Handboek C2000 Ambulancezorg 2015
Colofon
Voorwoord
Ambulancezorg Nederland Postbus 489 8000 AL Zwolle telefoon: 038 422 57 72 info@ambulancezorg.nl www.ambulancezorg.nl
Met genoegen presenteer ik u de geactualiseerde versie voor 2015 van het Handboek C2000 Ambulancezorg. 1 In dit handboek, dat onderdeel is van het Landelijk Kader Fleetmap , treft u richtlijnen, afspraken, adviezen en overige informatie over het gebruik en beheer van C2000 binnen de ambulancezorg. Deze informatie is relevant voor gebruikers en beheerders van C2000-randapparatuur, meldkamercentralisten, leidinggevenden en GHOR-functionarissen.
Tekst Roger Weimar, Ambulancezorg Nederland Judy Westerveld, Ambulancezorg Nederland Met bijdragen van de werkgroep Verbindingschema’s C2000, Ambulancezorg Nederland Redactie Beste Teksten Eindredactie Nadiene Toby, Mirande Akkerman en Annemarie Janson, Ambulancezorg Nederland Vormgeving Vormix, Maarssen Illustratie · www.aukeherrema.nl · Anne van den Berg Illustraties · Illustraties uit de campagne Portogewoon Drukwerk Stimio, Tiel
Aan het verschijnen van dit handboek gaat een uitgebreid traject vooraf. Al in 2010 schreef een AZN werkgroep van C2000-ervaringskundigen de adviesnotitie ‘C2000 en Spoedeisende Medische Hulpverlening’ met daarin voorstellen tot verbetering van C2000-gebruik. Belangrijk onderdeel was een voorstel voor een landelijk uniform C2000-verbindingsschema. Na bestuurlijke vaststelling door AZN en GHOR Nederland startte AZN een verbeterproject om de aanbevelingen uit te werken en te realiseren. Er werd aansluiting gezocht met het multidisciplinaire C2000-verbetertraject van het Veiligheidsberaad, dat in dezelfde periode van start ging. Dit leidde tot veel synergie. Zowel monodisciplinair als multidisciplinair is de afgelopen jaren hard gewerkt om de verschillende voorstellen verder uit te werken en te realiseren. Voor het onderdeel ‘scholing’ werd daarbij vruchtbaar samengewerkt met het multidisciplinaire project Portogewoon en met de Academie voor Ambulancezorg. Eind 2014 zijn deze verbeterprojecten afgerond. Hiermee verdwijnt echter niet de aandacht voor C2000. AZN hecht vanzelfsprekend ook in de komende periode grote waarde aan een optimaal C2000 gebruik en aan het verkleinen van de kans op overbelasting van het netwerk. Een belangrijk platform is de landelijke C2000expertgroep van en voor C2000 deskundigen uit de RAV’s. Veel dank gaat uit naar de leden van de werkgroep Verbindingsschema’s C2000, die de afgelopen jaren belangrijke verbetervoorstellen hebben geformuleerd en uitgewerkt. Ook bedank ik de leden van de C2000expertgroep en andere betrokkenen vanuit RAV’s, alsmede het projectteam Portogewoon en de samenwerkingspartners Academie voor Ambulancezorg en de GHOR. In het bijzonder bedank ik Roger Weimar, projectleider C2000 bij AZN, voor zijn vakkundige en enthousiaste inzet.
Koos Reumer directeur Ambulancezorg Nederland
Januari 2015
1
Zie paragraaf 1.4. Landelijk Kader Fleetmap
Handboek C2000 Ambulancezorg | voorwoord
3
Inhoudsopgave Voorwoord
3
Inleiding
7
1 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5
C2000 Regionaal C2000-expert ambulancezorg Regionaal kernteam C2000 ambulancezorg Aangewezen, gelieerde en bijzondere gebruikers Landelijk Kader Fleetmap (LKF) 1.4.1 commissie LKF Gebruikersoverleg
10 10 11 11 12 12
9
2
C2000-gebruik binnen ambulancezorg
13
2.1 Correct gebruik 2.2 Draagwijze portofoons 2.3 Etherdiscipline 2.4 Eén gespreksgroep per ambulance 2.5 Alarmering 2.6 Elektromagnetische interferentie 2.7 Noodoproep 2.8 Statussen 2.8.1 Private Call 2.8.2 Gespreksaanvraag 2.8.3 Urgente gespreksaanvraag 2.8.4 Alarm ontvangen 2.9 ALA-BRUG gespreksgroep 2.9.1 Handelswijze vrije ambulances die buiten de eigen regio rijden 2.10 Multidisciplinaire communicatie 2.11 MKA-gespreksgroep 2.12 Direct Mode Operation 2.12.1 Nationaal 2.12.2 Internationaal 2.13 Inzet Mobiel Medisch Team (MMT) 2.14 Inzet Lifeguards KNRM/KNBRD 2.15 Grensoverschrijdende communicatie
14 14 15 15 16 16 17 18 19 19 19 20 20 21 21 22 23 23 23 23 24 25
3
Techniek en beheer
27
3.1 3.2 3.3 3.4
Randapparatuur Accessoires Beveiligingsbeleid C2000 Beheer, storing, vermissing, diefstal van randapparatuur 3.4.1 Vermissing/diefstal 3.4.2 Storing aan communicatieapparatuur
28 28 29 29 29 29
4
Handboek C2000 Ambulancezorg | inhoudsopgave
4
Fall back en uitwijk
31
4.1 4.2
Fall back Uitwijk
32 32
5
Scholing
33
5.1 5.2 5.3
Vakbekwaam worden; initieel onderwijs Vakbekwaam blijven; regionale na- en bijscholing Toetsing
34 34 34
6 Opgeschaalde ambulancezorg/GHOR
35
6.1 6.2
Opgeschaalde ambulancezorg onder alle omstandigheden GHOR
36 36
7
Verbindingsschema’s ambulancezorg
37
7.1
Beheer en borging van de verbindingsschema’s
38
Bronnen
41
Lijst met gebruikte afkortingen
42
Bijlage A: Basis-verbindingsschema’s ambulancezorg 2015
43
Bijlage B: Verplichte programmering randapparatuur ambulancezorg LKF 2015
61
Bijlage C: Verplichte programmering randapparatuur Mobiel Medische Teams 2015
69
Handboek C2000 Ambulancezorg | inhoudsopgave
5
Inleiding C2000 is het digitale communicatienetwerk voor de hulpverleningsdiensten. Kenmerkend zijn de mogelijkheden voor een snelle opbouw van een gesprek, groepsgesprekken, noodoproepen, niet-afluisterbare communicatie en exclusiviteit: het systeem wordt uitsluitend gebruikt door hulpverleningsdiensten of daaraan gelieerde organisaties. In 2004 is het systeem in gebruik genomen. Daarbij ontstonden regionale verschillen in de programmering van de bijbehorende randapparatuur en in de processen en procedures. Deze verschillen belemmeren een optimaal gebruik van C2000. 2
Op initiatief van de Kennisgroep ICT stelde AZN in januari 2008 een werkgroep in met de opdracht een blauwdruk te ontwikkelen voor landelijke uniforme basis-verbindingsschema’s C2000 voor de ambulancezorg in Nederland. Doelstelling was een effectieve communicatie, vooral ook tijdens opgeschaalde omstandigheden. Op basis van informatie uit onderzoeksrapporten, workshops en gesprekken met deskundigen schreef de werkgroep de adviesnotitie ‘C2000 en Spoedeisende Medische Hulpverlening’. Nadat AZN en GHOR Nederland de adviesnotitie in 2010 hadden vastgesteld, werd gestart met de uitwerking en implementatie van de adviezen. Parallel hieraan richtte het Veiligheidsberaad een multidisciplinair verbeterproject C2000 in. Samen met de politie, brandweer en Defensie, nam ambulancezorg actief deel. De verschillende trajecten sloten goed op elkaar aan en versterkten elkaar. De ambulancezorg heeft grote stappen gemaakt in het verbeteren van het gebruik van C2000. Het toepassen van een landelijk verbindingsschema is een goed voorbeeld, net als de toegenomen aandacht voor C2000scholing. Bij afronding van het verbeterproject was het zaak de nieuwe afspraken en procedures te borgen. Dat gebeurt onder meer door het uitbrengen van een jaarlijkse versie van dit Handboek C2000 Ambulancezorg, waarin medewerkers van RAV’s en de GHOR relevante en actuele procedures en richtlijnen kunnen raadplegen. Adequate informatie over C2000 bevordert: • optimaal gebruik van de mogelijkheden van C2000 in de spoedeisende medische hulpverlening; • landelijk uniforme werkwijze met C2000, waardoor tijdens de dagelijkse routine maar ook in (bovenregionaal) opgeschaalde situaties ongestoord gecommuniceerd kan worden; • relevante kennis van C2000 inclusief de koppelingen met andere systemen zoals GMS. De informatie in dit handboek is gebaseerd op de stand van zaken in december 2014. In de veranderlijke operationele omgeving zal dit handboek snel aan actualiteit inboeten. Geactualiseerde informatie zal daarom jaarlijks worden aangeboden via het Landelijk Kader Fleetmap en digitale updates van dit handboek. Deze zijn opvraagbaar bij AZN en de C2000-experts van de RAV’s.
2
6
Handboek C2000 Ambulancezorg | inhoudsopgave
Een landelijk gremium binnen AZN van en voor ICT-vertegenwoordigers van alle RAV’s.
Handboek C2000 Ambulancezorg | inleiding
7
1 C2000
8
Handboek C2000 Ambulancezorg | inleiding
Handboek C2000 Ambulancezorg | hoofdstuk 1
9
Snelle en ongestoorde communicatie is essentieel voor het veilig en effectief functioneren van hulpverleners en daarmee voor de veiligheid van burgers. De minister van Veiligheid en Justitie heeft vier disciplines als aangewezen gebruikers benoemd (politie, brandweer, Defensie en ambulancezorg) die een ‘mission critical’-communi3 catienetwerk ter beschikking hebben. Dit netwerk, genaamd C2000 , is gebaseerd op de TETRA-standaard, de wereldwijde standaard voor mobiele communicatie voor de sector Openbare Orde en Veiligheid (OOV). Ongeveer 80.000 personen gebruiken C2000 zeven dagen per week, 24 uur per dag. Hulpverleners kunnen via C2000 communiceren met de meldkamers en met elkaar. Het systeem wordt gebruikt voor alle hulpverleningen, zowel tijdens de dagelijkse routine als tijdens grootschalige incidenten en rampen. Verspreid over het land staan ruim vijfhonderd antennemasten met verschillende capaciteit die ervoor zorgen dat in 97% van Nederland buitenhuisdekking is.
In een aantal regio’s is daarnaast een multidisciplinair kernteam C2000 tot stand gekomen, waarin niet alleen de RAV maar ook politie, brandweer en Defensie zijn vertegenwoordigd. Regionale afstemming tussen al deze partijen is van groot belang om afspraken te maken over onderlinge communicatie en samenwerking bij opschaling. Daarnaast is een dergelijk kernteam zinvol bij collectief technisch beheer van C2000-randapparatuur en eventuele gezamenlijke inkoop daarvan. Het wel of niet inrichten van een multidisciplinair kernteam is een regionale keuze en is in dit handboek verder niet uitgewerkt.
C2000 biedt de hulpdiensten veel mogelijkheden, zoals het inrichten van gespreksgroepen en deze selectief toewijzen aan eenheden. (Groeps)gesprekken kunnen zeer snel opgebouwd worden, tevens is multidisciplinaire communicatie mogelijk. De spraakberichten kunnen niet afgeluisterd worden.
De minister van Veiligheid en Justitie heeft vier hulpverleningsdiensten benoemd als zogenaamde aangewezen gebruikers van C2000: politie, brandweer, Defensie en ambulancezorg. Naast deze aangewezen gebruikers heeft de minister enkele bijzondere gebruikers aangewezen. Het gaat onder andere om een aantal nutsbedrijven, de douane en de Dienst Vervoer en Ondersteuning van de Dienst Justitiële Inrichtingen. Elke discipline mag binnen de eigen regio een gebruikersconvenant aangaan met gelieerde gebruikers. Hiervoor moet elke discipline vooraf toestemming vragen aan de netwerkeigenaar, het ministerie van Veiligheid en Justitie. Binnen de ambulancezorg is in elke regio de GHOR een gelieerd gebruiker, evenals de regionale huisartsenposten.
1.1 Regionaal C2000-expert ambulancezorg Iedere Regionale Ambulancevoorziening (RAV) heeft een verantwoordelijke C2000-expert ambulancezorg aangesteld. Deze C2000-expert volgt de ontwikkeling van C2000 en ziet erop toe dat (landelijke) organisatieen gebruikswijzigingen worden geïmplementeerd in de eigen organisatie, operatie en regionale scholingen. Daarnaast stemt de C2000-expert af met partners zoals de GHOR en eventuele overige gelieerde gebruikers en zorgt hij of zij voor C2000-onderwijs bij deze partijen.
1.3 Aangewezen, gelieerde en bijzondere gebruikers
De RAV is verantwoordelijk voor een correct C2000-gebruik door de gelieerde partij van de ambulancezorg, en daarmee ook voor het technisch beheer, het beveiligingsbeleid van de randapparatuur en het opleiden en oefenen van de gebruikers.
AZN faciliteert een landelijk C2000-expertoverleg, waar alle kennis en kunde uit de regio’s samenkomen en worden gedeeld. Dit landelijke expertoverleg vindt minimaal driemaal per jaar plaats, waarbij de expertgroep steeds in een van de RAV’s wordt uitgenodigd.
1.4 Landelijk Kader Fleetmap (LKF)
De huidige expertgroep bestaat uit een mix van onder meer lokaal beheerders, centralisten, collega’s uit de rijdienst, en beleidsmedewerkers. Elke expert brengt specifieke kennis in vanuit zijn basisfunctie en dat maakt het landelijk expertoverleg veelzijdig en boeiend.
Voor een goed gebruik van de randapparatuur en het optimaal benutten van de mogelijkheden van het netwerk is het belangrijk dat veel aandacht wordt besteed aan de organisatie en structuur van de communicatie, ofwel 4 aan de functionele indeling van apparatuur, gespreksgroepen en gebruikers . In het C2000-systeem moeten de randapparatuur en de radiobediening specifiek geprogrammeerd worden. Zonder programmering is communicatie niet mogelijk.
De regionale C2000-expert is voor elke RAV onmisbaar als schakel tussen de eigen regio en de rest van Nederland: elke expert haalt én brengt informatie en kennis over correct C2000-gebruik.
1.2 Regionaal kernteam C2000 ambulancezorg In het kernteam C2000 dat elke RAV heeft ingericht is een afvaardiging van alle relevante (staf)afdelingen vertegenwoordigd. Denk hierbij aan C2000-gebruikers uit de rijdienst en uit de meldkamer ambulancezorg, een opleidingsfunctionaris, een technisch beheerder, een beleidsadviseur en een staffunctionaris GHOR. De regionale C2000-expert speelt een hoofdrol in dit kernteam, deze is immers als geen ander op de hoogte van de landelijke ontwikkelingen rond C2000.
3
Met C2000 wordt bedoeld het geheel aan communicatiesystemen beschikbaar voor de aangewezen gebruikers, waaronder T2000 voor
Een belangrijk onderdeel hierbij is fleetmapping. Fleetmapping bepaalt onder meer hoeveel en welke gespreksgroepen nodig zijn op basis van de verbindingsschema’s en de werkprocessen. Fleetmapping bevindt zich op het kruispunt van operatie, functionaliteit en techniek. Het is een activiteit die voornamelijk door de regio’s zelf wordt verricht, want het gaat over de manier waarop de OOV-diensten het C2000-netwerk in het veld gebruiken. In het Landelijk Kader Fleetmap (LKF) zijn de afspraken opgenomen die op landelijk niveau zijn gemaakt en die de basis vormen voor het gebruik van C2000 door alle gebruikers. Naleving van het LKF is verplicht voor alle organisaties en disciplines die gebruikmaken van C2000. De gemeenschappelijke kaders en afspraken maken het mogelijk om de gewenste communicatie tot stand te brengen, en zorgen daarmee voor een effectieve en veilige dienstverlening.
