De Groene Rotterdammer - 50 Jaar Poetry International

Page 1

Poetry International Festival Rotterdam 50 Rita Dove • The Last Poets • Koleka Putuma & vijftig jaar kippenvel en betovering


Winnaar van de Herman de Coninckprijs, de C. Buddingh’-prijs en de Awater Poëzieprijs. Genomineerd voor de Grote Poëzieprijs. ★★★★ de Volkskrant •••• NRC Handelsblad

Nieuwe poëzie van Tsead Bruinja, de Dichter des Vaderlands, 4 juni in de boekhandel


Hoofdredactie Xandra Schutte, Joost de Vries (adjunct) Redactie Evert de Vos, Marja Pruis Vormgeving Christine Rothuizen (ontwerp), Sanne van de Goor Beeldredactie Simone Berghuys, Joke van Soest Eindredactie Rob van Erkelens, Hugo Jetten, Nienke Gaastra Medewerkers Mirjam van Hengel, Christine Otten, Miriam Rasch, Alfred Schaffer, Casper Thomas, Joost de Vries Afbeelding cover Jules Deelder 1989. Foto Pieter Vandermeer / Tineke de Lange Acquisitie Hans Boot, Ivo Jansen op de Haar, Antoinette Vrisekoop Medewerkers Poetry International aan deze bijlage Jan Baeke, Feline Streekstra (programmering), Jan Coerwinkel, Peter Rosendaal (communicatie), Pieter Vandermeer (beeldarchief) Kijk voor het programmaoverzicht en kaartverkoop op www.poetry.nl Poetry International dankt

Publiek luistert in De Doelen

Inhoud 4 Vijftig jaar Poetry International Mirjam van Hengel 8 De strijdlust van Koleka Putuma Alfred Schaffer 10 Rita Dove’s politieke poëzie Casper Thomas 13 Onvertaalbare poëzie bestaat niet Miriam Rasch 16 The Last Poets – voor altijd Christine Otten

Stichting Lirafonds, Dioraphte, Prins Bernard Cultuurfonds, Ludo Pieters Gastschrijversfonds, Volkskracht, Erasmusstichting, G.Ph. ­VerhagenStichting, Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen, Stichting Verzameling van Wijngaarden-Boot

18 Wat gebeurde er met de toekomst Joost de Vries 22 Programma 26 De favoriete dichter van…

13 t/m 16 juni Poetry International Festival Rotterdam Van Buddingh’, Vaandrager, Vroegindeweij, Herzberg en Deelder – altijd weer Deelder – tot Rita Dove, Koleka Putuma en The Last Poets. Wat begon als een prettig anarchistische chaos met grote Rotterdamse invloed is nu, vijftig jaar later, een volledig internationaal georiënteerd programma, met veel aandacht voor vertalingen. Maar wat bleef was de ervaring. ‘Al die momenten dat je betoverd en met gespannen aandacht zat te luisteren en diezelfde betovering en gespannen aandacht ook in het publiek voelde.’ In deze bijlage beschrijven we de geschiedenis van Poetry International en gaan we natuurlijk uitgebreid in op deze vijftigste editie, met veel internationale dichters die zich moeten verhouden tot een guur politiek klimaat. Dat leidt tot strijdbare, politieke poëzie, net als vijftig jaar geleden. ‘Géén pamflettistische bullshit, maar écht’, zoals Christine Otten het werk van The Last Poets omschrijft. Want juist dichters beheersen de kunst om lelijkheid steeds weer om te zetten in schoonheid.

DE GROENE AMSTERDAMMER 23.5.2019

De Groene Amsterdammer groene.nl Deze bijlage kwam tot stand in samenwerking met Poetry International poetry.nl

Pieter Vandermeer / Tineke de Lange

Colofon

3


Vijftig jaar Poetry International

Goedemorgen, schoonheid Politieke betrokkenheid en anarchie, daarom draaide Poetry International in de beginjaren. Na een halve eeuw is er veel veranderd. De ervaring bleef: ‘Dat moment dat ineens het kippenvel vanuit je schouders over je nek liep.’ Mirjam van Hengel ‘Een serieuze dichtbundel zou ik nooit kopen, maar de dichtregels op de Rotterdamse vuilniswagens zou ik voor geen goud willen missen’, schreef een columnist twee jaar geleden in de NRC. Ik schrik van het eerste deel van die zin. Dat is belachelijk – ik hoor te weten dat haast niemand een serieuze dichtbundel koopt. Dat weten ze ook bij Poetry International, en gelukkig weten ze het er al lang. Sinds 1988 rijden op hun initiatief de vuilniswagens in Rotterdam rond met dichtregels op hun flanken. ‘Alles van waarde is weerloos’ (Lucebert), ‘Onverwacht zonlicht is een gebeurtenis’ (Bei Dao) , ‘Hoe langer je leeft/ hoe korter het duurt’ (Jules Deelder), ‘Steden schuilen niet wanneer het regent’ (Joseph Brodsky) en, de houdbaarste, van de Oostenrijkse schrijfster Maxie Wander: ‘Goedemorgen, schoonheid’. Van deze vijf dichters was alleen Wander nooit te gast op het festival dat in 1970 van start ging en dit jaar zijn vijftigste verjaardag viert. De anderen, de Nederlanders, de Chinees en de Rus, stonden meer dan eens op het podium van De Doelen of de Rotterdamse Schouwburg. Dichter, spotje erop, microfoon. Publiek (soms veel, soms weinig), vertaling, vroeger live voorgelezen, later simultaan geprojecteerd. Iedereen kon iedereen verstaan, alleen het echte raadsel bleef over.

DE GROENE AMSTERDAMMER 23.5.2019

Poëzie, wat is dat? Kijk hoe die naakte woorden daar dansen! Iedereen schaamt zich dood. (Adrian Mitchell)

4

Misschien begon het allemaal met het bezoek van Allen Ginsberg aan Londen in 1965 en de grootse, eenmalige poëziehappening in de Royal Albert Hall: International Poetry Incarnation. Ginsberg, starnakel, fluisterde, schreeuwde, zong en fleemde, om hem heen lag het publiek tussen de bloemen, marihuanadampen en rondzwevende papieren vliegtuigjes. Simon ­Vinkenoog was erbij en werd zo gegrepen dat hij het jaar erop Poëzie in Carré organiseerde.

Misschien begon het met de oprichting van het tijdschrift Modern Poetry in Translation door dichters Ted Hughes en Daniel Weissbort, ook in 1965. Een tijdschrift waarin voor het eerst werk van (later) wereldberoemde dichters in vertaling verscheen – Zbigniew Herbert, Czeslaw Milosz, Miroslav Holub. Volgens de makers werd het blad gedragen door vertrouwen ‘in the social as well as the private value of poetry’ en poëzie en politiek gingen hand in hand omdat er werk gepubliceerd werd van dichters die in eigen land moeilijk konden publiceren. ‘The translation of poetry became important, almost political business’, schreef Hughes, die vervolgens het festival Poetry International London begon. Of misschien lagen de echte wortels toch in Spoleto, Italië. Daar organiseerde componist Gian Carlo Menotti al vanaf 1958 het Festival dei Due Mondi, vol muziek, literatuur, theater en dans. Het publiek had er een stokoude Ezra Pound zien voorlezen en everyone nearly fainted. Ted Hughes kwam er, maar ook Adriaan van der Staay, directeur van de Rotterdamse Kunststichting. Die zag er dingen die hij in Nederland ook wel wilde. Van der Staay is de oprichter van het internationale poëziefestival in Rotterdam. Dat feit werd in de loop van de jaren enigszins ondergesneeuwd, want hij trok boekverkoper Martin Mooij aan als directeur en het werd diens naam die decennialang aan het festival verbonden zou raken. Mooij wás Poetry. Maar het was Van der Staay die de eerste editie op poten zette, die Hugo Claus, Simon Vinkenoog en Jules Deelder uitnodigde voor een pilotprogramma dat een eclatant succes werd en toen besloot dat ze van start konden. Het was ook Van der Staay die het festival zijn grondprincipe meegaf. ‘Poetry International wil gehoor geven aan de menselijke stem’, schreef hij. ‘Er zijn dichters, gekneveld of niet, wier stem sterker klinkt dan regeringsverklaringen.’ Het bleef jarenlang een van de pijlers van het festival: ruimte en steun bieden aan dichters wier stem gesmoord werd, die in eigen land vervolgd of gevangengenomen werden vanwege

hun werk. Niet alleen door ze hier uit te nodigen, ook door de oprichting van bijvoorbeeld de Poetry International Awards: een eregeld dat werd toegekend aan een vervolgde dichter. Of van het Breytenbach-comité nadat een van de trouwste festivalgasten, Breyten Breytenbach, in 1975 in Zuid-Afrika gevangen werd gezet. Politieke betrokkenheid, anarchie en improvisatie, dat waren zo’n beetje de ingrediënten van de eerste jaren. Een handvol buitenlandse dichters, een aantal Nederlandse, een podium en wat inderhaast gemaakte vertalingen, dat was alles. Juist omdat de organisatie in het begin gebrekkig was, vertelde Mooij, ging iedereen zich ermee bemoeien en waren het de dichters zelf die bedachten dat ze wilden voorlezen in metrostations (Ernst Jandl) of in de haven (Adrian Mitchell). Pablo Neruda reed in een koetsje door

Rotterdam en presentator Geert Lubberhuizen zorgde ervoor dat in 1974 tussen de dichtersvoordrachten door de standen van het WK werden meegedeeld. En toen tijdens de allereerste avond in De Doelen in 1970 nauwelijks publiek kwam opdagen in de grote zaal, verplaatsten de dichters zich naar de foyer, dat was gemoedelijker, en daar kwam het publiek uiteindelijk wél. Wie jaarlijks tientallen dichters verzamelt in een overzichtelijke omgeving, ze samen laat optreden, eten, een hotel delen en vooral: een bar, die kweekt saamhorigheid en akkers vol anekdotes. Wie de publicaties over vijftig jaar Poetry doorstruint (verschillende boekjes door Martin Mooij; publicaties uit de vroegere Poetry International Serie van Meulenhoff; het zojuist verschenen In poëzie en oorlog van de nu scheidende directeur Bas Kwakman; de vele festivalpoëziebloemlezingen-met-inleidingen) struikelt over de verhalen. Over de tv-opnames de allereerste avond, die heel Nederland toonden dat er haast niemand in de zaal zat. Over de Letse Amanda


Pieter Vandermeer

Johnny ‘The Selfkicker’ van Doorn danst in De Doelen tijdens Poetry International 1970

Volgens K. Michel, die vijf keer deelnam als festi­ valdichter en wel dertig jaar als bezoeker, was het ook vanaf het begin heel slim opgezet. ‘De dichters arriveerden in het weekend, terwijl de openingsavond pas op dinsdag was of zo. Dan werd er samen gegeten en werd iedereen in een bus geladen voor uitstapjes. Bij een lunch, ik herinner me Schoonhoven, aan de Lek, begon dan Seamus Heaney opeens een gedicht voor te dragen, waarna zijn vrouw, zangeres, inviel met fantastische liederen. Zoiets verbroedert wel, ja.’ Op zondag was er dan tuinfeest bij haven­ baron Ludo Pieters, begunstiger van het festival. Gedenkwaardige middagen waarbij dronken dichters in het zwembad sprongen, lagen te zoenen in het struikgewas of hun eerste kater van de week uitsliepen op het gras. Festivalfotograaf Pieter Vandermeer maakte er jarenlang foto’s. Van een dansende Geert Lubberhuizen naast Mischa de Vreede in bikini, van Jules Deelder met zijn nog kleine dochtertje Ari op schoot, van Les Murray die als een beeld van Henry Moore op het gras gedrapeerd ligt. En van Remco Campert in gesprek met Gerard Reve. ‘Maar Reve werd nooit uitgenodigd om te lezen op het festival’, zegt Vandermeer. ‘Die was te rechts.’

Boven: Martin Mooij (l) en C. Buddingh’ op het kantoor van Poetry International in De Doelen;

Robert de Hartogh

rechts: vertaalproject Poetry International 1991 met Willem van Toorn (l), Bert Schierbeek (m) en Yang Lian

Aizpuriete die meer dan tweeduizend gedichten uit haar hoofd bleek te kennen. Over de jonge Russische dichter Boris Ryzji die bij zijn voordracht te dronken was om op zijn benen te staan. Over Hans Faverey, die al zijn gedichten twee keer voorlas omdat hij wist dat iedereen ze moeilijk vond. Over de Keniaanse dichter Abdilatif Abdalla die niet met Elly de Waard op het podium wilde omdat ze een broek droeg en een hond in haar armen had. Over Rutger Kopland, die dagelijks naar Poetry belde om te horen hoe hij ervoor stond in de verkiezing voor de eerste

Dichter des Vaderlands (en won, en toen weigerde). Het was saamhorig, er was vriendschap, er was kinnesinne. Judith Herzberg, in 1973 voor het eerst op het festival, herinnert zich hoe klein het de eerste jaren was. ‘De meeste dichters kenden elkaar, je zat allemaal in hetzelfde hotel en zelfs de man van het hotel maakte deel uit van zo’n week, een beetje zoals een conciërge op school.’ Volgens haar was zowel Van der Staay als Mooij ‘geheel bevlogen en bezeten. Zonder hen was het festival er niet geweest, was het nooit geworden wat het werd.’

