Somniyum: Deel 1, een reis van een droom Neergeschreven en verdeeld in Wakkerstee,
onder hoge beschermyng van het Consulaat van Myrus. YSBN: 978-94-91545-11-5 WD: 2014/12.833/16 Nur Code : 280
Vertrouwelyngen: Karl Raats - Woordvynder
Jan Bosschaert - Droomschylder Boekenbouwers: Birgit Krols - Lystige-Letterlegster
Marie D’haenens - Punten-en-Kommavytter
Gunter Segers - Bladschykker en Verhalenverdeler Niels Kiené - Oud-Schrift-Geleerde en Y-Smid 1ste Druksel,
Augustus 2014,
volgens Wakkersteese tijdsrekening
Dysclaimer Alle Wensen, Ideeën, Wil en Daadkracht die door deze uitgave ontwaken, willen dolgraag gedeeld, verspreid en openbaar gemaakt worden, in alle mogelijke vormen en op alle wijzen die reeds bedacht zijn en nog bedacht gaan worden: getekend, geboetseerd, gezongen, uitgebeeld, gespeeld, voorgedragen, van de daken geschreeuwd of op enige andere manier, in het echt of virtueel, liefst zonder voorafgaande toestemming van het Consulaat van Myrus. Ondanks de lange dagen en nachten waarin onze Vertrouwelyngen en Boekenbouwers apart en samen hebben gecreëerd, elkaars ideeën hebben verrijkt en schuddebuikend plezier hebben gehad, is het aan elke Wakkersteese lezer zelf om te leren vallen en opstaan bij het ontdekken van wat Somniyum voor hem of haar betekent. De Vertrouwelyngen, noch de Boekenbouwers zijn verantwoordelijk bij het flagrant negeren van de inspiratie die Somniyum aanwakkert. De kriebel om te doen naast je neerleggen, gebeurt altijd en geheel op eigen risico.
karl raats & jan bosschaert
somniyum deel 1
Een reis van een droom
1ste Geruchtsels & Fluisteryngen I ïDe Reis begint Een Lege Koffer Naar het Koetshuis Een Warme Traan Van Maanlicht en Bedknoppen Beromynke de Beromyn
2de Geruchtsels & Fluisteryngen I Nubiya De Vergeten Tekening Een Pad vol Tuimelkruid Vynders van Nubiya De Weg van Cyrrus Qinwanyssa’s Keuze Avoluntys’ Muziekdoos De Wenskolk
3de Geruchtsels & Fluisteryngen I Fluydes Slechts een Wens Het Ideetoriyum Nygoesniks Denkspynsels De Groote Samenkomst Ruimte tot Verbeteryng De Onbeweeglijke Een Rode Glijbaan
4de Geruchtsels & Fluisteryngen I Piriyus Shamysi’s Redenen Wat het Oog niet ziet Narsiseyi De Hand van Tryckx Beromynkes brand Hard tegen Hart De Eeuwyge Vlam
5de Geruchtsels & Fluisteryngen I Terriyo Een Pluizige Ontvangst Akkefytjes Het Want Tapijt Het Moeras van Omstandygheid De Dans van de Mykanics Tonnenlopers Mylldreaths Terugkeer
6de Geruchtsels & Fluisteryngen I Naar Wakkerstee De Naamloze Man Als de Nacht van Toen Wat het Weten niet weet Nevels over de Velden
Consulaire Bijvoegsels | Wat het weten weten moet Hoe de Y uit te spreken De Gebieden De Vorstinnen De Doemdenkers Alfabetysche namenlijst Hoe een correcte Buig-Om maken Hoe Myruswezens ontstaan Het Consulaat van Myrus
Dankzij Monika, Monika met de ‘k’.
–6–
Wakkerstee, vandaag Waarde Wakkersteeër, Telkens jij in slaap valt, staat de wetenschap voor een raadsel. Want de knapste koppen over de hele wereld breken zich al jaren het hoofd over de reden waarom mensen dat doen: slapen. Er zijn vermoedens, dat wel, maar geen enkele theorie kan een rotsvaste reden vinden voor onze vele uren slaap. Toch is er wel degelijk een reden, en wat voor een. Kijk, om te kunnen bewegen en denken, hebben je lichaam en geest eten en drinken nodig. Maar om dromen waar te maken, is er meer nodig. Veel meer. Om je dromen tot werkelijkheid te kneden, dien je aan de slag te gaan met de zuiverste Wensen, de slimste Ideeën, een stevige portie Wil en niet te stuiten Daadkracht. Die vier elementen komen niet zomaar uit de lucht vallen. Ze komen uit Myrus, het rijk aan de andere kant van de slaap. En al ligt dat wonderbaarlijke oord verrassend dichtbij - net achter je dichtvallende oogleden - voor een wakker mens is het onbereikbaar. De belangrijke taak om naar Myrus te reizen en daar de nodige Wensen, Ideeën, Wil en Daadkracht voor jou te vergaren, is weggelegd voor je Somniyum. Dat Somniyum huist overdag ergens tussen je hoofd en je hart. Maar als je slaapt, reist het naar Myrus en weer terug om jou alles te bezorgen wat je nodig hebt als je wakker bent. Stel dat iets de reis van je Somniyum zou beletten. Stel dat Myrus het niet langer kon voeden. Stel dat het leeg en verloren de terugweg moest aanvatten. Zou je dan nog wakker worden? Zou je dan nog één enkele droom kunnen waarmaken? Op een nacht is dat bijna gebeurd. Geen enkele Wakkersteeër heeft ooit geweten wat er zich toen heeft voltrokken. Tot nu. Want nu alles achter de rug is, is de tijd gekomen. De tijd dat jij de kans krijgt om de waarheid te ontdekken. Je kan kiezen om die te aanvaarden of te verwerpen. Maar je zal nooit meer kunnen terugkeren naar de onwetendheid. Wat jij straks beslist te doen, is aan jou, in alle vrijheid. Waar te beginnen? Juist, Milly's lege koffer. Ik hoop dat je klaar bent voor wat volgt. Dat is mijn droom. Met mijn diepste Buig-Om, De Consul van Myrus Wakkerstee –7–
–8–
1ste Geruchtsels & Fluisteryngen
De Reis begint “Kijk niet met je ogen, luister niet met je oren en voel niet met je handen wanneer je antwoordt op deze vraag … vertrouw je me?” Beromynke
–9–