4
Onder gebruikers worden verstaan: aangewezen gebruikers, bijzondere gebruikers en (tijdelijk) gelieerden.
spraak, status en data, P2000 voor alarmering/paging met het Flex-protocol en M2000 voor de radiobediening op de meldkamers.
10
Handboek C2000 Ambulancezorg | hoofdstuk 1
Handboek C2000 Ambulancezorg | hoofdstuk 1
11
1.4.1
commissie LKF
De commissie Landelijk Kader Fleetmap beheert het Landelijk Kader Fleetmap. De commissie LKF dient de gezamenlijke belangen van gebruikers. Tevens geeft de Commissie LKF gevraagd én ongevraagd advies omtrent alle aspecten die samenhangen met de Fleetmapping en het subscriberbeheer in C2000. Een belangrijke taak van de commissie LKF is het beheer van het Landelijk Kader voor Fleetmapping: richtlijnen waaraan gebruikersorganisaties zich moeten conformeren om een goed (d.w.z. effectief, efficiënt en doelmatig) gebruik van het netwerk, randapparatuur en de mogelijkheden te bevorderen. De commissie LKF is uitdrukkelijk van en voor het veld. Dat betekent dat de commissie bestaat uit vertegenwoordigers van het veld van politie, brandweer, ambulancezorg en Defensie. Deze vertegenwoordigers zijn de linking pin tussen de commissie en de monodisciplinaire overlegvormen op dit gebied. Een vertegenwoordiger van MDC (in de rol als netwerkbeheerder) is toegevoegd als adviserend lid aan het overleg. De commissie LKF is ingebed in de overlegstructuur van het CIO-beraad C2000. 5 De commissie LKF beheert het Landelijk Kader Fleetmap in een jaarlijkse cyclus . Elke versie krijgt als versienummer het jaartal waarvoor de versie geldt. Dit handboek is als monodisciplinaire bijlage onderdeel van het LKF en volgt dan ook deze cyclus. De minister van Veiligheid en Justitie stelt iedere versie van het LKF vast. Beheercyclus Activiteit
Uitvoerder
Deadline
Indienen wijzigingsverzoeken vanuit RAV’s via Kennisgroep ICT bij Werkgroep LKF
RAV’s
juli
Bespreken wijzigingsverzoeken in C2000 Expertgroep en terugkoppelen aan Kennisgroep ICT
Werkgroep LKF
augustus
Bij consensus indienen van de wensen in multi werkgroep LKF
Werkgroep LKF
september
Vaststelling LKF door multi werkgroep LKF
Multi werkgroep LKF
oktober
Vaststelling door CIO Beraad C2000
CIO Beraad
december
Ondertekening minister
Ministerie van VenJ
december
Implementatie (programmeren) door de RAV’s
RAV’s
maart
2.
2
C2000-gebruik binnen ambulancezorg
1.5 Gebruikersoverleg Het C2000-netwerk biedt verschillende diensten, waarvan ‘spraak’ de meest prominente is. Het multidisciplinaire gebruikersoverleg adviseert over de benodigde beschikbaarheid van de diensten en de bijbehorende dienstverlening. De primaire focus is de geleverde kwaliteit en beschikbaarheid. Naast deze advisering levert het gebruikersoverleg op verzoek deelnemers voor diverse C2000 klank- en projectgroepen. Het overleg brengt gevraagd en ongevraagd advies uit aan het CIO(adviseurs)-overleg C2000, het ministerie van VenJ, vtsPN/MDC en de disciplines. In het gebruikersoverleg, dat is ingebed in de overlegstructuur van het CIO-beraad C2000, zijn minimaal vertegenwoordigd: • de aangewezen gebruikers: ambulance, brandweer, Defensie, politie; • vtsPN/MDC (operationeel beheerder, bijzondere gebruikers); • voorzitter en secretaris namens het CIO-beraad. De kolomvertegenwoordigers dragen zorg voor afstemming binnen de eigen discipline. Het overleg komt zo vaak bijeen als de leden dit nodig achten, echter minimaal steeds twee weken voordat het CIO-adviseursoverleg plaatsvindt. De voorzitter kan, mede op verzoek van de leden van het overleg, derden uitnodigen om aan de vergadering deel te nemen. 5
Landelijk Kader Fleetmap 2015 , commissie LKF, december 2014.
12
Handboek C2000 Ambulancezorg | hoofdstuk 1
Handboek C2000 Ambulancezorg | hoofdstuk 2
13
2.1 Correct gebruik
2.3 Etherdiscipline
Binnen de ambulancezorg is een aantal richtlijnen en basisregels afgesproken. Deze regels vormen de basis voor goed en verantwoord C2000-gebruik, onder alle omstandigheden. De regels zijn: • Beschouw C2000 als je basisgereedschap waarmee je in alle situaties uit de voeten moet kunnen. Dit vereist voortdurende (zelf)scholing en oefening, vergelijkbaar met het gebruik van een defibrillator, waarvan je ook de verschillende functies en instellingen moet weten; • Als de meldkamer een eenheid uitleent voor bijstand, is deze niet langer beschikbaar voor de eigen regio. Alle randapparatuur dient te worden overgeschakeld naar de opgegeven bijstandsgespreksgroep van de regio waaraan bijstand wordt verleend; • Wanneer een loodspost actief is, mogen eenheden nooit buiten die loodspost om naar een incident rijden; • Vermijd ‘professioneel ramptoerisme’ (meeluisteren). Het op eigen initiatief schakelen naar gespreksgroepen waaraan je niet bent toegewezen vraagt veel capaciteit van het C2000-netwerk. Blijf professioneel, luister niet mee. Handel uitsluitend conform het verbindingsschema; • Stel je verwachtingen bij: ook het C2000-netwerk heeft beperkingen in dekking en capaciteit. Zo is bijvoorbeeld binnenhuisdekking niet gegarandeerd; • Besef de noodzaak van goed ingestelde communicatieapparatuur, voor je eigen veiligheid en dat van anderen; • Houd je portofoon altijd bij je zoals je ook je sleutels of GSM altijd meeneemt. Laad je portofoon tijdig op. Koester je communicatiemiddelen. De noodknop kan levens redden, juist in onverwachte omstandigheden; • Het is de verantwoordelijkheid van de gebruiker zelf om over voldoende C2000-kennis en -vaardigheden te beschikken. Vraag naar opleiding en opleidingsmiddelen als jouw kennis onvoldoende is; • Zorg dat je het geldende landelijke C2000-verbindingsschema kent en paraat hebt; • Wanneer je in dienst komt schakel je portofoon, mobilofoon en – indien aanwezig – pager in; deze blijven aan tot einde dienst; • Zorg voor een uniforme programmering van de randapparatuur, op alle apparaten; • Waarschuwingstonen in randapparatuur mogen niet uitgezet zijn en gebruikers moeten deze tonen kunnen herkennen en interpreteren. Dit moet onderdeel zijn van scholing en toetsing; • Zorg dat inbouwvoorschriften (als onderdeel van het beveiligingsbeleid) bekend zijn en worden nageleefd; • Eindgebruikers dienen eventuele klachten over randapparatuur nauwkeurig te omschrijven; • C2000-beheerders dienen klachten van de eindgebruiker nauwkeurig uit te vragen.
Maak jezelf en anderen bewust van het feit dat de netwerkcapaciteit schaars is en dat je die capaciteit deelt met collega’s van verschillende disciplines die je niet kent, hoort of ziet. Wellicht is een andere discipline betrokken bij een (grote) inzet in jouw omgeving waarvan jij niet op de hoogte bent. Bedenk dat congestie kan optreden als iedereen vrijelijk gespreksruimte inneemt. Wees zuinig in C2000-gebruik. Het communiceren via C2000 is alleen toegestaan wanneer sprake is van relevante informatie die betrekking heeft op de werkzaamheden van dat moment. Bedenk steeds of datgene dat gecommuniceerd moet worden wel per se via C2000 moet gebeuren. Veel kan ook mondeling. Gebruik het netwerk zo min mogelijk.
2.2 Draagwijze portofoons Het C2000-netwerk kent een buitenhuisdekking van ruim 97% van het landoppervlak. Dit is gemeten met de portofoon op heuphoogte gedragen. De beste draagwijze is aan de riem, waarbij de antenne zo veel mogelijk rechtop staat. Deze draagwijze garandeert ook dat de portofoon steeds op de persoon gedragen wordt. Een portofoon die je los in een borstzak of broekzak draagt kan beschadigen (de antenne) en vallen als je bijvoorbeeld bukt. Het plat neerleggen van de portofoon op tafel of andere ondergrond vermindert het bereik aanzienlijk!
Bij het doorgeven van informatie via C2000 beperken zowel de MKA-centralist als bemanning zich tot functionele, zakelijke informatie. Bedenk vooraf wat je wilt zeggen en spreek kort en bondig. Maak altijd gebruik van de 6 7 radioprocedure en gebruik voor spelling het NATO-spelalfabet . Om belasting van het C2000-netwerk te beperken wordt uitsluitend naar andere gespreksgroepen geschakeld conform het verbindingsschema of na opdracht van de MKA.
2.4 Eén gespreksgroep per ambulance Het uitgangspunt is dat uitsluitend medewerkers die functioneel met elkaar samenwerken via C2000 met elkaar communiceren. In de dagelijkse situatie zijn dat de ambulancebemanning en de centralist MKA. Zodra meer eenheden functioneel gaan samenwerken (bij opschaling) worden de verschillende gespreksgroepen door de centralist gekoppeld (gepatched) op het radiobediensysteem8. Binnen de ambulancezorg geldt het uitgangspunt dat één gespreksgroep per eenheid wordt gebruikt, op alle randapparaten. Operationeel gebruik van meer dan één gespreksgroep per eenheid, in het bijzonder het gebruik van regio- of clustergespreksgroepen, kan ongemerkt tot grote verstoringen van het netwerk leiden, met effecten die tot ver buiten de eigen regio strekken. Dit is waargenomen bij alle recente grote incidenten (Hoek van Holland, Poldercrash, Koninginnedag Apeldoorn, treinongeval Amsterdam) evenals tijdens de abdicatie op 30 april 2013 te Amsterdam. Het landelijke verbeterproject C2000 was er sterk op gericht dergelijke netwerkverstoringen in de toekomst te voorkomen. Het gebruik van één gespreksgroep per ambulance-eenheid lost dit probleem volledig op.
6
De radioprocedure is een vastgesteld protocol met bindende voorschriften voor onder andere dienstuitdrukkingen die gebruikt moeten worden. De radioprocedure is onderdeel van het landelijke opleidingsmateriaal C2000 AZN.
7
Het NATO-spelalfabet dient om met zo min mogelijk fouten een gesproken boodschap te kunnen spellen, ook bijvoorbeeld bij een zeer slecht verstaanbare (radio)verbinding. Het NATO-spelalfabet is onderdeel van het landelijke opleidingsmateriaal C2000 AZN.
8
Zie bijlage A, Basis verbindingsschema’s Ambulancezorg.
14
Handboek C2000 Ambulancezorg | hoofdstuk 2
Handboek C2000 Ambulancezorg | hoofdstuk 2
15
Naast het voorkómen van netwerkverstoringen zijn er meer redenen om slechts één gespreksgroep per eenheid te gebruiken: • het zorgt voor landelijke uniformiteit in dagelijkse en opgeschaalde zorg; • verplicht gebruik van basisverbindingsschema’s in dagelijkse en opgeschaalde situaties leidt tot meer kennis en ervaring bij gebruikers; • regionale gespreksgroepen hebben geen operationele noodzaak; • het geeft de mogelijkheid van alarmering per eenheid via C2000; • het zorgt voor rust op de gespreksgroepen en in de ambulance voor patiënten en familie; • de regie op ‘wie-spreekt-met-wie-en-wanneer’ ligt hierdoor centraal bij de meldkamer.
Om storingen door interferentie te voorkomen is de onderstaande werkinstructie vastgesteld. Door deze werkinstructie te hanteren dragen medewerkers eraan bij dat de mobiele communicatie tussen zorgverlener en meldkamer zo veel mogelijk in stand blijft, zonder dat dit tot onaanvaardbare gezondheidsrisico’s leidt in de patiëntenzorg. De TXI functie wordt op een vrije positie in het randapparaat geprogrammeerd (menu of snelkeuze toets).
Portofoons in de ziekenhuizen Vóór het betreden van afdelingen in het ziekenhuis waar een verbod op het gebruik van GSM van kracht is, is het verplicht de portofoon in TXI-modus te zetten. Als je de afdeling hebt betreden zonder dat deze handeling is uitgevoerd, dien je dit alsnog direct te doen. In alle gevallen waarbij verstoring of beïnvloeding van medische apparatuur is waargenomen dien je een 10 MIP-melding te doen bij het hoofd van de betreffende ziekenhuisafdeling en bij de eigen leidinggevende. Bij het verlaten van het ziekenhuis dient de TXI-modus weer te worden uitgeschakeld. Wanneer TXI is ingeschakeld zullen randapparaten namelijk niet langer ‘roamen’ naar een volgend opstelpunt wanneer het randapparaat zich verplaatst. De hulpverlener is dan niet meer bereikbaar op de portofoon.
Wanneer de MKA direct aandacht wil van alle eenheden, kan worden gebruikgemaakt van de multi-selectfunctie op het radiobediensysteem. Na het verzenden van een attentiesignaal brengt de centralist de eenheden mondeling op de hoogte van de dringende informatie.
2.5 Alarmering Alarmering van eenheden vindt plaats via C2000 of P2000. Er bestaan ook combinaties, waarbij eenheden een pagerbericht ontvangen, aangevuld met een gelijktijdig spraakbericht op de portofoon. Ten slotte bestaat de mogelijkheid te alarmeren door een SDS-bericht op de portofoon, al dan niet in combinatie met P2000 en C2000.
Portofoons in de ambulance In principe is het niet noodzakelijk om maatregelen te treffen wanneer in de ambulance met portofoons gecommuniceerd wordt. Toch moet je ook in de ambulance alert zijn op beïnvloeding van de medische apparatuur. Er zijn situaties denkbaar waarbij de patiënt tijdens het vervoer risico’s loopt door verstoring van medische apparatuur (bijvoorbeeld een patiënt met een externe pacemaker). Wanneer beïnvloeding van medische apparatuur wordt waargenomen dien je de TXI-modus direct in te schakelen. In alle gevallen waarbij verstoring of beïnvloeding is waargenomen dient dat gemeld te worden bij de leidinggevende en moet een MIP-melding worden aangemaakt.
Beide systemen hebben hun voor- en nadelen. Bij alarmering door C2000 kan de ontvanger via spraak- of statusbericht direct terugkoppelen dat het bericht ontvangen is. Een voordeel is ook dat onbevoegde derden de alarmering via C2000 niet kunnen afluisteren. Wanneer via P2000 wordt gealarmeerd kunnen privacykwesties ontstaan doordat de berichten gemakkelijk ontvangen en meegelezen kunnen worden door (onbevoegde) derden. Voordeel van P2000 is wel dat de binnenhuisdekking beter is, waardoor er een grotere kans is dat het bericht ook binnenshuis ontvangen wordt. Het is aan de RAV om een afweging te maken tussen de verschillende mogelijkheden.