Campert schreef over het festival, inclusief tuinfeest, in zijn novelle Ohi, hoho, bang, bang of het lied van de vrijheid en hoewel de ironie dat hele boek voortstuwt – ‘These things happen when poets and alcohol meet’ – geeft het een beeld dat overeenkomt met wat ook Kwakman schrijft over de begintijd: ‘De bucolische anarchie. De onbekommerde saamhorigheid. Het nauwelijks zichtbare publiek. Het festival als de stolp waaronder een internationale familie van dichters en gelijkgestemden zich, afgezonderd en losgezongen van de realiteit, een week lang veilig waant.’ Voor het publiek was het anders, dat kon zich laten verrassen en onderdompelen. In 1998 schreef Jan Gielkens in de NRC over hoe dat was – en hoe het in essentie altijd bleef. ‘Poetry International, het jaarlijkse dichtersfestival in Rotterdam, bestond al een paar jaar toen ik in juni 1976 voor het eerst ging kijken. Ik hoorde er het Russische orgel Andrej Voznesenski en het Amerikaanse drankorgel Gregory Corso, de stille Roemeense geweldenaar Marin Sorescu en het Turkse nijlpaard Fazil Hüsnü Daglarca.’ Fotograaf Vandermeer, die samen met ­Tineke de Lange de festivaldichters portretteerde, heeft ze haast allemaal aan zijn lens voorbij zien gaan: Pablo Neruda, Octavio Paz, Joseph Brodsky, Allen Ginsberg, Günter Grass, Breyten Breytenbach, Elizabeth Bishop, Wole Soyinka, Bei

DE GROENE AMSTERDAMMER 23.5.2019

Pieter Vandermeer

‘De bucolische anarchie. De onbekommerde saamhorigheid’

5


DE GROENE AMSTERDAMMER 23.5.2019 6

Internationaal groeide de reputatie van ­Poetry. Een goed georganiseerd festival met dichters van hoog niveau, in een vrij land. ‘In een rijk land ook’, zegt dichter Arjen Duinker, die een paar keer op Poetry maar ook op veel andere festivals in de wereld stond (‘omdat ik altijd goeie vertalers heb gehad, dat is wel noodzakelijk wil je een kans hebben in het buitenland’). Hij was bijvoorbeeld in Medellín, op het immense poëziefestival in Colombia dat ooit werd opgericht als tegenwicht voor het dagelijkse geweld en dat sterke idealen en morele uitgangspunten heeft, maar natuurlijk geen geld. ‘Daar komen dichters omdat er het gevoel heerst dat poëzie betekenis heeft. In Nederland komen ze omdat de poëzie goed is, maar ook omdat alles goed georganiseerd is. Ik zat in Rotterdam ooit tijdens het slotdiner bij de Chinees naast de Mexicaanse dichter José Emilio Pacheco: ik heb zelden iemand

Rechts: in de tuin van Ludo Pieters met onder anderen Adriaan van der Staay, Czeslaw Milosz en Bert Schierbeek; helemaal rechts: C.B. Vaandrager in de foyer van De Doelen; onder: Remco Campert in De Doelen

Pieter Vandermeer

Pieter Vandermeer

Pieter Vandermeer

Dao, Derek Walcott, Carol Ann Duffy, Lars Gustafsson, Tomas Tranströmer, Czeslaw Milosz, Shrinivási, Umar Bin Hassan. Alle Nederlandse dichters: van Buddingh’, Bernlef en Brassinga tot Ter Balkt; van Komrij tot Kouwenaar, ­Peeters tot Perquin, Schippers tot Stitou, Wigman tot Wilmink. Zijn portretten stralen vrijwel allemaal een grote rust uit en dat terwijl hij de dichters uit de wandelgangen moest plukken om kort in zijn gelegenheidsstudiootje te laten zitten. ‘Maar dat ging vanzelf goed. De meeste dichters zijn aardige mensen, die werken wel mee. Brodsky bijvoorbeeld werd omstuwd door andere schrijvers die met hem meeliepen tot in de kleedkamers, tot ik zei: als ik op jullie pen zou zitten kijken, kun je toch ook niet schrijven? Weg jullie, bromde Brodsky toen – en ik maakte een mooie foto. Seamus Heaney ook: hij had net de Nobelprijs gekregen en kwam over voor één avond. We konden het altijd goed vinden, omhelsden elkaar stevig. Nadat hij had voorgelezen zei hij tegen alle aanwezige journalisten: ik moet eerst even met de fotograaf mee.’ Wat hij zelf zegt dat hij probeert, lijkt hem meestal gelukt te zijn: achter de ogen komen. De foto’s die hij maakte van de jonge Antjie Krog en Anna Enquist zijn sereen en krachtig, de terugkaatsende blik van Breytenbach spreekt voor zich. Weinig vrouwen in het begin, maar ze waren er wel: Friederike Mayröcker in de eerste jaren en verder vooral Nederlandse dichters: Hanny Michaelis, Neeltje Maria Min, Sonja Prins. Gaandeweg werden het er meer. Bij het 25-jarig jubileum waren tien van de veertig dichters vrouw en dat percentage groeide zeker vanaf eind jaren negentig. Sommige Nederlandse dichters hoorden tot de vaste entourage. In het begin de Rotterdammers Buddingh’, Vaandrager en Vroegindeweij, altijd Deelder, jarenlang Gerrit Komrij en Remco Campert. De Vijftigers keerden steeds terug (alleen Vinkenoog niet!), Kopland trad elf keer op, net als Judith Herzberg. Jonge dichters waren er ook altijd, al was het maar vanwege de uitreiking van de ­Buddingh’-prijs voor poëzie­ debuten, vanaf 1988.

zó zien eten.’ Volgens Duinker verschillen alle festivals erg van elkaar. Het ene is goed vanwege de keuze van de dichters, het andere vanwege de sfeer en de vriendelijke organisatie, het derde vanwege de entourage – ‘in Colombia lees je in een gigantisch theater of bij de ingang van een reusachtige fabriek; in Albanië heb ik ooit gelezen aan de voet van een standbeeld voor drie boerenfamilies; in Melbourne sta je midden tussen de jonge performancedichters.’ Wat in die internationale context precies de identiteit van Poetry is, is niet zomaar te zeggen. Kwakman benadrukt dat het de kwaliteit is, dat Poetry heel kritisch selecteert – maar dat doen vergelijkbare festivals in Londen en Berlijn ook. Het is hoe dan ook de historische reputatie: Poetry was een van de eerste, Mooij was een dichtersvriend die gasten vaak liet terugkeren, de politieke steun van de eregelden deed het aanzien goed. In de jaren negentig was Poetry in Rotterdam bovendien een van de grotere festivals, met zo’n veertig buitenlandse dichters en (later) slammers per jaar, een aantal dat

inmiddels bijna gehalveerd is, onder andere door de bezuinigingsperikelen in de cultuursector. Het is zeker ook de inmiddels volledig internationaal georiënteerde presentatie, de grote aandacht voor vertalingen. In het begin werden die vaak ter plekke en op het laatste moment gemaakt. Dichter-vertaler Jan Eijkelboom nam zijn eigen typemachine mee naar het festival om erop te werken, resultaten werden per dag gestencild en tot krantjes of boekjes ‘geraapt’. Tijdens het festival werd aanvankelijk met live vertalingen gewerkt; pas later met projecties. Judith Herzberg: ‘Op een keer was een Chinese dichter aan het voorlezen, in de grote zaal. Iedereen zat keurig te luisteren, heel stil, tot er opeens iemand in het publiek als enige hard begon te lachen. Ik keek wie dat was: ook een Chinees. Die had iets gehoord dat niemand verder begreep. Grapjes kun je bijna niet vertalen.’ Dat zullen veel vertalers haar niet nazeggen en in zijn boek veegt ook Kwakman het aforisme van Robert Frost, ‘poetry is what get’s lost in translation’, resoluut van tafel: er gebeurt juist


een gedicht dat in estafette van de ene naar de volgende taal vertaald werd en weer terug naar de begintaal. Omdat tijdens Poetry zo zichtbaar werd hoe door het proces van vertalen betekenissen konden verschuiven. Voorbeeld van het resultaat van zo’n doorfluistering met Kouwenaars gedicht ‘men moet’: ‘men moet de zonen nog moed inspreken, de dochters/ een harnas aanmeten’ werd ‘eenmaal nog moet men zijn zonen moed inspreken/ niet meer met hun meisjes te breken’. In 1994 vierde Poetry zijn 25-jarig jubileum, groots, meer dan veertig festivaldichters traden op, Martin Mooij ontving een prijs, de koningin kwam. Twee jaar later werd Mooij opgevolgd door Tatjana Daan. Niet zonder strubbelingen, Kwakman vertelt in zijn boek hoe Mooij haar aanvankelijk aan een klein tafeltje achter zijn bureau wilde wegmoffelen, zoveel moeite had hij met het loslaten van ‘zijn’ festival. Daan herinnert zich dat hij zichzelf tegen die tijd als ‘de god van Poetry beschouwde en misschien zelfs als de god van de poëzie tout court’, wat het hem

‘Als ik nu aan Poetry denk, denk ik aan die stem van ­Brodsky’

haast onmogelijk maakte een opvolger te accepteren. ‘Gelukkig was ik aangenomen om het roer om te gooien en omdat er al zoveel jaren een zelfde koers werd gevaren zag ik daarvoor allerlei mogelijkheden. Voor mij was het dus een dankbare taak.’ Tatjana Daan pakte door en veranderde binnen een paar jaar veel aan het festival. Het politieke moest eraf, het naar binnen gekeerde ook. ‘Ik trof een festival aan dat grote dichters had weten te programmeren maar een onder­ onsje was geworden en zijn subsidie dreigde te verliezen. Ik wilde literair ­hoogwaardige en publieksgerichte programma’s maken en tegelijk twee waardevolle eigenheden van het festival behouden, waarmee P ­ oetry zich internationaal onderscheidde: de vertaal­ projecten en de aandacht die er aan de ver talingen werd besteed. De simultane projectie van de vertalingen werd standaard. En alles werd ook in het Engels vertaald. Door dat laatste werd Poetry interessant voor een internationaal publiek, later ook virtueel dankzij Poetry International Web.’ Dat web, een nog steeds bestaand en dit jaar vernieuwd digitaal poëzieplatform, zette ­Poetry voor poëzielezers wereldwijd op de kaart. Kwakman vertelt hoe Daan en Arnolda Jagersma hun idee geplugd en omarmd zagen op een grote VN-conferentie in New York, alsof de toekomst van de poëzie opeens in Rotterdamse handen lag. Het was broodnodige digitale vernieuwing. In later jaren breidde Daan, samen met de toenmalige redacteuren Erik Menkveld en Janita Monna en partners NRC Handelsblad en nps, de activiteiten van Poetry uit met verdere maatschappelijke initiatieven: G ­ edichtendag en de Dichter des Vaderlands, geïnspireerd op de Engelse National Poetry Day en de Poet Laureate. Onder Daan werd het festival gestroomlijnd, opengebroken en verder geprofessionaliseerd. Ruimte voor anarchie bleef er altijd wel een beetje, ook later. Tijdens een avond over ‘Het Heilige Boek’ in 2004 trok Jules Deelder publiekelijk van leer tegen de organisatie die hem bij dat thema niet had uitgenodigd, waarop hij driftig begon voor te lezen uit zijn bundel Bijbelsch: ‘want voorwaar ik zeg u dat geen/ dichter ooit zwaarder geschapen/ de Zangberg afdaalde dan hij/ met een lul van hier tot Den Haag’. Toen Daan in 2003 naar Frankrijk vertrok werd ze opgevolgd door Bas Kwakman, die gestudeerd had aan de Rietveld Academie en nieuwe

samenwerkingsprojecten met beeldend kunstenaars op poten zette. Hij trok in 2011 de organisatie van de VSB Poëzieprijs aan, die gekoppeld werd aan Gedichtendag en later de Poëzieweek. Wat bleef waren de optredens en vertaalprojecten, de zoektocht naar muziek die écht iets toevoegde, maar ook de subsidieperikelen en de wisselende bezoekersaantallen, het gemier om bestaansrecht. Wie zijn boek leest krijgt gaande­weg een visioen van een over de ganse aardbol vertakt netwerk van poëziefestivals vol h ­ unkerende dichters, zichzelf feliciterende directeuren, onvertaalbare morele uitgangspunten en tegenstrijdige uitgangspunten. De blik van binnenuit. Maar hij schrijft ook, bijna ontroerend, over wat hij aantreft in andere landen, bijvoorbeeld op het grote festival in Colombia: ‘Hier in Medellín is de poëzie een halszaak. De stad bruist van dichters en politici die over elkaar heen buitelen, de krantenpagina’s vonken van poëzie en ik word, ondanks al mijn reserves, mijn ideeën over de rol van poëzie en mijn ergernis over alle eendimensionale, pamflettistische politieke verzen op dit festival, jaloers op een wereld waarin poëzie er werkelijk toe doet. Op de overtuiging dat poëzie iets kan veranderen.’ De manier waarop poëzie ertoe doet op een festival als het Rotterdamse is anders. Als ik rondvraag, lijkt het vooral de ervaring die de meesten hier cruciaal vinden. Remco Campert, die jarenlang samen met Geert Lubberhuizen de grote zaalprogramma’s presenteerde en de ‘Poetry National’-avonden samenstelde, zegt: ‘Als ik nu aan Poetry denk, denk ik aan die stem van ­Brodsky. Dat galmende, Russische geluid. Dat kippenvel.’ Fotograaf Vandermeer buigt zijn hoofd voorover als ik vraag wat het meeste indruk op hem maakte in al die jaren: ‘Dat moment dat ineens het kippenvel vanuit je schouders over je nek liep.’ Tot de beste herinneringen van Tatjana Daan behoren ‘al die momenten dat je betoverd en met gespannen aandacht zat te luisteren en diezelfde betovering en gespannen aandacht ook in het publiek voelde.’ In de recente bloemlezing De mooiste gedichten van de wereld schrijft voormalig Dichter des Vaderlands Anne Vegter over de verpletterende indruk die een optreden van de Canadese dichter Anne Carson tijdens Poetry op haar maakte. ‘Aan tafel, achteraf, kon ik Carson bijna aanraken maar ik durfde natuurlijk niet. Ik durfde nauwelijks te eten in haar buurt. Ik was een groupie geworden. Een kinderlijk machteloze bewonderaar. Ik moest het allemaal nog lezen en leren. Schrijven en leven. Heel af en toe is poëzie ontwrichtend. Voor minder moet het maar niet.’  poetry.nl/nl/festival; poetryinternational.org; De menselijke stem: 25 jaar Poetry International, Walburg Instituut, 1994; Bas Kwakman, In poëzie en oorlog: Vijftig jaar Poetry International, De Arbeiderspers, 2019; De mooiste gedichten van de wereld: 50 dichters kiezen hun favoriete gedicht uit de schatkamers van Poetry International, Podium, 2019

DE GROENE AMSTERDAMMER 23.5.2019

veel spannends wanneer je poëzie gaat vertalen. Het kan zowel rampzalig als inspirerend uitpakken. Zo stormde dichter Robert Anker ooit briesend het kantoor binnen om zijn beklag te doen over zijn vertaler (‘I have to smoothen it up’ had die gezegd; ‘Jij smoothent helemaal niets up’, riep Anker) terwijl aan de andere kant Judith Herzberg het ‘doorfluisterspel’ bedacht,

7


De strijdlust van Koleka Putuma

Een dagje naar het strand

De jonge Zuid-Afrikaanse dichteres Koleka Putuma laat zich niet makkelijk in een hokje stoppen. Haar bundel Collective Amnesia is weliswaar een aanklacht tegen het neokolonialisme, maar: ‘I write love poems, too.’

