Beleidsnota Kinderrechtencommissariaat 2009-2014
Bruno Vanobbergen Kinderrechtencommissaris 18 november 2009
Beleidsnota Kinderrechtencommissariaat 2009-2014 Deze beleidsnota is hoofdzakelijk tot stand gekomen op basis van drie zaken: 1. de bepalingen van het decreet van 15 juli 1997 houdende oprichting van een Kinderrechtencommissariaat en instelling van het ambt van Kinderrechtencommissaris Artikel 4 van het Decreet tekende in grote lijnen de belangrijkste taken van het Kinderrechtencommissariaat uit: •
Toezien op de naleving van het IVRK;
•
Instaan voor de opvolging, de analyse, de evaluatie en de bekendmaking van de levensomstandigheden van het kind;
•
Optreden als vertolker van de rechten, de belangen en de noden van het kind.
Artikel 5 van datzelfde decreet specificeerde deze algemene opdracht door een aantal bijzondere aandachtspunten voor het Kinderrechtencommissariaat te stipuleren: •
Het aangaan van de dialoog met het kind en met die organisaties die actief zijn rond individuele en collectieve dienstverlening aan of belangenbehartiging van kinderen;
•
Het stimuleren van maatschappelijke participatie van kinderen en het verhogen van de toegankelijkheid voor kinderen van alle diensten en organisaties die met het kind te maken hebben;
•
Het toezien op de conformiteit met het IVRK van de wetten, decreten en besluiten waarvoor de Vlaamse Gemeenschap of het Vlaamse Gewest bevoegd voor is;
•
Het verspreiden van informatie over de inhoud van het IVRK, in het bijzonder ten behoeve van kinderen.
2
2. de aanbevelingen ten aanzien van het Kinderrechtencommissariaat naar aanleiding van de evaluatie van het Kinderrechtencommissariaat De belangrijkste aanbevelingen daarbij waren: •
Het Kinderrechtencommissariaat moet op korte termijn werk maken van participatie van kinderen in de werking, planning, prioriteitenbepaling en evaluatie van het Kinderrechtencommissariaat;
•
Het Kinderrechtencommissariaat moet overleg en coördinatie met de kinderrechtenactoren uit het maatschappelijk middenveld verder uitbouwen en versterken;
•
Het Kinderrechtencommissariaat moet werk maken van meer communicatie en overleg met de Vlaamse parlementsleden en fracties, zodat het optimaal kan inspelen op de vragen en noden voor advies en zo zijn draagvlak en effectiviteit binnen het Vlaams Parlement vergroot. Tegelijk is het belangrijk dat het Kinderrechtencommissariaat ook proactief kinderrechtenthema’s signaleert, die los staan van de politieke agenda.
3. gesprekken met alle actuele medewerkers van het Kinderrechtencommissariaat. De gesprekken vonden plaats in juni-juli 2009 in het bureau van de Kinderrechtencommissaris. Ter voorbereiding van het gesprek is aan alle medewerkers een leidraad bezorgd (zie bijlage). Deze leidraad is opgebouwd rond 5 centrale thema’s: (1) de kerntaken van het KRC, (2) de interne werking van het Kinderrechtencommissariaat, (3) de externe werking van het Kinderrechtencommissariaat, (4) de individuele taakomschrijving binnen het Kinderrechtencommissariaat en (5) de verwachtingen tegenover de nieuwe kinderrechtencommissaris.
3
De beleidsnota is voorts geïnspireerd door zowel verschillende interne nota’s en dossiers als door de volgende werken en documenten: •
Evaluation of the Institution of the Ombudsperson for Children. Selfevaluation of the Office of the Ombudsperson for Children (Zagreb, 2009)
•
Projet Institutionnel, B. De Vos (raadpleegbaar op http://www2.cfwb.be/dgde/centre.htm)
•
1 Memorandum, 1.220.000 kinderen & jongeren, Kinderrechtencommissariaat (Brussel, juni 2009)
•
Assessing the Effectiveness of National Human Rights Institutions, International Council on Human Rights Policy (Versoix, 2005).
•
General comment nr.2 van het Comité van de rechten van het kind, een commentaar waarin de basics over kinderombudswerk neergeschreven worden.
De beleidsnota bestrijkt een periode van 2009-2014. Er wordt bewust voor gekozen om de periode van de beleidsnota te laten samenvallen met de mandaatperiode van het nieuwe Vlaams Parlement. Op basis van de beleidsnota zal ieder jaar een jaarplanning (met daarbij aansluitende begroting) worden opgemaakt. De officiële voorstelling van de beleidsnota vindt plaats op woensdag 18 november 2009.