Een Lege Koffer Soms heeft weten niets met weten te maken. Je rug voelt blindelings de aanraking van iemands ogen. Je hoort de deurbel nog voor een vinger hem beroerd heeft. Of je hart snijdt je de adem af wanneer een geliefde ver weg iets overkomt en een ijskoude rilling later rinkelt de telefoon. Het valt niet te verklaren. Soms weet je zulke dingen zonder ze te weten. De haartjes op Milly’s armen gingen een voor een rechtop staan. Zonder te begrijpen waarom, sloot ze haar ogen en hield ze haar adem in. “Kom je naar beneden, schattebout?” klonk het seconden later onderaan de trap. “Zie je wel”, dacht ze. Dit was het moment waarop ze zat te wachten, zonder te weten welke woorden het zouden aankondigen. Papa liep al dagen te ijsberen terwijl mama de ene na de andere schets tot een papieren sneeuwbal verfrommelde. Het kon niet anders of er zat een heel andere baan, een nieuwe, gekke hobby, of een zoveelste verhuizing aan te komen. Het zoekende zwenken vlak voor de ommezwaai was al dagen aan de gang. En wat nu al vast stond, was dat hun leven nog maar eens in een andere richting gestuurd zou worden. Maar dat was buiten Milly gerekend. Ze had een plan. En dat was waterdicht. Ze sprong uit haar zitzak, rende naar het bureau en griste haar koffer van tussen twee hoopjes schoolspullen en kleren. Een stapel boeken en papieren ging tegen de vloer. Voor de spiegel aan de deur dwong ze haar donkerbruine haar achter haar oren en knipoogde ze naar zichzelf. Ze haastte zich de kamer uit en de trap af, liep de keuken in en vlijde de rode koffer met witte stipjes op de eettafel. Papa zat ineengekrompen, ellebogen op zijn knieën, het hoofd begraven in zijn handen. Mama stond bij het aanrecht met haar rug naar haar toe, terwijl ze onbeholpen met enkele kopjes rammelde. Milly had hen allebei rond de tafel verwacht, zoals altijd, maar ze liet zich niet uit het lood slaan. “Mama, papa. Ik weet wat jullie gaan zeggen: dat we gaan verhuizen. Ik weet dat omdat … tja gewoon, omdat het zo is. En omdat het alweer enkele maanden geleden is ook. Ik ben het verhuizen intussen al zo gewoon dat al mijn spullen in één koffer passen. Maar ik wil jullie iets laten zien.” Ze greep het kofferdeksel met beide handen vast, trok de knoppen opzij en liet de slotjes tegelijk openveren. – 10 –
Papa zuchtte diep: “Milly…” “Nee papalief. Laat me uitpraten. Alsjeblief.” Ze haalde diep adem en klapte het deksel open. De koffer was leeg. “Kijk! Dit keer pak ik niet in. Ik blijf”, trilde haar stem opgewonden. “Ik wil een enkele keer een heel schooljaar lang op één plek blijven. Lang genoeg om de namen van mijn klasgenoten te onthouden, en zij de mijne.” “Milly ...” “Nee, ik ben nog niet klaar. Ik heb er nooit wat van gezegd, omdat ik het normaal vond, maar ik ben geen kind meer en dit keer wil ik mee beslissen, want …” Papa’s handen vielen als lappenpoppen tussen zijn knieën. Zijn rooddoorlopen blik kliefde Milly’s zin doormidden. Zijn rosse haren staken alle kanten uit en hij zag eruit alsof hij in geen dagen geslapen had. Milly schrok er zichtbaar van en haar ogen zochten die van mama. Die stond nog steeds met haar rug naar haar toe. Het lichte schokken van haar schouders verraadde haar ingehouden gesnik. – 11 –
“Milly, lieve schat, je mama en ik kunnen niet verder zo. We hebben het keer op keer geprobeerd, maar het lukt ons niet. We denken dat het beter is … dat het beter is … om elkaar vrij te laten”, wrong hij hees door een dichtgeknepen keel. De doffe klap van papa’s woorden sloeg alle lucht uit Milly’s longen. Ze kon niet meer ademen. Ze wist niet meer hoe. Haar hart was alle ritme kwijt en struikelde over zijn eigen verbijsterde bonzen. Ze balde haar vuisten spierwit en perste haar lippen op elkaar. Dit moment had ze zich ontelbare malen op evenzoveel manieren voorgesteld en er was geen tegenkanting te bedenken of haar antwoord lag klaar. Maar dit, dit had ze niet zien aankomen. Haar ouders zouden uit elkaar gaan? Dat was niet het plan. Zo hoorde het niet te gaan. “We hebben gefaald. We kunnen niet anders...” Het lukte papa niet om zijn zin af te maken. En mama. Haar anders zo fiere houding vloeide met ieder schreiend schokje verder weg. Haar ene hand bedekte haar ogen, terwijl ze met de andere bevend steun zocht op het aanrecht.
– 12 –
Milly voelde het bloed gonzend uit haar benen wegtrekken. Alleen een onverwachte woede die onstuitbaar in haar opborrelde, hield haar overeind. “Oh, noemen jullie dat zo? Elkaar vrij laten. En wanneer mogen we het gewoon scheiden noemen? En ik dan? Wat met mij? Hebben jullie daar al eens bij stilgestaan? Hé? Heb ik daar niks over te zeggen? Ben ik van geen tel? Ben ik dat ooit geweest? Wie denken jullie wel dat jullie zijn? IK HAAT JULLIE! IK HAAT JULLIE!” tierde Milly luidkeels, al was dat enkel in stilte in haar hoofd. Ze brak de hele keuken tot de laatste spaander af en schudde haar ouders als voddenbalen door mekaar, maar enkel in gedachten. Met één schelle schreeuw versplinterde ze alle vensterruiten, maar enkel in haar verbeelding. De luttele tellen ongemakkelijke stilte tussen hen drieën leken eindeloos lang, tot Milly ze schijnbaar onbewogen doorbrak. “Mag ik naar mijn kamer?” Papa keek verrast. “Euh, ja … Natuurlijk …” Ze keek hem niet langer aan dan nodig en klikte het kofferdeksel weer op slot. Met wrange vingers omklemde ze het handvat en stapte ze van de tafel weg, de keuken uit. Stapje voor stapje schreed ze de trap op en trok de deur van haar slaapkamer behoedzaam open en weer dicht. Binnen vloog haar gestipte valies in een hoek van de kamer en stortte ze zich op bed. Ze begroef haar hoofd onder haar kussen en huilde tot haar keel verkrampte en de huid om haar ogen prikte. Maar haar ouders zouden haar gehuil niet horen. Ze gunde het hen niet. Ze verdienden het niet. Milly was de keuken binnengestapt om eindelijk vastigheid in haar woelige nomadenbestaan te vragen. Nee, om die af te dwingen. Daar had ze na hun jarenlange zwerftochten wel recht op, vond ze. Maar waar ze mee buitenstapte, betekende net het tegenovergestelde. Ze was de enige ankerplaats verloren die ze ooit had gekend: de hechte band met haar familie. Milly voelde zich net als haar koffer: in een hoek gesmeten, gevuld met leegte.