2.6 Elektromagnetische interferentie Elk elektrisch apparaat stoort in meer of mindere mate andere elektrische apparaten. Deze onderlinge 9 beïnvloeding wordt elektromagnetische interferentie genoemd. In een onderzoek door de universiteit Twente is gebleken dat C2000-randapparatuur medische apparatuur kan storen, zoals perfusoren, defibrillatoren en bewakingsmonitoren. C2000 biedt een functionaliteit met de naam ‘transmit inhibit’, kortweg TXI, die deze interferentie kan voorkomen. Een portofoon in TXI-modus zorgt ervoor dat randapparatuur wel berichten kan ontvangen, maar geen berichten kan verzenden. Elektromagnetische interferentie wordt daarmee tot een absoluut minimum beperkt.
9
EMC-problematiek in de ambulancezorg na invoering TETRA (C2000), Universiteit Twente, augustus 2000.
2.7 Noodoproep Als de bemanning persoonlijk in gevaar is en er met spoed assistentie gewenst is van de politie, kan er gebruikgemaakt worden van de noodknop. Wanneer de noodknop wordt geactiveerd11 gaat er op de meldkamer een luid alarm af. De microfoon van de portofoon gaat automatisch vijftien seconden open en alle communicatie, inclusief omgevingsgeluiden, wordt naar de meldkamer verzonden. Vaak kan communicatie de dreigende situatie laten escaleren. De afspraak is dan ook dat zowel het ambulanceteam als de centralist niet spreekt. In alle gevallen wordt onmiddellijk met spoed politie gestuurd naar de laatst bekende locatie van het ambulanceteam. Ondertussen luistert de centralist zo nauwkeurig mogelijk naar de automatisch verzonden geluiden om een beeld van de situatie te krijgen. Wanneer de situatie het naar inschatting van het ambulanceteam toelaat, geeft het ambulanceteam zo veel mogelijk relevante informatie door aan de centrale, waaronder minimaal: • locatie; • aard van de bedreiging (verbaal, fysiek, wapens).
10
Meldingen Incidenten Patiëntenzorg.
11
De noodknop dient minimaal 1,5 seconden te worden ingedrukt.
16
Handboek C2000 Ambulancezorg | hoofdstuk 2
Handboek C2000 Ambulancezorg | hoofdstuk 2
17
• Toets [1] Status vertrek: wordt gegeven op het moment dat het ambulanceteam compleet is en uitrukt naar het opgegeven adres (wielen in beweging). • Toets [2] Status aankomst: wordt gegeven op het moment waarop de ambulance arriveert op het opgegeven adres, zo dicht mogelijk bij de patiënt, waar de ambulance nog kan komen (wielen uit beweging). • Toets [3] Status vertrek patiënt: wordt gegeven wanneer de ambulance met een patiënt vertrekt naar de bestemming. • Toets [4] Status aankomst bestemming: wordt gegeven op het moment dat de ambulance met patiënt het bestemmingsadres bereikt. • Toets [5] Status vrijmelding: wordt gegeven wanneer het ambulanceteam gereed is om een nieuwe opdracht te ontvangen. • Toets [6] Status einde rit/op post: wordt gegeven wanneer de ambulance teruggekeerd is op de standplaats (voertuig wordt verlaten).
2.8.1
Private Call
De ambulancezorg gebruikt één gespreksgroep per eenheid, op alle randapparaten, zie ook paragraaf 2.4. Dat betekent automatisch dat alle communicatie gelijktijdig op al deze randapparaten wordt ontvangen. In sommige situaties is het echter onwenselijk dat anderen kunnen meeluisteren, bijvoorbeeld wanneer in het bijzijn van familie een huisarts ter plaatse wordt gevraagd wanneer een reanimatie gestaakt zal gaan worden. De status ‘private call’ maakt het mogelijk dat een een-op-een gesprek gevoerd wordt tussen de meldkamercentralist en het randapparaat dat de status private call heeft verzonden. Let op: een private call komt altijd binnen op de eigen meldkamer, ongeacht welke gespreksgroep geselecteerd is. Het voeren van een private call is zeer belastend voor de capaciteit van het C2000-netwerk. Daarom mag een private call alleen worden aangevraagd wanneer dit noodzakelijk is. De status ‘noodoproep’ dient altijd gereset te worden. Bij Sepura-portofoons moet dit resetten gebeuren op de meldkamer; bij Motorola-portofoons gebeurt dat op de meldkamer én op de portofoon. De persoon die de noodoproep heeft verzonden, bepaalt altijd of de noodsituatie beëindigd is. Het kan gebeuren dat je per ongeluk een noodoproep verzendt. Dit moet je dan meteen melden aan de meldkamer, zodat het lopende werk zo min mogelijk wordt verstoord en de politie-inzet kan worden geannuleerd.
In het geval van opschaling (twee of meer ambulances) is een private call niet toegestaan, aangezien gekoppelde eenheden de communicatie dan niet kunnen volgen. Indien regionaal in gebruik wordt de status private call geprogrammeerd onder toets [7].
2.8.2
Gespreksaanvraag
De noodknop is echt alleen voor situaties waar de veiligheid van hulpverleners in gevaar is. Wil je om een andere reden snel contact met de meldkamer, gebruik dan niet de noodknop maar een urgente gespreksaanvraag.
Voorafgaand aan elk spraakcontact tussen ambulance en meldkamer dient een status ‘gespreksaanvraag’ verzonden te worden. De gespreksaanvragen van alle eenheden komen op de MKA in een wachtrij. De centralist handelt deze op volgorde van binnenkomst af, of geeft een bepaalde aanvraag voorrang omdat bijvoorbeeld een situatierapport verwacht wordt. De status gespreksaanvraag wordt geprogrammeerd onder toets [8].
2.8 Statussen
2.8.3 Urgente gespreksaanvraag
Hulpverleners communiceren zo veel mogelijk via statusberichten. Dit is een belangrijk onderdeel van etherdiscipline en verantwoord gebruik van het C2000-netwerk. Statusberichten worden altijd verzonden, ook wanneer het netwerk overbelast is. Statusberichten belasten het netwerk minimaal.
Wanneer de ambulancebemanning het nodig vindt om met voorrang contact met de meldkamer te hebben (bijvoorbeeld bij het aanvragen van assistentie van een tweede ambulance) kan zij gebruikmaken van de status ‘urgente spraakaanvraag’. Met deze status wordt de wachtrij gepasseerd. De MKA-centralist behandelt de spraakaanvraag met voorrang en legt zo snel mogelijk contact met de betreffende ambulance-eenheid. De status urgente gespreksaanvraag wordt geprogrammeerd onder toets [9].
Er is een landelijke set statussen afgesproken, met een vaste programmeerpositie. Zie volgende lijst. Het ambulanceteam en de MKA zijn verantwoordelijk voor het op het juiste moment verzenden daarvan12.
12
Een aantal statussen kan ook geautomatiseerd worden verzonden, dit is een regionale keuze.
18
Handboek C2000 Ambulancezorg | hoofdstuk 2
Handboek C2000 Ambulancezorg | hoofdstuk 2
19
2.8.4
Alarm ontvangen
2.9.1
In een aantal regio’s wordt direct na alarmering door de eenheid een status ‘alarm ontvangen’ verzonden. Door het verzenden van deze status is voor de meldkamer visueel duidelijk dat de alarmering door alle leden van de eenheid ontvangen is en de hulpverlening wordt opgestart. Afhankelijk van regionale afspraken wordt de status alarm ontvangen gevolgd door een aanvraag spraakcontact, bijvoorbeeld wanneer het ambulanceteam in het voertuig heeft plaatsgenomen. De voorkeurs programmeerpositie van de status alarm ontvangen is toets [0].
2.9 ALA-BRUG gespreksgroep Ambulances die actief zijn buiten de eigen regio, communiceren met de meldkamer van de regio waar zij zich bevinden. Dat gebeurt via de inmeldgroep of bijstandsgroep van die betrokken regio. Wanneer een ambulance de status ‘vrij’ heeft buiten de eigen regio, dient deze bereikbaar te zijn in de hiervoor bestemde ‘ALA-BRUG’ gespreksgroep13, waarbij BRUG staat voor buitenregionale uitluistergroep. De volgende landelijke afspraken zijn van toepassing: • Een inzetbare ambulance (status ‘vrij’) kan worden ingezet door de regio waar deze ambulance zich bevindt. • De MKA benadert voor een A1-rit de ambulance direct via C2000 in de ALA-BRUG-gespreksgroep. In alle andere gevallen (A2, B) verloopt het contact via de MKA van de regio waartoe de ambulance behoort. • De procedures hebben uitsluitend betrekking op ambulancevoertuigen van de RAV (ambulances, zorgambulances, Micu’s en solo-eenheden). Huisartsenauto’s, voertuigen van de GHOR en MMT’s vallen buiten het bereik van de procedures. • De C2000-gespreksgroep ALA-BRUG wordt gebruikt als landelijke buitenregionale uitluistergroep.
Handelswijze vrije ambulances die buiten de eigen regio rijden
Een ambulance buiten de eigen regio, met de status ‘vrij’ schakelt de mobilofoon naar de buitenregionale uitluistergroep ALA-BRUG, de portofoons schakelen niet over maar blijven in de eigen gespreksgroep. Bij A1-opdracht: • De MKA-centralist van de incidentregio roept via ALA-BRUG de ambulance op en meldt tevens vanuit welke regio dit gebeurt. • Het ambulanceteam bevestigt dat de ambulance inderdaad inzetbaar is. • De MKA-centralist geeft de opdracht te schakelen naar een van de drie regionale bijstandsgespreksgroepen. Het ambulanceteam bevestigt dit en schakelt alle randapparaten naar deze bijstandsgespreksgroep. • In de bijstandsgespreksgroep wordt een aanvraag spraakcontact verzonden, waarna de MKA de ritdetails doorgeeft. • De MKA van de regio waar de ritopdracht wordt uitgevoerd geeft de noodzakelijke gegevens over de inzet telefonisch door aan de MKA van de eigen regio. Deze kan de rit vervolgens administratief verwerken. • Het verloop van de ritopdracht (aankomst, vertrek met patiënt, aankomst ziekenhuis etc.) geeft het ambulanceteam mobilofonisch door aan de MKA waarvan de ritopdracht ontvangen is. • De procedure eindigt als het incident is afgerond, bijvoorbeeld door het overdragen van een patiënt aan het ziekenhuis of door het afbreken van de rit door de MKA. De ambulance krijgt dan weer de status vrij en schakelt weer over naar de ALA-BRUG gespreksgroep. Let op: omdat de ALA-BRUG door iedere MKA in het land gebruikt wordt, mag nooit een status spraakaanvraag gegeven worden in deze gespreksgroep. Alleen uitluisteren en mondelinge communicatie op initiatief van een MKA is toegestaan. • Zodra een ambulance niet meer inzetbaar is, wordt de buitenregionale uitluistergroep verlaten. ALA-BRUG is alleen bedoeld voor direct inzetbare ambulances buiten de eigen regio. • Zodra de ambulance terugkeert in de eigen regio, wordt de buitenregionale uitluistergroep verlaten en wordt de mobilofoon weer naar de eigen gespreksgroep geschakeld.
2.10 Multidisciplinaire communicatie De voorwaarden voor totstandkoming van multidisciplinaire communicatie zijn onderdeel van het Landelijk 14 Kader Fleetmap (zie ook paragraaf 1.4). In de C2000-basisverbindingsschema’s Ambulancezorg is het uitgangspunt opgenomen dat alleen collega’s die functioneel met elkaar samenwerken met elkaar communiceren. Conform dat uitgangspunt is multidisciplinaire communicatie alleen op het niveau van command & control beschreven. Het gebruik van multidisciplinaire gespreksgroepen wordt in het LKF geregeld, en het gebruik dient regionaal multidisciplinair te worden afgestemd.
13
Deze afspraken staan beschreven in de notitie en convenant ‘Dynamisch ambulancemanagement 2.0’, AZN 2009.
20
Handboek C2000 Ambulancezorg 2 | hoofdstuk 2
14
Zie bijlage A.
Handboek C2000 Ambulancezorg | hoofdstuk 2
21
Defensie De medische eenheden van Defensie kunnen in tijd van rampen en crisis worden ingezet ter ondersteuning van de GHOR. Dit gebeurt conform de richtlijnen van ‘Intensivering Civiel-Militaire Samenwerking’ (ICMS)15 en in nauwe samenwerking met de GHOR. Het LKF is aangepast aan deze samenwerking. De regionale inmeld- en bijstandsgespreksgroepen Ambulancezorg maken onderdeel uit van de programmering van defensieapparatuur. Bij Defensie zijn de command & controlfunctionarissen (met een OOV-taak) voorzien van C2000-randapparatuur. Voor communicatie tussen command & control en eenheden gebruikt Defensie zowel C2000-randapparatuur als eigen communicatiemiddelen.
2.12 Direct Mode Operation Het kunnen communiceren in Direct Mode Operation (DMO) is een van de mogelijkheden van een TETRAnetwerk zoals C2000. Direct Mode maakt gebruik van een rechtstreekse gespreksweg tussen randapparaten, zonder tussenkomst of hulp van het landelijke netwerk. Direct Mode is bedoeld voor situaties waarin: • het netwerk niet voldoende dekkend is; • netwerkverkeer vanwege fysieke omstandigheden niet mogelijk is (congestie); • het netwerk door technische oorzaak niet beschikbaar is.
2.12.1 Nationaal De verdeling van DMO-frequenties is in het LKF vastgelegd. Voor object portofonie zijn zestien frequenties toegekend aan de brandweer, twee aan de politie, één aan de ambulancezorg en één aan Defensie. Alle Medische Defensie-eenheden zijn/worden herkenbaar aan:
29-13xx als roepnummer, in de fleetmap opgenomen met 72913xx als ISSI
2.11 MKA-gespreksgroep Sinds de uitrol van het LKF 2014 is een landelijke gespreksgroep beschikbaar, uitsluitend voor communicatie tussen MKA’s onderling. Deze gespreksgroep is genaamd ‘ALA-MKA’ en dient opgenomen te zijn in de programmering van iedere radiobedienpositie op de meldkamers ambulancezorg. Het volume van deze gespreksgroep is ingesteld op minimaal 70% van het beschikbare volume. Primair is de MKA-gespreksgroep bedoeld als fall back voor situaties waarin telefonisch contact tussen meldkamers niet mogelijk is. Daarnaast kan deze gespreksgroep gebruikt worden voor ‘het verzenden van dringende operationele informatie die voor meer dan drie meldkamers ambulancezorg relevant is en van directe invloed op de operatie.’ Denk hierbij aan ongeplande afsluitingen van grote doorgaande verbindingen (A1, A12, A50, A2, enz), het geven van een snelle voorwaarschuwing wanneer op basis van meldingen een (grote) bovenregionale inzet verwacht wordt of het langdurig niet inzetbaar zijn van een (heli)MMT. Daadwerkelijke bijstandsverzoeken zijn uitgesloten van communicatie via de ALA-MKA gespreksgroep. Deze verzoeken verlopen via de ‘module bijstand’ in het meldkamersysteem. Telefonie blijft vooralsnog het primaire communicatiemiddel voor communicatie tussen meldkamers onderling.
2.12.2 Internationaal Het frequentiegebied dat voor de Direct Mode beschikbaar is gesteld, is voor alle landen gelijkgesteld. Dat betekent dat alle landen dezelfde frequenties voor de eigen Direct Mode gebruiken. In totaal zijn er tien internationaal gecoördineerde DMO-kanalen. Deze kanalen (EURO 1 t/m EURO 10) zijn in Europees verband beschikbaar. Het kan voorkomen dat internationale eenheden in Nederland gebruikmaken van dezelfde frequenties als Nederlandse eenheden. In internationaal verband is afgesproken dat de internationale gebruikers vóór de nationale gebruikers gaan. In voorkomende incidentele gevallen zal naar een andere DMO-frequentie geschakeld moeten worden. Vanwege de zeer geringe kans dat deze situatie zich zal voordoen, is deze niet nader uitgewerkt in een procedure. Bij de inrichting van de template worden de Euro DMO-frequenties apart geprogrammeerd, naast de reguliere DMO-frequenties.