4
1. Visie en missie Tijdens de bespreking van het voorstel van decreet houdende de oprichting van een Kinderrechtencommissariaat en de benoeming van een Kinderrechtencommissaris bij het Vlaams Parlement in de Plenaire vergadering van 9 juli 1997, sprak mevrouw Yolande Avontroodt, mede-indiener van het voorstel van decreet, de volgende woorden uit:
Een van de belangrijkste verzuchtingen blijft dat de commissaris geen instituut wordt, maar integendeel zeer verbonden blijft met de dagelijkse realiteit en voeling houdt met de hele samenleving. Ik zou hier het beeld durven gebruiken van een anemometer. Dit is een precisie-instrument, nauwkeurig en gevoelig voor kleine en grote luchtverplaatsingen. Het is een objectieve meter. Enerzijds mag de commissaris geen slakje zijn dat bij dreigend onweer veilig in zijn huisje kruipt, anderzijds verwachten we evenmin dat hij bij de eerste donderslag doelloos tekeer gaat als een bange hond. Het beeld van de anemometer blijft tot op vandaag een heldere metafoor voor waarvoor het Kinderrechtencommissariaat ook in de toekomst in essentie wil staan. Wanneer we uit bovenstaande meer prozaïsche omschrijving, de kern van onze missie en visie proberen te halen, komen we tot de volgende puntsgewijze omschrijving. Het Kinderrechtencommissariaat: -
heeft een duidelijke oriëntatie op de samenleving en haalt de directe voedingsbodem voor al haar praktijken en initiatieven uit wat er in de leefwereld van kinderen en jongeren beweegt (contexten waarbinnen kinderen en jongeren zich bewegen en mee actief vorm geven, maar evenzeer contexten die anderen creëren als leefwereld voor kinderen en jongeren) ;
-
streeft naar een maximaal op elkaar afstemmen van haar bij decreet toegekende opdrachten;
5
-
formuleert op basis hiervan een zo helder mogelijke beeld van gedetecteerde maatschappelijke problemen in relatie tot minderjarigen;
-
bepaalt van hieruit strategische keuzes om de in het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind vermelde rechten van minderjarigen concreet en ten volle te realiseren;
-
blijft daarbij steeds gevoelig voor de maatschappelijke context waarbinnen de rechten van kinderen worden waargemaakt, alsook voor de mogelijkheden zelf die in een samenleving vervat liggen om kinderrechten te realiseren1 .
Het Kinderrechtencommissariaat predikt niet de revolutie, maar klaagt consequent maatschappelijk onrecht tegenover kinderen en jongeren aan. Belangrijk is het overstijgen van de moral panic over de leefwereld van kinderen en jongeren. We trachten dit door: -
systematisch maatschappelijke problemen waarmee kinderen en jongeren gerelateerd worden vanuit een meervoudig perspectief te benaderen;
-
het inzicht naar voor te schuiven dat maatschappelijke problemen vaak verengd worden tot pedagogische problemen;
-
en een bijdrage te leveren aan een meer positieve beeldvorming van kinderen en jongeren.
Het Kinderrechtencommissariaat hoopt zo voor verandering van lichtinval te zorgen. Het is alert door die thema’s naar voor te schuiven die anders al te vaak onderbelicht zouden blijven. Tegelijkertijd zorgt het Kinderrechtencommissariaat ervoor meer ‘klassieke’ maatschappelijke thema’s anders te belichten door uitdrukkelijk het perspectief van kinderen en jongeren binnen te brengen. Het Kinderrechtencommissariaat pleit voor ruimte voor minderjarigen, zowel in letterlijke als in figuurlijke zin. Deze ruimte moet hen toelaten om medeactor te zijn in de realisatie van een besef van het belang van het kind2 . Het maakt het 1
Roose, R. (2007), Leiden kinderrechten tot engagement in de zorg?, Alert (33), nr. 2, p. 13-17. Maeseele, T., Reynaert, D., Bouverne-De Bie, M., Roose, R. & Bradt, L. (2008), Stromingen in de kinderrechtenbeweging, Tijdschrift voor Jeugdrecht en Kinderrechten, 1, p. 50-55. 2
6
kinderrechtenverhaal tot een collectief, en geen individueel verhaal. Het is belangrijk erover te waken dat er zich geen dichotomie installeert tussen de rechten van minderjarigen en de rechten van volwassenen. De kwaliteiten van kinderen worden dan zo sterk beklemtoond dat het lijkt alsof de volwassene nauwelijks nog enige inbreng van betekenis heeft. De vraag is dan welke opvatting van rechten we met betrekking tot de verhouding tussen kinderen en volwassenen kunnen hanteren. Isaiah Berlin maakte een welgekend onderscheid tussen ‘negatieve’ en ‘positieve’ vrijheid. Negatief is de vrijheid om te kiezen zonder tussenkomst van anderen. Positief daarentegen is de vrijheid om de dingen te doen die men belangrijk acht of die belangrijk zijn. De uitoefening van deze positieve vrijheid is in belangrijke mate een kwestie van de toegang tot middelen. Vanuit deze optiek kunnen ‘rechten’ bronnen van empowerment genoemd worden3 . Het gaat dan niet langer om een gelijkheid tussen personen, die ons zou dwingen aan kinderen en volwassenen dezelfde basiskenmerken toe te schrijven. Het gaat eerder om een recht op gelijke behandeling, dat rekening houdt met de specifieke belangen, zienswijzen, ervaringen van de afhankelijke groep. Het gaat er niet om kinderen dezelfde belangen en waarden toe te schrijven als volwassenen. Het gaat er om uiteenlopende belangen en waarden een gelijk gewicht toe te kennen. Dat is erkennen dat bijvoorbeeld de leeftijdsspecifieke behoeften van kinderen aan beweging, leven maken, niets doen,... dezelfde ruimte moeten krijgen als de eventuele behoeften van volwassenen aan het tegendeel van die dingen. Tot slot vervult het Kinderrechtencommissariaat de functie van laboratorium voor kinder- en jongerenrechten. Het Kinderrechtencommissariaat profileert zich als een plek waar bestaande denkpatronen over kinderen en jongeren voortdurend uitgedaagd worden door andere, creatieve perspectiefwisselingen. Het laat zich daarbij ook inspireren door andere dan de klassieke academische
kinderrechtendisciplines (het recht, de pedagogiek en de sociologie), zoals de architectuur, de kunsten en de filosofie.