– 13 –
Na a r h e t Ko e t s hu is Urenlang was het hele huis in rouw. Geen stem die zich durfde te roeren, geen voetstap die zich liet betrappen. Er hing enkel de dikke mist van ondoordringbare stilte. Tot er zachtjes op Milly’s kamerdeur werd geklopt. Ze antwoordde niet, uit stil verzet. Weer geklop. “Milly-muis?” klonk het voorzichtig vanuit de gang. “Tante Sil?” “Mag ik binnenkomen?” Milly veerde van haar bed en rende naar de deur, die ze met een ruk opengooide. “Tante Sil!” Ze was blij haar lievelingstante te zien, zeker nu, en meteen kroop ze onder diens kin. “Oh Milly-muis toch”, klonk het troostend. Tante sloeg haar armen als een deken om haar nichtje, terwijl ze stilletjes heen en weer wiegde en een klapzoen op haar bol gaf. Tante Sil was het enige familielid waar Milly contact mee had. Ze zagen elkaar met onregelmatige regelmaat, afhankelijk van waar ze op dat moment woonden of waar haar ouders mee bezig waren. Haar bezoek had op geen beter moment kunnen vallen. Ze stapte de kamer binnen en samen gingen ze op het bed zitten. Milly keek haar tante vragend aan. “Weet je wat er zonet is gebeurd?” Tante knikte bevestigend. Milly kneep haar ogen vragend halfdicht. “Hoe komt het eigenlijk dat je net nu komt binnen vallen? Je woont hier minstens een halve dag rijden vandaan. Je kwam niet toevallig langs, hé? Wist jij hiervan?” “Je bent altijd al een schrandere meid geweest, Milly-muis. Soms lijk je veel ouder dan je bent, weet je dat? Of misschien hebben wij het moeilijk om te aanvaarden dat we de tijd niet kunnen tegenhouden en groei je veel sneller op dan wij hadden gewenst. Maar inderdaad, ik wist hiervan. Tenminste, ik vreesde er al enige tijd voor. Ik wenste dat het anders zou lopen, maar helaas. Ik hoop dat je niet boos bent dat ik je niks verteld heb. Er viel ook niets te vertellen tot er een besluit genomen was.” – 14 –
Milly haalde haar schouders op. Natuurlijk was ze niet boos, en toch ook wel, maar niet op tante Sil. Het was allemaal zo verwarrend. Ze wilde haar ouders nooit ofte nimmer nog zien, maar wilde nog veel liever dat ze voor altijd bij elkaar bleven. En natuurlijk haatte ze hen niet. Ze haatte dat dit gebeurde. “Als je wil”, ging tante Sil verder, “kan je bij mij komen logeren. Gewoon, tot de storm een beetje is gaan liggen. Ik dacht dat je dat misschien wel fijn zou vinden.” Dat klonk Milly inderdaad als muziek in de oren. Ze was dol op haar tante. Heel anders dan zijzelf woonde die al jaren in hetzelfde huis, een oud koetshuis dat ooit bij een grote herenboerderij had gehoord. Het was kwistig volgestrooid met trapjes, overlopen, tussenverdiepingen en allerlei kamertjes. In geen tijd lag Milly’s koffertje met spullen voor enkele dagen op de achterbank van tante Sils gele 2pk’tje en zat ze zelf vooraan. Papa en mama had ze geen gedag gezegd. Ze was hen, schijnbaar achteloos, zonder één woord voorbij gelopen. Niet om hen te straffen met haar stilte, maar omdat ze vond dat ze met een kus en een knuffel de indruk zou geven het eens te zijn met hun scheiding. En dat was ze niet, verre van zelfs. Haar ouders wisten zich geen houding te geven. Milly zag vanuit de auto hoe tante Sil haar broer bij de schouders nam en streng leek toe te spreken. Hij boog zijn hoofd en luisterde als een schooljongen die op een schelmenstreek betrapt was. Daarna kreeg mama een innige omhelzing. Mama en tante Sil waren hartsvriendinnen, altijd geweest. Tante fluisterde haar iets in het oor en mama keek schichtig in de richting van de auto. Haar blauwe kijkers zochten de ogen van Milly, maar die wendde snel haar blik af. Even later stuiterde het 2pk’tje de stoeprand af en de straat door op weg naar het koetshuis. Milly had gehoopt dat ze zich opgelucht zou voelen, maar een drukkende weemoed liet dat niet toe. Onderweg zeiden ze nauwelijks iets. Af en toe zong tante Sil een liedje mee op de radio, maar Milly was de hele rit in gedachten verzonken en liet haar hand door het open klapraampje op en neer zweven op de warme zomerwind. De zon was al onder toen ze het kronkelende zandpad van het koetshuis op reden.
– 15 –
Milly was al vaker in het koetshuis blijven logeren, maar had er nog nooit in een bed geslapen. De zelfverzonnen gezelschapsspelletjes die tante met haar speelde, hielden haar altijd zo lang op, dat ze op de bank in het woonvertrek in slaap viel. Dan werd ze ‘s ochtends wakker van de geur van versgebakken croissants en lag ze onder de zelfgehaakte deken die tante in de voetenbank bewaarde. Ze kon zich nooit herinneren dat tante Sil haar had ondergedekt. Tante liep de trap op, links de tussenetage door en de twee treden op die naar de logeerkamer aan de oostkant leidden. Ze stapte binnen en Milly volgde met haar koffer. “Zie je het smalle raam boven het bed, Milly-muis?” Milly knikte. “Morgenvroeg moet je eens iets proberen”, zei tante samenzweerderig. “Je gaat op het bed staan en springt zo hoog je kan, tot je uit het raam kan kijken.” Milly kon voor het eerst die dag weer glimlachen. “Waarom?” “Omdat je door dat vensterraam uitkijkt over de velden achter het huis. En als je daar ‘s ochtends nevels ziet, kan je er al je spaargeld op verwedden dat het prachtig weer gaat worden. Wat de weerman ook mag beweren. Maar pas op,” waarschuwde tante Sil, “je zal stevig moeten springen om tot boven te geraken.” Dat ging Milly zeker proberen.