DE GROENE AMSTERDAMMER 23.5.2019

Alfred Schaffer

8

Het is dinsdag 20 maart 2018 en in The Book Lounge, de intieme en populaire onafhankelijke boekwinkel in het centrum van Kaapstad, wordt een poëzieavond georganiseerd. Op het oog een boekpresentatie zoals The Book Lounge er zoveel organiseert, bijna elke week. Maar vanavond wordt er geen níeuwe dichtbundel gepresenteerd, en de pas gedebuteerde dichteres in kwestie is al lang geen onbekende meer in het Zuid-Afrikaanse literaire landschap. Reden voor de avond? Dichteres en theatermaakster Koleka Putuma (Port Elizabeth, 1993) heeft iets te vieren: ‘Koleka Putuma’s groundbreaking poetry collection Collective Amnesia is a year old! To celebrate, the poet is inviting readers to an event, featuring wine, a poetry reading, and a book signing at The Book Lounge in Cape Town.’ Putuma voegt er zelf aan toe: ‘It has changed my life & I couldn’t have done it without you.’ De debuutbundel die het leven van Koleka Putuma op zijn kop heeft gezet, en zoveel lezers verrijkt, is in maart 2017 verschenen bij de kleine uitgeverij uHlanga, een uitgeverij met als motto ‘Poetry for the people’. De dichteres heeft haar sporen dan al verdiend met haar bekroonde theater­werk, en met haar voordrachten op slam- en poëzieavonden. Op zulke avonden valt Putuma steevast op met haar theatrale en intense opvoering van haar teksten. Haar literatuur, en dat van veel andere jonge zwarte Zuid-Afrikaanse dichters, vindt grotendeels op het podium plaats. Zoals gebruikelijk bij performance­ avonden, die ver af staan zijn van de geijkte, wat bedeesde en gewijde poëzieavondjes, wordt er gejoeld, geschreeuwd en instemmend geknikt. Maar niet op de avond waarop Putuma voor het eerst haar gedicht ‘water’ zal voordragen, 5 september 2015 te Stellenbosch. Het thema is ‘Think. Experience. Discover Africa’. Tegen Mbali Zwane van The Daily Vox zegt Putuma over die eerste voordracht: ‘When I performed the poem for the first time at TEDxStellenbosch, the room was literally cold and silent. After the event, white folk were not happy and they were not reserved about expressing that to my face and to the

organisers. After the event I posted a blog entry on my site about the experience and included the text of “water”. The post received both negative and positive comments (mostly positive).’ Putuma is woedend als de organisatie van TEDxStellenbosch haar een paar weken later vraagt haar poëzievoordracht te publiceren, maar dan wel graag zonder het gewraakte ‘water’. Op haar blog schrijft ze: ‘I do not believe that work should be diluted or washed down in order to appease people’s sense of comfortability and avoidance of conversations people often do not wish to have, particularly in the context of a predominately white environment such as Stellenbosch and the TEDxStellenbosch event where artists such as myself are the minority and most times non-existent.’ De woede van Putuma, die een jaar voor de eerste democratische verkiezingen geboren is,

Putuma moet ontkomen aan de verwachtingen van zowel het witte als het zwarte publiek kenmerkt veel Zuid-Afrikaanse zwarte jongeren, de zogenaamde born free-generatie, een term die niet zonder ironie is: geboren in vrijheid, maar opgegroeid in een land waarin de ongelijkheid niet af- maar toeneemt. De koloniale erfenis en de apartheidsjaren zorgen nog altijd voor gigantische verschillen tussen arm en rijk, op het gebied van cultuur, ras, politiek, economie, onderwijs en grondbezit, en deze generatie is het zat om nog langer slachtoffer te zijn. In dat licht moet de tekst op haar blog begrepen worden, een aanklacht die ook als een poëticaal statement gelezen kan worden: ‘(Y)ou subject artists such as myself, who speak openly and honestly about black pain, and stench of colonia­ lism which still lingers and breathes in our city, to artistic oppression. In light of this, I hope in

future you consider not inviting an artist whose work touches on sensitive and current socio-political issues to deliver a talk on your platform that has policies which are against freedom of speech.’ Nee, kunst om de kunst kan een zwarte, Zuid-Afrikaanse dichter als Putuma zich niet veroorloven. ‘water’ is zo’n gedicht dat al snel rondzingt, nog voor het ergens gepubliceerd is. De beginregels zeggen genoeg: ‘The memory of going to the beach every New Year’s Eve,/ is one I share with cousins and most people raised Black.’ Een dagje naar het strand is voor een zwarte Zuid-Afrikaan geladen met betekenis, en iets heel anders dan een beetje snorkelen of in de zon liggen op een stretcher ‘and all the cool stuff you do under there in your bathing suits and goggles’: But we, we have come to be baptised here. We have come to stir the other world here. We have come to cleanse ourselves here. We have come to connect our living to the dead here. Our respect for water is what you have termed fear. The audacity to trade and murder us over water then mock us for being scared of it. The audacity to arrive by water and invade us. If this land was really yours, then resurrect the bones of the colonisers and use them as a compass. De ‘you’ in dit gedicht, dat zijn de witte Zuid-Afrikanen, de geprivilegieerden. Vanwege de rassenwetten was ‘het strand’ tijdens de apartheids­ jaren een beladen concept voor zwarte en bruine Zuid-Afrikanen, maar nog altijd zijn de foto­ genieke stranden vooral een witte aangelegenheid. Putuma gaat in het gedicht de confrontatie aan: ‘Too many white people out here acting God./ Too many white people out here doing the work of God.’ Denk na, zegt Putuma, voor jullie ons weer beledigen en ons recht op een menswaardig bestaan bagatelliseren: ‘Another one (who looks like me) died today./ Another one (who looks like me) was murdered today.’ In een liveopname van ‘water’, voorgedragen tijdens een festival in Soweto in oktober 2015, georganiseerd door de Word N Sound Live Literature Company, is goed te zien en te horen dat ‘agressie’ en ‘herkenbaarheid’ belangrijke elementen zijn in dit gedicht. De uitzinnige reactie van het publiek is navenant. Tegen Zwane zegt ze over de uiteenlopende reacties: ‘To this day, some white folk walk out when I perform this poem. When I performed it at the Playhouse in Durban recently, a woman came up to me and said: “Did you write that? Is that poem really necessary? Come on man. What happened to the Rainbow Nation?!”’ Putuma, geboren in Port Elizabeth in de provincie Oost-Kaap, groeide op in Bellville, een voorstad van Kaapstad, in een christelijk gezin van acht kinderen en twee trotse, zelfbewuste


ouders die Putuma aanmoedigen haar dromen na te jagen door zelf het goede voorbeeld te geven. Over de mythe van Zuid-Afrika als één vrolijke, bontgekleurde verzameling van culturen, tradities en talen, zegt Putuma: ‘It’s as if the rainbow nation was just the dirt keeper, and South Africans are just going “we can no longer live in dirt, let’s clean it out. And today please.” The conversation is being had, more and more aggressively lately.’ Collective Amnesia is Putuma’s poëtische weerslag van dat gesprek, een bestekopname. De strijdlustige en kwetsbare teksten zijn duidelijk geworteld in de orale traditie, met hun directe en toegankelijke taal. Het ‘collectieve geheugenverlies’ dat bestreden moet worden, betreft Zuid-Afrika, witte Zuid-Afrikanen in het algemeen, en mannen in het bijzonder. Want behalve een aanklacht tegen het neokolonialisme en een worsteling met religie is Collective Amnesia ook een feministisch document dat vrouwelijkheid, homoseksualiteit en queer viert en eert, en de man en zijn witte (én zwarte) mannelijke blik bekritiseert. Aspecten die samenkomen in een gedicht als ‘interview’: Black men & white womxn always write about black womxn as if we are already dead.

But isn’t it funny? That when they ask about black childhood, all they are interested in is our pain, as if the joy-parts were accidental. Wat is mijn rol, vraagt Putuma zich af. De spagaat in ‘Black joy’ is duidelijk. Voelt de ‘ik’ zich in deze strofe solidair met haar zwarte toehoorders (‘our pain’), in de volgende strofe, waarin ze te kennen geeft dat ze ook liefdesgedichten schrijft (‘I write love poems, too’), lijkt ze radeloos, door het hokje waarin ze zich gevangen weet: ‘you only want to see my mouth torn open

Koleka Putuma, november 2018

be until you touched me./ I didn’t know coming could be an act of survival too.’ Koleka Putuma, die in ‘1994: a love poem’ cynisch te kennen geeft dat ze verlangt naar iemand die van haar houdt zoals ‘white people look at/ and love/ Mandela’, heeft met Collective Amnesia een bundel geschreven met ‘survival poetry’, zoals Luso Mnthali zijn recensie begint op de website Afripop! Vandaar die avond in The Book Lounge, een jaar na publicatie. Zo’n belangrijke, uitgesproken dichtKoleka Putuma bundel die al zes keer herdrukt is, geeft zaterdag in een land met een relatief zeer 15 juni om 20.00 kleine leescultuur, door allerlei uur een lezing voor de hand liggende socio-econoin de Jurriaanse mische omstandigheden – zoiets is Zaal een feestje waard. 

in protest,/ as if my mouth were a/ wound/ with pus and gangrene/ for joy.’ Je zou kunnen zeggen dat Putuma in Collective Amnesia een weg zoekt uit de impasse; ze moet ontkomen aan de verwachtingen van zowel het witte als het zwarte publiek. De liefde zou een ontsnappingsroute kunnen zijn, zoals in ‘coming home’: This one time, in your office, spread reckless across your deadlines, we made love like we were chased by wolves In de seks en de liefde is de bevrijding totaal: ‘I didn’t know how wild I could

DE GROENE AMSTERDAMMER 23.5.2019

Collective Amnesia bestaat uit drie afdelingen, te weten ‘Inherited memory’, ‘Buried memory’ en ‘Postmemory’. In de gedichten komen de jeugd en het huidige leven van een jonge, ­zwarte, vrouw voorbij, alsook de verhalen uit haar ­gemeenschap, in gedichten als ‘Black joy’, ­‘growing up Black & Christian’, ‘growing up Black & womxn’, ‘no Easter Sunday for queers’, ‘suicide’, ‘on Black solidarity’, ‘x-mas dinner with skeletons’, ‘memoirs of a slave & queer person’ en ‘oh dear God, please! not another rape poem’. Al in het tweede gedicht, ‘Black joy’, komt het dilemma van veel zwarte kunstenaars naar voren; waarover ga ik het hebben, wie of wat is mijn publiek? Heb ik het (alweer) over onrecht, discriminatie en marginalisatie, en moet ik ­mijzelf reduceren tot een ‘geval’? Of laat ik mij niet in een hokje stoppen en heb ik het ook over vrolijke, minder ernstige zaken, en negeer ik daarmee de worstelingen die ‘wij’ dagelijks ondervinden:

9


Rita Dove, Poetry International 1989

Rita Dove’s politieke poëzie

DE GROENE AMSTERDAMMER 23.5.2019

‘We moeten de taal terugveroveren’

10

De Afro-Amerikaanse dichter Rita Dove woont en werkt in Charlottesville. Dé plek om de strijd aan te gaan met de tegenstrijdigheden van de VS. ‘De poëzie was wat mak geworden in voorgaande jaren.’ Casper Thomas


Rita Dove, april 2019 – ‘Je kunt woorden als kogels gebruiken en terugschieten op de manier waarop Trump dat zelf doet’

‘The world called and I answered’, een van Rita Dove’s dichtregels, is verwerkt in een bonte muurschildering op een gebouw van University Avenue in Charlottesville. Thomas Jefferson liet hier in 1819 een campus aanleggen, vlak bij M ­ onticello, de heuvel waar hij zijn plantage had, slaven hield en een huis bouwde in de neo­ klassieke palazzo-stijl die hij vanuit Europa meenam naar de Verenigde Staten. Ook de universiteit die hij stichtte was een oefening in Europese verbeelding: een grote tuin met aan weerszijden woningen voor professoren en studenten, een centrale hal met koepeldak en een standbeeld van Homerus in het midden. Maar het zijn de woorden van Dove, die in 1993 de jongste Poet Laureate van de Verenigde Staten werd en de eerste Afro-Amerikaanse dichter in die functie was, die oplettende bezoekers nu verwelkomen bij een bezoek aan de universiteit in het glooiende landschap van ­Virginia. De voormalige plantages daar worden nu gebruikt voor wijnbouw. Wat ze produceren

is overwegend bocht. Te wrang of juist te zoet, alsof de heuvels het niet toestaan dat iemand op deze grond fraaie wijn maakt. Je gaat snappen waarom Jefferson, als hij het geld had, bordeaux van topklasse liet importeren, drank die zich wat betreft gelaagdheid kan meten met de poëzie van Rita Dove. De muurschildering verwijst naar het gedicht ‘Testimonial’, opgenomen in haar bundel On the Bus with Rosa Parks: ‘The world called, and I answered/ Each glance ignited to a gaze/ I caught my breath and called that life/swooned between spoonfuls of lemon sorbet.’

‘Lady Liberty als zwerver omschrijven, wat heb ik gedaan? Maar niemand leek aanstoot te nemen’

Op de deur van haar werkkamer prijkt een bordje dat speciaal lijkt opgehangen voor Hollands bezoek. ‘Alleen voor dichters’. Dove heeft het meegenomen bij een eerder bezoek aan het Poetry International Festival in Rotterdam. Het hing bij de ruimte waar deelnemers aan het festival zich konden terugtrekken. Het bordje onderstreept Dove’s fascinatie voor Nederland. Ik ken geen poëtisch-geografische typering die ons vlakke land beter vat dan Rita Dove’s ‘Delft’: As if a continent/ raging Westward, staggered/ at the sight of so much water, sky/ on curdling sky. Ik ben geen dichter, maar de deur zwaait open en daar staat Rita Dove – lachend, kort van stuk, grote bos krullen en een palet van kleuren op de gelakte nagels aan de uitnodigende hand. Op haar bureau ligt een stapel werkstukken. Ze doceert Engelse literatuur, en haar studenten schrijven poëzie. Dove was Amerika’s nationale dichter in de jaren negentig, het pre-internet­tijdperk, een laatste hoogtepunt van Amerikaanse mondiale zelfverzekerdheid ook. De poëzie van haar studenten moet het gevecht aangaan met de digitale versnippering en met de ­taalarmoede van Donald Trump. Is dat ontmoedigend, of biedt dat juiste nieuwe openingen? Eerst het internet. Digitale tijden. Zegen of vloek voor de dichter? Dove twijfelt. ‘Wat helpt is dat je nu een gedicht kunt verspreiden via Facebook. En je zou zeggen: een gedicht vraagt weinig tijd, dus je kunt lezen tussen al het andere dat om aandacht vraagt. Aan de andere kant: je moet wel in de juiste stemming zijn, in een bepaalde mentale ruimte verkeren om een gedicht te kunnen waarderen. Maar poëzie kan die ruimte ook zelf scheppen. Als je rondraast en het druk hebt, als je dag een chaos is, kunnen gedichten je aarden of je rust geven. Of ze bieden wijsheid of een verbinding waarvan je niet dacht dat je die nodig had.’ ‘Het internet verlangt dat we dingen snel lezen, en snel doorklikken naar het volgende’, vervolgt Dove. ‘Een dichter heeft daar misschien minder last van dan roman- of toneelschrijvers. Maar uiteindelijk zijn we allemaal bezig met een groot experiment waarin we uitzoeken wat een kortere aandachtsspanne doet met ons als mensen.’ In het werk van haar studenten ziet ze een tegenreactie, vertelt Dove. Ze zijn juist langere gedichten gaan schrijven. ‘Dat had ik niet verwacht, maar ergens is het logisch. Op de computer kun je veel gemakkelijker schrappen en tussenvoegen, je hoeft niet telkens je hele gedicht opnieuw te typen.’ In zekere zin gaan we terug naar de tijd van

DE GROENE AMSTERDAMMER 23.5.2019

Fred Viebahn

Pieter Vandermeer / Tineke de Lange

(De laatste regel is typerend voor Dove’s werk. In haar gedichten speelt ze regelmatig met de zintuiglijke ervaring van eten. Blader door haar ­Collected Poems 1974-2004 en je komt een feestmaal in woorden tegen: champagne, gestoofde kalebassen, chocola, crab-boil. Schrijven over eten is een manier waarop de dichter direct fysieke sensaties en emoties kan opwekken, vertelde Rita Dove me.)