2.13 Inzet Mobiel Medisch Team (MMT) Let op: Onderstaande procedure wordt pas operationeel wanneer alle regio’s en de MMT’s over de juiste gespreksgroepen beschikken. Via het C2000 expertoverleg zal het GO-moment worden medegedeeld, naar verwachting zal dit medio juni 2015 zijn. Tot dat moment blijven de huidige procedures actief. In Nederland zijn momenteel vier mobiele medische teams (MMT) actief, die 24/7 primair per helikopter uitrukken. Wanneer de weersomstandigheden vliegen niet toelaten wordt per auto uitgerukt. De roepnamen zijn: • Amsterdam; Lifeliner 1 • Rotterdam; Lifeliner 2 • Nijmegen; Lifeliner 3 • Groningen; Lifeliner 4 Naast de vier helikopter teams zijn er nog drie uitsluitend grondgebonden MMT’s beschikbaar (Utrecht, Enschede, Maastricht). Ongeacht het vervoersmiddel waarmee wordt uitgerukt komt er functioneel een MMT ter plaatse. In de communicatie wordt daarom geen onderscheid gemaakt tussen een grondgebonden of heli MMT.
15
Catalogus Civiel-Militaire Samenwerking, ministerie van Defensie/ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, juli 2007.
22
Handboek C2000 Ambulancezorg | hoofdstuk 2
Handboek C2000 Ambulancezorg | hoofdstuk 2
23
Iedere meldkamer (niet regio!) heeft de beschikking over vijf MMT gespreksgroepen, Axx-MMT-01 t/m Axx-MMT-05. Lifeliner 1 meldt zich altijd in op Axx-MMT-01, Lifeliner 2 op Axx-MMT-02, enzovoort. Axx-MMT-05 is bestemd voor Duitse/Belgische MMT’s, de MMT’s die alleen grondgebonden actief zijn en SAR. In een incidenteel geval vindt er een gelijktijdige uitruk plaats per heli en per voertuig door dezelfde Lifeliner locatie. Wanneer deze inzetten in dezelfde regio plaatsvinden zal het voertuig schakelen naar MMT-05.
Alarmering De aanvragende regio neemt telefonisch contact op met de MKA van de gewenste Lifeliner regio. Indien deze Lifeliner beschikbaar is worden de incidentgegevens door middel van de module bijstand naar de betreffende Lifeliner MKA verzonden. (indien niet beschikbaar wordt de naastgelegen Lifeliner MKA gebeld) De Lifeliner MKA alarmeert het MMT per C2000 en/of P2000, waarbij in het alarmeringsbericht de volledige GMS info is weergegeven, aanvullend voorzien van de aanvragende MKA (i.v.m. dubbeling in plaatsnamen) en de verkortkiezencode van de gewenste gespreksgroep. Een kaartcoördinaat is niet nodig in het alarmeringsbericht.
Inzet Na alarmering neemt het MMT eerst contact op met de eigen Lifeliner MKA. Na bevestiging van de inzet volgt status 1, vertrek. Hierna volgt doorverwijzing naar de aanvragende MKA. Aansluitend meldt het MMT zich mondeling in bij de aanvragende MKA in de toegewezen regionale MMT gespreksgroep. (Let op: de aanvragende MKA dient de gewenste gespreksgroep eventueel uit de quick resource lijst te halen!) Het MMT geeft tijdens de inzet statussen in de gespreksgroep van de incidentregio (1 t/m 5). Na mondelinge vrijmelding in de incidentregio schakelt de heli de randapparatuur terug naar de gespreksgroep van de Lifeliner MKA en statust opnieuw status 5, vrij. De inzet wordt beëindigd met status 6, op post.
Landing op/bij ziekenhuizen (Ruim) voor de landing wordt telefonisch contact gezocht met de Heli Landing Officer (HLO) van het ontvangende ziekenhuis. De heli maakt zich duidelijk kenbaar als Lifeliner 1, 2, 3 of 4. De HLO schakelt zijn portofoon naar de betreffende regionale MMT gespreksgroep.
2.14 Inzet Lifeguards KNRM/KNBRD Zowel de KNRM als de KNBRD beschikken over ‘grondgebonden’ teams, die grofweg actief zijn van de duinrand landzijde tot ongeveer 1000 meter op het water. Deze teams worden Lifeguards genoemd. De Lifeguards van de KNRM zijn landelijk C2000 gelieerde van Defensie, de KNBRD Lifeguards zijn overwegend regionaal C2000 gelieerde van de Brandweer, in een enkel geval van de Regionale Ambulance Voorziening.
De Lifeguards worden per P2000 gealarmeerd door de meldkamer of kustwachtcentrum Er bestaan twee typen Lifeguards, zogenaamde ‘strandploegen’ die alleen in de zomermaanden actief zijn tijdens daglicht uren en de ‘alarmploegen’ die 24/7 beschikbaar zijn. De procedures zijn per ploeg verschillend.
Strandploegen • Aanvang en einde dienst wordt door de strandploeg bij de meldkamer gemeld. Regionale afspraken bepalen of dit via C2000 statusbericht en/of spraak gaat. • Na alarmering van de strandploeg meldt deze zich via C2000 (spraak) bij de meldkamer voor nadere informatie en afhankelijk van regionale afspraken zullen er ook statusberichten verstuurd worden bij daadwerkelijke inzet.
Alarmploegen • De opkomst van alarmploegen is vergelijk met die van de brandweer. De leden van de alarmploegen zullen na alarmering van huis of werk naar de uitruklocatie gaan. • Na alarmering van de alarmploeg meldt deze zich via C2000 (spraak) bij de meldkamer voor nadere informatie en afhankelijk van regionale afspraken zullen er ook statusberichten verstuurd worden bij daadwerkelijke inzet. • Bij einde inzet meldt de alarmploeg zich via C2000 (spraak) weer terug en uitrukgereed op de uitruklocatie bij de meldkamer. Afhankelijk van regionale afspraken zal dit gecombineerd worden met een statusbericht. Sxx-RMG-05 is altijd de inmeldgroep (zie LKF), na inmelden wordt (afhankelijk van regionale afspraken) doorverwezen naar een van de overige RMG gespreksgroepen om de inzet af te handelen16. Wanneer bij de inzet tevens reguliere ambulancezorg wordt ingezet is het een regionale keuze of de ambulance gespreksgroepen gepatched worden aan de toegewezen RMG gespreksgroep of dat de eenheden schakelen naar de toegewezen RMG gespreksgroep.
2.15 Grensoverschrijdende communicatie Het C2000 netwerk is – per mobilofoon – tot ongeveer 10 kilometer over de landsgrenzen beschikbaar. Het Belgische ‘Astrid’ netwerk en het Duitse ‘BDBOS’ netwerk zijn op hun beurt tot 10 kilometer binnen de Nederlandse landsgrens beschikbaar. Per januari 2015 is een technische oplossing beschikbaar die binnen deze 10 kilometerzone communicatie mogelijk maakt tussen Nederlandse en Duitse eenheden of Nederlandse en Belgische eenheden. Op dit moment wordt nog gewerkt aan communicatie procedures waarin de (inter) nationale afspraken beschreven zijn. Deze procedures zullen via de C2000 experts worden verspreid zodra deze beschikbaar zijn. Naar verwachting zal dit in het tweede kwartaal van 2015 zijn.
De Lifeguards kunnen door alle disciplines worden gealarmeerd en ingezet. Deze procedure beschrijft de communicatielijn voor de meldkamer ambulancezorg. Afhankelijk van regionale afspraken worden de randapparaten (issi) toegewezen aan Meldkamer Brandweer of Meldkamer Ambulancezorg, waardoor gespreksaanvragen in de RMG gespreksgroep primair bij de betreffende kolom terecht komen.
24
Handboek C2000 Ambulancezorg | hoofdstuk 2
16
De regionale situatie kan aanleiding zijn om regionaal een andere werkwijze te kiezen.
Handboek C2000 Ambulancezorg | hoofdstuk 2
25
3
Techniek en beheer
26
Handboek C2000 Ambulancezorg | hoofdstuk 2
Handboek C2000 Ambulancezorg | hoofdstuk 3
27
3.1 Randapparatuur
3.3 Beveiligingsbeleid C2000
Elk voertuig dat wordt ingezet voor ambulancezorg is minimaal voorzien van een mobilofoon, en een portofoon voor elk aanwezig teamlid. De gegarandeerde aanwezigheid hiervan is een voorwaarde voor het juist kunnen toepassen van de verbindingsschema’s. Regionaal wordt de keuze gemaakt of ook een P2000-pager aanwezig is. Het merk of type randapparaat mag de RAV vrij bepalen, mits het een door het Meldkamer Dienstencentrum (MDC, onderdeel van vtsPN) CTK-goedgekeurd apparaat betreft.
Het communicatienetwerk C2000 is een vitaal systeem en de beveiliging daarvan is een continu proces. De minister van Veiligheid en Justitie is eindverantwoordelijk; het tactische en operationele beheer ligt bij de vtsPN/MDC. Daarnaast hebben de aangewezen gebruikers van C2000 de verantwoordelijkheid om hun beveiliging op orde te brengen en te houden. 17 De minister van VenJ heeft een beveiligingsbeleid voor C2000 opgesteld. Doelen zijn onder meer dat het onmogelijk blijft voor niet-geautoriseerde gebruikers om C2000-communicatie af te luisteren en dat randapparatuur niet in handen komt van niet-geautoriseerde gebruikers. De inspectie Veiligheid en Justitie (IVenJ) houdt toezicht op de (regionale) naleving en uitvoering van het beveiligingsbeleid.
3.2 Accessoires Accessoires bepalen in grote mate het correct functioneren van de C2000-apparatuur. Maak daarom uitsluitend gebruik van CTK-gekeurde accessoires. Let verder op het volgende: • Zorg voor accu’s met voldoende gebruiksduur en vervang deze wanneer de gebruiksduur afneemt. Zorg ervoor dat elke dienst start met volledig geladen accu’s. • Heb voldoende aandacht voor het operationeel gebruik van accessoires zoals headsets, losse microfoons, helmsets en handsfreesets. Deze moeten niet alleen gekeurd zijn en passend bij het randapparaat, ook moeten de audiolevels in randapparatuur (variabele settings) zorgvuldig worden getuned. • De defaultwaarden in de randapparatuur zijn niet per definitie optimaal. Controleer dus altijd of de instellingen goed zijn.
3.4 Beheer, storing, vermissing, diefstal van randapparatuur • Het beheer van het C2000-netwerk is in handen van het Meldkamer Dienstencentrum (MDC). • Het beheer van de randapparatuur en de inrichting van het radiobediensysteem op de meldkamer worden uitgevoerd door regionaal beheerders. Het is de verantwoordelijkheid van de regio’s om een goede beheersorganisatie in te richten, waarbij vrij gekozen kan worden voor een beheersorganisatie binnen de eigen kolom, een multidisciplinaire beheersorganisatie of uitbesteed beheer. In alle gevallen dienen de beheerders zich voortdurend op de hoogte te stellen van C2000-ontwikkelingen. Ter ondersteuning hiervan organiseert het MDC landelijke beheerdersdagen. De beheerders zorgen ervoor dat in de randapparatuur steeds de laatste versie van het Landelijk Kader Fleetmap is geprogrammeerd. Binnen twaalf maanden na het vaststellen van een nieuwe versie is deze geprogrammeerd in alle randapparatuur. Wanneer niet in alle randapparaten een gelijke versie van het LKF is geprogrammeerd kan dit tot ernstige verstoring van de communicatie leiden.
3.4.1
Vermissing/diefstal
Conform het beveiligingsbeleid is iedere RAV verplicht een procedure vermissing/diefstal randapparatuur beschikbaar te hebben. Iedere gebruiker is verplicht een vermissing direct te melden conform deze regionale procedure. Zo kan het lokaal beheer ervoor zorgen dat de portofoon op afstand – tijdelijk of definitief – onbruikbaar gemaakt wordt.
3.4.2
Storing aan communicatieapparatuur
Iedere RAV dient een storingsprocedure voor C2000 randapparatuur beschikbaar te hebben. Storingen aan C2000-communicatieapparatuur dienen direct gemeld te worden conform deze procedure.
17
Beleidsregels Informatiebeveiligingsbeleid C2000, 23 maart 2012.
28
Handboek C2000 Ambulancezorg | hoofdstuk 3
Handboek C2000 Ambulancezorg | hoofdstuk 3
29
4
Fall back en uitwijk
30
Handboek C2000 Ambulancezorg | hoofdstuk 3
Handboek C2000 Ambulancezorg | hoofdstuk 4
31
Het C2000-netwerk en de meldkamersystemen kennen een grote mate van betrouwbaarheid. Toch kunnen zaken misgaan, zowel in de techniek als in de fysieke meldkameromgeving. Om deze storingen op te kunnen vangen dient een aantal fall back- en uitwijkvoorzieningen te zijn voorbereid.
4.1 Fall back Zowel in de regionale indeling van gespreksgroepen als in de techniek dienen fall back-voorzieningen te zijn getroffen. In normale omstandigheden heeft iedere ambulance zijn eigen gespreksgroep. Als vangnet moet (deel-)regionaal één gespreksgroep beschikbaar zijn waar alle eenheden heen kunnen schakelen. Deze fall backgespreksgroep(en) is (zijn) onafhankelijk van de meldkamersystemen via een mobilofoon of portofoon vanaf de meldkamer te benaderen. Onder reguliere omstandigheden kan ook GSM worden gebruikt als vangnetvoorziening om communicatie tussen eenheden en meldkamer in stand te houden. Onder speciale omstandigheden, bijvoorbeeld in tunnels of bij verstoring van het C2000-netwerk, kan de rand18 apparatuur op DMO overgeschakeld worden. Onderlinge communicatie kan dan wel plaatsvinden, er is echter geen communicatie met de MKA mogelijk. Als fall back voor alarmering kan worden gebruikgemaakt van C2000, P2000, communicator of GSM.
5 Scholing
Als fall back voor communicatie tussen MKA’s onderling is met de invoering van het LKF 2014 een extra gespreksgroep beschikbaar gekomen: ALA-MKA (zie ook paragraaf 2.11). Primair is deze MKA-gespreksgroep bedoeld als vangnetvoorziening voor situaties waarin telefonisch contact tussen meldkamers niet mogelijk is. Deze gespreksgroep dient opgenomen te zijn in de programmering van elke radiobedienpositie op de MKA. Omdat een fall back-situatie per definitie een regionale aangelegenheid is, kunnen in dit handboek geen uitgewerkte, pasklare oplossingen worden aangeboden.
4.2 Uitwijk Voor het geval een meldkamerlocatie verlaten moet worden (gepland of ongepland) is voor elke meldkamer een zogenaamde buddy-meldkamer aangewezen. Op deze buddy-meldkamer zijn niet altijd (of niet altijd direct) alle meldkamervoorzieningen uit de eigen regio beschikbaar. Om een snelle uitwijk van meldkamerlocatie mogelijk te maken, dienen uitwijkvoorzieningen te zijn getroffen voor de indeling van gespreksgroepen en de techniek. In normale omstandigheden heeft iedere ambulance zijn eigen gespreksgroep. In uitwijksituaties moet (deel-) regionaal één gespreksgroep beschikbaar zijn waar alle eenheden naartoe kunnen schakelen. Om de buddy-meldkamer snel te kunnen informeren over de (nood)situatie op de meldkamerlocatie die 19 verlaten moet worden is er een landelijke meldkamergespreksgroep beschikbaar: ALA-MKA . Deze MKAgespreksgroep dient altijd uitgeluisterd te worden op alle meldkamers ambulancezorg met een minimaal gespreksvolume van 70% van het beschikbare volume. Omdat een uitwijksituatie per definitie een regionale aangelegenheid is, kunnen in dit handboek geen uitgewerkte, pasklare oplossingen worden aangeboden. 18
Zie hoofdstuk 2.12, Direct Mode Operation.