– 16 –
Ee n Wa rm e T r aan De dag had te lang geduurd en te veel gebracht. Het onverwachte nieuws van de scheiding. De overvloed aan emoties. De lange rit naar het koetshuis. Inpakken, uitpakken, de logeerkamer een beetje gezellig maken. En omdat Milly toch langer dan een nacht zou blijven, stelde tante voor om vroeg naar bed te gaan. Beter geen spelletjes vanavond, had ze gezegd. Milly had zich net onder het laken genesteld toen tante Sil binnenkwam met het deken uit de voetenbank over haar arm. “Voor als het frisser wordt.” Ze legde het aan het voeteneinde, ging op de rand van het bed zitten en streelde haar nichtjes haar. “Lig je lekker?” Milly knikte en liet haar blik door de kamer dwalen. Wist tante Sil eigenlijk van wie het huis vroeger was? Tante zei dat ze geen idee had, maar dat deze kamer er precies zo bij stond als toen ze hier haar intrek had genomen. De grote houten kast, het dressoir met gordijntjes en het zwarte logeerbed stonden er toen ook al. Dat bed was uit één stuk gegoten ijzer vervaardigd en zo zwaar dat je minstens vier sterke kerels nodig had om het ook maar een centimeter te verplaatsen. De poten, de bedstijlen, de vier bedknoppen en zelfs de geweven veren onder het matras - het waren geen aparte onderdelen, maar één doorlopend geheel. Het metaal stond vol krassen en de bedknoppen waren hier en daar gedeukt. Dit bed was minstens net zo vaak verhuisd als zij zelf, dacht Milly, en allebei droegen ze daar de deuken en krassen van. Maar hoe hadden ze het hier destijds door de deur gekregen, vroeg ze zich hardop af. Het was te breed én te hoog. Zelfs schuin of op zijn kant kon het er nooit doorheen. En door het hoge raam was het evenmin mogelijk. En als er vier sterke kerels nodig waren om het te verschuiven, hoeveel reuzen waren er dan niet nodig geweest om het gevaarte de trap op te krijgen, de tussenetage door én het opstapje op? Tante Sil haalde haar schouders op. Ze had geen antwoorden op al die vragen. Ze gaf haar nichtje een zoen op haar voorhoofd en dekte haar toe.
– 17 –
“Zou het ooit nog goed komen?” vroeg Milly hoopvol, “Tussen mama en papa, bedoel ik?” Tante zuchtte. “Ik weet niet wat ik daar op moet zeggen, lieve schat.” “Gewoon, wat je denkt.” “Ik weet het eerlijk gezegd niet. Het is … het is moeilijk. Voor iedereen. En niet in het minst voor jou. Dat beseffen we allemaal. Geloof me, lieve Milly-muis. We beseffen dat maar al te goed.” “Maar waarom kan alles niet blijven zoals het was?” “Zoals het was? Oh, mijn kleine engel. Je hebt er geen idee van hoezeer je mama, papa én ik dat wensen. Echt. Er is op deze wereld werkelijk niets dat ons mooier lijkt dan terugkeren naar hoe het vroeger was.” “Ik snap niet wat er gebeurd is”, ging Milly verder. “Ik heb mama en papa nooit weten ruziemaken. Ja, al wel eens kibbelen, maar ze waren altijd twee handen op een buik. Het maakte niet uit waar we woonden of wat voor werk ze deden. Hoe kan dit dan?” Tante Sil trok haar wenkbrauwen op en wachtte. Milly klonk plots moedeloos. “Er is al langer iets aan de hand, hé? De voorbije maanden waren, ik weet het niet, misschien wel wat anders. Papa leek zenuwachtiger dan normaal.” “Ian is een bovenste beste kerel. Dat was hij vroeger al en dat is hij nog steeds. Hij is altijd iemand geweest die, hoe zal ik het zeggen, de dingen heel sterk aanvoelt. Als ik iets leuk vind, dan gaat hij volledig uit de bol. En als ik iets een beetje triest vind, dan kan hij wel een oog uit janken.” Milly glimlachte. “Ja, en als er iets doms gebeurt, kan hij zich daar zo druk over maken, dat het lijkt alsof zijn hoofd gaat ontploffen.” “Zo ken ik hem ook”, knipoogde tante. “Juist daarom heeft hij het nu zo moeilijk. Hij weet met alles wat hij voelt geen blijf. Zolang je maar weet hoeveel hij van je houdt. Jij bent zijn oogappel. En wat er ook gebeurt, dat zal je altijd blijven.” Hoewel ze nog steeds boos op hem was, twijfelde Milly daar inderdaad geen seconde aan. “En mama?” “Ellie is altijd al mijn beste vriendin geweest. Ik kan me geen lievere vriendin wensen. Ze is zo slim. En ze bedenkt steeds de meeste fantastische dingen. Dat hoef ik jou niet te vertellen. Telkens ik weer eens mijn eigen gekke wensen – 18 –
achterna liep, bedacht zij iets om me uit de nesten te halen. Ik ga het allemaal niet aan je nieuwsgierige wipneusje hangen, maar geloof me vrij als ik zeg dat ik je mama een en ander verschuldigd ben. En zij is er op haar manier ook altijd voor jou geweest. Ik weet heel zeker dat er geen dag is voorbijgegaan die niet in het teken stond van jou, lieve schat.” “Kan zij dan niets bedenken waardoor alles weer goed komt?” “Ongetwijfeld”, sprak tante Sil vol vertrouwen. “Maar dit ligt niet in haar handen.” “In die van wie dan wel?” wilde Milly weten. Tante Sil zweeg en leek even weg te dromen. Ze keek haar nichtje in het halfdonker aan, kwam overeind en zei al even zacht als onverwacht: “Tot morgen, Millymuis.” Die keek haar wat verbaasd na vanuit het bed. In het deurgat hield tante halt, draaide zich om en zuchtte diep. Milly kon haar gezicht niet goed zien door het tegenlicht vanuit de gang. Ze wist het niet zeker, maar het leek of tante Sil zorgelijk keek. Plots kwam ze naar haar teruggelopen. Ze knielde voor het bed, sloeg haar armen om haar nichtje heen en drukte haar stevig tegen zich aan. “Slaap maar lekker lang uit. Hoe langer hoe beter. Al verslaap je morgen de hele dag. Dat is helemaal niet erg. Slaap, mijn lieve schat, slaap.” Milly voelde een warme traan van tantes wang achter in haar nek lopen. Waar kwam die vandaan? Maar voor ze de kans kreeg iets te vragen, had tante haar alweer losgelaten om met stevige tred terug naar de deur te stappen. Ze probeerde nog: “Tante Sil?” “Shhhh, stil maar schatje”, onderbrak die haar. “Morgen. Niet nu. Morgen. Slaap maar zacht. Alles komt goed.” Ze deed het licht uit en trok de deur achter zich dicht. Milly wist niet wat ze ervan moest denken.