3
Mortier, F. (2002), We zijn allemaal kinderen: bruggen tussen rechten voor kinderen en rechten voor volwassenen, Tijdschrift voor Jeugdrecht en Kinderrechten, extra editie, p. 10-17. 7
2. Beeld van kinderen en jongeren De bovenstaande opdrachtomschrijving van het Kinderrechtencommissariaat is niet vrijblijvend, maar steunt op een heel duidelijke visie op kinderen en jongeren. Wetenschappers hebben de voorbije decennia kinderen en jongeren geobserveerd, geregistreerd en geïnventariseerd. En ze hebben dit op een zodanig nauwkeurige manier willen doen, dat ze kinderen en jongeren hoofdzakelijk gaan definiëren zijn in termen van wat ze nog niet zijn of nog niet kunnen. En omdat ze er niet genoeg van kregen, zijn ze lijsten beginnen aanleggen van groepen risicokinderen- en jongeren: kinderen en jongeren die het nog helemaal niet zijn, of, godbetert, die het nooit zullen zijn. Het heeft er mee voor gezorgd dat wat aangekondigd werd als “De eeuw van het kind” in wezen tot “De eeuw van het risicokind” verworden is4 . En met al onze kennis over deze risicokinderen en – jongeren zijn we hen gaan benaderen, op zoek naar bevestigingen van onze zorgvuldig vastgelegde criteria. Keer op keer, tot op vandaag. Tegenover deze ‘nog niet’ visie op kinderen en jongeren, schuift het Kinderrechtencommissariaat een beeld van kinderen en jongeren naar voor dat steunt op de volgende principes: -
Elk kind wordt erkend als drager van rechten, als competent persoon, en als ervaringsdeskundige.
-
Elk kind moet over rechtsmiddelen kunnen beschikken om zelf met haar rechten aan de slag te gaan.
-
Elk kind verschijnt binnen een historische, maatschappelijke, culturele en persoonlijke context.
-
Het kind bestaat niet.
-
Kinderen zijn zich ontwikkelende wezens, maar leven ook hier en nu.
-
Kinderen geven hier en nu actief betekenis aan hun leefwereld, hun interpersoonlijke relaties en de vraagstukken waarmee ze geconfronteerd worden.
4
Dekker, J. (2009), Children at risk in history: a story of expansion, Paedagogica Historica 45 (1 & 2), p. 17-36. 8
-
Kinderen zijn relationele wezens en dienen bijgevolg steeds vanuit deze relationaliteit benaderd te worden.
Participatie- en protectierechten zijn niet met elkaar in een strijd verwikkeld, maar vormen een geĂŻntegreerd geheel. Voorbij het spanningsveld tussen participatie en protectie, ligt immers steeds het belang van de waardigheid van elk kind. Volgens sommigen is de hype rond kinderrechten grotendeels voorbij. Men heeft het gevoel dat de belangrijkste zaken nu wel gerealiseerd zijn en dat, op een paar
die hards na, niemand nog echt warm loopt voor het kinderrechtenverhaal. Parallel daaraan lijkt de groep die stelt dat een betoog voor rechten van kinderen moet vergezeld gaan van een oplijsting van plichten van kinderen, steeds groter te worden. Het zal belangrijk zijn om tegen deze oproep belangrijke tegenargumenten te blijven ontwikkelen. Het belangrijkste tegenargument lijkt mij dat achter de vraag naar meer aandacht voor de plichten van kinderen een misopvatting van het concept mensenrecht schuilt. De idee dat een kind (of een mens) eerst bepaalde voorwaarden dient te vervullen vooraleer haar of hem een recht kan toegekend worden, gaat uiteraard niet op. Mensenrechten zijn niet voorwaardelijk. Conform daaraan kunnen kinderrechten dus onmogelijk gedacht worden en vorm krijgen vanuit de idee dat ze enkel weggelegd zijn voor goede kinderen en jongeren die hun plicht weten te vervullen5 .
5
Melton, G.B. (2008), Beyond Balancing: Toward an Integrated Approach to Children’s Rights, Journal of Social Issues 64 (4), p. 903-920. 9
3. Doelstellingen Er wordt een onderscheid gemaakt tussen Strategische Doelstellingen A die betrekking hebben op de inhoudelijke koers die het Kinderrechtencommissariaat in de periode 2009-2014 wil varen en Strategische Doelstellingen B die verwijzen naar de interne werking van het Kinderrechtencommissariaat. Onder elke strategische doelstelling worden telkens enkele operationele doelstellingen geformuleerd. 3.1 Strategische Doelstellingen A STRATEGISCHE DOELSTELLING 1 De ombudsfunctie van het Kinderrechtencommissariaat maximaal als een tweedelijnsklachtendienst organiseren Het Kinderrechtencommissariaat heeft een belangrijke ombudsfunctie. Jaarlijks bereiken ons via e-mail, de website of de telefoonlijn meer dan duizend vragen, klachten, of aanmeldingen. Heel wat van deze klachten zijn echter nietontvankelijk. In de meeste gevallen is dat omdat hulpverlening meer aangewezen is of omdat de klager nog een beroep kan doen op een eerstelijnsdienst. Ondanks het ruime aanbod lopen blijkbaar heel wat kinderen en jongeren met hun vragen nog verloren. Het Kinderrechtencommissariaat ziet hier een uitdaging om samen met de verschillende betrokken eerstelijnsdiensten na te gaan hoe in Vlaanderen voor kinderen en jongeren een plek kan gecreĂŤerd worden waarin zowel een gecentraliseerde als een lokale benadering geĂŻntegreerd kunnen worden. Tegelijkertijd impliceert dit een hertekening van de rol en de werkzaamheden van de ombudsdienst van het Kinderrechtencommissariaat. Het Kinderrechtencommissariaat zal voor de hertekening van de werkzaamheden van haar ombudsdienst samenwerken met de Vlaamse Ombudsdienst. Hiertoe zal een samenwerkingsprotocol worden opgemaakt.