19
Zie hoofdstuk 2.11, MKA-gespreksgroep.
32
Handboek C2000 Ambulancezorg | hoofdstuk 4
Handboek C2000 Ambulancezorg | hoofdstuk 5
33
Hoewel techniek en organisatie de basis vormen van een goed functionerende C2000-communicatie, is gebleken dat de gebruiker een allesbepalende rol speelt in het daadwerkelijk goed functioneren ervan. Dit geldt in het bijzonder in situaties waarin grootschalig en multidisciplinair wordt samengewerkt. Om de C2000-kennis van eindgebruikers op niveau te brengen en te houden wordt geschoold en getraind volgens het principe ‘vakbekwaam worden – vakbekwaam blijven’.
5.1 Vakbekwaam worden: initieel onderwijs Op verzoek van AZN heeft de Academie voor Ambulancezorg (AvA) C2000-onderwijs geïntegreerd in de initiële opleidingen van alle ambulancehulpverleners. Deze opleidingen maken gebruik van de opleidingsproducten die multidisciplinair ontwikkeld zijn in het verbeterproject Portogewoon. Het C2000-gebruik maakt onderdeel uit van alle deelvaardigheden die aangeleerd worden. Het initiële onderwijs vindt deels plaats op de AvA en deels in de vorm van ‘training-on-the-job’ in de regio waar de nieuwe collega uiteindelijk zelfstandig werkzaam zal zijn. Tijdens deze training-on-the-job zullen de praktische vaardigheden worden aangeleerd, toegespitst op de eigen regionale situatie (merk en type randapparaat, regionale procedures, enzovoort).
5.2 Vakbekwaam blijven: regionale na- en bijscholing AZN heeft gekozen voor een systeem van regionale bijscholingen waarin wordt voorzien door regionale kerninstructeurs C2000. Deze kerninstructeurs, met een onderscheid in rijdienst- en centralistinstructeurs, hebben in 2013 een train-de-trainersopleiding gevolgd bij de AvA. De opleiding maakte gebruik van de opleidingsproducten die multidisciplinair zijn ontwikkeld tijdens het verbeterproject Portogewoon. Na afloop kregen de kerninstructeurs de beschikking over alle beschikbare opleidingsmaterialen. Daarnaast ontvingen zij een certificaat van deelname.
6
5.3 Meerjarenbeleidsplan
Opgeschaalde ambulancezorg/ GHOR
De vorm en frequentie van regionale bijscholingen zijn regionale verantwoordelijkheden. Naast regionaal theoretisch onderwijs dient het praktisch oefenen met C2000 onderdeel te zijn van alle trainingen en (multidisciplinaire) oefeningen.
5.3 Toetsing Binnen de ambulancezorg worden de hulpverleners regelmatig getoetst via een landelijk assessment ambulancezorg op de AvA, of regionale varianten daarvan. Naast toetsing van medische competenties dienen ook C2000-kennis en -vaardigheden onderdeel te zijn van het assessment.
34
Handboek C2000 Ambulancezorg | hoofdstuk 5
Handboek C2000 Ambulancezorg | hoofdstuk 6
35
6.1 Opgeschaalde ambulancezorg onder alle omstandigheden De overheid stelt de RAV, net als alle zorginstellingen, verantwoordelijk voor het verlenen van ‘verantwoorde zorg’ onder alle omstandigheden. Dus ook onder rampen- en crisisomstandigheden. ‘Verantwoorde zorg onder alle omstandigheden’ impliceert dat, indien daarvoor op instellingsniveau bijzondere aansturing, coördinatie of organisatie nodig is, dit behoort tot de verantwoordelijkheid van de instelling, in dit geval de RAV. De MKA zorgt tijdens calamiteiten voor planning en coördinatie van de gewenste ambulancehulpverlening, voor het opschalen van de GHOR en - bij onvoldoende eigen capaciteit - voor het organiseren van bijstand. Tijdens een calamiteit worden alle geplande zorgaanvragen in de wacht gezet en vindt naast de opschaling van de ambulancehulpverlening ook opschaling van de meldkamer plaats.
6.2 GHOR 20
Vanaf GRIP 1 coördineert de veiligheidsregio de hulpverlening, onder verantwoordelijkheid van de burgemeester of voorzitter van de veiligheidsregio. De GHOR is dan conform de Wet veiligheidsregio’s belast met de coördinatie, aansturing en regie van de geneeskundige hulpverlening.
7
Verbindingsschema’s ambulancezorg
Bij GRIP valt de ambulancezorg als onderdeel van de geneeskundige hulpverlening onder regie van de GHOR en onder eindverantwoordelijkheid van de burgemeester. De regie heeft betrekking op organisatorisch-logistieke aspecten van de zorg. Interne en zorginhoudelijke processen blijven de verantwoordelijkheid van de RAV. Binnen de GHOR-structuur wordt onderscheid gemaakt tussen twee processen: acute gezondheidszorg en publieke gezondheidszorg. Beide processen vallen onder aansturing van een leidinggevende binnen de GHOR-structuur: het Hoofd Acute Gezondheid en het Hoofd Publieke Gezondheid. De RAV levert een belangrijke inhoudelijke bijdrage aan het proces acute gezondheidszorg en levert voor dat proces doorgaans coördinerende GHOR-functies (zoals de OvDG, CGV, HGN en LPF). 21 Conform het Besluit personeel veiligheidsregio’s betreffen dit GHOR-functies . Deze coördinerende GHOR-functionarissen worden sleutelfunctionarissen genoemd.
20
Gecoördineerde Regionale Incidentbestrijdings Procedure.
21
Besluit personeel veiligheidsregio’s, 2010, waarbij in aanmerking moet worden genomen dat functiebenamingen in het besluit nog niet zijn aangepast aan het Regionaal Crisisplan.
36
Handboek C2000 Ambulancezorg | hoofdstuk 6
Handboek C2000 Ambulancezorg | hoofdstuk 7
37
Het opstellen van landelijke uniforme C2000-verbindingsschema’s voor de ambulancezorg was de primaire opdracht aan de werkgroep verbindingsschema’s. Op basis van een uitgebreide analyse en bespreking van diverse bestaande schema’s uit veel verschillende regio’s heeft de werkgroep in 2009 een landelijk basisverbindingsschema ontwikkeld dat in 2010 is vastgesteld door AZN en GHOR Nederland. De netwerkbeheerder heeft het verbindingsschema op verzoek van AZN beoordeeld op het technisch juist toepassen van de techniek van C2000. Het oordeel was positief, zie ook de Verklaring van technisch acceptabel netwerkgebruik, die is opgenomen als figuur 1 (hiernaast). Met de invoering van het Landelijk Protocol Ambulancezorg 8.0 (LPA8) is een aantal wijzigingen aangebracht in de verbindingsschema’s. De belangrijkste wijziging is dat er (vanaf schema 5) een onderscheid is aangebracht tussen een eenheid die in afwachting van de OvDG de ‘command & control’ verzorgt en een eenheid die de triage verzorgt.
(figuur 1)
De basis-verbindingsschema’s zijn opgenomen als bijlage A.
7.1 Beheer en borging van de verbindingsschema’s De verbindingsschema’s – inclusief toelichting – worden beheerd door AZN. Jaarlijks worden ze waar nodig geactualiseerd. De RAV, als aangewezen gebruiker, ziet erop toe dat de verbindingsschema’s worden ingevoerd en nageleefd. GHOR Nederland dient de verbindingsschema’s actueel te houden in de kennispublicaties, de planvorming en op te nemen in de opleidingen van sleutelfunctionarissen, zoals ACGZ, OvDG, CGV, HGN en andere opleidingen. Daarnaast dient het operationele gebruik van de verbindingsschema’s onderdeel te zijn van (grootschalige) oefeningen.
38
Handboek C2000 Ambulancezorg | hoofdstuk 7
Handboek C2000 Ambulancezorg | hoofdstuk 7
39
Bronnen
(vervolg figuur 1)
Adviesdocument C2000 en Spoedeisende Medische Hulpverlening 2.0, AZN, 2012 Beleidsregels Informatiebeveiligingsbeleid C2000, ministerie van Veiligheid en Justitie, 2012 Beleidsregels Toelating en gebruik C2000 door derden, ministerie van Veiligheid en Justitie, december 2009 Besluit personeel veiligheidsregio’s, ministerie van Veiligheid en Justitie 2010 Catalogus Civiel-Militaire Samenwerking, ministerie van Defensie/Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, 2007 Eindevaluatie 2014, Verbeterproject C2000 Ambulancezorg ‘ Projectresultaten per regio’, AZN 2014 Eindrapportage expertgroep C2000, ministerie van Binnenlandse zaken en Koninkrijksrelaties, 2009 EMC-problematiek in de ambulancezorg na invoering TETRA (C2000), Universiteit Twente, 2000 Landelijk Kader Fleetmap versie 2015, ministerie van Veiligheid en Justitie, 2014 Landelijk Protocol Ambulancezorg 8.0.8, AZN 2014 Notitie ‘Dynamisch ambulancemanagement 2.0 ’, AZN 2009 Protocol communicatie C2000 Haaglanden, RAV Haaglanden, 2013 Tussenevaluatie C2000 en Spoedeisende Medische Hulpverlening, Adviezen ter verbetering, AZN, 2011 Tussenevaluatie C2000 en Spoedeisende Medische Hulpverlening, Stand van zaken in de regio’s, AZN 2012 Verantwoorde ambulancezorg bij rampen en crisis, AZN, 2013
40
Handboek C2000 Ambulancezorg | hoofdstuk 7
Handboek C2000 Ambulancezorg | bronnen
41
Lijst met gebruikte afkortingen ACGZ AZN
Algemeen Commandant Geneeskundige Zorg Ambulancezorg Nederland
CGV CIO CTK
Coördinator Gewondenvervoer Chief Information Officer Certificaat Technische Keuring
DMO
Direct Mode Operation
GHOR GMS GRIP
Geneeskundige Hulpverleningsorganisatie in de Regio Geïntegreerd Meldkamersysteem Gecoördineerde Regionale Incidentbestrijding Procedure
HGN
Hoofd Gewondennest
ICMS IVenJ
Intensivering Civiel Militaire Samenwerking Inspectie Veiligheid en Justitie
LKF LPF
Landelijk Kader Fleetmap Loodspostfunctionaris
MDC MIP MKA
Meldkamer Dienstencentrum Melding Incidenten Patiëntenzorg Meldkamer Ambulancezorg
OOV OvDG
Openbare Orde en Veiligheid Officier van Dienst Geneeskundig
TETRA TXI
Terrestrial Trunked Radio Transmit Inhibit
vtsPN VenJ
vereniging tot samenwerking Politie Nederland (ministerie van) Veiligheid en Justitie
42
Handboek C2000 Ambulancezorg | lijst met gebruikte afkortingen
A
Bijlage A: Basis verbindingsschema’s ambulancezorg 2015
Handboek C2000 Ambulancezorg | bijlage A
43
1.
Regulier proces
1. Verbindingsschema C2000
Regulier proces
Doel: Beschrijving van de communicatielijn die gevolgd wordt bij reguliere “enkelvoudige” hulpverlening bij één incident tussen de meldkamer en de ingezette eigen eenheid. Toelichting: Bij deze eenvoudige hulpverlening is de eigen gespreksgroep de gespreksgroep van de ingezette eenheid.
De MKA heeft de beschikking over alle gespreksgroepen en is in de schema’s niet gekoppeld.
Eigen gespreksgroep
Ambulance
Legenda
C2000 gespreksgroep C2000 gespreksgroep, aan deze gespreksgroep wordt gekoppeld C2000 gespreksgroep, naar deze gespreksgroep wordt geschakeld C2000 gespreksgroep, mulitdisciplinair Verschillende eenheden Zodra blauwe eenheden in het schema staan mogen deze spreken, overige eenheden luisteren uit Verschillende functionarissen Verbindingslijn, eenheid zit in deze gespreksgroep Verbindingslijn, meldkamer KOPPELT de eenheid in deze gespreksgroep Verbindingslijn, eenheid SCHAKELT naar deze gespreksgroep Verbindingslijn, gespreksgroep voor multidisciplinair overleg (Copi) Verbindingslijn, afhankelijk van regionaal protocol. (eenheid schakelt naar deze gespreksgroep)
44
Handboek C2000 Ambulancezorg | bijlage A
Handboek C2000 Ambulancezorg | bijlage A
45
2.
Inzet van twee eenheden
2. Verbindingsschema C2000
Inzet van twee eenheden
Doel: Beschrijving van de communicatielijn die gevolgd wordt bij reguliere “meervoudige” hulpverlening bij één incident tussen de meldkamer en de ingezette eigen eenheden. Toelichting: 1 Door de centralist worden de beide reguliere gespreksgroepen gekoppeld aan één van de incidentgroepen. Ingezette eenheden kunnen onderling overleggen en gesprekken worden gelogd.
De MKA heeft de beschikking over alle gespreksgroepen en is in de schema’s niet gekoppeld.
Eigen gespreksgroep
Ambulance
Eigen gespreksgroep
Ambulance
1e Incidentgroep x
Legenda
C2000 gespreksgroep C2000 gespreksgroep, aan deze gespreksgroep wordt gekoppeld C2000 gespreksgroep, naar deze gespreksgroep wordt geschakeld C2000 gespreksgroep, mulitdisciplinair Verschillende eenheden Zodra blauwe eenheden in het schema staan mogen deze spreken, overige eenheden luisteren uit Verschillende functionarissen Verbindingslijn, eenheid zit in deze gespreksgroep Verbindingslijn, meldkamer KOPPELT de eenheid in deze gespreksgroep Verbindingslijn, eenheid SCHAKELT naar deze gespreksgroep Verbindingslijn, gespreksgroep voor multidisciplinair overleg (Copi)
1
Indien een regio op regionaal niveau gekozen heeft voor het laten schakelen van de eigen eenheden dienen de schema’s hierop aangepast
Verbindingslijn, afhankelijk van regionaal protocol. (eenheid schakelt naar deze gespreksgroep)
te worden.
46
Handboek C2000 Ambulancezorg | bijlage A
Handboek C2000 Ambulancezorg | bijlage A
47
3. Inzet van twee eenheden waarvan 1 bijstands eenheid
3. Verbindingsschema C2000
Inzet van twee eenheden waarvan 1 bijstands eenheid
Doel: Beschrijving van de communicatielijn die gevolgd wordt bij reguliere “meervoudige” hulpverlening bij één incident tussen de meldkamer en de ingezette eigen eenheid en een bijstandseenheid van een andere regio.
Toelichting: 2 Door de centralist worden de eigen gespreksgroep en de bijstandsgroep gekoppeld aan een van de incidentgroepen. Ingezette eenheden kunnen onderling overleggen en gesprekken worden gelogd. De eenheid die bijstand komt verlenen schakelt zelf naar de aangewezen bijstandsgroep.
De MKA heeft de beschikking over alle gespreksgroepen en is in de schema’s niet gekoppeld.