– 19 –
– 20 –
Va n M a a n li c h t e n Be dk n o p p e n Milly begon de omtrekken van de kamer en de meubels vaag weer te zien. Alles zag er in het donker anders uit. Alles had een andere vorm. Alles, behalve de kast. Dat leek een groot, zwart gat in de muur. Hoe haar ogen ook houvast zochten, aan de grote kast viel geen enkele lijn, vlek of vorm te ontdekken. Op maanlicht hoefde ze niet te rekenen. Het was de nacht voor nieuwe maan en dat kleine streepje licht had nauwelijks verhaal tegen de wolken die zich boven het koetshuis samenpakten. De nacht zou net zo donker worden als de dag die eraan vooraf was gegaan. Milly, die gewoonlijk al na enkele tellen onder zeil ging, was klaarwakker. Geen denken aan dat ze nu zou kunnen slapen. De ogen sluiten en zich omdraaien, voelde aan als een overgave nog voor ze gevochten had. En toch leek het alsof iedereen om haar heen het al had opgegeven. Zomaar. Zonder slag of stoot. Dat klopte niet. Zo was haar familie niet. Zo was ze zelf niet. Milly voelde zich opstandig worden. “Ik pik dit niet”, dacht ze. “Ik ga terug naar beneden. Ik moet iets zeggen of iets proberen. Al heb ik geen idee wat. Ik, moet, IETS, doen!” Net toen ze weer rechtop ging zitten, viel een flauwe lichtstraal door het hoge raam naar binnen, als de koplampen van een wagen die in de verte voorbij rijdt. Het schijnsel streelde over het grote bed en raakte de bedknop links aan het voeteneinde. Milly zag hoe het frêle maanlicht de krassen erin deed oplichten. Er schoof een dikke wolk voor de maan en alles werd meteen weer aardedonker. Vreemd genoeg bleven de krassen zichtbaar, alsof ze het handvol maanlicht wisten vast te houden. Het licht was zo zwak dat ze het overdag nooit zou hebben opgemerkt, maar nu was het overduidelijk. Milly was verrast en sperde haar ogen open om de oplichtende groeven zo goed mogelijk te zien, maar voor dat lukte, waren ze verdwenen. Ze twijfelde. Ze wilde het bed uitstappen, maar kroop op haar knieën toch eerst naar de bedknop toe. Ze drukte haar snoet er bijna tegenaan, maar zag niks meer. Waar waren de lijnen gebleven? Haar vingertoppen zochten de contouren van de groeven die ze nog helder op haar netvlies had, toen er plots een helwit licht onder haar handen uiteenspatte. – 21 –
Ze schrok er zo heftig van, dat ze haar evenwicht verloor en onhandig op haar rug belandde. De volledige bedknop lichtte op en deed flikkerend witte vlekjes op de muren dansen. Milly wist niet wat ze zag. Het schouwspel was beangstigend en prachtig tegelijk. Ze krabbelde recht en kwam voorzichtig dichter bij de knop, stak er haar hand naar uit en voelde dat er een luchtstroom uit ontsnapte. Wat was dit? Dit moest tante Sil zien! Milly haalde diep adem, maar nog voor ze iets kon roepen, zag ze uit haar rechterooghoek een zacht schijnsel dat van de andere knop aan het voeteneinde kwam. Ze aarzelde, maar vond het tegelijkertijd reuzespannend. Ze sloop er op haar knieën naartoe en ontdekte een heel ander lijnenspel. Deze krassen waren blauwig. Ze hield haar adem in en tikte de bedknop aan. Die lichtte op in een werveling van veranderlijk blauw zoals ze het nooit eerder gezien had. En de hand waarmee ze het metaal had aangeraakt, was helemaal nat. Milly veegde haar hand droog aan haar pyjama en keek ademloos van de witte bol links, naar de blauwe bol aan de rechterkant. Tot ze besefte dat er nóg twee knoppen aan het bed zaten en een halve draai rechtsom maakte. En ja hoor, aan de linkerkant van het hoofdeinde gaf een stel lijnen zich flauwtjes prijs.
– 22 –
Zonder aarzelen veerde ze er naartoe en gaf er met haar hele hand een tik op. Meteen laaide de bedknop op als een gloeiende vuurbal. Ze wilde hem van naderbij bewonderen, maar hield meteen weer in. Van de bol kwam zo’n gloed af, dat ze besliste op veilige afstand te blijven. “Nog een”, dacht ze en hupte naar de laatste hoek. Maar bij dit uiteinde zag ze niets, helemaal niets. Ondanks de ontelbare witte, blauwe en rode lichtjes die door de kamer dartelden, bleef de laatste bedknop donker en doods. Ze bekeek hem van alle hoeken en kanten, maar ontdekte niets. Geen kras, geen deuk en al helemaal geen lichtgevende lijnen. Ze tikte het ijzer lichtjes aan. Niets. Ze tikte harder. Weer niets. Ze gaf er een mep op. Nog steeds absoluut niets. Milly voelde haar hart in haar keel bonzen. Ze moest iets bedenken, maar wat? Ze graaide naar het gehaakte deken, wierp het over de knop en begon te wrijven. “Misschien is hij vuil en moet ik hem schoonmaken”, dacht ze nerveus. Als een bezetene begon ze te vegen, tot het leek of ze onder haar handen iets kon voelen, een lichte trilling. “Doorwrijven nu”, dacht ze en wreef zo hard ze maar kon. De drie andere bedknoppen gingen feller en feller schijnen, tot de hele kamer baadde in een fonkelend spektakel van wit, rood en blauw. In één ruk trok ze het deken van de vierde knop af. Hij bleef git- en gitzwart. Maar hij zoemde. Eerst bijna onmerkbaar zwak, maar dan harder en harder, tot het hele bed begon mee te trillen. Het zoemende geluid zwol onhoudbaar aan tot een bulderend lawaai. Ze werd er een beetje bang van. “Doe iets, Milly, doe iets”, jutte ze zichzelf op. Ze dook naar voren en legde beide handen op de donkere bol om hem te doen stoppen. Ze knelde het koude metaal zo hard ze kon tussen haar handen. “Stop!”, riep ze. “Alsjeblief, stop!” Plots hield alles op. Het gezoem verstomde en alle licht was in één klap gedoofd. Ze hoorde enkel nog haar eigen, snelle ademhaling en zag niets meer in het stikdonker. Enkele seconden lang gebeurde er niets. Het was oorverdovend stil. – 23 –