11


DE GROENE AMSTERDAMMER 23.5.2019

de lange lyriek, meent Dove. Poëzie ontstond in een mondelinge traditie en de huidige generatie dichters staat graag op het podium. Stand-uppoetry? Dove lacht. ‘Geweldige term in plaats van “spoken word”, I love it. Dichters hebben die vorm nodig, om te kijken of ze met hun woorden iemand hún universum kunnen binnen­slepen. Als woorden uitgesproken moeten worden, krijg je ook een ander type dichtkunst, langere, vloeiende lijnen, meer drama om de aandacht van de luisteraar vast te houden, meer aandacht voor cadans. Ik zie dat veel jonge dichters hiermee bezig zijn.’

12

Dove werd geboren in Akron, Ohio. Ze studeerde met een Fulbright-beurs in Tübingen, Baden-Württemberg, waar ze een liefde voor de Duitse taal en Duitse poëzie ontwikkelde (wie astrale logica gelooft: Dove is op dezelfde datum geboren als Goethe). ‘Ik hou ook van de Duitse novelle. De spanningsboog van het korte verhaal heeft mijn werk diep beïnvloed’, zegt Dove, die ook korte verhalen schrijft. ‘En ik hou van de dynamiek van het Duits, de lange zinnen die je pas volledig kunt begrijpen als je aan het einde bent. “Ik wist nooit wat een eeuwigheid was, totdat ik Duits begon te leren”, zei Mark Twain. Ik probeer dat ook, de spanning te rekken, de openbaring pas weg te geven aan het einde van een zin.’ In de jaren tachtig, tijdens een verblijf bij de Iowa Writers’ Workshop, leerde Dove haar man kennen, Fred Viebahn, een Duitse schrijver. Ze ontmoetten elkaar door taal. Dove vertaalde een van zijn lezingen. Thuis spreken ze een mengeling van Engels en Duits, vertelt ze. Samen met Viebahn verhuisde Dove eind jaren tachtig naar Charlottesville, waar ze beiden een aanstelling kregen op de universiteit. ‘Ik wilde absoluut niet in het zuiden van de Verenigde Staten wonen’, vertelt Dove. ‘En al helemaal niet in Virginia. Maar toen ik voor het eerst hier op de campus kwam merkte ik dat een hoop tegenstrijdigheden van de VS hier samenkwamen. Niet verrassend, aangezien Jefferson zelf een vat vol tegenstrijdigheden was. Hij schreef de Onafhankelijkheidsverklaring en maakte anderen tot slaaf. Richmond, de hoofdstad van de Geconfedereerde Staten, is hier vlakbij. Deze plek trilde van interessante spanningen waar ik wel de strijd mee wilde aangaan.’ En nu is Charlottesville een naam geworden die de hele wereld kent. Hier hielden witte racisten in 2016 een betoging met dodelijke afloop, waarna Trump sprak over ‘fine people on both sides’. Het verbaasde Dove niet dat dit in Charlottesville gebeurde. ‘Niet omdat het hier vol racisten zit, maar omdat deze plek typerend is voor hoe we het verleden proberen toe te dekken en onszelf aanpraten dat we de geschiedenis ontstegen zijn. Maar de Amerikaanse Burgeroorlog leeft in zekere zin door. De demonstranten kozen bewust voor Charlottesville, waar de standbeelden van generaals van de Geconfedereerde Staten nog altijd op hun sokkel staan. De stad was onvoorbereid en is nu een symbool geworden.’

Volgens Dove kan haar woonplaats die symboolfunctie wel aan. ‘Als er een plek is waar de hedendaagse confrontatie over ras zich moet afspelen, laat het dan Charlottesville zijn. Iedereen die hier langskomt moet nu iets met wat hier gebeurd is, erover praten of bewust zwijgen. Uiteindelijk heeft niemand controle over wat er met een naam gebeurt. Het deed me denken aan Rosa Parks, die koos er ook niet voor een symbool te zijn. Ze was een vrouw die opstond in de bus en een symbool werd.’

luisteren of bracht in ieder geval de beleefdheid op. Ik was Poet Laureate in de jaren negentig. We hadden het idee dat het goed ging met de wereld. Als dichter voelde ik geen e­ nkele vijan­digheid tegen me. Hooguit de g ­ ebruikelijke geringschattendheid over wat een dichter nu helemaal te zeggen heeft. Maar ik kon zonder problemen een controversieel gedicht voorlezen.’ En nu bestaan de woorden van de dichter naast de twittertaal van Trump. De huidige Poet Laureate is Tracy K. Smith, net als destijds Dove een jonge Afro-Amerikaanse vrouw Speelt de Charlottesville-demonstratie een rol en net als Dove een dichter die in haar werk de in Dove’s gedichten? ‘Ik ben bezig om erover te duistere kanten van Amerika’s heden en verleschrijven’, zegt ze. ‘Ik werk momenteel aan een den opzoekt. Het was onder andere Dove’s werk liederencyclus samen met de componist Richard dat Smith deed besluiten om dichter te worden. Danielpour. Het gaat over de geschiedenis van Volgens Dove is dit een van de signalen dat poëAmerika gedurende de laatste vijftig jaar, van zie weer politiek aan het worden is. 1968 tot 2018. We proberen te vatten wat er met ‘De poëzie in de VS was wat mak geworden in het land is gebeurd die decennia. Het is ingewikvoorgaande jaren’, zegt Dove. ‘Gedichten voelkeld, want je kunt niet alles behandelen, je moet den soms wat losgezongen. Werk dat een diakiezen. Ik zit er nu middenin, dus het is lastig om loog aanging met de noden van de tijd, daar werd soms wat schamper over gedaan. Je kreeg al snel het verwijt van overdreven pathos, dat de bood‘Ga aan de haal met schap een gebrek aan vakmanschap moest verhullen. Dat gevoel begint nu gelukkig te slijten. de taal van de anderen, Ik krijg studenten aan mijn bureau die vragen probeer de betekenis wat ze kunnen doen met hun werk, hoe ze uiting te veranderen’ kunnen geven aan verontwaardiging en maatschappelijke depressie.’ Er is, kortom, een strijd over taal bezig, en erover te praten. Het worden veertien gedichten. Dove doet er graag aan mee. ‘Ik heb de dichter Standing Witness heet de cyclus. We proberen altijd beschouwd als een soort arbiter van taal, Amerika te bezien vanuit het perspectief van het iemand die kan bepalen wat taal ten diepste is. Vrijheidsbeeld.’ Maar als een politieke ideologie of een systeem Het is niet de eerste keer dat een iconisch de taal overneemt, krijgt de dichter een extra rol. Je ziet het aan de regering-Trump die het conAmerikaans standbeeld het uitgangspunt vormt voor Dove’s werk. ‘Don’t lower your eyes/ stant over “fake news” heeft. Ze proberen een or stare straight ahead to where/ you think you vocabulaire te creëren dat alleen zij controleren ought to be going’, luiden de openingsregels van en waarin de rest van de samenleving moeilijk ‘Lady Freedom Among Us’, een gedicht dat ze kan navigeren.’ Wat kan de dichter daar tegenover stelschreef als Poet Laureate. ‘With her old fashioned sandals/ With her leaden skirts/ with her len? De taal van Trump nadoen? Korte zinstained cheeks and whiskers and heaped up trinnen, veel ­kapitalen en uitroeptekens? Of juist kets/ she has risen among us in blunt reproach’. langere, complexere regels, om te laten zien Dove schreef dit gedicht kort nadat ze als natio­ wat het a­ lternatief is? ‘Er zijn duizend manienale dichter was aangesteld. Ze was op bezoek ren om terug te vechten, en ze moeten allemaal bij de ­Library of Congress en zag op de parkeergebruikt worden’, zegt Dove. ‘Je kunt woorden als plaats het beeld van de vrijheidsvrouwe staan dat kogels gebruiken en terugschieten op de manier ­normaal boven op het Capitool prijkt. ‘Ze was waarop Trump dat zelf doet. Hij herhaalt ook naar ­beneden gehaald voor een schoonmaaksteeds dezelfde frasen. Je kunt een gedicht op die manier schrijven en daarmee laten zien hoe beurt’, vertelt Dove. ‘Ze stond op de parkeerplaats, enorm ­smerig en ik dacht: Lady Liberty taal verbrokkelt en corrodeert. Maar ik kan me ziet eruit als een dakloze en iedereen loopt met ook voorstellen dat iemand met het vocabueen boog om haar heen. Later werd mij gevraagd laire van Trump een langer gedicht schrijft om iets voor te lezen toen het beeld werd terug­ te laten zien dat niet alles in korte fragmenten geplaatst. En ik las dit gedicht voor, in het bijhoeft te worden gevat. En we moeten woorden zijn van de v­ icepresident en de senatoren. terug­pakken. Neem het woord Kort van tevoren overviel het me ineens: “fake”. Dat wordt nu vermeden Lady Liberty als zwerver omschrijven, om de associatie met Trump te Rita Dove geeft voor­komen. Maar het omgekeerwat heb ik gedaan? Maar niemand leek aanstoot te nemen.’ de kan ook: ga aan de haal met zaterdag 15 juni Dat is het grote verschil tussen het de taal van de anderen, probeer om 18.30 uur politieke klimaat van Amerika toen en nu, de betekenis te veranderen. De een lezing in de meent Dove. ‘Aan welke kant je ook stond tijd is aangebroken om taal weer Jurriaanse Zaal in politiek opzicht, iedereen was bereid te terug te veroveren.’ 


Onvertaalbare poëzie bestaat niet

‘Die vreemde, dat ben ik’ Hoe kies je uit alle woorden die je als vertaler van gedichten tot je beschikking hebt exact die, die ook het onzegbare vertellen? Dat lukt alleen door je volledig onder te dompelen in de werkelijkheid van de taal.

Gedicht van Wang Wei. Kalligrafie van Dong Qichang, Ming Dynasty na 1632. Inkt op papier, 188,9 x 74,3 cm. Uit de nalatenschap van John M. Crawford Jr., 1988

Miriam Rasch

Om redenen die ik nog niet helemaal heb weten te doorgronden heb ik een zwak voor Chinese dichters. Op het Poetry International Festival behoren ze altijd tot mijn favorieten. Het was dan ook met verheugde nieuwsgierigheid dat ik het boekje 19 Ways of Looking at Wang Wei (With More Ways) las, mij aangeraden door iemand die verder geen weet had van deze voorliefde. Eliot Weinberger bespreekt daarin negentien verschillende vertalingen (en nog een aantal) van een kort gedicht van Wang Wei, uit de achtste eeuw. In de woorden van Silvia Marijnissen (deze vertaling vond ik via de website van vertaler Martin de Haan) luidt het aldus: Hertenloo Lege bergen, er is niemand te zien, alleen het geluid van stemmen weerklinkt.

Vier regels, twintig karakters, myriaden aan varia­ties. Naarmate je, geleid door Weinberger, vordert langs al die verschillende interpretaties, synoniemen en perspectieven, ontwikkel je zo je eigen voorkeuren (op basis waarvan ik bovenstaande Nederlandse vertaling heb uitgekozen). Weinberger ziet de verschillende vertalingen als familieleden van elkaar, zegt hij ergens, elke vertaling is een kind van het origineel. Sommige

DE GROENE AMSTERDAMMER 23.5.2019

The MET Museum, New York

Avondstrijklicht valt het dichte bos in, op het blauwgroene mos glanst het weer op.

13


DE GROENE AMSTERDAMMER 23.5.2019 14

Opgroeien als vertalerskind betekende dat er nooit geld was maar wel genoeg ­woordenboeken om in te neuzen en op de achtergrond een radio die was afgesteld op het oosten. Het grappige is (of nou ja) dat er bij ons in het vertalershuis met al die woorden net als in het gedicht van Wang Wei niet veel werd uitgesproken. Iets ­zeggen zonder het te zeggen, dat ken ik. Een woord als ‘herboren’ zou je bij ons ook niet snel horen vallen. In het essay ‘Traduire comme transhumer’ (ik las de Engelse vertaling van Ros Schwartz, ‘Translation as transhumance’) vertelt ­Mireille Gansel hoe haar familiegeschiedenis haar op de eerste schreden tot het vertalerschap zette. Het is een geschiedenis als een klassieke twintigste-eeuwse tragedie. Haar joodse familie uit het Centraal-Europese gebied dat al heel lang geen land meer is, werd in de Tweede Wereldoorlog opgejaagd. Gansel groeide op in Frankrijk, de talen van haar vader, van haar tantes, bleven achter. ‘Listening to the silences’, was een vertaalles die Gansel al vroeg leerde. Het Duits, de taal van de vijand én van haar familie, was tegelijk besmet en dierbaar, een verboden gebied om te verkennen en een thuis­ haven. De taal was in de zwarte afgrond van het nazisme gestort en leefde tegelijk voort in de poëzie. Zo kon ze alsnog, en nog steeds, levensreddend zijn: ‘that is what poetry is: a human voice that can save you’. Voor Gansel was haar kennismaking met het Duits van Bertolt Brecht niets minder dan dat. Niet veel later begon ze met het vertalen van Duitse poëzie. Bang voor grote woorden kun je Mireille Gansel niet noemen. Als vertaler ziet ze het bijvoorbeeld als haar taak ‘to investigate universal human explorations in time and space’. Het voelt bijna

ongemakkelijk. Durven we nog hardop te zeggen dat er universele menselijke ervaringen zijn, deelbaar over culturen, landsgrenzen en tijden heen? Het doet me denken aan het plaatje uit mijn jeugd van lachende figuurtjes in alle kleuren en klederdrachten, die hand in hand een blauwgroene aardbol omspannen. Maar de aarde die Gansel leert kennen is verschroeid, de dichters zijn verbannen en de taal wordt onder schot gehouden. De inzet is hoog, met andere woorden. Als er niet zoiets is als een universeel menselijke ervaring die gedeeld kan worden, wordt het werk van de vertaler zo goed als onmogelijk. Maar ernstiger nog is dat dat diepe kloven zou slaan tussen mensen, kloven zoals die waarin ooit het Duits verdween. In een recente column in De Groene Amsterdammer schreef Ester Naomi Perquin over een