10
•
Operationele doelstelling 1.1: Een heldere en bruikbare definitie van de ombudsdienst van het Kinderrechtencommissariaat als tweedelijnsklachtendienst formuleren.
Europese rapporten tonen aan hoe verschillende ombudsdiensten worstelen met de vraag hoe zij hun tweedelijnsfunctie duidelijk kunnen afbakenen tegenover de eerstelijnsfunctie van andere instellingen en initiatieven voor kinderen en jongeren. De Kroatische ombudsman formuleert dit in zijn zelfevaluatieverslag heel scherp:
“The staff feels overburdened by individual cases which take up their valuable time, and which should be handled by other institutions, which are actually responsible for this. I think that in the segment of our work on individual cases we need to make changes and concentrate more on finding better ways of protecting children’s rights, and less on taking over the work of other competent institutions” (p. 67) Aan de hand van de studie van enkele examples of good practice uit het buitenland (op basis van rapporten, maar evenzeer op basis van enkele bezoeken) en aan de hand van analyses van ervaringen uit het verleden, moet het mogelijk zijn de opdrachtomschrijving van de ombudsdienst duidelijk af te lijnen. Veel aandacht zal daarbij ook moeten uitgaan naar het onderhouden van een goede relatie met de verschillende professionele organisaties uit het middenveld.
•
Operationele doelstelling 1.2: Een voortrekkersrol spelen in de verdere uitbouw van een gepast hulpverleningsaanbod voor kinderen en jongeren
De in het laatste beleidsplan van het VIP jeugd gepresenteerde analyses met betrekking tot de huidige stand van zaken op het vlak van jeugdinformatie spreken boekdelen.
11
“Er zijn veel databases, ze zijn niet compatibel met elkaar, en ze zijn onbekend. (…) We slagen er niet in om voldoende kwalitatieve jeugdinformatie te ontsluiten en aan te bieden. (…) Samenwerking over de organisaties heen moet gestimuleerd worden (p. 15-16). In grondig overleg met partners als de Kinder- en JongerenTelefoon, de JongerenAdviesCentra, de Centra voor Leerlingbegeleiding,… en mee gedragen door onder meer het VIP Jeugd moet de mogelijkheid onderzocht worden van de creatie van één centraal meldpunt voor kinderen en jongeren met vragen en problemen. Inspirerend voorbeeld in deze is de Vlaamse infolijn.
•
Operationele doelstelling 1.3: Een campagne opzetten naar het middenveld om de ombudsdienst van het Kinderrechtencommissariaat ruime bekendheid te geven.
Het betreft hier in wezen een voortzetting van de campagne die begin 2009 werd opgezet. Ook een actieve aanwezigheidspolitiek op vormingsdagen en studiedagen maakt deel uit van deze operationele doelstelling. Operationele doelstelling 1.3 heeft eveneens een duidelijk raakvlak met operationele doelstelling 3.4 (de website).
•
Operationele doelstelling 1.4: Een campagne opzetten naar kinderen en jongeren om de ombudsdienst van het Kinderrechtencommissariaat ruime bekendheid te geven.
Het Kinderrechtenverdrag stelt dat alle landen die het Verdrag gerattificeerd hebben investeren in een specifieke ombudsdienst voor minderjarigen. Kinderen en jongeren zijn immers een kwetsbare groep omdat ze afhankelijk zijn van volwassenen, ze hebben bovendien weinig of geen toegang tot de beleidsmakers of de ‘politieke’ wereld om zaken aan te kaarten die hen aanbelangen en ze hebben een beperkte toegang tot de klassieke klachtenlijnen, de bestaande rechtssystemen en de rechtbank.
12
De werking van een ombudsdienst of klachtenlijn voor minderjarigen heeft een raakvlak met de werking van de eerder ‘klassieke’ ombudsdiensten, maar kent zeker ook een aantal belangrijke verschillen. Inhoudelijk worden klachten getoetst aan:
De Vlaamse en federale regelgeving.
De Algemene Beginselen van Behoorlijk Bestuur
Zorgvuldigheidsnormen
Het beginsel van de billijkheid.
Dit toetsingskader geldt voor de meeste ombudsdiensten. Het toetsingskader voor het ombudswerk van het Kinderrechtencommissariaat wordt uitgebreid met:
Het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind.
Het belang van het kind.