1e Bijstandsgroep x
Bijstands Ambulance
Eigen gespreksgroep
Ambulance
1e Incidentgroep x
Legenda
C2000 gespreksgroep C2000 gespreksgroep, aan deze gespreksgroep wordt gekoppeld C2000 gespreksgroep, naar deze gespreksgroep wordt geschakeld C2000 gespreksgroep, mulitdisciplinair Verschillende eenheden Zodra blauwe eenheden in het schema staan mogen deze spreken, overige eenheden luisteren uit Verschillende functionarissen Verbindingslijn, eenheid zit in deze gespreksgroep Verbindingslijn, meldkamer KOPPELT de eenheid in deze gespreksgroep Verbindingslijn, eenheid SCHAKELT naar deze gespreksgroep
2
Indien een regio op regionaal niveau gekozen heeft voor het laten schakelen van de eigen eenheden dienen de schema’s hierop aangepast
Verbindingslijn, gespreksgroep voor multidisciplinair overleg (Copi)
te worden.
Verbindingslijn, afhankelijk van regionaal protocol. (eenheid schakelt naar deze gespreksgroep)
48
Handboek C2000 Ambulancezorg | bijlage A
Handboek C2000 Ambulancezorg | bijlage A
49
4.
Inzet MMT/OVDG
4. Verbindingsschema C2000
Inzet MMT/OvDG
Doel: Beschrijving van de communicatielijn die gevolgd wordt bij reguliere “meervoudige” hulpverlening bij één incident tussen de meldkamer en de ingezette eenheden, MMT, OvDG en onderling. Toelichting: Door de centralist worden de gespreksgroepen van ingezette eenheden, de regionale MMT gespreksgroep(en) 3 en de OvDG gespreksgroep gekoppeld aan een van de incidentgroepen. Ingezette eenheden kunnen onderling overleggen en gesprekken worden gelogd. De OvDG schakelt de tweede portofoon naar de regionaal afgestemde RMG gespreksgroep voor multidisciplinaire communicatie met de OvDB, OvDP en Leider Copi.
De MKA heeft de beschikking over alle gespreksgroepen en is in de schema’s niet gekoppeld.
1e Bijstandsgroep x
Bijstands Ambulance
Eigen gespreksgroep
Ambulance
Eigen gespreksgroep
Ambulance
1e Incidentgroep x
Eigen regionale MMT groep
Eigen gespreksgroep
MMT
OvDG
Sxx-RMG-xx
Legenda
3
Indien een regio op regionaal niveau gekozen heeft voor het laten schakelen van de eigen eenheden dienen de schema’s hierop aangepast te worden.
50
Handboek C2000 Ambulancezorg | bijlage A
C2000 gespreksgroep
Verschillende functionarissen
C2000 gespreksgroep, aan deze gespreksgroep wordt gekoppeld
Verbindingslijn, eenheid zit in deze gespreksgroep
C2000 gespreksgroep, naar deze gespreksgroep wordt geschakeld
Verbindingslijn, meldkamer KOPPELT de eenheid in deze gespreksgroep
C2000 gespreksgroep, mulitdisciplinair
Verbindingslijn, eenheid SCHAKELT naar deze gespreksgroep
Verschillende eenheden
Verbindingslijn, gespreksgroep voor multidisciplinair overleg (Copi)
Zodra blauwe eenheden in het schema staan mogen deze spreken, overige eenheden luisteren uit
Verbindingslijn, afhankelijk van regionaal protocol. (eenheid schakelt naar deze gespreksgroep)
Handboek C2000 Ambulancezorg | bijlage A
51
5.
Inzet met meerdere eenheden
5. Verbindingsschema C2000
Inzet met meerdere eenheden
Doel: Beschrijving van de communicatielijn die gevolgd wordt bij reguliere “meervoudige” hulpverlening bij één incident tussen de meldkamer en meerdere ingezette eenheden, MMT en OvDG. Toelichting: Door de centralist worden de gespreksgroepen van alle ingezette eenheden, de regionale MMT 4 gespreksgroep(en) en de OvDG gespreksgroep gekoppeld aan een van de incidentgroepen.
Eigen gespreksgroep 2 portofoons
2e Incidentgroep x
De 1e ambulance neemt direct na aankomst de ‘command & control’ rol op zich in afwachting van de OvDG. 5 Deze 1e ambulance is op gelijke wijze aan de incidentgroep gekoppeld als de overige eenheden .
Triage Ambulance
Mobilofoon
De 1e ambulance wijst zo snel mogelijk een triage eenheid aan. Deze triage eenheid vraagt ontkoppeling aan uit de incidentgroep en ontvangt van de MKA de juiste snelkeuze van de in gebruik zijnde incidentgroep. De eenheid schakelt daarna zelf zijn mobilofoon in deze incidentgroep. De portofoons blijven in de eigen gespreksgroep voor ongestoorde triage communicatie. De meldkamer koppelt hieraan een 2e incidentgroep waardoor de communicatie over de triage in het veld gelogd word.
Command/ 1e Ambulance
Eigen gespreksgroep
Ambulance Ambulance Ambulance Ambulance
Eigen gespreksgroep
Wanneer de triage eenheid een eenheid is uit een andere regio dan schakelt deze eenheid de mobilofoon naar de bijstandsgroep en de portofoons blijven in de eigen gespreksgroep. De regio waartoe deze eenheid behoort koppelt dan een incidentgroep voor het loggen van de onderlinge communicatie.
1e Bijstandsgroep x
Gezien de grote hoeveelheid ingezette eenheden is communicatie alleen fysiek toegestaan, uitgezonderd situaties rondom veiligheid. De blauw gekleurde eenheden hebben toestemming om met elkaar en met de MKA te communiceren. De OvDG schakelt de tweede portofoon naar de regionaal afgestemde RMG gespreksgroep voor multidisciplinaire communicatie met de OvDB, OvDP en Leider Copi.
Bijstands Ambulance Ambulance
1e Incidentgroep x
Eigen regionale MMT groep
MMT
Eigen gespreksgroep
OvDG
NB: Vanaf dit schema LUISTEREN EENHEDEN UIT !! COMMUNICATIE ALLEEN FYSIEK De MKA heeft de beschikking over alle gespreksgroepen en is in de schema’s niet gekoppeld.
Sxx-RMG-xx
Legenda
4
Indien een regio op regionaal niveau gekozen heeft voor het laten schakelen van de eigen eenheden dienen de schema’s hierop aangepast
C2000 gespreksgroep
Verschillende functionarissen
C2000 gespreksgroep, aan deze gespreksgroep wordt gekoppeld
Verbindingslijn, eenheid zit in deze gespreksgroep
C2000 gespreksgroep, naar deze gespreksgroep wordt geschakeld
Verbindingslijn, meldkamer KOPPELT de eenheid in deze gespreksgroep
C2000 gespreksgroep, mulitdisciplinair
Verbindingslijn, eenheid SCHAKELT naar deze gespreksgroep
Verschillende eenheden
Verbindingslijn, gespreksgroep voor multidisciplinair overleg (Copi)
Zodra blauwe eenheden in het schema staan mogen deze spreken, overige eenheden luisteren uit
Verbindingslijn, afhankelijk van regionaal protocol. (eenheid schakelt naar deze gespreksgroep)
te worden. 5
Indien in de regionale werkwijze ‘1e ambulance’ opgenomen, kan met een randapparaat worden geschakeld naar de door de triage ambulance gebruikte incidentgroep.
52
Handboek C2000 Ambulancezorg | bijlage A
Handboek C2000 Ambulancezorg | bijlage A
53
6.
Groot incident met meerdere eenheden en GNK-c uit de eigen regio
Groot incident met meerdere eenheden en GNK-c uit de eigen regio
6. Verbindingsschema C2000
Doel: Beschrijving van de communicatielijn die gevolgd wordt bij “meervoudige” hulpverlening bij één incident tussen de meldkamer en meerdere ingezette eenheden, MMT, OvDG en GNK-c.
Eigen gespreksgroep 2 portofoons
2e Incidentgroep x
Toelichting: Door de centralist worden de gespreksgroepen van alle ingezette eenheden, de regionale MMT gespreksgroep(en) en de OvDG gespreksgroep gekoppeld6 aan een van de incidentgroepen. Ook de regionale GNK-c gespreksgroep wordt gekoppeld aan de incidentgroep.
Triage Ambulance
Mobilofoon
Eigen gespreksgroep
Command/ 1e Ambulance
De 1e ambulance neemt direct na aankomst de ‘command & control’ rol op zich in afwachting van de OvDG. 7 Deze 1e ambulance is op gelijke wijze aan de incidentgroep gekoppeld als de overige eenheden . De 1e ambulance wijst zo snel mogelijk een triage eenheid aan. Deze triage eenheid vraagt ontkoppeling aan uit de incidentgroep en ontvangt van de MKA de juiste snelkeuze van de in gebruik zijnde incidentgroep. De eenheid schakelt daarna zelf zijn mobilofoon in deze incidentgroep. De portofoons blijven in de eigen gespreksgroep voor ongestoorde triage communicatie. De meldkamer koppelt hieraan een 2e incidentgroep waardoor de communicatie over de triage in het veld gelogd word.
Ambulance Ambulance Ambulance Ambulance
Eigen gespreksgroep 1e Bijstandsgroep x
Bijstands Ambulance Ambulance
1e Incidentgroep x
Wanneer de triage eenheid een eenheid is uit een andere regio dan schakelt deze eenheid de mobilofoon naar de bijstandsgroep en de portofoons blijven in de eigen gespreksgroep. De regio waartoe deze eenheid behoort koppelt dan een incidentgroep voor het loggen van de onderlinge communicatie.
Eigen gespreksgroep
Gezien de grote hoeveelheid ingezette eenheden is communicatie alleen fysiek toegestaan, uitgezonderd situaties rondom veiligheid. De blauw gekleurde eenheden hebben toestemming om met elkaar en met de MKA te communiceren. De OvDG schakelt de tweede portofoon naar de regionaal afgestemde RMG gespreksgroep voor multidisciplinaire communicatie met de OvDB, OvDP en Leider Copi.
Eigen regionale MMT Groep
MMT
Eigen gespreksgroep
OvDG
Sigma team
Ambu team
Sxx-RMG-xx
HGN
Legenda
6
Indien een regio op regionaal niveau gekozen heeft voor het laten schakelen van de eigen eenheden dienen de schema’s hierop aangepast te worden.
7
C2000 gespreksgroep
Verschillende functionarissen
C2000 gespreksgroep, aan deze gespreksgroep wordt gekoppeld
Verbindingslijn, eenheid zit in deze gespreksgroep
C2000 gespreksgroep, naar deze gespreksgroep wordt geschakeld
Verbindingslijn, meldkamer KOPPELT de eenheid in deze gespreksgroep
C2000 gespreksgroep, mulitdisciplinair
Verbindingslijn, eenheid SCHAKELT naar deze gespreksgroep
Verschillende eenheden
Verbindingslijn, gespreksgroep voor multidisciplinair overleg (Copi)
Zodra blauwe eenheden in het schema staan mogen deze spreken, overige eenheden luisteren uit
Verbindingslijn, afhankelijk van regionaal protocol. (eenheid schakelt naar deze gespreksgroep)
Indien in de regionale werkwijze ‘1e ambulance’ opgenomen, kan met een randapparaat worden geschakeld naar de door de triage ambulance gebruikte incidentgroep.
54
Handboek C2000 Ambulancezorg | bijlage A
Handboek C2000 Ambulancezorg | bijlage A
55
7.
Groot incident met meerdere eenheden en GNK-c uit eigen regio + bijstands GNK-c
Groot incident met meerdere eenheden en GNK-c uit de eigen regio + bijstand GNK-c
7. Verbindingsschema C2000
Doel: Beschrijving van de communicatielijn die gevolgd wordt bij “meervoudige” hulpverlening bij één incident met eigen capaciteit en capaciteit van buiten de regio tussen de meldkamer en meerdere ingezette eenheden, MMT’s, OvDG-en en GNK-c’s. Daarbij gebruikmakend van bijstandscapaciteit met loodspostfunctionaris (LPF) en coördinator gewondenvervoer (CGV).
Eigen gespreksgroep 2 portofoons
2e Incidentgroep x
Toelichting: Door de centralist worden de gespreksgroepen van alle ingezette eenheden, de regionale MMT gespreks8 groep(en) en de OvDG gespreksgroep gekoppeld aan een van de incidentgroepen. Ook de regionale gespreksgroep van de GNK-c, het hoofdgewondennest en coördinator gewondenvervoer worden gekoppeld in de incidentgroep.
Triage Ambulance
Mobilofoon Eigen gespreksgroep
Command/ 1e Ambulance
De 1e ambulance neemt direct na aankomst de ‘command & control’ rol op zich in afwachting van de OvDG. Deze 1e ambulance is op gelijke wijze aan de incidentgroep gekoppeld als de overige eenheden9.
1e Bijstandsgroep x
Eigen gespreksgroep
De 1e ambulance wijst zo snel mogelijk een triage eenheid aan. Deze triage eenheid vraagt ontkoppeling aan uit de incidentgroep en ontvangt van de MKA de juiste snelkeuze van de in gebruik zijnde incidentgroep. De eenheid schakelt daarna zelf zijn mobilofoon in deze incidentgroep. De portofoons blijven in de eigen gespreksgroep voor ongestoorde triage communicatie. De meldkamer koppelt hieraan een 2e incidentgroep waardoor de communicatie over de triage in het veld gelogd word.
MMT
Wanneer de triage eenheid een eenheid is uit een andere regio dan schakelt deze eenheid de mobilofoon naar de bijstandsgroep en de portofoons blijven in de eigen gespreksgroep. De regio waartoe deze eenheid behoort koppelt dan een incidentgroep voor het loggen van de onderlinge communicatie.
Sigma team
Ambulance Ambulance Ambulance Ambulance
Bijstands Ambulance Ambulance
1e Incidentgroep x
De OvDG (1) die het incident is begonnen, blijft in het Copi en heeft met de toegevoegde OvDG (2) en (3) in een 2e bijstandsgroep contact. De gespreksgroep van de extra OvDG (2) wordt gekoppeld aan de 1e incidentgroep. De OvDG die met de bijstands GNK-c meekomt schakelt zijn portofoon naar de 2e bijstandsgroep en heeft contact met de overige OvDG’en. De bijstands GNK-c gebruikt de eigen regionale gespreksgroep voor onderlinge communicatie.
Eigen regionale MMT groep
Ambu team
CGV
3e Bijstandsgroep x
Eigen gespreksgroep
LPF
Eigen gespreksgroep
HGN (vervolg zie pagina 58)
8
Indien een regio op regionaal niveau gekozen heeft voor het laten schakelen van de eigen eenheden dienen de schema’s hierop aangepast te worden.
9
Indien in de regionale werkwijze ‘1e ambulance’ opgenomen, kan met een randapparaat worden geschakeld naar de door de triage ambulance gebruikte incidentgroep.
BIJSTANDSREGIO
OvDG
OvDG
3
2e Bijstandsgroep x
2
OvDG
1
Sigma team
Ambu team
Eigen regionale gespreksgroep
ACGZ
Sxx-RMG-xx
HGN
56
Handboek C2000 Ambulancezorg | bijlage A
Handboek C2000 Ambulancezorg | bijlage A
57
Coördinator Gewonden Vervoer (CGV) De CGV is een functie die bij voorkeur in het veld uitgevoerd dient te worden. Dit kan een assistent CGV (met CGV actief op de MKA) of de daadwerkelijke CGV zijn. Het is van belang om in het veld een CGV te plaatsen. De CGV heeft tot taak fysiek te communiceren met de passerende eenheden voor de gewondenspreiding. De afstemming met de MKA zal dan tussen de CGV in het veld en de MKA plaatsvinden, dit beperkt de communicatie op de incidentgroep. De CGV schakelt één portofoon naar de 1e incidentgroep10 en heeft daarmee contact met 1e ambulance, OvDG en HGN. De tweede portofoon wordt geschakeld naar de 3e bijstandsgespreksgroep en heeft hierin contact met de MKA en de LPF.