Je vermoedt dat eenvoudige woorden grote dingen zeggen, maar bewijzen kun je het niet gedicht van Peter Swanborn, dat misschien wel het eenzaamste gedicht was dat ze kende. ‘Of het best vertaalbare gedicht. Dat wil zeggen: er zit een onoverbrugbare afstand in die in alle talen hetzelfde klinkt. Vreemd genoeg vind ik dat een opbeurende gedachte.’ Ik vind dat niet vreemd: eenzaamheid bestaat nu eenmaal en de wetenschap dat je zelfs in die ervaring niet alleen bent, dat die de aarde omspant, biedt troost. Het opbeurende zit hem er ook in dat juist de ervaring van ‘onoverbrugbare afstand’ zo goed te overbruggen blijkt. Om daar achter te komen zijn echter vertalingen nodig. Oké, in de eerste plaats een gedicht, maar vervolgens: een vertaling van dat gedicht. (Het gedicht van Swanborn is overigens geen vertaling.) Voor Gansel is het duidelijk: ‘No word that speaks of what is human is untranslatable’. Wil je uitgaan van het bestaan van universele menselijke ervaringen, dan kan er in feite niet zoiets bestaan als onvertaalbaarheid, dat spook dat vertalers – en schrijvers over vertalen – hardnekkig blijft achtervolgen. ‘Onvertaalbaarheid’ beduidt het idee dat er niet alleen altijd iets lost in ­translation zal blijven, wat een open deur is, maar dat sommige woorden, uitdrukkingen en ervaringen noodzakelijkerwijs gesloten blijven voor andere talen. Onvertaalbaarheid is daarmee het zusje van het onuitsprekelijke: het idee dat sommige dingen gewoonweg niet in taal zijn uit te drukken. Ik wil net zomin als Gansel geloven dat er zoiets bestaat als onvertaalbaarheid. Misschien omdat ik een vertalerskind ben, maar ook omdat ik er de dreiging in bespeur van uitsluiting. Want hoe kunnen we weet hebben van dat wat niet

Pieter Vandermeer / Tineke de Lange

zijn moederskindjes, andere rebelleren juist. Nu ben ik zelf vrij letterlijk een kind van vertaling te noemen. Mijn vader vertaalde uit het Russisch, Deens en Pools; vooral met werken uit die laatste taal – van Bruno Schulz en de dichters Szymborska, Miłosz en Herbert – wist hij een naam op te bouwen. Mijn moeder begon op latere leeftijd te vertalen uit het Nederlands naar het Deens. Ik behoor overduidelijk tot de kinderen van het rebellerende slag (nog steeds wel), toch zit ik hier een essay te schrijven over het vertalen van poëzie. Weinberger geeft sommige van zijn collega’s en de kinderen die ze produceerden er flink van langs. Degenen die het niet kunnen laten om uitleggerig te worden krijgen het het zwaarst te verduren, zoals de Franse vertaler die besloot het licht in de laatste regel ‘herboren’ te laten worden. ‘Chinese poetry always says it without saying it’, stelt Weinberger. Je zult Wang Wei, of welke Chinese dichter dan ook, niet snel betrappen op een woord als herboren, al zou het licht nog zo herboren zíjn. Dat zwak van mij heeft daar iets mee te maken: je vermoedt dat de eenvoudige woorden grote dingen zeggen, maar bewijzen kun je het niet. De grote woorden moet je in je binnenste bewaren.

in woorden uit te drukken is, als er niet toch iemand is die daar inzicht in heeft, iemand voor wie de weg blijkbaar niet is afgesloten? Iemand die bovendien die kennis voor zichzelf wil houden, onder het mom van onuitsprekelijkheid? Dat alles zomaar te vertalen is, gaat er bij mij echter ook niet in. Het ideaal van perfecte vertaalbaarheid is de computer die onvermoeibaar woorden uitspuwt en ons de utopie van transparante verstaanbaarheid inleidt. Om daarin te geloven ben ik ook te veel een vertalerskind. Vertalen is ambacht. Bovendien werkt ook deze fantasie uitsluitend, want vertaalbaarheid komt daarin meestal neer op het toepassen van een westers – specifiek: Engels-Amerikaans – model, zoals postkoloniale onderzoekers al decennialang benadrukken. Het probleem is de extremiteit van beide kanten: onmogelijkheid versus perfectie. Een valse tegenstelling, waarvan ik een simpele deconstructie vond in een interview met de taal­ columnist Lane Greene. Wat de meeste mensen bedoelen als ze het over onvertaalbare woorden hebben, zegt hij, is dat er niet één equivalent voor is in een andere taal, maar dat je meerdere


huge flocks of words through all the vernaculars of the umbrella language of poetry’.

Poetry International in de jaren tachtig

woorden nodig hebt om hetzelfde te zeggen. ‘That can be interesting, but it doesn’t quite mean that the word can’t be translated’, concludeert hij droog. Er is misschien geen een-op-eenvertaling in andere talen van een woord als ‘gezellig’, maar je kunt het met genoeg woorden tot je beschikking heus wel omschrijven. Geen excuses meer, de verwachtingen zijn naar boven bijgesteld. Als het zo is dat ‘no word that speaks of what is human is untranslatable’, al kost het dan soms wat extra woorden, zul je moeten voortploeteren tot die woorden er staan. De taal is niet op magische wijze direct ingeplugd op de universeel menselijke ervaring, maar moet daartoe gekneed worden. Hoe komt de vertaler er dan achter wat die woorden zijn? Er is eigenlijk maar één weg, zegt Gansel: door zich volledig onder te dompelen in de werkelijkheid van de taal. Ze reist naar het ­theater van Bertolt Brecht in Oost-Berlijn, naar het plattelandsonderkomen van Reiner Kunze, naar het strijdtoneel van Vietnam. Om de taal van het oorlogsslachtoffer of van de balling te doorgronden, moet zij de realiteit van oorlog en

Alles is mogelijk, aldus Willis Barnstone, alles behalve een fout, ‘which one must never confuse with freedom’. Daarom bestaan er meer dan negentien manieren om een vierregelig gedicht te vertalen, maar zijn sommige daarvan toch De taal is niet direct gewoon verkeerd. En daarom kan een vertaling ook steeds hernomen worden (iets wat mijn magisch ingeplugd vader ook bleef doen). Het laatste woord valt op de universeel nooit, wat ook een manier kan zijn om ‘iets zegmenselijke ervaring gen zonder het te zeggen’ te begrijpen. Het geluid van stemmen weerklinkt, schrijft Wang Wei (in vertaling). Hoe klinkt dat geluid? ballingschap leren kennen. Pas dan kan de ervaDeze laatste complicatie is niet de minste: bij het ring die in de Vietnamese en Duitse poëzie tot overbrengen van de ervaring gaat het niet alleen uitdrukking is gebracht – een universeel menseom inhoud, maar ook om klank. De ­ervaring van lijke ervaring – in het Frans worden overgezet. de klank is wat het Poetry Festival je geeft. Je luisDeze beweging is waar de titel van ­Gansels tert naar de Chinese – ­Braziliaanse, Finse, Russimemoir naar verwijst. Transhumance is de versche – dichters en hoort van een wereld waar je plaatsing van het vee naar hoger gelegen weiden met geen mogelijkheid aan kunt raken, al raakt of lager gelegen dalen. Voor in het boekje staat ze jou. Dan weet je dat Gansel gelijk heeft als ze een foto afgebeeld van een herder, haar grootste revelatie prijsgeeft. schuilend onder een paraplu tusDe ­vreemde, schrijft ze, dat ben De Poetry Academy sen zijn schapen, op weg, al voorbij, ik, en niet de ander. ‘I was the presenteert tijdens het want op de rug gezien. Een melanone who had everything to learn, festival workshops over cholisch beeld, alsof de vertaler het everything to understand, from poëzie schrijven, lezen, gewicht lijkt te dragen van al die the other.’ In plaats van te probevertalen, inbinden en woorden die om zijn benen dringen ren die ander jouw wereld in te performen, gegeven en die verplaatst moeten worden. trekken moet je jezelf verplaatdoor dichters en Slechts met trage tred kan hij het sen, naar hoger gelegen weiden vertalers land doorkruisen, ‘the movement of en lager gelegen dalen. 

DE GROENE AMSTERDAMMER 23.5.2019

De foto doet me denken aan de monnikenarbeid van Robert Macfarlane, de Britse schrijver die op lange wandelingen woorden verzamelt, in de hoop daarmee landschappen en kennis over die landschappen te behouden. Hoewel hij in Landmarks laat vallen dat sommige dingen onvertaalbaar zijn, lijkt zijn enorme collectie van placewords en hun omschrijvingen van iets anders te getuigen. Veel van die woorden behoren tot heel specifieke natuurfenomenen op heel specifieke geografische locaties. Dat lijkt het tegenovergestelde van de universaliteit waar Gansel over spreekt, maar wat ze nastreven lijkt op elkaar: het beschermen en delen van ervaringen. De sleutel daarbij is om zo hoog mogelijke precisie na te streven. Hoe preciezer het woord, hoe beter het een ervaring uitdrukt, of dat nu gaat om de ervaring van een Schots landschap of om de gruwelen van vernietiging (ook Macfarlane schrijft tegen de vernietiging – van het landschap). En hoe beter het die ene ervaring uitdrukt, hoe breder die ervaring te delen is. Juist in het hyperspecifieke schuilt het universele. Precisie en mysterie vormen dan ook geen tegenstelling, zegt M ­ acfarlane, het eerste maakt het tweede juist mogelijk. Meer dan perfectionisme is een volledige overgave aan precisie misschien wel de belangrijkste eigenschap van de vertaler. Tussen de duizenden woorden die er zijn de beste weten te kiezen, van alle grammaticale wendingen de sprekendste weten in te zetten. Dat vraagt veel tijd. En veel woordenboeken.

15


The Last Poets, voor altijd

‘We hebben nog wat te zeggen man!’ Wereldwijd succes, een inspiratiebron voor dichters en muzikanten en grote maatschappelijke impact met hun poetry. Het geheim van The Last Poets? Hun gedichten zijn geen pamflettistische bullshit maar écht. Christine Otten

AG/CAD Limited

in de samenleving, begin dan bij jezelf.’ Het N-woord had hij inmiddels tig keer laten vallen. Oyewole eindigde zijn betoog met te zeggen dat Donald Trump de ‘grootste nigger van heel Amerika en omstreken’ is.

DE GROENE AMSTERDAMMER 23.5.2019

Het album Understand What Black Is van The Last Poets

16

Een poosje terug was ik samen met Abiodun Oyewole, een van de oprichters van het legendarische Afro-Amerikaanse muzikale dichterscollectief The Last Poets, te gast bij een populair radioprogramma op BBC Four. Aanleiding was hun vijftigjarige jubileum én de lancering van de Engelstalige editie van mijn roman over de groep. De interviewer was allerhartelijkst, maar drukte ons op het hart dat het ‘N-woord’ ab-so-luut niet uitgesproken mocht worden op de nationale zender. Oyewole reageerde laconiek en toen het live

gesprek begon verwees hij naar de belangrijkste klassieker van de groep als ‘So and So People Are Scared of Revolution’. Om vervolgens gepassioneerd uit te leggen wat het concept ‘nigger’ voor hem en The Last Poets destijds, toen hun eerste album uitkwam in 1970, betekende. ‘Die destructieve kracht huist niet alleen in onze gemeenschap maar in ieder van ons. Daarmee gingen we de strijd aan. Niggers Are Scared of Revolution. Voor “Revolutie” kun je ook “Verandering” lezen. Wil je iets veranderen in de machtsverhoudingen

Het tekent de inmiddels 71-jarige zanger en dichter, én het tekent de The Last Poets. Toen ze in 1968 als bijna-twintigers, op het hoogtepunt van de burgerrechtenbeweging in Amerika gingen optreden op straathoeken in Harlem, op campussen en tijdens demonstraties in de rest van het land, schokten ze niet alleen het witte publiek, maar ook hun zwarte achterban. Niggers love anything but themselves, dichtte Umar Bin Hassan, in een tijd dat Black is beautiful al een revolutionair statement was. Martin Luther King en Malcolm X waren net vermoord. The Last Poets waren jonge mannen uit de zwarte getto’s van Detroit, The Bronx, Akron, Ohio en Jamaica, Queens, hartstochtelijk op zoek naar een ander leven dan dat van hun ouders, die in hun ogen te beschadigd en te aangepast waren door racisme en uitsluiting. Geïnspireerd op de muziek van John Coltrane, de boodschap van Malcolm X en de glamour van The ­Temptations vonden ze hun artistieke vorm: performance poetry op het ritme van de conga, en die bleek al even grensverleggend. Generatiegenoot David Bowie verklaarde in Vanity Fair dat hij het eerste album van The Last Poets had grijsgedraaid en dat de groep zijn grootste inspiratiebron was. Generaties artiesten als Public Enemy, A Tribe Called Quest, 2Pac, IceT, Common, Erykah Badu, Mos Def en, dichter bij huis, rappers als Akwasi en Ali B zeiden schatplichtig te zijn aan The Last Poets. ‘Godfathers of Hiphop’ worden ze liefkozend genoemd, al doet die kwalificatie hun als visio­naire dichters geen recht. En nog altijd weten The Last Poets de vinger op de zere plek te leggen. Vorig jaar kwam hun jubileumalbum uit, Understand What Black Is. Tegen de huidige stroom in van het je terugtrekken en verdedigen van de ‘eigen identiteit’ zingzegt ­Oyewole: ‘It is not a color/ It is the basis of all colors/ It is not a complexion/ It is


terug in het huis van zijn zus. Niet toevallig viel die periode samen met de neergang van de zwarte (en linkse) beweging in de jaren zeventig en tachtig. En met de politiek van de Amerikaanse regering om de zwarte beweging te infiltreren, te elimineren en leiders om te brengen, het zogenaamde ‘Cointelpro’ van de fbi, bedacht en geleid door Edgar Hoover. Drugs overspoelden de Amerikaanse steden en zwarte buurten. The Last Poets raakten in de vergetelheid. Totdat jonge rappers als Chuck D van Public Enemy, opgegroeid met de ontbijtprogramma’s van de Black Panthers en de muziek van The Last Poets, en bands als A Tribe Called Quest hun muziek begonnen te sampelen. Het was begin jaren negentig toen Umar zijn eigen ­poëzie op de radio hoorde, gesampeld in hiphop­ songs van deze nieuwe bands. Hij werkte als kok en probeerde af te kicken van crack. Abiodun trad af en toe op als zanger en had een baan in het onderwijs. ‘Kom op Dun’, zei Umar toen hij na een ­afwezigheid van zo’n vijftien jaar ineens bij Oyewole op de stoep stond. ‘We hebben nog wat te zeggen man!’ Ze gingen weer optreden, schreven nieuw werk en namen albums op. ‘There is no easy thing in being the strength for the weakness and fear of words lost in the dreams and nights of Harlem our inspiration to leave and come back to in times madness and coke and jail.’ Gered door hun eigen poëzie. Terwijl gangstarap (2Pac, Biggie Smalls, Ice Cube) groot werd en hiphop steeds verder commercialiseerde, werden The Last Poets ook steeds weer (her) ontdekt door jonge dichters, rappers en andere artiesten overal ter wereld. Vanwege hun tegendraadse, oorspronkelijke stemmen, maar vooral vanwege de vitaliteit die uit hun werk spreekt, de veerkracht en het vermogen om zichzelf steeds opnieuw uit te vinden, hoe groot de ­tegenslagen ook zijn, hoe guur het politieke klimaat ook is, de kunst lelijkheid steeds weer om te zetten in schoonheid. ‘To understand that everyman’s color wil not be his heart/ (...) To go inside yourself is where it must start. (…) But to leave a legacy that will long unfurl/ That ours too, was a struggle for a better world.’ Die impliciete boodschap maakt het werk van The Last Poets universeel en tijdloos. 