De doelgroep (minderjarigen) en de onlosmakelijke inbedding van het ombudswerk in de globale opdracht van het Kinderrechtencommissariaat zorgen echter voor een aparte situatie. Zonder afbreuk te doen aan de algemene principes van het ombudswerk, leidt dit tot een aparte invulling van een kinderombudsdienst. Hieronder worden de belangrijkste verschillen nader beschreven.
Klassieke ombudsdiensten toetsen vooral overheidsoptreden en dienstverlening van gesubsidieerde organisaties en voorzieningen aan de wettelijkheid en aan de Algemene Beginselen van Behoorlijk Bestuur. Het Kinderrechtencommissariaat gaat daarnaast nog na of er kinderrechten geschonden worden en toetst de probleemstelling dus aan het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind. Dit is complex want de wet regelt lang niet alles. Heel wat bepalingen van het Verdrag zijn nog niet vertaald naar Vlaamse of federale regelgeving. Bovendien zijn niet alle bepalingen van het Verdrag rechtstreeks afdwingbaar. Dat geldt zeker voor minderjarigen in de maatschappelijke context en in hun verhoudingen met anderen: gezin,
13
school, jeugdbeweging, sportclub, ... . Ook dan acht het Kinderrechtencommissariaat zich in staat om actief tussen te komen. Want naast de toets van de pure wettelijkheid is ook de geest van het Verdrag de leidraad.
Het Kinderrechtencommissariaat verdedigt de belangen van minderjarigen en onderzoekt schendingen van rechten van minderjarigen. De focusgroep van het Kinderrechtencommissariaat zijn zodoende de minderjarigen. Minderjarigen zitten echter in een specifieke positie. Ze zijn rechtsonbekwaam, handelingsonbekwaam en ondergeschikt aan het ouderlijk gezag. Concreet heeft dit onder meer tot gevolg dat minderjarigen niet zelf kunnen optreden tegen schendingen van hun rechten. Ze hebben altijd hun wettige vertegenwoordiger nodig – meestal de ouders – om dat te doen. Dat vraagt een totaal andere aanpak. Klachtenonderzoek moet rekening houden met deze beperkingen en de afhankelijkheid van minderjarigen van hun wettelijke vertegenwoordigers, maar tegelijk de rechten van de minderjarige verdedigen. Geven de wettelijke vertegenwoordigers, op basis van hun ouderlijk gezag, geen toestemming om een klacht nader te onderzoeken, dan moet het Kinderrechtencommissariaat nagaan op welke manier de rechten van de minderjarige toch aan bod kunnen komen.
Klachten over schendingen van kinderrechten komen (meestal) niet van minderjarigen zelf. Ze worden vaak ingeleid door ouders of andere belanghebbenden. De focus dient bij het Kinderrechtencommissariaat steeds te liggen op de minderjarige. ‘Het belang van het kind’ staat altijd centraal bij het opnemen, behandelen en beoordelen van klachten. Onderzoek naar de klacht moet dan ook het belang van de minderjarige dienen. Het belang van de klager dient immers niet altijd het belang van de minderjarige. Waar nodig en mogelijk streeft het Kinderrechtencommissariaat naar het mandaat van de betrokken minderjarige bij klachtenbehandeling. Deze specifieke toets is niet terug te vinden in het “klassieke” ombudswerk.
14
Het ombudswerk van het Kinderrechtencommissariaat gaat vaak verder dan de afhandeling binnen de strikte omschrijving van “ombudswerk”. Juist door aanwezigheid van een specifiek toetsingskader, het IVRK en het belang van het kind, stopt het klachtenonderzoek niet altijd na het aftoetsen van de klassieke ombudsnormen. In klachten over schendingen van kinderrechten bestaat immers de mogelijkheid dat de wet- en regelgeving correct gevolgd zijn en bovendien ook geen normen van behoorlijk bestuur werden geschonden, maar wel bepalingen uit het IVRK werden geschonden en er geen rekening werd gehouden met het belang van het kind. Het klachtenonderzoek door het Kinderrechtencommissariaat is pas afgelopen wanneer ook deze aspecten belicht en onderzocht werden. Klachtenonderzoek vereist bovendien een specifieke aanpak, gezien niet alle bepalingen uit het IVRK rechtstreeks afdwingbaar zijn of vertaald in Vlaamse of federale wetgeving.
Het Kinderrechtencommissariaat krijgt door haar doelgroep andere input dan een klassieke ombudsdienst. Meldingen aan het Kinderrechtencommissariaat zijn niet altijd klachten over een overheid of een bijhorende dienstverlening. Vaak zijn de meldingen vragen of klachten over problemen in de leefsituatie van een minderjarige zoals thuis of in hun vrije tijd. Behandeling van klachten ligt daardoor niet altijd voor de hand. Er is immers niet altijd een ‘overheid’ om tegen te reageren, niet altijd foutief overheidsgedrag om te onderzoeken. Een onderzoek is delicater als de klacht gaat over handelingen of gedragingen van individuele volwassenen uit de privé-leefomgeving van de minderjarige en vraagt dus een speciefiekere aanpak.
Naast klachten ontvangt het Kinderrechtencommissariaat ook vragen omtrent kinderrechtenthema’s. De grens tussen vragen en klachten is niet altijd duidelijk te trekken. Dat heeft te maken met de minderjarige doelgroep die het vaak moeilijk heeft om het probleem te formuleren, de delicate kwesties waarover het gaat, de aard van het thema en de juridisch zwakke positie van minderjarigen. Het vraagt een specifieke aanpak om de melding te
15
verhelderen en ook de dienstverlening naar minderjarigen vraagt een specifieke invulling.