LoodsPost Functionaris (LPF) De LPF is bij voorkeur een OvDG uit de buurregio. Hij kan naast zijn taken als LPF tegelijkertijd instructie geven tot alleen uitluisteren van de gespreksgroep en controleren of alle randapparaten in de juiste (bijstands) gespreksgroep geschakeld zijn. Gezien de grote hoeveelheid ingezette eenheden is communicatie alleen fysiek toegestaan. Uitgezonderd situaties rondom veiligheid. De blauw gekleurde eenheden hebben toestemming om met elkaar en met de MKA te communiceren. De OvDG schakelt de tweede portofoon naar de regionaal afgestemde RMG gespreksgroep voor multidisciplinaire communicatie met de OvDB, OvDP en Leider Copi.
8.
Afschaling
Doel: Beschrijving van de communicatielijn die gevolgd wordt bij afschaling van een incident met eigen capaciteit en/ of bijstandscapaciteit tussen de meldkamer en meerdere ingezette eenheden, MMT’s, OvDG’en en GNK-c’s. Daarbij eventueel tevens gebruikmakend van een loodspostfunctionaris en coördinator gewondenvervoer. Onder het proces afschaling wordt ook het vertrekken van eenheden bij een incident met patiënt gerekend. Toelichting: In de verbindingsschema’s C2000 worden de gespreksgroepen van alle ingezette eenheden gekoppeld11 aan een incidentgroep. Het is belangrijk te beschrijven wanneer, en op welke wijze een eenheid wordt ontkoppeld uit de incidentgroep wanneer deze het incident verlaat. Het verlaten van het incident kan zijn wanneer er een patiënt aan boord is en richting ziekenhuis wordt vertrokken, of in opdracht, bijvoorbeeld bij afschaling. De inzet van functionarissen bij opschaling is niet landelijk uniform, daarom is voor verschillende situaties een oplossingsrichting beschreven. • Afschaling Wanneer een eenheid van de OvDG het bericht krijgt dat aanwezigheid bij het incident niet langer noodzakelijk is, dan zal deze eenheid: - Regio eigen eenheid: Een gespreksaanvraag doen bij de MKA en allereerst ontkoppeling uit de incidentgroep aanvragen. Na ontkoppeling krijgt de eenheid een nieuwe opdracht van de MKA. - Bijstands eenheid: Schakelen naar de eigen gespreksgroep. In de eigen gespreksgroep wordt een gespreksaanvraag verzonden en de eenheid krijgt een nieuwe opdracht van de eigen MKA. • Vertrek incident met patiënt, CGV ter plaatse in het veld - Regio eigen eenheid: De vertrekkende eenheid meldt zich fysiek bij de CGV en ontvangt daar de bestemming op basis van het gewonden spreidingsplan. De CGV stemt de voertuigbewegingen af met de MKA en vraagt om ontkoppeling van betreffende regio eigen eenheid. Vervolgens wordt volgens de normale procedures gewerkt. Eventueel wordt de eenheid opnieuw naar het incident gedirigeerd, in dat geval zal de gespreksgroep opnieuw worden gekoppeld. - Bijstandseenheid: De vertrekkende eenheid meldt zich fysiek bij de CGV en ontvangt daar de bestemming op basis van het gewonden spreidingsplan. De CGV stemt de voertuigbewegingen af met de MKA en vraagt of de bijstandseenheid wil schakelen volgens via de normale procedures naar de ontvangende regio. • Vertrek incident met patiënt, CGV op de MKA - Regio eigen eenheid: De vertrekkende eenheid doet een gespreksaanvraag bij de MKA en vraagt allereerst om ontkoppeling uit de incidentgroep. Vervolgens ontvangt de eenheid het bestemmingsadres volgens het gewondenspreidingsplan. Vervolgens wordt volgens de normale procedures gewerkt. Eventueel wordt de eenheid opnieuw naar het incident gedirigeerd, in dat geval zal de gespreksgroep opnieuw worden gekoppeld.
10
Indien deze functionarissen over een eigen gespreksgroep beschikken, worden zij gekoppeld in de juiste bijstandsgespreksgroep.
11
Wanneer een regio op regionaal niveau heeft besloten de eigen eenheden te laten schakelen, dan dient deze procedure daarop aangepast te worden.
58
Handboek C2000 Ambulancezorg | bijlage A
Handboek C2000 Ambulancezorg | bijlage A
59
- Bijstandseenheid: De vertrekkende eenheid schakelt naar de externe inmeldgroep van de incidentregio. Hier ontvangt de bijstandseenheid het bestemmingsadres volgens het gewondenspreidingsplan. Bij het bestemmingsadres worden de normale procedures gevolgd. Eventueel wordt de bijstandseenheid opnieuw naar het incident gedirigeerd, in dat geval zullen zij opdracht krijgen opnieuw te schakelen naar de opgegeven bijstandsgroep.
B
Bijlage B: Verplichte programmering randapparatuur ambulancezorg LKF 2015
60
Handboek C2000 Ambulancezorg | bijlage A
Handboek C2000 Ambulancezorg | bijlage B
61
Opmerking bij de verplichte programmering C2000 randapparatuur In de tabellen zijn wijzigingen ten opzicht van het LKF-A 2014 in rood gemarkeerd Voor de LMG gespreksgroepen geldt dat deze vanaf LKF 2013 uitgebreid zijn naar 15 gespreksgroepen. Voor de nieuwe meldkamers zijn 15 RMG gespreksgroepen beschikbaar. De huidige meldkamers behouden hun 10 RMG gespreksgroepen. (VK 1521 t/m 1535) Iedere RAV regio heeft de beschikking over minimaal 5 incident gespreksgroepen. Hiervoor is standaard een Alias naam en een GSSI beschikbaar. (Arr-INCI-01, 6rr0011 enz.) Voor de MMT gespreksgroepen zijn nu 5 gespreksgroepen geprogrammeerd. Elke meldkamer (zowel de “oude” als de “nieuwe”) breidt het aantal gespreksgroepen uit naar 5. Deze groepen zijn voor resp. lifeliner 1 t/m 4 en een extra groep voor Buitenlandse MMT’s, (speciale) grondgebonden MMT’s en de SAR. Voor de GHOR zijn 6 gespreksgroepen beschikbaar. Bij gebruik van de verbindingsschema’s C2000 en SMH, zijn deze niet meer allemaal nodig. Alias benaming en GSSI staan vast. (Arr-GHOR-01, 6rr0041 enz.) Het DMO kanaal is met 10 EURO DMO frequenties uitgebreid. Deze behoren in een aparte bank geprogrammeerd te worden.
62
Handboek C2000 Ambulancezorg | bijlage B
AMBULANCEZORG NEDERLAND AMBULANCEZORG NEDERLAND EPL RABS MKA Template aangewezen gebruikers Positie RA GSSI ALIAS Positie RA GSSI ALIAS GHOR GESPREKSGROEPEN GHOR GESPREKSGROEPEN 6rr0041 Arr-GHOR-1 6rr0041 Arr-GHOR-1 6rr0042 Arr-GHOR-2 6rr0042 Arr-GHOR-2 6rr0043 Arr-GHOR-3 6rr0043 Arr-GHOR-3 6rr0044 Arr-GHOR-4 6rr0044 Arr-GHOR-4 6rr0045 Arr-GHOR-5 6rr0045 Arr-GHOR-5 MMT GESPREKSGROEPEN MMT GESPREKSGROEPEN 6rr0031 Arr-MMT-01 6rr0031 Arr-MMT-01 6rr0032 Arr-MMT-02 6rr0032 Arr-MMT-02 6rr0033 Arr-MMT-03 6rr0033 Arr-MMT-03 6rr0034 Arr-MMT-04 6rr0034 Arr-MMT-04 6rr0035 Arr-MMT-05 6rr0035 Arr-MMT-05 INCIDENT GESPREKSGROEPEN INCIDENT GESPREKSGROEPEN 6rr0011 Arr-INCI-01 6rr0011 Arr-INCI-01 6rr0012 Arr-INCI-02 6rr0012 Arr-INCI-02 6rr0013 Arr-INCI-03 6rr0013 Arr-INCI-03 6rr0014 Arr-INCI-04 6rr0014 Arr-INCI-04 6rr0015 Arr-INCI-05 6rr0015 Arr-INCI-05 6rr0016 Arr-INCI-06 6rr0016 Arr-INCI-06 6rr0017 Arr-INCI-07 6rr0017 Arr-INCI-07 6rr0018 Arr-INCI-08 6rr0018 Arr-INCI-08 6rr0019 Arr-INCI-09 6rr0019 Arr-INCI-09 6rr0020 Arr-INCI-10 6rr0020 Arr-INCI-10 6rr0021 Arr-INCI-11 6rr0021 Arr-INCI-11 6rr0022 Arr-INCI-12 6rr0022 Arr-INCI-12 enz. enz. enz. enz.
Handboek C2000 Ambulancezorg | bijlage B
63
AMBULANCEZORG NEDERLAND AMBULANCEZORG NEDERLAND EPL RABS MKA Template aangewezen gebruikers Positie RA GSSI ALIAS Positie RA GSSI ALIAS 1300 1351 1352 1353 1354 1355 1356 1357 1358 1359 1360 1361 1362 1363 1364 1365 1366 1367 1368 1369 1370 1371 1372 1373 1374 1375 1376 1377 1378 1379 1380 1381 1382 1383 1384 1385 1386 1387 1388 1389 1390 1391 1392 1393 1394 1395 1396 1397 1398 1399
64
LANDELIJK Landelijk 6500003 ALA-BRUG 1300 6500003 ALA-BRUG 6500001 ALA-MKA BYSTAND BYSTAND 6851000 1351 6851000 ANN-BYST-01 6851001 1352 6851001 ANN-BYST-02 6851002 1353 6851002 ANN-BYST-03 6851003 1354 6851003 ANN-BYST-04 6851004 1355 6851004 ANN-BYST-05 6851005 1356 6851005 ANN-BYST-06 6851006 1357 6851006 ANN-BYST-07 6851007 1358 6851007 ANN-BYST-08 6851008 1359 6851008 ANN-BYST-09 6541000 1360 6541000 AIJ-BYST-01 6541001 1361 6541001 AIJ-BYST-02 6541002 1362 6541002 AIJ-BYST-03 6551000 1363 6551000 ATW-BYST-01 6551001 1364 6551001 ATW-BYST-02 6551002 1365 6551002 ATW-BYST-03 6561000 1366 6561000 AGN-BYST-01 6561001 1367 6561001 AGN-BYST-02 6561002 1368 6561002 AGN-BYST-03 6571000 1369 6571000 AGM-BYST-01 6571001 1370 6571001 AGM-BYST-02 6571002 1371 6571002 AGM-BYST-03 6581000 1372 6581000 AGZ-BYST-01 6581001 1373 6581001 AGZ-BYST-02 6581002 1374 6581002 AGZ-BYST-03 6591000 1375 6591000 AUT-BYST-01 6591001 1376 6591001 AUT-BYST-02 6591002 1377 6591002 AUT-BYST-03 6601000 1378 6601000 ANH-BYST-01 6601001 1379 6601001 ANH-BYST-02 6601002 1380 6601002 ANH-BYST-03 Vervallen 1381 Vervallen Vervallen 1382 Vervallen Vervallen 1383 Vervallen 6621000 1384 6621000 AKE-BYST-01 6621001 1385 6621001 AKE-BYST-02 6621002 1386 6621002 AKE-BYST-03 6631000 1387 6631000 AAM-BYST-01 6631001 1388 6631001 AAM-BYST-02 6631002 1389 6631002 AAM-BYST-03 6641000 1390 6641000 AGV-BYST-01 6641001 1391 6641001 AGV-BYST-02 6641002 1392 6641002 AGV-BYST-03 6651000 1393 6651000 AHL-BYST-01 6651001 1394 6651001 AHL-BYST-02 6651002 1395 6651002 AHL-BYST-03 6661000 1396 6661000 AHM-BYST-01 6661001 1397 6661001 AHM-BYST-02 6661002 1398 6661002 AHM-BYST-03 6671000 1399 6671000 ARR-BYST-01
Handboek C2000 Ambulancezorg | bijlage B
AMBULANCEZORG NEDERLAND AMBULANCEZORG NEDERLAND Positie RA 1400 1401 1402 1403 1404 1405 1406 1407 1408 1409 1410 1411 1412 1413 1414 1415 1416 1417 1418 1419 1420 1421 1422 1423 1424 1425
1501 1502 1503 1504 1505 1506 1507 1508 1509 1510 1511 1512 1513 1514 1515 1505 1506 1507 1508 1509 1510 1511 1512 1513 1514 1515
EPL RABS MKA Template aangewezen gebruikers GSSI ALIAS Positie RA GSSI ALIAS BIJSTAND Bijstand 6671001 1400 6671001 ARR-BYST-02 6671002 1401 6671002 ARR-BYST-03 6681000 1402 6681000 AZH-BYST-01 6681001 1403 6681001 AZH-BYST-02 6681002 1404 6681002 AZH-BYST-03 6691000 1405 6691000 AZL-BYST-01 6691001 1406 6691001 AZL-BYST-02 6691002 1407 6691002 AZL-BYST-03 6701000 1408 6701000 ABM-BYST-01 6701001 1409 6701001 ABM-BYST-02 6701002 1410 6701002 ABM-BYST-03 6711000 1411 6711000 ABN-BYST-01 6711001 1412 6711001 ABN-BYST-02 6711002 1413 6711002 ABN-BYST-03 6721000 1414 6721000 ABZ-BYST-01 6721001 1415 6721001 ABZ-BYST-02 6721002 1416 6721002 ABZ-BYST-03 6731000 1417 6731000 ALN-BYST-01 6731001 1418 6731001 ALN-BYST-02 6731002 1419 6731002 ALN-BYST-03 6741000 1420 6741000 ALZ-BYST-01 6741001 1421 6741001 ALZ-BYST-02 6741002 1422 6741002 ALZ-BYST-03 6751000 1423 6751000 AFL-BYST-01 6751001 1424 6751001 AFL-BYST-02 6751002 1425 6751002 AFL-BYST-03 LMG 8500001 SLA-LMG-01 1501 8500002 SLA-LMG-02 1502 8500003 SLA-LMG-03 1503 8500004 SLA-LMG-04 1504 8500005 SLA-LMG-05 1505 8500006 SLA-LMG-06 1506 8500007 SLA-LMG-07 1507 8500008 SLA-LMG-08 1508 8500009 SLA-LMG-09 1509 8500010 SLA-LMG-10 1510 8500011 SLA-LMG-11 1511 8500012 SLA-LMG-12 1512 8500013 SLA-LMG-13 1513 8500014 SLA-LMG-14 1514 8500015 SLA-LMG-15 1515 8500005 SLA-LMG-05 1505 8500006 SLA-LMG-06 1506 8500007 SLA-LMG-07 1507 8500008 SLA-LMG-08 1508 8500009 SLA-LMG-09 1509 8500010 SLA-LMG-10 1510 8500011 SLA-LMG-11 1511 8500012 SLA-LMG-12 1512 8500013 SLA-LMG-13 1513 8500014 SLA-LMG-14 1514 8500015 SLA-LMG-15 1515