‘The Last Poets zijn een microkosmos van zwart Amerika’, zei Umar Bin Hassan toen ik hem en Oyewole in 2000 in Harlem ontmoette. Nooit eerder had ik mannen ontmoet die zo openhartig vertelden over hun leven en zichzelf, zowel de hoogtepunten, het wereldwijde succes als de “I can’t dig them actions!”/ Niggers are scared of onderlinge ruzies (de groep opereerde in wisselende samenstellingen), de drugs, het geweld en revolution’. hun worsteling in relaties met vrouwen en kindeErgens zijn The Last Poets, ondanks hun ren. Al snel begreep ik dat hun gedichten uiterst macho uitstraling, feministen (al zouden ze lachen als ze dit lazen). Het geheim van hun sucpersoonlijk waren. Dat elk beeld, elke metafoor, zijn oorsprong vindt in ervaringen, soms van ces en maatschappelijke impact is dat ze steeds lang terug. ‘You ain’t shit’, kreeg Umar als kind het persoonlijke politiek wisten (en weten) te te horen. ‘Self-hatred wrapped up in a twis­ted, maken in hun werk. ‘But I’m a lover too, (...) I demented but well-controlled smile’, zou hij later dichten. Hij vertelde over zijn vader Sonny Huling, een briljant trompettist, maar gebrek aan kansen had hem aan de drank gebracht. Hij sloeg zijn vrouw en zoon soms in elkaar en hield nooit lang een baantje. Daardoor moest Umar als jochie voor de familie geld verdienen als schoenen­ poetser in de hoeren­buurt. Op zijn elfde probeerde hij zijn vader met een mes te vermoorden. Net op tijd pakte moeder hem het mes af, maar de teleurgestelde blik in vaders ogen zou hij zijn leven lang niet vergeten. In This is Umar Bin Hassan, Don Babatunde Eaton, Abiodun Oyewole en Christine Otten (v.l.n.r.) tijdens het Edinburgh Book Festival 2017 Madness, een andere klassieker, klinkt het: ‘And I hear my love niggers/ Because niggers are me/ And I mother’s voice rustling in the wind reminding should only love that which is me/ But there is me of/ The many times he tried to rape her of her Blackness/ But she with the strength of a panther, one thing about niggers I do not love/ Niggers are the swiftness of a cheetah, and the cunning of a scared of revolution’. Daarom gelóóf je The Last lioness would not be caged up with the other lies Poets; hun gedichten zijn geen pamflettistische that kept me from being totally free.’ bullshit maar écht. Geen enkele politieke beweToen Abiodun Oyewole hem op zijn negenging wist hen ooit in te lijven. tiende vroeg wat hij als jongen uit de provincie had geleerd in de paar maanden dat hij in De gedichten van The Last Poets bleken bovenNew York was om dichter te worden, antwoorddien groter dan henzelf, visionair. Ondanks hun de Umar zonder aarzelen: ‘Niggers are scared of zelfkritiek kwamen de dichters allemaal op enig revolution.’ ‘Schrijf het op’, zei Oyewole. In het moment in de problemen. Umar Bin Hassan en studentenpension waar hij logeerde begon Umar Felipe Luciano, een van de andere oprichters van zijn schriftje vol te pennen; de gedachten buitelde groep en leider van de Puerto R ­ icaanse Black den over elkaar heen, zowel de nieuwe indrukPanthers, raakten verslaafd aan ken van ‘al die verschillende soorten zwarten, drugs; Oyewole zat in de gevanmoslims, Black Panthers, feministen, zwargenis voor een overval op de Ku The Last Poets te nationalisten’ die hij om zich heen zag als de Klux Klan toen het eerste album treden donderdagherinneringen aan zijn vader en aan de stoere uitkwam; mede-oprichter Gylan avond 13 juni met het pooiers en hosselaars tussen wie hij was opgeKain vluchtte na gewelddadige Metropole Orkest op groeid en de hoeren die hem liefde hadden gegeruzies met de andere dichters naar tijdens het openingsven én ­ingewijd in de seks. ‘Niggers act so coooool Europa; Jalal Nurridin, inmiddels programma. Op and slick/ Causing white people to say:/ What overleden, was een periode hosse­ 14 juni worden ze makes you niggers act like that?/ Niggers act like laar en David Nelson, bedenker geïnterviewd door van de naam The Last Poets, kreeg you ain’t never seen nobody act before/ But when Christine Otten it comes to acting out revolution/ Niggers say: psychische problemen en trok zich

Christine Otten schreef De laatste dichters, gebaseerd op de levens en het werk van The Last Poets. Vorig jaar verscheen de roman in de VS en Canada. Begin volgend jaar brengt de groep Urban Myth een muziektheaterstuk op de planken gebaseerd op De laatste dichters

DE GROENE AMSTERDAMMER 23.5.2019

Schatplichtig aan The Last Poets: Public Enemy, 2Pac, Ice-T, Mos Def, Akwasi, Ali B...

Trevor Pake

a reflection/ Of all complexions called human’. Onlangs verscheen het album Transcending Toxic Times, met nieuw én bestaand werk.

17


What Happened to the Future?

Gewoon hier en nu W.H. Auden accepteerde niet dat zijn gedichten iets zouden zeggen over de toekomst. Alleen over het heden en verleden. Maar daarmee ging hij voorbij aan de consistentie van ons bestaan. Getuige ook zijn gedicht ‘September 1st, 1939’.

DE GROENE AMSTERDAMMER 23.5.2019

Joost de Vries

18

All I have is a voice To undo the folded lie, The romantic lie in the brain Of the sensual man-in-the-street And the lie of Authority

Whose buildings grope the sky: There is no such thing as the State And no one exists alone; Hunger allows no choice To the citizen or the police; We must love one another or die. Auden haatte het gedicht trouwens, precies om die reden. Die slotzin was te zoet, te liefkozend, te idealistisch. Hij veranderde later het ‘love one another or die’ naar ‘love and another and die’, en weerde het gedicht ondanks zijn populariteit uit verzamelbundels. De eerste september 1939 waarnaar de titel verwijst is de dag waarop nazi-Duitsland Polen binnenviel en daarmee de Tweede Wereldoorlog opende. In het gedicht beschrijft Auden hoe hij in een bar in New York het nieuws tot zich neemt (‘I sit in one of the dives/ On Fifty-second Street/ ­Uncertain and afraid/ As the clever hopes ­expire/ Of a low dishonest decade’) en zich afvraagt hoe het kan dat Amerika met al zijn macht zich voorneemt neutraal te blijven in het conflict (‘Into this neutral air/ Where blind skyscrapers use/ Their full height to proclaim/ The strength of ­Collective Man’). Hij komt tot de conclusie dat neutraliteit niet kan bestaan zolang goede ­mensen met goede intenties hun idealen blijven uitspreken en daarmee de wanhoop verdrijven: Defenceless under the night Our world in stupor lies; Yet, dotted everywhere, Ironic points of light Flash out wherever the Just Exchange their messages: May I, composed like them Of Eros and of dust, Beleaguered by the same Negation and despair, Show an affirming flame.

Whitney Museum of American Art, New York

Het gebeurt niet heel vaak dat je jezelf erop betrapt met tranen in je ogen in een museum te staan – of een gedicht te lezen. En de keren dat het je wel overkomt, vertrouw je jezelf niet helemaal. In Leaving the Atocha Station (2011), de debuutroman van Ben Lerner, kijkt de Amerikaanse dichter Adam toe hoe een man in het Prado Museum in Madrid een ‘profound experience of art’ beleeft. De man staat voor een vijftiende-eeuws schilderij van Rogier van der ­Weyden en barst uit in onbedaarlijk snikken. Dit is precies waar Adam altijd op hoopt dat het hem overkomt – zo’n zeldzaam moment dat kunst je zo raakt dat er iets in je breekt en het je leven verandert. Maar nu hij het ziet gebeuren gelooft hij het niet. Als dichter heeft hij altijd van poëzie gehouden, maar nooit is hij een strofe tegengekomen die hem zo raakte als dit schilderij deze man. Is hij dan wel een echte dichter? En deze man, huilt hij omdat hij moet huilen, of omdat hij wil huilen? Op een muur in het Whitney Museum in New York stond een gedicht geschreven. Het was tijdens de Whitney Biënnale, de editie waarop iedereen furieus was om een schilderij van de gelynchte zwarte Emmett Till gemaakt door een witte kunstenares. Buiten was het vies plakkerig weer, te hoogzomer in een te drukke stad. De airco in het museum spinde als een kat, dankbaar, en ik liep ineens tegen het ‘September 1st, 1939’ van W.H. Auden aan. Het gedicht is waarschijnlijk het bekendste van W.H. Auden, alleen omdat een van de stanza’s toewerkt naar een zin die daarna te pas en te onpas is geciteerd:

En staande voor het gedicht op een muur in New York schoot ik dus vol. Het was hoogzomer, dus niemand die mijn zonnebril verdacht vond. Ik bedoel, ik had ook een jetlag hoor, en nog niet gegeten. In zijn essay ‘The Hatred of Poetry’ probeert Lerner – hij weer – uit te leggen waarom hij poëzie eigenlijk alleen mooi vindt als hij het buiten het gedicht of buiten de bundel aantreft. Een kort citaat in een prozatekst werkt beter dan een


heel gedicht op een verder lege pagina (of op een museummuur, allicht), omdat we poëzie als poëzie niet kunnen verdragen. Helemaal alleen is ze te precieus, te gewild. Het werkt alleen als illustratie bij iets anders, denkt Lerner. Het gedicht van Auden was een illustratie, dat sowieso. Het stond daar op die muur om de schilderijen in te bedden. En het waren niet letterlijk de woorden die me raakten, of de rijm, of het hoopgevende gemoed, het was simpelweg

het beeld van een dichter in een bar in New York die te horen krijgt dat de wereld opnieuw in brand is gestoken en reageert zoals je alleen kunt reageren als dichter, namelijk door er een gedicht over te schrijven – en hoopvol over de toekomst te blijven. Een man in een bar met een blocnote en zijn gemoed. Op de site van De Groene Amsterdammer hebben we een rubriek die ‘21 vragen aan’ heet, waarbij schrijvers 21 heldere vragen krijgen

Staande voor het gedicht van Auden op een museummuur in New York schoot ik vol

DE GROENE AMSTERDAMMER 23.5.2019

Uit de expositie Where We Are, te zien tot 2 juni 2019 in het Whitney Museum New York. Herman Trunk, Jr., Mount Vernon, 1932. Olieverf op canvas, 87 x 117 cm. Met toestemming van The Herman Trunk, Jr. Foundation

19


Wat hebben Filosofie, Kunst, Wetenschap en PoĂŤzie met elkaar gemeen? Niets meer, maar ze missen elkaar wel. Boeken uitgeven om de liefde te bedrijven.

www.uitgeverijdeoplichterij.nl


Het gedicht van Auden berust op een zekere ironie. In het voorjaar van 1939 had hij samen met zijn geliefde Christopher Isherwood Engeland verruild voor de VS, iets wat hem door velen werd verweten. Hij zou zijn land in tijden van oorlog in de steek laten. ‘Mensen hebben verschillende functies’, verklaarde hij tegen een vriend. ‘De mijne is niet om te vechten; voor zover ik kan zien wat de mijne wel is, denk ik dat het is om helder te zien en te waarschuwen tegen de excessen en misdaden tegen de menselijkheid, door wie ze ook begaat.’ En zo moedig en optimistisch als Auden in het gedicht op de oorlog reageerde, reageerde hij niet in het echt. Toen hij op 28 augustus een nieuwsbericht hoorde en begreep dat oorlog onafwendbaar begon te worden barstte hij in tranen uit – iets wat bij een Engelsman van zijn klasse niet paste. Zelf verklaarde Auden dat zijn tranen kwamen doordat hij nooit om zijn eigen liefdesverdriet kon huilen, hij huilde om het verdriet van de massa’s. Ook dat is literatuur. Je kunt net zo lang aan een tekst werken totdat de tekst moediger, slimmer, eleganter en wijzer is dan jijzelf gemiddeld bent. Uiteindelijk was ook dat de reden waarom hij later het gedicht afzwoor: omdat hij wist dat hij niet zo moedig was, vond hij het gedicht nep. In de literaire biografie Later Auden (1999) schrijft Edward Mendelson dat Auden later niet alleen ‘September 1st, 1939’ veranderde, maar allerlei andere gedichten uit die tijd ook. Wat Auden niet accepteerde, zegt Mendelson, is dat sommige gedichten aanspraak op de toekomst maken. Poëzie mocht het verleden bevatten en het heden, maar Auden ontdekte in zijn regels bepaalde wetmatigheden over hoe de wereld hoorde te functioneren en dat die een ­voorspellende kwaliteit hadden. En dat mocht dus niet.