ďƒ¨
Het ombudswerk draagt bovendien bij tot de ruimere adviesopdracht van het Kinderrechtencommissariaat. Vaak maakt het ombudswerk structurele problemen zichtbaar die het niveau van de individuele klacht overstijgen. Het is de opdracht van het Kinderrechtencommissariaat om op basis daarvan adviezen en oplossingen op lange termijn te formuleren aan het Vlaams Parlement en aan andere overheidsinstanties.
16
STRATEGISCHE DOELSTELLING 2 Het vergroten van het draagvlak en de effectiviteit van het Kinderrechtencommissariaat binnen het Vlaams Parlement
•
Operationele doelstelling 2.1: Pro-actief kinderrechtenthema’s aanpakken die niet op de maatschappelijke en politieke agenda staan, maar er wel een plek verdienen.
Binnen het domein van de kinderrechten heel wat actoren actief. Hun activiteiten hebben betrekking op een diversiteit aan thema’s. Met heel wat van deze actoren onderhoudt het Kinderrechtencommissariaat regelmatige contacten. Het Kinderrechtencommissariaat is ervan overtuigd dat zij een belangrijke taak te vervullen heeft in het aanbrengen van thematieken die vooralsnog weinig of niet door andere actoren worden opgenomen. Hiertoe neemt het Kinderrechtencommissariaat zich voor om ieder jaar een bepaalde thematiek centraal te stellen en zo onder zowel de maatschappelijke als de politieke aandacht te brengen. Inspiratie voor deze thematieken haalt het Kinderrechtencommissariaat uit haar eigen werking of uit adviezen of suggesties van internationale en nationale partners. Voor de komende drie jaar schuift het Kinderrechtencommissariaat de volgende thema’s naar voor: o Jongeren in detentie (2010) o Kindermishandeling (2011) o Medicalisering van kindzijn (2012) De thema’s voor 2013 en 2014 zullen op een later tijdstip worden bepaald. Voor elk van deze thema’s wordt een dossier opgesteld. Elk dossier kenmerkt zich procesmatig minimaal door de volgende elementen:
17
o Het dossier wordt opgestart en uitgewerkt door een kerngroep die bestaat uit: (1) de Kinderrechtencommissaris, (2) 1 vertegenwoordiger van de ombudscel, (3) 1 Ă 2 vertegenwoordigers van de advies/onderzoekscel, (4) 1 vertegenwoordiger van de communicatiecel, (5) de verantwoordelijke begroting en personeel, en (6) de medewerker van het secretariaat. o Het dossier wordt mee opgevolgd door een stuurgroep die bestaat uit experts, extern aan de werking van het Kinderrechtencommissariaat. o Voor elk dossier wordt een planning en begroting opgesteld. o De in het dossier behandelde thematiek wordt tot onderwerp gemaakt van zowel maatschappelijk debat als van politieke discussie. Productmatig kenmerkt elk dossier zich door de volgende elementen: o Elk dossier levert een communicatie op, waarvan steeds ook een kind- en jeugdvriendelijke versie wordt opgemaakt. o Elk dossier resulteert in het formuleren van een aantal duidelijke beleidsaanbevelingen. o Van elk dossier wordt ook een beknopte Engelstalige publicatie gemaakt. Naast deze dossiers communiceert het Kinderrechtencommissariaat haar visie, ideeĂŤn en meningen via: o Adviezen voor het Vlaams en Federaal Parlement o Lezingen o Persberichten en opiniestukken o Artikels in vakpublicaties o Het jaarverslag o Memoranda
18
Waar mogelijk gaat het Kinderrechtencommissariaat op zoek naar samenwerkingsverbanden met het Vlaams Vredesinstituut en het Instituut voor Samenleving en Technologie voor de uitwerking van bepaalde thema’s.
•
Operationele doelstelling 2.2: Systematische overlegmomenten met de Vlaamse parlementsleden en de fracties inbouwen.
Het Kinderrechtencommissariaat streeft in haar werkzaamheden naar verandering en impact. Het belangrijkste objectief daarbij is de maatschappelijke en juridische positie van minderjarigen verbeteren. Het Kinderrechtencommissariaat heeft een bijzondere positie naar het Vlaams beleid. Het is een instantie die door de wetgevende macht als advies- en controleorgaan van dat Vlaams Parlement werd opgericht. Als het Kinderrechtencommissariaat reële invloed wil uitoefenen op de politieke besluitvorming in Vlaanderen is dat zowel een comfortabele als een moeilijke positie. De positie is comfortabel omdat het Kinderrechtencommissariaat in zekere zin rechtstreeks toegang heeft tot de besluitvormingsprocessen in het Vlaams Parlement. Het Kinderrechtencommissariaat wordt bijvoorbeeld formeel om advies gevraagd in een aantal dossiers, wordt uitgenodigd bij bepaalde hoorzittingen, en kan zelf onderwerpen aankaarten om op de politieke agenda te plaatsen. Tegelijkertijd gaat het om een moeilijke positie aangezien het Kinderrechtencommissariaat ‘geacht’ wordt zich te beperken tot formele manieren van beleidsbeïnvloeding, vooral dan in het ‘parlementaire traject’. In de loop van de komende maanden zal het Kinderrechtencommissariaat een strategie uitdenken die moet toelaten (1) de parlementsleden, de fracties en andere direct bij het beleid betrokkenen systematisch te informeren over onze activiteiten en (2) zelf voldoende geïnformeerd te worden over de activiteiten van de parlementsleden, de fracties en andere direct bij het beleid betrokkenen die de werking van het Kinderrechtencommissariaat aanbelangen.