Handboek C2000 Ambulancezorg | bijlage B
LMG 8500001 8500002 8500003 8500004 8500005 8500006 8500007 8500008 8500009 8500010 8500011 8500012 8500013 8500014 8500015 8500005 8500006 8500007 8500008 8500009 8500010 8500011 8500012 8500013 8500014 8500015
SLA-LMG-01 SLA-LMG-02 SLA-LMG-03 SLA-LMG-04 SLA-LMG-05 SLA-LMG-06 SLA-LMG-07 SLA-LMG-08 SLA-LMG-09 SLA-LMG-10 SLA-LMG-11 SLA-LMG-12 SLA-LMG-13 SLA-LMG-14 SLA-LMG-15 SLA-LMG-05 SLA-LMG-06 SLA-LMG-07 SLA-LMG-08 SLA-LMG-09 SLA-LMG-10 SLA-LMG-11 SLA-LMG-12 SLA-LMG-13 SLA-LMG-14 SLA-LMG-15
65
AMBULANCEZORG NEDERLAND AMBULANCEZORG NEDERLAND EPL RABS MKA Template aangewezen gebruikers Positie RA GSSI ALIAS Positie RA GSSI ALIAS RMG RMG 1521 8rr0001 Srr-RMG-01 1521 8rr0001 Srr-RMG-01 1522 8rr0002 Srr-RMG-02 1522 8rr0002 Srr-RMG-02 1523 8rr0003 Srr-RMG-03 1523 8rr0003 Srr-RMG-03 1524 8rr0004 Srr-RMG-04 1524 8rr0004 Srr-RMG-04 1525 8rr0005 Srr-RMG-05 1525 8rr0005 Srr-RMG-05 1526 8rr0006 Srr-RMG-06 1526 8rr0006 Srr-RMG-06 1527 8rr0007 Srr-RMG-07 1527 8rr0007 Srr-RMG-07 1528 8rr0008 Srr-RMG-08 1528 8rr0008 Srr-RMG-08 1529 8rr0009 Srr-RMG-09 1529 8rr0009 Srr-RMG-09 1530 8rr0010 Srr-RMG-10 1530 8rr0010 Srr-RMG-10 1531 8rr0011 Srr-RMG-11 1531 8rr0011 Srr-RMG-11 1532 8rr0012 Srr-RMG-12 1532 8rr0012 Srr-RMG-12 1533 8rr0013 Srr-RMG-13 1533 8rr0013 Srr-RMG-13 1534 8rr0014 Srr-RMG-14 1534 8rr0014 Srr-RMG-14 1535 8rr0015 Srr-RMG-15 1535 8rr0015 Srr-RMG-15
1641 1642 1704 1705 1706 1707 1708 1709 1710 1711 1712 1713 1714 1715 1716 1717 1718 1719 1720 1721 1722 1723 1724 1725
66
EXT-INMELD 6850000 1641 6860000 1642 Vervallen 6550000 Vervallen 6570000 6580000 6590000 6600000 Vervallen 6620000 6630000 6640000 6650000 6660000 6670000 6680000 6690000 6700000 6710000 6720000 6730000 6740000 6750000
1704 1705 1706 1707 1708 1709 1710 1711 1712 1713 1714 1715 1716 1717 1718 1719 1720 1721 1722 1723 1724 1725
DMO
Bank
Frequentie (MHz)
DMO Bank
390.03750 ABR-DMO-01 Frequentie (MHz) Alias
Alias
EURO DMO 380.01250 EURO 1 EURO DMO 380.03750 EURO 2 EURO DMO 380.06250 EURO 3 EURO DMO 380.11250 EURO 4 EURO DMO 380.13750 EURO 5 EURO DMO 390.01250 EURO 6 EURO DMO 390.03750 EURO 7 EURO DMO 390.06250 EURO 8 EURO DMO 390.11250 EURO 9 EURO DMO 390.13750 EURO 10
Positie RA
11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
1
MCC
MNC
GSSI
204 MCC
1000 MNC
6501001 GSSI
1023 1023 1023 1023 1023 1023 1023 1023 1023 1023
16383 16383 16383 16383 16383 16383 16383 16383 16383 16383
16777215 16777215 16777215 16777215 16777215 16777215 16777215 16777215 16777215 16777215
EXT-INMELD 6850000 ANN-EXT-INM 6860000 AON-EXT-INM Vervallen 6550000 Vervallen 6570000 6580000 6590000 6600000 Vervallen 6620000 6630000 6640000 6650000 6660000 6670000 6680000 6690000 6700000 6710000 6720000 6730000 6740000 6750000
ATW-EXT-INM AGM-EXT-INM AGZ-EXT-INM AUT-EXT-INM ANH-EXT-INM AKE-EXT-INM AAM-EXT-INM AGV-EXT-INM AHL-EXT-INM AHM-EXT-INM ARR-EXT-INM AZH-EXT-INM AZL-EXT-INM ABM-EXT-INM ABN-EXT-INM ABZ-EXT-INM ALN-EXT-INM ALZ-EXT-INM AFL-EXT-INM
Handboek C2000 Ambulancezorg | bijlage B
Handboek C2000 Ambulancezorg | bijlage B
67
C
Bijlage C: Verplichte programmering randapparatuur Mobiel Medische Teams 2015
68
Handboek C2000 Ambulancezorg | bijlage B
Handboek C2000 Ambulancezorg | bijlage C
69
Onderstaande programmering is van toepassing op alle randapparatuur van de Mobiel Medische Teams, zowel lucht- als grondgebonden. Tevens van toepassing voor teams die optreden als Mobiel Medisch Team, zoals bijvoorbeeld SAR. De programmering maakt gebruik van de in het LKF 2015 verplichte programmeerposities voor de landelijk vastgestelde gespreksgroepen. De programmering van de regionale MMT gespreksgroepen zijn voorbereid op de vorming van de LMO locaties, waarbij uiteindelijk tien meldkamer locaties zullen ontstaan.
AMBULANCEZORG NEDERLAND
Template Mobiel Medische Teams Positie RA GSSI ALIAS
AMBULANCEZORG NEDERLAND
MMT GESPREKSGROEPEN
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 100 101 102 103 104 105 106 107 108 109 110 111 112 113 114 115 116 117 118 119 120 121 122 123 124 126 127
70
6850031 6850032 6850033 6850034 6850035 6860031 6860032 6860033 6860034 6860035
ANN-MMT-01 ANN-MMT-02 ANN-MMT-03 ANN-MMT-04 ANN-MMT-05 AON-MMT-01 AON-MMT-02 AON-MMT-03 AON-MMT-04 AON-MMT-05
6550031 6550032 6550033 6550034 6550035 6570031 6570032 6570033 6570034 6570035 6580031 6580032 6580033 6580034 6580035 6590031 6590032 6590033 6590034 6590035 6600031 6600032 6600033 6600034 6600035 6620032 6620033
ATW-MMT-01 ATW-MMT-02 ATW-MMT-03 ATW-MMT-04 ATW-MMT-05 AGM-MMT-01 AGM-MMT-02 AGM-MMT-03 AGM-MMT-04 AGM-MMT-05 AGZ-MMT-01 AGZ-MMT-02 AGZ-MMT-03 AGZ-MMT-04 AGZ-MMT-05 AUT-MMT-01 AUT-MMT-02 AUT-MMT-03 AUT-MMT-04 AUT-MMT-05 ANH-MMT-01 ANH-MMT-02 ANH-MMT-03 ANH-MMT-04 ANH-MMT-05 AKE-MMT-02 AKE-MMT-03
Template Mobiel Medische Teams Positie RA GSSI ALIAS MMT GESPREKSGROEPEN
128 129 130 131 132 133 134 135 136 137 138 139 140 141 142 143 144 145 146 147 148 149 150 151 152 153 154 155 156 157 158 159 160 161 162 163 164 165
Handboek C2000 Ambulancezorg | bijlage C
6620034 6620035 6630031 6630032 6630033 6630034 6630035 6640031 6640032 6640033 6640034 6640035 6650031 6650032 6650033 6650034 6650035 6660031 6660032 6660033 6660034 6660035 6670031 6670032 6670033 6670034 6670035 6680031 6680032 6680033 6680034 6680035 6690031 6690032 6690033 6690034 6690035 6700031
AKE-MMT-04 AKE-MMT-05 AAM-MMT-01 AAM-MMT-02 AAM-MMT-03 AAM-MMT-04 AAM-MMT-05 AGV-MMT-01 AGV-MMT-02 AGV-MMT-03 AGV-MMT-04 AGV-MMT-05 AHL-MMT-01 AHL-MMT-02 AHL-MMT-03 AHL-MMT-04 AHL-MMT-05 AHM-MMT-01 AHM-MMT-02 AHM-MMT-03 AHM-MMT-04 AHM-MMT-05 ARR-MMT-01 ARR-MMT-02 ARR-MMT-03 ARR-MMT-04 ARR-MMT-05 AZH-MMT-01 AZH-MMT-02 AZH-MMT-03 AZH-MMT-04 AZH-MMT-05 AZL-MMT-01 AZL-MMT-02 AZL-MMT-03 AZL-MMT-04 AZL-MMT-05 ABM-MMT-01
AMBULANCEZORG NEDERLAND
Template Mobiel Medische Teams Positie RA GSSI ALIAS
AMBULANCEZORG NEDERLAND
Template Mobiel Medische Teams Positie RA GSSI ALIAS
MMT GESPREKSGROEPEN
166 167 168 169 170 171 172 173 174 175 176 177 178 179 180 181 182 183 184 185 186 187 188 189 190 191 192 193 194
6700032 6700033 6700034 6700035 6710031 6710032 6710033 6710034 6710035 6720031 6720032 6720033 6720034 6720035 6730031 6730032 6730033 6730034 6730035 6740031 6740032 6740033 6740034 6740035 6750031 6750032 6750033 6750034 6750035
ABM-MMT-02 ABM-MMT-03 ABM-MMT-04 ABM-MMT-05 ABN-MMT-01 ABN-MMT-02 ABN-MMT-03 ABN-MMT-04 ABN-MMT-05 ABZ-MMT-01 ABZ-MMT-02 ABZ-MMT-03 ABZ-MMT-04 ABZ-MMT-05 ALN-MMT-01 ALN-MMT-02 ALN-MMT-03 ALN-MMT-04 ALN-MMT-05 ALZ-MMT-01 ALZ-MMT-02 ALZ-MMT-03 ALZ-MMT-04 ALZ-MMT-05 AFL-MMT-01 AFL-MMT-02 AFL-MMT-03 AFL-MMT-04 AFL-MMT-05
LANDELIJK
1300 1301 1351 1352 1353 1354 1355 1356 1357 1358 1359 1360 1361 1362 1363 1364 1365 1366 1367 1368 1369 1370 1371 1372 1373 1374 1375 1376 1377 1378 1379 1380 1384 1385 1386 1387 1388 1389 1390 1391 1392 1393 1394 1395 1396 1397 1398
Handboek C2000 Ambulancezorg | bijlage C
6500003 3760000 BIJSTAND 6851000 6851001 6851002 6851003 6851004 6851005 6851006 6851007 6851008 6541000 6541001 6541002 6551000 6551001 6551002 6561000 6561001 6561002 6571000 6571001 6571002 6581000 6581001 6581002 6591000 6591001 6591002 6601000 6601001 6601002 6621000 6621001 6621002 6631000 6631001 6631002 6641000 6641001 6641002 6651000 6651001 6651002 6661000 6661001 6661002
ALA-BRUG PKL-EXT-INM ANN-BYST-01 ANN-BYST-02 ANN-BYST-03 ANN-BYST-04 ANN-BYST-05 ANN-BYST-06 ANN-BYST-07 ANN-BYST-08 ANN-BYST-09 AIJ-BYST-01 AIJ-BYST-02 AIJ-BYST-03 ATW-BYST-01 ATW-BYST-02 ATW-BYST-03 AGN-BYST-01 AGN-BYST-02 AGN-BYST-03 AGM-BYST-01 AGM-BYST-02 AGM-BYST-03 AGZ-BYST-01 AGZ-BYST-02 AGZ-BYST-03 AUT-BYST-01 AUT-BYST-02 AUT-BYST-03 ANH-BYST-01 ANH-BYST-02 ANH-BYST-03 AKE-BYST-01 AKE-BYST-02 AKE-BYST-03 AAM-BYST-01 AAM-BYST-02 AAM-BYST-03 AGV-BYST-01 AGV-BYST-02 AGV-BYST-03 AHL-BYST-01 AHL-BYST-02 AHL-BYST-03 AHM-BYST-01 AHM-BYST-02 AHM-BYST-03
71
AMBULANCEZORG NEDERLAND
Template Mobiel Medische Teams Positie RA GSSI ALIAS
Template Mobiel Medische Teams Positie RA GSSI ALIAS
BIJSTAND
1399 1400 1401 1402 1403 1404 1405 1406 1407 1408 1409 1410 1411 1412 1413 1414 1415 1416 1417 1418 1419 1420 1421 1422 1423 1424 1425
72
1501 1502 1503 1504 1505 1506 1507 1508 1509 1510 1511 1512 1513 1514 1515
EXT-INMELD
6671000 6671001 6671002 6681000 6681001 6681002 6691000 6691001 6691002 6701000 6701001 6701002 6711000 6711001 6711002 6721000 6721001 6721002 6731000 6731001 6731002 6741000 6741001 6741002 6751000 6751001 6751002 LMG
ARR-BYST-01 ARR-BYST-02 ARR-BYST-03 AZH-BYST-01 AZH-BYST-02 AZH-BYST-03 AZL-BYST-01 AZL-BYST-02 AZL-BYST-03 ABM-BYST-01 ABM-BYST-02 ABM-BYST-03 ABN-BYST-01 ABN-BYST-02 ABN-BYST-03 ABZ-BYST-01 ABZ-BYST-02 ABZ-BYST-03 ALN-BYST-01 ALN-BYST-02 ALN-BYST-03 ALZ-BYST-01 ALZ-BYST-02 ALZ-BYST-03 AFL-BYST-01 AFL-BYST-02 AFL-BYST-03
8500001 8500002 8500003 8500004 8500005 8500006 8500007 8500008 8500009 8500010 8500011 8500012 8500013 8500014 8500015
SLA-LMG-01 SLA-LMG-02 SLA-LMG-03 SLA-LMG-04 SLA-LMG-05 SLA-LMG-06 SLA-LMG-07 SLA-LMG-08 SLA-LMG-09 SLA-LMG-10 SLA-LMG-11 SLA-LMG-12 SLA-LMG-13 SLA-LMG-14 SLA-LMG-15
DMO MMT portofoons
AMBULANCEZORG NEDERLAND
1641 1642 1705 1707 1708 1709 1710 1712 1713 1714 1715 1716 1717 1718 1719 1720 1721 1722 1723 1724 1725
Handboek C2000 Ambulancezorg | bijlage C
6850000 6860000
ANN-EXT-INM AON-EXT-INM
6550000 6570000 6580000 6590000 6600000 6620000 6630000 6640000 6650000 6660000 6670000 6680000 6690000 6700000 6710000 6720000 6730000 6740000 6750000
ATW-EXT-INM AGM-EXT-INM AGZ-EXT-INM AUT-EXT-INM ANH-EXT-INM AKE-EXT-INM AAM-EXT-INM AGV-EXT-INM AHL-EXT-INM AHM-EXT-INM ARR-EXT-INM AZH-EXT-INM AZL-EXT-INM ABM-EXT-INM ABN-EXT-INM ABZ-EXT-INM ALN-EXT-INM ALZ-EXT-INM AFL-EXT-INM
Bank
Frequentie (MHz)
DMO Bank
390.03750 ABR-DMO-01 Frequentie (MHz) Alias
Alias
EURO DMO 380.01250 EURO 1 EURO DMO 380.03750 EURO 2 EURO DMO 380.06250 EURO 3 EURO DMO 380.11250 EURO 4 EURO DMO 380.13750 EURO 5 EURO DMO 390.01250 EURO 6 EURO DMO 390.03750 EURO 7 EURO DMO 390.06250 EURO 8 EURO DMO 390.11250 EURO 9 EURO DMO 390.13750 EURO 10
Positie RA
11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
1
MCC
MNC
GSSI
204 MCC
1000 MNC
6501001 GSSI
1023 1023 1023 1023 1023 1023 1023 1023 1023 1023
16383 16383 16383 16383 16383 16383 16383 16383 16383 16383
16777215 16777215 16777215 16777215 16777215 16777215 16777215 16777215 16777215 16777215
Handboek C2000 Ambulancezorg | bijlage C
73