“Ik moet hier weg”, flitste het door Milly’s hoofd. Behoedzaam schoof ze naar de rand van het matras, terwijl ze de vier hoeken van het bed angstvallig in de gaten hield. Ze zette één been op de grond en gleed nu ook zachtjes met haar andere het bed uit. Met knikkende knieën stond ze met haar rug naar de deur. Voorzichtig deed ze twee stapjes achteruit en bleef staan. Ze keek over haar linkerschouder en zag een fijn streepje licht onder de deur door schijnen. Toen zochten haar ogen opnieuw de vier bedknoppen. Gelukkig bleven ze donker. Milly draaide zich om, zuchtte en wilde een stap vooruit zetten. Nog voor haar voet de grond raakte, kerfde er een schel, snerpend geluid door de kamer. Ze sloeg haar handen tegen haar oren en trok een pijnlijke grimas. Het was alsof duizend nijdige vingernagels over een schoolbord krasten. Het bed! Het schoot als een pijl uit een boog, piepend en krijsend over de vloerplanken in haar richting. Het schepte Milly op, waardoor ze met een plof op het matras belandde. Onmiddellijk stak er een wervelwind op vanuit het dressoir met de gordijntjes. Die waaiden op en flapperden als vlaggen aan een mast in een felle storm. De hele kamer raakte bevangen door de stormwind uit het dressoir. Milly gilde het uit. Maar haar stem had geen verhaal tegen de razende wind, die zo heftig tekeer ging dat het bed heen en weer werd geduwd en getrokken. Het gietijzeren gevaarte werd plots als een weerloos pluimpje opgetild en begon met de wijzers van de klok mee te draaien. Milly hield zich krampachtig vast aan het matras en zag de kamer wel drie keer om zich heen tollen, toen ze de kast in de gaten kreeg. Alleen was er geen kast meer, enkel een gapend, zwart gat. Vanuit de eerste bedknop schoot een heldere straal van wervelend, wit licht in de richting van het gat. Van de tweede spatte een golf van veranderlijk blauw dezelfde kant op. En uit de rode bol knalde een vlammend rode schicht de eerste twee achterna. Milly keek verschrikt naar de laatste donkere knop. Vanuit het niets zag ze glimmend groene groeven verschijnen. Als uit een noot die openbarst, werkte een slingerende, groene straal zich naar buiten en in de richting van het gapende gat. De vier lichtbundels leken eindeloos ver de leemte in te schijnen. Milly kneep angstig haar ogen dicht. In een verblindende lichtflits snelde het bed met haar erop het kastgat door. Er klonk één enkele donderklap, en alles was voorbij. – 24 –
B e rom y n k e d e Be r o my n Milly durfde haar ogen weer te openen. Ze was nog nooit zo geschrokken. Maar nu alles weer stil was, wilde ze meteen het bed uit, naar beneden hollen en tante Sil alles vertellen. Alleen lag ze niet meer in de logeerkamer. Ze lag plat op haar rug, op het logeerbed, en keek recht naar de sterrenhemel. “Sterren?” dacht ze. “Lig ik in de tuin?” Ze bleef stokstijf in het bed liggen en durfde amper te ademen. Dit was niet de sterrenhemel zoals ze die door haar eigen slaapkamerraam kon zien. Dit was iets heel anders. Er was niet één maan, er schenen er wel vier: een halve, eentje driekwart, een bijna volle en één zo dun als het streepje maan dat ze net bij het huis van tante Sil had gezien. Sterker nog, een maan was hagelwit en de drie andere waren felblauw, vuurrood en grasgroen. En overal zag ze vallende sterren. Ze keek met open mond naar dit vreemde, maar vooral adembenemende schouwspel. “Laat me raden!” klonk een lief stemmetje. “Aan de bedknoppen gezeten?” Milly keek verschrikt in de richting van de stem. Bovenop het voeteneinde van het bed zat een klein, lieftallig wezentje met blozende wangen en grote ronde kijkers. Op haar hoofdje prijkten veelkleurige veren en haar jurkje glansde en glinsterde nog mooier dan de fonkelhemel waar ze samen onder zaten. Het leek wel van parelmoer gemaakt. Milly wist niet wat ze moest zeggen. Het wezentje keek haar met halfgesloten ogen aan en wreef een fijn Y-vormig hangertje tussen duim en wijsvinger. “Jaja, ik zie het al”, was het schattige schepseltje haar voor. “Waar ben ik? Wie ben jij? Wat doe ik hier? Juist?!” Milly wist niet wat ze zag of hoorde, maar het glittergezichtje had haar letterlijk de woorden uit de mond genomen. “Geen tijd voor, Milly. Ik heb al lang genoeg op je moeten wachten”, wierp het twinkelende ding haar toe. “Kom, meekomen. Je hebt flink wat werk te doen vannacht.” – 25 –
– 26 –
“Jij weet wie ik ben?” zei Milly stomverbaasd, terwijl ze koortsachtig een verklaring zocht voor wat dit allemaal betekende. “Wat een vraag”, kreeg ze als antwoord. Het wezentje trippelde over het matras dichterbij, drukte haar neusje tegen dat van Milly en fluisterde: “Jij hebt mij gekozen, en niet andersom.” “Ik heb wat?” zei Milly, die nu helemaal het noorden kwijt was. Het schattige snoetje lachte ontwapenend. “Ik ben Beromynke. Beromynke de Beromyn! En jij, jij bent Milly, Kind van Wakkerstee, de wereld van de Wakkeren. En nu we weten wie we zijn, kunnen we vertrekken. Kom kom,” en ze sprong van de bedrand af. Milly was te veel uit het lood geslagen om ook maar iets te zeggen. Ze kon wel duizend en een vragen bedenken, maar een daarvan brandde al even onverwacht als nadrukkelijk op haar lippen: van waar kende ze Beromynke? Hoewel ze het fladderende ding nog nooit gezien had, was er iets bijzonder vertrouwds aan haar. “Ik ken jou”, stamelde ze. “Maar ik weet niet van waar of wie je bent.” “Dat klopt helemaal. Je kent me zelfs heel erg goed, maar weten zal je het nooit. Dat heeft ook helemaal geen zin”, klonk Beromynke raadselachtig. “Zo,” vervolgde ze, “da’s al één vraag minder. Nu blijven er nog zo’n duizend over, juist? Zal best, geen tijd voor. Er is maar één ding echt belangrijk nu.” Ze stopte met rondhuppelen en keek Milly indringend aan. Er verscheen een nauwelijks zichtbare, maar ontwapenende glimlach om haar mond. Ze streelde met haar handje Milly’s ogen teder toe en zei: “Kijk niet met je ogen. Luister niet met je oren en voel niet met je handen wanneer je antwoordt op deze vraag: vertrouw je me?” Milly stotterde: “Maar, maar hoe...” “Shhht”, onderbrak Beromynke haar en ze legde haar wijsvinger op Milly’s lippen. “Vertrouw je me?” vroeg ze fluisterzacht opnieuw. Milly werd helemaal rustig vanbinnen. En al had ze er geen enkele verklaring voor, ze kon in alle eerlijkheid maar één antwoord geven: ‘Ja’, zei ze. “Al weet ik niet waarom.” “Helemaal juist. Je hoeft het ook niet te weten”, glimlachte Beromynke en dartelde vrolijk twee keer om haar heen. “Kom kom, we hebben veel te doen vannacht.” Ze pakte Milly’s hand vast en trok haar achter zich aan het bed uit. Het leek wel – 27 –