19
•
Operationele doelstelling 2.3: Ondersteunend werken ten aanzien van organisaties en initiatieven die specifieke kinderrechtenthema’s onder de maatschappelijke en politieke aandacht willen brengen.
In haar contacten met het middenveld krijgt het Kinderrechtencommissariaat regelmatig de vraag ondersteunend te werken rond specifieke kinderrechtenthema’s. Het Kinderrechtencommissariaat beslist daarbij telkens ad hoc of deze ondersteuning wenselijk en mogelijk is. Inhoudelijk geldt als belangrijkste criterium dat de vraag moet aanleunen bij de decretale opdracht van het Kinderrechtencommissariaat. Deze ondersteuning bestaat uit inhoudelijke input of het ter beschikking stellen van door het Kinderrechtencommissariaat ontwikkelde materialen. Het Kinderrechtencommissariaat staat niet in voor vormen van financiële ondersteuning. Deze samenwerkingsverbanden kunnen resulteren in het opstellen van een dossier of advies, maar evenzeer in meer korte termijn engagementen zoals een gezamenlijk persbericht of opiniestuk.
20
STRATEGISCHE DOELSTELLING 3 De participatie van kinderen en jongeren aan de samenleving in het algemeen en aan de werking van het Kinderrechtencommissariaat in het bijzonder stimuleren Het Kinderrechtencommissariaat wil de komende jaren verschillende maatschappelijke problemen waar kinderen en jongeren mee geconfronteerd worden thematiseren. Een rode draad doorheen deze thema’s is de ruimte die onze samenleving aan kinderen en jongeren wil en kan gunnen. Ruimte is daarbij voor meerdere interpretaties vatbaar. Zijn wij in staat om andere ruimtes voor kinderen en jongeren die specifieke noden hebben te denken dan de klassieke ziekenhuizen en gemeenschapsinstellingen? Kan het Maison de Solenn in Parijs bijvoorbeeld ook voor Vlaanderen inspirerend werken? Als we participatie hoog in het vaandel dragen, geven we kinderen en jongeren dan ook kansen om zelf radio te maken, of televisie? Het Kinderrechtencommissariaat wil in het bijzonder de dialoog aangaan met kunstenaars omdat zij er bij uitstek in slagen de wereld anders te ordenen. Tegelijkertijd schuilen hierin veel mogelijkheden om kinderen en jongeren bij de werking van het Kinderrechtencommissariaat te betrekken.
•
Operationele doelstelling 3.1: Campagnes opzetten, publicaties verzorgen en materialen ontwikkelen die kinderen en jongeren informeren en die de participatie van kinderen en jongeren op voor hen belangrijke plekken faciliteren.
•
Operationele doelstelling 3.2: In alle voor het Vlaams Parlement opgemaakte dossiers het perspectief van kinderen en jongeren via participatief onderzoek integreren.
In de zoektocht naar het betrekken van kinderen en jongeren bij de werking van het Kinderrechtencommissariaat zijn in het verleden al verschillende projecten uitgeprobeerd. Sommigen waren heel arbeidsintensief voor een klein
21
team (bv. De schoolparticipatiebus), anderen waren te hoog gegrepen (bv. Megafoonbuurt). Wat wel werkte was het betrekken van een groep betrokken minderjarigen rond een welbepaald thema (bv. De dossiers). Het Kinderrechtencommissariaat neemt zich voor om bij het opstellen van al haar dossiers de stem en het perspectief van een groep betrokken kinderen en jongeren te integreren. We duiden dit onder de brede noemer van participatief onderzoek. Dit kan bijvoorbeeld belevingsonderzoek zijn, maar evenzeer kan dit onderzoek een vorm aannemen waarbij kinderen en jongeren zelf als onderzoeker te werk gaan.
•
Operationele doelstelling 3.3: Een actieve rol spelen in het realiseren van een meer systematische actieve inbreng van kinderen en jongeren in het medialandschap
Kinderen en jongeren hebben de voorbije jaren een prominente plek gekregen in het medialandschap. Er zijn specifieke televisiestations voor kinderen en jongeren, kranten hebben speciale bijlagen voor deze doelgroepen, er zijn eigen magazines,… In de meeste gevallen gaat het hierbij om een door volwassenen aangestuurd aanbod voor kinderen en jongeren. Slechts in een beperkt aantal situaties krijgen kinderen en jongeren de kans om actief zelf vorm te geven aan de bestaande formele ‘media’. Nochtans toont het meer informele circuit aan dat zij wel degelijk competenties in huis hebben om creatief met media om te gaan. Er zijn een aantal argumenten die het belang hiervan versterken: o Het biedt een extra mogelijkheid om een vinger aan de pols te houden van hoe kinderen en jongeren de actualiteit beleven. o Het is een manier om voor een breed publiek rond een meer positieve beeldvorming van kinderen en jongeren te werken.
22
•
Operationele doelstelling 3.4: Een interactieve en dynamische website uitbouwen die tegenover de verschillende doelgroepen zowel informerend als sensibiliserend werkt.
