in Eigen Kunnen. In een video op onze website vertellen enkele jongeren hoe ze in de problemen kwamen en wat ze nodig hebben. Kijk op www.skanfonds.nl/zwerfjongeren.

[ 18 ]

k w a rt aalblad van S k a nf ond s


[

mens

]

‘Ik was dolblij toen ik ontdekte dat ik zwanger was, al was het niet gepland. Maar ik had ook veel stress. Hoe moest ik in hemelsnaam voor mijn baby zorgen? Ik heb weinig geld en veel schulden. Babyspullen kon ik echt niet betalen. Ook had ik op dat moment geen vaste woonplek. En door omstandigheden stond ik er alleen voor. Bij familie kon ik alleen tijdelijk terecht. In juli is mijn dochter Jaiy-monysha geboren. Een gezonde, vrolijke baby. Een maand later kwam ik via de GGD in contact met Stichting Materiacura. En sindsdien woon ik met Jaiy-monysha in één van hun moeder-en-kindhuizen. Mijn begeleidster meldde mij aan bij Stichting Baby-spullen. Ik ontving een grote doos die helemaal vol zat met baby-spulletjes en kleertjes. Ik ben er tot op de dag van vandaag ontzettend dankbaar voor. Mijn dochter komt nu niets tekort.’ Urdise Talloway (20) en haar dochter Jaiy-monysha wonen sinds de zomer in een moeder-en-kindhuis. Urdise ontving een babystartpakket van Stichting Babyspullen.

Stichting Babyspullen Rompertjes, dekentjes, hydrofiele luiers, een kruik, een knuffeltje. Allemaal spullen die een moeder nodig heeft om goed voor haar pasgeboren baby te zorgen. Maar lang niet alle moeders kunnen zich dat veroorloven. Stichting Babyspullen geeft moeders die het financieel moeilijk hebben een steuntje in de rug. Met een babystartpakket.

‘Zelf ben ik moeder geworden toen ik nog studeerde. Gelukkig kon ik terugvallen op mijn partner, familie en vrienden. Maar hoe moet dat als je geen geld hebt én geen mensen om je heen die je willen helpen? Zo ontstond bij mij het idee voor Stichting Babyspullen. We stellen babystartpakketten samen voor moeders die het financieel moeilijk hebben. Vaak spelen er nog andere problemen. Het zijn bijvoorbeeld tienermoeders, moeders met psychische stoornissen of een verstandelijke beperking of moeders die niemand in hun omgeving hebben om op terug te vallen. Wij geven deze vrouwen en hun baby graag een steuntje in de rug. Het begon twee jaar geleden heel klein, op onze zolder. Mensen die van mijn plan hadden gehoord, brachten hun gebruikte babyspullen. Inmiddels hebben we ruim tachtig inzamelpunten. Alle spullen controleren en sorteren we zorgvuldig. In de babystartpakketten zit altijd een dekentje en een kruik, aangevuld met basisbenodigdheden. Daarnaast geven we ook een knuffeltje of wat speelgoed. Juist met deze extraatjes zijn moeders erg blij. We pakken alles mooi in, zodat ze echt een cadeautje krijgen. Ze hebben het immers al moeilijk genoeg. Alleen hulpverlenende instanties zoals de Voedselbank, Bureau Jeugdzorg, de GGD en kraambureaus kunnen moeders aanmelden voor een startpakket. Zo zorgen we dat de spullen terechtkomen bij moeders die ze het hardst nodig hebben.’ Marjolijn Hermus-Piet richtte twee jaar geleden de Stichting Babyspullen op. Sinds de oprichting zijn al meer dan tweeduizend babystartpakketten verstrekt. Ook babyspullen doneren? Kijk op www.stichtingbabyspullen.nl. k wa r ta a lbla d va n S k a n f o n d s

[19]


‘Babyspullen kon ik echt niet betalen’

Urdise Talloway (20) en haar dochter Jaiy-monysha ontvingen een babystartpakket van Stichting Babyspullen. zie pa gin a

[19]


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.