Had Auden een punt, verdraagt literatuur de toeteruglopende geboortecijfers in Canada, over komst niet? De toekomst, zou je zeggen, is bij uitpogingen van Republikeinse senatoren in de stek geschikt voor fictie. De toekomst is namelijk VS om subsidies aan zorginstellingen terug te enger dan ooit. De toekomst is niet iets wat aan ­draaien die aan abortus meewerken. Er zaten de horizon gloort als een belofte, maar als iets knipsels in over de Bhopal-giframp in India en anders. In recente boeken, zoals De strijd om de de l­angetermijneffecten daarvan op de bevoltoekomst van Addie Schulte of Over de toekomst king en over een sekte in New Jersey waarbij van Martin Rees, lezen alleen de inhoudsopgavrouwen als ‘handmaiden’ werden aangeduid, ven al als een bedreiging: de robotisering en de ‘dienstmaagd’. Het woordje ‘handmaiden’ was onderstreept. smartphoneverslaving, het Antropoceen en klimaatverandering, Big Data en groot­kapitalisme. De toekomst bestaat niet in fictie, zei Atwood In niets daarvan ligt een glansrijke rol voor de in een interview in The New York Times, ter ere mens weggelegd. ‘Op weg naar een postmensevan de onverwachte bestsellerstatus van haar lijk bestaan?’ luidt een hoofdstuktitel en daardertig jaar oude boek. De toekomst bestaat mee is het antwoord wel zo’n beetje gegeven. De alleen als spiegel van het heden. In feite, ging ze verder, was The Handmaid’s Tale een historimens ontwikkelt zichzelf naar de overbodigheid sche roman; alle vernederingen en wreedheden toe. die in haar boek op vrouwen werden uitgeoefend Dat is een thema dat volop in de cultuur aanwezig is, van Oscar-winnende films als Spike waren ooit wel ergens door patriarchale samenJonze’s Her tot Librisprijs-winnende romans als levingen op vrouwen uitgeoefend. Niets was er Rob van Essens De goede zoon. Wat zulke fictie verzonnen aan. doet is het heden doorberekenen naar de toeIn de weken en maanden nadat Auden ‘Sepkomst. Wat we nu als (mogelijke) gevaren zien tember 1st, 1939’ schreef, probeerde hij het te wordt geprojecteerd op ons leven in de verte. Het ‘ontschrijven’ – hij schreef gedichten die niet punt is dan natuurlijk dat die toekomst niet de positief waren, die geen grote uitspraken deden toekomst is, maar ons leven nu – in vergroting. De toekomst is altijd nu. En vaker is de toekomst het verleden. Een paar jaar terug was ik op de Frankfurter BuchEigenlijk zou elk gedicht messe, waar een bevriende uitgeefster twee dinals titel de datum gen vroeg: ‘Where are the boys?’ En: ‘Where is the moeten dragen waarop present?’ het is geschreven De jongens waren nergens te vinden omdat #thefutureisfemale en er een veel grotere vraag is naar jonge beloftevolle vrouwelijke schrijvers dan naar mannelijke schrijvers (die waren er al over de toekomst, de oorlog en de richting van de genoeg). De ‘present’ daarentegen was verstopt. mensheid. Zijn gedichten waren somberder en Zo’n beetje alle grote uitgeverij zochten naar een cynischer en toen hij ze bundelde gaf hij ze voornieuwe The Handmaid’s Tale, oftewel een naaral namen die op het tijdelijke wezen – ­‘Another geestig dystopische toekomstroman. time’, ‘Time with us’, ‘Autumn 1940’, ‘New Year’s Letter’ en ‘For the time being’ – alsof hij zijn lezers Het boek van Margaret Atwood uit 1985 was de bestseller van het jaar op Amazon. Het was erop wilde attenderen dat het gedichten en invalherontdekt, niet alleen omdat er een verfilming len en emoties waren van dat moment, die geen zat aan te komen, maar vooral omdat er een verdere aansprak dienden te maken op een Amerikaanse president was gekozen die in alles ander, toekomstig moment. Auden zat ernaast (het is wel fijn om dat af toxic masculinity uitstraalde, ‘grab ’m by the’ et cetera. Een veel gedeelde foto op sociale media en toe te zeggen over de grote dichters). Omdat toonde hoe hij een wet tekende die vrouwen hij blijkbaar geen oog had voor de continuïteit net even iets minder baas in eigen buik maakte, van het menselijk bestaan; een gedicht als ‘September 1st, 1939’ had ook geschreven kunnen zijn geflankeerd door alleen maar mannen van middelbare leeftijd. Trump had de foto zelf de wereld op de dag dat Trump de verkiezingen won, of na in getweet. Hij was zich van geen kwaad bewust; een van de terroristische aanslagen die het Wesklaarblijkelijk zat zijn patriarten heeft meegemaakt. Als een schrijver zich zo direct verhoudt chale gevoel voor misogynie De openingsavond zozeer in zijn dna dat het niet bij tot zijn tijd, kan dat bijna niet van het 50ste Poetry hem opkwam dat 34 witte, rijke anders dan dat wat hij schrijft International Festival mannen over de gezondheid van zich ook tot andere tijden vermet als motto ‘What alle vrouwen beslisten. houdt – mensen zullen willen Happened to the Future?’ blijven geloven, zullen op zoek wordt ingeluid met Tijdens het schrijven had blijven naar hoop, zullen van paukenslagen van het Atwood een archiefdoos aanhet verleden willen leren, zulMetropole Orkest, dat gelegd met tientallen uit­ len gedoemd zijn dat verleden unieke duetten aangaat te herhalen. Dat is dan de magie geknipte krantenberichten uit met de dichters én The van zo’n gedicht; wanneer je het de jaren tachtig. Artikelen over Last Poets, godfathers of leest is het verleden, heden en het verbod op abortus en conhiphop & spoken word toekomst tegelijk.  traceptie in Roemenië, over de

DE GROENE AMSTERDAMMER 23.5.2019

voorgelegd over wat ze lezen en hoe ze schrijven. Een van de vragen is: ‘Als u een schrijver zou kunnen zijn waar of wanneer dan ook, waar en wanneer zou dat zijn?’ De meeste schrijvers gaan terug in de tijd, het liefst ergens in de twintigste eeuw, toen literatuur nog de steile top van de culturele piramide vormde en lezen niet was ingehaald door tv-kijken. Maar Maartje Wortel gaf het antwoord dat, wat mij betreft, al die antwoorden overbodig maakte: ‘Gewoon hier en nu. Als schrijver leef en verhoud ik me tot het nu en de moderne maatschappij. Ik ben daar ook dankbaar voor, want het is heel vrij en je kunt eigenlijk alles doen. Mensen kunnen je wel afbranden op Twitter, dat is zo ongeveer alles wat je kan overkomen. Overzichtelijk, lijkt me.’ Die rubriek bestond nog niet toen ik dat ‘September 1st, 1939’ van Auden op de muur las, dat ik nota bene al kende, maar zonder het met veel opsmuk te zeggen verwoordt Wortel precies wat je van iedere schrijver of kunstenaar zou mogen verwachten: dat hij of zij zich verhoudt tot de wereld waarin hij of zij leeft, het hier en nu. Eigenlijk zou elk gedicht als titel de datum moeten dragen waarop het is geschreven.

21


C. Buddingh’-prijs en rijzende ster van literair Nederland, mag met haar onthutsende, verrassende poëzie niet ontbreken op Poetry International. Hollin Jones

Dichters en acts

Hielke Grootendorst

Programma

De voordrachten van dichters afgewisseld met concerten van verrassende artiesten vormen het hart van het 50ste Poetry International Festival. Publiekslievelingen uit het festivalverleden delen de bühne met de talenten van nu.

De Likt

Mario Batkovic

Mario Batkovic (Zwitserland) De Zwitserse muzikant Mario ­Batkovic heeft op eigen kracht de accordeonmuziek naar een hoger niveau weten te tillen. Zijn minimalistisch-klassieke composities zijn zeer filmisch; met alleen de accordeon en zonder special effects weet hij telkens weer een verhaal te creëren. Sayaka Osaki (Japan, 1982) De gedichten van de spraakmakende Japanse dichter Sayaka Osaki, zelfverklaard ‘Noisy ­Animal’, helpen je herinneren dat poëzie erg mysterieus kan zijn, maar ook heel persoonlijk en troostend.

VRIJDAG 14 JUNI 18.00-21.00 uur Antjie Krog (Zuid-Afrika, 1952) Het is al bijna vijftig jaar geleden dat Antjie Krog debuteerde als dichter, maar haar krachtige, geëngageerde poëzie blijft onverminderd gewaardeerd en relevant. Nog altijd een van de belangrijkste dichters van Zuid-Afrika, en de wereld.

de ultra-Rotterdamse muziek van De Likt. Op ­Poetry International geven ze een exclusief en one-time-only optreden, mét een vleugje Deelder, Drs. P of Bukowski.

ZATERDAG 15 JUNI 16.00-21.00 uur Tom Lanoye (België, 1958) De gelauwerde Vlaamse dichter en romancier, dit jaar nog schrijver van het poëziegeschenk vol intrigerende nieuwe gedichten, keert terug op het festival om zijn rijke en bij het publiek geliefde werk te laten horen. Lea Schneider (Duitsland, 1989) Lea Schneider observeert, vraagt en neemt niets voor lief. Ze vertegenwoordigt een zoektocht naar nieuwe vormen en interpretaties die veel van haar medemillennials zeker zullen herkennen.

Michael Aust

Frank Báez (Dominicaanse Republiek, 1978) Frank Baéz maakt het alledaagse bijzonder en het universele bereikbaar; deze charismatische dichter uit de Dominicaanse Republiek schrijft

Galina Rymboe

Galina Rymboe (Rusland, 1990) Het gonst rond de jonge Russische dichter Galina Rymboe, die het als taak van de dichter ziet om ook activistisch te zijn. Haar krachtige werk is precies dat: poëzie en protest!

DE GROENE AMSTERDAMMER 23.5.2019

Ulrike Almut Sandig

22

Ulrike Almut Sandig (Duitsland, 1979) Ulrike Almut Sandig is een geboren performer, een duizendpoot die poëzie, proza en hoorspelen schrijft. Aan de lopende band creëert ze frisse en bijzondere kunst; solo in haar dichtbundels, of met dichters en muzikanten op de bühne. Marieke Lucas Rijneveld (Nederland, 1991) Marieke Lucas Rijneveld, winnaar van de

Jules Deelder (Nederland, 1944) Denk je aan Rotterdam, dan denk je aan Deelder. Hier spreekt een man die zegt waar het op staat. Dealen met het leven is een uitdaging, dus koester het moment waarop dat lukt! Een opsteker voor ons allemaal. De Likt (Nederland) De futuristische funk van Giorgi Kuiper en John van Beek en de nodige scherpe teksten van frontman Jordy Dijkshoorn kenmerken

Charlotte Adigéry


Eduardo Guerrero & Antonio Lizana (Spanje) De Spaanse danser Eduardo Guerrero werd dit jaar nog door de Volkskrant getypeerd als ‘aanstormende flamencogod’. Hij is een van de grote namen in de internationale dansscene. Op ­Poetry International zal zijn dansact vergezeld worden door saxofonist, zanger en componist Antonio Lizana. Rita Dove (VS, 1952) Rita Dove, winnaar van de Pulitzerprijs, raakt lezers en luisteraars al decennialang recht in het hart. Ze was de eerste zwarte vrouwelijke Poet Laureate van de Verenigde Staten en heeft een ongekend talent om historische, maatschappelijke en politieke sleutelmomenten dichtbij te brengen.

vormt Charles Bernstein een prominente stem in de Amerikaanse poëzie; een die de kijk op poëzie en taal radicaal heeft veranderd.

Zheng Xiaoqiong (China, 1980) Zheng Xiaoqiong is een unieke stem uit China, die haar ervaringen als migrantarbeider verwerkt in verfijnde, kwetsbare poëzie die zich niet in een hokje laat duwen.

Santiago Vera (Peru, 1987) Santiago Vera maakt deel uit van de generatie jonge dichters in Lima die zich razendsnel ontwikkelt, zichzelf steeds opnieuw uitvindt en de actualiteit met humor en de broodnodige afstand bekijkt. Vahni Capildeo (Trinidad en Tobago/VK, 1973) Vahni Capildeo is een boeiende stem die experimenteert met genre, meertaligheid en gender in gedichten die in je hoofd blijven hangen wanneer het laatste woord gesproken is.

Raúl Zurita

Bruno Ferro Xavier da Silva (Portugal/Nederland, 1977) De basgitaar kent voor Da Silva geen enkele beperking; hij bespeelt zijn instrument net zo gemakkelijk melodisch als ritmisch of experimenteel en door zijn gedurfde en veelvuldige gebruik van effecten weet hij de indrukwekkendste geluiden te produceren, zowel solo als met z’n tweemansband Stöma.

Raúl Zurita (Chili, 1950) Raúl Zurita, misschien wel de belangrijkste levende dichter van Latijns-Amerika, wist het Rotterdamse publiek in 2016 tot tranen toe te roeren met zijn prachtige, persoonlijke gedichten over de Chileense dictatuur. Nog maar drie jaar later is hij terug.

ZONDAG 16 JUNI 15.00-19.00 uur

Mona Kareem (Koeweit/VS, 1987) Dichter, journalist en activist Mona Kareem zet zich met haar sterk geëngageerde poëzie in tegen de schending van burgerrechten, maar gaat vaak ook juist voor humor en lyriek. Ze is dit jaar poet-in-residence in Rotterdam. Kayo Chingonyi (Zambia/VK, 1987) De Zambiaans-Britse dichter, rapper en ­producer Kayo Chingonyi mixt culturen en werelden in even eigenzinnige als vernieuwende gedichten waar ook zijn muzikale talent in doorklinkt. Charlotte Adigéry (België, 1990) ‘Een superster in wording’, schreef Humo, ‘Oneto-watch’, kopte The Guardian; de Belgisch-­ Caribische Charlotte Adigéry bestormt de scene met haar minimalistische elektropop. Onlangs verscheen haar eerste solo-EP, Zandoli, waarin ze zowel oog heeft voor het verleden als de toekomst en haar identiteit als zwarte Caribische vrouw in België verder onderzoekt. Koleka Putuma (Zuid-Afrika, 1993) Dichter, performer en theatermaker Koleka Putuma debuteerde met de bestseller Collec­ tive Amnesia. Haar gedurfde poëzie geeft stem aan een volledig nieuw tijdperk in Zuid-Afrika en onderzoekt actuele issues als ras, homofobie, womxnhood en de littekens van apartheid.

Judith Herzberg (Nederland, 1934) Poëzie-gigant Judith Herzberg was er in 1973 al bij. Voor de elfde keer staat ze op de Poetry-­ bühne met precies die kunstige, verfijnde poëzie waarmee ze al vijftig jaar lezers en luisteraars weet te raken. Péter Závada (Hongarije, 1982) De experimentele dichter Péter Závada heeft zijn roots in de spoken word-scene van Boedapest. Met zijn brutale en eerlijke poëzie ligt hij voortdurend overhoop met de grenzen van de Hongaarse traditie. James Noël (Haïti, 1978) James Noël – de absolute rockstar van de Haïtiaanse poëzie – schrijft rijke, wereldlijke poëzie die als geen ander de zwaarte van deze tijd lichtvoetig maar intelligent weet te omzeilen en weerleggen. Het perfecte antigif voor een somber gemoed. A-WA (Israël) De drie Israëlische zussen Tair, Liron en Tagel Haim vormen samen het in de Arabische wereld ongekend populaire A-WA. Ze bestormden de muzikale scene met hun elektronische muziek gemengd met hiphopbeats, pop- en ­folkmelodieën, gezongen in het Jemenitisch-Arabische dialect. Hun nummer ‘Habib Galbi’ werd een wereldhit en de videoclip ging viral. Charles Bernstein (VS, 1950) Als mede-grondlegger van de Language-poëzie

Jürgen Fuchs

Mona Kareem

Lieke Marsman (Nederland, 1990) Een van de opvallendste jonge Nederlandse dichters is Lieke Marsman, die kritisch en met gevoel schrijft over de thema’s van deze tijd, maar ook, zoals in haar onlangs verschenen boek De volgende scan duurt vijf minuten, over haar eigen gevecht met kanker.

Fiston Mwanza Mujila

Fiston Mwanza Mujila (Congo/Oostenrijk, 1981) Bereid je maar voor op het moment dat je de Congolese dichter Fiston Mwanza Mujila op een podium ziet verschijnen: zijn meer­stemmige, ­betekenisrijke poëzie en fenomenale voordracht zijn als een waterval die je volledig overdonderd achterlaat. Patricia Lockwood (VS, 1982) Patricia Lockwood, ‘Poet Laureate of Twitter’, is typisch een dichter van de nieuwe generatie. Ze staat midden in de actualiteit die ze vlijmscherp en met humor beschrijft, in gedichten, maar ook op Twitter en in haar razend populaire memoires Priestdaddy.

DE GROENE AMSTERDAMMER 23.5.2019

aanstekelijke poëzie én songs, die hij beide ten gehore zal brengen.