Het Kinderrechtencommissariaat heeft nood aan een website die meer is dan een stockeerruimte van adviezen, publicaties en andere documenten. Een vernieuwde website moet toelaten: o Kort op de bal te spelen bij actuele thema’s en discussies. o Applicaties zoals sociale netwerksites en beeldmateriaal in het totaalconcept van de website te integreren. o Een ondersteunende functie te vervullen ten aanzien van de ombuds- en onderzoeksfunctie van het Kinderrechtencommissariaat. o Uit te groeien tot een informatie- en communicatiemedium met kinderen en jongeren, professionelen, ouders, het beleid en de media.
23
STRATEGISCHE DOELSTELLING 4 Een meer diepgaande verankering va n kinderrechteneducatie in de opleiding van professionals die met kinderen en jongeren in contact komen stimuleren Tot slot streeft het Kinderrechtencommissariaat ernaar werk te maken van een beleid rond mensen(kinder-)rechteneducatie. Dit gebeurt in België nog te toevallig, te verspreid en te veel afhankelijk van de goede wil en inzet van individuen en NGO’s6 . Bijzondere aandacht dient hierbij uit te gaan naar de integratie van de inhoud van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind in opleidingsprogramma’s voor beroepsgroepen zoals leerkrachten, maatschappelijk werkers, artsen en juristen. De door de Belgische Kamer van Volksvertegenwoordigers op 18 juni 2009 goedgekeurde resolutie betreffende een actieplan voor het kind in het ziekenhuis kan hierbij inspirerend werken. In de resolutie vraagt de Federale regering om alle opleidingen geneeskunde en verpleegkunde aan te vullen met een vorming over contact met kinderen en kinderrechten7 .
•
Operationele doelstelling 4.1: Met behulp van belangrijke partners een inventarisatie van de actuele situatie van kinderrechteneducatie in Vlaanderen opmaken.
•
Operationele doelstelling 4.2: Een pilootproject opzetten met één specifieke opleiding waarin de integratie van kinderrechten in het curriculum van de opleiding wordt uitgeprobeerd.
6
Verhellen, E. (2008), Het Verdrag inzake de rechten van het kind meerderjarig. Enkele beschouwingen over de implementatie in België, Tijdschrift voor Jeugdrecht en Kinderrechten, 1, p. 11-40. 7 Dat kinderrechtenactoren hier een belangrijke rol kunnen spelen, is in dit dossier door UNICEF België aangetoond. 24
3.2 Strategische doelstellingen B STRATEGISCHE DOELSTELLING Het Kinderrechtencommissariaat goed en zorgvuldig beheren en besturen
•
Operationele doelstelling 1: het voeren van een stimulerend personeelsbeleid
Het Kinderrechtencommissariaat wil werken met een staf van gedreven medewerkers. De Kinderrechtencommissaris staat in voor de aansturing van het personeel: leiden, coachen, ondersteunen, delegeren al naargelang de situatie dit vereist. De Kinderrechtencommissaris is ook verantwoordelijk voor de interne coĂśrdinatie van het Kinderrechtencommissariaat. Jaarlijks is er met elke medewerker een functioneringsgesprek en een evaluatiegesprek. Er worden tijd en middelen uitgetrokken voor vorming en opleiding. Dit gebeurt zowel extern door het volgen van opleidingen of het bijwonen van studiedagen, als intern door het organiseren van tweemaandelijkse vormingsmomenten voor het hele team. Ieder teamlid kan jaarlijks 5 dagen vorming of opleiding volgen. Halftijds werkende teamleden kunnen 3 dagen vorming of opleiding volgen. Het intern overleg verloopt via: -
de wekelijkse teamvergaderingen, telkens op maandag van 10u tot 12u
-
de adviescel, de ombudscel en de communicatiecel die op geregelde tijdstippen bijeenkomen
-
de werkgroepen
-
het zeswekelijks overleg tussen de adviescel en de ombudscel
25
In het najaar worden telkens twee of drie teamdagen georganiseerd met het oog op het opstellen van het jaarplan en jaarbegroting. Het Kinderrechtencommissariaat zal ook instappen in het systeem van functiebeschrijvingen (methodologie Berenschot), op vraag van en op initiatief van het Algemeen Secretariaat van het Vlaams Parlement.
•
Operationele doelstelling 2: het oprichten van De Spiegel, de reflectiegroep van het Kinderrechtencommissariaat.
Het Kinderrechtencommissariaat heeft geen Raad van Bestuur, Stuurgroep of ander beheersorgaan. Omdat het belang van een reflectiegroep wordt erkend, zal De Spiegel worden opgericht. o We kijken in de Spiegel om te zien of alles nog goed zit (belang van de afstandname tegenover onze dagelijkse beslissingen en praktijken). o We kijken in De Spiegel om de inbedding van de werkzaamheden van het Kinderrechtencommissariaat in de schoot van het Vlaams Parlement te verzekeren o We kijken in de Spiegel om gekke bekken te trekken (ondersteuning van de laboratoriumfunctie die het Kinderrechtencommissariaat wil vervullen). De samenstelling van De Spiegel bestaat uit: o Een vertegenwoordiger van elke politieke fractie, zoals vertegenwoordigd in het Vlaams Parlement o Een evenredig aantal vertegenwoordigers uit de academische wereld en maatschappelijke domeinen (cultuur, media,...) De Spiegel komt minstens tweemaal per werkjaar samen.
26