of ze op nat gras terechtkwamen in plaats van op de plankenvloer in de kamer. Milly keek naar beneden en om zich heen. Ze bevond zich op een ronde schijf vol zacht mos dat van kleur veranderde als ze een voet verzette. Het bed stond netjes in het midden van het mos, dat zo’n twee stappen verder stopte. Daar voorbij was er niets dan het donker van de nacht. Het mos en het bed zweefden gewichtloos door de sterrenhemel met zijn vier bijzondere manen. De caleidoscoop van kleurige manen en vallende sterren toverde lichtjes in haar verbaasde ogen. “Oh wacht”, zei Beromynke, terwijl ze zich omdraaide en Milly met de handen in de zij van kop tot teen bekeek. “Zo kan je niet mee.” Milly spreidde haar armen en bekeek zichzelf. Daar stond ze dan, in pyjama en op blote voeten. Beromynke nam een lok van Milly’s haar tussen de vingers en rook eraan. Ze betastte de stof van haar pyjama en wreef toen het juweeltje om haar hals weer tussen duim en wijsvinger. “Geen nood. Daar weet ik wel raad mee”, knikte ze met pretlichtjes in de ogen. Ze zette een paar stappen achteruit en keek Milly onderzoekend aan. Toen strekte ze een hand helemaal open en ging met de wijsvinger van de andere aan de slag, als een schilder die kleuren mengt op een palet. Met gestrekte wijsvinger wees Beromynke naar Milly en begon vanop kleine afstand in de lucht te schilderen. Overal waar ze naar wees, begon het bij Milly ontzettend te kriebelen. En overal waar het kriebelde, veranderden haar kleren van stof, vorm en kleur. Sterker nog, Milly voelde haar hele lijf veranderen. Ze werd helemaal omgeschilderd. “Nog een toets hier en een toets daar … klaar. Nu kunnen we verder”, zei Beromynke tevreden. Milly was omgeven door een zacht wit licht. Ze droeg een streelzacht witzijden broekpak versierd met bolronde borduursels en afgewerkt met een glanzende gordel om haar middel. De kleren zaten vederlicht om haar lijf en leken wel om haar heen te zweven. Bovendien had ze allerlei tekeningen op haar gelaat en leken haar haren wel van sliertjes licht te zijn gemaakt. “Het is prachtig”, fluisterde ze. “Drie regels, Milly van Wakkerstee”, begon Beromynke, terwijl Milly zichzelf langs alle kanten probeerde te bekijken. – 28 –
“Eén: word niet te vroeg wakker! Niet alvorens je klaar bent. Wat je ook doet, word niet te vroeg wakker.” “Maar ik ben toch wakker?” zei Milly. “Ik heb geen oog dicht gedaan!” Beromynke giechelde. “Hihihi. Je dacht toch niet dat je hier zou staan, als je wakker was?” “Oké, regel twee: leer en gebruik de Myrus Buig-Om.” “De wat?” “De Myrus Buig-Om”, herhaalde Beromynke. “Kijk, die doe je zo.” Ze zette haar vuisten in haar zij en keek trots voor zich uit. Zakte lichtjes door haar rechterknie, terwijl ze haar linkervoet vooruit stak en daarmee twee cirkeltjes draaide tegen de richting van de klok in. Vervolgens zette ze haar linkervoet gekruist achter haar rechtervoet, zodat haar enkels elkaar aan de buitenkant – 29 –
raakten. Ze zwaaide haar armen met open handen voor zich uit en eindigde met lichtjes gebogen knieën en open armen. “Dat is ’m. Nu jij!” Milly ging nog een beetje aarzelend naast Beromynke staan, maar deed het haar toch enkele keren na. Het lukte vrij aardig. “Waarom doen we dit?” vroeg ze. “Je bent in Myrus nu. Hier begroeten we elkaar met een Buig-Om. Ik weet niet hoe dat in Wakkerstee gebeurt, maar hier doen we dat dus zo”, legde Beromynke uit. “Wakkerstee?” fronste Milly. “Zo noemen ze hier de plek waar jij vandaan komt. Een bizarre en gekke wereld die je alleen maar kan bereiken als je wakker wordt. Eens je in slaap valt, kan je je nog nauwelijks herinneren wat je allemaal deed of dacht in Wakkerstee. Het is een rijk dat we hier heel goed kennen, zij het enkel van geruchtsels en fluisteryngen. Dit hier is Myrus, de wereld aan de andere kant van de slaap ...” “Wacht even”, onderbrak Milly. “Dus dit hier, waar dat ook mag zijn, is Myrus?” “Juist!” beaamde Beromynke. “En mijn wereld kennen jullie hier, in Myrus, als Wakkerstee.” “Klopt!” “Maar jullie kennen Wakkerstee zelf niet echt?” “Klopt!” “Hoe weet jij dan dat ik een kind van Wakkerstee ben?!” “Dat weet ik helemaal niet”, wimpelde Beromynke haar af. “Ik weet helemaal niets. Dat hoef ik ook niet”, sprak ze weer in raadsels. “Al wat jij nu nodig hebt, is je slaap, de Buig-Om en aangepaste kledij.” “Aangepaste kledij … is dat de derde regel?” “Nee, waarom?” “Dan heb ik er nog een tegoed.“ “Alle Myrusmanen nog aan toe. Je hebt helemaal gelijk. Ik zou de belangrijkste regel van allemaal bijna vergeten!” Ze kroop bijna in Milly’s oor en fluisterde: “Denk niet aan de Doemdenkers.” En onmiddellijk maakte ze een Buig-Om. “Niet aan de Doemdenkers denken?!” herhaalde Milly verwonderd. Beromynke sprong achteruit, deed snel een Buig-Om en zei verschrikt: “Niet doen, Milly, nooit of te nimmer, want voor je het weet, zijn ze er.” – 30 –
“Sorry”, fluisterde die. “Maar jij begint er zelf over!” “Klopt. Maar dan alleen om je eraan te herinneren dat je best nooit aan hen denkt. En dan, onmiddellijk een Buig-Om. Dat houdt Doem op afstand.” “Wat?! Ik zou er niet aan gedacht hebben als jij niks gezegd had. Dit slaat nergens op! En hoe kan ik er nu aan denken om niet aan hen te denken zonder dat ik aan hen denk? Ik weet niet eens wat Doemdenkers zijn!” “Beeld je in dat het gedachten zijn die het slecht met je voor hebben en waarvan je liefst zo ver mogelijk uit de buurt blijft. Dáárom doe je er goed aan om niet aan hen te denken”, verklaarde Beromynke. “Tenzij je aan hen denkt om te bedenken dat je best nooit aan hen denkt”, plaagde Milly haar. “Inderdaad!” Beromynke keek nog even rond, trok haar kleren recht en legde haar verendos op orde. “Je bent klaar nu”, zei ze beslist. “Dat heb ik mooi gedaan, al zeg ik het zelf. Een echt Kind van Nubiya.” “Een kind van Nubiya?” vroeg Milly. “Wat is dat nu weer? En klaar waarvoor?” Beromynke knipoogde, kuste haar hangertje en zei: “Maak je eigen pad ... Ik zie je later!” “Wat? Nee, wacht”, probeerde Milly, in de hoop een verklaring te krijgen voor wat er zonet allemaal gebeurd was. Maar voor Milly iets kon ondernemen, kwamen er van onder en boven wolkenslierten naar haar toe gedreven die zich om haar heen slingerden. Ze voelde de wind om haar heen beginnen razen tot ze helemaal in de mist zat. Het was bevreemdend, maar ze was gek genoeg niet bang. Enkele tellen later ging de wind liggen en trok de mist op. Alles was wit. Milly moest haar ogen laten wennen aan zo veel licht. Ze stond vlak voor een kleine heuvel van wit, glinsterend zand, begroeid met vrolijk krullend gras en kruiden. Achter haar vervaagde de bodem en begon de sterrenhemel. Ze draaide zich enkele keren om en om, maar Beromynke of het bed waren nergens te bespeuren.