23


Speciale programma’s Dichters, schrijvers en denkers nemen de bezoeker mee, dieper de poëzie in.

‘What Happened to the Future?’ Feestelijke festivalopening

DE GROENE AMSTERDAMMER 23.5.2019

donderdag 13 juni, 20.00-22.00 uur Het fantastische Metropole Orkest opent het 50ste Poetry International Festival letterlijk met een paukenslag. Tijdens de feestelijke festivalopening gaat het orkest unieke duetten aan met de dichters én met de legendarische The Last Poets, godfathers of hiphop & spoken word. Dichters uit het rijke festivalverleden als Judith Herzberg, Antjie Krog, Rita Dove, Raúl Zurita en Tom Lanoye delen de bühne met de nieuwe generatie, onder wie Marieke Lucas Rijneveld, Koleka Putuma en Patricia Lockwood. Hun voordrachten, hangend aan het verleden of juist vol inspiratie voor de toekomst, zwaaien de deuren van deze gouden festivaleditie feestelijk open. Het met drie Grammy’s bekroonde Metropole Orkest heeft de betekenis van het woord ‘orkest’ flink uitgebreid. Het MO speelt pop, soul, funk, cabaret, musicals, filmmuziek en wereldmuziek. In de afgelopen 74 jaar werkte het MO samen met de groten uit de muziek, waaronder Ella Fitzgerald, Brian Eno, Gregory Porter, Bono en Snarky Puppy. The Last Poets, al vijftig jaar de grote inspirators voor menig dichter, rapper en muzikant, geven aansluitend op de opening een exclusief concert in de grote hal van De Doelen. Op vrijdag 14 juni geven ze een workshop voor vijftien gelukkigen en worden de Poets geïnterviewd door Christine Otten.

24

(Collective) Memory

vrijdag 14 juni, 21.30-22.45 uur Met Clarice Gargard, Koleka Putuma, Patricia Lockwood, Raúl Zurita, Zheng Xiaoqiong en Anna Enquist Een jubileum vraagt om terugkijken, stilstaan bij de tijd die voorbij gegaan is en de momenten die dat heeft opgeleverd. Het geheugen speelt hierbij vanzelfsprekend een cruciale rol. Presentatrice Clarice Gargard leidt u via poëzie, verhalen, muziek en film binnen in ons collectieve geheugen. (Collective) Memory vertelt intiem over herinneren, over het belang van het vergeten én van het opschrijven. In dit late night programma gaat Koleka Putuma in gesprek over haar bundel C ­ ollective Amnesia en leest Patricia Lockwood uit haar bestseller Priestdaddy: A Memoir. Raúl Zurita leest gedichten die voor een groot deel in het teken staan van de onderdrukking en de gevolgen daarvan door de Chileense dictatuur. Anna Enquist leest gedichten over herinnering en geheugen.

The Future Revisited

zaterdag 15 juni, 21.30-22.45 uur Met Marian Donner, James Noël, Galina Rymboe, Charles Bernstein, Vahni Calipdeo en Antjie Krog The Future Revisited voert u via beelden, geluid, filmfragmenten en stemmen van dichters, schrijvers en zangers langs het verleden van de toekomst en naar de toekomst van de poëzie. Schrijver Marian Donner staat stil bij onze kijk op begrippen als tijd en toekomst. De dichters James Noël, Galina Rymboe, Charles Bernstein en Vahni Capildeo brengen poëzie waarin ze hun licht laten schijnen over die onbestemde nog niet te overziene tijd en wat die zou kunnen brengen Dichter Antjie Krog schreef een mis zonder god met de titel ‘Het Nuwe Verbond’, op muziek gezet door de jonge Zuid-Afrikaanse componist Antoni Schonken. Krog vroeg zich bij het schrijven af hoe we voor de aarde zouden kunnen zorgen als we niet voor elkaar kunnen zorgen; en hoe we voor elkaar kunnen zorgen als we dat niet voor de aarde kunnen. Deze avond op Poetry de Nederlandse première.

Prijs de poëzie!

zondag 16 juni, 19.30-21.00 uur Uitreiking van De Grote Poëzieprijs en de C. Buddingh’-prijs Na al het internationale dichtgeweld is het tijd voor de top van de Nederlandstalige poëzie met de uitreikingen van De Grote Poëzieprijs voor de beste bundel en de C. Buddingh’-prijs voor het beste poëziedebuut van het jaar. Presentator Francis Broekhuijsen stelt de dichters aan u voor en natuurlijk lezen zij gedichten uit hun genomineerde bundels. Voor De Grote Poëzieprijs zijn dat Maria Barnas, Joost Decorte, Radna Fabias, Roelof ten Napel, Willem Jan Otten en Xavier Roelens. De vier kanshebbers op de C. ­Buddingh’-prijs zijn Obe Alkema, Gerda Blees, opnieuw Roelof ten Napel en Roberta P ­ etzoldt. Na de mix van traditioneel Jemenitische muziek, hiphop en elektro van A-WA is het grote moment daar en spreken de juryleden Yra van Dijk en Els Moors de verlossende woorden.

Zelf poëzie schrijven, performen, vertalen?

Workshops – Poetry Academy De Poetry Academy presenteert tijdens het ­jubileumfestival een veelzijdig workshop­ programma. Poëzie schrijven, lezen, vertalen, inbinden en performen, het komt allemaal voorbij. De workshops worden gegeven door bekende dichters als Ingmar Heytze, Derek Otte en Dean Bowen, verschillende festivaldichters en -vertalers en niemand minder dan The Last Poets zelf. Er is zelfs een familieworkshop, door ­Kila&Babsie. Kom op Vaderdag ‘Woorden temmen’ met het hele gezin. De workshops vinden vooral in de ochtenden plaats voor een kleine groep deelnemers. Informatie en tickets vind je op poetry.nl onder Poetry Academy.


14, 15 en 16 juni, 13.30-16.00 uur Ontdek kunst en poëzie in de straten van 010 Vanuit festivalhub De Doelen neemt Poetry International je mee voor een poëtische wandeltour door Rotterdam. Met een gids van UrbanGuides ga je op zoek naar bijzondere kunst in de straten van 010 en loop je festivaldichters en spoken word-artiesten tegen het lijf. Flashback Friday voert je mee in de roerige geschiedenis van de stad, op zaterdag toont The Future is… Now! je hoe de havenstad altijd al het speelveld van utopisten is geweest, en op zondag beleef je bij Proud to be a Poet de cultuur die ontstaat als mensen met diverse culturele achtergronden samen een nieuw thuis bouwen. Kijk uit naar de dichters Charles Bernstein, Lieke Marsman en Mona Kareem en 010 spoken word-artiesten Swendeline Ersilia, Ischa den Blanken, Mariana Hirschfeld, Kay Slice, Michline Plukker en KEES.

Poetry Nights

14 en 15 juni, 22.45-02.00 uur Na een bomvolle festivaldag geniet je tijdens de Poetry Nights tot laat in de avond (nacht) van ongedwongen muzikale poëzieperfomances en andere dichterlijke optredens in Doelen­ café de Studio. Een drankje, de dag doornemen (en de toekomst) en dansen op draaiende dichters, onder wie DJ DDV Tsead Bruinja en festivaldichter Kayo Chingonyi. Dichters en muzikanten performen samen, zoals de duo’s Ulrike Almut Sandig en Grigory Semenchuk en Frank Báez en Bruno Ferro Xavier da Silva.

Poetry Park komt terug

zondag 16 juni, 16.00-22.30 uur – Schouwburgplein Duizenden dichters lieten op Poetry International hun poëzie klinken, in De Doelen en de schouwburg, maar ook in de kroegen, parken en trams van de stad. Zo ontstond Poetry Park, en later Dunya Festival, in Het Park bij de Euromast. Poetry Park komt terug, met ­festivaldichters, Rotterdams spoken word-­ talent, open podium-kansen en fijne muziek!

The Future is …

Hoe beïnvloedt de steeds sneller veranderende wereld de poëzie? En andersom? Op het ­foyerpodium vinden pittige gesprekken plaats met opvallende dichters, denkers en vertalers. We maken een sprong naar de toekomst van de poëzie en onderzoeken actuele thema’s: gendernormen in poëzie, poëzie in de digitale wereld, en meer onderwerpen die zich aandienen in een complexe tijd waarin niets vanzelfsprekend moet zijn, maar alles bespreekbaar. The Future is... Artificial zaterdag 15 juni, 19.00-19.45 uur The Future is... Female zaterdag 15 juni, 20.30-21.15 uur The Future is... Polyphonic zondag 16 juni, 16.30-17.15 uur The Future is... Vertaald zondag 16 juni, 18.00-18.45 uur

Jubileum-uitgaves In Poëzie en Oorlog

vrijdag 14 juni, 16.30-17.30 uur Een uitgave van De Arbeiderspers Voor de historische kijk op 50 jaar Poetry International mag je de boekpresentatie van In Poëzie en oorlog (De Arbeiderspers) niet missen. Scheidend festivaldirecteur Bas Kwakman doet in zijn persoonlijke kijk op vijftig jaar festival een verrassend en soms ontluisterend boekje open over de wereld van de poëzie. Een programma met historische beelden, film, muziek en de dichters Tonnus Oosterhoff en K. Schippers. Interview: Ernest van der Kwast.

De mooiste gedichten van de wereld

14, 15, 16 juni Een uitgave van uitgeverij Podium Voor ‘De mooiste gedichten van de wereld’ doken op uitnodiging van Poetry International vijftig Nederlandse en Vlaamse topdichters de schatkamers van vijftig jaar festival in. Daarin schuilen meesterlijke gedichten van meer dan duizend dichters, onder wie dichters die de Nobelprijs voor literatuur op hun naam schreven. Verspreid over de drie festivaldagen lezen dichters als Ellen Deckwitz, K. Schippers, Radna Fabias en Simone Atangana Bekono hun mooiste gedicht op het foyerpodium. In gesprek met Francis Broekhuijsen vertellen ze wat nou net dát gedicht het mooiste, meest ontroerende of belangrijke gedicht van de afgelopen vijftig jaar maakt.

Lees! De favoriete gedichten van Ahmed Aboutaleb

vrijdag 7 juni, 17.30 uur – Boekhandel Donner Een uitgave van Douane Ter gelegenheid van de vijftigste festivaleditie koos ook Rotterdams burgemeester en poëzieliefhebber Ahmed Aboutaleb zijn vijftig favoriete gedichten uit de wereldpoëzie voor de bloem­ lezing Lees! Gedichten die hem inspireren, gedichten ook die vaak zoveel meer nuance brengen dan de krantenkoppen en Twitter-vuurtjes. Lees! wordt op vrijdag 7 juni al gepresenteerd in Boekhandel Donner. Burgemeester Aboutaleb gaat in gesprek met Ernest van der Kwast, draagt voor, signeert en overhandigt het eerste exemplaar aan prinses Laurentien.

DE GROENE AMSTERDAMMER 23.5.2019

Poetry on the Block

25


Het mooiste gedicht...

... volgens Marjolijn van Heemstra

Wat een gemiste kans dat ik er niet bij was toen Les Murray in 2011 op het festival stond! Van alle dichters die de afgelopen vijftig jaar voorbij zijn gekomen had ik het liefst bij hem in de zaal gezeten, om met eigen ogen te zien hoe zoveel gevoel voor taal, toon en ritme in één persoon samenkomt. Zijn gedichten zitten zo goed in elkaar dat ze op het eerste gezicht verbluffend simpel lijken. En dan, bij herlezen, begin je te zien hoe ingenieus hij te werk gaat. Ook dit gedicht, ‘De Maanman’, toont Murrays vakmanschap. De simpele observatie van een nachtelijke thuiskomst, opgetild door enkele woorden – ‘schimmig’, ‘gestremd’ – en dan die tweede strofe die fonkelt van de poëzie, de maan als eerste geboorte van de aarde. De eerste acht regels zijn al genoeg voor een mooi gedicht, maar dan is daar nog het prachtige slot over de verwantschap tussen mens en maan en over grote en kleine geboorten. Gaaf, is het woord dat in mij opkwam toen ik dit gedicht voor de eerste keer las. Geen woord te veel of te weinig, glasheldere beelden en een blik op de maan die het hoofd wagenwijd openzet.

De Maanman Schimmige kangoeroes hopten weg toen wij het hoge veld in reden we kwamen thuis van een bruiloft onder een nachthemel van gestremde melk op dat moment klaarde zijn volle gezicht op: Maanman, de eerste geboorte ooit die nog altijd zijn moeder masseert en haar licht stuurt, als dank dat hij volwassen werd geboren. Zijn glans zit ons in het bloed. Was Aarde volledig van die weeën genezen hadden de kleine geboorten niet kunnen gebeuren.

DE GROENE AMSTERDAMMER 23.5.2019

Les Murray (Australië)

26

... volgens Maud Vanhauwaert

Terwijl ik aan het dolen was in het rijke archief van Poetry International botste ik op het gedicht ‘Schets’ van Zia Movahed, misschien wel het kortste gedicht uit de hele verzameling. Voor mij is dit een ultiem gedicht, poëzie tot haar meest zuivere vorm uitgekristalliseerd. In dit gedicht zijn er drie actoren (de man, de vrouw en de wind) die, net omdat ze samen in één gedicht wonen, in een driehoeksverhouding tot elkaar staan. Het eerste woord ‘zie’ nodigt mij uit om naar het tafereel te kijken. Hoe verhouden de man en de vrouw zich tegenover elkaar en hoe speelt de wind op hen in? Ik voel enerzijds een grote beweging, omdat mijn blik zich steeds verlegt. Anderzijds lijkt het alsof het tafereel zelf roerloos stilstaat in de tijd en de adem wordt ingehouden. De vrouw wordt gekaderd door de omlijsting van het balkon en, net zoals de andere beelden, door de witruimte in het gedicht. Een spanning creëren tussen ­dagdagelijkse beelden die ogenschijnlijk niets met elkaar te maken hebben: daarin schuilt de magie van grote poëzie. De beelden in dit gedicht zijn an sich niet onheilspellend, vreemd of opmerkelijk. Maar omdat Movahed ze tot elkaar veroordeelt, worden ze dwingend, onontkoombaar. ‘Schets’ bestaat uit slechts een handvol woorden, maar in mijn hoofd ontrolt zich meteen een hele film. Of beter: oneindig veel mogelijke films. Een romantisch drama, een horrorfilm, een komedie, een experimentele prent. Ja, het is een schets, wellicht los uit de pols, maar de lijnen zijn raak en de compositie is af.

Schets zie haar boven in de omlijsting van het balkon hem beneden naast de veranda en de oude stenen trappen versleten door de wind Zia Movahed (Iran)

Overgenomen uit De mooiste gedichten van de wereld: 50 dichters kiezen hun favoriete gedicht uit de schat­kamers van Poetry International, Podium, 160 blz., € 22,50


William Kentridge, Ten Drawings for Projection – Other Faces, 2011

Eye Filmmuseum

Tentoonstelling 3 jun – 1 sep 2019

Ten Drawings for Projection


PoĂŤzie

van Judith Herzberg

www.deharmonie.nl


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.