– 31 –
– 32 –
2de Geruchtsels & Fluisteryngen
Nubiya “De verwachtsels van anderen zijns de verwachtsels van anderen. Maar wat zijns de jouwse?” Knyggels
– 33 –
D e V e rge t e n T e ke n in g Van de andere kant van de glinsterheuvel weerklonk geritsel en een allegaartje van onbekende geluiden. Milly ademde diep in en besloot te gaan kijken. Met iedere stap die ze zette, ontsluierde de zandheuvel het landschap aan de andere kant. Eerst zag ze de kruinen van de bomen, al wist ze niet goed of het wel bomen waren. Ze had nog nooit zulke exemplaren gezien. Hun stammen leken op een spiraalveer waaruit een lint groeide dat in cirkels, steeds breder, naar boven toe draaide. Sommige hadden bloemen met blaadjes als propellers. Andere droegen iets wat leek op vruchten, al hingen die aan een steeltje omhoog of zijwaarts in plaats van gewoon onder aan de takken te bengelen. De meeste wolken die Milly zag, deden trouwens niet wat je van een wolk zou verwachten. De een vloog lijnrecht in de richting van de horizon, terwijl de volgende kriskras in de andere richting dwarrelde. Waar ze elkaar ontmoetten, zweefden ze onverstoord door elkaar heen. Er waren er zelfs een handvol die op en neer dansten. En eentje dat zacht in de kruin van een spiraalboom landde, als om te rusten. Af en toe verscheen er plots een uit het niets en loste er ook weer een op. En Milly zou gezworen hebben dat enkele van de wolken haar aankeken terwijl ze overvlogen. Ze wist zeker dat er eentje naar haar zwaaide en betrapte zichzelf erop dat ze met haar vingers terug wuifde. Toen ze bij de top van de heuvel aangekomen was, ging ze op haar buik in het witte helmgras liggen, zodat ze ongemerkt over de rand heen kon kijken. Ze zette haar handen in het mulle zand en richtte haar hoofd en schouders op. Plots stond ze neus aan slurf met een mini-olifant. Ze schrok zich een hoedje, krabbelde achteruit en sloeg haar hand voor haar mond om niet te gillen. Het beestje keek haar met een schuin kopje aan. Het knuffelding oogde helemaal niet als een olifant en toch weer wel. Het had de vorm van een dikhuid, maar reikte amper kniehoog en was uitgedost met de gestreepte vacht van een rosse kat, met snorharen en al. Een wezentje te schattig voor woorden. Het poezenfantje trippelde dichterbij, stak zijn roswit gestreepte slurfje wat verder uit en snuffelde nieuwsgierig aan Milly’s haar en snoet. – 34 –
Die verroerde geen vin. Het gekke beest richtte zijn oren op, begon uitgelaten te trompetteren en danste als een pup in het rond. “Stil, je moet stil blijven”, fluisterde Milly, die zonder Beromynke liever onopgemerkt was gebleven. Wie weet wat haar aan de andere kant van de heuvel wachtte? Maar het poezenfantje was niet te stoppen. Hij stuiterde om haar heen en drukte zijn snuit tegen haar aan, terwijl hij haar dolverliefd in de ogen keek. Milly ging op haar knieën zitten om niet door de rosse rakker onder de poot te worden gelopen. “Wie’s daar?” kraakte een strenge stem bevelend. Milly zweeg en bukte zich een beetje. Ze probeerde het poezenfantje in bedwang te houden, maar dat was hopeloos. Het beestje dacht dat ze wilde spelen en begon tegen haar op te springen, terwijl hij nog harder begon te trompetteren. “Stil nou!” probeerde ze nog een keer. “Ik zei, wie’s daar?!” klonk het opnieuw van de andere kant van de heuvel. Milly kon geen kant op, zeker niet met deze overenthousiaste viervoeter. Ze besefte dat haar poging om ongemerkt de omgeving te verkennen grandioos mislukt was en besloot het erop te wagen. Ze ging staan en stapte over de heuvelrug, terwijl het poezenfantje zich spinnend tegen haar benen aan drukte. “Kijk’s aan, een Kindsel van Nubiya. Lang gelee dat er nog’s eentje tot bij Knyggels verdwaalde.” – 35 –
Vanaf 27 september 2014 in je favoriete (online) boekhandel Soft touch cover: €19,95 E-book: €9,95
www.somniyum.com www.facebook.com/somniyum
Want de moedigste manier van dromen, is doen! Somniyum - Een reis van een droom gaat verder, veel verder dan 256 bladzijden
en ruim 50 illustraties. Het is het startschot om de reis van je eigen dromen te beginnen. Vanaf 27 september 2014 ligt Milly’s wonderlijke geschiedenis in de boekhandel. Soft touch cover: €19,95 | E-book: €9,95 Uitgeverij: Les Îles
ISBN: 978-9-491545-11-5
© 2014 - Karl Raats & Jan Bossschaert | alle rechten voorbehouden